Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
    Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
  • Getuigen beweerden onlangs dat ze geen connecties hadden met de V.N.
  • Godsdienstvrijheid
  • Een verondersteld klein interview
  • De Eed van Hippocrates
  • Bij de W.T.B.S mocht men vroeger bloed tot zich nemen...
  • RELIGIE is verantwoordelijk voor veel kwaad, maar...
  • Als één persoon lijdt aan waanvoorstellingen, dan heet dat “krankzinnigheid”.
  • Een nadenkertje...
  • een heel interessante site
  • Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil
    seniorennet.be/eleuthera
    oogkleppen weg!!!
    26-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Michel Onfray

    Atheologie   Michel Onfray     Metz& Schilt Amsterdam

    ISBN 9053304584    NUR 706

    Pag 13

    Een moslim heeft schuldgevoelens nadat hij per ongeluk een jakhals heeft doodgereden in de woestijn. Een dier doden als je het niet als voedsel nodig hebt is heiligschennis.

    Hij reed te hard. Maar daar staat niets van in de Koran. Hij heeft echter hetzelfde geloof als de piloten van 9/11, die zoveel mogelijk onschuldigen  hebben gedood.

    De eerste denkt dat hij wellicht geen toegang krijgt tot het paradijs omdat hij een lijkenpikker tot lijk heeft gemaakt, de anderen stellen zich voor dat zaligheid hun rechtens toekomt omdat ze duizenden mensen- onder wie moslims- hebben vernietigd.

    Blz 16 Overal heb ik gezien hoe mensen fabuleren om de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien. Geloof botst met immanentie, dus met het eigen ik. Atheïsme verzoent met de aarde, anders gezegd, met het leven zelf.

    Blz 19: Voor velen zou het leven zonder bovarysme een ellende zijn. Door zich anders te zien dan zezijn door zich te verbeelden in een andere configuratie te leven dan de werkelijkheid, voorkomen de mensen beslist veel leed maar ze leven wel langs zichzelf heen.

    Er is geen minachting voor gelovigen noch iets belachelijks aan noch meelijwekkends, maar het maakt wanhopig dat ze rustgevende fictie verkiezen, boven de wrede zekerheden van het volwassen leven.

     

    26-06-2016 om 12:01 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124

    Deze gedachte komt uit het boek "Naaste familie" waar de TV-serie "Dikte" op is gebaseerd. Dikte is een vrouw uit een gezin van Jehovah's getuigen die op 16-jarige leeftijd een kind ter wereld bracht en het van haar ouders moest afstaan.

    Geloof diende alleen om mensen te onderdrukken en ze vast te houden zodat ze zichzelf niet te veel zouden verheffen of te veel zouden durven. Religie creeërde oorlog en verspreidde  de dood.

    20-04-2014 om 11:09 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mark Twain

    Er zijn mensen die moeite hebben met dingen in de bijbel die ze niet begrijpen, maar ik heb moeite met de dingen die ik wel begrijp!

    29-03-2014 om 18:54 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergewist u van alles

    Vergewist u van alles!

    Wij zouden er goed aan doen de Bereeërs na te volgen, die „dagelijks zorgvuldig de Schriften [onderzochten] of deze [door Paulus onderwezen] dingen zo waren". (Handelingen 17:11). Het Griekse woord dat hier met „onderzochten" is weergegeven, betekent „een zorgvuldig en nauwkeurig onderzoek instellen, zoals in een wettelijk proces" (Word Pictures in the New Testament, door A. T. Robertson). In plaats van elke nieuwe gedachte die ons wordt voorgelegd, blindelings te aanvaarden, moeten wij een zorgvuldig en nauwkeurig onderzoek instellen, net zoals een rechter dit zou doen als hij een rechtszaak behandelt."  (De Wachttoren 1989, 15 januari, blz. 6)

    Een rechter luistert niet enkel naar de getuigen die één visie ondersteunen.  Hij wil alle getuigen horen, ook diegenen die een volledig andere mening hebben.  Zijn onderzoek zou waardeloos zijn als hij bij voorbaat bepaalde getuigen uitsloot.  Al vrij vroeg echter wordt een bijbelstudent bij Jehovah’s Getuigen ingeprent dat hij gerust de heilzame lectuur, dit zijn de publicaties van de Watch Tower Bible and Tract Society, voor waar aanneemt (lees: blindelings aanvaard) en best vermijdt dat hij nog inlichtingen tot zich neemt uit bedenkelijke lectuur, vooral die lectuur die weerwerk biedt aan de leerstellingen van Jehovah’s Getuigen.  Andere "veilige" lectuur met onschuldig klinkende titels als "Pannenkoeken bakken op grootmoeders wijze", "Vissen in november" en "Groot Sprookjesboek" (hoewel hier alweer meer waakzaamheid is geboden!) kan wel.  Hoe zit het dan met dat zorgvuldig en nauwkeurig onderzoek dat met het objectief onderzoek van een proces wordt vergeleken?  Wat als rechters een rechtszaak zo zouden behandelen en weigerden naar de andersluidende versies te luisteren!

    Hier wringt het schoentje: de aanmoediging om het eigen geloof zorgvuldig te onderzoeken is enkel geldig voor katholieken, protestanten, islamieten, boeddhisten en anderen, maar in geen geval voor Jehovah’s Getuigen, want dan kan het plots gevaarlijk zijn. Personen die ‘de Waarheid’ hebben, kunnen plots twijfels gaan krijgen die hen volledig in hun greep krijgen.  Waarom toch?  "Want wij kunnen niets tegen de waarheid doen, maar alleen voor de waarheid"  (2 Korinthiërs 13:8)  "Want de wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot omverwerping van sterk verschanste dingen.  Want wij werpen redeneringen omver en elke hoogte die wordt opgericht tegen de kennis van God; en wij brengen elke gedachte in gevangenschap ten einde ze gehoorzaam te maken aan de Christus"  (2 Korinthiërs 10:4, 5)  Hoe ga je redeneringen omverwerpen als je niet eens wordt toegestaan om kennis te nemen van zulke afwijkende meningen?  Als Gods Woord - ons zwaard * - ons toerust om sterk verschanste dingen omver te werpen, waarom dan "gevaarlijke" lectuur verbieden?  Is Gods Woord uiteindelijk dan toch niet zo sterk als gepropageerd door de bijbel zelf?  Als een huisbewoner tijdens de prediking van Jehovah’s Getuigen oprecht een vraag stelt waarin hij een twijfel uitdrukt, mag de getuige het gesprek voortzetten.  Indien hij merkt dat de persoon er gewoon op uit is zijn eigen gelijk te halen en tegenargumenten bezigt die zijn visie ondersteunen, dan wordt die persoon ‘gevaarlijk’ en leert men de getuige dat hij beter zijn tijd kan besteden aan de mensen die oprecht zijn, d.w.z. die ja-knikken en alles slikken zoals ze het gepresenteerd krijgen.
     

    * Efeziërs 6:17: het Griekse woord dat hier met „zwaard" is vertolkt, duidt op een kort zwaard dat op een dolk lijkt en dit impliceert een gevecht van man tegen man.

    Hoe jong of hoe oud wij ook zijn, de bijbel moedigt ons aan: „Vergewist u van alles, houdt vast aan dat wat voortreffelijk is". (1 Thessalonicenzen 5:21)  Maar eenmaal in de Waarheid houdt deze bijbelse raad op nuttig te zijn.  Ja, het zich vergewissen van alles slaat dan enkel nog op publicaties van het Genootschap en gaat nooit verder dan het opzoeken van de aangehaalde schriftuurplaatsen.  Meningen van andersdenkenden zijn gevaarlijk - als gif - en moeten derhalve vermeden worden.  Hoewel de leden wordt geleerd dat zij nederig moeten zijn en geloven in het gezegde "dat wie denkt te staan, moet opletten dat hij niet valt", zijn er bepaalde verantwoordelijke broeders in Bethelhuizen wereldwijd die wel toegang hebben tot een bibliotheek met ‘verboden boeken’ die voor de gewone broeders en zusters niet toegankelijk is. De raad op de hoede te zijn, geldt dus enkel voor de getuigen in de laagste rangen.  De gewone getuige is precies dan toch niet zo bestand tegen andersdenkenden.  Wellicht mankeert hij de wijsheid om ze van repliek te dienen en dus is het beter dat zij hier niets over lezen (wat niet weet, niet deert), terwijl rijpe christenen (in de bijkantoren) wel tegen een stootje kunnen, zo schijnt er gedacht te worden.

    Als ‘gewone getuige’ mag je de raad of de leerstellingen van de Wachttoren niet in vraag stellen en zeker niet in ’t openbaar aanvallen.  Dit omdat de "getrouwe en beleidvolle slaaf"  - samengesteld uit rijpe, gezalfde christenen met een jarenlange getrouwe dienst achter de rug - wel wijzer moet zijn dan de doorsnee getuige en als uw twijfel over een of ander punt gegrond is, dan zullen deze getrouwe mannen dit wel vroeg of laat zelf inzien zonder dat een "gewone" getuige hen daarop moet wijzen. “ Hoe zou een ‘gewone getuige’ het beter kunnen weten dan de slaafklasse”? schijnt er te worden gedacht.

    Deze denkwijze wordt weerlegd door het Genootschap zelf: "Niemand dient daarom te denken dat hij, omdat hij een gezalfde christen is, over wijsheid beschikt die superieur is aan die van de leden van de „grote schare" met de aardse hoop."  (w91 15/3 blz. 22)

    En toch moeten Getuigen hun twijfels stilletjes voor zich houden omdat de autoriteit van de slaafklasse niet mag worden aangetast.  Getuigen zijn erg op hun hoede voor mensen die onafhankelijk van het Genootschap durven te denken en je zou vlug als "afval" kunnen worden geïdentificeerd!  Met de beschuldiging dat zo een persoon evenals Satan, vittend, weerspannig, schimpend, hoogmoedig, afvallig en wetteloos is (w81 15/12 blz. 25), denk je wel twee keer na alvorens openlijk te kennen te geven dat je het met een of ander aspect van de leerstellingen van de organisatie oneens bent.
     

    Afval kan worden herkend aan deze kenmerken: (w80 1/11 blz 19)
     

    (1) Afwijking van de waarheid 

    (2) Verdraaide spraak, holle klanken 
     

    (3) Pogingen om het geloof van sommigen te ondermijnen en discipelen achter zich aan te trekken 
     

    (4) Huichelarij (’wolven in schaapsklederen’) 
     

    (5) Herkenbaar aan hun vruchten; zij 'gaan tot steeds meer goddeloosheid voort'

     

    Alleen is er het feit dat als het Genootschap zelf een moreel standpunt wijzigt (‘een orgaantransplantatie komt overeen met kannibalisme’ of ‘orale seks is een grond tot echtscheiding’) of een leerstelling afschaft (zoals ‘het geslacht van 1914’) zijzelf afwijkt van de ‘vroegere waarheid’. (punt 1) Dit kan eveneens worden geïnterpreteerd als verdraaide spraak (punt 2), een poging om het geloof van sommigen (in de oudere ‘waarheden’) te ondermijnen (punt 3).  En wat doen Jehova’s Getuigen precies als zij "prediken" tot anderen?  Juist, zij willen discipelen achter zich aan trekken en het geloof van de andersgelovigen ondermijnen.  En zelfs punt 5 komt in het beeld want in vele gevallen betekent de wijziging een versoepeling.  Zo was er de verandering dat bepaalde bloedfracties mochten, waar vroeger het verbod totaal was.  Orgaantransplantaties worden niet langer bezien als kannibalistisch en zijn nu toegelaten.  Orale seks is geen grond meer tot echtscheiding.  De toen ontbonden huwelijken werden ten onrechte ontbonden.  Interessant hierbij is Matthéüs 19:6 op te merken: "Wat God derhalve onder één juk heeft samengebracht, brenge geen mens vaneen."  Burgerdienst als vervanging voor de legerdienst kan nu wel - waar vroeger het enige alternatief voor een "goede getuige" de gevangenisstraf was.

    Elke getuige die zo’n vooruitziende blik had vooraleer de beleidvolle Slaaf deze had, kon niet anders dan deze inzichten voor zich houden.  Uitsluiting met de verregaande consequenties zoals verbreking van alle banden met getuigenfamilie en -vrienden helpt natuurlijk wel om tegenspraak zo veel mogelijk te kop in te drukken.  Alleen jammer dat er ook mensenlevens bij betrokken waren.  Hoeveel mensen hebben omdat hun geweten (?) het niet toestond orgaantransplantaties geweigerd terwijl deze soms hun enige redding vormden.  Slechts enkelen durfden ingaan tegen de toen geldende richtlijnen van de organisatie.  De meesten hielden eventuele twijfels en onzekerheden tactvol voor zich. En zelfs er met getuigenvrienden over spreken, zou schokkend zijn en iemand waarschijnlijk aan een berisping blootstellen.
     

     

     

    18-01-2014 om 15:13 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.hoe werkt indoctrinatie?

    Hoe werkt indoctrinatie?

     

    Een voorbeeld om dit beter te begrijpen. Tussen drie à vier weken na een kleurspoeling komt de eigen haarkleur zichtbaar te voorschijn bij de haarwortel. Wie een eenmaal gekozen haarkleur mooi vindt, en die wenst te behouden, moet geregeld een nieuwe kleurspoeling ondergaan.

    Zo moeten ook de constante, drukke bezigheden van Jehovah’s getuigen verhinderen dat de eigen haarkleur -iemands ego - begint te groeien.

     

    18-01-2014 om 14:53 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Getuigen beweerden onlangs dat ze geen connecties hadden met de V.N.

    Het WTG voldeed aan haar verplichtingen van “het beeld van het wilde beest”, “het walgelijke ding”, door het plaatsen van een aantal artikelen waarin de VN in een positief daglicht wordt gesteld en bekendheid wordt gegeven aan de VN’s activiteiten en projecten.

    Zeer opvallend zijn de 3 uitgebreide artikelen in de Ontwaakt van 8 september 1991 waar de introductie zegt:

    “ER GEBEURT iets bij de Verenigde Naties. Er doen zich opzienbarende ontwikkelingen voor die van invloed zullen zijn op uw toekomst.”

    De lezer zou kunnen opmerken dat er toch even een kritische noot is van het WTG m.b.t. de VN. Echter dat was een ‘wassen neus’. De hele tendens van de 3 artikelen komt overeen met de condities van het DPI-NGO lidmaatschap van het WTG om de activiteiten van de VN te ondersteunen en er brede bekendheid aan te geven.

    Verder een kleine greep uit de “Ontwaakt” in de periode 1992 - 1997.

    • OT 8 februari 1997 –      artikel “Wanneer een land woestijn wordt”, waarin wordt belicht op welke      wijze de VN betrokken zijn bij het zoeken naar oplossingen voor het      probleem van woestijnvorming.
    • OT 8 februari 1997 –      artikel “Armoede – De ‘stille dood’”, waarin de betrokkenheid van de VN      bij armoede wordt belicht. Aanhalingen van de VN waaronder van de UN      Chronicle, en James Gustave Speth, hoofd van het Ontwikkelingsprogramma      van de Verenigde Naties.
    • OT 22 april 1996 – artikel      “Is een wereld zonder oorlog mogelijk?”,

    “Het einde van de Koude Oorlog gaf de VN echter de ruimte om te doen wat ze zouden moeten doen — werken aan de verwezenlijking van internationale vrede en veiligheid. De VN hebben in recente jaren hun inspanningen om oorlogvoering te ontmoedigen, opgevoerd. Voorzien van troepen van lidstaten hebben de VN in de vier jaar voorafgaand aan 1994 meer vredesoperaties uitgevoerd dan in de 44 jaar daarvoor. Zo’n 70.000 man burgerpersoneel en militairen hebben gediend in zeventien operaties in alle delen van de wereld. In slechts twee jaar zijn de kosten van vredeshandhaving meer dan verdubbeld, tot een $3,3 miljard in 1994. Boutros Boutros Ghali, secretaris-generaal van de VN, schreef onlangs: „Er zijn tekenen dat het systeem van collectieve veiligheid dat bijna 50 jaar geleden in San Francisco werd opgezet, eindelijk begint te werken zoals het bedoeld was . . . Wij zijn op weg naar het bereiken van een werkbaar internationaal systeem.””

    • OT 8 september 1995 –      artikel “Hoe is het nu met onze wereld gesteld?”,

    “De bewijzen stapelen zich nu op dat misdaadorganisaties wereldwijd hun invloed uitbreiden. Jarenlang heeft de georganiseerde misdaad met haar „families” haar verbindingen gehad tussen Italië en de Verenigde Staten. Maar nu heeft de secretaris-generaal van de VN, Boutros Boutros Ghali, gewaarschuwd dat „de georganiseerde misdaad op transnationale schaal . . . met grenzen spot en een universele macht wordt”. Hij zei: „In Europa, in Azië, in Afrika en in Amerika zijn de machten der duisternis aan het werk en geen enkele samenleving wordt gespaard.” Hij zei eveneens dat „de transnationale misdaad . . . juist de fundamenten van de internationale democratische orde ondermijnt. [Ze] vergiftigt het handelsklimaat, maakt politieke leiders corrupt en ondermijnt de mensenrechten.” “

    “Wil dat zeggen dat de VN niet getracht heeft de vrede tussen naties te bewaren? Dat heeft ze wel degelijk, maar tegen een hoge prijs."

    „Tussen 1945 en 1987 werden 13 vredesmachten ingesteld, en sindsdien nog eens 13. Naar schatting hebben tot januari 1992 ongeveer 528.000 mensen — militair, politie- en burgerpersoneel — gediend onder de vlag van de Verenigde Naties. Meer dan 800 onder hen, afkomstig uit 43 landen, zijn gesneuveld in dienst van de Organisatie. De kosten voor deze operaties beliepen tot 1992 ongeveer 8,3 miljard dollar.”

    • OT 22 maart 1997 – artikel      “Schaduwen over het regenwoud”,
    • OT 22 maart 1997 – artikel      “Op zoek naar oplossingen”,
    • OT 8 april1997 – artikel      “Vrouwen leven langer…”,
    • OT 22 juli 1997 – artikel      “Een oud en simpel middel…”,
    • OT 8 december 1997 –      artikel “Een blik op de wereld - Het wereldwijde gebruik van drugs”,
    • OT 22 januari 1996 –      artikel “Een blik op de wereld - Gezinsleven verslechtert”,
    • OT 8 februari 1996 –      artikel “Een blik op de wereld - Wijdverbreid uiteenvallen van het gezin”,     
    • OT 8 januari 1995 – artikel      “Een blik op de wereld - Overbevissing put de zeeën uit”,
    • OT 8 februari 1995 –      artikel “Een blik op de wereld - Het beste land om te wonen?”,
    • OT 8 maart 1995 – artikel      “Een blik op de wereld - En de vredesdividenden?”,
    • OT 22 juli 1995 – artikel      “De strijd van de mens tegen rampen - Het stellen van doelen”,
    • OT 8 november 1995 –      artikel “Een blik op de wereld - Dodelijke vredesmissies”,
    • OT 8 december 1995 –      artikel “Een blik op de wereld - Lege top”,
    • OT 22 mei 1994 – artikel      “Een blik op de wereld - Hedendaagse slavernij”,
    • OT 22 juni 1994 – artikel      “Een blik op de wereld - Weinig te zeggen over hun eigen leven”,
    • OT 8 juli 1994 – artikel      “Een blik op de wereld - Mensenrechtensituatie: „Beangstigend””,
    • OT 8 augustus 1994 –      artikel “Verwoestende droogte in zuidelijk Afrika- Wat is de oplossing?”,
    • OT 8 augustus 1994 – artikel      “Een blik op de wereld - Een verliezende strijd tegen de sprinkhaan”,
    • OT 22 september 1993 –      artikel “Een wereldregering”,
    • OT 8 oktober 1993 – artikel      “Een blik op de wereld – (verschillende thema’s”,
    • OT 8 december 1993 –      artikel “Een blik op de wereld - Een dagelijkse slachting”,
    • OT 22 februari 1992 –      artikel “Een blik op de wereld – Vermindering van wapenhandel”,
    • OT 22 maart 1992 – artikel      “Een blik op de wereld - Kambodjaanse mijnenslachtoffers”,
    • OT 22 mei 1992 – artikel      “Drijfnetvisserij…”,
    • OT 22 mei 1992 – artikel      “Een blik op de wereld - Het zoeken naar een nieuwe wereldorde”,
    • OT 22 oktober 1992 –      artikel “Een blik op de wereld - Een keerpunt voor de VN?”,
    • OT 22 november 1992 –      artikel “Een blik op de wereld - Ontwikkelingshulp — Wie krijgt wat?”,


    Let wel: Er wordt door mij niet beweerd dat de artikelen de VN letterlijk verheerlijken. Een van de voorwaarden voor het lidmaatschap van de VN was de VN te promoten en haar activiteiten kenbaar te maken. De betreffende afdeling van de VN kreeg altijd een exemplaar toegestuurd van de publicatie als bewijsnummer ter ondersteuning van de overeenkomst tussen de VN en het WTG. De aanhalingen laten zien dat het WTG aan deze verplichting trachtte te voldoen. Het feit dat het lidmaatschap 10 jaar heeft geduurd toont aan dat het naar tevredenheid van de VN is gebeurd.

     

    04-12-2013 om 11:03 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienstvrijheid
    In onze multiculturele samenleving wordt te pas en te onpas geschermd met de godsdienstvrijheid, maar in welke mate is een dergelijke keuze vrij? Als je vanaf de geboorte wordt blootgesteld aan een omgeving waarbij een bepaalde onwetenschappelijke ideologie, die bovendien onderhevig is aan verschillende interpretaties, als leidraad gaat dienen voor hoe men zijn leven moet inrichten, dan is die blootstelling een ernstige vorm van psychologisch misbruik.
    Bovendien verschaft zo'n ideologie de aanhangers niet alleen een valse identiteit, maar verdeelt ze ook mensen.
    Er bestaan geen moslimkinderen of katholieke kinderen of kinderen die "geboren worden in de waarheid", net zomin als er geen democratische kinderen of liberale kinderen zijn. Kinderen zijn kinderen en moeten zelf keuzes kunnen maken waar ze zich goed bij voelen. De grootste tekortkoming in onze huidige samenleving is het gebrek om zich te kunnen verplaatsen in de leefwereld van een ander. Het onderwijs speelt hier een cruciale rol in. Leer kinderen over het ontstaan van het universum, de miljarden sterrrenstelsels, het ontstaan en de evolutie van het leven hier op aarde. Leer ze over alle godsdiensten: natuurgoden, de goden uit de oudheid, de goden van nu. Laat ze kennismaken met de gelijkenissen en verschillen, de psychologie die erachter schuilt en de goede en slechte invloeden die ze hebben gehad op onze kunst, cultuur en samenleving. Geef aan dat het beter is iets niet te weten dan iets te geloven wat fout is.
    Kortom, leer ze kritisch maar met een open geest omgaan met hun ervaringen en met elkaar.
    We worden allemaal geboren als origineel exemplaar, waarom zouden we dan willen sterven als een kopie?

    28-11-2012 om 11:16 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een verondersteld klein interview

    Een verondersteld klein interview

    -"U zegt dat het Wachttorengenootschap haar leden de Rechten ontzegd van een vrij mens…maar hier staat tegenover dat niemand verplicht wordt om de religie te accepteren van de Getuigen. De persoon die zich bekeert, kiest hij zelf niet uit eigen vrije wil een zekere vorm van dienstbaarheid ?"

    -‘Het is eerst en vooral niet correct om te zeggen dat "niemand wordt verplicht." Bij de Getuigen, worden de minderjarige kinderen verplicht om mee te gaan naar de vergaderingen en van deur tot deur om de leer van het Genootschap te verkondigen. Wat ook eens goed is om bij stil te staan, is, dat veel verboden slechts worden "onthuld" aan de toekomstige aanhanger nadat hij heel hard "gebeten heeft in de vishaak." Wanneer een "verkondiger van het goede nieuws" een studie begint in het kader van een "bijbels onderwijzingprogramma," dan zal hij ermee oppassen om de verboden feiten uitgevaardigd door Brooklyn, te vertellen.’

    -"Andere sektarische bewegingen hebben ook verboden. Zelfs de gevestigde religies ontsnappen niet aan die regels !"

    -‘Dat is zeker. Bijvoorbeeld, bij de Mormonen mag je niet roken, geen alcohol gebruiken, alsook geen wijn, noch koffie of thee. Maar die verboden bereiken nooit het toppunt van die van de Getuigen. Wat de gevestigde religies betreft, ze zijn wel veel meer evenwichtig.

    Neem het voorbeeld van het Judaïsme die ook opname van bloed verbiedt. Nochtans, aangezien het leven bij de Joden als heel dierbaar wordt beschouwd, zullen ze geen bloedtransfusie weigeren. De grotere gezindten staan open voor een oecumenisch dialoog wat de Getuigen absoluut weigeren.’

    -"Maar ik bemerk toch dat er onder die verboden, waaronder "niet roken," "niet deelnemen aan de loterij," "niet werken in een wapenfabriek," daar toch niets op aan te merken is ! Tabak is slecht voor de gezondheid,Velen verliezen aanzienlijke sommen bij het gokken, en wat de wapenfabrieken betreft, zij leveren toestellen die de oorlog onderhouden en maken honderdduizenden slachtoffers."

    -‘Daar ben ik het volledig mee eens. Tabak, kansspelen, wapens zorgen niet voor een ontplooiing van de maatschappij. Maar wat wel de mensenrechten aantast, is de onderdrukking van de vrije wil. Een mens moet het recht hebben om te roken, om zijn geld uit te geven in een casino of aan de loterij. Een mens moet het recht hebben om te kunnen werken in een wapenfabriek. Dit zijn geen activiteiten die verboden zijn door de wet van het land. Zijn geweten moet zijn gedragsregel kunnen zijn.’

    -"Maar het schijnt toch dat alles wat de Getuigen verboden wordt, niet van de Organisatie komt, maar dat God het heeft voorgeschreven als richtlijn in zijn Woord, de Bijbel ?"

    -‘Het Genootschap interpreteert de Bijbel op haar manier, en ze gebruikt daarvoor haar vertaling. Nemen we even die drie voorbeelden die we daarnet hebben vermeld ; nooit heeft God zwart op wit verboden om een sigaret op te steken, of poker te spelen of mee te doen aan de roulette, of om bijvoorbeeld bij Dassault te werken. Door enkele Bijbelteksten te manipuleren, kan men die laten verklaren wat men ervan wil maken.’

    -"Maar waarom al die verboden ?"

    -‘Waarschijnlijk om een religie in het leven te roepen die zich onderscheidt van de andere, want, ik herhaal het, allen zijn gedoemd om vernietigd te worden. De verboden veroorzaken een zekere vorm van "reinheid," en deze reinheid brengt een "elite" voort.

    Eens heeft het Genootschap zonder te verpinken toegegeven dat de slechtste Getuige van Jehovah meer waard is dan de beste mensen van "deze wereld." ‘

    -"Maar de Getuigen staan er toch op voor dat ze een verandering hebben kunnen aanbrengen van hart en geest bij heel veel mensen. Volgens hen, hebben er miljoenen de oorlog niet meer geleerd…"

    -‘Wat de Getuigen vergeten, is dat de Rechten van Mens bestaan omdat er mannen en vrouwen zijn geweest die hun leven hebben gegeven voor de na hen komende generaties, opdat die zich in dat Recht zouden mogen verheugen. De Verklaring dateert uit 1948, bijna drie jaar na het eind van de oorlog. Gedurende 1940-1945 zijn er velen  gestorven  voor een Vrij Europa. Vergeet nooit dat het dank zij hen is dat de Verklaring van de Rechten van de Mens ontstaan zijn. Zonder hen, zouden wij zonder twijfel nu onderworpen zijn aan een dictatoriaal regime. Ik vraag me daarbij zelfs af of de Getuigen van Jehovah nog zouden bestaan zonder het offer gebracht door degenen die gesneuveld zijn op het slachtveld ?"

    07-08-2012 om 16:43 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Eed van Hippocrates

    De Eed van Hippocrates

     

    De katholieke Kerk was steeds radicaal tegen elke vorm van abortus en baseerde zich onder meer op de Eed van Hippocrates:’Nooit zal ik, om iemand te grieven, een dodelijk middel voorschrijven of een raad geven, die, als hij wordt gevolgd, de dood tot gevolg heeft’.

    Dat klopt, maar in een uitvoerig artikel *geschreven door Etienne Vermeersch in 1971 heeft hij aangetoond dat de Eed van Hippocrates niet de algemene eed was van de Griekse artsen, maar ontstaan is binnen een welbepaalde sekte van Griekse artsen- niet rond Hippocrates- die er neopythagoreïsche principes op nahielden.

    Indien men die eed tot het uiterste zou volgen, dan mag je ook niet meer opereren, want er staat duidelijk: ‘Ik zal niet snijden.’

    De Kerk is in deze zaken trouwens hypocriet. Na de Congolese onafhankelijkheid werd op vrij grote schaal abortus gepleegd op nonnen die verkracht waren en de kerkelijke oversten hebben zich daar niet tegen verzet. Nochtans wordt abortus in die periode zonder uitzondering wettelijk verboden.

    *Van Antigone tot Dolly, 40 jaar kritisch denken, Hadewijch, 1997, p. 167 ev.

     

    07-08-2012 om 16:25 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de W.T.B.S mocht men vroeger bloed tot zich nemen...



    In “Vertroosting”  van september
    1945, blz 29 staat: “God heeft nooit bepalingen uitgevaardigd die het gebruik van medicijnen, inspuitingen of bloedtransfusie verbiedt. Het is een uitvinding van menschen, die gelijk de Farizeën Jehova’s barmhartigheid en liefde buiten beschouwing laten.  Jehova te dienen met geheel ons verstand beteekent niet ons verstand uit te schakelen; vooral dan niet, als het om een menschenleven gaat, dat Jehova toegewijd en daarom heilig is.”

    14-07-2012 om 10:29 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RELIGIE is verantwoordelijk voor veel kwaad, maar...

    Zelfs als religie geen ander kwaad zou aanrichten, dan zou haar moedwillige en met zorg in stand gehouden zaaien van verdeeldheid - het opzettelijk gecultiveerd inspelen op de natuurlijke neiging van mensen om de eigen groep te koesteren en andere groepen te mijden - al genoeg zijn om religie te maken tot een belangrijke bron van kwaad in de wereld.

    The God delusion

    Richard Dawkins

    03-06-2012 om 12:15 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als één persoon lijdt aan waanvoorstellingen, dan heet dat “krankzinnigheid”.

    Als één persoon lijdt aan waanvoorstellingen, dan heet dat “krankzinnigheid”.

    Als veel mensen tegelijk lijden aan waanvoorstellingen, dan noemt men dat ‘religie’.

    Een Amerikaanse arts en evolutionair-antropoloog John Hartung  heeft een opmerkelijk essay geschreven over evolutie en de bijbelse geschiedenis, waarbij hij ook de keerzijde belichtte van de vijandigheid jegens niet-groepsleden.

    “Heb uw naaste lief” had een andere betekenis dan we er nu aan menen te moeten verbinden. Het betekende alleen ‘Heb andere joden lief’.

    Hartung vertelt over een ontstellende studie verricht door George Tamarin. Deze Israëlitische psycholoog legde meer dan 1000 Israëlitische schoolkinderen van 8-14 jaar het verhaal voor van de val van Jericho in het boek Jozua (6: 16-24)

    […] Alles in de stad sloegen zij met de ban, mannen en vrouwen, kinderen en grijsaards, runderen, schapen en ezels, een prooi voor het zwaard.[…] De stad met al wat erin was, staken zij in brand; al het goud en zilver en de voorwerpen van brons en ijzer voegden zij bij de schat van het huis van Jahweh.

    En[…] Jozua zei tot het volk: ‘Nu schreeuwen!’ Jahweh levert de stad aan u over. De stad en al wat er in is, moet door de ban aan Jahweh gewijd worden[…]het goud en het zilver en alle voorwerpen van brons of ijzer zijn Jahweh toegeheiligd; ze moeten bij de schat van Jahweh gevoegd worden.’

    Tamarin stelde de kinderen toen een eenvoudige ethische vraag: ‘Denk je dat Jozua en de Israëlieten goed werk deden of niet?”

    Ze moesten kiezen tussen

    A (geheel mee eens)

    B (gedeeltelijk mee eens)

    C (geheel oneens)

    De resultaten liepen tamelijk uiteen: 66% was het helemaal met Jozua eens.

    26% helemaal oneens

    Een veel kleiner percentage (8%) vormde met ‘gedeeltelijk eens’ de middenmoot.

    Hieronder volgen 3 typerende antwoorden van groep A (geheel eens):

    Volgens mij deden Jozua en de Zonen van Israël  goed werk, en wel om de volgende redenen: God had hun dit land beloofd en toestemming gegeven het te veroveren. Als ze het niet hadden aangepakt of niemand hadden gedood, dan zou het gevaar hebben bestaan dat de Zonen van Israël zouden zijn geassimileerd met de gojim.

    Volgens mij had Jozua gelijk toen hij dat deed, al was het maar omdat God hem had opgedragen die mensen uit te roeien zodat de stammen van Israël niet met hen vermengd konden raken en zo hun slechte gewoonten zouden overnemen.

    Jozua deed er goed aan Jericho te veroveren omdat de mensen die daar woonden van een ander geloof waren, en toen Jozua ze doodde roeide hij hun geloof uit.

    De rechtvaardiging van de genocidale slachting van Jozua is in elk antwoord godsdienstig van aard. Zelfs de kinderen uit de C-categorie, die het totaal met Jozua oneens waren, omkleedden hun keuze soms met verkapt religieuze redenen. Zo was er een meisje dat het niet eens was met Jozua’s verovering van Jericho omdat hij daartoe de stad had moeten binnengaan:

    Ik vind dat slecht, omdat Arabieren onrein zijn en als je een onrein land betreedt, word je zelf onrein en word je vervloekt net als zij.

    Twee andere respondentjes die het volkomen afwezen, deden dat omdat Jozua alles verwoestte, ook het vee en de huizen, in plaats van die intact te houden als buit voor de Israëlieten:

    Volgens mij deed Jozua het niet goed, want ze hadden de dieren voor zichzelf kunnen houden.

    Volgens mij deed Jozua het niet goed, want hij had  de huizen van Jericho kunnen laten staan; als hij die niet had verwoest, hadden de Israëlieten er kunnen wonen.

     

    De kinderen in Tamarins experiment waren jong genoeg om onschuldig te zijn. Vermoedelijk waren de wrede standpunten die ze ten beste gaven, de meningen van hun ouders of van de culturele groep waarin ze werden opgevoed.

    Ik neem aan dat de kans erin zit dat Palestijnse kinderen, die opgroeien in hetzelfde door oorlog verscheurde land, zouden komen met gelijkwaardige opinies van tegenovergestelde strekking. Die overwegingen stemmen me droevig.

    Ze lijken de immense macht van religie aan te tonen, en vooral van de godsdienstige opvoeding van kinderen,om verdeeldheid onder de mensen te zaaien, en om historische vijandschappen en geërfde vendetta’s in stand te houden. Ik kan er niet omheen dat twee van de drie kenmerkende antwoorden van groep A die Tamarin noemt, verwijzen naar het onheil van assimilatie, terwijl het derde het doden van mensen  rechtvaardigt om de religie van anderen uit te roeien.

    Tamarin gebruikte een fascinerende controlegroep in zijn experiment.

    Een andere groep van 168 Israëlische kinderen kreeg namelijk dezelfde tekst uit het boek Jozua voorgelegd, maar in dat verhaal had hij de naam Jozua vervangen door ‘generaal Lin’ “en in plaats van ‘Israël’ voerde hij een ‘Chinees koninkrijk van drieduizend jaar geleden’op.

    Slechts 7% keurde het gedrag van generaal Lin goed, terwijl 75% het afkeurde. Met andere woorden, als de loyale houding van de kinderen t.o.v. het Jodendom geen factor meer is in hun overwegingen, schaart de meerderheid van de kinderen zich achter het ethische standpunt dat de meeste moderne mensen zouden innemen. Het optreden van Jozua was een daad van barbaarse genocide. En dat verschil zien kinderen al jong. Het was religie die het verschil uitmaakte tussen het veroordelen en het billijken van volkerenmoord.

    Richard Dawkins   God als misvatting   pag.275-278

     

     

     

     

    27-05-2012 om 11:57 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een nadenkertje...


     "MENSEN ZEGGEN DAT ZE DE WAARHEID LIEFHEBBEN, MAAR IN WERKELIJKHEID WILLEN ZE GELOVEN DAT WAT ZE LIEFHEBBEN DE WAARHEID IS."

    26-04-2012 om 16:26 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een heel interessante site
    www.freedom4all.net

    02-04-2012 om 16:52 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil

    OP ZOEK NAAR
    CHRISTELIJKE VRIJHEID  (In search of christian freedom)
    Raymond Franz
    Voormalig lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen

    Hoofdstuk 7:


     
    VAN HUIS TOT HUIS


     
    Zonder iets achter te houden van wat u van nut kon zijn, heb ik u het evangelie verkondigd en onderricht gegeven, zowel in het openbaar als bij u aan huis.
    —Handelingen 20:20, Groot Nieuws Bijbel.
        De van-deur-tot-deurprediking is waarschijnlijk het meest opvallende kenmerk van Jehovah's Getuigen. Over de hele wereld zijn mensen eraan gewend geraakt te zien hoe zij met bijbelse literatuur en tijdschriften langs de huizen gaan, in sommige streken soms zelfs om de paar weken. Hoewel het waar is dat ook andere religies het belang van evangelisatie benadrukken en een zendingsijver hebben, is er geen enkele waarin het van-deur-tot-deurgaan beschouwd wordt, behalve dan als een manier om de boodschap te verspreiden, als een bewijs - op zich - van de echtheid van iemands christelijkheid.
        Als men het hoofdbureau van de Wachttorenorganisatie zou vragen of ieder lid (indien deze daar fysiek toe in staat is) van-huis-tot-huisbezoeken moet afleggen om een ware Getuige, ja een echte christen te zijn, zal het antwoord waarschijnlijk luiden dat dit geen absolute vereiste is. (In de praktijk zal het buitengewoon moeilijk zijn om een duidelijk en eerlijk antwoord op zo'n vraag te krijgen. Het hoofdbureau van de organisatie is opmerkelijk terughoudend in haar schriftelijke uitlatingen als het om dit soort gevoelige onderwerpen gaat. En de antwoorden die men krijgt zijn dikwijls verwoord in dubbelzinnige formuleringen en ontwijkende en indirecte redeneringen.)
        We hebben echter reeds gezien (zoals door verantwoordelijke mannen in de organisatie wordt toegegeven) dat er zwaarwegende redenen zijn om grote vraagtekens te zetten bij de bewering dat de Getuigengemeenschap als geheel deze van-huis-tot-huisbezoeken uit vrije wil aflegt, dat zij zich graag met deze activiteit zou bezighouden, zonder een gevoel van verplichting.
        Waarom doet men het dan? Uit alles blijkt dat het eigenlijk een wetsvoorschrift is geworden, met als gevolg dat het nalaten van die activiteit een schuldgevoel teweegbrengt, min of meer zoals een praktiserend Katholiek zich schuldig zou gaan voelen als hij niet geregeld de mis bijwoont. A.H. Mac Millan, die reeds lang Getuige was en deel uitmaakte van het hoofdbureau, verklaarde ronduit dat men het van-deur-tot-deurwerk is gaan beschouwen als iets dat "voortvloeit uit de verbondsbetrekking", als een "verplichting jegens God."1 Hoewel men beweert in de apostolische leer te geloven dat wij niet door werken maar door geloof gered worden, komen we in de Wachttoren regelmatig uitspraken tegen die iets anders zeggen. Om één voorbeeld te noemen, in de Wachttoren van 15 oktober 1979 wordt op bladzijde 15 beweerd:
      Door te volharden in het bekendmaken van "dit goede nieuws van het koninkrijk" kunnen wij redding verwerven.
        Voor Getuigen betekent "verkondigen van 'dit goede nieuws'" slechts één ding: velddienst; het van deur tot deur gaan met de lectuur van de organisatie.
        Het lijdt echter weinig twijfel dat de meerderheid van Jehovah's Getuigen intussen de leerstelling aanhangt dat deze bijzondere methode van het getuigenis geven van deur tot deur door God is ingesteld, dat dit de methode was die door Christus en zijn apostelen en discipelen werd gebruikt en dat het de beste en meest effectieve manier is in onze tijd om wereldwijd het goede nieuws te prediken. Hoe diep deze zienswijze geworteld is in de gedachten van velen wordt duidelijk geïllustreerd in de uitgave van 1 februari 1966 van het tijdschrift de Wachttoren, waarin de activiteit van Jehovah's Getuigen in communistisch China wordt beschreven.
        In één artikel van dat tijdschrift worden de belevenissen beschreven van Stanley Jones, die in dat land zendeling was. Hij vertelt dat na de communistische verovering van Shanghai, alwaar de Getuigen het meest actief waren, er aanvankelijk vrijheid heerste om hun werk te kunnen doen. Na ongeveer 12 maanden, in 1951, werd hun door de Chinese autoriteiten meegedeeld dat zij wel in hun koninkrijkszalen mochten prediken en bijbelstudies mochten houden in de huizen van de mensen, maar dat ze niet van huis tot huis mochten gaan. De zendelingen van het Wachttorengenootschap die geen Chinezen waren, onder wie Jones, beëindigden deze activiteit. De Chinese Getuigen daarentegen bleven van deur tot deur gaan en Stanley Jones verklaarde dat hij en de andere buitenlandse zendelingen "blij verrast" waren dit te zien.
        De Chinese beambten stonden dit een tijd lang toe. Daarna gingen ze ertoe over de Chinese Getuigen, die ondanks het verbod toch van deur tot deur gingen, naar het politiebureau te brengen. Het kwam zelfs zover, dat drie vrouwelijke Getuigen vier dagen lang werden vastgehouden. Jones zegt dat de zendelingen zich bezorgd hadden afgevraagd hoe de Chinese Getuigen hierop zouden reageren en dat zij "blij verrast" waren te zien dat zij "vastbesloten [waren] gewoon met prediken door te gaan". Hij verklaarde dat de zendelingen hun de raad hadden gegeven om moeilijkheden zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Ofschoon de zendelingen zelf niet aan een dergelijke van-deur-tot-deuractiviteit deelnamen en zij zich kennelijk gerechtigd voelden dit niet te doen, stonden zij duidelijk achter het besluit van de Chinese leden om ermee door te gaan ondanks de officiële afkondiging en de ernstige risico's die daaraan verbonden waren. Wat waren de gevolgen? Stanley Jones vertelt:
        Toen werd zuster Nancy [Yuen] tijdens het van-huis-tot-huiswerk gearresteerd en naar het politiebureau gebracht, alwaar zij werd opgesloten. Zij had vier kinderen, van wie de jongste slechts één jaar oud was. Ik nam een advocaat in de arm, in de hoop dat hij hulp zou kunnen bieden, maar hij zei: "Wij kunnen niets doen. Als de zaak in handen van de politie is, kunnen wij niet tussenbeide komen." Haar moeder zond haar een bijbel, maar deze werd teruggestuurd. Wenu, deze zuster werd vier jaar lang vastgehouden voordat haar zaak eindelijk vóórkwam en zij werd veroordeeld. Waaruit haar straf bestond, weet ik niet. Een andere zuster, een onderwijzeres en eveneens een moeder van vier kinderen werd ook gearresteerd.
        Wat bracht moeders van kleine kinderen ertoe om ondanks de voorboden van een toenemend gevaar, het beangstigende vooruitzicht te riskeren, voor een onbepaalde tijd van kinderen, ja zelfs van een één jaar oude baby, gescheiden te zijn? Zij wisten dat de zendelingen met deze activiteit waren opgehouden, doch zij gingen ermee door. Waarom? Beschouwden zij en de andere Chinese Getuigen het van-deur-tot-deurgaan als iets volkomen vrijwilligs, als eenvoudigweg één van de vele gebruikelijke manieren om bijbelse informatie met andere mensen te delen? Of beschouwden zij het als DE manier om het goede nieuws te verkondigen, als een door God voorgeschreven methode die zij dienden te volgen? Indien het laatste het geval is, om welke reden dachten zij dan zo; wie of wat heeft ervoor gezorgd dat zij dat standpunt innamen?
        Veertien jaar na het verschijnen van het artikel over Stanley Jones verscheen er in de uitgave van 15 oktober 1979 van de Wachttoren een artikel van een persoonlijk verslag van Nancy Yuen, die inmiddels uit de gevangenis was vrijgelaten. Dit artikel bereidde de weg voor een hoofdartikel in diezelfde uitgave over het belang van de van-huis-tot-huisprediking (een artikel geschreven door Lloyd Barry, een lid van het besturende Lichaam). Nancy Yuen vertelt wat er met haar was gebeurd en hoe het zover was gekomen:
        Tegen het begin van 1956 . . . begonnen [wij] waarschuwingen te krijgen onze prediking stop te zetten en onze activiteit tot de koninkrijkszaal te beperken. Ik was echter van mening dat ik onze door God gegeven opdracht om te prediken ten uitvoer moest brengen, dus bleef ik van deur tot deur gaan.
        Ik werd herhaaldelijk gearresteerd en vastgehouden voor ondervraging, waarbij ik soms vijf uur en soms wel tot drie dagen gevangen werd gehouden. Intussen vroeg ik, omdat mijn man in 1953 naar Hong Kong was verhuisd, toestemming mij daar bij hem te voegen. De autoriteiten zeiden dat zij mij een uitreisvergunning zouden geven op voorwaarde dat ik met prediken zou ophouden. Ik weigerde ermee op te houden en bijgevolg kreeg ik de vergunning nooit.
        Alle christenen moeten weten dat ze een "opdracht van God" hebben om uitdrukking te geven aan hun geloof jegens anderen. Zij moeten bereid zijn hun vrijheid op te offeren, ja zelfs hun leven, in plaats van ongehoorzaam te zijn aan die opdracht. Dat is hier zeker niet in het geding. Ook is er geen enkele gegronde reden om de integriteit van Nancy Yuen in twijfel te trekken of om geringschattend te doen over de zelfopofferende houding die zij liet zien. Zij is duidelijk een vrouw van grote vastberadenheid. De werkelijke vraag is echter: Houdt de opdracht van God aan christenen met betrekking tot het bekendmaken van het goede nieuws ook in dat dit volgens een specifieke methode moet worden gedaan, namelijk die van het van-deur-tot-deurgaan? Wordt die methode door de Schrift aangewezen als de manier bij uitstek om het goede nieuws te verkondigen, als een identificerend kenmerk van een ware volgeling van Jezus Christus? Nancy Yuen geloofde blijkbaar van wel. Haar eigen woorden laten zien dat zij deze activiteit beschouwde als iets dat zij 'moest doen'. De vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap zeiden niets dat haar, of de andere moeder met vier kinderen, reden gaf iets anders te geloven. Dat men haar voorbeeld gebruikte als voorbereiding op een artikel door een lid van het besturende Lichaam ten gunste van de van-huis-tot-huisprediking, geeft zonder enige twijfel aan dat men haar houding voor juist hield.
        Wat gebeurde er nu met Nancy Yuen als gevolg van het standpunt dat zij had ingenomen en waarvan zij geloofde dat het bijbels was? Zij vertelt:
        Tenslotte werd ik eind 1956, na zesmaal wegens de prediking te zijn gearresteerd, opnieuw gevangen gezet toen een huisbewoner de autoriteiten ervan in kennis stelde dat ik van huis tot huis predikte. Daarna werd ik niet meer vrijgelaten.
        Toen zij, haar echtgenoot en de kinderen tenslotte weer in Hong Kong als gezin werden verenigd, waren er inmiddels drieëntwintig jaren verstreken. Haar kinderen waren nu niet klein meer; ze waren volwassen geworden, met een leeftijd van achter in de twintig, begin dertig. Gedurende het grootste deel van hun vormingsjaren was zij niet bij hen geweest. Tot aan het proces had zij eerst vier jaar vastgezeten, daarna werd zij tot gevangenisstraf veroordeeld en na enige jaren weer vrijgelaten. Ze ging daarna weer prediken, werd opnieuw gearresteerd en wederom veroordeeld. De gevangenisstraffen duurden in totaal twintig jaar.
        In een brief, die ik van een Getuige (zelf moeder van drie kinderen) uit een staat in het middenwesten van de V.S. ontving, schreef zij: "Ik weet niet hoe u over zulke dingen denkt, maar toen ik het uitgelezen had liepen bij mij de tranen over m'n wangen." Zij verklaarde verder dat wat haar dagen daarna nog het meest had dwarsgezeten de vraag was: "Had dit zo moeten gebeuren? Is het werkelijk God die dit van zijn dienaren verlangt. Is Hij het die hen ertoe aanspoort tegen een dergelijke prijs met deze van-deur-tot-deuractiviteit bezig te zijn? Of zijn het mensen?
        Nancy Yuen gaf haar overtuiging weer met de woorden:
        Om loyaal aan mijn God te zijn, moest ik alles opgeven, zelfs mijn kleine kinderen.
        Zij was er duidelijk van overtuigd dat loyaliteit aan God van haar vroeg om van deur tot deur te gaan, ondanks een wet die dat verbood—niet het prediken op zich—maar het prediken volgens die methode. Haar overtuiging was duidelijk het resultaat van wat haar uit de Wachttorenartikelen was onderwezen. In het jaar voor haar arrestatie stond er in de Watchtower van 1 juli 1955, op bladzijde 409 [In het Nederlands de Wachttoren van 15 september 1955, bladzijde 283], in een artikel over de doop, onder het opschrift "Vereisten" het volgende:
        Van degene die zich heeft opgedragen, wordt verwacht dat hij de zaak van de Vader, de zaak van de ware aanbidding, zal hooghouden, dat hij ter ere van het woord en de naam van Jehovah God zal prediken, zijn verantwoordelijkheden als een bedienaar van het evangelie, een prediker in de velddienst van huis tot huis, volledig zal dragen, en anderszins een volledig aandeel zal hebben aan de werkzaamheden van de Nieuwe- Wereldmaatschappij, ten einde bekendmaking van het koninkrijk te bevorderen en de ware aanbidding van Jehovah hoog te houden. De persoon die zich heeft opgedragen, moet, evenals Christus Jezus en de apostelen, naar zijn beste vermogen een getuige zijn die van huis tot huis predikt, en hij moet anderszins een getuige en aankondiger van het theocratische koninkrijk van rechtvaardigheid zijn.
        Dit brengt ons weer terug bij de werkelijke vraag: Is dit geloof waar? Zo ja, dan kan al het lijden in het geval van Nancy Yuen en dat van anderen die dat om soortgelijke redenen hadden ondervonden, worden beschouwd als deel uitmakend van het "lijden voor Christus", een noodzakelijk offer en een uitvloeisel van geringe betekenis in vergelijking met het loyaal zijn aan God en het trouw zijn aan zijn Woord. In dat geval ligt de volledige verantwoordelijkheid voor dat leed bij de regeringsautoriteiten die zulke harde en onderdrukkende maatregelen troffen.
        Als daarentegen de opvatting, die bij Nancy Yuen en bij de andere moeder van vier kinderen is ontstaan, alsook bij vele Getuigen in andere landen, niet duidelijk en onmiskenbaar door de bijbel wordt onderwezen, maar als deze het gevolg is van organisatorisch beleid gebaseerd op menselijke redenaties, dan kan men zich eigenlijk alleen nog maar afvragen hoezeer de grondleggers van deze leer hiervoor de verantwoordelijkheid dragen.
        Misschien zeggen sommigen dat het hier om een ongewoon geval gaat, waar ze gelijk in hebben, en dat de getoonde houding niet noodzakelijkerwijs ook de houding van de meeste andere Getuigen is. Misschien niet als het gaat over de grote mate van onvoorwaardelijkheid die aan de dag werd gelegd, of over de bereidwilligheid een zo groot verlies te riskeren, doch duizenden zijn gearresteerd en in de gevangenis terecht gekomen gewoonweg omdat zij het als hun plicht zagen deze methode van het verspreiden van hun boodschap ten uitvoer te brengen ondanks wettelijke beperkingen.2
        Zelfs in landen waar een grote mate van vrijheid heerst en de kans om gearresteerd te worden zeer klein is, moet een ieder die Jehovah's Getuige is of was, eerlijk toegeven dat hun is geleerd dat de van-deur-tot-deuractiviteit een bijzonder belangrijk onderdeel vormt van hun aanbidding, dat het een nagenoeg doorslaggevend bewijs is van het feit dat men een discipel van Christus is. Zij zijn zich er ook goed van bewust dat zij door hun mede-Getuigen als "geestelijk zwak" worden beschouwd— hetgeen bij velen in een schuldgevoel resulteert—als zij zich niet met een zekere regelmaat met deze activiteit bezighouden.
        Dit alles blijkt duidelijk uit een brief van een kringopziener aan het Wachttorengenootschap, waarin hij open en eerlijk vertelt over zijn bevindingen met betrekking tot deze activiteit. Hij zegt:
        Ik schrijf deze brief na vele maanden van grondige overdenking en na vele openhartige gesprekken met verkondigers en ouderlingen. Ik heb het probleem in gebed gebracht en hoop dat ik de omvang ervan aan het genootschap duidelijk kan maken. Van de ongeveer 25 ouderlingen, met wie ik lange en diepgaande gesprekken heb gevoerd, waren er slechts twee die te kennen gaven geen schuldgevoelens te hebben wegens het niet kunnen naleven van de doelstellingen, die hen door het Genootschap waren voorgehouden.
        In samenhang met het hen opgelegde programma voor de samenkomsten en de studie en de voortdurende vermaningen om "meer nog dan voorheen de leiding te nemen in de velddienst", stelt hij vast dat velen "zich onder een constante druk voelen staan om steeds maar weer te moeten doorgaan, zonder voldoende tijd te hebben om het ook goed te doen." Hij vervolgt dan:
        Velen hebben mij verteld dat eerdere bezoeken van kringopzieners allesbehalve bemoedigend waren. Ze zeggen dat de kringopziener altijd met de boodschap komt om telkens maar weer meer te doen. Wat voor uitwerking heeft dit alles op mensen met faalangsten en schuldgevoelens? Een broeder merkte op:
          "De kringopzieners zijn door onze gemeente gegaan zoals een motorboot die golven maakt. Als ze weg zijn is ieders leven weer iets onrustiger geworden."
        Iemand anders zei: "Hun toespraken werken dikwijls zo, alsof men probeert een goedwillig doch vermoeid en overwerkt paard vooruit te slaan." 3
        De kringopziener maakte vervolgens duidelijk dat het hier niet gewoon om klachten van ontevreden of egocentrische mensen ging met een "ontzie jezelf"-geest. Hij zei: "Enkele van degenen die zich zo uitlieten behoren tot de meest bekwame ouderlingen en verkondigers in de kring."
        Elke ouderling en "dienaar in de bediening" ("diaken") van Jehovah's Getuigen weet dat hij naast het driemaal per week bijwonen van vergaderingen (in totaal vijf afzonderlijke vergaderingen), met een zekere regelmaat ook van-deur-tot-deurbezoeken moet afleggen wil hij zijn ambtsaanstelling niet kwijt raken, omdat hij anders "geen voorbeeld" zou zijn. Vanwege hun krappe tijdschema staan ouderlingen voor de keuze dingen op te offeren of op de lange baan te schuiven waarvan zij eigenlijk het gevoel hebben dat ze voorrang behoren te krijgen, zoals: gezinsaangelegenheden, tijd voor de kinderen, ziekenbezoek en soortgelijke activiteiten. Het kan betekenen dat zij een soort geestelijke marionetten worden, die slechts reageren als er van buitenaf aan de touwtjes wordt getrokken. Ook valt niet te ontkennen dat vele vrouwelijke Getuigen zich verplicht voelen door te gaan met de van-huis-tot-huisbezoeken, ondanks hevige bezwaren van de echtgenoot die geen Getuige is, terwijl zij weten dat dit problemen in hun huwelijk met zich meebrengt of, zoals in sommige gevallen is voorgekomen, tot een echtscheiding kan leiden.
        Waarop berust dit geloof dan; een geloof dat de Getuigen het van-huis-tot-huiswerk op een vergelijkbare manier doet zien als een Katholiek het bijwonen van de mis?
     
    Van huis tot huis en van deur tot deur – Hetzelfde?
    De leer over de van-huis-tot-huisprediking, zoals deze wordt onderwezen door het leiderschap van Jehovah's Getuigen, is voornamelijk gebaseerd op teksten zoals Handelingen 5:42 en 20:20. In de Nieuwe-Wereldvertaling van het Wachttorengenootschap luiden deze als volgt:
        En zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.
        Terwijl ik [Paulus] mij er niet van heb weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.
        Hieruit wordt afgeleid dat "van huis tot huis" verwijst naar van-deur-tot-deuractiviteit, waarbij men van de ene deur naar de volgende gaat en de mensen zonder voorafgaande uitnodiging en doorgaans zonder voorafgaande kennismaking bezoekt. Kan die afleiding zondermeer gemaakt worden?
        Toen de Nieuwe-Wereldvertaling voor het eerst uitkwam, schonk het Wachttorengenootschap veel aandacht aan de oorspronkelijke Griekse uitdrukking kat'oikon waarvan "van huis tot huis" is afgeleid. Er werd beklemtoond dat het voorvoegsel kata (letterlijk: "volgens") hier gebruikt wordt in een distributieve betekenis. Derhalve werd gesteld dat de uitdrukking "van huis tot huis" dezelfde betekenis heeft als "van deur tot deur", dat wil zeggen, zoals men door een straat van de ene deur naar de volgende deur gaat.
        Doch bij nadere beschouwing en overdenking gaat deze stelling niet op. In de eerste plaats is distributief niet hetzelfde als consecutief (opvolgend). Iemand kan "van huis tot huis" gaan door van een huis in het ene gebied naar een huis in het andere gebied te gaan, precies zoals een dokter van huis tot huis gaat als hij "huisbezoeken" aflegt. Men behoeft hier zeer zeker niet te denken aan het gaan van de ene deur naar de daaropvolgende deur.
        Elke bewering dat het gebruik van het voorvoegsel kata in de distributieve betekenis, slechts op één manier juist en correct kan worden weergegeven, namelijk met "van huis tot huis", wordt in feite omvergeworpen door de Nieuwe- Wereldvertaling zelf.
        Slechts weinig Getuigen zijn zich ervan bewust dat precies dezelfde uitdrukking (kat' oikon), die in de Nieuwe-Wereldvertaling van Handelingen 5:42 met "van huis tot huis" is weergegeven, ook in hoofdstuk 2, vers 46 voorkomt.
        Hieronder vindt men de weergave van deze verzen in de Kingdom Interlinear Translation van het Wachttorengenootschap, welke in de rechter kolom de Nieuwe-Wereldvertaling bevat:
        Zoals het linker geïnterlinieerde gedeelte laat zien, verschijnt dezelfde uitdrukking met dezelfde distributieve betekenis van kata in beide teksten. Toch is de vertaling in Handelingen 2:46 niet "van huis tot huis" maar "in particuliere huizen". Waarom?
        Omdat het onlogisch is te denken dat de discipelen maaltijden tot zich namen door van het ene huis naar het daaropvolgende huis in een straat te gaan en aangezien het Wachttorengenootschap speciale betekenis wil hechten aan de uitdrukking "van huis tot huis" (ter ondersteuning van haar deur-tot-deuractiviteit) wil zij geen mogelijke vragen oproepen door hier de weergave "van huis tot huis" te gebruiken. Zoals gezegd, zijn de meeste Getuigen zich er niet van bewust dat hier omgeschakeld wordt naar een andere weergave en het Wachttorengenootschap geeft er de voorkeur aan hier geen aandacht aan te besteden of het openlijk te erkennen.
        In Handelingen 20:20 komt de uitdrukking opnieuw voor, ofschoon het woord voor "huis" of "huizen" hier in het meervoud staat (kat' oikous):
        Het is hier, opnieuw, eenvoudigweg een beslissing van de vertaler hoe deze Griekse uitdrukking weergegeven wordt. Dat de voornaamste vertaler van de Nieuwe- Wereldvertaling, Fred Franz, erkende dat dit zo is, wordt aangetoond door de voetnoot bij dit vers in de grote gezinsuitgave van de Nieuwe- Wereldvertaling. Deze voetnoot luidt:
        Of, "en in de particuliere huizen."
        Het is niet zo dat vertaling van kat' oikon (of kat' oikous) met "van huis tot huis" fout is. Het is een volkomen juiste vertaling en wordt gevonden in menig andere bijbelvertaling, zelfs bij Handelingen 2:46. Of in die teksten de weergave "van huis tot huis" of "in particuliere huizen" wordt gebruikt hangt geheel af van de persoonlijke voorkeur van de vertaler. Wat verkeerd is, is te proberen de uitdrukking een betekenis mee te geven die zij niet werkelijk heeft.
        Dat de apostelen en andere vroege christenen mensen in hun particuliere huizen opzochten is duidelijk. Dat zij, net als Jehovah's Getuigen in deze tijd, van deur tot deur gingen is beslist niet duidelijk. Men kan het beweren, maar het is een bewering waarvoor absoluut geen bewijs te vinden is.
        Het is niet zo dat het Wachttorengenootschap alleen deze teksten gebruikt in haar poging de van-deur-tot-deurprediking te presenteren als de ware christelijke en Christus-eigen manier om kennis van Gods Woord te verspreiden. Een ander schriftgedeelte dat vaak in de argumentatie wordt gebruikt is Mattheüs 10:11-14, waarin Jezus de volgende instructies gaf toen hij zijn apostelen uitzond om te prediken:
        Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is, en blijft daar totdat gij vertrekt. Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug. Als men u ergens niet ontvangt of niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten.
        In Wachttorenpublikaties wordt consequent nadruk gelegd op de uitdrukking: "Onderzoekt wie daarin [in de stad of dorp] het waard is." Dit wordt dan voorgesteld alsof het betekent van deur tot deur gaan om personen te zoeken die ontvankelijk zijn voor het goede nieuws. De aandacht wordt niet gevestigd op de woorden in de omliggende context, zoals in vers 11: "Blijft daar totdat gij vertrekt." Deze woorden worden bijna nooit aangehaald in Wachttorenpublikaties omdat zij duidelijk maken dat Jezus hier niet over van-deur-tot-deurprediking sprak, maar over het vinden van onderdak.
        In het Besturende Lichaam kwamen veel van deze punten meer dan eens aan de orde. De achtergrond hiervoor was de volgende:
        In 1972, toen een nieuw organisatorisch handboek werd ontworpen onder de titel Organisatie voor de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen, werd ik aangesteld om één-derde van het handboek voor te bereiden, inclusief het hoofdstuk getiteld "Uw dienst voor God". Gedurende mijn hele leven als een van Jehovah's Getuigen was ik actief in het van-deur-tot-deurbezoek en ik ging daarmee door toen ik in het Besturende Lichaam zat en ook na mijn aftreding in 1980. Elke maand van mijn drieënveertig jaar van actieve verbintenis streefde ik ernaar aan deze activiteit deel te nemen, waarbij ik in die periode letterlijk tienduizenden huizen heb bezocht. Als er een maand was waarin ik niet aan dit werk deelnam was dat een hoge uitzondering.4
        Hoewel ik zo tegen 1972 nog steeds actief was in dat werk, was ik er echter niet langer van overtuigd dat de Schrift de gedachte ondersteunt die ik lang had gehad, namelijk dat het van deur tot deur gaan de aangewezen christelijke manier was om het goede nieuws uit te dragen. Dat christenen de verantwoordelijkheid hadden het goede nieuws met anderen te delen was overduidelijk. En bij het schrijven van het toegewezen hoofdstuk van het handboek heb ik die verantwoordelijkheid duidelijk naar voren laten komen, zoals iedereen kan zien als hij dat hoofdstuk leest. Maar ik trof niets in de Schrift aan dat een bepaalde methode voorschreef hoe dit te doen.
        Dat Christus Jezus en zijn apostelen en discipelen mensen thuis hadden opgezocht was eveneens overduidelijk. Maar dat zij hierbij van deur tot deur waren gegaan werd nergens in de Schrift aangegeven. Ik kon de teksten in Handelingen 5:42 en Handelingen 20:20, zonder mijn geweten geweld aan te doen, niet gebruiken ter ondersteuning van het gezichtspunt dat zij dit wel op die manier hadden gedaan. Daarom bracht ik in het handboek de van-deur-tot-deurbezoeken als een effectieve manier om mensen te bereiken. Ik deed geen poging het te brengen als iets dat door de Bijbel wordt aangegeven.
        Wat ik had geschreven werd aan Karl Adams voorgelegd. Karl las het, keurde het materiaal goed en stuurde het door naar de president. Het gehele handboek werd vervolgens ter bespreking voorgelegd aan het Besturende Lichaam. Langdurig werd er gediscussieerd, met alle vóórs en tegens, over de vraag of deze twee teksten op het van deur-tot-deurwerk, waarbij men van de ene deur naar de volgende deur gaat, konden worden toegepast. Het hoofdstuk werd uiteindelijk unaniem door het gehele Besturende Lichaam goedgekeurd, dat toen uit elf leden bestond.5
        Daar bleef het onderwerp voor een aantal jaren liggen en in de eerste drie jaren daarvan maakten Jehovah's Getuigen wat het ledental betreft één van hun grootste groeiperioden door.
        Begin 1976 kwam er een sterke teruggang in zowel nummerieke groei als algehele activiteit. Er was een duidelijk verband tussen deze afname en het feit dat de grootse verwachtingen die de Wachttorenpublikaties hadden gewekt betreffende het jaar 1975, niet waren uitgekomen.6 Nietemin begonnen sommige leden van de redactie druk uit te oefenen om het gebruik van de teksten in Handelingen opnieuw in te voeren ter ondersteuning van het gezichtspunt dat de van-deur-tot-deuractiviteit van "vitaal belang" was bij de prediking van het goede nieuws en dat het een fundamenteel onderdeel vormde van het christendom.7
        Sam Buck (lid van de redactionele staf) leverde een artikel af bedoeld om deze zienswijze te ondersteunen, getiteld: "Hoe predikte Jezus en zijn volgelingen?". In het redactiecomité van het Besturende Lichaam, waarvan ikzelf ook deel uitmaakte, kwam dit in een van onze wekelijkse vergaderingen ter sprake. Karl Adams, hoewel geen lid van het Besturende Lichaam, was aanwezig als secretaris van het redactiecomité. Een van de opmerkingen die Karl had was dat het artikel "een poging lijkt te doen de Schrift iets op te leggen, zodat zij aansluit bij een vooringenomen denkbeeld".
        Eerder al had ik een ander lid van de redactionele staf, die daar al jaren deel van uitmaakte, om zijn commentaar op het ingediende materiaal gevraagd.8 Hij schreef:
        De toonzetting van het artikel geeft me het gevoel dat we aan het proberen zijn de Schrift iets te laten zeggen wat we haar willen laten zeggen; we bewerken de teksten om haar te laten zeggen wat we graag willen horen.... Ik denk dat we hier een belangrijk punt over het hoofd zien. Iedereen behoort God te prijzen en te prediken. Dit doen is belangrijk, niet hoe het wordt gedaan. Als de vroege christenen niet van huis tot huis gingen, betekent dit niet dat wij dit ook niet moeten doen. Als zij het wel deden, betekent dit niet dat wij het ook moeten doen. Zij gingen naar synagogen, wij gaan niet naar kerken. Wij houden internationale congressen, er is geen aanwijzing dat zij dat ook deden.... Waarom eisen dat het op één manier gebeurt? Waarom een toetssteen maken van "van-huis-tot-huis"? Waar het om gaat is mensen te bereiken. Het hoe is niet belangrijk, zolang het een daad is van liefde en hulp aan de mensen tot wie wij getuigen.
        In de bespreking van het redactiecomité kon er onder de vijf leden geen overeenstemming worden bereikt, dus ging de zaak naar het gehele Besturende Lichaam. In de hoop dat in die bespreking de Schrift zelf in het middelpunt zou komen te staan, deed ik een poging om alle voorbeelden uit de vier evangelieverslagen alsmede uit het boek Handelingen op te zoeken die verband hielden met elke activiteit die ook maar iets met prediken of "getuigenis geven" te maken had, waarna ik mijn bevindingen samenvatte in een overzicht van 12 bladzijden lang. Ik maakte ook een vergelijkend overzicht van 27 vertalingen en de weergaven daarin van Handelingen 2:46; 5:42; en 20:20. Ieder lid van het Besturende Lichaam kreeg een kopie van beide overzichten. Het overzicht met de 27 vertalingen is hieronder afgedrukt.
        De ruimte staat niet toe om alle pagina's van het tweede overzicht op te nemen maar de eerste pagina is hier als voorbeeld afgedrukt:
        In het volledige overzicht van "Witnessing Activity" werden zo'n 150 afzonderlijke gevallen van "getuigenis geven" opgenomen (daar waar door meer dan één evangelist van dezelfde gebeurtenis melding is gemaakt, werden de tekstsaanhalingen in het algemeen bij elkaar als één gebeurtenis weergegeven).
        Van de ongeveer 150 gevallen, zoals vastgelegd in deze vijf bijbelverslagen, waren er ongeveer 34 waarin van "een huis" of "woning" sprake was. Daaronder vallen ook de 4 tekstgedeelten die zeer dikwijls in Wachttorenpublikaties worden aangehaald ter ondersteuning van de leerstelling betreffende de van-deur-tot-deuractiviteit. Het zijn de gedeelten waarin Jezus instructies geeft aan zijn twaalf apostelen en aan zeventig discipelen vóór zij werden uitgezonden om het evangelie te verkondigen, en de twee gedeelten in het boek Handelingen waar de uitdrukking "van huis tot huis" voorkomt (in de Nieuwe-Wereldvertaling). Aangezien de vraag aan de orde was wat deze vier tekstgedeelten nu precies beschrijven – met andere woorden, of we hier nu wel of niet te maken hebben met een activiteit van deur tot deur – zou men ook belang moeten hechten aan de andere dertig verslagen waar het woord "huis" of "woning" voorkomt, want deze zouden natuurlijk licht kunnen werpen op de manier waarop Jezus en zijn apostelen en discipelen te werk gingen. Wat brengen deze overige verslagen aan het licht? Zoals ik heb uitgelegd aan de leden van het Besturende Lichaam, liet het overzicht zien dat er . . .
        21 verwijzen óf naar huizen waar Jezus, Petrus of Paulus logeerden,óf naar huizen waar zij, veelal voor een maaltijd, waren uitgenodigd,waaronder de huizen van Martha, Maria en Lazarus, Zacharias, Simon de Leerlooier, Cornelius, Lydia, een gevangenbewaarder in Filippi, Aquila en Priskilla, Titus Justus, en Publius.
        7 verslagen verwijzen naar onbekende huizen, maar uit de context blijkt dat het óf een plaats betrof waar zij logeerden, óf een plaats waar zij bijeenkwamen, alwaar soms alle twaalf apostelen of zelfs een grote menigte aanwezig waren.
        2 verwijzen naar een geval waar Jezus een genezen persoon naar huis stuurt.
        In al deze verslagen is er geen enkele passage te vinden waarin Jezus of een van zijn apostelen of discipelen van de ene deur naar de volgende ging of zelfs maar van het ene huis naar het andere.
        Misschien is dit de reden waarom het overzicht, ondanks dat het volledig was, niet eens werd besproken in het Besturende Lichaam, afgezien van één of twee indirecte verwijzingen ernaar.
        In plaats hiervan richtte de discussie zich voornamelijk op het gebruik van de uitdrukking "van huis tot huis" zoals die gevonden wordt in de bekende twee teksten in de Nieuwe-Wereldvertaling van het boek Handelingen. Lloyd Barry pleitte ervoor deze teksten weer in te voeren ter ondersteuning van het van-deur-tot-deurwerk, erop wijzend dat 'dit de manier is waarop de organisatie het werk al jaren uitvoert.9 Leo Greenlees benadrukte dat 'wij op een georganiseerde manier gebieden moeten bewerken' (elke gemeente deelt het haar toegewezen gebied op in "[velddienst]-gebieden" van een paar honderd huizen elk). Albert Schroeder las een paar aanhalingen voor van het gebruik van het Griekse voorvoegsel kata en haalde ook de voorbeelden aan van openbaar getuigenis van de Lollards, volgelingen van Wycliffe. George Gangas zei dat 'de overgrote meerderheid van de mensen die de organisatie waren binnengekomen, benaderd waren door middel van het van-deur-tot-deurwerk.10 Carey Barber sprak over de houding van ouderlingen die de bijbelse basis voor het van-deur-tot-deurwerk in twijfel trokken, en zei dat 'zij het blijkbaar niet nodig vinden om ijverig te zijn in dit werk.' Hij haalde Handelingen 20:21 aan om aan te tonen dat Paulus met mensen had gesproken over "berouw" en betoogde dat dit aantoonde dat hij zijn (in vers 20 genoemde) van-huis-tot-huiswerk onder buitenstaanders had verricht, niet onder discipelen. Hij citeerde de uitlating van een vrouw, een Getuige, die over het van-deur-tot-deur-werk had gezegd, "Waarom zou ik de straat op gaan als ik niet moet prediken?" Lyman Swingle zei dat 'degene die het voorgestelde artikel had geschreven klaarblijkelijk een "gebod" wilde laten uitgaan om van deur tot deur te gaan, iets waarvan hij (Swingle) niet het gevoel had dat de Schrift dat ondersteunde.' Karl Klein stelde dat wij 'verplicht zijn de beste methode voor de prediking toe te passen,' en haalde het voorbeeld aan van de "man met de schijversinkthoorn" in het visioen van de profeet Ezechiel die op het voorhoofd van de mensen een kenteken zette.11 Hij zei dat 'de broeders die discipline weten op te brengen en liefde hebben, van huis tot huis zullen gaan.' Milton Henschel waarschuwde dat 'door sommige ouderlingen wordt beweerd dat er "voor het van-huis-tot-huiswerk geen bijbelse basis zou bestaan"' en in krachtige bewoordingen voegde hij hieraan toe dat 'hijzelf' weliswaar niet in Efeze was geweest, maar Lukas wel en dat Lukas zegt dat Paulus van "huis tot huis" ging.' Ook zei hij dat 'het onze taak is discipelen te maken en dat de broeders aangemoedigd moeten worden om van deur tot deur te gaan.' Hij stelde voor een aantal beslissingen van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten aan te halen waarin wordt gesteld dat het gebruik om zonder uitnodiging naar de huizen van de mensen te gaan, een al eeuwenoude predikingsmethode is. Secretaris-Penningmeester Grant Suiter zei dat 'als er iets wordt gepubliceerd dat afbreuk doet aan het van-huis-tot-huiswerk, er een speciale commissie aangesteld zou moeten worden die zich hiermee bezighoudt. Hij zei dat 'er uit een aantal berichten kon worden opgemaakt dat sommige Getuigen geen lektuur meenamen als zij van huis tot huis gingen. Hij zei dat 'er veel mensen zijn die Jehovah's Getuigen zouden willen worden, maar dat zij liever niet wilden getuigen' en dat ouderlingen niet van dat soort mogen zijn.12 Lloyd Barry nam nogmaals het woord, waarbij hij een katholieke priester aanhaalde die opmerkte dat Jehovah's Getuigen zo'n goed voorbeeld geven door van deur tot deur te gaan. Hij haalde een lid van het bijkantoor in Panama aan die had gezegd dat van-huis-tot-huis-werk "de ruggegraat van onze aanbidding" vormt. Leo Greenlees nam ook nog een keer het woord met de opmerking dat de meeste broeders "van nature ongestructureerd zijn" en het werk niet zouden doen als de organisatie geen regelingen voor hen zou treffen.
        Tot zo ver een resumé van de belangrijkste onderdelen van de bespreking om de algemene gang van zaken te illustreren en de houding en de wijze waarop erover gedacht werd. Gedurende de hele zitting deed ik pogingen aandacht te vragen voor de Schrift zelf, maar de discussie bleef zelden lang genoeg bij één punt stilstaan om er voldoende diep op in te kunnen gaan. Als de bijbel al ter sprake kwam dan ging het vrijwel uitsluitend over de juistheid van de weergave in de Nieuwe-Wereldvertaling van "van huis tot huis", gevonden in Handelingen 5:42 en 20:20, die in het bijzonder werd verdedigd door president Fred Franz.
        In werkelijkheid had noch ik, noch iemand anders, deze weergave bekritiseerd. De vraag waar het om ging was, wat "van huis tot huis" daar betekende. Was het synoniem met "van deur tot deur" zoals toegepast door de Getuigen? Of had het eenvoudigweg dezelfde betekenis als "in particuliere huizen", wat in de Nieuwe-Wereldvertaling de weergave is van precies dezelfde uitdrukking in Handelingen 2:46? Ik had op verschillende momenten in de discussie hiervoor aandacht gevraagd. Daar Fred Franz in feite de vertaler van de Nieuwe-Wereldvertaling was, was ik er zeker van dat hij zich ervan bewust was dat dezelfde Griekse uitdrukking (kat' oikon) nog vier keer werd gebruikt als aanduiding van de verzamelplaats van christelijke gelovigen bij bepaalde discipelen thuis. (Zie The Kingdom Interlinear Translation bij Romeinen 16:5; 1 Korinthiers 16:19; Kolossenzen 4:15; en Filémon vers 2.) In deze verzen had hij de Griekse uitdrukking met "in hun huis", "in haar huis" en "in uw huis" weergegeven. Hoewel het voorvoegsel kata in deze teksten duidelijk niet gebruikt wordt in een "distributieve" betekenis, illustreren zij niettemin dat de uitdrukking gebruikt werd om te verwijzen naar de particuliere huizen van discipelen.
        Dus in een poging het punt aan de orde te stellen dat—ongeacht hoe de uitdrukking werd weergegeven—de beslissende vraag was of deze duidelijk de betekenis heeft die men er aan had gegeven, voelde ik mij er uiteindelijk toe gedreven een directe vraag aan het adres mijn oom te stellen: "Gelooft Broeder Fred Franz echt dat de uitdrukking 'van huis tot huis' zoals deze gevonden wordt in deze verzen [Hand. 5:42; 20:20] in werkelijkheid betekent 'van-deur-tot-deur-gaan', van de ene deur naar de volgende deur? Ik zou het op prijs stellen als hij hier zelf antwoord op gaf."
        De voorzitter, Karl Klein, richtte zich tot hem en zei: "Wel, Broeder Franz?" Zijn antwoord begon met, "Ja—ik geloof dat het dat kan inhouden." (Merk op dat hij zegt "kán inhouden".) Hij vervolgde met, "Bijvoorbeeld, als Paulus naar een huis ging zou het kunnen zijn dat hij door de voordeur naar binnen was gegaan en, na afloop van zijn gesprek, weer door de achterdeur naar buiten was gegaan, en zodoende zou hij dan van deur tot deur zijn gegaan." Een aantal leden barstte in lachen uit. Maar in feite was de verklaring helemaal niet lachwekkend bedoeld—hij was in alle ernst gedaan. Dit zeg ik niet zomaar, daar ik mijn oom op dat moment al een halve eeuw kende en ik ook zijn manier van spreken ken als hij bewust humoristisch, sarcastisch of soms zelfs schertsend is. Dit was geen ondoordachte opmerking tijdens  een vluchtig gesprek. De president van het Genootschap wist dat de vraag zich toespitste op de kern van de zaak die de aanzet had gegeven tot de lange discussie. Hij sprak resoluut; op een toon die een beroep deed op de rede en hij gaf niet de minste indruk dat hij de bedoeling of verwachting had dat men zijn woorden als iets anders dan een redelijke uitleg zou opvatten. Ik was met stomheid geslagen, want het was ongelofelijk dat een dergelijk antwoord werd gegeven met de bedoeling om op welke wijze dan ook duidelijkheid te brengen in het kernpunt van een discussie die al uren had geduurd. In een gesprek merkte Karl Klein eens op, "Freddie heeft voor alles een verklaring." Toch vraag ik me nog steeds af hoe een duidelijk intelligente man zo'n ontwijkende verklaring kan geven, één die voldoende ver gezocht is om gelach bij zijn medeleden van het Lichaam op te roepen. Maar het was het enige antwoord dat ik op mijn vraag kreeg.
        Ik had de leden van het Lichaam verzocht de twaalf pagina's met bijbels bewijsmateriaal te bekijken en daarin aan te wijzen wat ook maar enigszins aangaf dat Jezus ooit, bij welke gelegenheid dan ook, een voorbeeld had gegeven door van deur tot deur te gaan. Ook dit bleef onbeantwoord.
        Kort na mijn vraag aan Fred Franz, werd bij stemming door het Besturende Lichaam besloten dat Lloyd Barry zou toezien op het schrijven van materiaal waarin de eerder genoemde bijbelteksten opnieuw zouden worden gebruikt speciaal ter ondersteuning van de van-deur-tot-deuractiviteit van Jehovah's Getuigen. De stemming was veertien voor, vier tegen.
        Ik vond de hele bespreking ontmoedigend. Niet omdat de uitslag van de stemming mij ook maar enigszins verraste. Ontmoedigend was de manier waaróp en de geest waarin de discussie zelf was verlopen—hoewel het zwalkende, hap-snap patroon dat werd gevolgd mij gezien mijn voorgaande ervaringen niet onbekend was. Na afloop nam ik de tijd om enig commentaar op schrift te stellen bedoeld om aan alle leden uit te delen, maar toen het op papier stond vroeg ik mij af of het wel zo zinvol was het nog verder te proberen. Het scheen mij toe dat ik in futiliteiten ging vervallen. Uiteindelijk heb ik slechts ongeveer vier kopieën gemaakt, die ik verzond naar de leden van wie ik dacht dat zij ze nog wel zouden lezen. De rest kwam in mijn archief. (Dit commentaar kan worden opgevraagd via Commentary Press.)
    De Schrift wordt aangepast aan een leerstelling van de Organisatie
    Toen Lloyd Barry, een lid van het Besturende Lichaam, werd aangesteld om ervoor te zorgen dat er materiaal voor de Wachttoren over het onderwerp zou worden aangemaakt, verklaarde hij vrijwillig tegenover het Lichaam dat hij zich er van zou vergewissen dat de informatie die ik in de twee overzichten aan de leden van het Lichaam had verstrekt, (het bijbelse bewijsmateriaal uit de vier Evangelieën en Handelingen in verband met getuigenis geven, en de wijze waarop kat' oikon in verschillende vertalingen werd weergegeven) gepaste aandacht zou krijgen. Hij koos ervoor het materiaal zelf te schrijven en het verscheen uiteindelijk in de Wachttoren van 15 oktober 1979 (dezelfde uitgave waarin het artikel was opgenomen over Nancy Yuen, haar van-deur-tot-deuractiviteit en haar twintig jaar gevangenschap). Er werd hoegenaamd geen aandacht geschonken aan het Bijbelse bewijsmateriaal dat was aangedragen, noch aan de betreffende grondbeginselen zoals die in de zitting van het Besturende Lichaam waren besproken.
        Voorin de artikelen was een grote tekening opgenomen van huizen, met inzetten waarin Getuigen te zien waren die langs de deuren gingen. Aan de onderzijde stonden de woorden: "Evenals Jezus' apostelen, gaan hedendaagse christenen 'van huis tot huis' om mensen te zoeken die het goede nieuws waardig zijn". Op deze manier werd al vanaf het begin "van huis tot huis" en "van deur tot deur" gelijkgesteld. Nergens in het artikel werd een bewijs gegeven dat de bijbel dit ook doet.; over dat aspect werd niet eens gesproken.
        De artikelen die daarna volgden vormen een duidelijk voorbeeld van de wijze waarop de organisatie haar leden—zorgwekkend vaak—een tendentieuze voorstelling van zaken geeft en ongunstig bewijsmateriaal achterhoudt, waardoor de leden de mogelijkheid wordt ontnomen om de zaken nog zuiver te beoordelen en een persoonlijke conclusie te trekken omtrent de juistheid van de ingenomen standpunten. Omdat geen bewijs gegeven kon worden dat Jezus ooit een voorbeeld had gegeven in het van-huis-tot-huisgaan in de zin dat hij van deur tot deur langs de huizen was gegaan, werd in plaats daarvan in het eerste artikel de nadruk gelegd op zijn instructies aan de twaalf apostelen en de zeventig discipelen. De standaardpraktijk werd gevolgd door slechts die gedeelten van de tekst aan te halen die spreken over 'zoeken naar wie het daarin waard is' en door het weglaten van de uitdrukkingen die met deze woorden in verband staan, zoals, 'blijft daar tot dat gij vertrekt', 'blijft dus in dat huis en eet en drinkt de dingen waarin zij voorzien.... Gaat niet van het ene huis naar het andere.' (paragraaf 7). Na aanhaling van slechts een deel van Jezus' woorden, vervolgt het artikel met de woorden:
        Dit zou betekenen dat zij naar de huizen van de mensen moesten gaan, waar personen 'die het waard waren', gunstig op het "goede nieuws" zouden reageren. Op deze wijze zouden die discipelen ook een plaats vinden waar zij konden overnachten.
        Merk op dat gezegd wordt, ". . . ook een plaats vinden waar zij konden overnachten." Dit moet het idee geven dat Jezus' instructies in de eerste plaats te maken hadden met de van-deur-tot-deurprediking en dat het vinden van een plaats om te overnachten iets bijkomstigs was, iets dat bijna terloops was opgemerkt. Men hoeft slechts eenvoudigweg het verslag (in dit en in de andere evangelieën) door te lezen, om te zien dat Jezus, na tot zijn discipelen te hebben gesproken over de dingen die zij nodig of dachten nodig te hebben op hun predikingstocht, namelijk, geld, voedsel en kleding, vervolgens sprak over iets anders dat zij op hun tocht nodig zouden hebben, namelijk, onderdak, en dat dit het belangrijkste punt van zorg was dat in zijn aangehaalde woorden tot uitdrukking komt. Jezus' instructie die onmiddellijk daarop volgt: "en blijft daar totdat gij vertrekt", bevestigt dit. Doordat het artikel slechts een gedeelte van het vers citeert en de zaken van elkaar losweekt, wordt de geest van de lezer gemakkelijker gemanipuleerd zodat de naar voren gebrachte ideeën geaccepteerd worden.13
        De schrijver hanteerde precies dezelfde methode in het aanhalen van Jezus' woorden tot de zeventig uitgezonden discipelen, zoals opgetekend in Lukas 10:10-16. In het artikel, werden deze woorden geciteerd:
        Waar gij ook een huis binnengaat, zegt eerst: 'Vrede zij over dit huis.' En indien daar een vriend des vredes is, zal uw vrede op hem rusten. Maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren.
        Jezus' woorden die onmiddellijk daarop volgen worden niet aangehaald. Waarom niet? Zij luiden:
       Blijft dus in dat huis en eet en drinkt de dingen waarin zij voorzien, want de werker is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis over naar het andere.
        Deze woorden tonen aan dat Jezus zijn discipelen duidelijk vertelde hoe zij te werk moesten gaan bij het vinden van onderdak bij geschikte personen en hoe zij moesten handelen als zij eenmaal onderdak hadden gevonden. Omdat deze woorden een totaal ander licht op de zaak werpen, kwamen zij de schrijver niet van pas en werden zij dus eenvoudigweg niet behandeld.
        Als de kwestie van vertalen aan de orde komt, erkent het artikel kortweg dat er "andere weergaven" van kat' oikon zijn dan "van huis tot huis", maar het presenteert vervolgens alleen die vertalingen die deze weergave gebruiken! Het gaat nergens in op de kwestie of "distributief" hetzelfde idee inhoudt als "consecutief."
        In een voetnoot wordt een lijst van achttien [in het Nederlands: twintig] vertalingen gegeven die in Handelingen 20:20 de zinsnede "van huis tot huis" hebben. Het vertelt de lezer niet dat er minstens evenveel vertalingen zijn die andere bewoordingen gebruiken, zoals "particulier", "in particuliere huizen", "aan huis" en andere soortgelijke weergaven. Het vertelt de lezer niet dat enkele van de genoemde vertalingen die "van huis tot huis" in Handelingen 20:20 hebben, kat' oikon weergeven met "aan huis" in Handelingen 5:42. (American Standard Version; Revised Standard Version; English Revised Version; Moffatt's Translation.) Ook de New American Standard Version werd in de voetnoot opgenomen in de lijst van vertalingen die "van huis tot huis" in Handelingen 20:20 gebruiken, maar het artikel verwees niet naar de noot in de kantlijn die luidt: "of in de verschillende particuliere huizen." Alles wat zich niet leende voor de gedachte die het artikel bedoelde uit te dragen, werd eenvoudigweg genegeerd. Toch wist de schrijver, Lloyd Barry, dat dit een ernstig en belangrijk punt van discussie was geweest in de zitting van het Besturende Lichaam.
        Het meest onbegrijpelijke is nog dat de artikelen nergens het feit vermelden dat kat' oikon in Handelingen 2:46 in de eigen vertaling, de Nieuwe-Wereldvertaling, is vertaald met de zinsnede "in particuliere huizen". Dit vers wordt in het hele verhaal nergens genoemd. Waarom niet? De reden is duidelijk.
        Het eerste artikel legde de basis waarop de andere twee voortbouwden. Men beriep zich op historici (E. Arnold en H.G. Wells, die over de evangelisatiegeest van het vroege christendom hadden geschreven), op het traditionele predikingswerk van deur tot deur zoals uitgevoerd door de organisatie zelf, op rechtszaken en ander materiaal, om het gepresenteerde standpunt te ondersteunen.
        De artikelen vormen aldus een opmerkelijk voorbeeld van het achterhouden van tegengesteld bewijsmateriaal, van het gebruik van "cirkelredeneringen" waarbij men doorborduurt op onbewezen vooroordelen als waren het feiten. Geschreven in krachtige, kleurrijke taal, met beweringen gebracht op een stellige en overtuigende wijze, geeft het artikel de lezer geen enkele aanwijzing dat het bijbelverslag, waarnaar wordt verwezen ter ondersteuning van de traditionele zienswijze, ook op een andere manier uitgelegd kan worden. Met het oog op de discussie in het Besturende Lichaam en het bewijsmateriaal dat daar naar voren was gebracht, kan men dit moeilijk anders bestempelen dan als intellectuele oneerlijkheid.
     Het verslag van de Apostel Paulus’ aangaande het predikingswerk
    Men zou nog veel meer voorbeelden kunnen aandragen van dit negeren en onderdrukken van bewijzen. Om er van de vele slechts één te noemen: De Wachttoren van 1 maart 1983 bevat een bespreking van de bediening van de apostel Paulus waarin zijn woorden uit Handelingen 20:20, 21 worden aangehaald. Opmerkelijk hierbij is de volgende bewering (op blz. 13)
        Later kon hij terecht tot de "oudere mannen" van de gemeente te Efeze zeggen: "Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus" (Handelingen 20:17, 20, 21, 31; 19: 1-41) Voordat deze mannen, die nu ouderlingen waren, christenen waren geworden, had de apostel Paulus hen dus doormiddel van de "van huis tot huis"-predikingsactiviteit in de fundamentele waarheden van het christendom onderwezen.
        Paulus zelf zegt dat hij deze mannen eerst "in het openbaar" heeft onderwezen en daarna "van huis tot huis". De schrijver van het artikel draait in feite de volgorde om. Hij stelt ronduit dat de van-huis-tot-huisactiviteit het aanvankelijke middel was waardoor de ouderlingen in Efeze christenen waren geworden. Hij gaat gewoon volkomen voorbij aan Paulus' "openbare" onderwijzing met betrekking tot het onderrichten van deze mannen in de "de fundamentele waarheden van het christendom", ondanks dat Paulus dit zelf als eerste noemt. Op welke gronden zou de schrijver dit hebben kunnen doen? Waar spreekt Paulus zelfs maar over de plaats waar deze mannen tot bekering kwamen en geloof stelden in Jezus Christus, en dus christenen werden? In feite vertelt de bijbel ons juist in het hoofdstuk voorafgaande aan het aangehaalde hoofdstuk (dus in Handelingen 19) over de activiteiten van Paulus in Efeze. En omdat wij, zoals Milton Henschel het uitdrukte, ‘niet in Efeze geweest zijn, maar Lukas wel’, kan de vraag gesteld worden wat Lukas zelf (als schrijver van het boek Handelingen) te zeggen heeft over hoe en waar Paulus "zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis [heeft] afgelegd" omtrent berouw en geloof in Christus?
        Uit Handelingen 19 blijkt dat Paulus bij zijn aankomst in Efeze "enige discipelen aantrof", ongeveer twaalf, die onbekend waren met de gave van de Geest en het gedoopt zijn in de naam van Christus. Zij waren gedoopt in de doop van Johannes. Paulus doopte hen in de naam van Jezus. Er dient echter opgemerkt te worden dat deze mannen reeds "gelovigen", "discipelen" waren, toen Paulus hen daar aantrof. Hij onderwees geen onwetende vreemdelingen maar mannen die reeds discipelen waren.
        Dit geval is vergelijkbaar met dat van Apollos, van wie in het voorafgaande hoofdstuk wordt gezegd dat hij "alleen met de doop van Johannes bekend was" toen Aquila en Priskilla tot hem kwamen. (Handelingen 18:24-26) Maar nog voordat zij "hem de weg van God juister uit[legden]", had Apollos reeds "met juistheid onderwijs gegeven over de dingen die op Jezus betrekking hadden" in de synagoge. Ook al was zijn begrip onvolledig, hij was nietemin reeds een christen toen Aquila en Priskilla hem ontmoetten. Bovendien hadden zij hem niet ontmoet tijdens het van-huis-tot-huisgaan, maar tijdens hun bezoek aan de synagoge. Er is geen aanwijsbare reden om deze twaalf mannen in Efeze anders te bezien.
        Na beschreven te hebben hoe deze mensen door Paulus gedoopt werden, gaat het verslag in Handelingen 19 verder:
        Hij ging de synagoge binnen, waar hij drie maanden lang met vrijmoedigheid sprak, terwijl hij lezingen hield en overredingskracht gebruikte aangaande het koninkrijk Gods. Maar toen sommigen zich bleven verharden en niet geloofden en ten aanhoren van de menigte nadelig spraken over De Weg, trok hij zich van hen terug en zonderde de discipelen af, terwijl hij dagelijks lezingen hield in [de aula van] de school van Tyránnus.
        Dit is Lukas’ ooggetuigeverslag over de bediening van Paulus in Efeze. Hij laat zien dat sommigen van degenen die in die drie maanden naar Paulus’ toespraken in de synagoge hadden geluisterd, óf reeds discipelen waren, óf het uiteindelijk werden. Hij zegt niet dat de bekering tot het christendom van deze mensen of van wie maar ook, het gevolg was van de "van huis tot huis"-predikingsactiviteit. Een zeer breed scala aan bijbelse bewijzen duidt erop dat dit hoogst waarschijnlijk het gevolg was van het luisteren naar Paulus’ openbare lezingen in de synagoge. Laten we deze bewijzen, zoals opgetekend in Lukas’ verslag, eens nagaan: 
       

    13-01-2011 om 05:54 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil(vervolg)
     In het gehele boek Handelingen wordt het ene na het andere geval genoemd van mensen die gelovig werden als gevolg van toespraken in het openbaar. De 3000 mensen die met Pinksteren in het openbaar bijeen kwamen om Petrus en de andere discipelen te horen spreken, bekeerden zich en werden op diezelfde dag gelovig. Dit was niet het gevolg van een bezoek aan hun huizen. (Handelingen 2:1-41) Hoewel het waar is dat Cornelius en zijn metgezellen de boodschap van bekering en geloof in Christus bij het huis van Cornelius hoorden, stond Petrus’ bezoek daar niet in verband met een "van-huis-tot-huis"-predikingsactiviteit. Het was een speciaal bezoek aan dat ene huis. (Handelingen 10:24-48) In Antiochië, in Pisidië, "volgden velen van de Joden en van de proselyten […] Paulus en Barnabas" na een toespraak van Paulus in de synagoge, om nog meer te horen. (Handelingen 13:14-16, 38-43) Wanneer er melding gemaakt werd van een huis, dan was dat meestal een huis waarin Paulus en Barnabas onderdak hadden gevonden. Deze geïnteresseerde mensen zochten hen dan op in dat huis, wat precies het tegenovergestelde is van een bezoek door Paulus en Barnabas aan hun huizen. (Vergelijk een soortgelijke situatie in Jezus’ bediening in Johannes 1:35-39.) De volgende sabbat werden "allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, …gelovigen", en wel in de synagoge, zoals uit alles blijkt. (Handelingen 13:44-48) In Ikónium, zo wil het verslag, spraken Paulus en Barnabas wederom in de synagoge waarop "een grote menigte van zowel Joden als Grieken gelovig werd". Zij ‘bekeerden zich en stelden geloof in Christus’ nadat zij in de synagoge in het openbaar onderricht hadden ontvangen. Er wordt niet gesproken over een "van-huis-tot-huis"-predikingsactiviteit. (Handelingen 14:1) In Filippi ‘opende Lydia haar hart en reageerde zij op de boodschap van Paulus’, doch dat gebeurde aan een rivier en Paulus ging pas daarna haar huis binnen, en dan alleen als haar gast.14 De gevangenbewaarder van Filippi, die later bekeerd werd, leerde Paulus als gevangene in zijn gevangenis kennen. Paulus ging zijn huis alleen maar binnen omdat de gevangenbewaarder meer van hem wilde weten, hij stond niet zomaar zonder uitnodiging voor zijn deur. (Handelingen 16:12-15, 25-34) In Thessaloníka redeneerde Paulus drie sabbatten achtereen met de mensen en "dit had tot gevolg dat sommigen van hen gelovigen werden en zich bij Paulus en Silas aansloten, evenals een grote menigte van de Grieken die [God] aanbaden", en weer ging het om een openbare prediking in een synagoge, zonder enige vermelding van een "van-huis-tot-huis"-predikingsactiviteit. (Handelingen 17:1-4) In Beréa gingen "zij na aankomst de synagoge van de Joden binnen" en "velen van hen werden dan ook gelovigen, evenals niet weinigen van de achtenswaardige Griekse vrouwen en van de mannen." (Handelingen 17:10-12) In Athene sloten "sommige mannen … zich bij hem [Paulus] aan en werden gelovigen", nadat hij openlijk had gesproken in de synagoge, op de marktplaats en op de Areopagus—alle drie openbare gelegenheden. In Korinthe woonde Paulus in het huis van Aquila en Priskilla en "elke sabbat placht hij in de synagoge een lezing te houden en Joden en Grieken te overreden". Toen hij door tegenstanders werd gedwongen de synagoge te verlaten ging hij een deur verder, naar het huis van Titius Justus, en gebruikte dit huis als een plaats om te onderwijzen. Het verslag zegt: "Crispus echter, de presiderende dienaar van de synagoge, werd een gelovige in de Heer, en eveneens zijn gehele huisgezin. En velen van de Korinthiërs die toehoorden, gingen geloven en werden gedoopt." (Handelingen 18:1-8) Crispus en zijn gezin hadden het goede nieuws voor het eerst in de synagoge gehoord en pas daarna in zijn eigen huis, toen dat als ontmoetingsplaats werd gebruikt. Over bezoeken van deur tot deur wordt niet gesproken.
        Al deze verslagen gaan aan het verslag over Paulus’ activiteit in Efeze vooraf. Zouden die soms geen licht kunnen werpen op de in de Wachttoren uit Handelingen 20:21 aangehaalde woorden van Paulus, dat hij "zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis [had] afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus"? Waar had Paulus nu juist dat volgens al deze verslagen gedaan? Was dat tijdens een of andere activiteit waarin hij van deur tot deur was gegaan? Of was het daarentegen in openbare gelegenheden, hoofdzakelijk in synagogen? En wanneer het om huizen ging, was de apostel daar dan in het kader van een van-deur-tot-deuractiviteit , of was hij in al die gevallen in dat specifieke huis uitgenodigd? Hadden de mensen, "Joden en Grieken" zich bekeerd en waren zij christenen geworden door middel van het openbare onderricht in synogogen? Ja, overduidelijk. Hoe kan het dan dat de schrijver van de Wachttoren, in het licht van al deze bewijzen uit de Schrift zelf en uit het ooggetuigeverslag van Lukas, met geen enkel woord spreekt over de voor de hand liggende mogelijkheid dat wat er elders had plaatsgevonden, ook in Efeze had plaatsgevonden? Had hij hier geen onderzoek naar gedaan? Kende hij al deze bewijzen niet? Een dergelijke oppervlakkigheid zou een schrijver, die voor miljoenen lezers schrijft, onwaardig zijn. Of gaf hij er de voorkeur aan over deze overstelpende hoeveelheid bewijsmateriaal heen te stappen ten einde de Schrift kloppend te maken met de leerstellingen van de Wachttorenorganisatie? Dat zou dan zelfs nog moeilijker te verontschuldigen zijn.
        Paulus zegt dat hij mensen in Efeze had onderwezen "in het openbaar en van huis tot huis." Wanneer de eerste methode een openbare is, dan is de tweede redelijkerwijs een privé-aangelegenheid. Gezien de brede achtergrond en de gedetailleerdheid van het hele boek Handelingen is het duidelijk dat het in Efeze zo gegaan kan zijn dat Paulus gelovigen aantrof nadat hij in de synagoge en later in de school van Tyrannus had gesproken, en dat hij daarna naar de huizen van zulke gelovigen was gegaan, van het ene huis naar het andere huis, om hen daar, niet in het openbaar maar privé, op een persoonlijke manier te onderwijzen. Wanneer men eerlijk redeneert moet men op z’n minst toegeven dat dit een mogelijkheid is. En wanneer men alle voorbeelden uit de bijbel in aanmerking neemt, zou men moeten erkennen dat dit de meest waarschijnlijke verklaring is. De Wachttoren doet dat niet. Waarom niet?

        Ik denk dat op z'n minst één reden is dat men bezorgd is over de mogelijke gevolgen van een dergelijke onbevooroordeelde beschouwing van de bijbelse bewijzen. De leden van het Besturende Lichaam zijn zich er terdege van bewust dat de omvang van het van-deur-tot-deurwerk, waarin de leden van de organisatie over de hele wereld betrokken zijn, in grote mate het gevolg is van voortdurende pressie in tijdschriften, in de wekelijkse vergaderingen en in toespraken door reizende opzieners. Hoewel zij zelf vanwege hun bevoorrechte positie enigszins vrij zijn van die druk, weten ze op grond van hun eigen ervaringen uit het verleden, toen zij nog niet tot het leiderschap waren toegetreden, dat die druk wel degelijk reëel is.15 Hun eigen uitlatingen ten aanzien van bijvoorbeeld het inleveren van velddienstberichten, laten een reële angst zien dat het verminderen van de pressie tot een daling van die activiteit zal leiden. Leo Greenlees’ opmerking dat de meeste broeders "ongestructureerd" zijn en dat de regelingen van de organisatie nodig zijn om hun het het werk te laten uitvoeren, is kenmerkend voor de paternalistische houding die zo dikwijls in de zittingen van het Besturende Lichaam tot uiting kwam. Een nagenoeg soortgelijke opmerking, alhoewel dat te maken had met een ander facet van het programma van de organisatie—een voorstel om de tijdsduur van de wekelijkse samenkomsten te verkorten—kwam van Milton Henschel. Hij zei: "En wat zullen de broeders dan gaan doen als wij ze meer vrije tijd geven? Waarschijnlijk TV kijken".
        Of zij er in dit verband bewust aan denken of niet, de mannen die een positie in het leiderschap bekleden weten ook dat de Wachttorenorganisatie een uitgeversimperium heeft voortgebracht van een geweldige omvang, waar tientallen jaren over gedaan is om die op te bouwen. Dat uitgeverssysteem met zijn grote, dure bijkantoren en drukkerijen en de indrukwekkende torenflats om huisvesting te bieden aan de mensen die dat alles draaiende houden, is voor hen een bron van aanzienlijke trots en een vaak aangehaald bewijs van goddelijke zegen en voorspoed. Elke vermindering van de druk op de Getuigen om met de publicaties uit dit systeem een aandeel te hebben aan de van-deur-tot-deuractiviteit zou er uiteindelijk toe kunnen leiden dat het imperium ten onder gaat of dat het grotendeels ontmanteld moet worden. Ik geloof werkelijk, dat alleen al het idee hieraan voor velen in de leiding van de organisatie ondenkbaar is.
        Het Besturende Lichaam weet ook dat van de vele miljoenen publicaties die elk jaar uitkomen, slechts een klein gedeelte wordt gelezen. Doch louter de omvang van de produktie moet eraan meehelpen de indruk te wekken dat een geweldig "wereldomvattend getuigenis" aan de mensen wordt gegeven. Terwijl de apostel Paulus "onderwees" in het openbaar en in particuliere huizen, is het van-deur-tot-deurwerk van Jehovah’s Getuigen in de meeste landen waar zij werkzaam zijn, een zeer openbare vorm van prediken maar niet van onderwijzen. Zelfs de omvang van de "prediking" is opmerkelijk gering. In de meeste landen voert een Getuige slechts zo nu en dan eens een diepgaand gesprek; nog minder vaak passeert hij of zij daarbij de deurdrempel. In een groot percentage van de gevallen omvat het "getuigenis geven" niet veel meer dan het snel aanbieden van enkele Wachttorenpublicaties. Zelfs in die weinige gevallen waar mensen Jehovah’s Getuigen in de gelegenheid stellen meer te zeggen of hen in hun huis uitnodigen, kan men datgene wat over het algemeen gezegd wordt nauwelijks met "onderwijzen" bestempelen. Het verdient al helemaal niet de kwalificatie ‘grondig getuigenis afleggen omtrent berouw en geloof in de Heer’, daar het in de grond hoofdzakelijk bestaat uit een zeer beknopte beschouwing van één of twee bijbelverzen, gevolgd door het aanbieden van Wachttorenlektuur.16 Mocht er al werkelijk "onderwijs" worden gegeven, dan is dat in de "huisbijbelstudies", en iedereen die bekend is met de situatie in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen, weet dat slechts een kleine minderheid van hen in een dergelijke bijbelstudie-activiteit betrokken is.
        In een artikel getiteld, "De Prediking van Huis tot Huis — een Uitdaging" uit de al eerder aangehaalde Wachttoren van 15 augustus, 1981, wordt een aantrekkelijk beeld geschetst van de voordelen die men geniet wanneer men deelneemt aan het van-deur-tot-deurwerk. Er wordt gesteld dat "er niets bestaat wat iemand zo goed helpt de vruchten van Gods Heilige Geest aan te kweken als de van-huis-tot-huisevangelisatie", en dat "van huis tot huis gaan met het goede nieuws van het Koninkrijk iemand ook [helpt] de goede eigenschap nederigheid aan te kweken", dat "men hierdoor meer medegevoel, meer empathie jegens anderen krijgt", en dat het "ook een bescherming tegen de wereld [vormt]". Het is ongetwijfeld zo dat elke activiteit waarbij men onder de mensen is, alsook allerlei vormen van sociaal werk, een positieve uitwerking kan hebben op iemands kijk op, en houding jegens mensen. Maar het geschetste beeld is meer fictie dan werkelijkheid, en ik denk dat de meeste Getuigen die geregeld in het gezelschap van ouderlingen en pioniers verkeren en contact hebben met kring- en districtsopzieners weten dat het van-deur-tot-deurwerk op zich iemand niet of nauwelijks tot een beter of sympathieker mens maakt, dat men daardoor niet opvallend meer liefde, geduld, lankmoedigheid, mildheid en soortgelijke vruchten van de Geest aan de dag gaat leggen. De gloedvolle bewoordingen van de Wachttoren vertegenwoordigen eerder een wensdroom dan de werkelijkheid, zoals blijkt uit brieven van gerespecteerde ouderlingen in de organisatie. En wat de gevoelens van empathie betreft, het feit dat de Getuigen getraind zijn om de mensen die zij bezoeken als wereldse mensen te zien, om elke verklaring van hun kant dat zij ook een geestelijk leven hebben af te doen als niet werkelijk christelijk, staat elk oprecht medegevoel in de weg. Hun interesse in mensen is grotendeels in banen geleid en is zeer beperkt. Ook al zit de persoon die bezocht wordt in ernstige moeilijkheden en is deze hulpbehoevend, zelden zal de Getuige zich met iets anders bezighouden dan met te proberen lektuur achter te laten of een bekeerling te maken. En waar zoiets niet mogelijk lijkt, handelen de meesten als de Leviet en de priester uit de gelijkenis; slechts weinigen reageren als de barmhartige Samaritaan.
        Zo geldt dit ook voor wat betreft de beweringen dat de van-deur-tot-deuractiviteit de eigenschap nederigheid en de vruchten van de Heilige Geest zou aankweken. In de jaren dat ik als bijkantooropziener in het Caribisch gebied diende, zag ik dat er opvallend veel spanningen en moeilijkheden waren in de vele zendelingenhuizen van de organisatie. Het scheen een hardnekkig probleem te zijn om deze mannen en vrouwen, die in kleine groepen in hetzelfde huis moesten wonen, naar ieders tevredenheid in harmonie te laten samenleven. Regelmatig brachten we de ene na de andere verandering aan, waarbij we mensen van het ene zendelingenhuis naar het andere overplaatsten in een poging vreedzaam klimaat van vrede te scheppen in plaats van verdeeldheid. In één gedeelte van het Caribisch gebied waar ik werkzaam was, had het bijkantoor later een speciaal huis opgericht voor bepaalde zendelingen die daar het langst hadden gediend. De reden daarvoor was eenvoudigweg dat zij niet in staat leken met de anderen overweg te kunnen. Enkelen (in die huizen waar deze zendelingen woonden) vroegen voortdurend om verlichting en zeiden dat hun leven door de houding en het gedrag van de zendelingen werd verziekt. In één Zuidafrikaans land, waar ik als zone-opziener naar toe gezonden was, was het enige overgebleven zendelingenhuis gevestigd in het gebouw van het bijkantoor. Het huis werd door mensen bewoond die tientallen jaren in de volletijddienst hadden doorgebracht. Er waren echter zoveel klachten en geschillen dat de bijkantoorcoördinator, nadat hij jaren zijn best had gedaan om met dit egocentrische gedrag om te kunnen gaan, uiteindelijk toestemming vroeg en kreeg om weg te gaan en elders te gaan wonen, hoewel hij zijn werk als bijkantoorcoördinator bleef uitvoeren. Toch ging het in al deze aangehaalde gevallen om mensen die dagelijks vijf of meer uren met het getuigeniswerk bezig waren of waren geweest, voornamelijk in de "van-huis-tot-huisevangelisatie".
        Tegen alle bewijzen in blijft men in de publicaties van de organisatie het in twijfel trekken van het van-deur-tot-deurprogramma geregeld afschilderen als een gebrek aan nederigheid, een gebrek aan geloof en liefde voor God en voor mensen. Zo verklaart de Wachttoren van 1 december 1978 (op bladzijde 20):
        . . . Voor degenen die de vrees voor Jehovah verliezen, zouden vergaderingen, velddienst [van-deur-tot-deurprediking] en andere christelijke activiteiten tot een last kunnen worden.
    Merk op hoe zulke personen in de (Engelse) Wachttoren van 1 januari 1937 werden beschreven: "Voor die ontrouwen is het voorrecht om God te dienen door voor de ogen van anderen de Koninkrijksvruchten tentoon te spreiden, zoals de Heer heeft geboden, slechts een vermoeiende ceremonie en formaliteit geworden, die hun geen gelegenheid biedt in de ogen der mensen te schitteren. Van huis tot huis gaan met de Koninkrijksboodschap in gedrukte vorm en deze aan de mensen aan te bieden, is voor zulke in hun eigen ogen gewichtige personen al te vernederend." . . . Dit kan het geval zijn als wij onze vrees voor Jehovah en tegelijk daarmee onze liefde voor Hem verliezen.
        Hiermee doet men het voorkomen alsof niemand ook maar enige geldige reden heeft vraagtekens te plaatsen bij het enorme gewicht dat aan de van-deur-tot-deurmethode wordt toegekend. Aan de mogelijkheid dat iemand dit uit oprechte en gewetensvolle motieven zou doen, gebaseerd op een studie van Gods Woord en op de gezaghebbende bewijzen die daarin opgesloten liggen, wordt volkomen voorbijgegaan. Er wordt vanuit gegaan dat zo iemand ontrouw is jegens God, dat hij zich alleen maar beijvert ‘om in de ogen der mensen te schitteren’, dat hij zichzelf erg belangrijk vindt, en dat hij de vrees voor Jehovah en zijn liefde voor hem is kwijt geraakt.
        Het is goed in gedachten te houden dat het hierboven aangehaalde artikel uit 1937 (evenals alle andere "studie-artikelen uit die tijd) door Rechter Rutherford was geschreven, die overigens zelf niet aan de van-deur-tot-deuractiviteit deelnam. Zijn eigen metgezellen verklaren dat hij het werk dat hij deed belangrijker vond. Niet alleen was zijn stem te horen op al de grammofoonplaten die destijds door de Getuigen naar de deuren werden meegenomen (de grammofoonplaat was de enige manier waarop Rutherford, in vertegenwoordigende zin, ooit van deur tot deur was gegaan), maar hij was ook degene die op een congres alle hoofdtoespraken gaf. Het was zijn afbeelding die bij zulke gelegenheden op alle advertenties stond afgedrukt, waarbij zijn naam altijd werd voorafgegaan door de titel "Rechter", en dikwijls met de vermelding dat hij de president van de corporatie was en een lid van de Newyorkse orde der advocaten.
     

     
    Strooibiljet uit 1937 met een aankondiging van een van "Rechter" Rutherford’s lezingen.
     

    Vertaling (gedeeltelijk):

    Oprechte personen aanschouwen met angst en beven hoe men koortsachtig voorbereidingen treft voor de oorlog onder de natiën. Haat, nijd en boosaardigheid zullen dagelijks toenemen. Dat wij voor een verschrikkelijke wereldwijde katastrofe staan lijkt wel vast te staan. Dit wordt door vrijwel iedereen aangevoeld.

    Is er nog zekerheid te vinden?

    De man die op grond van zijn wereldreizen, zijn onderzoek en kennis van Gods onfeilbare Woord der Profetie bekwaam is daarop een gezaghebbend antwoord te geven is:

    RECHTER RUTHERFORD

    Hij zal deze vraag beantwoorden tijdens een openbare lezing welke zal worden gehouden in het
    C O L I S E U M
    van de
    OHIO STATE FAIR GROUNDS
    Zondag, 19 september, om 12:00 nm.
     

     
     
    Dit nu was de schrijver die zich de vrijheid had veroorloofd om gewichtig te zijn en het verlangen had te schitteren in de ogen van iedereen die zich niet volledig inzette voor de van-deur-tot-deuractiviteit. Een activiteit waartoe hij anderen aanspoorde, maar waarvan hij zichzelf uitgezonderd zag.
        Het is mijn overtuiging dat er een zware verantwoordelijkheid rust op degenen die de eenzijdige, verwrongen uitleg hanteren om de bewering van de organisatie te ondersteunen dat de van-deur-tot-deuractiviteit door de bijbel zou worden onderwezen en bepleit, en dat dit de onderscheiden methode was van getuigenis geven in de eerste eeuw. Het gaat hier niet om een louter academische discussie of om een debat over technische punten. Het beïnvloedt het leven van mensen en de wijze waarop zij tegen zichzelf en tegen anderen aankijken.
        De door de organisatie gepropageerde van-deur-tot-deurmethode is duidelijk tot een maatstaf geworden op grond waarvan de geestelijke hoedanigheden van anderen en hun liefde tot God worden beoordeeld. Zeker, elke leer met dergelijke consequenties verdient een waarachtiger beargumentering dan die welke wordt aangetroffen in publicaties van de organisatie. Het vraagt om een bredere, eerlijker beschouwing van de bewijzen en alles wat ermee samenhangt.
        Wat volgens de Schrift werkelijk moet worden verstaan onder de prediking van het "goede nieuws van het koninkrijk" zal in een volgend hoofdstuk aan de orde komen.
     
     
     
     
    Voetnoten:
    1
    Zie blz. 191. 
    2
    Om deze reden ben ikzelf in de gevangenis geweest en nam ik het risico slachtoffer te worden van geweld. Zie Gewetensconflict, bladzijde 19, 20 en 22.
    3
    Uit een brief van kringopziener Wayne Cloutier in Connecticut Kring 2, gedateerd 11 december, 1977.
    4
    Zoals al gezegd in Hoofdstuk 6, bladzijde 200, voetnoot 17, gold dit niet voor alle leden van het Besturende Lichaam. Voor sommigen was het hoge uitzondering als zij deelnamen aan het van-deur-tot-deurwerk. 
    5
    Er moet worden opgemerkt dat in die periode alle beslissingen unaniem moesten werden gedragen. Later, in 1975, werd een twee-derde meerderheidsregel van kracht. Zie Gewetensconflict blz. 85, 86, 117-120. De enige plaats in het Organisatie-handboek waar Handelingen 5:42 en Handelingen 20:20 werden besproken was onder het onderwerp "Herders van de kudde Gods", en het gedeelte daarvan dat ging over huisbezoeken van ouderlingen aan broeders. 
    6
    Zie Crisis of Conscience blz. 198 tot 212. 
    7
    Feitelijk realiseerden slechts weinige Getuigen zich dat deze teksten niet meer op die gebruikelijke manier werden toegepast. Zelfs Karl Adams broer, Don Adams, ofschoon zelf een secretaris van het Besturende Lichaam, verklaarde dat hij zich niet bewust was van enige verandering in dit opzicht. De aanwijzing uit het veld was dat de afname onmiskenbaar verbonden was met 1975 en met niets anders. Dit wordt aangetoond door het feit dat, nadat het handboek gepubliceerd was, er een enorme toename te zien was precies tot aan dat jaar en daarna een scherpe afname.
    8
    Hij is nog steeds [1991] lid van de redactionele staf. Ik twijfel er niet aan dat hij er een probleem mee zou hebben als ik zijn naam hier zou vermelden. Ik twijfel er ook niet aan dat hij nog steeds hetzelfde standpunt inneemt als toen.
    9
    Dit is duidelijk niets anders dan zich beroepen op traditie. 
    10
    In werkelijkheid is er sterke aanwijzing dat slechts een minderheid Getuige is geworden door een bezoek aan de deur. Ik heb groepen van mensen gevraagd hoe zij Getuigen waren geworden en in alle gevallen was slechts een of twee van misschien een twaalftal personen voor het eerst op die manier geïnteresseerd geraakt. De meerderheid werd geïnteresseerd door familieleden, collega's, kennissen of vergelijkbare contacten. Verslagen van kringdienaren wezen in diezelfde richting. Een van de ouderlingen, aangehaald in Hoofdstuk 6, merkte in antwoord aan het Genootschap op, "In meer en meer gebieden kun je letterlijk uren van deur tot deur gaan zonder met iemand een gesprek te hebben.... Het schijnt steeds duidelijker te worden dat de grootste toename te danken is aan informeel getuigenis geven in plaats van aan het van-deur-tot-deurwerk." (Brief van Worth Thornton.) 
    11
    Zie Ezechiel 9:3-11. De organisatie beweert dat de enige manier waarop deze symbolische man zijn werk gedaan kan hebben was door van deur tot deur te gaan. (Zie de Wachttoren van 15 augustus, 1981, bladzijde 5 en 6.) In feite pretenderen zij hiermee te weten hoe de dingen moeten zijn gedaan zo'n 25 eeuwen geleden. De Schrift zelf zegt niets over enige methode.
    12
    In tegenstelling tot deze krachtige uitspraken, was Grant Suiter van alle leden van het Besturende Lichaam waarschijnlijk degene die het minst vaak deelnam aan de van-deur-tot-deuractiviteit. Een van de leden van de redactie, die deel uitmaakte van dezelfde gemeente als Suiter en tot dezelfde "boekstudie" behoorde, zei dat hij hem al jarenlang niet gezien had op velddienstbijeenkomsten. De vrouw van Suiter betuigde, in een persoonlijk gesprek met mijn vrouw, dat zij het zo moeilijk vond om een "geregelde verkondigster" te zijn (iets wat slechts één uur per maand kost) omdat zij zo vaak in de weekeinden ergens heen moesten voor een lezing, en dat temeer daar Grant zijn tijd (besteed aan het houden van lezingen voor de gemeenten) kon rapporteren, terwijl zij dat niet kon doen. 
    13
    Het artikel tracht tevens de aandacht van de hoofdzaak af te leiden door te stellen (bladzijde 11), "Het verslag zegt niet of zij naar de synagogen of marktplaatsen gingen. Maar zij kregen wel instructies om naar de huizen van de mensen te gaan." Dit dient om de aandacht van het wezenlijke van de zaak af te leiden, namelijk of Jezus instructies gaf hoe zij moesten getuigen of dat hij instructies gaf hoe zij onderdak moesten vinden. De discipelen wisten al hoe Jezus getuigenis gaf want zij hadden hem vergezeld en hadden zijn voorbeeld gezien. Hun eigen verslagen (zoals die van Mattheus en Johannes) zeggen niets dat er op duidt dat hij van huis tot huis ging, maar hebben het er wel over dat hij in synagogen, 
    marktplaatsen of andere openbare plaatsen sprak en dat hij uitnodigingen in particuliere huizen aannam en tot de mensen die daar aanwezig waren sprak. 
    14
    Deze situatie geeft een opmerkelijk goed voorbeeld van wat het geval zou kunnen zijn geweest met Jezus' discipelen in hun predikingstochten met betrekking tot de toepassing van het blijven in de huizen van 'waardige personen'.
    15
    Tot op zekere hoogte geldt die vrijheid in zekere mate ook voor anderen in de hogere bestuurskringen. In een brief aan het Dienstcomité gedateerd 29 december 1976 citeert Robert Wallen, de secretaris van dat comité, een voorval uit de gemeente van Woodhaven (waartoe hij behoort) waarin de kringdienaar zich had uitgesproken tegen het ouderlingschap van een man die gemiddeld ongeveer vijf uur per maand besteedde aan de "velddienst". Wallen wijst erop dat de man in een andere gemeente als ouderling had gediend, dat hij was voorgedragen door die gemeente en ook dat hij twee kinderen had onder de schoolleeftijd. Hij zei dat hij door dit geval serieus was gaan nadenken over zijn eigen situatie, aangezien de tijd die hij er gemiddeld aan velddienst besteedde "ongeveer hetzelfde was als deze broeder". Hij ging echter verder met te zeggen dat zijn kwalificatie als ouderling wegens zijn aanstelling op het hoofdbureau, volgens andere maatstaven werd beoordeeld dan die van deze man. (Zie de aanhaling van deze brief op bladzijde 199, 200.) Hoewel dit waar is voor mensen op posities met een zeker aanzien, geldt dit niet voor de doorsnee werker op het hoofdbureau. Voor hem is er geen verlichting van de druk om meer uren in de velddienst door te brengen.
    16
    De eerder aangehaalde brief van het Zuidafrikaanse bijkantoorcomité bevat verklaringen die ook voor de meeste andere landen gelden, namelijk dat "maar weinigen uit het volk onze tijdschriften lezen", "vele verkondigers betalen voor de tijdschriften en verspreiden slechts een deel van wat ze krijgen". Hij vraagt zich aan het eind af : "Wat voor zin heeft het, wanneer miljoenen tijdschriften verspreid worden zonder dat het eigenlijke doel ook bereikt wordt?"
     

    13-01-2011 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een programma van de Zwitserse televisie over echtscheiding, opvoeding van de kinderen en de pedofiliekwestie bij de getuigen van Jehovah.

    Een onlangs (11 november 2010) vertoond televisieprogramma uit Zwitserland, waarbij de problematiek bij "uitsluiting, echtscheiding, pedofilie en de opvoeding bij de getuigen van Jehovah" ter sprake komt. Het programma is voor diegenen die de Franse taal machtig zijn.

     “Grandir avec Jéhovah”

     

     

    http://www.tsr.ch/emissions/temps-present/

    U scrolt naar beneden en aan de rechterkant ziet u het programma "Grandir avec Jéhovah" staan. Klik erop 

    25-11-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelieve niet te kijken naar dit programma

    Gelieve niet te kijken naar dit programma!!!

     

    In september 2009 werd op “La Une”(RTBF) een programma getoond waarbij men heel wat informatie gaf over de gevallen van pedofilie bij de getuigen van Jehovah. Uit zeer goede bron  heb ik vernomen dat men in alle franssprekende gemeenten(van Jehovah’s getuigen) in België een brief heeft voorgelezen om te vragen om NIET te kijken naar dat programma.

    Voor diegenen die het Frans machtig zijn, gelieve te kijken op www.aggelia.be en je zakt naar Audio/Video/Télévision. “ Le monde parfait de Jéhovah (7 parties)"

    Als men zo zeker is dat men de waarheid in pacht heeft, waarom dan de raad geven niet te kijken?

    19-10-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat Barbara Anderson heeft ontdekt/ deel 1

    De Ontdekkingen van Barbara Anderson

    Een voormalig Getuige van Jehovah met een ooggetuigenverslag van misleiding

     

    Introductie  In de late herfst van 2005 nam ik contact op met Barbara Anderson, die, samen met Bill Bowen, een voormalig ouderling uit Kentucky, veel kinderen van Jehovah’s Getuigen te hulp kwam die slachtoffer waren van seksueel misbruik. Mijn doel om contact met Barbara op te nemen was om te vragen wat er allemaal was gebeurd nadat ze de omgang met Jehovah’s Getuigen had beëindigd in 2002 en haar te vragen haar verhaal op te schrijven voor mijn boek. Ze stemde daarin toe en stuurde me vervolgens veel meer materiaal dan ik voor tien pagina’s kon gebruiken. We spraken af dat ik haar verhaal mocht inkorten voor mijn boek, Dommedag må Vente (Oordeelsdag Moet Wachten), maar ik beloofde dat ik de uitgebreide versie van haar verhaal zou publiceren op Gyldendal’s website. Met dat doel bewerkte Barbara het materiaal dat ze me oorspronkelijk had verschaft en voegde daar tevens informatie bij dat ze in haar eerste editie niet had meegestuurd. Dit verklaart waarom er enkele verschillen zitten tussen het volgende verslag en verhaal van Barbara in mijn boek. Oorspronkelijk, toen ik Barbara vroeg haar verhaal op te schrijven, wist ik niet veel over de problemen met seksueel kindermisbruik onder Jehovah’s Getuigen. Echter, na het verhaal van Barbara gelezen te hebben, voelde ik mij gedwongen om mijn instelling aangaande deze gevoelige zaak te herzien, en uiteindelijk besloot ik om het ooggetuigenverslag van Barbara openbaar te maken aangezien het nu een belangrijk deel geworden was van de recente geschiedenis van Jehovah’s Getuigen – ongeacht het aantal gevallen. Ik ben er van overtuigd dat het vraagstuk van pedofilie binnen de Getuigenorganisatie zeer complex is, en dat ze er, als beweging, door pedofiele personen of groepen uitgepikt zijn vanwege de patriarchale en fundamentalistische structuur van de organisatie. Niettemin, het beleid van de Getuigen ten aanzien van kindermisbruik lijkt al langer een probleem te zijn geweest, en ondanks het feit dat de leiders van de organisatie nu een andere instelling hebben en besloten hebben om hun beleid te herzien, schijnen ze nog steeds enkele problemen te hebben. Poul Bregninge

     

    Dit is Barbara’s verhaal:

    Een levensveranderende keuze: Ik werd geboren in Long Island, New York in 1940 bij Poolse Katholieke ouders. Toen ik een onervaren, ontevreden veertienjarige was, maakte ik een keuze die de volgende vierenveertig jaar van mijn leven mijn mogelijkheden om keuzen te maken zou beperken  –  ik verbond mij met een van de meest strijdlustige, controversiële groeperingen, Jehovah’s Getuigen, wat het middelpunt van mijn leven werd. Ik zette mijn hartenwens opzij, een studie archeologie, vanwege de afkeuring van de religie op het volgen van hoger onderwijs door haar leden. Evangelistische activiteiten kregen daarom hogere prioriteit dan onderwijs. Ik nam hun regels in acht voor wat betreft keuze van vrienden, alleen Jehovah’s Getuigen, en keuze van huwelijkspartner, alleen één van Jehovah’s Getuigen. Waarom zou een jongere ermee instemmen dat haar leven zo zou worden gecontroleerd? Op die jonge leeftijd was ik niet alleen idealistisch, maar ook verveeld. Ik was te jong om enige waardevolle bijdrage te leveren aan de verbetering van de wereldproblemen, maar wilde dat wel wanhopig, een instelling die me wijd openstelde voor het accepteren van een Bijbelstudie die door Jehovah’s Getuigen werd aangeboden. Uiteindelijk beweerden de Getuigen dat ze het goede en het slechte konden uitleggen, evenals andere mysteries van het leven. Spoedig omhelsde ik ijverig het Getuigengeloof. Jong, naïef en lichtgelovig, hoe kon ik weten dat mijn geest gemanipuleerd werd door vakkundig ontworpen indoctrinatiemethodes  - bijgeschaafd gedurende decennia - wat alles wat ik leerde erg overtuigend deed klinken. Alleen al het gevoel om gewild te zijn door mensen die overtuigend spraken over dingen waarvan niemand anders iets scheen te weten hield me afhankelijk en gefascineerd. En een overweldigend gevoel van “hier hoor ik thuis” gaf me de kracht om weerstand te bieden aan kritische Katholieke familieleden en vrienden. Na drie maanden van Bijbelstudie was ik blij om met de Getuigen deel te nemen aan het van-huis-tot-huis predikingwerk, en na negen maanden, samen met mijn moeder, gedoopt te worden als één van Jehovah’s Getuigen. Na twee jaar had mijn ijver minstens vijf volwassenen tot mijn geloof bekeerd. In 1956, toen ik 16 was, vroeg een Getuigenzendelinge, die tijdelijk in Long Island woonde voor de tijd dat ze moest wachten op haar toegangspapieren voor India, om haar in de “pioniersdienst”, of voltijds dienst, te vergezellen gedurende de twee zomermaanden in de buurt van Athens, Ohio. Het was in die omgeving dat ongeveer vijftien jaar eerder, gedurende de Tweede Wereldoorlog, patriottistische mensen de Getuigen insmeerden met pek en veren vanwege hun weigering om de vlag te groeten en de oorlog te ondersteunen. Het was nogal schrikken toen een boze man ons te verstaan gaf zijn erf te verlaten, want anders zou hij zijn geweer pakken en ons uit de provincie jagen zoals hij dat jaren daarvoor met Getuigen had gedaan. We lieten ons geen enkele keer intimideren en gingen gewoon door in onze dienst. Terugkeren naar school in de herfst was nogal stressvol aangezien ik in de velddienst wilde zijn, niet mijn dagen verspillend aan het leren over een wereld die ieder moment kon eindigen. Het was een moeilijke tijd voor me, maar binnen enkele maanden verhuisde mijn familie naar zuid-Florida waar we opnieuw contact maakten met de Getuigen en wederom had ik een volledige groep nieuwe vrienden.

     

    Mijn huwelijk

    In 1957, toen ik 17 was, sloot ik me aan bij twee andere meisjes uit Florida en we accepteerden een predikingtoewijzing in Columbus, Mississippi. Aangezien we geen parttime werk konden vinden in Columbus, een universiteitsstad waar alle baantjes door studenten waren ingenomen, gingen we na drie maanden platzak en ontmoedigd weg. Liever dan terug te keren naar Florida, besloten we naar New York te gaan waarvan we wisten dat er vrijwilligers nodig waren op het wereld hoofdkwartier van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn.. Daar waren de medewerkers bezig om het in 1958 te houden Internationaal Congres van Jehovah’s Getuigen voor te bereiden dat gehouden zou worden in New York’s Yankee Stadium en de Polo-Grounds. We bleven bij Getuigenvrienden in Long Island totdat we een appartement en parttime baantjes gevonden hadden; daarna reisden we, een paar dagen per week, 75 km om kantoorwerk te doen op het Brooklyn Hoofdkwartier. Ik ontmoette Joe Anderson een paar maanden voor het congres in New York. Zijn moeder, Virginia, en ik bezochten dezelfde gemeente in Hempstead, Long Island, en zij stelde ons aan elkaar voor. De grootmoeder van Joe was een Getuige, maar haar toewijding was minimaal; daarom waren haar kinderen voor het grootste deel,wat Jehovah’s Getuigen “randfiguren” noemen. De ouders van Joe verhuisden vanuit Tampa, Florida, naar Dallas, Texas, toen hij zestien was, waar zijn moeder de vergaderingen van de Getuigen begon te bezoeken in de plaatselijke Koninkrijkszaal. Zijn vader, een intimiderende alcoholicus, was volkomen ongeïnteresseerd in de Getuigen. De ijverige religieuze kameraadschap trok Joe aan en, hoewel zijn twee zusters spoedig de groep verlieten, sloot hij zich voor drie jaar aan bij andere Getuigen om deel te nemen aan het pionierswerk in de omgeving van Dallas . (in die tijd stemden pioniers erin toe om 100 uur per maand aan het spreken over de Bijbel met niet-getuigen te besteden; nu is het nog 70 uur. Pioniers hebben gewoonlijk een parttime baan om zichzelf financieel te onderhouden)

     In 1956 deed Joe vrijwilligerswerk en woonde in het Brooklyn Heights gebouw, bekend bij Getuigen als “Bethel”. Dit is de thuishaven van het wereld hoofdkwartier van Jehovah’s Getuigen, opererend onder de naam, WatchTower Bible and Tract Society, Inc., of New York [“Watchtower Society”], waar hij van 1956-59 één van de drukpersen bediende. En dit deed Joe toen ik hem ontmoette in 1958. Nadat we in november 1959 trouwden, pionierden we in West Palm Beach, Florida, totdat ik in verwachting raakte van onze zoon, Lance, die geboren werd op 14 september 1961.

     

     

    Toewijding zonder vragen

    Mijn echtgenoot diende als presiderende opziener (voorzitter van een lichaam van ouderlingen) in de gemeente die wij bezochten en legde zich erop toe om een voorbeeld voor de kudde te zijn, niet alleen door het woord, maar door de daad aangezien hij vijfentwintig jaar aan het pionierswerk gewijd heeft. Als echtpaar waren we zulke ijverige gelovigen dat we door de jaren heen meer dan tachtig mensen bekeerden tot het geloof. In 1974 verhuisde ons gezin naar Tennessee waar we, samen met enkele tientallen andere Getuigen van Zuid-Florida, een nieuwe gemeente van Jehovah’s Getuigen oprichtten. Van het begin af aan heb ik mijn vertrouwen gesteld in de theologie en invloed van het Wachttoren genootschap omdat zij Bijbelse antwoorden leken te hebben op eeuwenoude vragen over leven, dood, oorlog en vrede gedurende de tijd van intense instabiliteit en onzekerheid van de jaren 50, de “schuilkelders en koude oorlog-tijd”. Terwijl de jaren voorbij gingen was ik ervan overtuigd de juiste keuze gemaakt te hebben, aangezien er voortdurende escalatie en verontrustende condities waren over de hele aarde, waarvan de Getuigen verkondigden dat dit een duidelijk teken was dat het einde van de wereld onvermijdelijk was. Gedurende het midden van de jaren 60 kwamen er berichten, afkomstig van de leiders van onze organisatie, die zeiden dat 1975 het einde zou zien van dit huidige samenstel van dingen. Bezorgd dat we mogelijk niet genoeg voor God deden nam Joe ontslag van zijn baan bij de Florida Power and Light Company en we namen beiden een parttime baan, om terug te keren in het pionierswerk. Joe pionierde drie jaar lang en ik één jaar, hoewel ik daarna doorging met pionieren één keer om de twee maanden, telkens wanneer ik maar kon. Hoewel de datum 1975 die door Jehovah’s Getuigen was bepaald voor de komst van de Apocalyps, kwam en ging, werden we niet afgeschrikt aangezien we te veel geïnvesteerd hadden in de religie om de handdoek in de ring te gooien.

    Opwindende uitnodiging om vrijwilligerswerk te doen

    In 1982 werden Joe en ik uitgenodigd door de Watchtower Society om vrijwillige personeelsmedewerkers te worden op Bethel in Brooklyn waar we voorzien werden van een kamer en levensonderhoud alsook een kleine toelage in ruil voor werk. Het jaar daarvoor, op negentienjarige leeftijd, stelde onze zoon, Lance, zich beschikbaar voor vrijwilligerswerk op Bethel, en werd geaccepteerd. Hij was toegewezen om werk te doen in één van de vele Brooklyn fabrieken van de Watchtower Society, waar hij één van de vele hogesnelheids drukpersen bediende, die, samen met de andere drukpersen, jaarlijks letterlijk honderden miljoenen stuks religieuze Watchtower publicaties afleverden. Wegens het beroep dat mijn echtgenoot had uitgeoefend, kregen wij een uitnodiging om in Brooklyn Bethel te vertoeven. Toen we onze zoon bezochten in maart 1982, groette Joe ene Richard Wheelock, een hooggeplaatste opzichter van de Watchtower Society waar hij in de jaren ‘50 mee gewerkt had. Toen Richard vernam dat Joe loodgieter was, bracht hij het balletje aan het rollen om ons te laten uitnodigen om te komen wonen en werken op het hoofdkwartier. Acht jaar later, op 25 juli 1990, pleegde Richard Wheelock, op 75 jarige leeftijd, zelfmoord, door uit het raam van de derde verdieping te springen, toevallig in het gebouw waar wij woonden. Hij leed aan een zware depressie nadat zijn vrouw vijf jaar eerder was gestorven. Binnen enkele maanden na onze verhuis ontdekten we waarom Richard zo geïnteresseerd was in het beroep van Joe.

    Zonder dat de lokale Brooklyn gemeenschap op de hoogte was, of zelfs de meeste Watchtower medewerkers, waren er onderhandelingen bezig om een oude Brooklyn-fabriek aan te kopen direct grenzend aan de East River aan Furman Street. Dit verwaarloosde gebouw was enorm – meer dan  110.000 vierkante meter – waar gepantserde tanks werden gebouwd gedurende de tweede wereldoorlog. Liften waren zo groot dat ze met gemak een grote truck konden tillen naar de 13e verdieping. Binnen korte tijd na de aanschaf werd onze zoon overgeplaatst van de Adams Street drukkerij afdeling naar het Furman Street gebouw om te leren hoe hij liften moest bouwen en repareren (even opgemerkt - na vele jaren van renovatie door vrijwilligers, werd het gebouw in april 2004 verkocht, waarbij de Watchtower Society een enorme winst maakte). Daar komt nog bij dat in het geheim overwogen werd om het 12-verdiepingen tellende Bossert Hotel, geopend in 1928 aan de Montague Street in Brooklyn Heights, een plaatselijk historisch gebied, aan te schaffen door middel van COHI Towers Associates, een organisatie die bestond uit een aantal rijke Jehovah’s Getuigen om gebouwen aan te kopen voor gebruik door de Watchtower. Door gebruik te maken van COHI Towers Associates bij het aankopen van gebouwen werd de betrokkenheid van de Watchtower verborgen en weerhield het lokale oppositiegroepen van de wetenschap dat er wederom een gebouw in de omgeving zou worden onttrokken aan de belastingsinkomsten. Om de vermogensbelasting voor COHI op het Bossert-gebouw te verlagen, werd ik aangesteld om in de nodige informatie te voorzien om het hotel op de lijst van National Register of Historic Places te krijgen. Echter, na enkele maanden werd mijn werk beëindigd omdat, zo werd mij verteld, de COHI organisatie het gebouw overgedragen had aan de Watchtower. Op dit moment bezit de Watchtower Society bijna twintig woongebouwen in Brooklyn Heights, hoewel in 2005 een paar gebouwen te koop gezet zijn omdat de organisatie inkrimpt om haar werkzaamheden in New York meer kosteneffectief te maken. Toen we Bethel bezochten op die zaterdag ochtend in maart 1982, waren vrijwilligers hard aan het werk om enkele oude gebouwen te renoveren en waren klaar om het werk te starten aan het 12-verdiepingen tellende Standish Hotel (uit 1903) wat de Watchtower enkele jaren daarvoor had aangekocht.

    Met al die aankopen en de behoefte aan ervaren loodgieters in gedachten, is het begrijpelijk waarom Richard sollicitatie gesprekken regelde met Watchtower beambten, en tegen het eind van de ochtend waren we uitgenodigd om leden te worden van het, toen uit meer dan 2000 leden tellende, Watchtower-personeel in Brooklyn. (tegen de tijd dat we bijna elf jaar later teruggingen naar Tennessee, was het Watchtower personeel gegroeid tot meer dan 3.300 vanwege de geweldige groei van de Getuigen organisatie gedurende de jaren 80 en vroege jaren 90). Vurig uitziend naar ons nieuwe avontuur keerden we terug naar huis, maakten onze zaken in orde, en gingen terug naar New York in juni 1982. Joe werd toegewezen aan de Loodgieters Constructie Afdeling. Na enkele weken kreeg ik een ernstige allergie op de luchtwegen als gevolg van chemicaliën waarmee gewerkt werd en ik werd overgeplaatst naar de Verzendafdeling om typewerk te verrichten.

    Wereldwijde expansie Ongeveer een jaar later werd ik ingedeeld bij het secretariaat van de Construction Engineering Afdeling. De afdeling bestond uit meer dan honderd mensen- ontwerpers, technici, architecten, secretaresses en andere kantoormedewerkers- allemaal op enige manier betrokken bij het bouwen, ontwerpen en construeren van nieuwe of gerenoveerde gebouwen in gebruik door Jehovah’s Getuigen over de hele wereld, in een tijd dat de Getuigen beschouwd werden als een van de snelst groeiende religieuze organisaties. Toen ik pas op de afdeling was, kwam een enorm stuk land in Patterson, New York, in het bezit van de Watchtower Society. In het begin was het nog niet duidelijk waar dit stuk land voor gebruikt zou gaan worden, maar na verloop van tijd werd besloten om het te gebruiken als een opleidingscentrum. Het oorspronkelijke bedrag dat voor de ontwikkeling opzij gezet werd, zo werd mij verteld, was vijftig miljoen dollar. Toen ik in 1989 de Construction Engineering verliet, was er al meer dan 100 miljoen dollar besteed, en het complex is voortdurend uitgebreid, aangezien de werkzaamheden in Brooklyn aan het inkrimpen zijn. Hoewel het officiële kantoor van het Besturend Lichaam van Jehovah’s Getuigen nog steeds in Brooklyn gevestigd is, is de locatie in Patterson het centrum aan het worden van waaruit de leiders hun wereldwijde organisatie besturen.

    Constructie van een 30-verdiepingen Gebouw aan de Waterfront

    Later werd ik toegewezen als secretaresse aan een van de architecten, een voormalig zendeling, die een 30-verdiepingen tellend woongebouw aan het ontwerpen was voor medewerkers in Brooklyn. Ergens op een middag, terwijl ik stond te wachten op een lift in het Watchtower kantoorgebouw waar ik werkte, kwam John (“Jack”) Barr, een lid van het Besturend Lichaam, naar mij toe. Terwijl we stonden te wachten op de lift vroeg Jack naar mijn werk. Ik vertelde hem hoe onze afdeling zich aan het haasten was om een EIS (Environmental Impact Statement) verklaring af te krijgen. De informatie in het enorme EIS document was vereist en gebruikt door de City of New York om ons verzoek te overwegen om het bestemmingsplan te wijzigen voor de locatie waar de Watchtower organisatie het 30-verdiepingen tellend woongebouw wilde neerzetten. Er was een aanzienlijke weerstand vanuit de gemeenschap tegen een dergelijk hoog gebouw aan de Brooklyn zijde van de waterkant met uitzicht op de East River en het lagere ManhattanWall Street gebied aangezien dit het bekende uitzicht zou blokkeren. Ik zal nooit vergeten hoe Jack op die dag tegen mij zei: “We hebben vijftig miljoen dollar voor dit project opzij gezet, en het is verbazingwekkend om te zien hoe de hoeveelheid geld dat we op de bank hebben nooit vermindert”. Hij voegde eraan toe : “Jehovah voorziet ons altijd van wat nodig is!. De hele tijd gebarend met zijn rechterhand, een denkbeeldige horizontale lijn tekenend van links naar rechts, aangevend dat het geld constant bleef. Hoe dan ook, Jehovah voorzag niet in een goedkeuring voor de verandering van het bestemmingsplan. Het woongebouw werd uiteindelijk een paar blokken landinwaarts gebouwd, naast de fabrieken van de Watchtower Society, ver van wat als een ideale locatie werd beschouwd.


    13-09-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat Barbara Anderson heeft ontdekt/ deel 2

    Onderzoek en mogelijkheden

    Aangezien het Brooklyn Heights district van Brooklyn, waar de Watchtower gebouwen zijn gevestigd, aangewezen als Historisch gebied, moeten alle nieuwe en gerenoveerde gebouwen aan bepaalde criteria voldoen, zoals bepaald door de lokale Landmarks Association. Na verloop van tijd werd het een belangrijk deel van mijn werktoewijzing om lokale historische en architectonische vraagstukken op te lossen zodat we aan de vereisten konden voldoen. De restoratieregels waren zo strikt, dat we in één geval verplicht waren om de oorspronkelijke stijl van het huisnummer te gebruiken bij de voordeur van het Bossert Hotel. Het scheen veel mensen twijfelachtig of deze informatie nog gevonden kon worden, maar na een aanzienlijke hoeveelheid tijd aan dit speurwerk te hebben besteed in de Long Island Historical Society, vond ik een vroege foto van de voorkant van het hotel, in een advertentie van een oud tijdschrift. Daarop konden de nummers duidelijk genoeg gezien worden om gedupliceerd te worden. Na deze ontdekking werd mijn capaciteit om nazoekwerk te doen nooit meer in twijfel getrokken. In 1989 werd ik overgeplaatst naar de Schrijvers Afdeling en werd onderzoek assistente van Karl Adams, een hoog geplaatste schrijver. Hij was bezig met het schrijven van de geschiedenis van onze religie, wat uiteindelijk het 750-pagina’s tellende boek Jehovah’s Getuigen-Verkondigers van Gods Koninkrijk werd, uitgegeven in 1993 (Engels). Een andere hoog geplaatste schrijver, David Iannelli, was aan Karl toegewezen om hem te helpen. Op mijn eerste dag in de Schrijvers Afdeling zag David me staan, alleen in de Bibliotheek van de Schrijvers Afdeling, en kwam naar me toe om te praten. Ik herinner mij duidelijk hoe hij mij vertelde hoe bevoorrecht ik me zou moeten voelen om overgeplaatst te zijn naar de Schrijversafdeling. 'Veel Bethelieten zouden een “moord” plegen om mijn baan te krijgen', zei hij. Ik dacht dat ik begreep wat hij bedoelde, en glimlachte. Iedereen die op Bethel kwam wonen was uitgekozen om deel uit te maken van het personeel vanwege hun uitstekende “geestelijke” eigenschappen die ze getoond hadden in het deelnemen aan het evangelisatiewerk. Ik wist dat de meeste Bethelieten, als ze de keus hadden, liever hun totale werkdag besteedden aan “geestelijke” zaken, i.p.v. ondersteunende werkzaamheden. De Schrijversafdeling was het centrale punt waar heel Bethel om draaide aangezien de Watchtower lectuur de ruggengraat was van de religie; daarom wist ik dat de Schrijversafdeling de meest begeerde plaats was om te werken. David merkte mijn grijns op en herhaalde zijn woorden, deze keer met meer kracht. Hij zei: “Ik méén het, Bethelieten zouden een moord plegen voor de baan die jij hebt en vergeet dat niet!”. Ontnuchterd en een beetje verward door die woorden begon ik over wat “koetjes en kalfjes” en liep door terwijl ik mijn weg probeerde te vinden in de bibliotheek, kijkend naar de eerste vraag op mijn “te doen” - lijst van Karl. Ik zou me de woorden van David later herinneren in tijden dat ik mij afvroeg wat ik verkeerd gedaan had zodat God me strafte door me over te plaatsen naar deze afdeling. Ja, ik werkte met enkele bijzonder goede mensen, mensen die ik toen mijn vrienden noemde. Maar op de achtergrond waren er mensen die me liever “ziek” zagen en mijn werk probeerden te saboteren omdat ze mijn baan wilden; of me weg wilden hebben omdat ik ontdekte dat ze oneerlijk waren. Naïef als ik was, maakte ik excuses voor mensen die aan de buitenkant vriendelijk en hulpvaardig waren, maar een aantal keren leidde hun hulp tot stappen die tot gevolg hadden dat Karl mij terechtwees. Na bijna twee jaar op de Schrijversafdeling bijvoorbeeld, na een bijzonder moeilijke situatie die leidde tot de verwijdering van een jonge vrouw van de afdeling, vertelde Karl me dat zij niet de vriendin was die ik dacht dat zij was, maar dat ze een afkeer van me had omdat ik de baan had die zij begeerde. Ja, David had gelijk, sommige mensen zouden een “moord” hebben gepleegd om mijn baan te krijgen. Ondanks veel negatiefs was het dagelijkse werk op de Schrijversafdeling opwindend; mijn werk was gevuld met interessante en uitdagende dingen om te doen. Iedere week gaf Karl me een lijst met vragen die hij beantwoord wilde hebben, veelal over de vroege geschiedenis van de Watchtower Bible and Tract Society, een oorsprong die helemaal teruggaat tot 1879. Op deze manier leerde ik heel veel over mijn religie. Het gebeurde vaak, terwijl ik naar iets specifieks aan het zoeken was, dat ik ander belangrijk archiefmateriaal ontdekte, op vele verschillende plaatsen, lang geleden in een kast gelegd en vervolgens vergeten.

    Verrassende vondsten Een bijzondere ontdekking was dat William H. Conley, een bankier uit Allegheny, Pennsylvania – en niet Charles Taze Russell – de eerste president van de Watchtower Association was geweest in 1881. Dit was een opwindende vondst aangezien niemand op het hoofdkwartier wist dat Conley de eerste president was of dat Russell’s vader, Joseph, de vice president [voorzitter] was en Charles Taze Russell de secretaris-penningmeester. De aanstelling was gebaseerd op aandelen die voor 10 dollar per stuk waren aangekocht. Aangezien ik dit brondocument direct heb overhandigd ben ik niet zeker van het exacte aantal aandelen dat Conley aangekocht had, maar ik meen dat het er 350 waren voor 3.500 dollar. Echter, ik herinner me wél dat Joseph Lytel Russell 100 aandelen kocht voor 1.000 dollar en Charles Taze Russell 50 aandelen kocht voor 500 dollar. Toen ik op pagina 576 keek van het nieuwe Getuigengeschiedenisboek waar de informatie over Conley werd vermeld, vond ik het merkwaardig dat Karl Adams niet het feit vermelde over Joseph Russell’s vice-presidentschap [vice-voorzitterschap]. Ook werd nagelaten het aantal aandelen te vermelden die door elk van hen waren aangekocht. Deze belangrijke feiten stonden vermeld op de eerste pagina van een klein, rood, notitieboekje in boekhoudstijl met kartonnen omslag, waarin ik tevens het originele, handgeschreven, organisatiehandvest vond. Het document was twee maal gevouwen, met één zijde bevestigd aan de binnenkant van de omslag. Door het vergelijken van de handschriften ben ik er absoluut zeker van dat de echtgenote van Charles Taze Russell, Maria, dit eerste handvest opgeschreven heeft. Ik vond dit kleine notitieboek in een oude papieren map in een archiefkast in een betonnen inloop kluis in het midden van de Watchtower’s Treasury Department aan Columbia Heights 25. Gedurende één van mijn vele speurtochten door de oude archieven van het Watchtower hoofdkwartier vond ik op de bodem van een oude archiefkast in de ‘Executive Department’s ‘ [directieafdeling] archiefruimte, een oud uitziende bruine papieren groentezak met touwtjes erom gebonden. De zak bevatte een afschrift van het verslag van de bekende Canadese rechtszaak uit 1913 betreffende smaad, die Pastor Russell had aangespannen tegen Dominee J.J.Ross. Toen de zaak op 4 april 1913 voor de Hoge Raad kwam, besloot dit lichaam dat er onvoldoende “grond” was, er was niet genoeg bewijs om in een rechtszaak stand te houden, en de zaak werd afgewezen. (Brooklyn Daily Eagle, 8 juli 1916, pag. 12). Kort daarvoor was mij verteld dat de archieven van de Schrijvers afdeling vroeger een kopie bevatten van het transcript van deze zaak, maar dat het was verdwenen. Ik weet nu dat mijn ontdekking verzekerde dat de Watchtower archieven een kopie bevatten die ter beschikking stond van Karl om antwoord te geven op een belangrijke vraag waar veel onderzoekers nieuwsgierig naar waren  –  Hoe heeft Pastor Russell de vraag beantwoord toen hem door de Canadese rechtbank gevraagd werd of hij wel of geen Grieks kon lezen ? Ik gaf de zak met zijn belangrijke inhoud direct aan Karl zonder ook maar iets te lezen van het materiaal. Het is zeker merkwaardig dat Karl in die tijd nooit commentaar gaf, ook niet later in het Getuigen - geschiedenis boek, op deze opmerkelijke “smaad” rechtszaak wat de voorpagina’s domineerde van prominente Canadese kranten van die tijd. In hetzelfde archief, in een ander oud, erg broos, bruin papieren zakje, waren een paar honderd door de tijd vergeelde brieven in alle vormen en maten waarvan, bij mijn weten, niemand iets af wist. De brieven waren klaarblijkelijk geschreven als reactie op een verzoek van Rutherford aan Bible Students (zoals Jehovah’s Getuigen toen bekend stonden) om hun ervaringen te vertellen over de vervolging gedurende de Eerste Wereldoorlog. In deze brieven vertelden de Bible Students hoe hun weigering om de vlag te groeten of de oorlogshandelingen te ondersteunen tot gevolg had dat ze zwaar geslagen werden, met pek en veren waren ingesmeerd, in de gevangenis waren geworpen zonder beschuldiging of rechtszaak. (Rutherford publiceerde veel van deze brieven in het tijdschrift van de WatchTower Society, The Golden Age [Het Gouden Tijdperk], later hernoemd tot Consolation [Vertroosting] en tegenwoordig genoemd Awake! [Ontwaakt!]) In diezelfde zak trof ik belangrijke brieven, vergeten documenten en interessante krantenknipsels aan, allemaal relevant voor de gebeurtenissen van die moeilijke jaren. In vier oude bureauladen in diezelfde ruimte, vond ik stapels foto’s en ansichtkaarten. De stapels bevatten oude congresfoto’s, professionele en persoonlijke foto’s van de derde Watchtower president, Nathan Knorr ; fotoansichtkaarten gericht aan Knorr, inclusief één van zijn vrouw, Audrey, van vóór hun trouwen, en nooit eerder getoonde, originele studio portretfoto’s van Charles Taze Russell. Eén bijzonder belangrijke vondst was het beste setje van zestien foto’s dat ooit op het hoofdkwartier gezien was van zowel de binnen als buitenkant van het vroege Russell Bible House, en veel van de foto’s toonden Pastor Russell, zittend achter zijn bureau in zijn bibliotheek. In één van deze laden was de vondst van persoonlijke foto’s van de tweede president van de WatchTower Society, Joseph F. Rutherford, voor mij een van de meest onaangename en walgelijke ontdekkingen. Rutherford was gekleed in een donker gekleurd, uit één stuk bestaand zwempak zonder mouwen, strak als een tweede huid, dat hem liet zien tot aan zijn dijen, een kledingstuk dat populair was in de late jaren twintig en dertig. Hij had een enorme buik en scheen een hoop plezier te beleven aan het dartelen op een grote patio met uitzicht op de oceaan. Ik meen mij te herinneren dat er nog andere mensen waren op een paar foto’s, liggend op makkelijke sofa’s. De foto die ik nooit zal vergeten was een close-up van Rutherfords gezicht ; hij was ongeveer 30 centimeter van de camera, zijn tong uitstekend zo ver als dat maar mogelijk was. Hij maakte op mij een beschonken indruk. Dan was er ook nog de tijd dat ik een grote archiefkast doorzocht in het kantoor van de vierde president van de WatchTower Society, Fred Franz, toen hij zwak en blind was en zijn kantoor niet langer gebruikte, en brieven vond van President Rutherford aan Franz, gedateerd in de jaren dertig. Eén brief bevatte een vraag die Rutherford stelde aan Franz om te beantwoorden voor een binnenkort te verschijnen uitgave van het tijdschrift The Watchtower. Iedere Watchtower bevatte een kolom die Rutherfords antwoorden bevatten op specifieke bijbelse vragen. De brief bevestigde dat Franz, die in 1926 lid werd van de schrijversstaf als bijbelonderzoeker en schrijver voor de publicaties van het genootschap, de antwoorden schreef op die vragen, maar Rutherford nam daarvoor alle eer. De brief was heel specifiek. Het vroeg Franz niet om de vraag te onderzoeken, maar om het te beantwoorden voor een bepaalde WatchTower kolom. Dit deed mij afvragen van hoeveel van de 23 boeken en 68 brochures die Rutherford claimde te hebben geschreven het auteurschap in feite bij Franz lag.

     

    De Olin Moyle Rechtszaak In de bibliotheek van de Juridische Afdeling vond ik twee boekdelen die de transcripties bevatten van het verslag over de “smaad” rechtszaak in oktober 1940 door Olin R.Moyle, aangespannen tegen twaalf Watchtower leidinggevenden en de Watch Tower Bible and Tract Society, Inc., of Pennsylvania and de WatchTower Bible and Tract Society, Inc., of New York. Toen ik de boeken doorlas, zag ik dat Moyle deze rechtszaak gewonnen had en dat hem een schadevergoeding van $ 30.000 aan schadeclaims was toegewezen. Onbekend met deze rechtszaak, bracht ik deze boekdelen naar Karl Adams die nogal verrast reageerde toen ik ze overhandigde. Hij zei dat hij ook niets wist van de Moyle-rechtszaak uit 1943. Ik vind het nog steeds moeilijk om te geloven dat Karl niets van deze zaak afwist aangezien Karl 14 jaar was toen dit proces plaatsvond en hij zich slechts enkele jaren later aansloot bij het Watchtower personeel, toen de Moyle-uitspraak nog steeds een pijnlijk onderwerp was onder de Getuigen. Zo belangrijk als de Olin Moyle rechtszaak was in de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen, en waarom het toch niet vermeld wordt in het Getuigengeschiedenis boek, kan ik niet beantwoorden. Nadat ik Bethel had verlaten werd mij deze zelfde vraag gesteld door twee prominente Getuigen ouderlingen en hun vrouwen in 1994, toen ik op bezoek was in Burbank, California. Het was mijn werk als de belangrijkste onderzoeker voor het geschiedenisboek dat hen fascineerde, en dat was de reden dat ze een dineruitnodiging accepteerden van mijn gastheer. George Kelly, een oudgediende onder de Getuigen die ik die avond ontmoette, was op Bethel de persoonlijke secretaris geweest van de welbekende Getuigenadvocaat Hayden C.Covington. (In de 138 rechtszaken die Jehovah’s Getuigen voor het U.S. Supreme Court [Hoge Raad] brachten, diende Covington in 111 daarvan als advocaat). Olin Moyle was de advocaat van de Watchtower Society van 1935 totdat Rutherford hem in 1939 aan de kant zette. Hij werd vervangen door Covington die het als advocaat overnam en het genootschap in 1940 vertegenwoordigde in de zaak Minersville School tegen Gobitis, betreffende het gedwongen groeten van de vlag op openbare scholen. De andere man die Kelly vergezelde naar de prominente ouderling in Burbank, California, waar ik logeerde, was Lyle Reusch, reeds lang een speciale vertegenwoordiger van de Watchtower Society in de Verenigde Staten wiens volletijd dienst begon in juni 1935 toen hij naar Bethel ging. Beide mannen lieten hun verbazing en ongenoegen blijken omdat de Moyle-rechtszaak niet werd vermeld in het geschiedenisboek van 1993. Zowel vóór als tijdens de tijd van de Moyle-rechtszaak waren Kelly en Reusch nauw verbonden met de Watchtower Society. Ze vertelden me dat ze nieuwsgierig waren geweest om te zien hoe de auteur van het geschiedenisboek deze meest weggemoffelde episode zou presenteren, waarin Watchtower leiders, in het bijzonder Rutherford, hun eigen Getuigenadvocaat belasterde in het tijdschrift The Watchtower. Volgens het transcript van de rechtszaak begon het probleem van Moyle nadat hij een persoonlijke brief aan Rutherford had geschreven waarin hij zijn afkeer kenbaar maakte tegen het overmatig drinken van Rutherford en zijn extreem beledigende gedrag tegenover anderen, gedrag dat hij persoonlijk had waargenomen en waarover hij klachten had gehoord. Arthur Worsley, reeds lang een Bethel-medewerker en welbekend aan Kelly en Reusch, was één van de personen die bij Moyle hadden geklaagd over de zich opstapelende vernederingen door Rutherford. Rutherford was zo vertoornd door Moyle’s kritiek dat hij Moyle en zijn vrouw ontsloeg van Bethel en hun persoonlijke eigendommen op de stoep zette. Moyle was ontzet door deze behandeling maar de feiten lieten zien dat hij op geen enkele manier terug sloeg. Niet tevreden met het verwijderen van Moyle van Bethel, begonnen Rutherford en zijn medewerkers hem als persoon kwaadaardig te belasteren in het tijdschrift van de Watchtower, hetgeen leidde tot de aanklacht wegens smaad tegen alle verantwoordelijke partijen. Ik bracht de naam van Arthur Worsley ter sprake bij Kelly en Reusch. We bespraken Arthur’s aandeel in de Moyle-rechtszaak en beide mannen waren het er over eens dat Arthur een vals getuigenis had afgelegd tijdens de directe ondervraging. Ik vertelde hen dat ik, na het Moyle-transcript gelezen te hebben, met Arthur, een goede vriend, gesproken had over zijn getuigenis ter verdediging van de WatchTower. Olin Moyle beweerde dat op een morgen in de Bethel eetzaal Arthur zonder gegronde reden terechtgewezen werd door Rutherford. Arthur klaagde bij Moyle hoe vernederend dat voorval was geweest. Echter, in de rechtszaal verklaarde Arthur dat Rutherford hem terecht had gecorrigeerd voor zijn daden. Hij zei dat de uitbrander niet misplaatst was, en, tot verbazing van Moyle, zei Arthur dat hij bij niemand geklaagd had. Niettemin vertelde Arthur ons over het eetzaalincident en veroordeelde Rutherford voor het vernederen van hem. We bespraken ook zijn onder ede afgelegde getuigenis dat hij nooit smerige taal aan de Bethel tafel had gehoord en waarom hij ontkende dat drank verheerlijkt werd aan de tafel, terwijl hij in feite precies het tegenovergestelde beweerde. Duidelijk ontdaan antwoordde Arthur verdrietig dat Rutherford hem ontslagen zou hebben van Bethel als zijn getuigenis de beschuldiging van Moyle zou ondersteunen. En omdat hij geen andere plaats had om naartoe te gaan, loog hij in de rechtbank. Hoe dan ook, na het aanhoren van de uitgebreide getuigenissen besloot de rechtbank dat Rutherford en andere Watchtower medewerkers schuldig waren aan smaad. Arthur vertelde ons dat de Watchtower medewerkers zo boos waren op Moyle dat ze hem de $ 30.000 schadevergoeding uitbetaalden in zilveren muntstukken, daarmee hem een “Judas” noemend. Door het negeren van de Moyle-geschiedenis vermeed Watchtower een bijzonder onaangename en onplezierige episode welke niet goedgepraat kon worden, één die het onbezoedelde imago dat het boek van de organisatie poogde te schetsen zou bevlekken. In niet mis te verstane woorden maakten deze Getuigen die avond hun ongenoegen kenbaar over de weglating van de Moyle-rechtszaak, alsook over de duidelijke “herziening” van de geschiedenis zoals deze door Watchtower leiders wordt gepresenteerd, - hoofdzakelijk een onbezoedeld, schuldenvrij verleden, - en niet, zoals het voorwoord suggereert “objectief en… openhartig”.

    Zoekend naar Antwoorden

     Op een gegeven moment tijdens mijn werk gaf Karl mij een deel van het transcript van de echtscheidingszaak van Russell, in het bijzonder dat van Charles Taze Russell’s kruisverhoor. Hij stelde mij niet het transcript van het kruisverhoor van Maria Russell ter beschikking, en ik vroeg toen niet waarom, maar jaren later, uit nieuwsgierigheid, las ik het. Toen werd het me duidelijk waarom Karl niet wilde dat ik de kant van het verhaal van Maria Russell zou lezen – hij wist dat ik versteld zou hebben gestaan wanneer ik zou lezen dat Mevr. Russell de echtscheiding kreeg toegewezen omdat de rechtbank geloofde dat Pastor Russell schuldig was aan de vele beledigingen die zij volgens haar over zich heen had gekregen. Ze bewees dat ze niet schuldig was aan de kwaadaardige geruchten die haar echtgenoot had verspreid ; dat ze een supportster was van de beweging voor vrouwenrechten (smerige woorden in die dagen) ; dat haar doel was om controle te krijgen over het tijdschrift The Watchtower, en dat ze van hem af wilde vanwege haar verlangen naar persoonlijk aanzien. Later, toen ik het verslag las over de dood van Charles Taze Russell in de Watchtower uitgave van 1 december 1916, ontdekte ik dat Charles Taze Russell en zijn vrouw een celibaat huwelijk hadden. Dit verraste me werkelijk. Toen ik informeerde of dit onbekende feit gepubliceerd zou worden in het nieuwe geschiedenisboek, was het antwoord, “Nee, het Besturend Lichaam heeft besloten dat deze informatie voor velen van de kudde een aanleiding tot struikelen kan zijn”. Een belangrijke leerstelling van Jehovah’s Getuigen is dat, na de dood van de apostelen rond het einde van de eerste eeuw na Christus, zich een grote afval ontwikkelde die vele namaak Christenen voortbracht en waaruit uiteindelijk de Rooms Katholieke kerk is ontstaan. Niettemin zeggen de Getuigen dat er altijd “ware” Christenen zijn geweest vanaf de dood van de laatste Christelijke apostel tot aan Charles Taze Russell en zijn medewerkers die allemaal nauw vasthielden aan de originele leerstellingen van Jezus en zijn apostelen. Eén gedenkwaardige en langdurige opdracht van Karl was het identificeren van deze ware Christenen. Mijn onderzoek was gebaseerd op vier punten of standaarden welke de “zonen van het koninkrijk” met elkaar gemeen moesten hebben om hen te verbinden met elkaar; drie van die standaarden waren verwerping van de drie-eenheid, het hellevuur en de onsterfelijkheid van de ziel. Echter, de vierde standaard was het moeilijkste  –  er moest een acceptatie zijn van het rantsoen offer van Christus, zoals gedefinieerd door Jehovah’s Getuigen. Maandenlang bracht de Schrijversafdeling relevante bibliotheekboeken uit Europa en Engeland, alsook uit de Verenigde Staten. Ik las Engelse vertalingen van belangrijke buitenlandse boeken die afscheidingsgroepen bespraken, niet-conformistische groepen van vóór en na de Orthodoxe Reformatie, inclusief groeperingen gedurende wat we tegenwoordig de Radicale Reformistische periode noemen. Op z’n zachtst gezegd, het was extreem fascinerend om met een kritisch oog de vroege Arische bewegingen te bestuderen, samen met de Lollards, Waldenzen, Socinianen en Anabaptisten. Uiteindelijk overtuigde mijn zorgvuldige analyse van de feiten Karl ervan dat er niet één generatie van ware Christenen was die gekoppeld kon worden aan een opvolgende generatie, gebaseerd op de vier punten zoals eerder vermeld. Karl sloot dit onderzoeksproject met de belofte dat deze poging nooit meer opnieuw ondernomen zou worden, maar toch is tot op deze dag de leerstelling niet herzien. Op pagina 44 van het boek Jehovah’s Getuigen  –  Verkondigers van Gods Koninkrijk, was het beste dat Karl kon zeggen in antwoord op de vraag, “Wat is er na de eerste eeuw met het ware christendom gebeurd" ? “Het ware christendom is dus nooit volledig uitgeroeid”. Vervolgens zei hij “In de loop van alle eeuwen zijn er altijd waarheidlievende personen geweest” en vervolgde met de opsomming van enkelen die bijzonder loyaal waren aan de Bijbel. Tijdens een andere opdracht die Karl me gaf onderzocht ik de volledige periode van 1917 - 18 om te zien wat leidde tot de in staat van beschuldiging stelling van President Rutherford en zijn medewerkers door de Regering van de Verenigde Staten voor, onder andere, samenzwering tot het overtreden van de Spionagewet van 15 juni 1917, en een poging om dit feitelijk te doen; alsook, het tegenwerken van de rekrutering en wervingsdienst van de Verenigde Staten gedurende de eerste wereldoorlog. Toen Rutherford vernam dat de regering bezwaar maakte tegen de pagina’s 247 - 53 van het boek The Finished Mystery, het zevende deel uit de serie Studies in the Scriptures, gaf Rutherford opdracht om die pagina’s uit alle kopieën daarvan te verwijderen. Later, toen men vernam dat de distributie van het boek een overtreding zou zijn van de Spionagewet, gaf Rutherford de opdracht om de verspreiding te staken. Ondanks al die moeite werden Rutherford en zeven van zijn naaste medewerkers veroordeeld tot lange gevangenisstraffen in de Federale gevangenis, om pas na het einde van de oorlog vrijgelaten te worden. Toen Karl en ik de woorden van Rutherford lazen in de transcriptie van het rechtbankverslag, Rutherford et al versus United States, waren we stomverbaasd over de vleierijen en de verzoenende verklaringen die hij aflegde om vrede te sluiten met de rechtbank en de regering, een regering die Rutherford frequent “Satanisch” had genoemd. Er bestaat geen twijfel over dat Rutherford op iedere mogelijke manier probeerde om de autoriteiten te kalmeren. Zoals Karl het uitdrukte, het was duidelijk dat de tweede president van de Watchtower Society zijn integriteit compromitteerde. We concludeerden dat Rutherfords schuldgevoel de reden was waarom hij, toen hij uit de gevangenis kwam, plechtig beloofde om alles op alles te zetten in het aankondigen van de Koninkrijksboodschap, ongeacht hoe zwaar de vervolging. Eén ding werd duidelijk door mijn onderzoek naar de Rutherford jaren  –  Rutherford stuurde bewust aan op moeilijkheden door het aanvallen van religies en overheden en het tergen van de geestelijkheid, waarmee hij daden van vergelding uitlokte tegen individuele Bible Students. Dit resulteerde frequent in Rutherfords uitroep, “Vervolging!”. Gedurende de twee jaar dat ik Karl Adams assisteerde, onthulde mijn onderzoekswerk verrassingen, goede en slechte, over de organisatie, hoewel zelfs de slechte ontdekkingen mijn geloof niet deden twijfelen. Uiteraard was ik teleurgesteld in gedrag dat schande bracht over de organisatie. Het zat echter niet in mijn natuur om toe te geven aan zeurende verdenkingen die ik mocht hebben over de vraag of de dingen die ik onderwezen had gekregen wel waar waren. Als toegewijd gelovige was het makkelijk om aan te nemen dat aanstootgevend gedrag door leiders van de Watchtower Society alleen maar “mensenwerk” was, en in geen geval iets zei over de waarheidsgetrouwheid van de religie als geheel.

    13-09-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat Barbara Anderson heeft ontdekt/ deel 3

    Onvergetelijke mensen

     Toen ik hoorde dat ik een deel van de Schrijversafdeling zou worden, geloofde ik dat het een voorrecht zou zijn om dagelijkse omgang te hebben met de meest spirituele mannen op Bethel, de mannen die de kudde voorzagen van up-to-date geestelijke inzichten uit de Schrift. De leidinggevenden van de Schrijversafdeling waren drie leden van het Besturend Lichaam, Lloyd Barry, Jack Barr en Karl Klein. Lloyd Barry had hoger onderwijs gevolgd en was het brein achter de werkzaamheden van de afdeling. (het was Barry die, vanaf 1992, verantwoordelijk was voor de meer meegaande houding ten aanzien van het volgen van hoger onderwijs door jonge Getuigen, welke houding veranderde in november 2005). Ik mocht Lloyd erg graag. Op een dag vertelde ik hem hoe fijn ik het vond om de oude correspondentie te lezen van het genootschap met het bijkantoor in Nieuw Zeeland. Hij wilde onmiddellijk weten hoe het kwam dat ik “ingewijd” was in het lezen van vertrouwelijke stukken. Hij vergat even dat het, als Karl Adams onderzoeker voor het nieuwe geschiedenisboek, mijn taak was om zulk materiaal te lezen. Toen ik hem herinnerde aan dat feit moest hij lachen. Lloyd kwam uit Nieuw Zeeland en ik had gelezen over Watchtower zendeling Frank Dewar, een Nieuw Zeelander, en hoe zijn evangelische avonturen in Indonesië in de jaren dertig mij deed denken aan een filmcharacter, Crocodile Dundee. Er was geen berg te hoog of rivier te diep om Frank te weerhouden van het prediken tot afgelegen volken met de Getuigenboodschap. Lloyd vertelde me dat Dewar zijn favoriete zendeling was en de films van Crocodile Dundee zijn favoriete films, dat wil zeggen, totdat de acteur die Dundee speelde zijn vrouw verliet en zijn co-star trouwde. In het nieuwe geschiedenisboek op pagina 446 onthulde Karl Adams dat, toen Frank Dewar naar Siam ging, “hij zijn reis onderbrak in Kuala Lumpur totdat hij genoeg geld bij elkaar had voor de rest van de tocht, maar tijdens zijn verblijf daar kreeg hij een verkeersongeluk  – hij werd door een vrachtauto gegrepen en van zijn fiets geslingerd. Na zijn herstel,” schreef Karl, “met slechts vijf dollar op zak, stapte hij op de trein die van Singapore naar Bangkok ging. Maar met geloof in Jehovah’s vermogen om voor hem te zorgen [cursivering is van mij], ging hij door met het werk.” Wat was weggelaten uit het verslag in het geschiedenisboek, was een erg menselijk ingrediënt  –  tijdens het ongeluk was Frank bewusteloos geraakt en werd later wakker in bed in wat een vervallen hotel leek, maar wat in werkelijkheid een huis van lichte zeden was, waar hij verzorgd werd door vriendelijke prostituees totdat hij beter was. Indien de auteur tevens dit deel van Franks ervaring had vermeld zou het verhaal inderdaad “openhartig” zijn, hetgeen de uitgevers hadden beloofd te doen. Echter, omdat dit voorval niet paste in de manier waarop de auteur het Getuigen - historisch - verslag aanpaste, werd het niet vermeld. Het was duidelijk voor mij dat in 1989 de beste jaren van Karl Klein achter hem lagen. Hij was afgeleefd, humeurig en nogal kinderlijk, een man die door mensen gemeden werd vanwege zijn eigenaardige manier van spreken en zijn duidelijke excentriciteit als gevolg van zijn leeftijd. Regelmatig zag ik Karl niets doen wanneer hij klaar was met het lezen van de laatste proefteksten van Watchtower boeken of tijdschriften die hem ter goedkeuring voorgelegd werden. Hongerend naar aandacht vertelde Karl Klein mij en andere Schrijvermedewerkers, op een dag in 1992, opgewonden over de suggestie die hij aan de rest van het Besturend Lichaam had gedaan, hetgeen “Nieuw Licht” zou worden die ochtend, ondanks dat hij wist dat Bethel procedures zulke onthullingen verboden. Aan de ontbijttafel hoorden 6000 Bethelmedewerkers in gemeenschappelijke eetzalen, verspreid over drie locaties in New York, de mededeling dat het niet nodig was dat Jehovah zijn naam rechtvaardigde, maar dat zijn belangrijkste voornemen de rechtvaardiging van zijn soevereiniteit was. De Getuigen leerden voorheen, sinds 1935, dat Jehovah’s belangrijkste voornemen niet was de redding van de mensheid, maar de rechtvaardiging van zijn eigen naam. En Karl Klein zorgde ervoor, 57 jaar later, dat we wisten dat hij Gods visionair was in deze aangelegenheid, zoals hij iedereen die maar wou luisteren uitdrukkelijk vertelde dat deze verandering aan hem te danken was. Jack Barr, die we beschouwden als een persoonlijke vriend, was een vriendelijke man maar wandelde in de schaduw van Barry en deed wat hij zei. Helaas was hij zwak  –  niet de spreekwoordelijke “ijzeren vuist in een zachte handschoen”, maar een “kreupele vuist…”. Barr’s zwakke karakter werd duidelijk op een moment dat Lloyd Barry de stad uit was en er waren drie schrijvers van aanzien voor nodig om genoeg druk op Barr uit te oefenen, als tweede verantwoordelijke, om te voorkomen dat de drukpersafdeling zou capituleren voor Ted Jaracz’s order om de Ontwaakt! uitgave van 8 april 1992 niet te drukken, hetgeen materiaal bevatte dat niet door Jaracz ondersteund werd, hoewel hij zijn boekje te buiten ging door het geven van die opdracht. De werktoewijzing van elk lid van het Besturend Lichaam was duidelijk omschreven en hij had geen beslissingsbevoegdheid voor de Schrijversafdeling, net zoals beslissingen voor de Service Department [Dienst afdeling], onder leiding van Jaracz, buiten de bevoegdheden waren van Barry, Barr of Klein. Dan was er nog de tijd dat ik klaagde bij Jack over een beruchte, ondraaglijke, medewerker van de Schrijversafdeling die zojuist was aangesteld als een assistent voor het Besturend Lichaam. De man had me bedreigd omdat hij dacht dat ik zijn betrokkenheid onderzocht i.v.m. de verdwijning van een zeer kostbaar archiefstuk, uitgeleend aan het Genootschap. Ik dacht dat de situatie een onderzoek waard was om te zien of dit onethische gedrag reden was om de man van zijn positie te verwijderen. Nadat Jack me had aanhoord vertelde hij me dat zijn aanstelling onomkeerbaar was omdat “hij was aangesteld door Heilige Geest” wat Jacks manier was om te vermijden wat hij zou moeten doen, namelijk het juiste. Een van de meest gedenkwaardige vriendschappen op de Schrijversafdeling was met Harry Peloyan, een leidinggevende schrijver en coördinator (editor) van het tijdschrift Ontwaakt ! Harry was afgestudeerd aan Harvard en was een deel van de Bethel-staf sinds 1957. Er zat een scherpe geest onder het grijze haar van Harry en zijn intelligentie scheen niet minder te worden door zijn leeftijd. Deze getalenteerde en charismatische persoon, bekeerd tot het Getuigengeloof als jonge volwassene, ondanks dat hij, zo vertelde hij, een hoge prijs had betaald door een goed betaalde carrière op te geven en naar Bethel te komen en omdat zijn zeer rijke vader hem zou onterven als hij het Getuigengeloof niet zou verlaten. Tot op deze dag is Harry nog steeds stevig overtuigd dat alleen de Getuigen de “waarheid” hebben. Echter, door onze gesprekken zag ik dat zijn meningen en geloofspunten niet “in steen” waren gegraveerd want hij was snel om te opteren voor een verandering van gezichtspunt als hij geloofde dat een theologische leerstelling niet Schriftuurlijk was of een organisatorische regel aanstootgevend was. Het was altijd plezierig om met Harry te converseren over onderwerpen waar we beiden gepassioneerd over waren, of het nu religieus was of werelds, maar hoewel we het niet altijd eens waren behandelden we elkaars mening met respect. Regelmatig waren zijn knokkels paars omdat hij zijn handen zo stevig in elkaar greep op zijn bureau als hij een punt beargumenteerde tijdens een stimulerende discussie. Zijn boosheid tegenover degenen die de veranderingen naar een meer meedogende organisatie in de weg stonden was altijd kokend onder zijn uiterlijke kalmte en kon snel exploderen wanneer iets hem kwaad maakte. We spraken over het grootbrengen van kinderen met de daarbij behorende vreugden en ergernissen, hoewel Harry en zijn lieve vrouw, Rose, die stierf in 2005, geen kinderen hadden. In de jaren negentig was een deel van het Ontwaakt ! formule een serie artikelen die demonstreerde hoe het toepassen van Bijbelse raad leidde tot betere levens. Toen, als gevolg daarvan, onze zoon een vriendelijke brief schreef met waardering voor zijn fantastische Getuigenopvoeding, liet Harry dit afdrukken op de achterpagina van Ontwaakt ! van 8 augustus 1993, als een voorbeeld van het succesvol opvoeden door ouders die Bijbelse adviezen hadden gevolgd. Er was altijd een behoefte aan verse ideeën om de mensen geïnteresseerd te houden om de Watchtower literatuur te lezen. Ik merkte daarom op dat Harry sprak met een grote cirkel van vrienden op het hoofdkwartier alsook met buitenstaanders over huidige problemen en onderwerpen die interessant waren. Hij was een van de velen op de Schrijversafdeling die stilletjes klaagde dat teveel mensen die de touwtjes in handen hadden bij Watchtower, inclusief de meesten van het Besturend Lichaam, waren blijven steken in de jaren vijftig wat hun instelling betrof. Het viel mij op dat de decennia van een beschermd bestaan op Bethel de Watchtower leiders belemmerden om bekend te zijn met de druk en complexiteit van sociale problemen die de kudde ondervond ; echter, deze zelfde naïeve mensen geloofden dat verlichting alleen via hen kwam. Gedurende de tijd dat ik in antwoorden voorzag op onderzoeksvragen voor Karl Adams, las Harry wat van mijn materiaal en merkte op dat ik een beetje aanleg voor schrijven had. Onder zijn leiding en dat van en Colin Quackenbush, schreef ik zeven delen of complete artikelen voor Ontwaakt !. De meeste van deze artikelen waren onderzocht en geschreven nadat mijn gewone werkdag erop zat. Na verloop van tijd realiseerde ik mij dat veel Ontwaakt ! artikelen geschreven werden door mannen en vrouwen buiten de Schrijversafdeling en bewerkt werden door stafmedewerkers. Harry, wiens bureau altijd verschoont leek van werk, gebruikte regelmatig auteurs van buiten voor artikelen die aan hem waren toegewezen, welke hij dan door het systeem liet gaan onder zijn eigen naam. Tot op de dag van vandaag vraag ik mij af of hij zelf wel de auteur was van de vele boeken en brochures waarvan hij me zei dat hij ze geschreven had. Zelfs als Harry het materiaal niet zelf schreef, heeft hij dan ooit de aangehaalde bronnen gecontroleerd om te zien of ze inderdaad de verklaringen ondersteunden ? Of was Harry verantwoordelijk voor tekstuele oneerlijkheid door uit hun verband getrokken aanhalingen ? Alan Feuerbacher, een Watchtower theologische criticus, documenteerde vele aanhalingen die uit hun verband waren gerukt in publicaties die Harry geschreven zou hebben. Ik zou willen geloven dat Harry een verantwoordelijke schrijver was en zich niet bewust was van aangehaalde bronnen die uit hun context gerukt waren door degenen die hem het artikel hebben overhandigd.

    Respect voor vrouwen

     Harry kwam op tegen de beledigende dominantie en tirannie over vrouwen en kinderen door onbuigzame, dominerende, patriarchale mannen in het geloof die Bijbelteksten gebruikten als een zweep. Wij beiden hadden toegang tot vertrouwelijke informatie over teveel ongelukkige Getuigenvrouwen die klaagden over het misbruiken van de autoriteit van hun echtgenoten als hoofd van het gezin. Ik herinner me de tijd dat ik in Harry’s kantoor, in januari 1992, aan hem en een andere belangrijke schrijver, Eric Beveridge, vertelde wat ik had gehoord van Getuigenvrouwen tijdens mijn vakantie. Volgens hen waren er teveel mannen in de organisatie die vrouwen respectloos en als inferieur behandelden. Een boze vrouw vertelde me over een Getuige die beweerde dat ze was verkracht door een man die ook een Getuige was, toen ze het huis van die man schoon maakte. Toen ernaar gevraagd werd gaf hij aan de ouderlingen toe dat ze seks hadden gehad, maar hij zei dat het met wederzijdse instemming was en bracht berouw tot uitdrukking. Zij ontkende dat het met wederzijdse instemming was en zei dat ze was verkracht. Zij werd uitgesloten wegens liegen ; hij werd niet uitgesloten omdat hij toegaf en zijn zonde betreurde. Getuigenvrouwen die de beschuldigde kenden waren woedend omdat de man geen goede reputatie had en ze geloofden dat hij onbetrouwbaar was. (Niemand rapporteerde de verkrachting bij de autoriteiten). Harry en Eric waren niet gelukkig met mijn verhalen. De discussie leidde ertoe dat Harry Eric autoriseerde om een Ontwaakt ! -serie te schrijven over het “vrouwenprobleem” en wees mij aan om het onderzoekwerk te doen. Het resultaat was de Ontwaakt ! van 8 juli 1992, een 15 pagina’s tellende serie van artikelen, waarvan de voorpaginatitel was: “Vrouwen verdienen respect”. Nadat deze Ontwaakt ! was gepubliceerd werden er veel brieven vol waardering van vrouwen ontvangen. Zeer verontrustend voor ons was het feit dat 75% van al die brieven niet ondertekend waren omdat de vrouwen zeiden dat ze bang waren voor vergelding thuis of in de gemeente indien de Watchtower hun brief naar het lichaam van ouderlingen in hun woonplaats zou sturen ter opvolging.

    Ontwaakt! Artikelen Bespreken Misbruik

    De organisatie heeft een vertrouwelijkheids richtlijn die vereist dat Getuigen die betrokken zijn bij een juridische zaak uitsluitend spreken met het juridische comité (thans een religieus comité) of anders zwijgen over de zaak. Als gevolg daarvan hoorde ik pas rond 1984 voor de eerste keer over seksueel misbruik van kinderen in de organisatie. Een jonge vrouw waar ik mee werkte op de Construction Engineering Department vertelde per ongeluk aan onze groep over een prominente ouderling in de gemeente die ze bezocht in New York voordat ze naar Bethel verhuisde, die was gearresteerd wegens pedofilie. Later ontdekte ik dat de misbruiker was veroordeeld en een straf van drie jaar achter de tralies uitzat. Deze populaire en charismatische ouderling misbruikte zijn dochter en vele andere jonge meisjes in zijn gemeente gedurende vele jaren, hen bang makend niets te vertellen, iets dat door een persoon met autoriteit makkelijk bereikt kan worden bij jonge kinderen. In die tijd dacht ik dat dit een uitzondering was, maar later ontdekte ik hoe ik mij vergist had. Het bewijs dat er meer dan alleen het hierboven beschreven geval was van kinderen van Jehovah’s Getuigen die misbruikt waren en zich stil hielden onder het misbruik, was de autorisatie van een serie artikelen in Awake ! Van 22 januari 1985, [Nederlands – 8 mei 1985 pag.3] waarvan de titel luidde, “Seksueel misbruik van kinderen, De nachtmerrie van elke moeder

    Door mijn voorgaande ervaringen op de Schrijversafdeling wist ik dat het twijfelachtig was dat het genootschap een serie hoofdartikelen zou wijden aan een probleem tenzij het aantal gevallen van seksueel misbruik van kinderen dat aan het licht kwam aan het toenemen was binnen de organisatie en de Getuigenleiders wisten dat ouders instructies nodig hadden hoe ze hun kinderen tegen misbruik konden beschermen en hoe de signalen van misbruik te herkennen. Treurig genoeg werd er in de artikelen die werden verschaft vrij weinig informatie gegeven om de hulpverleners en slachtoffers te helpen omgaan met de gevolgen van misbruik; noch werd er een richtlijn gegeven om direct rapport uit te brengen bij de autoriteiten. In het hiervoor genoemde geval van misbruik in New York was het uiteindelijk een schoolmedewerker die de autoriteiten op de hoogte stelde van het seksueel misbruik van een van de kinderen. Kort voordat ik mijn werk aan het Getuigengeschiedenisboek afsloot verscheen er een serie artikelen in Ontwaakt ! van 8 oktober 1991, opnieuw handelend over kindermisbruik. De titel op de omslag was: “Seksuele kindermishandeling – De wonden genezen”. Deze Ontwaakt ! bevatte informatie die specifiek geschreven was om slachtoffers van seksueel misbruik te helpen herstellen van de verwoestende nasleep van daarvan. Bovendien werd er informatie verschaft om familieleden en vrienden te helpen begrijpen waarom het gedrag van veel slachtoffers van misbruik zo verwoestend was. Mijn reactie op deze artikelen was waarschijnlijk dezelfde als die van de meeste Jehovah’s Getuigen  –  ik geloofde dat dit informatie was die de lange termijn gevolgen zou helpen verzachten van wat we allemaal als een afschuwelijke misdaad beschouwden. De meeste van ons veronderstelden dat de reden achter deze artikelen de groeiende media aandacht in de jaren tachtig was die de goed verborgen geheimen over seksueel kindermisbruik in kerken en andere organisaties aan het licht hadden gebracht. Uiteindelijk was de rationele gedachte dat vele volwassenen vóórdat zij zich tot het Getuigengeloof hadden bekeerd, seksueel misbruikt konden zijn, en dat zij de personen waren die de behulpzame informatie uit Ontwaakt ! nodig hadden. Na de uitgave van deze Ontwaakt ! ontving het hoofdkwartier duizenden brieven en telefoontjes vol waardering voor het Besturende Lichaam voor de nuttige serie artikelen die het bevatte. Met uitzondering van het emotioneel geladen artikel “Dier Proeven, Juist of onjuist" ? in Ontwaakt ! van 8 juli 1990, ontving Watchtower meer brieven met waardering voor Ontwaakt ! van 8 oktober 1991, dan voor enig ander artikel in haar geschiedenis.

    Problemen rond Seksueel Kindermisbruik bij Watchtower

    Tegen het einde van 1991 vertelde Harry mij de details die tot het schrijven van de serie artikelen in Ontwaakt ! hadden geleid en wie het geschreven had. Ik vernam dat Harry aan schrijver Lee Waters jr. de opdracht had gegeven om het schrijfwerk te doen, met goedkeuring van Lloyd Barry. Lee stond bekend als een meedogend man, bijzonder gevoelig voor de behoeften en rechten van minderheidsgroepen. Harry zei dat hij samen met Lee een verhandeling las getiteld, “VOORWAARTS GAAN, Hulp voor Getuigen die Zaken Behandelen van Misbruik en Uitbuiting van Slachtoffers”,

    ( http://www.silentlambs.org/education/movingforward.htm  ) wat tussen de Getuigen circuleerde rond 1989-90. Ik weet niet hoe deze verhandeling zijn weg vond naar de Schrijversafdeling, maar het maakte een diepe indruk. Het was geschreven door een Getuige, Mary Woodard, die de gevolgen van seksueel misbruik bij zichzelf en andere Getuigenvrouwen besprak. Er werd via een ouderling in Florida contact met Mary opgenomen en ze werd uitgenodigd om op de Schrijversafdeling het onderwerp te bespreken met Harry en Lee, en haar bijdrage was de basis voor de serie artikelen over misbruik in Ontwaakt ! van 8 oktober 1991. In 2003 had ik een uitgebreid gesprek met Mary (Harry had mij verteld dat zij al in 1992 een poging tot zelfmoord had gepleegd), over de uitnodiging die ze aannam om naar de Schrijversafdeling te komen. Ze toonde me ook persoonlijke correspondentie van Lee aan haar toen hij de artikelen voorbereidde. Wat niet besproken werd in het Ontwaakt ! artikel, maar van groot belang was, waren beschuldigingen van seksueel misbruik begaan door daders die Jehovah’s Getuigen waren, een te groot aantal om te negeren. Ik ontdekte later dat het een uitzondering op de regel was voor Jehovah’s Getuigen in onze gemeenten om de autoriteiten op de hoogte te stellen van beschuldigingen van seksueel geweld. Hoe dan ook, niemand die ik kende op de Schrijversafdeling bracht zijn ongenoegen tot uitdrukking over het niet rapporteren van misbruik, inclusief mijzelf, omdat we er in onze geest van overtuigd waren dat “Gods organisatie” veel betere oplossingen voor dit probleem had dan enige overheidsinstelling. Buiten dat, we wisten dat als we naar de autoriteiten gingen om onze vuile was buiten te hangen, we de reputatie van Jehovah’s Getuigen zouden bevlekken. Deze beschuldigingen werden hoofdzakelijk behandeld door juridische comités binnen de gemeente. (Wanneer gemeente ouderlingen horen van een vermeende overtreding door een van hun leden, komen ze bij elkaar en stellen drie of meer uit hun midden aan als juridisch comité om de zaak te behandelen). Echter, als de beschuldigingen van het slachtoffer twijfelachtig gevonden werden, en de pedofielen niet gestraft werden, waren de ongelukkige Getuigen verplicht om hun mening voor zichzelf te houden want anders zouden zij zelf gestraft worden. Als gevolg daarvan werden sommigen verbitterd, maar behielden het stilzwijgen in de overtuiging dat hun misbruik een uitzondering was binnen de Watchtower organisatie. Tegen ontevreden leden werd gezegd, “Wacht op Jehovah”, want Hij zal iedere traan wegwissen in het toekomstige aardse paradijs. Zodra ik tegen het einde van 1991 mijn werk aan het Watchtower-geschiedenisboek had voltooid, werd ik overgeplaatst om onderzoekwerk te doen voor de Art Departement [Grafische afdeling], maar, binnen enkele maanden kwam Jack Barr mijn kantoor binnen en vertelde mij dat Harry en andere schrijvers voor Ontwaakt ! hadden gevraagd of ik hen wilde helpen met speurwerk. In de loop van 1992 vernam ik steeds meer over de serieuze problemen betreffende seksueel geweld tegen kinderen binnen de gemeenten van Jehovah’s Getuigen wereldwijd. Spoedig autoriseerde Lloyd Barr een ander artikel over dat onderwerp in Ontwaakt ! van 8 april 1992. De titel was, “Ik huilde van vreugde”. Dit artikel bevatte aanhalingen uit brieven die het genootschap had ontvangen waarin slachtoffers en hun vrienden en families diepe waardering uitten voor het Besturend Lichaam voor Ontwaakt ! van 8 oktober 1991. Veel lezers onder de Getuigen dachten dat de informatie in Ontwaakt ! van 8 oktober 1991 als een frisse wind was die door de organisatie stroomde, echter, in werkelijkheid opende dit de Doos van Pandora toen duizenden overlevenden van seksueel kindermisbruik hulp gingen zoeken bij professionals in de geestelijke gezondheidszorg en bij Getuigen die zij vertrouwden en openbaarde wie in de organisatie hen aangerand had.

    13-09-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat Barbara Anderson heeft ontdekt /deel 4

    Hoe staat het met Professionele Hulp?

    De bedoeling van de Ontwaakt ! artikelen was om slachtoffers te helpen omgaan met de nasleep van seksuele kindermishandeling door het aanbieden van behulpzame suggesties, waarvan er één was om, indien nodig, professionele hulp te zoeken, of een luisterend oor te zoeken in de gemeente. 
    Echter, de meerderheid van het Besturend Lichaam, en in het bijzonder Ted Jaracz, was vierkant tegen het zoeken van hulp bij adviseurs of therapeuten in de geestelijke gezondheidszorg, in de overtuiging dat hun raad van Satans wereld kwam. 

     Het Besturend Lichaam, samen met veel andere hooggeplaatste Watchtower medewerkers, geloofden dat het toepassen van de Bijbelse raad zoals die in de Watchtower literatuur stond, kon resulteren in psychologische stabiliteit, zelfs als je leed onder het trauma van seksueel kindermisbruik. Over het algemeen was het advies van zogenoemde “rijpe” Jehovah’s Getuigen altijd hetzelfde, ongeacht wat de Getuige mankeerde: lees de Bijbel, ga naar de vergaderingen en neem deel aan het van-huis-tot-huis werk van Jehovah’s Getuigen. Aangezien Getuigen met kinderen die slachtoffer waren van seksueel misbruik ontmoedigd werden ten aanzien van het zoeken van externe therapie, schreeuwden ze om hulp bij de ouderlingen, hetgeen vaak een nachtmerrie scenario werd voor zowel slachtoffers als ouderlingen. Als slachtoffers van misbruik het gevoel hadden dat de ongevoelige houding van de organisatie tegenover hen na de Ontwaakt! van 8 oktober 1991 zou veranderen, dan zouden ze van een koude kermis thuiskomen, aangezien in werkelijkheid slechts weinig veranderde aan de kant van veel ouderlingen. Ingesleten instellingen bleven feitelijk hetzelfde vanwege het idee dat alleen het toepassen van de schrift iemand kan genezen, niet de adviezen uit “wereldse” boeken, waaruit de Ontwaakt ! van 8 oktober zo royaal aanhalingen deed (dit is de reden waarom nog steeds veel leiders onder de Getuigen gekant zijn tegen de informatie die in die Ontwaakt ! stond)

    Hoe staat het met “Onderdrukte herinneringen” en MPS ?

    Een ander onderwerp dat ter sprake kwam in Ontwaakt ! was een vreemd verschijnsel dat algemeen bekend staat als “onderdrukte herinneringen” en dat onderwerp viel niet goed bij veel invloedrijke Getuigen. 
    Zoals Lee zei, en ondersteund werd door persoonlijke brieven van overlevenden van misbruik en van hun therapeuten, berichtten veel Getuigenslachtoffers van herinneringen die ze hadden van momenten van misbruik die jaren daarvoor in hun kindertijd hadden plaatsgevonden.  De afhankelijkheid van deze “herinneringen” vormde het middelpunt van het debat en er waren veel tegengestelde meningen onder de professionals in de geestelijke gezondheidszorg, alsook binnen de Watchtower organisatie.

    Op het hoofdkwartier staan de gemeenten onder leiding van de Dienst Afdeling. Het waren mannen van deze afdeling, geïnstrueerd door Ted Jaracz, lid van het Besturend Lichaam, die zich over het algemeen in negatieve bewoordingen uitlieten over onderdrukte herinneringen tegenover ouderlingen die hier naar informeerden. Mij werd verteld dat Jaracz een voorstander was van de organisatie “Tegen Onderdrukte Herinneringen”. 
    Pas nadat Harry had bewezen dat deze organisatie “Tegen Onderdrukte Herinneringen” door onderzoekers in diskrediet gebracht was, werd er niets meer over dit onderwerp gezegd.
    Meervoudige Persoonlijkheid Stoornis (MPS  [Engels : MPD]) hetgeen tegenwoordig Dissociatieve Identiteit Stoornis (DIS  [ Engels : DID]) wordt genoemd, werd ook een vurig besproken onderwerp van gesprek.
    Hoewel het MPS syndroom nooit in enige Watchtower publicatie genoemd was, noch gevonden werd in enige schriftelijke richtlijn gericht aan de lichamen van ouderlingen, werden ouderlingen in het hele land geconfronteerd met dit fenomeen door slachtoffers die leden onder het trauma van seksueel kindermisbruik, die het moeilijk hadden in de gemeente, soms zelfs bestempeld als “bezeten door demonen”.
    Hoe konden deze lijdende mensen geholpen worden wanneer sommigen op de Dienst Afdeling MPS/DIS en onderdrukte herinneringen beschouwden als “nep” en dat ook zeiden tegen degenen die daarover belden. 
    Er was zoveel verwarring en ongeloof onder de Watchtower leiders over MPS dat Harry aan mij vroeg om hier een artikel over te schrijven. Helaas moet ik zeggen dat, vanwege de voortdurende herrie over de uitgave van Ontwaakt ! van 8 oktober 1991, Lloyd Barry het onderwerp MPS niet meer wilde aanraken uit angst om nog meer strijdpunten te veroorzaken, dus het publiceren van dat artikel was van de baan.

     

    Verwarrend Advies van het Hoofdkwartier

    Uit het voorgaande kunt u zien dat de rechtlijnige Dienst Afdeling geen troost gaf aan de slachtoffers van misbruik. Over het algemeen zeiden de medewerkers van de Dienst Afdeling tegen mensen die opbelden “lees meer in de Bijbel en kijk vooruit naar de Nieuwe Wereld waar er geen problemen meer zullen zijn”. Dit was geen oplossing voor dergelijke complexe problemen. Het ongevoelige advies dat hen werd gegeven om “je er maar overheen te zetten !” werd niet gewaardeerd door slachtoffers, noch door de meer vrijdenkende mensen op de Schrijversafdeling. Wanneer slachtoffers opbelden en spraken met personeel op de Schrijvers Correspondentie afdeling, werden ze met mededogen behandeld en geadviseerd met up-to-date informatie over hun probleem. Dit alles veroorzaakte een doolhof van tegenstellingen met als gevolg dat de slachtoffers bijna opnieuw slachtoffer werden, en ouderlingen die opbelden totaal verward waren. Tegen het einde van december 1991 bezochten alle gemeente ouderlingen de lokale Koninkrijks Bediening School voor training en updates van organisatie richtlijnen. Spoedig daarna werd de brief van 23 maart 1992 ontvangen door alle lichamen van ouderlingen in de Verenigde Staten. Het gaf een nabeschouwing van wat was onderwezen op de school over de serieuze problemen die slachtoffers van kindermisbruik ondervinden, en in de brief werd professionele therapie niet veroordeeld zoals in het verleden maar het lesmateriaal van de school verwees over het algemeen naar de informatie in Ontwaakt ! De meedogende brief herhaalde dat als een Getuige een behandeling wenste door een psychiater, psycholoog of therapeut dit een persoonlijke beslissing was, hoewel enige voorzichtigheid geboden was. Een ding dat duidelijk werd gemaakt in de brief was dat ouderlingen geen therapie methoden moesten bestuderen om vervolgens een rol als die van een therapeut in te nemen, wat enkele ouderlingen feitelijk deden. Ook werden er enkele suggesties in vermeld over wat je kunt zeggen om een slachtoffer van misbruik te helpen. De zaken leken werkelijk beter te gaan, maar niet voor lang. In het binnenste heiligdom van gemeenten en kringen, bleven de goed verborgen geheimen bestaan, en, voor een of ander onbekende reden bleef bescherming van de misbruikers de praktijk van alle dag. Een bijzonder goed verborgen geheim betrof de persoonlijke instructies die in 1992 door een lid van het Besturend Lichaam (waarvan Harry zeker was dat het Ted Jaracz was) gegeven werd aan een paar zeer bekende kring en districtsopzieners om met slachtoffers van misbruik bijeen te komen en hen te verplichten zich stil te houden over dit misbruik op straffe van uitsluiting. In het kantoor van Harry Peloyan, in 1994, bladerde ik samen met mijn echtgenoot, Joe, door een archiefmap vol met klaagbrieven die uit het hele land aan het genootschap gestuurd waren over deze situatie. Het is interessant om op te merken dat één van de veelvuldig genoemde namen, de naam van een zeer intimiderende kringopziener was die nu een lid is van het Besturend Lichaam. “Gooi niet de baby weg samen met het badwater”, was de verklaring die velen van ons hoorden van Harry als hij het laatste ergerlijke nieuws gaf over de voortdurende rechtlijnigheid van de leiding op de Dienst Afdeling, die nog steeds de harde lijn volgden. Hij was bezorgd over hoe we met deze dagelijkse kroniek van informatie over seksueel misbruik omgingen, hopende dat het niet zou veroorzaken dat we de organisatie zouden verlaten. Hij was terecht bezorgd.

    Terug naar Tennessee

     Vanwege gezondheidsproblemen van mijn bejaarde ouders besloten we in augustus 1992 om ons verblijf op de Watchtower faciliteit in Brooklyn te beëindigen en aan het einde van het jaar weg te gaan. Echter, voordat ik wegging besteedde ik tijd aan nog één onderzoek project. Harry gaf me de opdracht om een pakket aan informatie samen te stellen voor het Besturend Lichaam om hen attent te maken op, en te bewijzen dat ze een serieus probleem hadden met seksueel kindermisbruik binnen de organisatie. In januari 1993, een paar weken nadat ik het hoofdkwartier had verlaten, gaf Harry Peloyan aan elk lid van het Besturend Lichaam een enorm pakket met gedocumenteerde informatie, dat door mij verzameld was. Tien en een half jaar wonen met duizenden mensen in de “Bethelfamilie” was nogal een ongewone ervaring. Toen we teruggingen naar onze woning in Tennessee lieten we letterlijk honderden vrienden achter, alsook onze zoon en schoondochter. Gedurende de dagen voor ons vertrek ontvingen we honderden tot-ziens-briefjes. Ik bewaar nog steeds een door mijn collega’s op de Schrijversafdeling met de hand gemaakte brochure vol met uitdrukkingen van liefde alsook van spijt dat we niet meer samen zouden werken, en ons veel goeds voor de toekomst wensend. Als ze toen toch hadden geweten wat de toekomst in petto had ! In de brochure bracht Harry zijn vreugde tot uitdrukking om met mij te hebben samengewerkt, en vertelde hoe mijn hulpvaardigheid, vastberadenheid, en compassie gemist zouden worden. En Lee zei dat hij niet wist hoe hij moest beginnen met uit te drukken hoe erg ik gemist zou worden. Hij voegde eraan toe dat mijn ondersteuning, inbreng en onderzoek onbetaalbaar waren geweest. Een andere schrijver, Jim Pellechia, bedankte me voor het “opschudden” van de dingen. Al die opmerkingen waren specifiek gericht op mijn werk achter de schermen om ons Besturend Lichaam ertoe te bewegen veranderingen in gang te zetten om de organisatie procedures betreffende seksueel kindermisbruik te veranderen. En ik zal nooit vergeten, op mijn laatste werkdag op de Schrijversafdeling, dat David Iannelli me vaarwel zei en me warm bedankte voor de ontdekking wat niemand in de organisatie wist  –  dat William H.Conley, en niet Charles Taze Russell de eerste president van de Watchtower organisatie was. Ik ging weg zonder spijt. Zolang ik in het centrum, de spil van de Getuigenwereld, was, gaf ik alles wat ik had. Hoewel ik van de mensen hield, stond ik voor een dilemma. Zou ik, na New York verlaten te hebben, mijn “compassie”onder de duim weten te houden, en me stil houden over alles wat ik te weten was gekomen over verborgen seksueel kindermisbruik schandalen binnen de Watchtower organisatie?

    Ik wist dat als ik mijn “compassie” zou toestaan om de zaak “op te schudden” buiten Bethel, ik uitgesloten kon worden. Toen ik New York verliet wist ik dat ik de compassie in mijn hart voor de slachtoffers van misleidende “wolven” die zich voordeden als “schapen” in de Getuigenorganisatie, niet kon uitschakelen, maar wat kon ik eraan doen ? De volgende paar jaren waren, op z’n zachtst gezegd, stressvol. Nadat we een paar maanden terug waren in Tennessee werd er een brief, gedateerd 3 februari 1993, ontvangen door alle lichamen van ouderlingen in de Verenigde Staten, wederom over seksueel kindermisbruik. Het was duidelijk dat het werk dat ik gedaan had resultaten begon af te werpen aangezien de brief feitelijk de informatie besprak die ik had gestopt in het informatiepakket voor het Besturend Lichaam. Er werden suggesties gegeven hoe personen te helpen die herinneringen rapporteerden van misbruik, lang nadat het had plaatsgevonden. Dit leek te betekenen dat de houding van het Besturend Lichaam wat zachter werd ten aanzien van de realiteit van onderdrukte herinneringen. De brief herhaalde voorts dat een Getuige die professionele hulp zocht, en misbruik aan de autoriteiten meldde, niet afkeurend mocht worden toegesproken door de ouderlingen. En dat was nog niet alles. In Ontwaakt ! van 8 oktober 1993 werd nog een goed geschreven artikel gepubliceerd dat ondersteunde om “deskundige professionele hulp [te] zoeken – om zulke ernstige jeugdwonden te helen”. (blz. 12 rechtsonder). Ik ging door met onderzoekswerk voor de Schrijversafdeling vanuit mijn woning. Ik bestudeerde het seksueel kindermisbruik probleem in andere religies en in de maatschappij als geheel. Op die manier, dacht ik, kon ik nog nuttig zijn voor degenen op het Watchtower hoofdkwartier die wilden dat het Besturend Lichaam de beleidsregels ten aanzien van seksueel kindermisbruik veranderden. Echter, hoe voldoening gevend het ook was om enig resultaat van mijn werk te zien, ontdekte ik na een paar maanden tot mijn verschrikking dat in onze lokale gemeente er een ongebruikelijk hoog aantal beschuldigingen van seksueel geweld alsook van bekentenissen waren in het recente verleden, en geen van die gevallen was gemeld aan de autoriteiten. Hoe verontrustend dit op zich al was, het was ronduit beangstigend te weten dat deze gevallen van seksueel kindermisbruik behandeld werden door mannen waarvan ik wist dat ze weinig of geen idee hadden hoe met de complexiteit van seksueel misbruik situaties om te gaan.

    Trage reactie

     In mijn plaatselijke gemeente was een ouderling die bekende de dochter van een Getuige te hebben aangerand. Vanwege de commotie die de vader van dat kind maakte (hij was geen Getuige) toen hij aangifte deed bij de politie, werd hij als ouderling ontheven. Binnen een paar jaar probeerde de aanrander opnieuw om opzieners-voorrechten te krijgen in de gemeente. Hij had de opzieners overtuigd van zijn berouw, hoewel er aanwijzingen waren dat hij het van-huis-tot-huis werk gebruikte om alleenstaande vrouwen met kinderen te ontmoeten en de Bijbel met hen te bestuderen, om vervolgens enkele van die kinderen aan te randen. Ik zond een algemene brief over de situatie naar de Watchtower organisatie, alsook een indringende brief op 21 juli 1993 aan het Besturend Lichaamlid Lloyd Barry ( inmiddels overleden). In mijn brief bracht ik mijn bezorgdheid tot uitdrukking over misbruikers die deelnamen aan het van-huis-tot-huis werk, gebaseerd op de manier waarop de pedofiel in onze lokale gemeente deze activiteit gebruikte om kinderen te vinden en dat ik dacht dat de deelname aan dit werk voor misbruikers aan banden gelegd moest worden. Hierbij kwam nog een andere situatie die van groot belang was. Binnen de gemeente werden de namen van de pedofielen  –  inclusief degenen die berouw tot uitdrukking brachten  –  nooit openbaar gemaakt, en velen werden uiteindelijk, na verloop van een aantal jaren, weer in verantwoordelijke posities met autoriteit aangesteld. Als gevolg daarvan waren ze in een positie om meer kinderen aan te randen, wat velen ook hadden gedaan. Lloyd Barry heeft nooit de ontvangst van mijn brief bevestigd, hoewel ik hem kort sprak toen ik het Watchtower hoofdkwartier bezocht in 1994. In plaats van de lang gehoopte verandering van beleid in de zaak van aanranders die deelnamen aan de prediking, en hun herstel in posities met autoriteit in de gemeente als ze berouwvol waren, gebeurde er niets. Ik begreep echter dat een beslissing in deze zaak moeilijk was, en verregaande uitwerking had. De omvang en complexiteit van de hele seksueel kindermisbruik situatie binnen de organisatie waren enorm. Dat mocht dan wel zo zijn, maar ik wist dat er voortdurend kinderen misbruikt werden door daders die Getuigen waren en ik wilde die situatie veranderen. Ik was blij dat het zoeken van professionele hulp voor de pijnlijke gevolgen van seksueel kindermisbruik niet langer met afkeuring werd bezien in 1992 en ’93, maar tegen december 1994 was er een terugkeer naar een meer star gezichtspunt, zoals werd onderwezen gedurende de Koninkrijks Bediening School in 1994. Op de school werd ouderlingen verteld dat beschuldigingen die door een Getuige gemaakt werden op grond van onderdrukte herinneringen ontoelaatbaar waren voor een juridische actie. Ze werden er aan herinnerd dat als er geen twee getuigen waren van de aanranding, en de beschuldiging ontkend werd, er geen sancties of uitsluiting op kon volgen. Ik herinner me hoe ik, gedurende 1993-97, bezorgd was over de vertrouwelijkheidregel. Ik drukte mij in alle vrijheid uit tegenover vrienden op de Schrijversafdeling over de opbiechtende, schijnbaar berouwvolle aanrander in mijn lokale gemeente die kinderen op zijn schoot liet zitten of baby’s op zijn arm hield ; maar de ouderlingen deden niets, zelfs geen waarschuwing aan de ouders. Vanwege mijn tot uitdrukking gebrachte bezorgdheid drong de brief van 1 augustus 1995 aan alle lichamen van ouderlingen erop aan om de voormalige kindermisbruiker te wijzen op de “…gevaren van het knuffelen of kinderen op schoot houden en dat hij nooit in de aanwezigheid van een kind moest zijn zonder dat een andere volwassene daarbij was”. Ik wist dat Harry en de anderen nog steeds hoopten er iets aan te kunnen doen. Uiteindelijk maakte de Watchtower Society in 1997 bekend, in de uitgave van De Wachttoren van 1 januari 1997 in het artikel “Laten wij een afschuw hebben van wat goddeloos is” (blz. 29) dat “een man van wie bekend is dat hij kinderen heeft aangerand, niet in aanmerking [komt] voor een verantwoordelijke positie in de gemeente”. De mededeling zei ook dat de gemeente hem niet zou beschermen tegen maatregelen waar hij van Staatswege mee te maken krijgt. ( blz. 28 ). Kort daarna sprak ik met Harry via de telefoon en hij was bijzonder dankbaar dat vijf jaar van vasthoudendheid geresulteerd had in een nieuw beleid waarin voorkomen werd dat een berouwvolle aanrander wederom in aanmerking kon komen om in de gemeente te dienen in een verantwoordelijke positie. Hoe blij ik in het begin ook was met dit nieuwe beleid, ik was toch bezorgd toen ik de volgende woorden las: “Als hij [de aanrander] berouwvol lijkt te zijn, zal hij worden aangemoedigd geestelijke vorderingen te maken, [en] aan de velddienst [het van-huis-tot-huis- werk van Jehovah’s Getuigen] deel te nemen…”, wat precies het tegenovergestelde was van mijn verzoek.

     

     

    Een Maas in de Wet en de “Twee Getuigen Regel”

     Op het eerste gezicht leek het dat het Besturend Lichaam vooruitgang geboekt had door te bepalen dat iedere man die bekend stond als een misbruiker geen positie van autoriteit in de organisatie kon hebben. Eindelijk, er was erkenning dat als een man in het verleden een misbruiker was geweest er een grote kans bestond dat hij opnieuw zou misbruiken. Het leek dus dat als zo’n man nu een positie van autoriteit bekleedde in de gemeente, hij daar nu uit verwijderd zou worden. Getuigen reageerden enthousiast op dit nieuwe beleid, in de veronderstelling dat door het niet toestaan van een bekende misbruiker in een verantwoordelijke positie in de gemeente, hun Besturend Lichaam scherpe aandacht had voor de misbruik schandalen die de kerken in het hele land geteisterd hadden. Toen werd het duidelijk dat er een lek zat in het nieuwe beleid, een maas in de wet. Deze eenvoudige maar duidelijke verklaring dat “een man van wie bekend is dat hij kinderen heeft aangerand, niet in aanmerking [komt] voor een verantwoordelijke positie in de gemeente”, was misleidend en gevaarlijk. Waarom ? Het sleutelwoord bekend was de manier waarop misbruikers hun positie van autoriteit konden behouden. Dit werd duidelijk gemaakt in een volgende brief aan alle lichamen van ouderlingen, gedateerd 14 maart 1997, waarin de vraag werd beantwoord, “Wie is een ‘bekende kindermisbruiker’?” Merk deze verklaring op: “Een persoon waarvan ‘bekend’ is dat hij een voormalige kindermisbruiker is verwijst naar de manier waarop hij in de gemeenschap en in de Christelijke gemeente bezien wordt”. Volgens deze beleidsverklaring zou de man, als de gemeente of de gemeenschap wist dat hij een voormalige misbruiker was, niet in aanmerking komen voor een verantwoordelijke positie, noch als zodanig gehandhaafd blijven na deze nieuwe beleidsregel. Echter, de voornaamste reden waarom een man in de gemeenschap bekend kwam te staan als een misbruiker, was als de zaak bij de politie was gemeld, iets dat zelden door de Getuigen werd gedaan. Verder maakte de vertrouwelijkheids regel het onmogelijk voor de gemeente te weten wie een misbruiker was als een slachtoffer onder druk van een juridisch comité het stilzwijgen behield. Bijgevolg bleef de beschuldigde in een verantwoordelijke positie omdat de ouderlingen aannamen dat hij niet bekend stond als misbruiker. Uiteraard waren weinig gewone Getuigen zich bewust van het woord “bekend”, zoals hierboven toegepast  –  en vele gemeente ouderlingen misten de volledige impact van die Wachttoren van 1 januari 1997 en de brief van het genootschap van 14 maart 1997  –  maar hoe zouden de gemeenten hebben gereageerd als ze hadden geweten dat kindermisbruikers in het verleden door het Genootschap waren aangesteld terwijl ze zich volledig bewust was van hun schuld ? Zonder dat zij zich daar van bewust waren bevatte de brief van 14 maart 1997 aan alle lichamen van ouderlingen een instructie die dat uitdrukkelijk toegaf : “Het lichaam van ouderlingen dient het Genootschap te rapporteren over iedere persoon die nu dient, of in het verleden heeft gediend in een door het Genootschap aangestelde positie in jullie gemeente van wie bekend is dat hij in het verleden schuldig was aan kindermisbruik”. [vet en cursivering is van mij]. Dit ondersteunt dat het Genootschap bewust aanranders aanstelde in verantwoordelijke posities. Deze verhelderende brief vervolgde door te zeggen: “Anderen waren mogelijk schuldig aan kindermisbruik voor ze gedoopt werden. De lichamen van ouderlingen zullen deze personen niet hoeven te ondervragen”. [door mij gecursiveerd] In een tijd dat zowel wereldse als religieuze organisaties de achtergronden van personeel en vrijwilligers die regelmatig met kinderen in contact kwamen onderzochten, wilde het Besturend Lichaam zelfs niet dat de ouderlingen het verleden onderzochten van mogelijke kandidaten voor posities met autoriteit. Het is, op z’n minst, onverantwoordelijk, misschien zelfs misdadige nalatigheid, en, indien onderzoekende autoriteiten hierin duiken, mogelijk nog veel erger. Als voorbeeld van de officiële houding van Watchtower, luister naar wat woordvoerder J.R.Brown tegen de Duitse media zei in juni 2002, “Als een persoon schuldig wordt bevonden aan kindermisbruik, kan hij onder geen enkele omstandigheid [door mij gecursiveerd] dienen als ouderling”. Echter, merk op wat er staat in een brief van 1 juli 2002 aan alle lichamen van ouderlingen in het Verenigd Koninkrijk, over een uitzondering op die regel: “Indien het bijkantoor heeft besloten dat hij [voormalig kindermisbruiker] aangesteld kan worden of kan voortgaan te dienen in een vertrouwelijke positie omdat de zonde vele jaren geleden plaatsvond en hij sindsdien een voorbeeldig leven heeft geleid, dan zou zijn naam niet op de lijst moeten verschijnen, noch is het noodzakelijk om informatie over de in het verleden begane zonde van de broeder door te geven aan een andere gemeente indien hij verhuist, tenzij het bijkantoor andere instructies heeft gegeven”. (De lijst wordt samengesteld door de gemeente en is getiteld, “Kinder Bescherming  –  Psalm 127:3. “De lijst bevat informatie over misbruikers die het hebben opgebiecht, hen die door de gemeente schuldig zijn bevonden op basis van twee of meer getuigen, en zij die door rechtbanken veroordeeld zijn). De brief gaat verder door te zeggen : “Er zijn echter vele andere situaties die in verband staan met misbruik van kinderen. Bijvoorbeeld, er zou slechts één ooggetuige kunnen zijn, doch de broeder ontkent de beschuldiging (Deuteronomium 19:15; Johannes 8:17) Of er zou een onderzoek door wereldse autoriteiten gaande kunnen zijn wegens vermeend kindermisbruik, maar het onderzoek is nog niet afgerond. In deze en vergelijkbare gevallen zal er geen vermelding worden gemaakt op de Kinder Bescherming lijst”. Toen ik mij voor het eerst bewust werd van seksueel kindermisbruik in de Watchtower organisatie, wist ik niet dat de Bijbelse richtlijn die twee getuigen vereiste om een zaak te bevestigen, van toepassing was op aanranding. Het was pas na 1997 toen ik ontdekte hoe pedofielen beschermd werden door de vereiste twee getuigen van een aanranding, dat ik begreep hoe groot het gevaar was dat dit beleid vormde voor kinderen. Zoals aangetoond door de hierboven genoemde brief van 1 juni 2001 zou een beschuldiging van aanranding in het niets verdwijnen, zelfs niet op de lijst Kinder Bescherming komen, als het misbruikte slachtoffer haar beschuldiging niet kon ondersteunen met twee getuigen, en de beschuldigde de beschuldiging ontkent. Dan treed de vertrouwelijkheidregel in werking. Slachtoffers worden op het hart gedrukt niet te spreken over de beschuldiging op straffe van uitsluiting van henzelf. Dit was en is nog steeds de manier waarop misbruikers verborgen worden gehouden en kinderen “vogelvrij” blijven. Het is de toepassing van het “twee getuigen” beleid en de vertrouwelijkheids regel die nog steeds belangrijke leerstellingen zijn die herzien moeten worden.

    13-09-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat Barbara Anderson heeft ontdekt/laatste gedeelte

    Uiteindelijk Gedesillusioneerd

     Ik behoorde tot een organisatie van wie de leden niet anders bleken te zijn dan de maatschappij in haar geheel. Echter, onder het oppervlak zijn ze totaal verschillend in hun benadering van het leven omdat zij geloven dat God hun organisatie leidt. Het zijn de leiders van deze Getuigen-Theocratie die de regels maken voor de kudde die ieder aspect van het leven omvat, inclusief regels om de leden te beschermen tegen bedreigende invloeden. Ongeacht hun goede intenties zijn de leiders van de Getuigen geworden als de Farizeeën die regels verschaften voor vrijwel iedere sociale omstandigheid. In de complexe situatie van seksueel kindermisbruik  –  de twee getuigen regel, de nieuwe beleidsregel in de Wachttoren van 1 januari 1997 met zijn “maas in de wet”, toepasbare adviezen in het ouderlingenboek Schenk Aandacht Aan Uzelf En Aan De Kudde, de brief van 14 maart 1997 aan alle lichamen van ouderlingen, alle andere zakelijke brieven, en de instructies op de Koninkrijks Bediening School  –  ze zijn allemaal problematisch. Deze richtlijnen werden verondersteld te zijn geschreven met de intentie de gemeente te beschermen, maar bleken achteraf de pedofiel te beschermen. Ik kan alleen maar hopen dat dit niet opzettelijk met dit doel gedaan is. Vanaf 1992 was ik zo bezorgd over de problematische procedures van de Watchtower Society betreffende seksueel kindermisbruik, dat ik niet zag waar het echte probleem lag  -  de leiders van de Getuigen behandelden beschuldigingen van seksueel kindermisbruik niet anders dan de zonde van overspel of alcoholisme. Ik realiseerde me dat ouderlingen in het geheel geen onderzoek moesten doen naar beschuldigingen van seksueel kindermisbruik, maar alle misbruik gevallen zouden moeten doorverwijzen naar de autoriteiten, aangezien seksueel kindermisbruik een misdaad is  –  een vorm van verkrachting  –  een punt dat het genootschap nog steeds niet volledig schijnt te bevatten. Politie behandelt misdaad, ouderlingen behandelen zonden ! Indien ouderlingen procedures nodig hebben om iemand uit te sluiten voor kindermisbruik, dan moet het duidelijk gemaakt worden dat die instructies alleen dáár voor zijn. Indien er twee getuigen nodig zijn om de schuld te bepalen om de beschuldigde uit te sluiten, prima, maar alleen zolang de autoriteiten door de betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de beschuldiging. In 1998 verliet ik officieel de organisatie, hoewel ik me al een jaar langzaam had teruggetrokken. Ik probeerde mijn bezorgdheid aan de kant te zetten en ging naar de lokale schoolgemeenschap en legde enkele tests af, waarop ik een studiebeurs ontving, een gift die me heeft geholpen om verder te gaan zonder mijn Jehovah’s Getuigen vrienden van over de hele wereld (ik wist zeker dat ze me de rug zouden toekeren als ze zich realiseerden dat ik niet langer een van hen was). Door het bezoeken van de colleges ontdekte ik dat er nog leven was na de Watchtower. In die tijd waren mijn man en ik 39 jaar getrouwd. We hadden nooit geheimen voor elkaar. Vertrouwen en respect waren de ruggengraat van ons succesvolle huwelijk. Daarom accepteerde mijn echtgenoot, Joe, mijn vertrek van de religie omdat hij zich ervan bewust was dat ik het heel moeilijk had om een goed geweten te behouden en tevens deel te zijn van de Getuigenorganisatie, wetende wat ik wist over het beleid van de Watchtower Society betreffende seksueel kindermisbruik, dat ik als zeer slecht beschouwde. Als vrouw moest ik het stilzwijgen bewaren over deze slechtheid, of uitgesloten worden. Mijn woede en frustratie waren een last die ik niet langer kon dragen, wetende dat ik onmachtig was om kinderen te beschermen tegen aanranders. Mijn directe Getuigenfamilie en goede vrienden lieten me toen niet in de steek. In het begin waren ze onthutst dat ik de organisatie had verlaten, maar respecteerden mijn recht om dat te doen. Twee van hen verlieten uiteindelijk zelfs de organisatie. In 1997 verliet mijn zoon, die 16 jaar op Bethel geweest was, en zijn vrouw het hoofdkwartier omdat ze graag kinderen wilden hebben. In 1999 werd onze kleinzoon, Luke, geboren, en ze bleven, samen met de baby, ons huis bezoeken omdat ik niet was uitgesloten. Mijn echtgenoot was nog steeds een ouderling en de andere ouderlingen hadden geen idee waarom ik de religie had verlaten en ze leken terughoudend te zijn om ons daar vragen over te stellen. Hoe dan ook, ik zei niets negatiefs over de Getuigenorganisatie, dus werd ik niet beschouwd als een bedreiging.

    Bill Bowen en “Silentlambs” Tegen het einde van 2000 zag een vriend van mij, een oud-kringopziener van de Watchtower, op een website waar veel Getuigen kwamen, een bericht van een ouderling waarin hij vroeg of andere ouderlingen een situatie hadden meegemaakt als hij, toen hij ontdekte dat de presiderende opziener in zijn gemeente toegaf een aantal jaren daarvoor schuldig te zijn geweest aan misbruik. Omdat zowel de gemeente als de gemeenschap hiervan niet op de hoogte was (hoewel twee ouderlingen het wisten) bleef de man in zijn positie. De schrijver van het bericht bracht zijn bezorgdheid tot uitdrukking voor de kinderen in de gemeente, inclusief die van zichzelf. In eerste instantie correspondeerde mijn vriend met deze ouderling en daarna deed ik dat. Wat ik hem vertelde over seksueel kindermisbruik binnen de organisatie was een enorme openbaring. Spoedig waren we ervan overtuigd dat we iets moesten doen om de wereld erop attent te maken dat de Watchtower organisatie, vanwege haar onverantwoordelijke en crimineel nalatige beleid, schuldig was aan het internationaal verhullen van de MISDAAD van seksueel kindermisbruik, en het Besturend Lichaam ervan te overtuigen dit beleid te veranderen. Maar hoe moesten we dit voor elkaar krijgen ? Spoedig besloot deze ouderling, Bill Bowen, om zijn aanstelling neer te leggen en de zaak betreffende het misbruik wereldkundig te maken. Dit vond plaats op 1 januari 2001. De media aandacht in Kentucky, waar Bill woonde, over zijn terugtreden als ouderling vanwege de seksueel kindermisbruik zaak was enorm. Daar komt nog bij dat Bill en ik op het idee kwamen voor een internet website, die vervolgens door Bill werd gemaakt onder de naam Silentlambs.org. Hier konden Jehovah’s Getuigen die het slachtoffer waren van seksueel kindermisbruik door Getuigendaders hun verhaal opschrijven. Binnen enkele weken waren er 1000 verhalen. Na vijf jaar waren dat er meer dan 6000. Ik onthulde mezelf niet publiekelijk toen Bill dat deed, maar binnen enkele weken zaten Bill en ik in een vliegtuig richting New York City om door NBC producenten geïnterviewd te worden omdat ze geïnteresseerd waren in het maken van een documentaire over het Watchtower seksueel kindermisbruikprobleem voor hun nationale televisieprogramma Dateline. Nadat de producers uitgebreid onderzoek hadden gedaan, hetgeen onze claims bevestigde, werden we ingepland voor het filmen van interviews voor TV. Rond die zelfde tijd besprak een producent de beschuldigingen met Watchtower vertegenwoordigers die dit alles categorisch ontkenden. Het programma stond gepland om op TV te verschijnen in november 2001, maar ten gevolge van de terroristische aanval op de World Trade Center gebouwen in New York City op 11 september, werd de uitzending uitgesteld.

    Uitgesloten

     Na NBC keer op keer gebeld te hebben met de vraag wanneer het programma uitgezonden zou worden, werd de Watchtower organisatie eind april 2002 verteld dat het programma vertoond zou worden op 28 mei 2002. Onmiddellijk gaven de Watchtower vertegenwoordigers opdracht aan onze lokale ouderlingen om een juridische hoorzitting voor ons te organiseren. Begin mei bewees ik aan de ouderlingen dat ik niet schuldig was aan het mij ten laste gelegde. Binnen enkele dagen regelden de lokale ouderlingen een nieuwe juridische hoorzitting met nieuwe beschuldigingen toegevoegd. Ik zag af van het bezoeken van die bijeenkomst omdat het mij nutteloos leek  –  als ik deze aanklacht zou weerleggen was het duidelijk dat ze weer met volgende beschuldigingen zouden komen. Als gevolg hiervan werd ik uitgesloten op 19 mei 2002 op grond van het veroorzaken van verdeeldheid. Enkele andere Getuige-klokkeluiders die in het programma verschenen werden ook rond die zelfde tijd uitgesloten. Uitgesloten leden worden gemeden als onberouwvolle zondaars en moeten niet geloofd worden, wat een gewiekste zet was van de Watchtower. Het was me duidelijk dat ik kort voor de uitzending van Dateline uitgesloten werd zodat de Getuigen onder de kijkers niet zouden geloven wat ik zei. Toen gebeurde er iets dat me werkelijk verbaasde. De Watchtower Society stuurde een brief, gedateerd 24 mei 2002, aan alle gemeenten in de Verenigde Staten die een week vóór de uitzending van Dateline aan haar leden moest worden voorgelezen. Nadat mijn echtgenoot Joe de brief hoorde voorlezen, en meende dat het gevuld was met halve waarheden over de zaak, leverde hij zijn sleutels van de Koninkrijkszaal in en legde zijn positie als ouderling neer. Hem werd gevraagd een ontslagbrief te schrijven, hetgeen hij een paar dagen later deed. Joe gaf elke ouderling een kopie en zond een kopie aan Dan Sydlik en Jack Barr, leden van het Besturend Lichaam. Hij zond ook een kopie aan een vriend, Robert Johnson, op de Dienst Afdeling. In een telefoongesprek met Rob, een week later, werd Joe verteld dat hij zijn vrouw onder controle moest krijgen en dat ze het beleid van het Genootschap verkeerd begreep. Toen Joe vragen stelde over dat beleid, antwoordde Rob dat die informatie vertrouwelijk was. Hij was bijzonder ontsteld omdat Joe hem opbelde en het gesprek eindigde onplezierig. Joe werd vervolgens uitgesloten in juli 2002 omdat hij verdeeldheid veroorzaakte. Door mij te verdedigen en zijn persoonlijke kijk op de seksueel kindermisbruik situatie te geven, die beslist niet hetzelfde was als die van Watchtower, hoorde Joe er niet langer bij. Net als Bill Bowen en ik, werd Joe kritisch op het traject dat ouderlingen moeten doorlopen wanneer seksueel kindermisbruik aan hen wordt gemeld. Hij vindt dat Getuigenouderlingen geen beschuldigingen van seksueel kindermisbruik moeten onderzoeken omdat het een misdaad is die door ouderlingen gerapporteerd moet worden aan de autoriteiten, ongeacht in welk land zij wonen, zelfs als de wet van dat land dit niet van geestelijken verlangt. Voor dat Dateline werd uitgezonden benaderden verslaggevers de Watchtower met de vraag of het waar was dat we verzocht waren om juridische hoorzittingen bij te wonen vanwege onze onthullingen in het programma. Watchtower vertegenwoordiger J.R.Brown ontkende deze beschuldiging en verslaggevers haalden zijn woorden aan, zeggend dat de juridische verhoren lokale aangelegenheden waren en dat ze bijeen kwamen omdat we zondaars waren, niet vanwege onze komende opkomst in Dateline. Brown ging zelfs zo ver te zeggen dat de Watchtower leiders zich niet bewust waren wie er in het programma zouden verschijnen  –  ik wist dat dit niet waar was. Toen verslaggevers vroegen welke schriftuurplaats de religie gebruikte om leden uit te sluiten, haalden Watchtower vertegenwoordigers 1 Kor.5:11,12 aan, waarin de kerk geboden wordt "de goddeloze man uit hun midden te verwijderen die hebzuchtig, overspelig was, afgoderij pleegde, een beschimper, een dronkaard of een afperser is." Aangezien ik sinds midden 1998 niet meer in de gemeente was geweest, noch mij schuldig had gemaakt aan deze grove zonden, spande ik in november 2002 een rechtszaak aan tegen de Watchtower wegens smaad, welke langzaam zijn weg vindt door het juridische systeem. Sindsdien zijn Bill en ik vele keren geïnterviewd door de pers omdat we doorgaan met het bewust maken van het publiek van het Watchtower beleid ten aanzien van het beschermen van pedofielen. In Ontwaakt ! van augustus 1993, prees de brief van onze zoon onze ouderlijke vaardigheden ; echter, nog geen tien jaar later, veranderde hij volledig van standpunt en besloot ons volledig te mijden nadat we uitgesloten waren vanwege het openbaren van het verborgen probleem van seksueel kindermisbruik binnen de organisatie. Hij vertelde de pers dat mijn poging om Getuigenkinderen te beschermen “nobel” was, maar dat hij niet geloofde dat het juist was om dit openbaar te maken. (klaarblijkelijk overtrad ik het elfde gebod, het meest belangrijke bij Jehovah’s Getuigen: “Gij zult geen slechte publiciteit brengen over de organisatie”). Kort na de uitzending van Dateline op 28 mei 2002 reisden mijn zoon en zijn vrouw naar New York om persoonlijk de Watchtower vertegenwoordigers naar hun kant van het verhaal te vragen. Er werd hem verteld dat ik het beleid van het Genootschap verkeerd begreep en dat mijn acties veroorzaakten dat duizenden mensen de organisatie verlieten, de Bijbel verlieten en God verlieten. Daarom zouden deze “weggelopen” Jehovah’s Getuigen sterven in Armageddon en ik zou verantwoordelijk zijn voor hun dood. Hij verkoos te geloven wat hem werd verteld, en heeft nooit meer met mij gesproken. Al meer dan drie jaar hebben we onze zoon, onze schoondochter en hun kind, ons enige kleinkind, niet meer gezien. Iedere post die wij hen zenden, inclusief cadeautjes voor ons kleinkind, wordt ongeopend teruggezonden.

    Toewijding aan iets anders

    Wanneer ik terugkijk op mijn leven vanaf de tijd dat ik als 14 jarige gedoopt werd als Jehovah’s Getuige, ben ik eenvoudigweg verbaasd waartoe die eerste stap geleid heeft. Toen was mijn enige verlangen om mensen te helpen de mysteries van het leven te begrijpen, zoals die door Jehovah’s Getuigen onderwezen werden. Inmiddels ben ik verheugd om niet langer de illusie te hebben dat de mysteries van het leven uitgelegd kunnen worden, noch dat Jehovah’s Getuigen een welwillende religie is. Hoewel mijn ooit geliefde vriend, Harry Peloyan me een “Judas” noemde vanwege het publiceren van het Seksueel kindermisbruik probleem binnen de organisatie, heb ik nu de rest van mijn leven gewijd aan het delen van mijn “Insider” ooggetuigenverslag. Hopelijk zullen mijn woorden mensen helpen de verborgen geheimen van deze religieuze organisatie in te zien, een religie die sinds 1881 zeer vindingrijk en slim geleid is door haar Besturend Lichaam. Op deze manier maak ik de waarheid bekend, en, de waarheid zoals ik die ervaren heb, zou andere oprechte personen ervan kunnen weerhouden dezelfde ongelukkige keuze te maken als ik deed, hetgeen ertoe leidde dat ik ooggetuige werd van misleiding.


    Barbara Anderson, 1 mei 2006

     

    De “twee getuigen”- regel is nog steeds effectief in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen. Als er in de Verenigde Staten een beschuldiging van aanranding wordt gerapporteerd aan de ouderlingen, wordt één ouderling aangewezen door de rest van het Lichaam van Ouderlingen om te bellen met de Juridische Afdeling van de Watchtower Bible and Tract Society in New York. Dit is sinds 1989 een vereiste. Een vertegenwoordiger van de Juridische Afdeling zal de ouderling vragen in welke Staat hij woont. Als het een Staat is waarin geestelijken aangifteplichtig zijn, waarmee wordt bedoeld dat de ouderlingen (of geestelijken) zowel een volmacht als een verplichting hebben om beschuldigingen van aanranding te melden bij de autoriteiten, dan wordt hem dat verteld. Als de aanranding plaatsvindt in een Staat waarin geestelijken aangifte-plichtig zijn, vereist de Juridische Afdeling dat de ouderlingen eerst de ouders, of het slachtoffer van de aanranding, aanmoedigen deze misdaad bij de autoriteiten te melden. Voordat de uitzending van de TV documentaire Dateline het seksueel kindermisbruik probleem binnen de organisatie op 28 mei 2002 aan de kaak stelde, rapporteerden ouderlingen, die in een Staat woonden waarin geestelijken verplicht waren aangifte te doen, gewoonlijk niet aan de autoriteiten, als de ouders of slachtoffers dat ook niet deden. Als de aanranding plaats vindt in een Staat waarin geestelijken niet verplicht zijn aangifte te doen, betekent dit dat geestelijken geen volmacht hebben om aangifte te doen. Daarom krijgen ouderlingen de instructie om aan zorgverleners of slachtoffers van seksueel kindermisbruik te vertellen dat ze in een Staat wonen waarin geestelijken geen volmacht hebben om aangifte te doen. De ouderlingen wordt  verteld om neutraal te blijven en het aan de zorgverlener of slachtoffer van misbruik over te laten om de beschuldiging te melden bij de autoriteiten. De instructies van Watchtower zijn er bijzonder duidelijk in dat ouderlingen de Getuigenleden niet mogen aanmoedigen noch ontmoedigen om aangifte te doen van het misbruik. Indien zorgverleners of slachtoffers van misbruik ervoor kiezen om niet naar de politie te gaan, dan wordt er verder niets aan gedaan, tenzij de ouderling in het geheim aangifte doet. Vaak is de dader echter tevens de vader van het slachtoffer, dus het overlaten van die beslissing aan de ouders is belachelijk. Voor de uitzending van Dateline rapporteerden de Getuigen-ouders geen gevallen van aanranding omdat ze “geen schande over de organisatie” wilden brengen. Deze houding was meer de regel dan de uitzondering. Bill Bowen maakte een opname van een gesprek met een gevolmachtigde op het Getuigen hoofdkwartier die hem vertelde dat hij woonde in een Staat waar geestelijken niet verplicht zijn om aangifte te doen. Hij vertelde Bill om neutraal te blijven en de beschuldiger niet aan te moedigen noch te ontmoedigen om naar de autoriteiten te gaan. Aanvullend gaf de vertegenwoordiger van de Watchtower Society het advies de situatie in Jehovah’s handen te leggen en dat HIJ het zou regelen. Het wonen in een Staat waar geen verplichting tot aangifte bestaat, beschermt een pedofiel die dit toegegeven heeft en ogenschijnlijk berouwvol is, tegen “bekend” worden, als zorgverlener of slachtoffer ervoor kiest niet naar de autoriteiten te stappen. De vertrouwelijkheidregel garandeert vervolgens dat de beschuldiging van aanranding verborgen blijft voor de gemeente. Te veel keren is het gebeurd dat ogenschijnlijk berouwvolle pedofielen opnieuw daders werden in dezelfde gemeente waar ze waren beschermd door de vertrouwelijkheidsregel. Ongeacht of ouders ervoor kiezen om wel of geen aangifte te doen van de misdaad van misbruik, gaan de ouderlingen door met het toepassen van de “twee getuigen” regel om te beslissen of de beschuldigde moet worden uitgesloten. Als de beschuldigde ontkent, en er zijn geen twee getuigen van de aanranding (twee getuigen zijn, het slachtoffer plus één ooggetuige), dan wordt de beschuldigde niet uitgesloten. Uitsluiting wordt alleen toegepast als aan de “twee getuigen”-regel naar tevredenheid is voldaan. Echter, als “oprecht berouw” wordt getoond, zal de aanrander niet worden uitgesloten. In ieder geval is het aan de ouders en het slachtoffer niet toegestaan om andere gezinnen te waarschuwen omtrent de aanranding. Sinds de uitzending van Dateline zijn Getuigen-ouders meer geneigd om aangifte van aanranding te doen bij de autoriteiten. Indien de ouders aangifte doen van misbruik bij de autoriteiten en de beschuldigde is gearresteerd en schuldig bevonden, dan wordt hij/zij mogelijk toch niet uitgesloten uit de gemeente indien het slachtoffer niet in staat is om een ooggetuige van de aanranding te presenteren. Onlangs werd een aanrander na vijf jaar vrijgelaten uit de gevangenis, maar was nooit uitgesloten omdat het slachtoffer niet kon voldoen aan de “twee getuigen”- regel. Gedurende de detentie van de aanrander en ook daarna, werd hij door de leden als een onschuldig man behandeld. In deze situatie zouden ze niet hebben meegewerkt aan een politie onderzoek omdat dit in strijd zou zijn met de bevindingen van het ouderlingen-comité betreffende de onschuld van de beschuldigde. In de Verenigde Staten wordt aanranding beschouwd als een misdaad. Ouders zouden in het geheel niet naar de ouderlingen moeten gaan, maar direct naar de autoriteiten omdat onder de United States Federal law iedereen verplicht is aangifte te toen van aanranding, ongeacht of plaatselijke wetten dit wel of niet vereisen. Merk op wat er in de Wachttoren van 1 augustus 2005 staat op pagina 14 : “In onze tijd is verkrachting ook een ernstig misdrijf waar zware straffen op staan. Het slachtoffer heeft het volste recht de zaak bij de politie aan te geven. Op die manier kunnen de bevoegde autoriteiten de dader straffen. En als het slachtoffer minderjarig is, zullen de ouders misschien tot deze stappen willen overgaan.” [door mij gecursiveerd] Het is duidelijk dat deze Watchtower beleidsregel duidelijk maakt dat aangifte doen optioneel is, zelfs als er een misdaad is begaan. .

    .

     

    13-09-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De "beleidvolle slaaf", een zelf verworven titel of een illustratie?

    “De beleidvolle slaaf”: een zelf verworven titel of een illustratie?

    (Ik benadruk door een groter lettertype, tussen (haakjes )of in kleur te schrijven)

    In Mattheus 24: 45-47 staat: “Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt! Voorwaar, ik zeg u:’ Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.

    Wanneer men beroep wil doen op loyaliteit en onderwerping, dan is er maar één tekst die het meest gebruikt wordt door het Besturend Lichaam van Jehovah’s getuigen en dat is de hier boven aangehaalde.

    Laten we het eens heel duidelijk maken: in Mattheus 24 staan er tenminste zes illustraties of parabels. Zie zelf maar eens naar de verzen 27, 28, 32, 43, 45 en 48.

    Toen Russell leefde hebben sommigen hem die titel van beleidvolle slaaf toegewezen In het boek “Jehovah’s getuigen- verkondigers van Gods koninkrijk” (uitgegeven door de Wachtower) staat dit op blz. 142  §4 en §6: ”De allereerste uitgave van de Watch Tower zinspeelde op Mattheüs 24: 45-47 door te verklaren dat het doel van de uitgevers van dat tijdschrift was attent te zijn op gebeurtenissen in verband met Christus’ tegenwoordigheid, en het huisgezin des geloofs geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ te geven. Maar de redacteur van het tijdschrift beweerde zelf niet dat hij de getrouwe en beleidvolle slaaf of de „getrouwe en verstandige dienstknecht” (volgens de weergave in de King James Version) was.

    Meer dan tien jaar later gaf broeder Russells echtgenote (eerste schuldige) echter in het openbaar uiting aan de gedachte dat Russell zelf de getrouwe en verstandige dienstknecht was. De zienswijze die zij ten aanzien van de identiteit van de ’getrouwe dienstknecht’ kenbaar maakte, werd zo’n dertig jaar lang algemeen door de Bijbelonderzoekers (wie is hier de schuldige?) overgenomen.

    Broeder Russell verwierp hun zienswijze niet, maar hij persoonlijk vermeed het de schriftplaats op die manier toe te passen, terwijl hij beklemtoonde een tegenstander te zijn van de gedachte van een klasse van geestelijken die de opdracht zou hebben om Gods Woord te onderwijzen, in tegenstelling tot een klasse van leken die zo’n opdracht niet had.

    Velen (tweede schuldige) die in die tijd werden uitgezift, hielden vast aan de zienswijze dat één enkele man, Charles Taze Russell, de „getrouwe en verstandige dienstknecht” was die door Jezus in Mattheüs 24:45-47 (KJ) was voorzegd, welke dienstknecht geestelijk voedsel zou uitdelen aan het huisgezin des geloofs.

    Vooral na zijn dood werd in The Watch Tower (derde schuldige) zelf deze zienswijze een aantal jaren gehandhaafd. Gezien de belangrijke rol die broeder Russell had gespeeld, scheen het de Bijbelonderzoekers destijds toe dat dit zo was. Hij heeft deze gedachte persoonlijk niet gepropageerd, maar hij erkende wel dat de argumenten van degenen die deze gedachte koesterden, redelijk leken

    In de Wachttoren 1 juni 1981 pag.24 staat: “Jehovah’s Getuigen geloven dat deze gelijkenis betrekking heeft op de ene ware gemeente van Jezus Christus’ gezalfde volgelingen. Te beginnen met Pinksteren, in 33 G.T., en door alle negentien eeuwen die sindsdien zijn verstreken heen, heeft deze met een slaaf te vergelijken gemeente haar leden geestelijk gevoed, en wel op een getrouwe en beleidvolle wijze. De identiteit van deze „slaaf” is vooral in de tijd van Christus’ wederkomst of tegenwoordigheid duidelijk geworden. De „slaaf” is herkenbaar aan zijn waakzaamheid en aan het feit dat hij op getrouwe en beleidvolle wijze geestelijk voedsel verschaft in de mate dat allen in de christelijke gemeente dit nodig hebben. Ja, deze „slaaf” of door de geest gezalfde gemeente is het enige goedgekeurde kanaal dat in de „tijd van het einde” Gods koninkrijk op aarde vertegenwoordigt (Dan. 12:4). Zoals Jehovah’s Getuigen het begrijpen, is de „slaaf” samengesteld uit alle gezalfde christenen als groep zoals zij zich op elk gegeven moment gedurende de negentien eeuwen sinds Pinksteren op aarde hebben bevonden. Vandaar dat de „huisknechten” deze volgelingen van Christus als individuele personen zijn.”

    Soms zal het Genootschap melding maken van groepen zoals de Waldenzen, de Lollarden, de Paulisenzen of overeenkomstige bewegingen en ze zouden aldus verwijzen naar hen als ware christenen uit die tijd. Maar deze groeperingen waren afkomstig uit een gebied in een bepaald land. Nergens is er trouwens een bewijs dat ze een Kanaal vormden. Daarbij komt nog dat deze groeperingen nog steeds geloofden in de onsterfelijkheid van de ziel, de drie-eenheid, en dergelijke “valse” leerstellingen.

    Wanneer men de geschiedenis leest van Russell’s opkomst, dan kan men een jonge man onderscheiden, zoekende naar waarheid, (Jehovah’s getuigen - verkondigers van Gods koninkrijk) pag. 43, § 4 en 5 en pag.44, § 1

    “Op een avond in 1869, toen Charles nog steeds naar waarheid zocht, vond er iets plaats waardoor zijn wankelende geloof werd hersteld. Toen hij in de buurt van de winkel van de Russells in de Federal Street liep, hoorde hij uit een zaaltje in een souterrain de klanken van religieuze liederen komen. Naar zijn eigen verslag is dit wat er gebeurde:’Schijnbaar toevallig stapte ik op zekere avond een stoffig en vuil zaaltje binnen waar, zoals ik had gehoord, religieuze diensten werden gehouden, om te zien of het handjevol dat daar bijeenkwam iets redelijkers te bieden had dan de geloofsbelijdenissen van de grote kerken. Daar hoorde ik voor de eerste maal iets over de opvattingen van de Second Adventists, en de prediker daar was dhr. Jonas Wendell … Ik moet dus zeggen dat ik dank verschuldigd ben aan de adventisten alsook aan andere denominaties. Hoewel zijn uiteenzetting van de Schrift niet geheel duidelijk was, … was ze voldoende om onder Gods leiding mijn wankelende geloof in de goddelijke inspiratie van de bijbel te herstellen en om aan te tonen dat de verslagen van de apostelen en de profeten een onverbrekelijke eenheid vormen. Wat ik hoorde, bracht mij ertoe de bijbel ter hand te nemen teneinde die ijveriger en zorgvuldiger dan ooit tevoren te bestuderen, en ik zal de Heer altijd danken voor die leiding; want hoewel het adventisme mij niet heeft geholpen ook maar één enkele waarheid te ontdekken, heeft het mij ten zeerste geholpen dwalingen af te leren, waardoor het mij op de Waarheid heeft voorbereid.’

    Die bijeenkomst hernieuwde het vaste besluit van de jonge Russell om naar schriftuurlijke waarheid te zoeken. Ze leidde hem terug naar zijn bijbel om die ijveriger dan ooit te bestuderen. Russell kwam al gauw tot de overtuiging dat voor degenen die de Heer dienden de tijd nabij gekomen was om tot een duidelijke kennis van Zijn voornemen te komen. Hij en enkele van zijn kennissen in Pittsburgh en het nabijgelegen Allegheny kwamen in 1870 derhalve enthousiast bijeen en vormden een bijbelstudieklas.”

     

    Russell geeft zelf toe dat “hoewel het adventisme hem niet heeft geholpen ook maar één enkele waarheid te ontdekken” hij de man was die de bijbel weer van de planken haalde, die ijverig begon te studeren.  Eerst alleen en in privé, op een onafhankelijke wijze. Tegenwoordig zou dat verwaand, ondoeltreffend genoemd worden, een verwerping van het Kanaal

    In de Wachttoren van 15 januari 1968 pag.43 staat: “De bijbel is daarom een boek van organisatie dat aan de christelijke gemeente als organisatie, niet aan individuele personen toebehoort, ongeacht hoe oprecht zulke personen ook mogen geloven dat zij de bijbel kunnen uitleggen. Om deze reden kan de bijbel niet op juiste wijze worden begrepen zonder Jehovah’s zichtbare organisatie in gedachten.”

    Wanneer dus Russell begon met zijn studie, op een onafhankelijke wijze, dan zou die zogezegde beleidvolle slaaf al 1800 jaar bestaan hebben; Nu rijst de vraag: hoe kon Russell de waarheden van Christus en zijn apostelen weer nieuw leven inroepen, onafhankelijk van een bestaand KANAAL? Een Kanaal dat al eeuwen van generatie op generatie het geestelijk voedsel uitdeelde?

    Wat doen we met de tekst uit Spreuken 4:18 waar staat: “Maar het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd wordt.”?

    Deze tekst wordt gebruikt om aan te tonen dat er een soort voortdurende toename van leerstellige en schriftuurlijke kennis is d.m.v. de organisatie.

    Maar in werkelijkheid zeggen ze aan de ene kant dat het licht steeds helderder wordt en aan de andere kant vertellen ze je dat de afval gedurende eeuwen lang voortdurende duisternis heeft voortgebracht.

    Om eens terug te komen bij het begin van het artikel: als “de beleidvolle slaaf” letterlijk moet genomen worden, wat doe je dan met al die andere illlustraties zoals je ze kunt lezen in Mattheus 18:23-35, (de vergevensgezindheid illustratie ), 20:1-16 (de illustratie van de werknemers van één uur), 22:1-14 (illustratie van het bruilofsfeest),

    25:1-12 (de dwaze en beleidvolle maagden), 25:14-30 (vijf talenten, twee talenten en één talent illustratie), 25: 31-46 (illustratie van de schapen en de bokken).

    In Markus 12: 1-9 (de illustratie van de wijngaardenier).

    In Lukas 10: 30-37 (de barmhartige samaritaan), 13:6-9 (vijgeboom die geen vruchten had), 14: 16-24 (illustratie van feestmaal waar niemand naartoe kwam), 15: 11-32 (illustratie van de verloren zoon) 16:1-13 (illustratie van de onrechtvaardige beheerder), 16:19-31, (illustratie van Lazarus en de rijke man) 18:1-8 (illustratie van de weduwe en de rechter), 19:12-27 (illustratie van de 10 minen), 20:9-16 (illustratie van de zoon van de wijngaardenier die gedood werd).

    In Johannes 10: 1-18(illustratie van de Herder) en 15: 1-7 (illustratie van de ware wijnstok). 

    Indien er sprake is van een klasse of een groep van mensen die nauw verbonden zijn, goed verenigd onder elkaar, hoe moet je dan de andere vergelijkingen van Jezus begrijpen waar hij ook spreekt over slaven? Is het nodig dat ze bestaat uit een klasse van mensen? Of deel moet uitmaken van een menselijke organisatie? Bestaat er dan ook een "10 minen klasse", een "klasse van 5 minen", "een klasse van 10 talenten", of "van 4 talenten"? Indien ja, wie zijn ze?

     

    In plaats van een klasse van personen die als "getrouwe en beleidvolle slaaf" is aangesteld, de anderen voedend met bijbelse literatuur, zei Petrus klaar en duidelijk dat elke christen zijn eigen beheer moest uitvoeren en een ander moest voeden met woorden van aanmoediging. (1 Petrus 4 : 10,11) : "Gebruikt de gave, naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders van Gods onverdiende goedheid, die op velerlei wijzen tot uitdrukking wordt gebracht.  Indien iemand spreekt, [hij spreke] als het ware [de] heilige uitspraken Gods; indien iemand dient, [hij diene] als afhankelijk van de door God verschafte sterkte; opdat in alle dingen God verheerlijkt wordt door bemiddeling van Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. Amen."


     

    19-08-2010 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote leugen

    De grote leugen

     

    In 2008 werd een boekje (Blijf in Gods liefde) uitgegeven door de Wachtower Society waarin men kan lezen hoe men tegenover een uitsluiting bij de Getuigen van Jehovah moet staan.

    Kijk eens wat er op pag. 207,208 en 209 staat:

    Hoe we een uitgeslotene moeten behandelen

    (ik benadruk door een ander kleur te gebruiken of te cursiveren of door het heel klein te schrijven)

    Er zijn maar weinig dingen die ons meer pijn kunnen doen dan het verdriet dat we hebben wanneer een familielid of een goede vriend als een onberouwvolle zondaar (vgl. noot 1)uit de gemeente wordt gesloten. Uit de manier waarop we met de Bijbelse instructies over deze kwestie omgaan, kan blijken hoe sterk onze liefde voor God en onze loyaliteit aan zijn regeling is.(Lees liever hoe sterk onze liefde voor het Genootschap is) Laten we eens een paar vragen over dit onderwerp bekijken.

    Hoe moeten we een uitgeslotene behandelen? De Bijbel zegt ons „niet langer in het gezelschap te verkeren van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten” (1Korinthiërs 5:11).(Maar iemand die uitgesloten is, is geen broeder meer) Over een ieder die „niet blijft in de leer van de Christus” lezen we: „Ontvangt hem nimmer in uw huis en richt ook geen groet tot hem. Want wie een groet tot hem richt, heeft deel aan zijn goddeloze werken” (2 Johannes 9-11).(Heel veel mensen bij de Getuigen van Jehovah worden uitgesloten en blijven nochtans in de leer van Christus, ze zijn hun geloof in de Bijbel en in Christus daarom niet kwijt) We hebben geen geestelijke of sociale omgang met uitgeslotenen. De Wachttoren van 1december 1981, blz.19, zei: ’Een eenvoudig „Hallo” dat tot iemand wordt gezegd, kan de eerste stap zijn die tot een gesprek en misschien zelfs tot een vriendschap leidt. Zouden wij die eerste stap willen doen met betrekking tot iemand die uit de gemeenschap is gesloten?’

    Is het echt nodig om elk contact te mijden? Ja, om verschillende redenen.

    Ten eerste is het een kwestie van loyaliteit aan God en zijn Woord. We gehoorzamen Jehovah niet alleen als het makkelijk is, maar ook als we het heel moeilijk vinden. Liefde voor God beweegt ons ertoe al zijn geboden te gehoorzamen, in het besef dat hij rechtvaardig en liefdevol is en dat zijn wetten voor ons bestwil zijn (Jesaja 48:17; 1Johannes 5:3).

    Ten tweede is het mijden van elk contact met een onberouwvolle kwaaddoener voor ons en voor de rest van de gemeente een bescherming tegen geestelijke en morele verontreiniging, en het houdt de goede naam van de gemeente hoog (1Korinthiërs 5:6,7). (Pardon, door niet meer te spreken met de uitgeslotene kan men de waarheid over bepaalde zaken niet meer te weten komen)

    Ten derde kan ons krachtige standpunt voor Bijbelse beginselen zelfs de uitgeslotene tot voordeel strekken. Door de beslissing van het rechterlijk comité te steunen, raken we misschien het hart van een kwaaddoener die tot dusver niet positief heeft gereageerd op de pogingen van de ouderlingen om hem te helpen. Het gemis van kostbare omgang met dierbaren kan hem helpen „tot bezinning” te komen, de ernst van zijn zonde in te zien en stappen te nemen om tot Jehovah terug te keren. —Lukas 15:17.(En keert hij dan terug omdat hij ECHT berouw heeft of is het opdat hij terug met zijn of haar familie of vrienden weer contact kan hebben?)

    En als er een bloedverwant wordt uitgesloten? In zo’n geval kan de hechte band die er tussen verwanten bestaat, een ware beproeving op onze loyaliteit zijn. Hoe moeten we een uitgesloten bloedverwant behandelen? We kunnen hier niet elke situatie bespreken die zich kan voordoen, maar laten we twee fundamentele situaties onder de loep nemen.

    In sommige gevallen woont de uitgesloten bloedverwant misschien nog thuis en maakt hij deel uit van de gezinskring. Aangezien zijn uitsluiting de gezinsbanden niet verbreekt, kan de normale dagelijkse gang van zaken in het gezin gewoon doorgaan. (Leg mij maar eens uit hoe dat kan!!!)Maar door zijn gedrag heeft hij ervoor gekozen de geestelijke band tussen hem en de gelovige gezinsleden te verbreken. Loyale gezinsleden kunnen dus geen geestelijke omgang meer met hem hebben.(waarover moet dan nog gesproken worden, aangezien het geweten is dat de getuigen in gezinskring over niets anders kunnen praten dan over “geestelijke dingen”) Als de uitgeslotene bijvoorbeeld aanwezig is wanneer het gezin gezamenlijk de Bijbel bestudeert, zal hij niet aan de studie deelnemen. Maar als de uitgeslotene minderjarig is, hebben de ouders nog steeds de verantwoordelijkheid om hun kind te onderwijzen en streng te onderrichten. Liefdevolle ouders kunnen dus een Bijbelstudie met hem leiden. —Spreuken 6:20-22; 29:17.

    In andere gevallen woont de uitgesloten bloedverwant misschien niet in hetzelfde huis en maakt hij geen deel uit van de gezinskring. Hoewel het een heel enkele keer misschien nodig zal zijn om contact te hebben in verband met een noodzakelijke familieaangelegenheid, moeten die contacten tot een minimum beperkt worden. Loyale christelijke verwanten zoeken niet naar excuses om omgang te hebben met een uitgesloten bloedverwant die niet thuis woont. Loyaliteit aan Jehovah en zijn organisatie beweegt hen ertoe de Bijbelse (menselijke) uitsluitingsregeling te ondersteunen. Hun loyale handelwijze is in het belang van de kwaaddoener en kan hem helpen voordeel te trekken van het strenge onderricht dat hij heeft ontvangen. —Hebreeën 12:11.

    [Voetnoten]

    -Bijbelse beginselen over dit onderwerp zijn ook van toepassing op iemand die zich uit de gemeente terugtrekt.(vergelijk dit met noot 1)(waar staat dat in de Bijbel)

    -Meer informatie over uitgesloten minderjarigen die thuis wonen, is te vinden in De Wachttoren van 1oktober 2001, blz. 16,17, en 15november 1988, blz.20.

    -Zie voor meer informatie over de manier waarop uitgesloten bloedverwanten behandeld moeten worden, de Bijbelse raad in De Wachttoren van 15 april 1988, blz. 26-31, en 1december 1981, blz. 20-26.

                                                                   --------------------------------------------------------------

    Zie nu eens wat het bijkantoor van België schrijft op 07-06-2001 als verdediging ten aanzien van wat er een week voordien in de krant “HET LAATSTE NIEUWS” stond:

    “Dat uitgetreden leden hun familie niet meer mogen zien, is beslist niet het geval. Logischerwijs veroorzaakt het verdriet indien een familielid verkiest ermee op te houden een Getuige te zijn, maar de meeste Getuigen die zich in een dergelijke situatie bevinden hebben een normale verhouding met hun familie.”(is dit geen manier om de schone schijn op te houden ten aanzien van niet-getuigen?)

                                                                   ----------------------------------------------------------------

    Nu, ziehier de reactie op die fameuze paragraaf uit de krant (van de Christelijke gemeente van Jehovah’s getuigen uit Kraainem, waar het bijkantoor van Jehovah’s getuigen staat) in een brief gedateerd, 22-01-2002

    “Zelfs ingeval een familielid wordt uitgesloten is de bewering van de Heer L. dat wij zo iemand niet meer mogen zien niet juist. Wij blijven bijvoorbeeld op liefdevolle wijze hulp bieden aan onze bejaarde en hulpbehoevende uitgesloten ouders. Wij blijven onze uitgesloten minderjarige kinderen op liefdevolle wijze bejegenen en zenden hem/haar niet weg uit het ouderlijke huis. Daarbij komt dat wij passende hulp bieden aan uitgesloten meerderjarige kinderen als zij hulpbehoevend zijn. Ouderlingen zullen hierover geen corrigerende raad geven, noch zullen zij maatregelen treffen om iemand ertoe te bewegen deze hulp te staken. Zelfs indien opgedragen en gedoopte Getuigen een mate van omgang hebben met hun uitgesloten familieleden (terwijl deze niet hulpbehoevend zijn) zullen ouderlingen hier niet automatisch handelend tegen optreden….

    Ouderlingen erkennen dat zij niet de meesters over het geloof van hun broeders en zusters zijn (2 Kor 1:24; Rom. 14: 12). Zij hebben niet de autoriteit om specifieke regels te stellen of omgang met uitgesloten familieleden te verbieden.4

    Kleine lettertjes onderaan de brief

    4 Natuurlijk zullen ouderlingen het voorbeeld geven in het toepassen van Bijbelse beginselen (1 Pet. 5:2,3). Het feit dat iemand omgang blijft hebben met een uitgesloten familielid zou daarom van invloed kunnen zijn op iemands dienstvoorrechten in de gemeente.


    Kent u de uitdrukking: een kat valt steeds op zijn poten of zo glad als een paling?

     

    31-05-2010 om 17:18 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socrates en de drie

    DE DRIE FILTERS VAN SOCRATES

    Op een dag kwam Socrates een kennis tegen die zeer opgewonden was en zei:

    “Socrates, weet je wat ik gehoord heb over één van je studenten”?

    ”Wacht even”, zei Socrates, "voor je het me vertelt, zou ik je eerst een testje van drie willen afnemen. De eerste test is de waarheid. Is wat je me wilt vertellen echt de waarheid”?

                 “Dat weet ik niet, “ zei de kennis, “want ik heb het alleen gehoord.”
    "
     Zozo ‘”, zei Socrates, "en is wat je me over de student wilt vertellen iets goeds “?

    “Neen, integendeel”.

    “Dus, je wilt me iets slecht vertellen waarvan je niet eens weet of het waar is”?

    De kennis reageerde een beetje verlegen, maar Socrates vroeg hem in de derde test:

    “En is datgene wat je me wilt vertellen nuttig voor me”?

    “Niet echt”, zei de kennis.

     “Dus je wilt me iets vertellen dat niet waar noch goed is en dat ik niet kan gebruiken”?

    De kennis voelde zich verslagen en beschaamd en dat is de reden

    waarom men Socrates zo hoog achtte en het verklaart ook

    waarom

    Socrates er nooit achter kwam dat Plato een relatie had met zijn vrouw.

     

     

     

     

    25-04-2010 om 18:21 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    11-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Griekenland, de "bakermat van de beschaving"

    Griekenland, “De bakermat van de beschaving”.

     

     

    (persoonlijk heb ik deze gebeurtenis pas ontdekt in het jaar 2009. Hoewel het al ongeveer 23 jaar geleden is, is het voor mij iets nieuws)

     

    Er zijn weinig gevallen die zo duidelijk illustreren hoe fanatisme iemand ertoe kan aanzetten om op een onvriendelijke en onwettige manier te spioneren.

    We hebben het hier namelijk over enkele gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, tientallen jaren geleden.  Dit gebeurde in Griekenland, bekend onder de uitdrukking“de bakermat van de beschaving.”

     

    In 1986 begon het bijkantoor(van Jehovah’s getuigen) van Athene intense druk uit te oefenen op getuigen van Jehovah die er blijk van gaven dat ze het met het beleid en de politiek van de organisatie niet eens waren. Het aantal uitsluitingen overtrof meer dan honderd personen. (noot 40)

     

    Er waren er ook die in alle stilte de organisatie verlieten.  Maar om hun geestelijke gezindheid te behouden, waren er enkelen van die uitgesloten personen die bijeen kwamen in particuliere huizen om tezamen met anderen de bijbel te lezen en te becommentariëren. Dit gebeurde zonder veel ophef en poeha. (noot 41)

     

    Het Griekse bijkantoor van Jehovah’s getuigen heeft zeer veel ijver aan de dag gelegd om die mensen te volgen en te dwarsbomen.

    Dit liep uit op eigenaardige maatregelen, die zover gingen, dat de zaak voor het gerecht moest komen en het werd eveneens voorpaginanieuws in de kranten.

     

    Ziehier wat er gebeurde :

     

    Op dinsdag 6 april 1987 kwamen ongeveer 50 mensen bijeen in het huis van Nick en Eftihia Botzartzis om de bijbel te bestuderen. Vanaf zijn balkon merkte Nick dat er twee mannen op straat stonden, die al diegenen die het huis binnen gingen in de gaten hielden. Er waren onder diegenen die op bezoek kwamen zelfs enkelen die geen leden van de organisatie waren. Daar Nick één van die mannen herkende als een getuige van Jehovah ging hij naar beneden om met hem te praten, maar van zodra de twee mannen hem in de straat zagen komen, vluchtten ze letterlijk weg. In de daarop volgende dagen werden er drie personen die bij de bijbelstudie aanwezig waren, uitgesloten door een gerechtelijk comité van ouderlingen.

     

    Op vrijdag kwamen anderen naar het huis van Voula Kalokerinou, een oud-getuige. Sedert de vorige gebeurtenis besloten ze om samen te komen voor het avondmaal des Heren, op zondag en de vergadering op vrijdag, 9 april werd afgezegd.

    Die vrijdagavond echter, zag Voula een auto met 5 personen erin, die gestationeerd stond aan de andere kant van de straat, dicht bij zijn huis, en de inzittenden zijn daar enkele uren lang blijven wachten. Hetzelfde gebeurde de dag nadien.

    Men zou gemakkelijk deze gebeurtenissen kunnen interpreteren als “iemand slechte motieven toeschrijven” of het willen “in elkaar flansen van een spionagenetwerk om aldus de eventuele deserteurs te identificeren, en zo bewijzen bijeen te brengen om dan een gerechtelijke zaak tegen hen aan te spannen”. Het zou “een product van verbeelding” kunnen zijn, zelfs “ een zekere graad van paranoia”, maar de volgende gebeurtenissen bewijzen het omgekeerde.

     

    Op zondag, 11 april kwamen een aantal mensen bijeen bij Voula om de dood van Christus te herdenken, een dood bedoeld om de gehele mensheid te redden. 

    Voula zag een auto die hij niet gewend was daar te zien, gestationeerd op de hoek van de straat, alsook een bestelwagen aan de overzijde ervan. De achterruit van de bestelwagen was geheel beplakt met papier, met alleen in het midden een gat aangebracht.  De inzittenden van de ene auto gingen op een bepaald moment de straat oversteken om een gesprek te voeren met diegenen die in de bestelwagen zaten. Voula vroeg aan één van zijn bezoekers om eens poolshoogte te nemen waarom deze auto’s daar geparkeerd stonden.

    Wanneer hij echter de auto naderde, startte men ogenblikkelijk de auto en reed men vliegensvlug weg. Dan ging hij naar de achterkant van de bestelwagen, en keek door het gat met het aangebrachte papier. Binnenin zag hij een installatie van een videocamera die in gebruik was, bediend door twee getuigen, een ouderling Nikolas Antoniou genaamd, samen met een lid van het bijkantoor te Athene, Dimitri Zerdes.

    Enkele van de broeders en zusters die ten huize van Voula waren kwamen dan ook richting bestelwagen, maar een politieagent die daar in de omgeving stond van het ambassade gebouw van Italië kwam dichterbij om te weten te komen wat er aan de hand was. De getuigen in de bestelwagen manoeuvreerden de wagen op zo’n manier om de groep te omzeilen en reden heel snel weg naar een nabijgelegen parking, waar ze naarstig begonnen de videocamera te demonteren. Maar ze werden hier verder in verhinderd omdat er twee politiecombi’s aankwamen. Daarna werden ze gearresteerd wegens inbreuk op de privacy. Het videomateriaal werd in beslag genomen. De film werd bekeken ten huize van de Heer Kalokerinou, waarbij men kon zien hoe die personen die zich aanmelden bij de ingang van het huis werden ingezoomd, en waarbij deze laatste nog eens heel duidelijk in beeld kwamen.

     

    Eerder hadden die twee mannen verklaard aan de procureur van de Staat dat ze daar enkel waren om een familielid te filmen van Dimitri Zerdes, lid van het plaatselijk bijkantoor.  Zijn nicht, Eftihia Bozartis, hierboven al aangehaald, had zich twee jaar voordien al teruggetrokken van de getuigen van Jehovah.

    Maar hoe zou zo’n ‘loyale’ getuige, die ook nog lid was van het bijkantoor belangstelling kunnen hebben gehad voor haar? Daarbij had hij ook geen reden om haar in het geheim te filmen, zeker niet na twee jaar van afhaking.

     

    Deze zaak kwam voor het gerecht. 

     

    In zijn slot verklaarde de procureur van de staat,de Heer Kontaxis:

     

    “Ik denk niet dat er ergens een christelijke organisatie bestaat die haar leden oplegt om leugens te gaan vertellen, maar wat de advocaat van de verdediging betreft en de vereniging ook beweert, ik zou graag hebben dat ze hun verantwoordelijkheid opnemen en toegeven, “ja, wij hebben gespioneerd”. 

    Als zo’n organisatie deze zaak zou erkennen, hoe kunnen ze dan verwachten dat wij volgelingen zouden worden? De twee mannen hadden een heel speciale uitrusting in hun bezit. Getuigen hebben hen zien filmen, en ondanks dit alles zegt de advocaat van de verdediging, gedurende heel de tijd van het proces, dat ze niet spioneerden, maar alleen aan het filmen waren. Dit alles eert noch de advocaat, noch de organisatie waartoe hij beweert te behoren.

    We zijn vrij te behoren bij gelijk welke organisatie maar ook van onze keuze, maar we zijn eveneens vrij om ervan weg te gaan en te doen wat we willen binnen de perken van de wet.  Heeft die organisatie dan het recht om iemand die de organisatie wil verlaten, te volgen en te bespioneren?

    Iedereen is beschermd door de wet tegen het gebruik van videocassettes, opnames, filmopnames, wanneer dit wordt gebruikt om het persoonlijke leven van individuele personen bloot te leggen. Dit hoort bij de vertrouwelijkheid en dit wordt beschermd door de wet. Dit houdt ook in, iemands persoonlijke overtuiging.

    Dit is heel ernstig. 

    Klaarblijkelijk heeft de verdediging geprobeerd het privé-leven van die mensen die klacht hebben ingediend te digitaliseren door een video-installatie vrijwillig te gebruiken en niet per toeval.

    Door te leren dat het Wachttorengenootschap “de ark” vertegenwoordigt, en dat ge er binnen moet gaan om gered te worden, dat zij Gods kanaal zijn om bij God te geraken, heeft ze aldus een afhankelijkheid geschapen t.o.v. haar leden, dat hen ertoe brengt om om het even wat te doen, zelfs om te dreigen en de rechten van de mens met de voeten te treden.”

     

    Tijdens het proces vroeg één van de rechters aan de eigenaar van de bestelwagen, die een getuige en ouderling was, hoeveel tijd hij al had doorgebracht die dag zelf, geparkeerd in die auto

    Het antwoord was: 6 uur

    Wanneer hij hem vroeg of de vensters van de auto doorzichtig waren, zei de ouderling dat het venster was bedekt met papier met daarin een gat, waardoor men van daaruit onopvallend kon filmen.

    Hij verklaarde eveneens dat dit alles in elkaar was gestoken om dat fameuze familielid te “filmen.”

    Maar de film die werd geconfisceerd toonde heel wat personen die op de voorgrond kwamen alsook op het balkon stonden.  Maar wat dat familielid betreft, het was nergens op de film te bekennen. Het stond er niet op om de heel eenvoudige reden dat ze daar nooit kwam om te vergaderen.

     

    De rechtbank heeft in deze zaak een veroordeling uitgesproken.

     

    Ironisch genoeg kwam er het jaar daarop  een “Ontwaakt !” artikel uit dat aantoonde hoe de kerken van de orthodoxe officiële religie in Griekenland druk had uitgeoefend op de uitbaters van een sportstadium om het contract dat ze hadden aangegaan met de Getuigen van Jehovah, die er een districtscongres zouden houden, te annuleren.(noot 42)

     

    Het artikel in “Ontwaakt !” veroordeelde juist de onrechtvaardige behandeling tegen “ordelievende en vreedzame christenen” en dat “De rechtbank er ook aan herinnerde dat „de vrijheid om uiting te geven aan iemands godsdienstige overtuigingen meer in het bijzonder wordt gewaarborgd door artikel 9, paragraaf 2, van het Verdrag van Rome, gedateerd 11 april 1950, ’tot bescherming van de rechten van de mens’”.

     

    Nadat ze gezegd hadden dat de vrijheid van het Griekse volk weer met de voeten werd getreden, vervolgde het artikel met de volgende woorden:

     

    “Hoe triest zo’n aanfluiting van de democratie te zien in „de bakermat van de democratie”

     

     

    Ik ben het er volledig mee eens dat het triestig is de extreme onverdraagzaamheid en de kwezelachtige geest te moeten waarnemen, waar de broeders het slachtoffer van geweest zijn

    Maar ik vind het eveneens triestig dat een organisatie in staat is om de onrechtvaardigheid op te merken wat haarzelf aangedaan betreft. Wanneer het hen door anderen wordt aangedaan, en ertoe overgaat te protesteren als het gebeurt met haar eigen leden als een schending van de gewetensvrijheid. Maar ze zijn niet in staat om dat in te zien. wanneer ze zich er zelf schuldig aan maken.

     

    De organisatie van de Watch Tower heeft zich nooit uitgesproken tegen de Middeleeuwse mentaliteit in de bakermat van de democratie door illegaal vredelievende christenen te bespioneren die samenkwamen om de dood van Christus te herdenken.

    De tegenwoordigheid van een lid van het bijkantoor in de bestelwagen gebruikt om te spioneren, toont heel duidelijk aan dat de administratie van het bijkantoor heel goed op de hoogte was van het gebeuren, het goedkeurde of deze actie zelfs ondersteunde.

    Niettemin licht de organisatie haar leden daar niet van in. Ook zal ze de veroordeling die ze opgelopen hebben niet publiceren, terwijl toch alle Getuigen van over heel de wereld moesten lezen hoe de geestelijken van de orthodoxe Kerk gehandeld hebben. Er is niemand buiten diegenen van Griekenland, die iets te weten zijn gekomen van de daden van haar vertegenwoordigers van dat land.

     

     

    Ziehier het artikel uit deze “Ontwaakt !”

     

     

     

    Griekse Kerk dreigt met geweld en verhindert congres

    IN DE buurt van Piraeus, de havenstad van Athene, ligt het „Stadion van Vrede en Vriendschap”. Niettemin, zo verklaarde de Atheense krant Ta Nea, „heerste er gisteren een oorlogsstemming in Piraeus, waar de bekende bisschop Callinicos .. bevel gaf alle kerkklokken te luiden. Er heerste zo’n chaos dat veel inwoners van de havenstad veronderstelden dat er iets ernstigs was gebeurd; zij dachten zelfs dat er misschien oorlog was!”

    Waarom gebeurde dit in verband met een sportstadion dat aan „Vrede en Vriendschap” gewijd heette te zijn? De beroering werd veroorzaakt door een uitbarsting van haat van de zijde van de Grieks-orthodoxe Kerk. Een bisschop nam het voortouw en dreigde dat hij zijn parochianen zou optrommelen om naar het stadion op te marcheren en het met geweld te bezetten ten einde anderen te beletten het te gebruiken.

    De bisschop vertegenwoordigt naar wordt beweerd de Vredevorst, Jezus Christus. Niettemin dreigde hij, zonder zich aan orde en wet te storen en volkomen in tegenspraak met de leringen van Christus, met een gewelddadige actie van het gepeupel. Waarom? Omdat de stadiondirectie vreedzame en ordelievende christenen, Jehovah’s Getuigen, toestemming had gegeven daar in de nazomer een congres te houden. De contracten waren getekend en de Getuigen hadden als voorbereiding op hun congres reeds zo’n 6000 uur besteed aan het schoonmaken van het stadion.

    Een redacteur gaf als commentaar in Ta Nea: „Callinicos dreigt zelfs het stadion te bezetten als de toestemming niet wordt ingetrokken; hij is van plan missen, predikaties, litanieën en meer van dergelijke dingen te houden, maar ik moet toegeven dat ik er niet veel van begrijp. . Ik kan mij slechts over de situatie verwonderen, want wij leven nu in het jaar 1988, nog maar 12 jaar voor de 21ste eeuw, en de grondwet van het land waarborgt religieuze verdraagzaamheid.”

    Congres verhinderd

    Ondanks de door de grondwet gewaarborgde vrijheid van aanbidding en vergadering eiste de geestelijkheid dat de toestemming werd ingetrokken. De regeringsfunctionarissen zwichtten voor de dreigementen. Zij verkozen orde en wet niet te handhaven en de grondwet van Griekenland niet hoog te houden. Bijgevolg werd het huurcontract ongeldig verklaard.

    Dus slechts drie dagen voor het congres werd de Getuigen het recht ontzegd om in het stadion te vergaderen. Onschuldigen werden het slachtoffer, terwijl de schuldigen, die dreigden de wet te overtreden en het gepeupel op te hitsen, werden gesteund. Ontegenzeglijk een grove schending van het recht!

    Dergelijke tegenstand is niet nieuw. Reeds tientallen jaren heeft de Orthodoxe Kerk in Griekenland fanatiek tegenstand geboden aan Jehovah’s Getuigen, die zich nooit met onwettige daden hebben gewroken. Nog niet zo lang geleden zelfs hebben door priesters aangevoerde benden Jehovah’s Getuigen aangevallen toen zij vreedzaam bijeenkwamen. Geestelijken en leden van hun kerken hebben Jehovah’s Getuigen beschimpt, bestookt en aangevallen en hebben rechtbanken onder druk gezet hen voor hun predikingactiviteit te arresteren en gevangen te zetten. Niettemin is Griekenland een democratie, en zijn grondwet garandeert vrijheid van aanbidding.

    ’Een bekende, christelijke religie’

    De rechtbanken in Griekenland hebben geoordeeld dat de religie van Jehovah’s Getuigen een ’bekende, christelijke religie’ is, die recht heeft op de door de Griekse grondwet verschafte bescherming. In 1987 verklaarde de politierechtbank in Chania (Kreta, een provincie van Griekenland): „Jehovah’s Getuigen .. vormen een bekende religie en een goedgekeurde sekte.” Ze verklaarde tevens dat hun predikingactiviteit niet de soort van proselitisme is die door de grondwet wordt verboden. Het hof verklaarde: „Proselitisme houdt meer in dan louter het van huis tot huis verkopen van lectuur [van de Getuigen] of een uitnodiging tot een theologische discussie.”

    De rechtbank erkende dat Jehovah’s Getuigen onder de bepalingen van artikel 13, paragraaf 1, van de Griekse grondwet vallen. Dat wetsartikel belooft iedereen in Griekenland vrijheid van religieus geweten. De rechtbank merkte op dat dit ook iemands „vrijheid om te geloven in de religie van zijn keuze” omvat en het „recht om, zelfs herhaaldelijk, te veranderen” van religie. De rechtbank herinnerde er ook aan dat „de vrijheid om uiting te geven aan iemands godsdienstige overtuigingen meer in het bijzonder wordt gewaarborgd door artikel 9, paragraaf 2, van het Verdrag van Rome, gedateerd 11 april 1950, ’tot bescherming van de rechten van de mens’”.

    De rechtbank in Chania voegde eraan toe: „De vrijheid om uiting te geven aan iemands godsdienstige overtuigingen wordt ook beschermd door artikel 14, paragraaf 1, van de grondwet van 1975: ’Een ieder mag in woord, in geschrifte en in druk zijn gedachten uiten en verbreiden.’” De rechtbank concludeerde vervolgens: „De kwestie van het behoud van het orthodox-christelijke geloof is dus niet iets wat alleen aan de geestelijke en de theoloog is voorbehouden, maar aan elke gewetensvolle gelovige.” En de rechtbank merkte op dat de „tijdschriften ’De Wachttoren’ en ’Ontwaakt!’ legaal circuleren”.

    In overeenstemming daarmee verklaarde het Griekse hof van beroep in zijn vonnis 354/1987 dat Jehovah’s Getuigen „een ’bekende religie’ vormen in de zin van artikel 13, paragraaf 2, van de grondwet”. Het hof merkte op dat het „contrast tussen de leer van Jehovah’s Getuigen en de fundamentele beginselen .. van het [Grieks-]orthodoxe geloof, niet voldoende is om de leer [van de Getuigen] als strijdig met de openbare orde te beschouwen”. Er werd tevens opgemerkt dat Jehovah’s Getuigen christenen zijn, „aangezien Jezus Christus de centrale figuur in hun leerstellingen is”.

    Middeleeuwse mentaliteit

    Ondanks al zulke rechterlijke vonnissen en al de onderstelde beschermingen van de grondwet, is de vrijheid van het Griekse volk opnieuw met voeten getreden door de middeleeuwse mentaliteit van de geestelijkheid. Erger nog, de functionarissen die de wet moesten handhaven, zijn gezwicht voor deze naar de inquisitie riekende neigingen van de Grieks-orthodoxe hiërarchie. Hoe triest zo’n aanfluiting van de democratie te zien in „de bakermat van de democratie”.

    De New York Times berichtte evenwel dat in een andere kwestie „de regering [van Griekenland] . een eis van de Grieks-orthodoxe Kerk afwees om Martin Scorseses film ’De laatste verzoeking van Christus’ in Griekenland te verbieden. Dat te doen, zo zei de regering, zou strijdig zijn met de beginselen van het socialisme en de vrije kunstuiting.” Deze film wordt door velen beschouwd als zeer beledigend voor Jezus, doch de regering legde de eis van de kerk om de film te verbieden naast zich neer. Maar ze verzette zich niet tegen de eis om Jehovah’s Getuigen het wettelijke recht te ontzeggen om een openbaar stadion voor een christelijke vergadering te gebruiken.

    Ironisch genoeg heet deze sportarena het Stadion van Vrede en Vriendschap!

    Jehovah’s Getuigen hebben een internationale reputatie als voorstanders van vrede en vriendschap onder mensen van alle rassen en nationaliteiten. Maar op het laatste moment, en alleen maar omdat de geestelijkheid bezwaar maakte, werd het hun belet gebruik te maken van hun grondwettelijke recht van vergadering.(wij cursiveren)

     

    De Getuigen vinden een oplossing

    De afwijzing verhinderde de Getuigen echter niet hun congres te houden. Ondanks de vele complicaties werden er onmiddellijk regelingen getroffen om uit te wijken naar de terrasvormige heuvels in Malakasa, buiten Athene, aan de achterzijde van de congreshal van Jehovah’s Getuigen.

    De vergaderingen werden gehouden zoals ze gepland waren, en met uitstekende resultaten. Velen in het grote publiek moesten echter in de hete zomerzon zitten in plaats van in een overdekt stadion met airconditioning.

    Overal in Griekenland besteedde de pers aandacht aan het voorval. Velen uitten hun verbijstering over de acties van de geestelijken en hekelden hen voor hun kwaadaardige, bedrieglijke daden. Hun dreigementen met geweld van het gepeupel waren op zijn zachtst gezegd beslist onchristelijk.

    Het vierdaagse congres in Malakasa was met een telefoonlijn verbonden met toehoorders in Thessaloníki, op Cyprus en op Kreta, en meer dan 30.000 enthousiaste Grieken, alsook andere afgevaardigden uit verschillende landen, voelden zich zeer gelukkig en aangemoedigd door wat zij hoorden en zagen.

    Er worden vragen gesteld

    De acties van de geestelijkheid en van bepaalde functionarissen riepen veel vragen op.

    Een redactioneel artikel in de Athens News merkte bijvoorbeeld op dat „Griekenland alle mogelijke moeite doet om in 1996 de Olympische Spelen in Athene te mogen organiseren”. Daarop vervolgde het artikel: „De gevolgtrekking dat de kerk [het sportsecretariaat van het Ministerie van Cultuur] kan beïnvloeden om dit soort evenementen af te gelasten, roept twijfels op die de regering uit de weg zal moeten ruimen, vooral gezien haar campagne om de Olympiade van 1996 te winnen.”

    Ook werd in het redactionele artikel opgemerkt: „’Er zullen atleten en bezoekers van alle geloven naar de Spelen komen — moslims, boeddhisten, protestanten, katholieken en anderen — en er zullen atheïsten zijn uit het Oostblok.

    Als de sportfaciliteiten niet beschikbaar zijn voor leden van een specifieke sekte, zijn anderen dan welkom?’ vroeg een waarnemer gisteren. Hij voegde eraan toe: ’Tenzij er enige opheldering komt, heeft het veel weg van een geval van extreme intolerantie en dweepzucht — een beeld dat Griekenland node kan missen.’” Dit is iets waar alle fatsoenlijke, vrijheidlievende mensen mee zullen instemmen.

    [Inzet op blz. 10]

    De rechtbank verklaart dat elk individu ’vrij is om te geloven in de religie van zijn keuze, en het recht heeft van religie te veranderen’

    [Inzet op blz. 11]

    Hoe triest zo’n aanfluiting van de democratie te zien in „de bakermat van de democratie”

     

     

    Noot 40. Het is algemeen bekend dat als personen zich terugtrekken van de Watch Tower, ze geen regelmatige vergaderingen meer bijwonen en dan worden ze bekritiseerd omdat ze ongehoorzaam zijn aan wat in Hebreeën 10: 25 staat, maar als ze toch bijeenkomen, dan worden ze gebrandmerkt als vormend een nieuwe organisatie.

     

    Noot41.Ik weet vanuit een betrouwbare bron dat Lou Kopsis, de bijkantooropziener toentertijd, het woord nam op een congres van de Getuigen om het gehoor ervan op de hoogte te brengen dat enkele honderden afvalligen uitgesloten werden

     

    Noot 42. Zie “Ontwaakt” ! van 22 november 1988, pagina’s 9-11

     

     

     

     

    Dit is een anekdote uit het hoofdstuk 11 van het boek “In search of christian freedom”geschreven door Raymond Franz.

    11-01-2010 om 17:16 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele kenmerken doortrokken van dwaling

    Enkele kenmerken doortrokken van dwaling.

     



    Sedert de W.T.B.&T.S. (Wachttoren Bijbel & Tractaat Genootschap, weergegeven met W.T.) haar wetten heeft afgekondigd om het te verbieden een gesprek te hebben op geestelijk vlak met uitgesloten personen, is er een probleem gerezen in verband met de aanmaning van Paulus in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen, hoofdstuk 3; de verzen 14 en 15, waar we lezen:
      
    “Maar is iemand niet gehoorzaam aan ons woord door middel van deze brief, houdt hem
    getekend, gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden. Beschouwt hem evenwel niet als een vijand, maar blijft hem ernstig vermanen als een broeder".

     

    Om deze raad te kunnen opvolgen, die de procedure duidelijk maakt om de persoon in kwestie niet volledig te verwerpen, past het genootschap deze verzen toe voor minder ernstige gevallen dan deze die het noodzakelijk maken om iemand uit te sluiten.

     

    De schuldige zal in zo'n geval eerder "getekend" worden. Aldus beweert de W.T., is de manier van optreden niet hetzelfde als de manier vermeld in 1 Kor. 5: 9-11.

    Maar is dat wel zo???

     

     

    Voor alle duidelijkheid schrijven wij deze teksten uit: “In mijn brief heb ik U geschreven niet langer in het gezelschap te verkeren van hoereerders, niet [bedoelend] volledig [het gezelschap te mijden] van de hoereerders van deze wereld of de hebzuchtige personen en afpersers of afgodendienaars. Anders zoudt GIJ feitelijk uit de wereld moeten gaan. Maar nu schrijf ik U, niet langer in het gezelschap te verkeren van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten”.

     

    Uit de context van Thessalonicenzen kunnen we opmaken dat er sprake is van "ongehoorzaam zijn aan ons woord door middel van deze brief", een brief gezonden door een apostel van Christus.

     

    Er is hier echter in geen geval sprake van iets dat van minder belang is!

     

    De W.T. heeft er ook tegenwoordig zeker geen goed oog in indien een Getuige geen rekening zou houden met één van hun instructies of één van hun leerstellingen.

    De Wachttoren publicatie van 15 april 1985 haalt op blz. 31 de volgende woorden van Paulus aan "gaat niet meer om met hem" ... en vervolgens zeggen ze: de andere christenen zullen hem niet volledig verwerpen. Dit is uiteraard in overeenstemming met de woorden van Paulus in 2 Thess. Hfst. 3 zoals hierboven vermeld "hem ernstig te blijven vermanen als een broeder".

    Evenwel, door hun menselijk contact te beperken (en niet door het af te schaffen) was er nog een kans dat hij beschaamd zou worden...

    Maar wat die Wachttoren publicatie niet erkent, of toegeeft, is dat de Griekse uitdrukking, gebruikt door Paulus, [SUNANAMIGNUSTHAI] om “te stoppen met hem om te gaan" identiek hetzelfde woord is dat gebruikt wordt in 1 Kor. 5: 11 waar de Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift (NW) het weergeeft met "niet langer in het gezelschap te verkeren".  Dit kun je gemakkelijk zelf nagaan in de Kingdom Interlineair Translation (KIT):

     

     

     

     

     

     

    Zie a.u.b. 1 Kor 5: 11 en vergelijk deze vers met 2 Thess. 3: 14

     

     

    1 Kor 5 : 11                                                            weergave N.W.

     

    Tou   kosmou ekseltein.  11. Nun dè egrapsa                                             the world.  11. But

    The    world    to come out. Now    but  I wrote                                      now I am writing

     

    Humin        sunanamignusthai                     ean                             you to quit mixing in

    To you    not    to be mixing selves up with     if ever                         company with anyone

     

    Tis           adelfos onomadzomenos   è           pornos                                    called a brother that

    Anyone    brother  being named        may be   fornicator                   is a fornicator or a

     

    è pléonèktès          è     eidoololatrès     è     loidoros                          greedy person or an

    or covetous (one)  or    idolater             or      reviler                            idolator or a reviler

     

    è méthusos      è     harpaks,  too       toiouto        médé              or a drunkard or

    or drunkard      or     snatcher, to the such (one)….not but                   an extortioner, not

     

    sunestiein.               12  ti  gar      moi       tous                                       even eating with

     

    to be eating with.           What for to me the ones                          such a man. 12. For

     

     

    2 Thessalonicenzen 3 : 14 :

     

    enkakèsèté                           kalopoiountes.  14. ei                                 13. For your part.

    you should behave badly in  doing fine.              If                                  brothers, do not give

     

           tis           ouks  hupakouei      too   logoo   hèmoon                      up in doing right.

    but   anyone      not     is obeing       to the  word  of us

     

    dia         tès    epistolès,         touton                                                 14.But if anyone is

    through  the    letter,              this (one)                                                        not obedient to our word

     

    sémeiousthe                      sunanamignusthai                           through this letter keep this

    be you putting sign on      not  to mix up selves with                             one marked, stop associating

     

    autoo,         hina              entrapè                        15. kai                        with him, that he

    him         in order that      he might be turned in;        and                 may become ashamed.

     

    mè hoos echtron       hègeiste,                        alla                              15. And yet do not be consi-

    not  as    enemy        be you considered         but                              dering him as an enemy, but

     

    noutheteite                      hoos      adelfon.                                              continue admonishing him

    Be you putting mind in    as          brother                                               as a brother.

     

     

    Er is echter geen verschil in kracht tussen die twee teksten. Het is telkens weergegeven met dezelfde belangrijkheid.

     

    In beide gevallen worden christenen aangemoedigd om geen omgang te hebben met de personen die kwaad hebben gedaan, opdat deze personen mettertijd schaamte zouden tonen. (zie nota 77).

    Er is genoeg tolerantie in de gemeente om persoonlijke verschillen te aanvaarden.            De leerstellingen om Christus te identificeren als zijnde de Messias, zijn offerdood, zijn opstanding en zijn verheerlijking, de gave van redding door geloof, de tussenkomst van de  H. Geest en het onderwijs van Christus alsook een goede moraal zijn allemaal stevige fundamenten en worden als essentieel beschouwd om lid te zijn van dit lichaam. (zie nota 78).

    Maar in het extreme geval, wanneer een christen niet geloofde in bijvoorbeeld de opstanding, dan bezag men die christen als iemand wiens geloof was verzwakt en men nam maatregelen om zo'n persoon te helpen en men redeneerde met hem aan de hand van duidelijke schriftuurlijke bewijzen. Er was in het geheel geen sprake van dat men de persoon in kwestie ging beschuldigen of dat men overging tot een zuiverende actie beslist door een geestelijke rechtbank. (zie nota 79).

     

    Noteer evenwel dat enkele punten zojuist aangehaald, ter attentie van het Besturende Lichaam (BL) werden voorgelegd en dat is nu meer dan 20 jaar geleden. Karl Adams, Edward Dunlap en ikzelf, Raymond Franz, moesten een voorbereiding maken voor een handleiding betreffende de procedures voor de organisatie. Ik moest me bezig houden met het deel dat ging over uitsluiting en al de  problemen die ermee te maken hadden.

    Zoals reeds gezegd in het hoofdstuk 6. “Redding door geloof,niet door werken” pag.187 van dit boek (In search of Christian Freedom) schreef Karl Adams, die toen opziener was van het redactiecomité, aan President Knorr dat enkele veranderingen noodzakelijk waren. (zie nota 80). Karl zelf had van de juistheid van sommige punten, gewag gemaakt, zoals we kunnen zien op blz. 17 en 18 van zijn memo: "We hebben Matth. 18: 17 beschouwd als een rechtvaardiging voor uitsluiting. Jezus had gezegd dat als een mens weigerde "te luisteren naar de gemeente" we hem moesten beschouwen als een mens der natiën of als een belastinginner". Betekent dit dan dat we zo iemand maar moeten uitsluiten, zonder nog te zoeken naar een andere mogelijkheid? Jezus is er nooit mee gestopt om zo'n relatie te onderbreken en hij heeft nooit geweigerd om hen nog aan te spreken. De teksten uit 2 Thess. 3: 6, 14, 15 alsook 2 Tim. 2: 25, 26 en Jak. 5: 19, 20 kunnen ons helpen om beter Matt. 18: 17 te begrijpen.

    In deze laatste twee teksten, worden dezelfde sterke uitdrukkingen gebruikt. Men zegt over zo'n personen dat ze “in de strik van de Duivel zijn gevallen”, en "levend gevangen zijn genomen om zijn wil te doen" en “misschien een menigte van zonden hebben gedaan”, wat inhoudt dat men vrij was om ze te berispen en ook ze te herstellen van hun fouten. Is dat niet wat we tegenwoordig zouden moeten doen? Een vriendelijke relatie of een intieme relatie wil nog niet zeggen dat we de persoon zijn verkeerd gedrag of gedachten goedkeuren. Het Griekse woord gebruikt in 2 Thess. 3: 14 weergegeven met "ga niet meer met hem om”, is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in 1 Kor.5: 11. Deze laatste tekst wordt gebruikt wanneer we een uitsluiting uitvoeren. Nochtans gebruiken we niet 2 Thess. 3: 14 op dezelfde manier alhoewel de uitdrukking dezelfde is. Indien we beweren dat we door een schriftuurlijke berisping of verklaring te geven we ons daardoor medeschuldig maken aan een geestelijke samenwerking, betekent dit dan niet dat als we getuigenis geven aan mensen van een ander geloof (de geestelijken inbegrepen) dat we dan geestelijk verbroederen met hen? Onze opvatting over uitsluiting, is ze werkelijk aan deze teksten onttrokken, of hebben we er zelf iets van gemaakt om het op een meer starre wijze onder de aandacht te brengen dan het in werkelijkheid zou moeten zijn?”

    (Einde van het MEMO)

    Zoals bij andere gevallen, waren de bijbelse bewijzen sterk en stemden tot nadenken.

    Het B.L(Besturend Lichaam). heeft hiervan een kort verslag gekregen, zoals bij een gewone vergadering. Maar het onder hun aandacht gebrachte document werd gelezen en de uitgedrukte meningen waren dat het opportuun zou zijn om veranderingen aan te brengen noch door middel van gebed noch door onderzoek van de schriftuurlijke bewijzen, maar simpelweg dat de door de broeder naar voor gebrachte zaak kon beschouwd worden als opportuun in vgl. met de organisatorische procedures. De traditionele zienswijze werd behouden.

     

    20 jaar later werd het nog radicaler, nog strakker, in de mate dat het nog houdbaar is.

     

     

     

    Nota's:

    77 noteer evenwel dat als de discipelen spreken over een man die ruzie veroorzaakt zover gaand dat er aldus verdeeldheid zou zijn ontstaan, wel, de raad wordt hier gegeven om niet meer met zo'n mens om te gaan. In Titus hfst. 3: 10 betekent het Griekse woord weergegeven als "verwerp hem" weigeren op een dringend verzoek in te gaan "of" zoals Hebr. 12: 25 en Lukas 14: 19, 19 zegt, "u te willen verontschuldigen". Men begrijpt hier wel degelijk dat men zich excuseerde om niet langer het debat te moeten voeren.

     

    78 Galaten2: 4, 5: "Maar vanwege de heimelijk binnengebrachte valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid die wij in eendracht met Christus Jezus hebben te bespieden, ten einde ons volledig in slavernij te brengen — 5 voor dezen zijn wij zelfs nog geen uur in onderdanigheid geweken, opdat de waarheid van het goede nieuws bij U zou blijven".

     

    79 1 Kor. 15: 12-57. gelieve deze aanduiding in je eigen bijbel te lezen a.u.b.

     

    80 zie blz. 187hfst..6

    22-11-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloed en Leven, Wet en Liefde

    Bloed en Leven, Wet en Liefde
    De letter doodt, maar de Geest maakt levend.
    2 Korinthiërs 3:6, Willibrord vertaling

     

    Wat nu wordt besproken heeft in geen geval de bedoeling te ontkennen dat er zekere risico’s kleven aan het gebruik van bloed. Dat er een ernstig risico bestaat staat buiten kijf. Ook heeft het niet als doel aan te tonen dat iemand die een persoonlijke, ongedwongen keuze maakt om transfusies (of enige bloedcomponenten en -fracties) te weigeren onjuist handelt.

    Zelfs handelingen die op zichzelf genomen juist zijn, kunnen onjuist zijn als ze zijn tot stand gekomen met een slecht geweten. "Indien hij echter twijfels heeft, is hij reeds veroordeeld... Ja, alles wat niet uit geloof is, is zonde." 1

    Of in het licht van het gepresenteerde bewijsmateriaal zekere scrupules ten aanzien van bloed een zwak of een sterk geweten weerspiegelen, laat ik over aan het oordeel van de lezer.

    Tezelfdertijd mag de ernstige verantwoordelijkheid van een organisatie die haar zienswijzen het individuele geweten oplegt in zulke kritieke situaties nooit onderschat worden. Wat is gebeurd met de Watch Tower Society op het terrein van bloed toont krachtig aan hoe wetticisme een organisatie kan leiden tot een moeras van inconsequenties, met de mogelijkheid dat haar leden worden blootgesteld aan tal van ongunstige gevolgen.

     

    Beginnend in de jaren ’40 verkondigde de organisatie eerst ronduit een ban op het aanvaarden van bloed in enige vorm, geheel of gedeeltelijk. Geleidelijk aan voegde het nieuwe regels toe die meer en meer de technische aspecten van het onderwerp behandelden.

    bloedpolitiek   zie O.W. 22juni 1982

    Zie de  koninkrijksdienst van NOVEMBER 2006 voor de nieuwe opstelling  (bijlage 2) en volgende blz.

    De organisatie categoriseert nu de elementen van het bloed als ofwel "belangrijk-grote" of "onbelangrijk-kleine" componenten (met het effect zoals in bovenstaande kader). 

    Deze categorisatie op zichzelf illustreert het willekeurige karakter ervan en eveneens de inconsequentie van zulke uitspraken.

    Waar heeft God mensen de autoriteit verleend om zo’n onderscheid te maken?  Op welke basis worden zij (componenten) verdeeld? Simpelweg op een percentage van het totaal, en indien zo, wat is dan het breekpunt in percentage om "grote" van "kleine" componenten te scheiden?

    Of worden ze gescheiden op basis van hoe vitaal de rol is die elke component speelt?

    Zoals het voormalige hoofd van de eigen medische staf van het Wachttoren Hoofdkantoor, een erkende dokter en chirurg eens als commentaar gaf: "Hoe kun je een element als "belangrijk" of "onbelangrijk" classificeren? Als een persoon een specifieke bloedfractie nodig heeft om zijn leven te redden dan is dat element een "belangrijke" voor hem3.

    Maar de inconsequentie gaat veel, veel dieper.

    Wanneer geconfronteerd met de vraag waarom het Wachttorengenootschap niet het gebruik van alle bloedcomponenten verbiedt, heeft zij haar veranderingen op dat gebied verklaard door erop te wijzen dat zij worden gebruikt in zeer "kleine hoeveelheden" en dat dit hen plaatst in de zone van het persoonlijke geweten.

    Nader onderzocht, vinden wij bewijzen die aantonen dat zij onwetend zijn over of, feiten wegmoffelen, feiten die zo krachtig zijn dat zij de positie van de organisatie aan de kaak stellen als betekenisloos.

    Beschouw het volgende:

    De strenge uitlatingen over het gebruik van "vol bloed" door De Wachttoren klinken zeer indrukwekkend voor vele Getuigen. Alhoewel zij gebruikelijk waren in de jaren ’50 en ’60, is het gebruik van hele bloedtransfusies vandaag opmerkelijk zeldzaam.

    In de meeste gevallen geeft men de patiënt de specifieke bloedcomponent die hij of zij nodig heeft. 4

    Op de tijd dat het bloed gegeven wordt, wordt het meeste bloed gescheiden in tal van componenten (plasma, leukocyten, erytrocyten [rode bloedcellen], etc.) Deze worden opgeslagen voor toekomstig gebruik.  Het meeste wordt direct verzonden naar medische faciliteiten.  In de grote meerderheid der gevallen wordt een Getuige daarom geconfronteerd niet met de vraag over de transfusie van "vol bloed" maar één of andere bloedcomponent.

    De inconsequentie van het beleid van de Wachttoren wat betreft aanvaardbare of niet-aanvaardbare componenten wordt goed geïllustreerd door haar eigen gedragslijn m.b.t. plasma.

    Zoals kan worden gezien in de illustratie van de “Ontwaakt!” 1990 22 oktober maakt plasma ongeveer 55% van het bloedvolume uit. 

    Klaarblijkelijk op basis van dit volume, wordt het geplaatst op de lijst van verboden "belangrijke componenten". Nochtans bestaat plasma eigenlijk voor 93% uit simpel water.

    Wat zijn de componenten van de resterende 7%?

    De belangrijkste zijn albumine, globulines (waarvan de immunoglobulines de meest essentiële zijn), fibrines en stollingsfactoren (gebruikt in preparaten voor hemofiliepatiënten) 5   

    En dit zijn precies die componenten die de organisatie op haar lijst heeft gezet als aanvaardbaar voor haar leden!  Plasma is dus verboden terwijl haar belangrijkste componenten toelaatbaar zijn - indien zij afzonderlijk aan het lichaam toegediend worden.

    Zoals één persoon opmerkte is dit alsof een patiënt van zijn dokter de instructie krijgt te stoppen met het eten van een sandwich met kaas en ham, maar hem wordt verteld dat het toegestaan is om de sandwich apart als brood te eten, de ham en de kaas afzonderlijk te eten, maar niet te samen als sandwich met ham en kaas. 6

    Leukocyten, vaak "witte bloedcellen" genoemd, zijn ook verboden.

    In werkelijkheid is de term "witte bloedcellen" eerder misleidend.  Dit is zo omdat de meeste leukocyten in het lichaam van een persoon feitelijk buiten het bloedstelsel bestaan.

    De andere 97-98% is verspreid in het lichaamsweefsel, waar zij het defensie (of immuun)stelsel uitmaakt. 7

    Dit betekent dat een persoon die een orgaantransplantie ondergaat gelijktijdig meer vreemde leukocyten in zijn lichaam ontvangt dan als hij een bloedtransfusie had aanvaard.  Omdat de Wachttorenorganisatie nu orgaantransplantaties toestaat, is haar onvermurwbare positie t.a.v. leukocyten, terwijl men andere bloedcomponenten toelaat, zinloos. 

    Het kan alleen verdedigd worden door gebruik van kronkelende redeneringen, vast en zeker niet op enige morele, rationele of logische grond.  De willekeurige opsplitsing van het bloed in "belangrijke" en "onbelangrijke" componenten is ook zonder gezonde schriftuurlijke basis.

     

    De organisatie verbiedt plasma - hoewel hoofdzakelijk water - omdat zij 55% van het bloedvolume uitmaakt, maar terwijl verbiedt zij leukocyten die minder dan één procent 8 van het bloed uitmaken!

    De afwezigheid van of het nu een morele of logische basis is voor deze positie blijkt ook uit het feit dat moedermelk leukocyten bevat, meer leukocyten zelfs dan in een vergelijkbare hoeveelheid bloed.

    Bloed bevat zo’n 4 000 tot 11 000 leukocyten per kubieke millimeter, terwijl de moedermelk gedurende de eerste paar maanden van voeden tot 50 000 leukocyten per kubieke millimeter kan bevatten.  Dat is 5 tot 12 keer meer dan de hoeveelheid in bloed! 9

    Erytrocyten (rode bloedlichaampjes) en bloedplaatjes blijven over op de verboden lijst. Wat valt er te zeggen over de toegelaten componenten?

    Een belangrijke factor die wij in gedachte moeten houden bij de argumentatie van de Wachttoren is dat zij ondersteuning zoekt in de voorzieningen van de Mozaïsche Wet die gebieden dat het bloed van geslachte dieren moet worden uitgegoten.  Dit wordt vaak geciteerd om de bezwaren van de organisatie te rechtvaardigen tegen enig opslaan van menselijk bloed. 10 Herinner u aan het feit dat de toegelaten bloedcomponenten dat zijn omdat zij slechts een verwaarloosbare hoeveelheid uitmaken van bloed. Beschouw de volgende feiten met betrekking tot de componenten die de organisatie als toelaatbaar acht:

    Eén van deze is albumine. Albumine worden vooral gebruikt in verband met brandwonden en ernstige bloedingen.  Een persoon met derdegraadsverwondingen over 30 tot 50 procent van zijn lichaam zou ongeveer 600 gram albumine nodig hebben. De Wachttorenpolitiek staat dit toe. Hoeveel bloed zou er nodig zijn om deze hoeveelheid te onttrekken? Het zou 10 tot 15 liters bloed vereisen om die hoeveelheid albumine te produceren. 11

    Dit kan moeilijk een "kleine hoeveelheid" worden genoemd.  Het is ook duidelijk dat de liters bloed waarvan ze werden afgeleid waren opgeslagen, niet "uitgegoten".

    Zo vergaat het ook de immunoglobulines.  Om genoeg globulines te produceren voor één injectie die wordt gegeven aan personen, inclusief Jehovah’s Getuigen, die naar zuiderse landen reizen als een bescherming tegen cholera, zijn er bijna 3 liters bloed nodig als bron van bevoorrading. 12

    Dit is meer bloed dan in het algemeen wordt gebruikt voor een gebruikelijke bloedtransfusie.  En ook hier weer zijn de globulines onttrokken aan bloed dat werd opgeslagen, niet "uitgegoten".

    Preparaten voor hemofiliepatiënten (Factor VIII en IX) blijven over.  Voor deze preparaten ter beschikking kwamen, was de gemiddelde levensverwachting van zo’n patiënt in de jaren veertig 16, 5 jaar. 13

    Vandaag, mede dankzij deze van bloed afgeleide preparaten, kan zo’n patiënt een normale levensverwachting hebben.  Het produceren van deze preparaten om zo’n hemofiliepatiënt tijdens die tijdsperiode te laten leven vereist extracties uit een geschatte 100 000 liters bloed. 14  

    Alhoewel die preparaten zelf slechts een fractie van het totaal vertegenwoordigen, kunnen we wanneer we hun bron beschouwen onszelf afvragen of dit mogelijkerwijze kan bekeken worden als betrekking hebbend op "een kleine hoeveelheid" van bloed?

    Het gebruik van eender welke bloedcomponent houdt duidelijk het opslaan van grote, zelfs enorme hoeveelheden bloed in.  Enerzijds staat de Wachttorenorganisatie het gebruik toe van deze bloedcomponenten - en het opslaan om hun extractie en productie - terwijl zij anderzijds beweert dat zij tegen alle opslaan van bloed is omdat de bijbel het veroordeelt.
    Dit is de enige basis die zij geven waarom zij het gebruik van autoloog bloed door een Getuige verbieden (dit is een persoon die wat van zijn eigen bloed laat opslaan om het later tijdens of volgend op een operatie terug in zijn bloedstroom te brengen.) 15

    De posities die men inneemt zijn duidelijk willekeurig, inconsistent en tegenstrijdig.  Het is moeilijk te geloven dat de opstellers ervan en de schrijvers van verklaringen en verdedigingen van dat beleid zo onwetend zijn over de feiten dat zij deze inconsistentie en willekeurigheid erbij betrokken niet zouden inzien.  Nochtans moeten wij ervan uitgaan dat dit alleen hun positie kan verklaren of wij moeten hen oneerlijk noemen.

    Regels op te stellen in zaken van gezondheid en medische behandeling - dit verbieden, dat toelaten - is treden op gevaarlijk terrein.

    In het ene geval kan het zijn dat we ons schuldig maken aan het creëren van een irrationele vrees, en in het andere geval zou het kunnen zijn dat wij een vals gevoel van veiligheid opwekken. De weg der wijsheid - en nederigheid - is de verantwoordelijkheid om te beslissen in zulke onderscheidingen te laten waar zij in de eerste plaats dient te berusten, bij het geweten van het individu.

    Wachttorenartikels over het onderwerp bloed benadrukken het "niet tot een compromis bereid zijnde" standpunt m.b.t. bloed van de organisatie, waarbij men dikwijls het eigen beleid prijst wat betreft het beschermen van de gezondheid en het leven van haar leden. Zelden of nooit leest men enige inlichtingen of ervaringen waarbij het slecht afliep

    Recente artikels beweren dat de organisatorische gedragsregels de leden heeft beschermd tegen het oplopen van AIDS.  Een Ontwaakt! artikel van de 8ste oktober 1988 doet deze bewering dat "Voordat in 1985 met het testen van bloed op AIDS werd begonnen, kregen duizenden (misschien wel honderdduizenden als wij Afrika meerekenen) AIDS door besmet bloed."  De uitgave van 22 oktober 1990 (pagina 8) geeft een update als er wordt gezegd: "Veel hemofiliepatiënten, van wie de meeste een stollingsmiddel op plasmabasis gebruiken ter behandeling van hun ziekte, stierven. In de Verenigde Staten liep tussen  60 en 90 procent van hen AIDS op voordat er een procedure werd gestart om het middel te verhitten om het van HIV te ontdoen." Eveneens in de Wachttoren 15 juni 1985 (Engeland, Bloed en Aids) wordt gezegd op blz. 30 dat "zo’n zeventig miljoen eenheden geconcentreerde bloedstollingsfactor VIII" uit de Verenigde Staten werden geïmporteerd die worden gebruikt om Britse hemofiliepatiënten te behandelen en het gaat verder met te zeggen: "Naar het schijnt werd het AIDS-virus door de invoer van dit bloedprodukt op de Britse voorraad overgedragen."

    Terwijl men aldus veel lof laat weerklinken voor de beschermende kracht van de regels ivm bloed van de organisatie, is er één ding waar al deze artikels in falen hun lezers op te wijzen. Dat is dat deze hemofiliepatiënten werden geïnfecteerd door een bloedbron die de Watch Tower Society officieel als toelaatbaar had verklaard:  Factor VIII preparaat voor hemofiliepatiënten geëxtraheerd uit plasma. 16

    Zoals de Ontwaakt! 22 oktober 1990 (pagina’s 7, 8) toont, zijn er ook enkele AIDS-infecties gekomen door "weefsel transplantaties", die eveneens "toelaatbaar" werden verklaard door de organisatie.

    Dit alles illustreert hoe het tegelijkertijd dom en erg verkeerd is voor een organisatie om te veronderstellen de wijsheid te bezitten en de goddelijke autoriteit om zich te begeven op het terrein van de ontwikkeling van een gecompliceerde reeks stelregels en technische onderscheidingen en deze dan op te leggen als een verplichtende morele regel, waarbij men voor anderen beslist in welk geval en in wat voor soort omstandigheden een zaak tot het persoonlijke geweten behoort of niet.

    Het risico inherent aan de transfusie van bloed en bloedcomponenten is reëel. Tezelfdertijd is het ook waar dat mensen kunnen doodbloeden door zwaar bloedverlies. Het gebruik van iemands eigen bloed dat wordt opgeslagen tot de tijd van de operatie spreekt logischerwijze de mensen aan die bezorgd zijn over de mogelijke door bloed overgebrachte infecties.

     

    Maar, zoals wij reeds zagen, veronderstelt de organisatie de autoriteit te hebben om dit buiten de zone van het persoonlijke geweten te verklaren, waarbij men zelfs de "intro-operatieve collectie" van bloed (waar, tijdens de operatie, enig bloed wordt afgeleid in een plastic reservoir en later wordt teruggebracht in het lichaam) onaanvaardbaar achtte. (tot in 1982) 17

    Vele duizenden personen zijn bereid afstand te doen van het recht hun eigen beslissing te nemen in zo’n cruciale materies, waarbij zij een organisatie toestaan voor hen te beslissen, hoewel hun geschiedenis aantoont dat zij onbereid zijn hun verantwoordelijkheid voor schade voortvloeiende uit hun beleid op zich te nemen.  Bijna volledig gevoed door de beweringen en ervaringen die gunstig zijn, wordt hen zelden of nooit gesproken over negatieve factoren.

    Beschouw juist één voorbeeld, genomen uit een artikel in Discover magazine van augustus 1988.  Vanaf de leeftijd van 42 jaar had een Getuige-vrouw herhaaldelijk steeds terugkerende blaastumoren over een periode van jaren chirurgisch laten verwijderen.  De laatste keer had zij te lang gewacht om haar dokter te zien en was ernstig aan het bloeden. Ze leed aan ernstige bloedarmoede. Ze stond erop dat haar geen bloedtransfusie werd toegediend en dit werd gerespecteerd.

    Gedurende een week probeerden urologen tevergeefs de bloeding te stelpen.  Haar bloedvolume bleef zakken.  De dokter die het artikel schreef, beschrijft wat er plaatsvond:

    "Geleidelijk aan, terwijl haar bloedvolume verder zakte, werd Mevr. Peyton kortademig. De lichaamsorganen hebben een bepaalde hoeveelheid zuurstof nodig om te functioneren. Die zuurstof wordt van de longen naar de uiteinden van het lichaam getransporteerd door hemoglobine moleculen in de rode cellen. ... Het medische team gaf Mevr. Peyton extra zuurstof door een masker totdat zij virtueel zuivere O2 inademde.  De weinige rode cellen die ze had waren volgeladen - maar er waren juist niet genoeg voertuigen overgebleven om de brandstof die haar lichaam nodig had te vervoeren.  Haar snakken naar lucht verhevigde.  Haar ademhalingsritme steeg.  Ze werd meer en meer "dronken" en uiteindelijk - onvermijdelijk - lieten de spiervezels van haar hart haar wanhopige noodzaak aan zuurstof zien.  Ze ontwikkelde verpletterende, ernstige borstpijnen."

    De dokter schrijft nu in het artikel haar gevoelens neer als hij in de kamer van de patiënt binnenkwam:

    "Als ik de kamer binnenliep... was ik onder de indruk van de scène die zich voor mij afspeelde. In het middelpunt van ieders belangstelling bevond zich een grote vrouw met een zuurstofmasker, snakkend naar lucht, vlugger ademend dan menselijk gezien mogelijk leek.  Aan het hoofd van haar bed zaten drie vrienden, medekerklidmaten, tot haar sprekend...
    Aan haar zijde stonden verschillende dokters - een die de monitor aangaande haar vallende bloeddruk bekeek, een andere op zoek naar wat bloed uit een slagader.  De vloeistof die het buisje vulde leek op Hawaiian Punch; Testen wezen op een rode cel getal van 9 (normaal zou dat 40 zijn).  Naast het bed hing een zak kersrode urine.  De vrouw was aan het sterven.  De diepe valleien die zich aftekenden op het cardiogram wezen op een hart in pijn.  Binnen een paar uren zou de aangerichte schade onomkeerbaar worden.  De vrouw kreeg een hartstilstand.  Een team dokters en verpleegsters begon met cardiopulmonaire  reanimatie, diende epinefrine en atropine toe, dan een elektrische stroomstoot door het hart.  Het begon zenuwachtig zijn activiteit en stopte dan terug.  Meer CPR, meer epinefrine en atropine, nog een elektrische stroomstoot, meer CPR.  Dit ging zo een uur door totdat er geen hoop of doel meer was.  De patiënt was dood zonder mogelijkheid tot terugbrengen. “

    De chirurg die dit beschreef karakteriseerde de vrouw niet als een fanaticus.  Ze schreef:

    “Het was een intelligente vrouw, werd mij verteld, die volledig de gevolgen van haar beslissing begreep.  Maar haar oordeel, zo leek het mij, was afkomstig van een blinde vlek haar opgelegd door haar geloof.” 18

    Hier gaat het over een vrouw die een terugkerend probleem had van herhaaldelijke operaties. Dit wetende, zou het opslaan van haar eigen bloed haar kunnen aangesproken hebben als een veilige, raadzame procedure.  Een "theocratische wet" echter maakte dit onmogelijk. Gehoorzaamheid aan de "theocratische wet" liet haar geen persoonlijke keuze in deze zaak.

    Als de organisatorische regels echt op de bijbel waren gebaseerd, dan zou elk lijden dat zou voorspruiten uit het onderhouden van die regels - zoals een schadetoebrengend uitstel of vermijden van een operatie door de zorgen of onzekerheid over bloedkwesties, of zelfs het verliezen van iemands leven omdat men zich onder de goddelijke verplichting voelt bloed te weigeren behalve de "aanvaardbare" bloedcomponenten - kunnen bezien worden als eenvoudigweg het lijden dat een dienstknecht moet bereid zijn onder ogen te zien. 19


    Vele Jehovah’s Getuigen zijn zeer oprecht om de maatstaven van hun organisatie hoog te houden.  Sommigen hebben zelfs hun jonge kinderen zien sterven als resultaat en het zou verschrikkelijk onrechtvaardig zijn te beweren dat dit te wijten was aan een gebrek van ouderlijke liefde van hun zijde.  Zij hebben simpelweg de organisatorische maatstaven en beleidsregels aanvaard - hoe complex of verwarrend ze ook zijn - als door de bijbel ondersteund en dus door God ingesteld.  Nochtans werden beweringen zelden zo zwak gefundeerd.

    Zoals reeds aangestipt, is de argumentatie van de Wachttoren vooral gebaseerd op teksten uit de Hebreeuwse Geschriften, voornamelijk die uit de Mozaïsche Wet.  Omdat het Genootschap zelf erkent dat christenen niet onder die Wet staan, wordt de tekst van Genesis hoofdstuk 9, verzen 1-7, dikwijls geciteerd. Hier staat:

    1 Vervolgens zegende God Noach en zijn zonen en zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde. 2 En een vrees voor U en een verschrikking voor U zal blijven op elk levend schepsel van de aarde en op elk vliegend schepsel van de hemel, op alles wat zich op de aardbodem beweegt, en op alle vissen van de zee. In UW hand zijn ze nu gegeven. 3 Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag U tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan U. 4 Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt GIJ niet eten. 5 En bovendien zal ik UW bloed van UW zielen terugeisen. Van de hand van elk levend schepsel zal ik het terugeisen; en van de hand van de mens, van de hand van een ieder die zijn broeder is, zal ik de ziel van de mens terugeisen. 6 Al wie het bloed van een mens vergiet, diens eigen bloed zal door de mens vergoten worden, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt. 7 En wat U aangaat, weest vruchtbaar en wordt tot velen, doet de aarde van U wemelen en wordt tot velen daarop."

    Er wordt beweerd dat, aangezien alle mensen van Noach en zijn zonen afstammen, deze geboden nog steeds van toepassing zijn op alle mensen.  Dit heeft de implicatie, zo zegt men, dat de geboden over bloed in de Mozaïsche wet moeten worden bezien als herhalingen of uitbreidingen van die eerdere basiswet en dus zijn zij allen nog van kracht, anders zou het citeren van die teksten weinig zin hebben   voor christenen aangezien deze niet onder de Mozaïsche wet staan20.  Het goddelijke decreet betreffende bloed tot Noach is volgens hen eeuwigdurend van toepassing.

    Als dat zo is, moet dit dan eveneens niet gelden voor het vergezellende gebod om "vruchtbaar te zijn en tot velen te worden", "om de aarde van u te doen wemelen"?  En als dit het geval is, hoe kan de Wachttoren dan verrechtvaardigen dat zij Getuigen aanmoedigt tot het ongehuwd zijn of het kinderloos blijven van echtparen?  Onder het kopje "Kinderen voortbrengen in deze tijd" in De Wachttoren 1988 van 1 maart blz. 21 wordt gezegd, rekening houdend met de kort geworden "overgebleven tijd" om het predikingswerk gedaan te krijgen, "Daarom is het voor christenen passend zich af te vragen hoe het sluiten van een huwelijk of, indien zij getrouwd zijn, het hebben van kinderen invloed zal uitoefenen op hun aandeel aan dat uiterst belangrijke werk."  Het erkent dat het voortbrengen van kinderen deel uitmaakte van Gods gebod volgend op de Vloed, maar beweert (blz. 22) "Dit wil niet zeggen dat de handelwijze die door Noachs zonen en hun vrouwen vóór de Vloed werd gevolgd, noodzakelijkerwijs als stelregel moet dienen voor nu levende echtparen." (Blz. 26) "In deze tijd maakt het voortbrengen van kinderen niet specifiek deel uit van het werk dat Jehovah zijn volk heeft opgedragen. . . . Het al dan niet hebben van kinderen in deze tijd van het einde is derhalve een persoonlijke kwestie waarin elk echtpaar zelf een beslissing moet nemen. Maar aangezien ’de overgebleven tijd kort is geworden’, doen echtparen er goed aan zorgvuldig en onder gebed het ‘voor en tegen’ van het voortbrengen van kinderen in deze tijd te overwegen." Als Jehovah’s woorden tot Noach betreffende het krijgen van kinderen en ‘te wemelen van vruchtbaarheid’ kan opzij gezet worden als niet langer van toepassing, hoe kan er dan consequent worden geargumenteerd dat Zijn woorden betreffende bloed moeten worden bezien als zijnde van kracht blijvend en dit te gebruiken als rechtvaardiging voor de toepassing van de geboden in de Mozaïsche wet betreffende bloed als zijnde van kracht voor christenen vandaag?

    Meer betekenisvol is echter dat men die woorden in Genesis iets heel anders laat zeggen dan wat ze werkelijk zeggen.  Bij het lezen van dit verslag wordt u zonder meer duidelijk dat God daar spreekt over bloed in verband met het doden van dieren en daaropvolgend over het doden van mensen.  In het geval van de dieren, werd hun bloed uitgegoten waarbij men te kennen gaf dat het aldus geofferde leven (voor voedsel) door goddelijke toelating was, niet door een natuurlijk recht.  Bij de mens, zou het vergieten van zijn bloed oproepen tot het leven van degene die het had vergoten, menselijk leven was een gave van God en nergens wordt mensen door Hem de toelating gegeven dit te ‘nemen’.  Het vergoten bloed van geslachte dieren of gedode mensen staat voor het leven dat zij hadden verloren. 21  

    Hetzelfde is waar m.b.t. de teksten uit de Mozaïsche wet die dikwijls worden geciteerd die vereisen dat bloed wordt "uitgegoten".  In alle gevallen verwijst dit duidelijk naar het bloed van dieren die werden geslacht. Het bloed vertegenwoordigde het genomen leven, niet het leven dat nog altijd in het schepsel werkzaam was. 22

    Bloedtransfusies echter zijn niet het resultaat van het doden van eender welk dier of mens, het bloed komt van een levende donor die ermee doorgaat te leven.  Eerder dan het vertegenwoordigen van iemands dood, wordt zo’n bloed gebruikt voor het exacte omgekeerde doel, namelijk het behoud van leven.

    Dit wordt hier gezegd, niet om te verklaren dat bloedtransfusie een aangewezen praktijk is of onbetwistbaar juist is, maar om te tonen dat er geen echt verband of werkelijke parallel is tussen het Genesis mandaat betreffende het slachten en dan het eten van het bloed van het geslachte dier, en het gebruik van bloed in een transfusie. Er is simpelweg geen parallel.

    In december 1981, schreef een man die studeerde met Jehovah’s getuigen naar de Watch Tower Society, waarbij hij zijn moeilijkheid uitdrukte het beleid i.v.m. bloedtransfusies te harmoniseren met de geciteerde schriftuurplaatsen die als basis werden gesteld.  Zijn bespreking van de teksten onthullen overeenkomstige besluiten als degene die zopas werden gepresenteerd:

    “De bovenstaande passages lijken mij aan te wijzen dat de verboden tegen het eten van bloed in de Bijbel, enkel verwijzen naar de situatie waar een man het slachtoffer doodt en dan het bloed gebruikt zonder het te laten weerkeren tot God die alleen het recht heeft leven te nemen.”

    Ik was vooral onder de indruk van wat hij schreef op het einde van zijn brief:

    “Een ander punt betreffende dit zelfde onderwerp dat mij niet loslaat is dat Jehovah’s Getuigen zeggen dat God het eten van bloed verbiedt omdat het leven symboliseert, dat van hoge waarde is in de ogen van God, en dat hij de mens hiervan wil doordringen door het verbod op het eten van bloed.  En dit lijkt mij erg redelijk.  Wat ik echter niet inzie, is hoe het symbool van grotere waarde kan zijn dan de realiteit die het symboliseert.

    Toegegeven, in de meeste gevallen zijn bloedtransfusies van weinig waarde of zelfs schadelijk, maar in een klein percentage van gevallen is bloed de enige mogelijk manier om het leven te onderhouden totdat een andere behandeling kan worden gegeven, bijvoorbeeld bij een zware inwendige bloeding die niet onmiddellijk kan worden gestopt.  Het lijkt mij dat in dit soort situatie een persoon te laten sterven om het symbool van leven te onderhouden een tegenstelling is op zichzelf en meer belang hecht aan het symbool dan aan de realiteit die het symboliseert. ... Ik geloof even rotsvast als Jehovah’s Getuigen dat een ware christen moet bereid zijn zijn leven te geven voor zijn geloof in God, als hij daartoe gedwongen wordt.  Maar het leven weggeven als God het niet werkelijk vereist of verlangt, lijkt mij niet van enige echte waarde.” 23

    Tenslotte is het gebruiken van wetten die gebieden het bloed van geslachte dieren "uit te gieten" als basis om het opslaan van bloed te veroordelen naast de kwestie.

     Overeenkomstig de context werd de Israëlieten geboden het bloed van geslachte dieren "uit te gieten" om te voorkomen dat het alsnog werd gegeten, niet omdat het niet mocht opgeslagen worden.  Wetten die dat eruit opmaken zijn onlogisch en een pure manipulatie van het bewijsmateriaal, die een mening opleggen die nooit werd beweerd of zelfs eruit voortvloeit.

    Omwille van het feit dat christenen niet onder een wetstelsel staan maar onder de "koninklijke wet van liefde" en de "wet van het geloof" verdienen deze punten ernstige meditatie.24

    Toont het werkelijk waardering voor de kostbaarheid van het leven als men toelaat dat willekeurige beleidsregels ons dicteren in cruciale situaties?  Spreidt het liefde voor God of liefde voor de naaste tentoon deze op te stellen zonder duidelijke verklaringen in Gods Woord als ondersteuning?

    Ongetwijfeld is de voornaamste tekst die de Wachttoren gebruikt in z’n argumentatie die van Handelingen 15:28, 29.  Deze verzen bevatten de beslissing van de mannen uit Jeruzalem en includeren de woorden "U te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij."  Het schriftuurlijke bewijs dat dit niet werd beweerd als een wettelijk bindende verklaring wordt later in dit hoofdstuk besproken. Deze zaak is van essentieel belang omdat het de hoofdbasis is voor het argument van het Genootschap dat de geboden in de Mozaïsche wet overdraagbaar zijn voor christenen.  Er is verschillende keren op gewezen dat de vermaning zich te onthouden van bloed voornamelijk betrekking heeft op het eten van bloed.  "Voor wie gold de in Handelingen 15:29 opgetekende waarschuwing tegen het misbruiken van bloed?  Prof. E. Meyer antwoordt dat het ging om „het eten van bloed dat krachtens de aan Noach opgelegde wet (Gen. 9:4) was verboden". — Ursprung und Anfänge des Christentums (1962). (hb blz. 4)

    Een fundamentele vraag is dan of het kan bewezen worden dat een bloedtransfusie hetzelfde is als het "eten" van bloed zoals de Wachttorenorganisatie beweert. 25  Er is in werkelijkheid geen sterke basis voor zo’n bewering.  Er zijn natuurlijk medische methoden om "intraveneus" te voeden waarbij speciaal geprepareerde vloeistoffen die voedingsmiddelen bevatten zoals glucose in de aders worden gebracht en aldus voeden.  Zoals de medische autoriteiten weten, en zoals het Wachttorengenootschap bij tijden heeft erkend, is een bloedtransfusie niet intraveneus voeden; het is in werkelijkheid een transplantatie (van een vloeibaar weefsel), geen infusie van een voedingsmiddel. 26 

    Bij een niertransplantatie, wordt de nier niet als voedsel gegeten door het nieuwe lichaam die het intreedt.  Het blijft een nier met dezelfde vorm en functie.  Hetzelfde geldt voor bloed.  Het wordt niet gegeten als het "getransplanteerd" wordt in een ander lichaam.  Het blijft dezelfde vloeibare stof, met dezelfde vorm en functie.  De lichaamscellen kunnen onmogelijk dit getransplanteerde bloed als voedsel gebruiken.  Om dit te doen zou het eerst moeten passeren langs het spijsverteringsstelsel, afgebroken worden en klaargemaakt zodat de lichaamscellen het kunnen absorberen - aldus zou het werkelijk en letterlijk gegeten worden om te dienen tot voedsel. 27

    Als medische practici geloven dat er behoefte is aan een bloedtransfusie doen zij dit niet omdat zij denken dat de patiënt slecht gevoed is.  In de meeste gevallen is het omdat de patiënt niet een tekort heeft aan voedsel maar aan zuurstof, dit te wijten aan een gebrek aan dragers voor het transporteren voor voldoende zuurstof, namelijk, de zuurstofvervoerende rode cellen in het bloed.  In sommige andere gevallen, wordt bloed toegediend omwille van andere redenen, zoals de behoefte aan stollingsfactoren (zoals bloedplaatjes), immunoglobulines die antilichamen bevatten of andere elementen, maar ook hier weer niet als middel om in "voedsel" te voorzien.

    In haar inspanningen rond de bewijzen dat een bloedtransfusie niet hetzelfde is als het eten van bloed te draaien, gebruikt het Genootschap vaak in plaats van de term "voeden" de uitdrukking "het leven onderhouden". 28

    Deze tactiek de term een andere wending te geven dient het enige doel verwarring te stichten.  Het lichaam voeden door te eten en het onderhouden van het leven zijn geen identieke equivalenten.  Eten is slechts één van de middelen om het leven te onderhouden.  We onderhouden het leven op vele andere manieren die even vitaal zijn, zoals door het inademen van lucht, door water in zich op te nemen alsook andere vloeistoffen, door een zekere lichaamswarmte binnen bepaalde grenzen te behouden, door te slapen of te rusten. In hun verwijzingen naar bloed in de Schriften wijzen deze niet op dit brede aspect, "leven onderhouden", maar op de specifieke handeling van het eten van bloed, en duidelijk het eten van bloed van dieren die worden geslacht.  Als een Israëliet vlees at dat bloed bevatte, was hij niet afhankelijk van het bloed om zijn leven te "onderhouden" - het vlees alleen kon dat even goed zonder het bloed verwezenlijken.  Of zijn leven werd "onderhouden" door het eten van het bloed kwam niet ter sprake.  De handeling van het eten van bloed was verboden en over de motivatie of ultieme gevolgen van het eten werd met geen woord gerept in die wetten over bloed.

    De beneveling van de zaak, veroorzaakt door de invoeging van het concept "het leven te onderhouden", laat de Wachttorenorganisatie toe haar leden het idee op te leggen dat een  ieder die een bloedtransfusie aanvaardt minachting toont voor de levengevende losprijs door de reddende kracht van het bloed van de Christus.  De dubbelzinnigheid in deze gedachtelijn blijkt uit het feit dat wanneer de bloedfracties worden toegediend die wel door het Genootschap aanvaardbaar werden geacht, dit precies wordt gedaan om te redden of het leven "te onderhouden" van een persoon, zoals in het geval van Factor VIII, toegediend
    aan hemofiliepatiënten. Of in het geval van immunoglobulines, die geïnjecteerd worden om te beschermen tegen levensbedreigende ziektes of te voorkomen dat een kind sterft als gevolg van Rh incomptabiliteit.29  

    Het is oneerlijk en niet liefdevol om de motivatie van mensen die hun leven of dat van hun beminden wensen te behouden in twijfel te trekken omdat zij bepaalde regels die hun oorsprong vinden in een religieuze organisatie niet onderhouden en men hen een verloochening van het geloof toe te schrijven als daar geen geldige basis voor bestaat, noch schriftuurlijk nog op een andere manier.  Het is een poging hen op te zadelen met een schuldgevoel opgelegd door menselijke maatstaven, niet door goddelijke maatstaven.

    "Zich te onthouden van bloed"

    De publicatie U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven zegt op blz. 216
    "Zo betekent ook ’zich onthouden van bloed’, dat u het helemaal niet in uw lichaam opneemt."
    Overeenkomstig zegt De Wachttoren van 1 mei 1988 blz. 17: "In Jezus’ voetstappen wandelen zou betekenen noch via de mond noch op enige andere wijze bloed in het lichaam op te nemen.".  Maar staat de Griekse term apékhomai zoals gebruikt in de Schrift deze absolute weigering zoals in de publicaties wordt naar voren gebracht zo’n verregaande zienswijze toe?  Of zou het kunnen dat zij een relatieve betekenis heeft, verband houdende met een specifieke of beperkte toepassing?

    Dat het kan van toepassing zijn, niet op een totale allesomvattende weigering maar in een beperkte specifieke context, kunnen wij zien door het gebruik ervan in teksten als 1 Timothéüs 4:3.  Daar waarschuwde de apostel Paulus dat sommige personen die zich uitgaven voor christenen kwaadaardige leringen introduceerden "die verbieden te trouwen en gebieden zich te onthouden van spijzen die God heeft geschapen om met dankzegging te worden gebruikt."  Het is kristalhelder dat hij niet bedoelde dat deze personen anderen geboden zich te onthouden op een totale wijze, op elke manier, van alle voedsel door God geschapen. Dat zou leiden tot vasten en uiteindelijk tot de dood.  Hij verwees klaarblijkelijk naar het verbieden van specifiek voedsel, waarschijnlijk datgene wat onder de Mozaïsche wet verboden was.

    Overeenkomstig vermaant de apostel Petrus (1 Petrus 2:11):

    "Geliefden, ik vermaan U als vreemdelingen en tijdelijke inwoners, U te blijven onthouden van vleselijke begeerten, daar die het juist zijn die strijd voeren tegen de ziel."

    Als wij deze uitdrukking letterlijk zouden nemen, in absolute zin, zou het bedoelen dat wij geen enkel vleselijk verlangen zouden kunnen bevredigen. Dat is beslist niet de bedoeling van Petrus’ woorden.  We hebben vele "vleselijke verlangens", waaronder het verlangen te eten, te ademen, te slapen, ontspanning te genieten en een reeks andere verlangens, die volmaakt juist en goed zijn.  Dus "zich te onthouden van vleselijke verlangens" was enkel van toepassing in de context van wat de apostel schreef, niet verband houdend met alle vleselijke verlangens, maar enkel gerelateerd aan de schadelijke, zondige verlangens die inderdaad ‘strijd voeren tegen de ziel.’

    De vraag is dus, in welke context gebruikt Jakobus en de apostolische raad de uitdrukking "zich onthouden" van bloed?  De raad vernoemde specifiek de inspanningen van sommigen om niet alleen van de heidense christenen de besnijdenis te verlangen maar ook dat zij "de wet van Mozes onderhielden" 31 

    Dit was de kwestie waar het over ging, onderhoud van de Mozaïsche wet, door Petrus beschreven als een lastveroorzakend "juk" 32

    Zijn aanbeveling hield rekening met het feit dat mensen ‘Mozes hoorden voorlezen’ 33

    in de synagogen waarbij hij de christenen uit de heidenen erop wees dat er slechts enkele dingen noodzakelijk waren - dingen door afgoden bezoedeld, hoererij, verstikte dingen en bloed.
    Jakobus wist dat in oude tijden heidenen, "volkeren der natiën", in het land van Israël leefden. Wat waren de vereisten van de Mozaïsche wet voor hen?  Er werd niet van hen vereist dat zij werden besneden, maar het was vereist om zich te onthouden van bepaalde praktijken zoals die werden uiteengezet in het boek van Leviticus hoofdstukken 17 en 18.

    22-09-2009 om 11:59 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloed en Leven, Wet en Liefde (vervolg)

      Die Wet specificeerde dat, niet alleen de Israëlieten, maar ook de "inwonende vreemdelingen" onder hen zich zouden moeten onthouden van offers aan afgoden (Leviticus 17:7-9), van het eten van bloed, waaronder onuitgebloede dode dieren (Leviticus 17:10-16), en van praktijken die seksueel immoreel waren (waaronder incest en homoseksuele praktijken) - Leviticus 18:6-26.

    Terwijl nu het land van Israël zelf onder heidense controle was, met grote getale joden die in verschillende landen buiten Israël leefden, wist Jakobus dat in vele steden van het Romeinse Rijk de Joodse gemeenschap als een microscosmos was die de toestand in Palestina weerspiegelde uit de oudheid.  Het was heel gewoon dat Heidenen synagoge bijeenkomsten bijwoonden en zich tussen hen mengden. 34

    De vroege christenen zelf, zowel joodse als heidense christenen, gingen er mee door deze synagoge bijeenkomsten bij te wonen, we weten zelfs dat Paulus en anderen veel van hun predikingswerk en onderwijzingwerk daar volbrachten. 35

    Jakobus’ verwijzing naar het lezen van Mozes in de synagoge in stad na stad is de basis om te geloven, dat wanneer hij de dingen opsomde die hij onmiddellijk daarvoor had genoemd, hij in gedachte had de onthoudingen die Mozes had uiteengezet voor de heidenen binnenin de Joodse gemeenschap in de oude tijden. Zoals we gezien hebben, somde Jakobus niet enkel dezelfde dingen op die wij vinden in het boek van Leviticus, maar zelfs in dezelfde volgorde: onthouding van dingen aan afgoden ten slachtoffer gebracht en van bloed en van al wat verstikt is (en dus onuitgebloed) en van seksuele immoraliteit.  Deze aanmaning was het gevolg van de omstandigheden die zich dan voordeden, namelijk de mengeling van joden en heidenen in de christelijke bijeenkomsten en de behoefte om vrede en harmonie binnenin die omstandigheden te behouden.  Als de heidense christenen werd aangespoord ‘zich te onthouden van bloed’, werd dit niet begrepen in een allesomvattende zin, maar in de specifieke zin zich te onthouden van het eten van bloed, iets walgelijks in de ogen der joden.
    Om de zaak verder uit te breiden en bloed zelf een soort van "taboe"-status te geven, is de zaak uit zijn schriftuurlijke en historische context sleuren en een betekenis opleggen die er in werkelijkheid niet is. 36

    Opmerkenswaardig is dat Jakobus niet zulke dingen opsomde als moord of diefstal als noodzakelijke dingen om zich van te onthouden.  Die dingen werden reeds veroordeeld zowel onder heidenen als onder de joden.  Maar de heidenen zagen afgoderij en het eten van bloed en het eten van niet uit gebloede dieren en seksuele immoraliteit door de vingers, zij hadden zelfs "tempel prostituees" verbonden met hun plaatsen van aanbidding.  De aanbevolen onthoudingen focusten zich op de terreinen waar heidenen praktijken tolereerden die zeer waarschijnlijk de Joden zouden verstoren en wrijvingen zouden veroorzaken. 37


    De Mozaïsche wet had niet vereist dat vreemde inwoners werden besneden als een vereiste om in vrede binnen Israël te leven en dus zette Jakobus daar ook niet toe aan.

    De brief als gevolg van Jakobus’ aanbeveling werd specifiek gericht aan heidense christenen, mensen "uit de natiën", in Antiochië, Syrië en Cilicië en zoals we hebben gezien, handelde het specifiek over een poging om van de heidense gelovigen te vereisen dat zij de wet van Mozes gehoorzaamden. 38 

    Zoals later wordt aangetoond is er niets dat erop wijst dat deze brief bedoeld is om te worden gezien als een "wet", alsof de Decaloog (de Tien Geboden) werd vervangen door vier onthoudingen, de Quadriloog.  Het was specifieke raad voor een specifieke omstandigheid die zich voordeed in die periode van de geschiedenis.
     

    Voetnoten:

    1 Romans 14:22, 23, JB.
    2
    These positions are spelled out in the Awake! magazine of June 22, 1982, which carries a reprint of an article published in The Journal of the American Medical Association (November 1981 issue). The article was prepared by the Watch Tower Society and sets forth Jehovah's Witnesses' position on blood.
    3 Comment made by Dr. Lowell Dixon, former staff physician and author or co-author of various articles on the subject of blood published in Watch Tower publications.
    4 An inquiry to the Atlanta Red Cross on January 22, 1990, revealed that only about 6 percent of all blood donated there goes out to hospitals as whole blood, the other 94 percent being divided into component parts.
    5 The Encyclopoedia Britannica, Vol. 3 (1969), page 795; The Encyclopedia Americana, International Edition, Vol. 4, 1989, page 91.
    6 Interestingly, the water, composing most of the plasma, freely "moves in and out of the bloodstream with great rapidity" and exchanges with water of the body cells and extracellular fluids. So it is never a constant component of the blood stream. Encyclopoedia Britannica, Macropoedia, Vol. 15,1987, pages 129, 131.)
    7 The New Encyclopoedia Britannica, Macropoedia, Vol. 15 ( 1987), page 135, points out that "Most of the leukocytes are outside of the circulation, and the few in the bloodstream are in transit from one site to another." To categorize them as a "major blood component" is somewhat like saying that passengers riding on a train are a constituent or integral part of the railroad system personnel. Dr. C. Guyton, in The Textbook of Medical Physiology (7th ed., Saunders Company, Philadelphia), page 52, explains that the main reason leukocytes are present in the blood "is simply to be transported from the bone marrow or Iymphoid tissue to the areas of the body where they are needed."
    8 There is evidence that the figure shown in the Awake! chart is inaccurate and that the percentage of leukocytes may approach as much as 1% of the total volume of the blood. At any rate, the fraction is so small that Awake! makes no attempt to show it in the chart's test tube, and it is included with the platelets which, it may be noted, themselves constitute only about 2/l0 of 1 percent of the total of the blood. They are also on the prohibited list.
    9 The New Encyclopoedia Britannica, Macropoedia, Vol. 15 ( 1987), page 135; J. H. Green, An Introduction to Human Physiology, 4th ed. (oxford: oxford University Press, 1976), page 16). on the amount of leukocytes in human milk, see Armond S. Goldman, Anthony J. Ham Pong, and Randall M. Goldblum, "Host Defenses: Development and Maternal Contributions," Year Book of Pediatrics (Chicago: Year Book Medical Publishers, Inc., 1985), page 87.
    10 Genesis 9:3, 4; Leviticus 7:26, 27; 17:11-14; Deuteronomy 12:22-24.
    11 There are about 50 grams of albumin in one liter of blood. To get 600 grams of albumin, therefore, some 12 liters of blood are needed.
    12 This figure has been arrived at by dividing the amount of gamma globulin in one syringe with the amount found in one liter of blood.
    13 In 1900 it was only 11 years.
    14 This estimate is very conservative. The true figure is probably much higher in most cases. The June 15, 1985, Watchtower (page 30) states that "each batch of Factor VIII is made from plasma that is pooled from as many as 2,500 blood donors."
    15 The organization's position on this is spelled out, with much technical detail and reasoning, in the Watchtower of March 1, 1989, pages 30 and 31.
    16 See Awake!, June 22, 1982, page 25; the Watchtower, June l5, 1978, page 30. This ruling was made during the time that the risk of AIDS—though then not —was high; since that time, screening tests and heat treatment have greatly reduced risk of this blood-related infection.
    17 See Awake! June 22, 1982, page 25.
    18 Elisabeth Rosenthal, article titled "Blinded by the Light," Discover magazine, August, 1988, page 28-30.
    19 My wife nearly bled to death in 1970 when her platelet count dropped from the normal range of 200,000 to 400,000 per cubic millimeter down to about l5,000 per cubic millimeter. After days of severe hemorraghing, she was hospitalized at a Brooklyn hospital and both she and I made clear our rejection of platelets or any other blood- derived products (including those that have since been organizationally decreed "allowable"). Fortunately, after a two-week stay and continuing prednisone therapy, she recovered basic health. What I state in this book, then, is not evidence of any personal reluctance to face loss if I believed that adherence to God's will called for it.
    20 Roman 6:14; 10:4; Hebrews 8:6, 13.
    21 Contrary to the Watch Tower's claims, in the Scriptures blood, by itself, consistently represents—not life—but death, figuratively standing for the life lost or sacrificed. Compare Genesis 4:l0, 11; 37:26; 42:22; Exodus 12:5-7 (compare this with 1 Peter 1:18, 19); Exodus 24:5-8; Matthew 23:35; 26:28; 27:24, 25, and so forth. When it is functioning as part of a living creature then blood can be said to stand for life or the living "soul."
    22 Leviticus 17:13,14; Deuteronomy 12:15, 16, 24, 25.
    23 As a friend pointed out, to place the importance of blood as a symbol over that of life itself is somewhat like a man's placing more importance on his wedding ring (symbolic of his wedded state) than on his marriage itself, or on his wife. It is as if, faced with either the sacrifice of his wife or the sacrifice of his wedding ring, he would opt in favor of saving the wedding ring. It may also be noted that Christ made clear that the law was made for man, not man for the law.

    (Mark 2:27) Thus, if life was at stake, Israelites were not obliged to hold to Sabbatical rules if doing so would work against their saving a life, even though that life was the life of a sheep or bull. (Luke 14:5; Matthew 12:11,12) It seems logical to conclude that the same principles would also apply as regards Mosaic laws on blood.
    24
    Romans 3:27; 6:14; l0:4; Galatians 3:10, 11, 23-25; James 2:8, 12.
    25
    The Watchtower of Sepember 15, 1958 (page 575), states that "Each time the prohibition of blood is mentioned in the Scriptures it is in connection with taking it as food, and so it is as a nutrient that we are concerned with in its being forbidden." This still seems to be the basic position and so the Society still argues that a blood transfusion is the same as eating blood, taking it into the body as food.
    26 Awake! October 22, l990, page 9. In endeavoring to claim medical support for their view of transplanted blood as a "feeding" of the body, Watch Tower publications have always resorted to quotations from some medical source of an earlier century, such as the Frenchman Denys of the 17th century. (See, for example, the Watchtower, April l5, 1985, page 13.) They cannot quote a single modern authority in support of this view.
    27 The Watch Tower Society has at times compared a transfusion with infusing alcohol into the veins. But alcohol is a very different liquid, already in a form that body cells can absorb as a nutrient. Alcohol and blood are completely different in this respect.
    28 See, for example, the Watchtower, March 1, 1989, page 30; April 15, 1985, page 12.
    29 See, for example, the Watchtower, June 1, 1990, pages 30, 31. The apostle Peter states that Christ "bore our sins in his body on the cross, so that, free from sins, we might live for righteousness; by his wounds you have been healed." (1 Peter 2:24; NRSV; compare Isaiah 53:4, 5; Acts 28:27.) But this certainly does not justify implying that one's seeking to heal wounds or other physical ailments by medical means is tantamount to showing a lack of appreciation for Christ's healing power in these vital spiritual respects..
    30 Acts l5:20, 29.
    31 Acts l5:5.
    32 Acts l5:10.
    33 Acts 15:19-21.
    34 Compare Acts 13:44-48;14:1; 17:1-5, l0-12, l5-17; 18:4.
    35 Compare Acts 18:1-4, 24-28.
    36 Here, again, if one assigned an absolute sense to the expression to 'abstain from blood, ' viewing it as a some kind of blanket prohibition, this would mean that one could not submit to blood tests of any kind, could not undergo surgery unless it were of a bloodless kind, and in other ways would have to "stay away from" blood in every respect. The context gives no indication that such a blanket prohibition was intended and indicates instead that the injunction was directed specifically to the actual eating of blood.
    37 As far back as April l5, l909, the Watch Tower recognized this as the intent of the letter, saying (page 117): "The things here recommended were necessary to a preservation of the fellowship of the 'body' composed of Jews and Gentiles with their different education and sentiments."

    38 Acts 15:5, 23-29.
     

     

     

     

     

      De bovenstaande tekst is vertaald uit het tweede boek van Raymond Franz: "In search of christian freedom"

    22-09-2009 om 11:53 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe sommige getuigen van Jehovah hebben gereageerd op de gebeurtenissen van 9/11.

    Hoe hebben de getuigen van Jehovah gereageerd na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten ?

     

     

     

     

     

    Engelssprekende getuigen van Jehovah hebben meerdere Internetdiscussiegroepen.

    Achteraf bekeken is het eens interessant om te zien hoe sommige leden van deze"menslievende"organisatie hebben gereageerd op deze tragedie en welk soort van medeleven velen onder hen hebben tentoongespreid ten opzichte van deze niet-getuigen.

    Hieronder zult u enkele overdenkingen kunnen zien op hun fora :

    Noot: We kunnen niet genoeg herhalen dat deze site niet als doel heeft om de aanhangers aan te vallen, maar eerder om de manier van handelen aan de kaak te stellen van een organisatie die verschillende kunstgrepen gebruikt om hen te manipuleren.

    De reacties van sommige getuigen van Jehovah zijn het directe gevolg van zo’n manipulatie ! Laten we dat niet vergeten.

     

    Een bewijs van het einde

    Veel getuigen van Jehovah hebben deze gebeurtenissen in verband gebracht met een teken van het einde, Armageddon.

    Zoals "Poroto" het zegt :

    "Hoo hooo…Dit doet me denken aan een terroristische daad verricht door moslims. Denkt u dat er een antwoord zal komen van de V.S. ? Misschien is dit het begin van het einde van Babylon de Grote ? Mmm".

    Ze hebben zich geen zorgen gemaakt over de duizenden die hun leven hebben verloren, maar eerder wat er gebeurd is met de getuigen van Jehovah uit de nabijheid.

    "LilyoftheValley" schrijft, bijvoorbeeld :

    "Alstublieft, Dang, vertel ons als het goed met je gaat ? We moeten zeker onze broeders in Bethel gedenken in onze gebeden. Ik geloof dat ze zich juist aan de overkant van de oever bevinden ?

    Ik hoop dat iemand uit New York (Annie ?? ) ons weldra zal contacteren en ons zal vertellen hoe het met hen gaat."

     

     

     

    "Artificialsweetner" vertelde :

    "Wij bidden voor onze broeders en zusters uit New York".

     

    Geen woord voor de anderen, wat karakteristiek is voor de acht pagina’s die dit discussieforum bevat(op het moment dat deze zinnen werden geschreven) Zinnen als ‘Ik bid voor al mijn broeders’ zijn gangbaar wanneer ze het probleem aansnijden over wat er is gebeurd in deze sector.

    De reden waarom ze zich weinig druk maken over hun evennaaste is omdat ze ongeduldig wachten op de slachting van 99,9% van de wereldbevolking. Ze verwachten het einde, en denken dat het "daar is".

    Zoals "Flexx" opmerkte :

    "De boekstudie van deze week komt volledig overeen met wat er

    vandaag in de wereld gaande is."

     

    Sommigen gaan er toe over om nog een beetje te overdrijven :

    Zoals deze persoon die zich "……………." laat noemen (Om niet verwarren met "Salsadiva", een dame die dansonderricht geeft, en die natuurlijk niets te maken heeft met de getuigen van Jehovah, schrijven we haar bijnaam "salsadiva" eerder met streepjes) :

    "Laten we het eens hebben over ‘het mat worden van vrees’. De mensen hier op het werk, doen niks anders dan daarover spreken. We waren juist aanwezig op een werkvergadering, waardoor deze vergadering ineens stopte. Men klikte de T.V. aan en we hebben allemaal gekeken. Mensen konden zich nog moeilijk concentreren op zo’n vergadering nadat ze op de hoogte werden gebracht van deze verschrikkelijke situatie. Vervolgens, terwijl we in de lift zaten die me naar mijn bestemming moest brengen, sprak een hoofdverpleegster, haar ontroering uit over die gebeurtenis. Ik heb haar toen gezegd dat dit iets was waar we in onze religie, waar ik al vele jaren bij hoorde,van wisten dat zo iets kon gebeuren. De mensen vragen zich af waarom we van deur tot deur gaan, wel dit was één van de antwoorden. Zo’n gebeurtenissen choqueren ons niet meer, omdat we ervoor worden verwittigd.

    Ze heeft zich tevreden gesteld door me te bekijken en "ja"te knikken met haar hoofd. Ik zou er iets van krijgen dat mensen zo’n drukte kunnen maken over het feit dat we van huis tot huis gaan en dat we hen zinloos ‘vermoeien’.

    Wel, nu zien ze waarom !!! Ik ben er zeker van dat onze vrienden uit New York en elders een speciale gelegenheid zullen hebben om vandaag getuigenis af te leggen. Is het niet zoiets als het woord van Jehovah in vervulling zien gaan ????"

    Al wat "------------" hier doet, is aantonen aan de mensen wie de getuigen van Jehovah in werkelijkheid zijn, en welke soort van "liefde" en "empathie" zij aan de dag leggen ten opzichte van anderen. Ze doet niets anders dan weerspiegelen wat de officiële zienswijze is van het Wachttorengenootschap, en het is interessant op te merken dat deze laatste op de lijst van de UNO staat als een organisatie, gekend wegens hun onderlinge hulpvaardigheid.

    Het is namelijk een feit dat de Getuigen van Jehovah door deze tragische gebeurtenis een "mogelijkheid" hebben gezien om getuigenis te geven.

    Zo heeft "Sprout" verklaard :

    "Tragedies zoals deze zijn mogelijkheden om onze christelijk neutraliteit te tonen in onze commentaren en discussies."

    ’t Is om er ziek van te worden, maar het is waar. Aldus, toont "-------------" aan op welk punt ze gemanipuleerd worden, zoals we hieronder zelf kunnen opmaken uit zijn eigen woorden :

     

    "Afschrikwekkend maar spannend ?

    Ja, dat is het precies ! Ik kan me niet beter uitdrukken, maar dit is het wat ik voelde. En wanneer ze allen zenuwachtig waren op de vergadering deze morgen, was ik, terwijl ik neerzat, hen zo aan het bekijken, en ik gaf glorie aan Jehovah God in mijn hart !!!"

    "Glorie geven aan Jehovah" voor wat daar gebeurd was terwijl er duizenden mensen omgekomen waren. Heel de tragedie aanvoelen als "spannend" ! Het is om er misselijk van te worden. Al degenen die denken dat deze mensen zich alleen maar zorgen maken over zichzelf zouden er beter aan doen om de kwestie eens te herzien.

    "LilyoftheValley" is ook ongerust, maar niet om wat er was gebeurd met de duizenden families. Ze maakte zich zorgen over de getuigen van Jehovah die getuigenis aan het geven waren in de straten aan de voet van de WTC towers!

    "Ik ben verontrust over de broeders en zusters die mogelijk getuigenis aan het geven waren aan het World Trade Center. Ik hoop dat ze gezond en wel zullen zijn."

     

    Het is kenmerkend voor de getuigen van Jehovah om "glorie aan Jehovah"te geven bij zo’n gebeurtenissen.

    "Dropsofjupiter" zei :

    "Het is in werkelijkheid tragisch. De radio, hier, geeft steeds maar nieuws sedert dat het begonnen is. Zoals "…………".heeft gezegd, geef ik glorie aan Jehovah vanuit mijn hart. En dit met verheven stem !

    Ik was me ervan bewust dat we in de laatste dagen leven en dat de grote verdrukking weldra zal beginnen, maar ik heb nooit gedacht dat dit nog zou gebeuren terwijl ik nog leef. Ik had niet meer gedacht zo’n evenement te mogen meemaken. Ik geloof dat dit maar aantoont hoe noodzakelijk het is om Jehovah te dienen elke dag met geheel je leven en met geheel je ziel. En ook hoe belangrijk het is om dicht bijeen te blijven met je broeders en zuster van over de hele wereld."

    En ze verwachten nog ergere dingen, zoals "Cricket" het weergeeft :

    "Dit is waarschijnlijk nog maar het begin. We moeten naar het nieuws blijven luisteren en bidden voor onze broeders."

    Zou je niet zeggen dat ze wachten totdat er nog meer terroristen hen nog meer de mogelijkheid geven om ‘glorie aan hun God’ te geven?

    "Cricket" gaat verder als volgt :

    "Er zal een oorlog komen over de wereld. Ik ben verheugd neutraal te kunnen zijn, maar we zullen ernstig op de proef worden gesteld door de anderen, die zouden willen dat we reageren."

    Deze man maakt zich alleen zorgen omdat hij verwacht dat anderen aan de JG zullen vertellen dat ze iets zullen moeten doen wat ze eigenlijk niet willen. Daar wachten ze al lang op, daarvoor bidden ze.

    De volgende boodschap komt van "Marcheta" :

     

    "Hallo, mijn kostbare vrienden,

    Deze dag heeft alle Getuigen van Jehovah over de hele wereld zeker wakker geschud. Ik wil jullie laten weten dat ik echt heel erg van jullie hou; alstublieft, bidt voor elkaar en denk heel veel aan elkaar bij zo’n dag. Jehovah houdt alles onder controle.!!! Zijn we niet gezegend dat we de waarheden van Jehovah zijn gaan liefhebben ? Mijn handen beven terwijl ik jullie deze boodschap typ. Hebr. 13: 5,6"

    "Moonhues" zegt :

    "Ik ben akkoord met Salsadiva. Het is het moment om te praten over het Koninkrijk van God ! De zuster van mijn bovenbuur werkt in de nabijheid van het Pentagon, en hij is erg angstig en maakt zich werkelijk zorgen om zijn familie. Wij hebben met hem gesproken over de Koninkrijks hoop en de bijbelse profetieën. ’t Is ‘t moment om erop uit te trekken en te gaan prediken. En tevens, zonder te schipperen inzake christelijke neutraliteit, en te gaan praten met zoveel mogelijk mensen over de christelijke liefde !"

    ‘Christelijke liefde’ ? Ik zeg dat het gaat om een vorm van perversiteit.

     

    "Dang" maakt zich alleen maar zorgen over de hoofdzetel van de Watch Tower Society en de gemeente :

    "Ik heb juist gesproken met een broeder uit Bethel. Alhoewel de gebouwen veel rook en stof op zich hebben gekregen van de eerste ontploffing, is er verder niets ergs gebeurd. Met de tweede explosie was de wind gedraaid naar het Zuiden en Bethel heeft er niets van ondervonden. Niemand in onze gemeente is geraakt geweest. Verschillende personen uit onze gemeente en ook de naburige, die werkten bij en in de WTC waren niet op hun werk om verschillende redenen.

    Wetend dat er zo’n groot aantal slachtoffers zijn, heb ik schrik dat er onder hen enkele broeders en zusters zouden zijn die werkelijk hun leven hebben verloren. Ik zal verdere inlichtingen verschaffen vanaf het moment dat ik iets meer weet."

    De reden waarom JG zich verheugen over datgene wat gebeurd is, om de woorden van "Cricket" te gebruiken, is "dat het belangrijk is zich te herinneren dat Jehovah zijn volk beschermt".

    De mensen in het World Trade Center en het Pentagon waren niet het "volk van Jehovah", dus waarom zich daarover zorgen maken !

    De wil van de God van de JG.

    Zoals verteld door "Rachelpy" :

     

    "Werkelijk, dat is het teken van de laatste dagen dat me persoonlijk het meest heeft gechoqueerd. Dat is misschien het startsignaal van de vervulling van de profetie. Misschien het versterken van de macht van de UNO met het oog op de aanval op Babylon de Grote ? We kunnen het nog niet weten, maar we mogen zeker zijn dat de woorden van Jehovah zullen uitkomen en geen enkel zal onvervuld worden. Ook ik bid voor al mijn beste broeders en zusters die eventueel zouden lijden onder deze verschrikkelijke tragedie. Wij weten maar al te goed, dat ze, net zoals elk van ons, in de machtige handen van Jehovah zijn en er is geen betere en zekerder plaats."

    Je moet afwachten !

    De JG "vol van liefde" kunnen maar niet wachten zodat God een eind maakt aan het werk van de terroristen.

     

    "Benadem" geeft het volgende commentaar :

     

    "Gisteren nog, was er één van mijn bijbelstudies die op 2 Timotheus 3: 3 commentaar gaf waar men zegt dat de mensen, in deze kritieke tijden, ‘niet ontvankelijk zouden zijn voor enige overeenkomst’ en hij paste het toe op de wereldsituatie van vandaag. Het is zeker en vast een uitleg over deze terroristen, of het nu op ecologisch, religieus vlak, tegen de regering of iets anders is. Gewelddadige mensen zijn ‘niet ontvankelijk voor enige overeenkomst’ wat het oplossen van de wereldproblemen betreft. En de onschuldigen zijn daar dikwijls het slachtoffer van. Iedereen en alle naties zijn kwetsbaar voor de listen van Satan, en het is ironisch genoeg te moeten constateren dat deze natie zelfs niet in staat was om zijn militair complex te beschermen: Het Pentagon is slechts een immens gebouw met bureaus ; ik heb er gewerkt gedurende de jaren ’70. Al diegenen die vertrouwen stellen in mensen zijn vanzelfsprekend erg ontgoocheld.

    Maar ik heb me zelf moeten afvragen : Indien de mensen geschokt zijn door deze situatie, hoe zal het dan zijn met hun angst wanneer Armageddon komt ? Het is slechts onder de bescherming van Jehovah dat elk zijn hachje zal redden !"

    De volgende keuze krijgen we : Ofwel getuige van Jehovah zijn, of gedood worden door Jehovah, die de aangekondigde terroristen gebruikt, zoals voorspeld in 2 Timotheus.

    Je moet je er niet aan verwachten dat de organisatie van Jehovah’s getuigen zich zorgen zal maken over je indien je geen deel bent van hen. !

    Het wordt stilletjes aan tijd dat de mensheid gaat begrijpen welk soort organisatie zij in werkelijkheid zijn !

     

     

    Wat de Getuigen van Jehovah verteld hebben na deze tragedie

    Enkele opmerkingen geschreven door "Bridgette"

    "Akkoord, ik weet (of ik wil het geloven) dat alle getuigen niet zo ongevoelig zijn. Tenminste, dat hoop ik toch. Sommigen zijn goed en meelevend, maar hier zullen we enkele houdingen zien die een diep contrast vormen en die me er van bewust maakt hoe gelukkig ik ben niet te moeten behoren bij een groep mensen, die in zijn geheel beschouwd, een groot gebrek aan liefde ten toon spreidt. Indien de Christus gelijk had en men zijn ware discipelen kon herkennen aan hun vruchten, dan…"

     

    Een katholieke priester zei het volgende over deze tragedie :

    "Moge God erbarmen hebben met ons en met al diegenen die betrokken zijn in deze tragedie. Laten we bidden voor al diegenen die door deze beproeving moeten gaan."

     

    Een Getuige van Jehovah zei :

    "Onze broeders over de gehele wereld worden elke dag geconfronteerd met dit soort problemen !" (Een Bethel vertegenwoordiger)

     

    Dat is zeker waar, maar wat een gebrek aan medegevoel en liefde ! Natuurlijk, mensen over de gehele wereld worden elke dag daarmee geconfronteerd en niet alleen de JG.

     Vandaag zei een lid van het Bahaï geloof:

    "Ik bid voor allen die daardoor geraakt zijn. En ik maak me zeker zorgen over de hulpverleners (deze dame heeft ook haar bezorgdheid geuit over de mensen die afkomstig zijn uit het Nabije Oosten en die bijgevolg onrechtvaardige vervolging zouden kunnen ondergaan ) .

    Een JG vertelde :

    "We zullen er onze schik in hebben wanneer de terroristen zullen geïdentificeerd worden en wanneer de Verenigde Staten hen zullen beginnen te zoeken, zonder nog te spreken van de gevolgen op de globale markt. Yeah, zoals ik zeg, mensen : ‘Welkom bij de G[rote] V[erdrukking] met het grote H[armageddon] als hoogtepunt."

    ("Chipster", op een discussieforum van de JG, verdedigster van het geloof van de JG en speculerend op een economische crash als leuk gevolg van deze tragedie).

     

    Een atheïst is nu aan het woord :

    Ik ween voor al die verloren zielen vandaag en voor al diegenen die lijden onder religieus fanatisme. ("Silver Leaf",een atheïst die zich aangemeld heeft op de forum van de JG).

    Een JG zei :

    "Dat zal werkelijk interessant worden wanneer de markt zal open gaan (indien ze open gaat) ; sta er eens bij stil dat we nog niet in de voor mij speciale maand, oktober zijn. (Een lid van het discussieforum JG, verdediger van het geloof van de JG en zijn of haar vertrouwen uitend (alsook zijn vreugde) dat deze tragische gebeurtenis zou kunnen dienen in het door hemzelf gekende voornemen).

    Een katholieke non vertelde me :

    "Is dat niet verschrikkelijk ? Hebt u familie hier ? Dat de Heer met u moge zijn".


    Uiteindelijk, stonden er onnoemelijk veel mensen in de rij, soms gedurende 4 uur, om hun bloed te geven voor zo’n tragedie die honderden km van hen plaats vond. Velen hebben geld gegeven en in tal van landen hebben de kerken hun deuren geopend om mensen op te vangen die op de luchthavens geblokkeerd waren. Al die mensen waarmee ik in contact ben getreden hebben hun diep verdriet geuit, hun wanhoop, hun medeleven.

    Een ouderling bij de JG zei :

    "We houden ons daar niet mee bezig, we weten dat het einde zal komen."

    Waar is de liefde ?

    Spijtig genoeg waren er tezelfdertijd heel veel uitspraken die van de WOL kwamen (een discussieforum voor "ware"getuigen van Jehovah) waarbij men uitdrukkingen gebruikte zoals "laten we Jehovah loven" of " Ik verheug me in Jehovah".

    Alstublieft, vertel me dat er toch ook onder hen personen zijn die niet zo onmenselijk denken over zo iets, of die er gewoon toe kunnen komen om eens voor zichzelf te denken. Nog eens, het is goed om zich te herinneren dat ik werkelijk het juiste besluit heb genomen om deze organisatie te verlaten. En zelfs indien ze gelijk zouden hebben (wat ik absoluut niet geloof), dan zou ik nooit eeuwig in zo’n "paradijs" kunnen leven met zo’n egocentrische, ongevoelige, harteloze individuen.

     

     

    Een boodschap die kwam van een lid van Bethel Brooklyn na de terroristische aanslagen in de V.S. :

    "Al een hele tijd bezoek ik jullie site en ik ben heel erg ingenomen met de informatie die jullie me geven. Men vindt er heel veel antwoorden op de vele vragen die ik me al gedurende jaren stel. Ik heb uw recent artikel gelezen over "de reacties van de JG na de terroristische aanslagen in de V.S"., en ik ben bereid om jullie zelfs enkele aanvullende informatie te verschaffen. Ik ben een Amerikaanse Betheliet en ik zie de zaken zoals ik ze van hier intern bekijk. Voel u vrij om mijn woorden te gebruiken (maar niet mijn naam) , als u het begrijpt wat ik bedoel?

     

    Dezelfde morgen van de aanslag, werd de drukkerij van Brooklyn en de bovenste verdiepingen van Sands 90 geëvacueerd uit voorzorg. Toen het tijd was voor het middagmaal heeft Gerrit Lösh een communicatie voorgelezen opgemaakt door het Amerikaanse filiaal waarbij hij vermelde dat de mensen nu meer open zouden staan voor onze boodschap. Het filiaalcomité maakte zich natuurlijk zorgen over de Bethelveiligheid, aangezien de politiemacht nu geconcentreerd was op de plaats van de catastrofe. Vergrotende veiligheidsmaatregelen moesten getroffen worden en men vroeg ons om niet aanwezig te zijn op de vergaderingen die normaal zouden plaats hebben in de avond zelfs in onze respectievelijke gemeenten. Na het middagmaal, werden de gebouwen van Furman 360 afgesloten wegens de mogelijkheid van schade, door rook en afval.

    Tijdens de woensdagmorgen vergadering, heeft Gerrit Lösch ons tijdens de dagtekst bespreking aangemoedigd om ons te concentreren op de inlichtingen die van geestelijke orde waren in de tekst. Er was geen discussie over de tragedie van de dag voordien, met uitzondering van de mededeling dat we ons op de gewone manier naar ons werk zouden begeven die dag en een waarschuwing tegen patriottisme.

    Het dinsdag programma bestond uit een lezing van vijf minuten na het normale programma, uitgesproken door Robert Wallen. Hij moedigde ons aan om aandachtig te zijn en vol medeleven in de velddienst dit weekend, en hij toonde ons enkele publicaties die we zouden kunnen aanbieden, waaronder de recentste nummers van de Wachttoren en de Ontwaakt !, alsook een traktaat. De lezing drukte ons op het hart dat we de plaatsen waar veel mensen bijeenstonden moesten mijden (hier refereerde hij naar omdat er een beetje overal in New York aanwezige ‘waken’ werden gehouden) omdat het zou kunnen dat er daar dingen zouden geschieden waar we niet konden aan meedoen.

    Er waren tijdens verschillende diensten van Bethel, vergaderingen waarbij de ouderlingen ons aanmoedigden om het te mijden te veel aandacht te schenken aan televisiereportages over de tragedie en eerder de Bijbel te lezen. De leden van de familie werden aangemoedigd om elkaar te troosten. Sommige van die vergaderingen duurden minder dan15 minuten, en was slechts een voorwoord op de vergaderingen die over andere onderwerpen ging. Voor zover ik weet, en tenminste tijdens de belangrijkste diensten, bestonden de lezingen uit een of twee toespraken.

    Alhoewel ik denk dat het merendeel van de bethelieten diep geroerd zullen geweest zijn vanwege zo’n tragedie, maakten sommigen van de gelegenheid gebruik om leerstellige punten aan te kaarten. Sommigen vertelden zelfs dat de slachtoffers van geluk mochten spreken, want nu zouden ze een opstanding kunnen krijgen. Volgens de leerstellingen van de getuigen, zouden die mensen die met Armageddon zouden vernietigd worden, geen hoop meer hebben. Ik denk hierbij aan de geestelijken afkomstig uit New York die mooie geestelijke waarheden hebben geuit, maar er waren heel wat bethelieten die kritiek hadden op hun toespraken.

    Het besturend lichaam had kennelijk besloten dat het beter was niets te doen. Geen troostende woorden voor de Bethelfamilie, geen persverklaring en geen enkele hulpbijstand zou georganiseerd worden.

    De JG die Bethel bezochten konden onderdak krijgen in de kamers gereserveerd voor de bezoekers en maaltijden werden uitgedeeld aan de Getuigen die werkten beneden Manhattan en die naar Bethel Brooklyn kwamen nadat de Twin Towers waren vernietigd. De kringopzieners werden erop uitgezonden om na te gaan bij de locale broeders of er slachtoffers onder hen waren. Ik heb iets vernomen dat me niet aanstond over het onderwerp van hulp verschaffing in het verleden bij de JG. De hulpfondsen die gewoonlijk van het Genootschap afkomstig waren, komen van giften geschonken door de JG aan een speciaal fonds, en ze doen soms een dringend beroep hiervoor op de leden van de Bethelfamilie. Ze weigeren hun eigen fondsen te gebruiken, wat heel erg is, wetend dat het bezit van het Genootschap toeneemt aan een snel ritme.

    De meesten van de Bethelieten van Brooklyn, Patterson en Wallkill bereiden zich voor op een heel actief weekend in de velddienst. De inspanningen die tentoongespreid zullen worden om hun buren te troosten zullen misschien echt zijn, alhoewel ondoeltreffend, maar ik heb hierbij een onaangenaam gevoel dat er een grote hoeveelheid publicaties zullen verspreid worden. Heel die massa literatuur zal het publiek niet tot veel nut zijn, want voordat die tragedie plaats vond op dinsdagmorgen, waren ze al heel lang voordien gedrukt. In de mate waarin die verspreiding van publicaties een middel is om voordeel te trekken uit deze tragedie, vind ik het machiavellistisch en uitdagend.

     

     

     

     

     

    Het huidige document is gebaseerd op een dossier van Kent Steinhaug - Ik dank C.D. voor zijn medewerking.

     

     

     

     

     

    zie ook eleuthera.aggelia.be of de site waaruit vertaald: www.aggelia.be

    14-09-2009 om 16:30 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De doopvragen door de jaren heen.

    Doopvragen


    Ziehier de doopvragen, zoals ze werden gesteld aan de kandidaten in de jaren 60:

    1) Hebt u voor God erkend dat u een zondaar bent die redding nodig heeft, en hebt u tegenover hem beleden dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, tot u komt ?

    2) Hebt u zich op grond van dit geloof in God en in zijn voorziening voor redding, onvoorwaardelijk aan God opgedragen om voortaan zijn wil te doen, zoals hij deze door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de bijbel, onder de verlichtende kracht van de heilige geest, aan u openbaart ?

    Ziet de Wachttoren van 1 november 1966, blz. 657, §16.


    Laten we nu deze vertaling vergelijken met de Engelse tekst die werd gepubliceerd in de Wachttoren van
    1 augustus 1966, pagina 465 :

    1) Have you recognized yourself before Jehovah God as a sinner who needs salvation, and have you acknowledged to him that this salvation proceeds from him, the Father, through his Son Jesus Christ ?

    2) On the basis of this faith in God and in his provision for salvation, have you dedicated yourself unreservedly to God to do his will henceforth as he reveals it to you through Jesus Christ and through the Bible under the enlightening power of the holy spirit ?

    De Nederlandse versie komt overeen met de originele tekst.
    Gelieve evenwel op te merken dat men in de eerste vraag “God” schrijft in plaats van “Jehovah God”.


    In
    1970, wordt dezelfde formulering gebruikt in de Wachttoren van 15 augustus, op pagina 501, paragraaf 20, zonder een woord te veranderen.
    Maar eigenaardig genoeg, negeert ze de “verbeteringen” aangebracht in de Engelse tekst zoals die werden uitgegeven in hetzelfde jaar, namelijk in de Wachttoren van
    15 mei. (de tekst van het tijdschrift is vertaald in het Nederlands, maar de nieuwe vragen niet).

    1) Have you recognized yourself as a sinner and needing salvation from Jehovah God ? And have you acknowledged that this salvation proceeds from him through his ransomer, Christ Jesus ?

    2) On the basis of this faith in God and in his provision for redemption have you dedicated yourself unreservedly to Jehovah God, to do his will henceforth as that will is revealed to you through Christ Jesus and through God's Word as his holy spirit makes it plain ?

    Men zou het aldus kunnen vertalen :

        1) Hebt u erkend dat u een zondaar bent die redding van Jehovah God nodig heeft ? En hebt u beleden dat deze redding van hem uitgaat en door bemiddeling van zijn loskoper, Christus Jezus, tot u komt ?

        2) Hebt u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor verlossing onvoorwaardelijk aan Jehovah opgedragen om voortaan zijn wil te doen zoals die wil door bemiddeling van Christus Jezus en door middel van Gods Woord, dat door zijn heilige geest duidelijk wordt gemaakt, aan u wordt geopenbaard ?


    Ziehier de nieuwe vragen sedert
    1973 :

    1) Hebt u berouw gehad van uw zonden en u omgekeerd en hebt u voor het aangezicht van Jehovah God erkend dat u een veroordeelde zondaar bent die redding nodig heeft, en hebt u tegenover hem beleden dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus ?

    2) Hebt u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor redding, onvoorwaardelijk aan God opgedragen om voortaan zijn wil te doen, zoals hij deze door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de Bijbel, onder de verlichtende kracht van de heilige geest, aan u openbaart ? (Zie de Wachttoren van 1 augustus 1973, pagina 472, §25).

    Vergelijk deze vertaling met de Engelse tekst die gepubliceerd werd in de Wachttoren van 1 mei 1973, pag. 280 :

    1) Have you repented of your sins and turned around, recognizing yourself before Jehovah God as a condemned sinner who needs salvation, and have you acknowledged to him that this salvation proceeds from him, the Father, through his Son Jesus Christ ?

    2) On the basis of this faith in God and in his provision for salvation, have you dedicated yourself unreservedly to God to do his will henceforth as he reveals through Jesus Christ and through the Bible under the enlightening of the holy spirit ?

    De Nederlandse versie komt tamelijk overeen met de originele tekst.

    Vanaf
    1985  hebben de vragen een heel andere wending.
    Men kan opmerken dat de veranderingen aangebracht sedert
    1970 (in het Engels) en 1973 miniem zijn en dat er aan de verplichtingen die met de doop gepaard gaan, niets verandert.
    Maar het wordt helemaal anders in
    1985. Weinig Getuigen hebben die veranderingen opgemerkt welke niet alleen heel belangrijk zijn, maar die ook zekere gevolgen met zich meebrengen.

    1) Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen ?

    2) Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah’s getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie ? ***

    Wachttoren van 1 juni 1985, pagina 30, 2de kolom
    Vergelijk deze versie met de tekst in het Engels in de Wachttoren met dezelfde datum :

    1) On the basis of the sacrifice of Jesus Christ, have you repented of your sins and dedicated yourself to Jehovah to do his will ?

    2) Do you understand that your dedication and baptism identify you as one of Jehovah's Witnesses in association with God's spirit-directed organization ?


    *** Nota voor de tweede vraag

    Dit is letterlijk vertaald uit het Frans :

    2) Begrijp je dat je door je op te dragen aan God en door je te laten dopen je je identificeert als een Getuige van Jehovah en je je aldus verenigt met de goddelijke organisatie, die geleid wordt door de heilige geest ?

    Hier merken we een vreemde vertaalfout op.
    In plaats van te zeggen “…verbonden met Gods door de geest geleide organisatie”, staat er “…verenigt met de goddelijke organisatie.”

    Zie "Questions pour le baptême"

    Wat merken we op bij deze herziening uit
    1985 ?

    a ) De tekst is veel korter.

    b ) Met de tweede vraag wordt er niet meer verwezen naar de Bijbel of Gods woord.

    c ) Nog altijd met dezelfde vraag wordt de uitdrukking “de wil van God doen, zoals door Jezus Christus wordt geopenbaard”, weggelaten.

    d ) Door zich te laten onderdompelen, identificeert men zich nu met een Getuige van Jehovah (niet met een getuige, maar een Getuige met een hoofdletter G). Dit etiket ‘behorende bij’ werd vroeger nooit aangehaald in de vorige versies.

    e ) Door zich op te dragen aan God, en zich te laten dopen, verenig je je met de organisatie (goddelijke).
    Aldus, door die formulering, schept het Genootschap een heel nauwe band tussen de opdracht en de organisatie. Of, om eventjes de zin om te keren : indien je niet verenigd bent met de organisatie, is het onmogelijk om je op te dragen aan God. Je zou het zo kunnen zeggen - en dit blijkt uit de gesluierde term die het Genootschap gebruikt – dat met de nieuwe formulering bij de doop, men zich opdraagt aan de organisatie.

    f ) Ongeacht de vragen die de vorige jaren werden gesteld, is het niet de Bijbel die verlicht wordt of geleid door de geest van God, maar het is nog eens de organisatie. Aldus kunnen degenen die zich verbinden met haar in geen geval kritiek uiten, aangezien zo’n kritiek uiten hetzelfde zou zijn als tegen de positie ingaan van de geest die haar leidt.


    Waarom heeft het Genootschap de doopvragen veranderd ?
    Het antwoord is simpel. Elke waarnemer zal het daar unaniem mee eens zijn : ze moest zich wettelijk kunnen beschermen.

    Om dit te staven, zijn er veel brieven geschreven door personen die wilden proberen om op een wettelijke wijze te reageren tegen de acties van het Genootschap, speciaal op het moment van hun uitsluiting, wat dikwijls een pijnlijke beproeving was. Deze personen geloofden, ten onrechte, dat ze zich hadden opgedragen aan Jehovah en niet aan een organisatie.

    Ziehier een van de antwoorden van de Watch Tower : “ Vanaf het moment van je doop en je toetreden tot de organisatie van de Getuigen van Jehovah, heb je het christelijke geloof beleden. Je hebt de leerstellingen van de Getuigen van Jehovah aangehangen. Je hebt aanvaard om je te onderwerpen aan de regels en de procedures van het Besturend Lichaam van de Getuigen van Jehovah.


    Stel u nu zelf de vraag ? In welk jaar heb ik mij laten dopen ?
    Dan zul je van nu af weten onder welke leefregel je je hebt geplaatst.

    Indien het vóór 1985 is, besef dan wel dat vanwege de formulering van de doopvragen, je verbintenis t.o.v. de organisatie niet dezelfde is als diegenen die zich na jou hebben laten dopen.

    zie ook eleuthera.aggelia.be of het origineel in het Frans: www.aggelia.be 

     

    20-08-2009 om 17:17 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OOST WEST,THUIS BEST

    Oost West, Thuis Best,

     

     

    In sommige landen hebben getuigen van Jehovah een vereniging opgericht, “Jah-Jireh” met als missie om bejaarde of gehandicapte aanhangers te verwelkomen in rusthuizen die ze zelf hebben opgericht.

    Tegen een betaling per week of per maand (wat het logement, het voedsel en de verzorging dekt), zijn deze getuigen niet meer eenzaam en worden ze verzorgd.

    Inrichtingen van dezelfde aard bestaan al sedert 25 jaar in Engeland en sedert 2001 in Canada.

    De verwezenlijking en de ontwerpen zijn in ontwikkeling in andere streken van de aarde.

     

    Zie http://www.jah-jireh.org/

    “Jah-Jireh” verklaart geen enkele band te hebben met de Watch Tower Bible and Tract Society.

     

     

    Doordat men tot de vaststelling kwam dat deze laatste absoluut niets deed op dit gebied (ze benadrukken het verder in dit artikel, want haar doel is slechts de prediking), wilden de getuigen van Jehovah uit Nederland kennelijk, iets opstarten met dezelfde structuur.

    Maar een brief van de Watchtower heeft een rem gezet op hun geestdrift en enthousiasme.

     

    Ziehier een overgeschreven deel van het document gedateerd 14april 2008 en gestuurd vanuit Bethel te Emmen (Nederland) naar de ouderlingen van de locale gemeenten. (Indien u de scan wilt zien, ga dan naar Eleuthera.aggelia.be)

     

    Postbank 183765

                                                                                                                              ING Bank 66.4324.533

    WACHTTOREN

    BIJBEL- EN TRAKTAATGENOOTSCHAP

    Noordbargerstraat 77 7812 AA  EMMEN   Nederland

    Telefoon  (0591) 68 35 55

    SCA: SCC 14 april  2008

     

    AAN ALLE LICHAMEN VAN OUDERLINGEN

     

    Geliefde broeders,

     

    Als christenen bekommeren wij ons graag om anderen, zeker als zij extra hulp nodig hebben.

    (zie od 167,168).  Gezins- en familieleden, individuele verkondigers en ook gemeenten nemen, waar dat nodig is, passende initiatieven om ook praktische hulp te geven.

     

    Met het oog op behoeften die zij menen waar te nemen hebben sommigen wel eens het plan geopperd om op een wat formelere manier hulp te bieden, bijvoorbeeld door een stichting of een onderneming op te zetten om een soort bejaardentehuis voor Getuigen van Jehovah op te zetten. Hoe dienen wij zulke initiatieven te beschouwen?  Of in hoeverre zouden aangestelde broeders daarbij betrokken moeten zijn?

     

    Als christelijke gemeente zijn wij georganiseerd om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken (Matth.28:19,20).  De publicaties van de “getrouwe en beleidvolle slaaf” – klasse benadrukken de Schriftuurlijke verantwoordelijkheid die met name gezins- en familieleden hebben om in de behoeften te voorzien van ouderen of gehandicapten.

    Terwijl de christelijke gemeente belangstelling toont voor de ouderen en ook in praktische zin hulp biedt, exploiteren of ondersteunen wij als gemeente geen bejaarden- of verzorgingstehuizen, net zomin als dat wij scholen of ziekenhuizen hebben.  Er is geen aanduiding dat christenen in de eerste eeuw dat deden.  Als gewetensvolle aanbidders van Jehovah betalen wij onze belastingen en op basis daarvan verkiezen velen het om voordeel te trekken van de diensten die de overheden ter beschikking stellen.  Tijdens onze prediking worden dergelijke vragen of argumenten ook wel eens opgeworpen, maar dan laten we aan de hand van de Schrift zien welke leiding wij als christenen krijgen om onze tijd en energie te gebruiken voor het doen van Gods wil.-- Zie Redeneren-boek, blz. 224.

     

    Hoe dient het bezien te worden als een broeder die voorrechten in de gemeente behartigt zich inlaat of betrokken is bij seculiere ondernemingen zoals hierboven genoemd? Theocratische bijeenkomsten zijn uiteraard niet de plaats voor het promoten van producten of diensten en we dienen medechristenen niet te benaderen als specifieke doelgroep.  Doet iemand dat toch dan dient hij liefdevolle, maar krachtige Schriftuurlijke raad te krijgen van rijpe ouderlingen(Gal. 6:1;od 141,142; km 7/00 1; w97 15/3 17-22; km 9/87 4). Zou een aangestelde broeder niet gunstig reageren op zulke liefdevolle raad en zou hij in verband met het punt waarover hij raad gekregen heeft moeilijkheden blijven veroorzaken, dan zal beschouwd moeten worden of hij nog aan de vereisten voor zijn aanstelling voldoet.

    Wij vinden het fijn om met jullie samen te mogen werken in het behartigen van de Koninkrijksbelangen en het prediken en onderwijzen van het goede nieuws.  Ontvang alsjeblieft onze hartelijke groeten,

     

                                                                                   jullie broeders

                                                                     Wachttoren B&T.Genootschap

     

    c.Reizende opzieners

    (ik benadruk door het in het rood te zetten) 

     

    Wat is uw reactie ?

     

    Hoe is het mogelijk dat een organisatie die zich christelijk noemt, die beweert zijn naaste lief te hebben, sancties wil treffen ten aanzien van zijn leden die bejaardentehuizen wensen op te richten om de ouderen te verwelkomen ?

     

    Heeft men schrik dat het geld van deze personen uit hun handen zou glippen ?

    Daar men heel goed op de hoogte is dat men een jaarlijkse oproep doet in de Wachttoren (zie namelijk  de rubriek “onroerende goederen” en “testamenten”), zou het ons daarom helemaal niet verwonderen !

     

    Bovendien zijn de argumenten die naar voor worden gebracht door het Genootschap eerder belachelijk. We geven u hierbij twee voorbeelden :

     

    -Ze schrijven : “De publicaties van de “getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse benadrukken de Schriftuurlijke verantwoordelijkheid die met name gezins-en familieleden hebben om in de behoeften te voorzien van ouderen of gehandicapten.”

     

    Vraag : Hebben de families automatisch de nodige materiële bronnen om hun bejaarde of gehandicapte leden te helpen ? Bij het zien van de huidige context, zou het stoutmoedig zijn om affirmatief te antwoorden.

     

    -Ze schrijven ook nog : “wij exploiteren of ondersteunen als gemeente geen bejaarden- of verzorgingstehuizen, net zomin als dat wij scholen of ziekenhuizen hebben. Er is geen aanduiding dat christenen dat in de eerste eeuw deden.”

    Vergeet de Wachttoren (of wil ze het vergeten) dat de eerste christenen leefden in een context van solidariteit waar alle gelovigen hun bezittingen in gemeenschap hadden ?

     

    Uiteindelijk wordt het alleen maar duidelijk dat er meer en meer onenigheid is in het hart van de Wachttoren.

    Zou de befaamde “eenheid” van taal en geest slechts een utopie zijn ?

     

    Voor inlichtingen,ziehier de jaarlijkse oproep in de Wachttoren van 15.11.2008, pag. 6

     

     

    MANIEREN WAAROP SOMMIGEN HET WERK WILLEN ONDERSTEUNEN

     

    Bijdragen voor het wereldomvattende werk : Velen zetten een bedrag opzij dat ze deponeren in de bijdragebussen met het opschrift: “Wereldomvattend werk”.  Elke maand maken de gemeenten deze bijdragen over naar het plaatselijke bijkantoor. Vrijwillige bijdragen kunnen ook rechtsreeks overgemaakt worden naar het plaatselijke bijkantoor.

    Renteloze lening: Geld kan in bewaring worden gegeven met de bepaling dat het aan de gever wordt geretourneerd als hij erom vraagt.

    Aandelen en obligaties: Aandelen en obligaties kunnen als gift aan het Wachttorengenootschap worden overgedragen.

    Testamenten: Bezittingen en geldmiddelen kunnen aan het Wachttorengenootschap worden vermaakt door middel van een rechtsgeldig testament.

    Periodieke giften met een notariële akte: Voor deze giften gelden geen beperkingen aan het via de belastingaangifte in aftrek te brengen bedrag, zoals wel het geval is bij de andere giften.

    Verzekering: Het Wachttorengenootschap kan worden genoemd als begunstigde van een levensverzekeringspolis of van een pensioenregeling. (W.T. 1/11/2004)

     

    Schrijf voor nadere inlichtingen betreffende deze kwesties naar het plaatselijke bijkantoor van Jehovah’s getuigen.

     

     

     

     

    Zie het origineel in het Frans: www.aggelia.be           of vertaald         eleuthera.aggelia.be

    18-07-2009 om 19:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ongelofelijke lezing van Samuel Herd, lid van het besturende lichaam

    De ongelofelijke lezing van Samuel Herd

     

    Lid van het Besturend Lichaam.

     

     

    Bent u er klaar voor om de eindstreep te halen ?

     

     

    De ervaren en vastbesloten renner traint intens om de eindstreep te halen.  Elke zenuw, elke spier, elke gewrichtsband moet getraind worden.  Zijn longen moeten in “conditie” zijn indien hij wil winnen.

    Hij beseft dat het ergste wat hem overkomen kan, is, dat hij zou starten en lopen als een wervelwind om daarna te moeten ervaren dat zijn benen hem parten spelen, zijn longen hem verraden, terwijl hij zo dicht bij het doel is.

    Wat doet hij dus ?

    Lang vóór de wedstrijd, traint hij hard.  Hij gaat ervoor om kracht te verwerven, om te volharden, een goede techniek aan te leren, om te leren gehoorzamen aan de regels, want het is alleen maar op die manier dat hij kans maakt om te slagen.

    De bedachtzame renner loopt, en beseft dat er op zijn pad herkenningstekens staan aangegeven die hem zullen vertellen waar hij zich bevindt in de wedloop.  Deze herkenningstekens helpen hem om zijn energie te beheersen, wijzen hem erop dat hij al dicht zijn doel is genaderd of indien het nodig is zijn tempo krachtiger en langer moet maken en indien hij zich vol energie in de koers moet smijten of indien hij meer de manier van lopen moet berekenen.

     

    Zo is het ook met ons, christenen.  Naarmate we dichter het einde van dit samenstel van dingen, - dus de eindstreep - naderen, zijn er ook overal op ons pad herkenningstekens te zien die ons zullen vertellen waar we staan en wat we verstandelijk kunnen doen.

     

    Ik zou graag hebben dat jullie samen met mij jullie bijbel openslaan bij Mattheus hoofdstuk 24.  Deze avond zal het voornaamste van wat er gezegd wordt, over deze passage gaan.  We zullen ons dus concentreren op Mattheus 24, zelfs indien we er andere teksten bijhalen. We zullen ons concentreren op de beweringen van Jezus, in Mattheus 24.

     

    In dit hoofdstuk zegt Jezus iets dat zeker en vast onze aandacht zal opeisen aangezien het hier gaat over één van de herkenningstekens.  Hij vertelt ons waar we staan en wat we redelijkerwijze aan het doen zijn.

    In Mattheus 24 : 21,22 zegt Jezus : “Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.”

    Jezus plaatst een kilometer herkenningsteken.  Eerst zegt hij, naarmate je het einde nadert, dan zal je iets zien wat genoemd wordt, ‘de grote verdrukking’.  Hij zegt dat dit ‘iets’ afgrijselijk zal zijn.  En indien het niet zou ingekort worden, zou niemand het overleven want het zou nu eenmaal verschrikkelijk zijn.

    Juist nadien, in het vers 29 zegt hij : “Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt.”  Ha, nu hebben we een ander herkenningsteken.

     

    Snel komen we weer bij een ander herkenningsteken, in de verzen 30 en 31 : “En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid.  En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het ene uiteinde der hemelen tot het andere uiteinde daarvan.”

     

    Daarna is dat wat Jezus aan ons beschrijft de op zich uiteindelijke finale.  De herkenningstekens zullen naarmate we vooruitgaan naar het einde van dit samenstel van dingen beetje bij beetje duidelijker worden.

     

    De reden waarom we bij dit punt zullen stilstaan, is dat, eenmaal het eerste teken gepasseerd, de rest er onverbiddelijk snel zal uit voortvloeien zoals wanneer men iets vanaf een heuvel naar een doel laat rollen. We zullen niet meer de tijd hebben om onze stappen aan te passen, of om onze positie te heroverdenken.  De tijd zal heel snel gaan.  Er zal dit en dat gebeuren, en dan opnieuw weer iets anders, enzovoort…totdat het afgelopen zal zijn.  Wat je niet zult gedaan hebben, zul je niet meer kunnen doen op dat moment.  Als je je dan al niet in orde hebt gebracht, zul je het niet meer kunnen doen.  Op dat moment zul je geen nieuwe veronderstelde kracht vinden.  Je zult lopen zoals je altijd gelopen hebt.  Heb je meegelopen met de wereld ?

    Het zou zijn alsof men zou vragen aan een renner die zich al jaren traint op een bepaalde manier, om plots van stijl te veranderen, op de dag van de wedstrijd.  Het is daar nu te laat voor !

    Zelfs indien hij zou veranderen van techniek, hij zou bijgevolg toch verliezen, want hij zou te verward zijn.

     

    Het eerste herkenningsteken presenteert zich met de vernietiging van Babylon de Grote.  Dit is wanneer alles verslechtert.  Op het moment van de vernietiging van Babylon de Grote, juist op dit moment, zullen jij en ik in de strijd van ons leven zijn.

     

    Open nu jullie bijbel bij Openbaring, dan zul je zich een idee kunnen vormen van wat er zal gebeuren wanneer de grote verdrukking zal beginnen.  Neem Openbaring 17 en je zult de meeslepende dingen zien gebeuren.  Op het eind van het vers 1, en dan het vers 2 staat er : „Kom, ik zal u het oordeel tonen over de grote hoer, die op vele wateren zit, met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij.”

     

    Goed.  Laat je blik nu eens vallen op de verzen 10 en 11 : “En er zijn zeven koningen : vijf zijn gevallen, één is er, de andere is nog niet gekomen, maar als hij gekomen is, moet hij een korte tijd blijven.   En het wilde beest dat was maar niet is, is ook zelf een achtste [koning], maar spruit voort uit de zeven, en het gaat de vernietiging tegemoet.  En in het vers 13 : “Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest.”

    En wat doen ze met die nieuwe macht, met die ene gedachte ?  Vers 16 : “En de tien hoorns die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en ze zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden.”   Vers 17 : “Want God heeft [het] hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren, ja, [hun] ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven.”

    Met andere woorden, Jehovah God zal in de nabije toekomst een soort van waanzin scheppen, een soort van dolleman waanzin die zich meester zal maken van de wereldlijke machten en zij zullen Babylon de Grote aanvallen en haar verscheuren omdat ze krijgt wat ze verdient.

    Indien je heel goed aandacht schenkt, dan zijn de dingen al bezig met zich te ordenen om aldus te geschieden. Ze zijn nu al in een nukkige stemming.  Ze sluiten nu al geestelijken op in de gevangenis.  Ze hebben geen enkel beetje respect noch enig gevoel van sentiment voor de geestelijken, ze beroven en vallen hen zo maar aan in de straten van New York.  De dieven breken binnen in de kloosters en stelen wat ze kunnen krijgen, de nonnen worden verkracht.  Ze plunderen zelfs de kerken leeg, en de predikers op de straten.  Zo zien we dat de neiging om Babylon de Grote aan te vallen er al is.  Jehovah alleen zal maken dat ze hun mond wijd zullen openen zodat ze haar in stukken zullen scheuren en zullen verbranden wat er van overblijft.

     

    Wanneer deze herkenningstekens er zullen zijn, zal het het ergste tijdperk zijn, broeders.  Zelfs de wereld zal onthutst zijn wanneer ze zullen zien wat er allemaal in de kerken zal gebeuren.  Kijk met mij mee in Openbaring 18 : 9,10 : “En de koningen der aarde die hoererij met haar hebben bedreven en in schaamteloze weelde hebben geleefd, zullen over haar wenen en zich in droefheid om haar slaan, wanneer zij naar de rook kijken die van haar verbranding afkomt, terwijl zij uit vrees voor haar pijniging op een afstand staan en zeggen: ’Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Ba̱bylon, gij sterke stad, want in één uur we zullen geen Kerstmis meer hebben, geen Pasen, en we zullen geen politieke verkiezingen meer kunnen hebben in uw kerken !

     

     

    (De audio opname begint hier)   zie hiervoor www.aggelia.be

     

     

    …En Babylon zal vernietigd worden.  Het zal voor ons ook niet grappig zijn, want wanneer de politieke leiders zullen zien hoe het met  de geestelijken is afgelopen, dan zullen ze weten dat het nu hun beurt is.

    Ze blijven op de achtergrond omdat ze zien dat het de hand Gods is die ingrijpt.  Ze zullen beseffen dat er iets heel anders aan het gebeuren is wanneer ze hun religieuze groepen en anderen zien vernietigd worden

    Dan wordt het heel belangrijk, want wanneer dit uur is geslagen, wat zal jij en ik nodig hebben ? Wat zullen we nog nodig hebben wanneer we het samenstel ten einde zien lopen ?

     

    Een nieuwe auto ?

    Een nieuw huis ?

    Een nieuw paar schoenen ?

    Een nieuwe mantel ?

    Een nieuw parfum ?

    Modieuze kleren ?

    Geld voor de studies van je kinderen ?

     

     

    Wanneer dat alles staat te geschieden, zul je geen geld meer nodig hebben. Het kostbaarste bezit wat je dan zult hebben zal je geloof in God zijn.  Wanneer het uur is geslagen, dan zal het erg zijn, en niemand zal het overleven tenzij door goddelijk ingrijpen.  De vraag is dan ook : “ Ben je daarop getraind ? Zul je de moed hebben om naar buiten te komen en om het even wat te verkondigen, met gelijk welke boodschap die God je zal opdragen te doen ?

    Als we nu al beven en het moeilijk vinden om het Goede Nieuws te gaan prediken, en als onze training in dat opzicht maar ‘zo en zo’ is, dan moet je niet gaan denken dat je plots een miraculeuze moed zult krijgen om op te staan terwijl men terzelfder tijd bezig is Babylon de Grote in stukjes te kappen en ook iedereen die maar iets over een religieus onderwerp te zeggen zal hebben.

    Denk maar niet een speciale miraculeuze kracht te hebben om de waarheid te vertellen wanneer je het nu nog niet kunt.

     

    Juist na de vernietiging van Babylon, bijna zonder uitstel, kijk met mij in

    Mattheus 24 :29 wat er staat vermeld : “zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt”.

    In welke zin zal de zon worden verduisterd en de maan haar licht niet meer geven, en de sterren uit de hemel zullen vallen, en de hemelen zullen worden geschokt ?

     

    Zonder twijfel zullen er in de eerste fase van deze grote verdrukking, verschillende lichtgevers zijn, de graag geziene geestelijken van de wereld, de politieke en economische lichten, diegenen waarvan men weet dat ze een uitkomst zouden bieden, de geestelijkheid die op een verstandige manier met God zou onderhandelen zodat je gered kon worden ; de economische voorspellers die je zeggen hoe je geld kunt verdienen en je verrijken ; misschien de politieke goeroes die je zullen uitleggen hoe ze de wereld uit de problemen zullen halen…

     

     

    Wanneer dit uur geslagen is, zal de Bijbel onthullen dat ze niets of niemand zijn en dat ze niemand zullen kunnen redden.  Het zal zijn alsof alle sterren uit de hemel hun licht zullen doven en de krachten van de hemelen geschud zullen worden.  Kun je je voorstellen welke verwarring er dan zal heersen onder diegenen die al hun daden en hun geloof in de geestelijken stelden om alleen maar te zien hoe ze vernietigd zullen worden vanaf het begin van de grote verdrukking ?

    Kun je je een beetje voorstellen hoe de mensen de straten zullen doorkruisen op zoek naar een priester die het overleefd heeft ?

    Op zoek naar hen, ja ! “ Wij komen u zoeken want u wist dat we een gratis bijbelstudie konden krijgen, gedurende zo’n 19 weken.  En u hebt ons gezegd dat we ons niet moesten inlaten met de getuigen van Jehovah.  U hebt ons gezegd alleen maar naar hier te komen, ons neer te zetten, naar u te luisteren en dat we dan gered zouden worden.  Maar nu bestaat de kerk niet meer, ze is volledig verbrand ! … Nu hebben we geen gebeden meer, geen kans meer.  Jullie hebben ons bedrogen !”

    En dan zullen ze een eind maken aan degenen die het nog overleefd hebben.

     

    Dan zullen ze de universiteitsprofessoren opzoeken : “U hebt ons gezegd dat terwijl we naar u luisterden, wij van de goede dingen van de aarde zouden kunnen profiteren.  Maar nu is de beurs in elkaar gestort, het geld heeft geen waarde meer.  U hebt ons gezegd dat we door zo’n onderwijs te ontvangen, we een rustig leventje zouden leiden en ziedaar, we hebben bij God geen enkele schat verzameld …Tegenwoordig staan we voor dat groot ding, Armageddon genaamd, die gebeurtenis waarvan de getuigen van Jehovah steeds melding maakten.”

     

                En dan zullen ze ook komaf maken met deze laatste.

     

    Broeders, er zal geen licht meer zijn wanneer dit alles staat te gebeuren.  Zul je gereed zijn ? Zul je iets te zeggen hebben ? Iets wat nog de moeite waard is ? Zou je het bewijs kunnen geven dat je op de juiste wijze aan het rennen bent ?  Waarom is dat zo belangrijk ? Mattheus 24 : 29,30 : Omdat de Bijbel vertelt dat “onmiddellijk nadat de zon, de maan, de sterren zullen verduisterd zijn”, dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel zal verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan…(…)”

     

    Maar wat betekent dat verschijnen van de Zoon des mensen in de hemel ?  Het gaat over dezelfde gebeurtenis als deze uit Mattheus 25 : 31-32 : “Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen.  En alle natiën zullen vóór hem vergaderd worden, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.”

    Waarom is dat zo ?  Wel, Mattheus 24 toont het bewijs dat mensen van de wereld zullen weten en begrijpen dat ze bezig zijn te leven in de finale oordeelsperiode ; ze zullen het bewijs zien ; ze zullen iets onderscheiden dat hen zal overtuigen dat het inderdaad wel zo is !  Ze zullen schreeuwen en wenen want op dat moment zullen ze geen veranderingen meer kunnen aanbrengen, of een studie krijgen uit de Bijbel, of een nabezoek hebben, of op verzachtende omstandigheden kunnen rekenen.

     

    Bent u er klaar voor, broeders ?  Begrijpen jullie zelf wel wat dit in werkelijkheid betekent ?  Wanneer dit teken van de Zoon des mensen in de hemel zal verschijnen, wanneer Jezus op zijn glorierijke troon zal komen, dan zal hij ons oordelen.  Hij zal jou en mij oordelen en op dat moment van de geschiedenis zullen we aangekomen zijn op het punt waar we ofwel een schaap ofwel een bok zullen zijn.  Jij en ik zullen op dit precieze moment het verdict niet kunnen aanpassen, veranderen of in der minne schikken.

     

    Je zult tegen Jezus niet kunnen verklaren : “Oh, Jezus, wacht nog een momentje, ik ben uitgesloten, geef me eerst de tijd om te worden hersteld.”  Oh, neen, neen, neen !  Alle bewijzen zullen klaar en duidelijk bloot liggen die zullen aantonen welk soort van persoon je in werkelijkheid bent.  En wanneer hij zich zal neerzetten, zul je niets meer aan je strafblad kunnen veranderen, geen jota !

    Je zult niet kunnen zeggen, “’t Is te zeggen, Jezus…, ik was onregelmatig, geef mij nog wat tijd, laat me nog…”. NEEN !  “Ik bedoel veranderen van…”.  NEEN !  Want dan, wanneer dat staat te gebeuren, dan zal al wat je geweest zijt in die audiëntiezaal bloot liggen en Jezus zal op dat moment oordelen, punt andere lijn.

     

    Jij noch ik zullen er iets aan kunnen veranderen.  Geen jota !  Het zal afgelopen zijn !  De uitspraak zal gegeven zijn, het zal klaar en duidelijk zijn;  Ge zult ofwel een schaap ofwel een bok zijn. 

    Je zult aan het oordeel niets kunnen veranderen.  Dat is een erge zaak !

     

    Ben je er klaar voor ?  Wat voor iemand zul je zijn op dit moment ?  Welk soort van persoon ben je nu ?  Probeer je je zoveel mogelijk bij de wereld te scharen ?

     

    Om haar look na te bootsen

    Haar manier van kleden

    Haar gedrag,

    Haar dansstijl,

    Haar manier van spreken?

     

    Eens dat Jezus op de oordeelstroon zal hebben plaats genomen, zult je niet meer kunnen zeggen : “Oh, laat mij me ontdoen van dit ‘ding’”, Njet, njet ; Je had het tot zover aan, wel je zult het behouden.  Het is voor wat je geweest bent, dat je geoordeeld zult worden.

    Het getuigenis dat je hebt gegeven tussen vandaag en het moment waarop Jezus op zijn troon gaat zitten zal het getuigenis zijn dat zal onthouden worden, het zal de beslissende factor zijn om te bepalen of je een schaap of een bok zult zijn.  Begrijpt dat, broeders, begrijpt dat.

     

    Laat mij dat eens op een andere manier illustreren : Je hebt zeker en vast al die reclame gezien van die gespierde mannen.  Ze geven je een beeld en vertellen je : “je lichaam kan hierop gaan lijken”. Ze doen je geloven dat door enkele halters te hanteren en een specifiek voedseldieet te volgen, je ook zo’n ferme spieren en ook zo’n voorkomen zult krijgen.  Zeg dat het niet waar is, dat je dat gelooft !

    Er zijn jaren oefenen mee gemoeid en een uitgestippelde manier van eten .  Denk niet dat je in enkele dagen of weken door dit dieet te volgen, je zo’n voorkomen kunt bereiken.  Jaren, vele jaren zijn er voor nodig !  Wanneer dan de Grote Verdrukking zal komen, vergeet niet dat het zo zal aflopen : Klap ! Klap ! Klap !  Uitzonderlijk vlug, je zult niet de tijd hebben om je dan een geestesgezindheid op te bouwen, als je het nog niet hebt bereikt.  Denkt daaraan !

     

    Hoeveel tijd vergt het voor iemand om in de waarheid te komen, tegenwoordig ?  Is het niet een strikt minimum van 19 weken (ongeveer 6 maanden) ?  Vervolgens moet je gaan prediken.  Dus, denk niet dat je als bij toverslag, Babylon de Grote zult zien vallen en je dan heel je verleden zult kunnen achter je leggen, met al je verlangens !  NEEN !  Je zult dan rennen zoals je je steeds hebt getraind.

     

    Over het algemeen, in crisis - of kritieke tijden, verschuilen mensen zich achter een houding die ze gewoon zijn.  Ze zullen geen vernieuwingen invoeren.  Ze houden zich aan datgene wat ze weten.

    Wel, als je tot nu toe onregelmatig bent geweest, rebels, op de rand van je principes hebt geleefd, als je in de wereld leefde, dan zul je niet plotseling, in een oogwenk, de waarheid beleven !  Je zult je verschuilen in je gewone manier van doen.

     

    Ben je klaar om de finale te halen ?  Maak je een afstand tussen jezelf en de wereld ? Beweer je Jehovah te dienen en toch dichter bij de wereld van Satan te komen ?

    Laat mij je iets interessants tonen uit de Bijbel.

    Lezen we maar eens Efeziërs 4 :20.  Sprekend over Jezus, wordt er gezegd : “Maar GIJ hebt de Christus zo niet leren kennen.”

    Toen ik in de kringdienst stond kon ik duidelijk waarnemen dat velen van ons zich niet trainen zoals het zou moeten door te geloven zoals wij, dat Armageddon binnenkort komt.  Sommigen onder ons staan te dicht bij de wereld.  Velen onder ons lopen niet met de geestdrift die ze zouden moeten hebben.  Herinner je wat je hebt geleerd in de Koninkrijkszaal, wat je hebt bestudeerd in de boeken, al wat je hebt geleerd door de Bijbel, je hebt niet geleerd dat Christus zo is -zoals de wereld -. Christus schaarde zich in geen enkel opzicht dicht bij de wereld.

    Indien Jezus vandaag hier zou zijn, denk je dat hij hier zou rondwandelen met een wapperende broek en een ringetje in zijn oor ? Je zult nergens in de Bijbel een tekst vinden die je maar een idee geeft dat Jezus zo’n look zou hebben gehad.

    Indien hij hier bij ons zou zijn, denk je dat hij zich zo zou kleden en de indruk zou wekken om te behoren bij enkele radicale bewegingen van deze wereld ? Hij zou nooit zo iets gedaan hebben !

     

    De wereld is gewoon om te zeggen : “Kijk naar mij !”.

     

    Om je eens een gedacht te geven,- ik was op een dag in de supermarkt-, ik zie die vrouw, betaald aan ik weet niet hoeveel per uur (en je weet wel dat de wereld groot belang hecht aan efficiëntie.  Ze willen dat de mensen efficiënt zijn)… en wat doet die vrouw ?  Ze probeert me te bedienen, maar ze kan haar handen niet gebruiken door haar nagels !

     

    Wel, indien Jezus hier zou zijn, zou hij de zusters of de broeders er doen aan denken om naar uitersten te streven ?  Heb je ooit ergens in de Bijbel gelezen dat er sprake van zou zijn dat Jezus zoiets zou goedkeuren ?

    Dit is een punt om te overwegen, broeders, want Armageddon zal zo iets groots zijn dat jij en ik nog nooit hebben beleefd.  Hoe meer we ons oefenen om Jehovah innig te dienen, hoe beter we zullen toegerust zijn wanneer het uur is geslagen.  Maar geloof me, wanneer dit moment gekomen zal zijn, dan zul je je niet kunnen omkeren en een manier te pakken krijgen als je niet hebt getraind.  Denk daar eens ernstig over na.

     

    Je hart, je geestelijke longen, je heupen zouden zich moeten oefenen om zo dicht mogelijk tot Jezus te naderen en dat soort mens te worden waarvoor hij zich heeft uitgegeven.  Het is inderdaad de enige manier om die race te winnen.

     

    Juist nadat Jezus dit scheidingswerk tussen de schapen en de bokken zal geklaard hebben, zal er een interessante gebeurtenis plaats hebben…Hij zal bijeenbrengen… Laten we eventjes Mattheus 24: 31 lezen, want de gebeurtenissen zullen heel vlug geschieden, zoniet zou, zoals Jezus heeft gezegd, ‘geen vlees worden gered.’

    GEEN vlees zou gered worden indien deze gebeurtenissen zich niet vlug zouden afspelen.

    Mattheus 24 : 31 : “En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het ene uiteinde der hemelen tot het andere uiteinde daarvan.”

    Op dit moment zal men zich niet afvragen wie de gezalfden zijn.  Wie de echte gezalfden zullen zijn ?  Soms zien we mensen die amper in de waarheid zijn en ze nemen van de symbolen.  We moeten hen niet oordelen, dat zijn onze zaken niet, maar wij zullen weten wie ze zijn, daar ze eens zullen verzegeld worden.  Er zal geen enkele twijfel over bestaan, dat ze zullen vergaderd worden op dat moment.  Je zal met grote zekerheid weten wie de echte gezalfden zijn en wie de valse.

     

    Wanneer ik me verplaatste van hier naar daar - ik oordeel absoluut niet – zag ik soms bij diegenen die beweerden gezalfden te zijn, geen enkel teken dat ik anders wel zie bij gezalfden.  Soms zijn ze de grootste onruststokers in de gemeenten.  Soms zorgen ze voor  strijd, een strijd in de ware zin van het woord.  Ik ben eens getuige geweest, om het zo te zeggen, van de moeilijkheden en de herrie die ze veroorzaakten in de gemeente.  Ik heb eens een bijbelstudie meegemaakt waar de leerling niet gedoopt was, maar zie, hij zat zich daar af te vragen of hij gezalfd was of niet.

     

    Kortom, Jezus zal zijn gezalfden vergaderen, en dat zou nog een grotere beproeving kunnen zijn dan je zou denken, wist je dat ?  Als jij en ik vandaag niet de gewoonte hebben om te gehoorzamen, wel, wanneer de meeste van de gezalfden de aarde zullen verlaten hebben en er zogezegd alleen maar leden van de Grote Schare zullen overblijven, zullen we hen dan gehoorzamen op dat moment ?

    Zul je zeggen : “Ja, maar, gij zijt toch niet gezalfd met de geest !  Ze zijn allen naar de hemel.  Wie ben jij om mij te zeggen wat ik moet doen en laten ?  Ik gaf al geen rapport van activiteit in wanneer ze nog op aarde waren, en denk je dat ik het dan aan jou zal geven ?”

     

    Zie je, broeders, deze belachelijke geestestoestand of dit gebrek aan samenwerking kan grote vervelende situaties scheppen en een slechte geest doen ontstaan binnen in jezelf.  Jezus heeft gezegd : “wie getrouw is in kleine dingen zal getrouw zijn in de grote”.  Dit alles maakt deel uit van onze training.

     

    Een andere gebeurtenis zal ook nog plaats vinden : je moet je niet voorstellen dat Satan de Duivel, wanneer hij ziet hoe de valse religies zijn verwoest, het economische stelsel dat hij heeft opgericht in ruïnes ziet vallen, als hij ziet hoe de politieke wereld die hij heeft gemaakt en gemanipuleerd, volledig op zijn kop zal staan, denk dan niet dat hij niet naar jou op zoek zal gaan !  Denk dan maar niet dat hij niet zal proberen om Jehovah in zekere zin in de schaduw te stellen, dat hij niet zal proberen om ruzie te stoken zelfs onder Jezus (zijn gemeente).  Denk niet dat hij zal toekijken zonder iets te proberen.  Dat hij zomaar zal weggaan, het strijdperk verlaten en toegeven dat hij is verloren.  Alhoewel hij zal weten dat hij verloren is, denk maar niet dat hij zo vlug zal opgeven, want dat zal hij niet doen.

     

    Vervolgens zal er de aanval zijn van Gog van Magog.  De enige manier waarop Satan Jezus en Jehovah zal proberen te raken, zal zijn door JULLIE te raken.  Wie zijn jullie ?  Wat zijt

    gij ?  Indien je iets hebt kunnen verbergen tot dan toe, dan zul je dat niet meer kunnen doen op dat moment.  Want alleen diegenen die een volstrekt geloof in Jehovah hebben en die absoluut hun vertrouwen in Hem hebben gesteld zullen zich niet afvragen of Jehovah hen zal beschermen.  Indien je de minste twijfel hebt, dan zul je er heel eenvoudig weg niet geraken.  Indien je de minste twijfel zult hebben, zal Satan je opslokken.  Je zult willen vluchten uit schrik, je zult geïsoleerd raken of gevangen worden zoals een kleintje in de grote poten van een leeuw.  De verborgen zonden, het gebrek aan geloof, de slechte beweegredenen, de spijt, , de onzekerheden, wanneer Gog van Magog zal toeslaan, en je dan niet de absolute zekerheid zult hebben je best te hebben gedaan…Wel !…

     

    Zoals je ziet, het zal op zo’n moment zijn dat men een definitief antwoord zal geven op de vraag of we, ja of neen Jehovah hebben gediend met onze hele ziel.  Het zal niet het predikingrapportje of een ouderling zijn die het antwoord zal verschaffen.  Het antwoord zal op dat moment daar verschijnen.  De vraag is dus, ben je er klaar voor ?  Want wanneer Satan zijn aanval zal beginnen, dan zal Jehovah in zijn volle woede toeslaan en het zal eindelijk Armageddon zijn.  Het zal het laatste van de hoera’s zijn.  Wanneer Gog Gods volk zal aanvallen, dan zal Armageddon beginnen.  Het zal als de eindstreep zijn.

     

    Oh, wat zal dat een prachtig moment zijn, broeders !  Indien jij en ik hard hebben gewerkt, indien we ons hebben geoefend, indien we hebben samengewerkt, dan zullen we onder elkaar kunnen zeggen : “Weet je, ik ben verrukt dat ik al mijn geld heb gebruikt voor de Koninkrijkszaal en dat ik me daar heb kunnen neerzetten om onderwezen te worden.  Ik zat daar in de Koninkrijkszaal tijdens de overlevingsles voor Armageddon.  Er waren lessen op dinsdag, donderdag en zondag.  Ik was daar aanwezig totdat de laatste onder hen wegging.  Nu ben ik er klaar voor om Armageddon te overleven, want ik ben er zeker van dat ik op een correcte manier ben onderwezen.  Ik heb me geoefend voor de wedloop en ik ben klaar voor Armageddon want ik heb alles gebruikt waarover ik beschikte om de zaak van het Koninkrijk te ondersteunen.  Ik heb mijn fondsen gebruikt, ik heb niet geprobeerd iets achter te houden, wetend dat geld van geen enkel nut meer zal zijn.”

    Ah ! Je kunt er eens goed mee lachen omdat je weet dat je financiële mogelijkheden gebruikt zijn geweest om Jehovah te eren en te loven. Terwijl al die anderen dat van hen hebben behouden, zullen ze zien hoe de beurs in elkaar stort, ze zullen waarschijnlijk de dollars zien vliegen in de straten zoals gemene vodjes papier ! Het jouwe echter zal gediend hebben om Jehovah gestaag te hebben geëerd.

     

    Oh ! Wat een heerlijk moment zal dat zijn ! En dààr, en dààr, wanneer de Grote Verdrukking is begonnen, de zon en de maan en de sterren gevallen zullen zijn, het teken van de Mensenzoon zichtbaar in de hemel zal komen, eens de gezalfden zullen afgescheiden zijn, eens de aanval van Gog is begonnen, eens de strijd van Armageddon voorbij, en dààr…is dan de NIEUWE WERELD !

    En u zult dan neerkomen aan de andere kant van de lijn, de kant van de Nieuwe Wereld !  Oh, zal dat niet heerlijk zijn ?

     

    Maar, ben je er klaar voor ?

    Dan, op dat gegeven moment is het niet de tijd om te oefenen, want alles zal te snel gaan.  Het is NU de tijd om je te trainen, broeders. We moeten ons inspannen om tegenwoordig te zijn op de vergaderingen, want elke vergadering is een trainingsles voor Armageddon.  Zoals bij het opdrukken van je lichaam.  Het is niet omdat je je één keer opdrukt of pompt dat je spierstelsel gevormd wordt, zo gaat dat nooit.  Slechts één keer pompen zul je niet doen.  Het komt door je aanhoudende inspanning en de regelmaat dat de geestelijke borstspieren worden gevormd, je nek, de armen, de benen, dat je zo een mooi gestel krijgt. Met slechts die ene keer is het niet voldoende, het is de regelmaat die je bekwaamheid om te lopen ontwikkelt, de manier hoe je moet lopen.  Dat brengt dan sterke benen voort, een robuust hart, alsook sterke longen.  Dat ontwikkelt het geloof, geen angst hebben en vastberadenheid kweken.  Je kunt dat niet beginnen te doen wanneer het al begonnen is.  Je moet het NU doen.

     

     

    Zo, ben je er klaar voor om de eindstreep te halen ? Oefen je je nu ? Wanneer de verdrukking morgen komt, ben je er zeker van dat je het soort van persoon bent die Christus zal goedkeuren ?  Heb je de zekerheid dat je zonder voorwaarden en onherroepelijk bewezen hebt dat je je hebt opgedragen aan Jehovah met heel je ziel ?

    Bent je niet tevreden dat we nog enkele minuten respijt hebben voor het einde ?  En misschien daar waar je stijl nog iets te wensen overlaat, je je nog kunt aanpassen, je harmoniseren met je manier van lopen, en te leren gehoorzaam zijn?  Gehoorzaamheid is iets wonderbaarlijks…

     

     

    Sta me toe om jullie nog een anekdote te vertellen vooraleer ik zal eindigen. Deze ervaring is onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift en ik zal het nooit vergeten.  Ze heeft me een les bijgebracht.  Ik kan me nog herinneren dat ik letterlijk deelgenomen heb aan een wedloop.  Dat was toen ik nog op school zat.  Er waren daar enkele jongens opgesteld klaar om te starten.  In mijn geest kon ik ze wel tien keer verslaan.  Ik wist dat ik ze kon verslaan.  Toen de leraar het startsein gaf, was ik vertrokken.  En natuurlijk, ik had ze verslaan !

    Maar ondanks de overwinning had de leraar mij toen gezegd dat ik een nul kreeg.  Ik was er ondersteboven van, en ik zei tegen mezelf : “Wat ?  Niet gewonnen ?” … Ik had dan niet alleen gewonnen, maar nog een nul erbij gekregen.  Ik zat aan de grond.

     

    Zie je, in een wedren zijn er zo van die zaken die men banen noemt, waar men moet gehoorzamen aan de regels, en de regel is zo dat, als je moet lopen dan loop je in jouw baan, niet die van je buur.  Wel, ik was bezig met de banen te overschrijden en wanneer de wedren ten einde liep, had ik in die banen gelopen waar ik niet mocht zijn, en ik had verloren.

     

    Misschien zult je daar mee lachen, maar ziehier de les : Jezus vraagt niet alleen om op een goede manier de wedren te lopen, maar ook zo te lopen dat je de regels respecteert. Je mag dan zo snel lopen als je wilt en kunt, maar als je op het moment dat Jezus zijn troon heeft bestegen, zult aankomen, en hij ziet dat je nogal zigzaggend liep, en door de linies zijt gebroken, dan zou het goed kunnen zijn tot je grote verwondering dat hij je eerder als een bok zal beschouwen dan een schaap,.  Dit, broeders, wensen we jullie niet toe !

     

    Leer te lopen met volharding.  Leer te lopen in gehoorzaamheid.  Leer hard te lopen.  Leer al trainend, want als je het herkenningsteken van de Grote Verdrukking zult voorbijgelopen zijn, dan zul je niet iemand zijn die je nu niet meer bent.  Ik hoop dat we elkaar goed verstaan !

     

    Het is NU het moment waarop je je moet voorbereiden op Armageddon, het is slechts door  intensieve training dat je zult openbaren of je een winnaar bent en dat je de eindstreep van eeuwig leven zult bereiken, tot glorie van Jehovah. 

                           ------------------------------------------------------

     

    En zeggen dat deze lezing

    niet is vervalst !                                               Originele lezing in het Engels

     

                                                                           

     

    “De koningen wenen”

     

     

    complete Engelse tekst in PDF formaat

                                                                              

     zie hiervoor naar www.aggelia.be kijk bij onderwerp T.V./ audio /video  

     onder de titel "l'incroyable discours de Samuel Herd"                                                          

     

     

    26-06-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.David Splane, lid van het besturend lichaam bij de getuigen van Jehovah


    Wat in het rood is gezet, is echt bij het haar gegrepen.  Indien u er nog meer in zou ontdekken, mag u me altijd bereiken op eleuthera.koilospous@laposte.net


    Zou jij Sauls wapenrusting aan doen?

     

    Saul, de zoon van Kis, de Koning van Israël was een zeer groot man. De bijbel vertelt dat hij vanaf zijn schouders groter was dan gelijk welke man in het huis van Israël. Eliab, de zoon van Isaï en een broer van David was ook een indrukwekkende persoon (1 Sam 16:6,7 en 17). Toen de Filistijnse reus Goliath uit Gath de legers van de Almachtige God hoonde, zou je gedacht hebben dat Saul of Eliab de uitdaging zouden hebben aangegaan. Er was geen twijfel over dat Goliath een vrees inboezemende man was. De bijbel vertelt dat hij ongeveer 3 meter groot was, een wapenrusting droeg van ongeveer 60 kg. De zwaarste wapenrusting thans bedraagt ongeveer 40 kg. En Goliath ging heen en weer voor de legers van Israël. Hij deed dat zo gedurende een periode van 40 dagen. Hij zei tot de Israëlieten:“Kies voor jezelf een man die met mij een gevecht aan kan”.  Als gij mij verslaat worden wij uw dienaren, maar als ik hem aankan en hem neersla worden jullie mijn dienaren. Dit duurde zo een hele tijd.  1 Sam.17: 8,9  David was een jonge schaapherder. Toen was hij waarschijnlijk nog een tiener. Je moest minstens 20 jaar oud zijn om in het leger ingelijfd te worden. Indien hij 20 jaar was dan zou hij zonder twijfel in het leger ingelijfd zijn geweest. Maar David hoorde wat Goliath tegen de Israëlieten zei. Hij zei: “wie is deze onbesneden man dat hij de dienstknechten van de Almachtige zou honen?”1 Sam 17;26. Maar de Israëlieten antwoordden:“Sshhhhhtttt!!! Hij kan je horen.” Maar David liet zich niet ontmoedigen. Hij was gekrenkt dat deze man de legers van de Israëlieten hoonde En hij antwoordde:“ik zal de uitdaging aangaan”. Saul was niet ingenomen met wat David voorstelde. Hij antwoordde David:“Je bent niet in staat om het tegen hem op te nemen. Want jij bent maar een jongen en hij is sinds zijn jeugd een soldaat”. Maar David.drong aan en niemand anders bood zich aan als vrijwilliger en uiteindelijk aanvaardde Saul het voorstel. In 1 Sam. 17:38 merken we op dat Saul David wou helpen want hij dacht dat David ermee geholpen zou zijn.

     

    Heb je dit opgemerkt? Saul trok hem zijn kleren aan. Hij zette een koperen helm op Davids hoofd. Saul, de zoon van Kis, koning van Israël, die van zijn schouders af groter was dan iedere man van Israël, plaatste zijn helm op Davids hoofd. Die moet ongetwijfeld tot op zijn schouders zijn gezakt. Maar nadien probeerde hij ook nog om zijn maliënkolder aan te trekken. Heb je dit opgemerkt? Maar David was maar een jongen en Saul was meer dan 40 jaar. Je kon twee Davids in de wapenrusting steken. Niet te verwonderen wat we lezen in vers 39.

     

    David kon de wapenrusting niet dragen. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet in staat was om de confrontatie aan te gaan met de reus. Zie het vers 40 Het verslag zegt dat hij 5 gladde stenen uitkoos. En hij nam een slinger in zijn hand, en hij trad op de Filistijn toe. Dat lijkt wel heel onpraktisch om te doen en heel gewoontjes. Niet modern en onrealistisch, absoluut niet gesofisticeerd. Wie gaat nu een gevecht aan met een reus met alleen maar een slinger? Maar was dat het enige wat hij tot zijn beschikking had? Alleen 5 gladde stenen en een slinger? O neen, David had een geheim wapen. Dit was iets waar Saul en Eliab nog nooit over hadden gehoord. Toen hij in het gericht ging met Goliath onthulde hij wat dat geheim wapen was. Hij zei “ Gij komt tot mij met een zwaard en een speer en met een werpspies, maar ik kom tot u in de naam van Jehovah der legerscharen.” Ja, Jehovah was Davids geheime wapen.

    Waarom bespreken wij dit verslag over David en Goliath? Omdat wij allemaal met reuzen worden geconfronteerd. Met problemen die we moeten overwinnen. Sommige kunnen overkomen als een reus en zijn te vergelijken als met een confrontatie die we moeten aangaan met zo’n reus als Goliath  De vraag is: hoe zullen we onze problemen proberen op te lossen? De wereld biedt wel oplossingen aan.Ze zien er realistisch uit, ze lijken praktisch, goed en haalbaar.

    Zo een beetje te vergelijken met het aandoen van een wapenrusting als je een reus moet bekampen. Maar ook Jehovah reikt oplossingen voor onze problemen aan. Het kan zijn dat als we die oplossingen die Jehovah aanreikt bekijken dat we denken: “dat zal niet werken, dat is niet realistisch”. Een beetje te vergelijken met een reus bekampen met enkel 5 gladde stenen en een slinger. De uitdaging waarmee we dus geconfronteerd worden als we met problemen te maken hebben, wiens raad zullen we opvolgen? Die van Saul of die van David? Zullen we de wapenrusting van Saul aantrekken? Wat bedoelen we eigenlijk met deze wapenrusting van Saul? Voor het doel van deze toespraak?

    Sauls wapenrusting is hier te vergelijken met de manier van denken die de wereld aanreikt om problemen op te lossen. Die oplossingen kunnen erg realistisch en praktisch lijken. Terwijl de oplossingen die Jehovah ons aanreikt geestelijk moeten bekeken worden. Met welk soort van reuzen worden wij geconfronteerd?

    Economisch stelsel

    Wat valt er te zeggen over het economisch stelsel van deze wereld? Wat zou Saul hierover te zeggen hebben? Hij zou zeggen: “het is moeilijk om aan de kost te komen vandaag. Als je een zoon of een dochter hebt, dan moet je ze goed voorbereiden om hen te helpen aan de kost te komen in deze wereld.” Saul voegt misschien toe: “Begrijp me niet verkeerd, ik heb niets tegen pionieren. Maar met pionieren zul je echter de rekeningen niet betalen. Je hebt geld nodig in dit samenstel van dingen om te leven. Als je afstudeert van het middelbaar onderwijs, kun je beter maar naar de universiteit gaan.” Maar een jongere zou vragen: “Maar Saul, en de volle tijdsdienst dan?” Saul antwoordt misschien: “dit is helemaal niet praktisch”. Hij zou kunnen zeggen: “veronderstel dat je na je middelbaar onderwijs met pionieren begint en dat doe je gedurende 5, 10 of 15 jaar. Je trouwt ondertussen. En daarbij verwacht je vrouw een kindje. Nu moet je een voltijdse betrekking gaan zoeken. Wie zal je in dienst nemen? Het is onmogelijk om thans een job te vinden zonder universitaire opleiding. En daar sta je dan, niet in staat je gezin te onderhouden?”

    Sauls raad lijkt misschien wel praktisch. Maar zou dit een kwestie zijn om de vijand tegemoet te treden met Sauls wapenrusting?.Tegenwoordig in de V.S. gaan velen naar de universiteit en sommigen studeren 4, 5 of 6 jaar . Een man die van de universiteit kwam en werk zocht zei: “waar zijn al die goede betrekkingen? Ze hebben me gezegd dat als ik van de universiteit kom ik een goede job zou krijgen”. Ha! Maar ze vertelden dat ook aan iedereen dat ze ook een goede betrekking zouden krijgen. Iedereen volgde dezelfde opleiding. En nu schuiven wel 50 à 100 mensen aan om dezelfde job te kunnen krijgen. Sommigen in de V.S. hebben hun aanbevelingsbrieven weggedaan. Omdat sommige werkgevers vinden dat je geen werk kunt krijgen met zo’n hoge diploma’s. Sommigen die een universitaire opleiding hebben gehad, werken thans als kelner in een restaurant en vragen aan de klanten nu of ze ‘biefstuk friet’ willen hebben. Zo, hoe waardevol was die raad in werkelijkheid? Wat valt er te zeggen over Sauls zienswijze? Stel je voor dat je 5,10 of 15 jaar pioniert! En dan moet je plots werk vinden. Wel, zal Jehovah niet in staat zijn om voor me een betrekking te helpen vinden? Denk hier eens over na. Wat zegt de bijbel hierover? “God is niet onrechtvaardig dat hij vergeet wat je voor hem hebt getoond. Dat betekent dat het vanuit Jehovah’s zienswijze onrechtvaardig zou zijn om één van zijn dienstknechten te vergeten. Jehovah gelijkt niet op de wereldse werkgevers. Sommige werkgevers proberen in te krimpen. Misschien kiezen ze iemand uit die al 15,18 of 20 jaar voor de firma heeft gewerkt. En ze ontslaan hem en nemen iemand nieuw aan met minder ervaring. Die moet je ook minder betalen. Er zijn zelfs boeken geschreven over‘hoe je mensen moet ontslaan. Bijvoorbeeld: één van die aanbevelingen is: “nodig hem uit in jouw bureau. Als ze in jouw bureau komen, kom je er niet van af.”

    Na zoveel jaren getrouw te hebben gewerkt, krijgen ze soms één uur de tijd om alles op te ruimen en twee veiligheidsmensen begeleiden hem naar de uitgang. Dat is het ‘dank u wel’ voor 20 jaar dienst. Vergelijk dat nu eens met het dienen van Jehovah. Als ik Jehovah 20 jaar getrouw dien, dan zullen er  geen veiligheidsmensen naar me toe komen die ingehuurd zijn om me buiten te zetten. Jehovah. zal jouw werk niet vergeten. Dat is wat de bijbel belooft. Saul antwoordt misschien: “Dat klinkt mooi.  Maar eerst zou je naar de universiteit kunnen gaan en dan volle tijddienst doen.” Is dat altijd praktisch? Je hebt er bijvoorbeeld computer technologie gestudeerd en dan ga je pionieren en misschien ga je naar Bethel. Daar word je echter toegewezen om in de keuken te werken. En dat heeft niets met computers te maken. Veronderstel dat ik daar 5, 10 of 15 jaar werk? Dan verlaat ik Bethel. Nu moet je in je eigen levensonderhoud voorzien. Wat zal je met al je computer technologie dan nog uithalen?

    Misschien ben je dan in staat om les te geven in de oude geschiedenis van de computertechniek. Die techniek verandert zo snel, als je niet up to date blijft, je achterop geraakt.

    Ik sprak vorig jaar met een broeder die 18 jaar op Bethel had gediend. Na zijn middelbare school was hij direct naar Bethel gegaan. Gedurende die 18 jaar dat hij daar was, huwde hij. Waarom verliet hij Bethel? Omdat zijn vrouw zwanger was. Daar stond hij nu alleen maar met een opleiding van middelbaar onderwijs. Hij moest nu in de wereld een volle tijd betrekking vinden. Hij zei tegen me: “Ik heb er een gevonden”. “Weet je waar ik werk? Bij een firma die alleen universitair afgestudeerden in dienst neemt?” Ik vroeg: “hoe is dat mogelijk? Jij enkel met je middelbaar onderwijs?” “Ze hebben voor mij een uitzondering gemaakt. Er waren twee vereisten waar je moest aan voldoen om het werk te krijgen. Je moest goed kunnen praten en weten hoe je met anderen moet omgaan. Wel op de Theocratische Bediening School heb ik geleerd hoe te spreken. En ik heb omgegaan met mensen terwijl ik op Bethel diende. De organisatie heeft me de opleiding gegeven voor de hoedanigheden die ik nodig had voor deze betrekking” .Hij zei “ Wil je weten wat ik op mijn werk doe? Weet je wat ik moet doen? Ik ben op een plaats om de universitair afgestudeerden aan te nemen of te ontslaan.” Hield Jehovah zijn belofte jegens deze broeder?

    Nadat hij Jehovah 18 jaar had gediend, vergat Jehovah hem? Neen, helemaal niet. En alhoewel het onmogelijk was een betrekking te vinden in dat bedrijf zonder universitair diploma, was Jehovah in staat om onmogelijke dingen mogelijk te maken. Jij zegt aan Jehovah wat onmogelijk is en hij zal jou tonen wat mogelijk is. Jehovah houdt van het woord ‘onmogelijk’. Bij God zijn alle dingen mogelijk! Je hoeft je helemaal niet bezorgd te maken. Vanuit werelds standpunt kan het dan wel lijken dat we helemaal niet goed uitgerust zijn om de economische reus het hoofd te bieden. Wie treedt in het gericht met het economische systeem met een wereldse opleiding? Wij beschikken over een geheim wapen.

    Een wapen waar de Sauls en de Eliabs van vandaag helemaal niets over hebben gehoord. Als Jehovah de hemelen en de aarde kan scheppen, kan hij ongetwijfeld in staat zijn een betrekking te vinden voor je als je er een nodig hebt. Als je de koninkrijksbelangen de eerste plaats in je leven stelt, zal Jehovah in de noodzakelijke behoeften van het leven voorzien. Hier is soms een uitdaging. Op welk niveau? Met andere woorden, Jehovah weet wel dat er bepaalde dingen zijn die ik nodig heb om te kunnen leven. Het punt is dat Jehovah’s zienswijze met betrekking tot wat de noodzakelijke levensbehoeften zijn én onze zienswijze, heel verschillend kunnen zijn. Het kan zijn dat we denken dat we niet in staat zijn om te pionieren. Omdat we uitgaan van het standpunt dat er te veel dingen zijn die we nodig hebben om te kunnen leven. Heel veel jonge echtparen zijn echt in het rood gegaan met hun kredietkaart. Ze zijn soms 20.000 of 30.000 euro schuldig aan de bank, terwijl ze nog niet eens 25 jaar oud zijn. Hoeveel van die dingen hebben we echt nodig? Hoeveel hebben we nodig om gelukkig te zijn? Is het waar dat hoe meer we bezitten hoe gelukkiger we zijn? Het is echt interessant Jehovah’s zienswijze te krijgen m.b.t. wat we echt nodig hebben. Lees eens met mij: “Deuteronomium 2:7 Want Jehovah, uw God, heeft u gezegend in al het werk van uw hand. Uw trekken door deze grote wildernis is hem heel goed bekend. Deze veertig jaar is Jehovah, uw God, met u geweest. Het heeft u aan niets ontbroken Deze woorden wil ik benadrukken: “Jehovah uw God heeft u gezegend”, “hij is met u geweest”, “het heeft u aan niets ontbroken”. Wat aten de Israëlieten gedurende 40 jaar in de wildernis? Als ontbijt, manna, voor lunch, manna, voor ‘t avondmaal nog eens manna. En als ze nog een kleinigheid wilden voordat ze naar bed gingen, weer manna. Ze aten gedurende 40 jaar altijd hetzelfde. En toch zei Mozes: “Jehovah uw God heeft u gezegend.” Misschien is uw lievelingsmaaltijd‘biefstuk friet’ en je moet het gedurende een maand lang eten. s’Morgens, ‘s middags en ‘s avonds. Maar zou je het gedurende 40 jaar willen eten? En als je vrouw dan deze maaltijd bereidt, zou je dan zeggen “Jehovah God heeft me gezegend?” Wat we nodig hebben is heel eenvoudig. In 1 Tim 6:8 zegt Paulus daar: “Wanneer we daarom voedsel,kleding en onderdak hebben, zullen we daarmee tevreden zijn.”

    De sleutel is derhalve tevreden te zijn met wat we hebben en niet telkens meer en meer en meer te willen. Dat brengt immers geen tevredenheid met zich. Laten we een tweede vijand bekijken, een reus waar jonge mensen mee worden geconfronteerd

    Groepsdruk

    Jonge mensen zijn heel gevoelig. Als ze tieners zijn, voelen ze zich niet altijd gemakkelijk in hun lichaam. Een beetje verlegen. Ze willen niet graag uitspringen als anders zijnd en zeker willen ze niet worden uitgelachen Maar wij zijn Jehovah’s volk. Mensen zullen zien dat we verschillend zijn. Hoe zullen we deze reus tegemoet treden?

    Wat zou Saul hierover te zeggen hebben: “Je moet anderen helemaal niet vertellen dat je een getuige van Jehovah bent. Je kunt je kleden zoals iedereen, spreken als zij. En veel van de dingen die de andere jongeren doen ook doen Misschien zal niemand weten dat je een getuige bent. Misschien kun je wel je hele schoolperiode doorlopen zonder dat iemand weet dat je een getuige bent?”

    Dat is wat Saul zou zeggen. Wat zou David zeggen? David zou zeggen: “jij bang van hen?” “Maar zij honen Jehovah’s volk. Ze weten helemaal niet waarover ze spreken! Waarom zou jij benauwd zijn voor deze jongeren?” Wiens raad zou je te harte nemen?.David zou zeggen: “raap al je moed bij elkaar. Confronteer jezelf met de reus.”

    Een jongere, Jason genaamd besloot dat te doen. Op een zaterdagmorgen werkte hij van deur tot deur. Hij belde ergens aan, had een Ontwaakt en Wachttoren in zijn hand. Wie opende deur? Monica, het populairste meisje van de klas maar ook het meest praatzieke. Monica zag wat hij in zijn handen had. Ze zag zijn tijdschriften. Hij wist dat op maandag iedereen op school zou weten wat hij had gedaan gedurende het weekend. Hij stond stil bij de verschillende.mogelijkheden die hij had. Hij kon gebaren dat hij een week lang ziek was. Een week thuis blijven van ‘t school. Hopend dat na een week de andere studenten het vergeten waren. Of hij zou een snor kunnen laten staan en naar Brazilië gaan en uitgaan van het standpunt dat niemand hem zou herkennen. Of hij zou de reus tegemoet kunnen treden en standvastig blijven. Dit besloot hij te doen. Gedurende het weekend dacht hij na over de vraag: “wat zullen de klasgenoten allemaal zeggen op maandag?” Dan bereidde hij zijn antwoord voort. En ja, een klasgenoot kwam naar hem toe. En zei: “Wel,(spottend) Jason, Monica zei dat je zaterdag bij haar aan de deur stond met de Wachttoren?” En bliksemsnel zei Jason wat hij had overdacht in het weekend. Hij zei: “Dat is inderdaad zo, maar weet je, ik waardeer niet de toon waarop je dat zegt. Hij zei: “volgende zaterdag om 10 uur zal ik bij jou aan de deur staan. Ik zal de Wachttoren mee hebben en je kunt zorgen dat je thuis bent.” Ik ben er zeker dat die jongen de volgende zaterdag zo bevreesd was dat hij zorgde dat de deuren gesloten waren en de ramen geblindeerd waren, ingeval Jason zou langskomen.

    David had gelijk. “Je noemt dat een reus? Kijk eens hoe hij omvalt eenmaal dat je hem tegemoet treedt?”

    Jongeren, dit is wat jullie dienen te beseffen Jonge mensen op school kunnen wreed zijn. Als zij denken dat je je op je ongemak zult voelen, dan zullen ze je namen geven Ze zullen je uitlachen en alles uitproberen om het je maar ongemakkelijk te maken, omdat ze lafaards zijn. Als je opstaat en hen tegemoet treedt en als je hen een goed antwoord weet te geven zullen ze angstig weglopen. Sta ze dus niet toe in het voordeel ten opzichte van jou te zijn. Je moet in feite trots zijn op het feit dat je één van Jehovah’s .getuigen bent Zij maken immers de gevechtslinie van de Almachtige God belachelijk. Eigenlijk brengen zij zichzelf in een zeer zeer moeilijke positie

     

    Een jong zusje van ons, Lesley die 12 jaar oud was, besloot om op school niet langer een slachtoffer te zijn. Ze was altijd een beetje onzeker van zichzelf, en telkens ze met het nieuwe schooljaar naar een nieuwe klas ging had ze een beetje schrik om te zien wanneer de klasgenootjes zouden uitvinden dat ze een getuige van Jehovah was. Een keer, op de eerste dag van school besloot Lesley daar een eind aan te maken. Ze besloot zelf naar de leerkracht toe te stappen en te zeggen dat ze een getuige van Jehovah was vooraleer de leerkracht er zelf achter zou komen. Onmiddellijk na de les ging ze naar Doris, haar lerares en vroeg haar: “heeft iemand u al gezegd dat ik een getuige van Jehovah ben?” “Ja, inderdaad” zei ze. “Oh maar dat is goed en hebt u soms vragen?” “Ja” zei Doris. “Ik heb vragen. Je kunt naar mij thuis toe komen en mijn vragen beantwoorden. Echter op één voorwaarde: je moet alleen komen, geen volwassenen meenemen”.

    Dit is precies wat Wesley deed. Een heel jaar lang studeerde ze alleen met haar lerares, Doris. Een tijdje geleden sprak ik met Doris. In feite zie ik haar geregeld. Ze is geen lerares meer, maar een lid van de Brooklyn Bethelfamilie Ik vroeg Doris: “heeft deze ervaring nog een vervolg?” “Ja,” zei ze: “Lesley en haar broers waren zo enthousiast wanneer ik gedoopt werd, dat ze besloten met elke volwassene in de school over het goede nieuws te praten. En het  resultaat is dat in die school drie leraars en twee secretarissen de waarheid aanvaardden.” Dit allemaal als gevolg van een 12-jarig meisje dat de moed had om te vragen: “hebt u vragen over Jehovah’s  getuigen?”

    Jason en Lesley zijn eigenlijk heel erg gewoon. Wat heeft hen in staat gesteld om dit te kunnen volbrengen? Goede opleiding thuis. Zo, we zouden de ouders kunnen vragen: “hoe staat het met de opleiding die je aan je kinderen geeft?” Als je zoon 12, 13 of 14 jaar oud is en nog geen niet- gedoopte verkondiger is, kan je zeggen dat je hem echt goed opleidt  Wel, je zou misschien kunnen zeggen: “hij vergezelt ons toch in de dienst?”  Ja, maar als hij nog geen niet-gedoopte verkondiger is, dan is hij zelf nog niet in het beeld gekomen Hij zou twee of drie zaterdagen achtereen niet in de dienst kunnen gaan en het zou geen verschil maken want er is nog geen verkondigerskaart op zijn naam. De vraag is derhalve: als de kinderen de tienerleeftijd naderen en ze zijn nog geen niet-gedoopte verkondiger waar is dan de opleiding die je hen heeft? En als je zoon 14, 15 of 16 jaar oud is, is hij dan al gedoopt, en zo niet, waarom niet?  Waar is de opleiding?

    Sommigen zeggen: “hij is te jong Het is beter dat je wacht totdat je je middelbaar onderwijs hebt voltooid Dan kun je aan de doop denken.” Dat is erg erg onverstandig Maar denk daar eens over na. In vele gemeenten bestaat er een behoefte aan dienaren in de bediening. Als je een 18 jarige hebt maar hij is nog niet gedoopt, dan komt hij niet in aanmerking voor deze dienstvoorrechten Is het niet? Gedurende heel zijn tienerleeftijd heeft hij nooit geleerd om te streven naar voorrechten. Hier is een ander probleem Die 18-jarige van u kan denken dat hij te jong is om gedoopt te worden, maar hij zal heus nooit denken dat hij te jong is om afspraakjes te maken. Daar heb je dan een 18 jarige ongedoopte jongere die verkering wil hebben. Met wie zal hij verkering willen? Een werelds meisje op school? Of een ander ongedoopt meisje? Want als zij gedoopt is, is ze misschien geestelijk zwak, want als zij gedoopt is, dan zal zij geen verkering moeten beginnen met deze niet-gedoopte verkondiger. Zie je de problemen die kunnen komen? En veronderstel dat je zoon dan verliefd wordt op een werelds meisje? Hoe zul je je dan voelen als hij met haar wil trouwen?

    Zo broeders, het heeft echt nut je jonge mensen vroeg op te leiden in Jehovah’s dienst. Sommige ouders zeggen: “ik wil ze helemaal niet dwingen om in de dienst te gaan of naar de vergaderingen als ze dat zelf niet willen.” Als ze op zaterdagmorgen bijv.vermoeid zijn en ze raken niet uit bed, dan wil ik ze niet dwingen om mee te gaan in de velddienst. Of als ze huiswerk hebben wanneer er boekstudie- avond of de Theocratische School is, dan is het beter eerst hun huiswerk te doen i.p.v. naar de vergaderingen te gaan. School is immers belangrijk. En eenmaal afgestudeerd hebben ze alle tijd om erover na te denken om Jehovah te dienen. En daarbij, als ik ze dwing om in dienst te gaan, wel daar houdt Jehovah niet van. Hij wil alleen dat het met een vrije wil gebeurd en niet onder dwang.”

    Ouders, indien je die instelling hebt, waarom denk je dat je zoon of dochter nog in de waarheid geïnteresseerd zal zijn? Wat valt er over te zeggen dat Jehovah alleen gewillige dienst wilt of dat we niet moeten aandringen om naar de vergadering te gaan?

     

    Twee voorbeelden, waarvan één een bijbels Je kent het verhaal van Jona. Tegen Jona zei Jehovah: “ga naar Nivevé!” Jona wilde niet naar Ninevé. De Ninevieten hadden de slechte gewoonte, als ze iemand niet waardeerden, dan sneden ze zijn oren af. Hij hechte heel veel waarde aan zijn oren. Hij wou ze niet kwijt Hij draaide zich om en ging de andere kant op. Je kent het verhaal. Er was een grote storm en hij werd in de zee geworpen. En hij bracht 3 dagen door in de buik van de vis Wanneer hij uiteindelijk uitgebraakt werd wat zei Jehovah tegen hem? Zei Jehovah dan: “Ik geloof niet in dwingen om iets te doen waar je geen zin in hebt? Jona wil niet naar Ninevé, en daar is de profeet Amos. Ik ga eens kijken of Amos bereid is die toewijzing om naar Ninevé te aanvaarden? Misschien wil hij wel gaan?” Neen neen, hij zei: “Sta op en ga naar Ninevé!” De Ninevieten waren nog niet veranderd. Ze sneden nog altijd de oren af. Denk je echt dat Jona in zijn handen wreef en zei: “Wauw! Ik kan niet meer wachten om naar Ninevé te gaan?” De enige reden waarom hij nu naar Ninevé ging, was dat hij geen tweede keer meer in die vis wilde zijn! Maar zegende Jehovah.zijn bediening? Hij predikte 40 dagen in Ninevé en hij startte 120.000 bijbelstudies. In een periode van slechts40 dagen!! 120.000 Ninevieten kwamen tot berouw en vielen op hun knieën. Ze brachten Jehovah lof. Hoeveel studies zou hij gestart zijn indien hij in Israël zou gebleven zijn? In Israël kon je 40 jaar lang prediken en geen enkele studie oprichten. Omdat Jehovah wist wat nodig was en hij verwachtte van Jona dat hij zich zou schikken.

     

    Nu het tweede voorbeeld:

    De zomer nadert. Veronderstel dat je zoon gedurende de zomer gaat werken en je zoon Jan werkt bij de Mc Donalds. De eerste dag wanneer hij moet gaan werken, kom je in de kamer van je zoon en je zegt: “Jan, opstaan! Tijd om naar je werk te gaan!” En Jan opent een oog en zegt: “Oh mamma, ik ben te moe, ik ga niet vandaag.” Wat zou je dan doen? Zou je naar de beheerder van de Mc Donalds bellen en zeggen: “bij ons thuis is het de gewoonte dat we onze kinderen niet dwingen iets te doen waar ze geen zin in hebben. Nu, Jan heeft helemaal geen zin vandaag om hamburgers voor jou te maken.  Zo, zijn vader en ik zullen proberen zijn hart te bereiken en we zijn er zeker van dat tussen nu en het eind van de maand hij gemotiveerd zal zijn om te komen naar zijn werk.  Je zult toch zijn plaatsje vrijhouden, hé?  Denk je dat hij nog zijn werk zal behouden?

    Je zou eerder zeggen tegen je zoon zeggen: “Je moet eens goed luisteren:’er zijn nu eenmaal dingen in het leven die moeten gebeuren, zelfs als we het niet graag doen. Sta op en kleed je aan” zul je zeggen.  “Je gaat vandaag gaan werken.” Je zult waarschijnlijk tegen jezelf zeggen: “ik verdien een pluim. Ik ben een goede ouder.”Broeders, als je dit zou doen voor een Big Mac? Zou je het dan ook niet doen voor iets wat echt belangrijk is, voor Jehovah?

     

    Een tijdje geleden sprak ik met een broeder. Die had 8 kinderen De 20-jarige was een pionier, de 19 jarige eveneens, de 18 jarige keek er naar uit om te beginnen De 17 jarige eveneens. Maar ik keek naar die 16 jarige en hij had geen goede houding. Hij nam de waarheid niet “au serieux”. Ik maakte me zorgen om hem We waren in de reizende dienst op dat ogenblik en wij gingen weg uit de gemeente, maar na zes maanden kwamen we terug. Toen we terugkwamen was die jongen van16, ondertussen nu 17 geworden en hij maakte zich nuttig in de zaal en hij bediende nu de microfoon tijdens de vergadering en zijn koninkrijksdienst was onderlijnd en voorbereid. Ik was benieuwd. Ik vroeg hem mee te komen in de dienst op zaterdagochtend. Ik zei: “jij en ik, we weten beiden hoe je was zes maanden geleden. Wat heeft je vader gedaan?” Hij lachte en zei: “Ik had geen goede instelling, zes maanden geleden. Op een dag vroegen mijn ouders me eens rustig te gaan zitten en ze zeiden: ‘We merken op dat je de dingen niet doet zoals de andere kinderen.ze doen. Je beleeft de waarheid niet op dezelfde manier zoals de anderen het doen. Iets moet je weten: we houden te veel van jou om je toe te laten dat je de waarheid zou verlaten. Dit zal niet gebeuren.’ Ik werd me ervan bewust dat ik geen keus had. Ik schikte me naar de anderen.” Ik zag diezelfde jongen twee jaar later Hij is getrouwd nu. Staat met zijn vrouw samen in de pioniersdienst. Hij is heel echt dankbaar dat zijn ouders zo met hem gesproken hadden.

    We zullen het nu nog hebben over twee andere reuzen:

    Negatieve publiciteit

    Het gebeurt dat de media,T.V., radio, de kranten verschrikkelijke berichten doorgeven over ons. Er is  iets vreemds met deze berichten. Wereldse mensen lezen ze, maar vergeten ze heel snel, maar het is vaak Jehovah’s volk dat er het meest last van heeft. Het gebeurt wel eens dat sommigen naar Bethel bellen of schrijven en vragen: “Is dat écht waar wat in de krant staat? Het moet wel waar zijn, want het staat in de krant?”

    Soms zijn onze broeders meer van streek door die berichten dan mensen van de wereld. De duivel spreekt al 6000 jaar leugens We moeten dan ook niet verbaasd zijn dat er heel wat leugenachtige verslagen in staan. Hoe zullen we daar mee omgaan? Wat voor raad zou Saul geven?

    “Wel” zou hij zeggen:”iets begrijp ik niet” Hij antwoordt misschien: “Er is iets dat mensen niet begrijpen over Jehovah’s getuigen. De kwestie van ‘uitsluiting’”.

    Zo,misschien kunnen we dat onderwerp wat meer gaan uitdiepen. Is dat echt zo? Door die grondige studie merken we dat uitsluiting niet noodzakelijk is. En als we de regeling van uitsluiting zouden afschaffen zouden de mensen ons dan liever zien? Hoe lang hebben we deze regeling van uitsluiting al? Eigenlijk, pas sedert 1952. En wat valt er te zeggen over de tijd daarvoor? Tot op die tijd moeten de mensen toch wel van ons hebben gehouden? Niet? Wel neen, zie je, want er was nog een kleinigheid die ze toen niet goed begrepen? De kwestie van bloedtransfusie. Mensen begrijpen dat niet. Misschien kunnen we dat onderwerp ook beter bestuderen. En misschien merken we uiteindelijk wel dat we bloedtransfusies kunnen aanvaarden. Eenmaal dat we mensen niet meer uitsluiten en bloedtransfusies.aanvaarden, dan zullen ze misschien van ons houden? Hoe lang worden bloedtransfusies al gebruikt? Sinds 1945. En wat valt er te zeggen over de periode daarvoor? Toen hielden ze ook niet van ons. Want we gingen toen niet naar de oorlog. Als we nu een lichtflits zouden krijgen waardoor we zouden zien dat we ook naar het leger kunnen gaan? Dan zouden ze van ons houden. Wanneer werd de zienswijze met betrekking tot neutraliteit uitgelegd? In 1938. En voordien hield iedereen toen van ons? Neen, want met dat van deur- tot- deur- gaan, jullie vallen mensen lastig! Hoe lang gaan we al van deur tot deur? Sedert 1920. En wat over de tijd daarvoor? Heb je het vast? Het feit dat de wereld ons haat heeft niets met onze geloofsovertuiging te maken. De wereld haat ons omdat de god van deze wereld ons haat. En dat gevoel is wederzijds. Dat zal ook nooit veranderen. De grote kloof die er tussen ons en de wereld is, is door God ingesteld. Het is Jehovah die zegt dat er “vijandschap zou zijn tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad.” Zo, er is niets wat wij kunnen doen aan dat geschil. Dus, je zou kunnen zeggen: “mensen vervolgen ons omdat ze ons niet verstaan.” En dat kan soms inderdaad zo zijn, maar de duivel begrijpt ons absoluut niet verkeerd. En de duivel moeten we tegemoet treden. De duivel komt heel erg overeen met de klasgenoten. De bijbel zegt: “Neem een krachtig standpunt jegens hem in.”1 Petrus 5:9 Met andere woorden, we moeten een krachtig standpunt innemen voor wat juist is. De duivel moet begrijpen dat hij niets kan doen om ons weg te trekken van Jehovah God.

     

    Nog een vijand. Onze ergste vijand! Nog een reus. Wie denk je dat het is? Het meest indrukwekkende?

    Wijzelf

    Soms hebben we spijt van de manier waarop we opgegroeid zijn of van de dingen die gebeurd zijn in onze jeugd. Misschien hadden we een broer en een zus die liever gezien werden dan wijzelf? De ouders zullen dit ontkennen. Moeder zal zeggen: “neen, neen, neen, je hebt helemaal geen gelijk, ik hield van jou evenveel!” Jij weet dat je broertje het lievelingetje was. Dat kan er toe leiden dat je het gevoel hebt dat je je niet bemind voelt, dat je niets goeds kunt doen. Misschien hebben je ouders op een of andere manier daartoe bijgedragen? Ze lieten je misschien in de steek? Je dacht hen te behagen door de garage helemaal te kuisen en toen ze thuis kwamen wilde je hen trots de garage tonen? Maar de reactie was “waarom ook niet het huis geschilderd?” Met andere woorden, ze zijn nooit tevreden. Je kon nooit genoeg doen. Soms gebeurt het dat je opgroeit en ze een tekort aan zelfrespect hebben en als het slecht gaat, dan zeggen ze: “ik deug niet.” “Ik zal nooit iets tot stand brengen. Ik zal toch in Armageddon vernietigd worden. Jehovah wil me niet in zijn nieuwe wereld! Waarom moet ik het dan proberen?”

    In de eerste plaats, wat is er verkeerd met deze redenatie? We bekritiseren onszelf, we beschuldigen onszelf. We zeggen tegen onszelf dat we niet deugen. Maar wij zijn de schepping van Jehovah en Jehovah heeft ons naar zijn organisatie getrokken. Hij trekt geen waardeloze mensen naar zich toe. De bijbel zegt dat Satan de beschuldiger is van onze broeders. Hij beschuldigt ze dag en nacht voor onze God.En ook voor Gods troon. Als jij jezelf beschuldigt, dan doe je het werk van de duivel door zo te redeneren. Sommige bijbelse figuren hadden een verschrikkelijke jeugd. Koning Achaz was

    11 jaar oud toen hem een kind,Hizkia werd geboren. Welke goede opleiding kun je aan je zoon dan geven op zo’n leeftijd? Koning Achaz offerde een van zijn zonen op door hem levend in het vuur aan Molech te schenken. Wat zou jij ervan vinden indien je vader je oudere broer zou offeren aan een valse god in het vuur?

    Hizkia had zeker en vast geen erg mooie jeugd. Maar hij koos wel erg bewust om de dingen niet te doen zoals zijn vader. Ook jij kunt besluiten niet zoals je ouders te zijn indien zij niet het goede voorbeeld hebben gegeven. Hoe? Hoe is dat mogelijk? Jij hebt een geheim wapen ter beschikking. De Sauls en Eliabs van deze wereld weten het niet. Jehovah der legerscharen is in staat je met je problemen te helpen. In Filip 4 : 4 geeft Paulus heel erg goede raad. Hij schreef naar christenen “Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: Verheugt u!” Ze werden met problemen geconfronteerd. Hoe kun je je dan verheugen? Ze konden zich in de Heer verheugen In de kennis van Jehovah verheugen. Dat is een probleem waar niemand van ons nog mee wordt geconfronteerd. Wij moeten niet meer zoeken naar de waarheid, niet meer naar Jehovah. We hebben hem gevonden. Vers 5 “Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden. De Heer is nabij.” Paulus zegt dus dat we redelijk moeten omgaan met onze problemen.

    Is het niet zo dat we met moeilijkheden worden geconfronteerd omdat we niet redelijk te werk gaan? Sommigen zijn perfectionisten. Als we iets niet perfect kunnen doen, dan doen we liever niets. Als we niet kunnen hulppionieren, dan liever helemaal geen dienst. Maar, is het redelijk volmaaktheid te verwachten van een erg onvolmaakt lichaam? Of zal het 1000 jaar vragen om de volmaaktheid te bereiken? Schenk aandacht aan het laatste deel van  vers 5.  “de Heer is nabij.” Als je een probleem hebt, waarom je bezorgd maken? Als “de Heer nabij is”, dan moet hij het toch zien en je daarbij helpen? Hoe?

    Vers 6,7  “Weest over niets bezorgd, maar laat in alles door gebed en smeking te samen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden; en de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus.” Jehovah zal je probleem niet altijd oplossen maar wel de vrede van God schenken. En als je je niet echt bezorgd maakt over je problemen en ze in zijn handen laat, dan is het beste wat we kunnen doen, volgende oplossing: Vers 6  Paulus zegt: “Bidden en smeekbeden tezamen met dankzegging”. Dat is een duidelijke opmerking.

    Paulus zegt: “Vergeet niet je zegeningen te tellen. Ik weet dat je problemen hebt. Maar tel ook je zegeningen.” Ik werd op een heel erg gevoelige manier benaderd op een één dags vergadering door broeders en zusters en onder hen was er een zuster in een rolstoel. Ze kon noch haar armen noch haar benen gebruiken. Ze zei: “ik weet dat ik ben gezegend door Jehovah.” “Hoe?” zo vroeg ik. “Wel, ik heb een klein pensioen van de regering en zo kan ik daarmee een studio huren en eten kopen. Als ik wil eten, dan moet ik iemand vragen om eten te brengen. Ik ken mensen in dezelfde situatie en die hebben geen toelage, geen geld om voedsel te kopen. Dus? Ik voel dat ik door Jehovah gezegend word.” Ik voelde me nederig toen ik met deze zuster had gepraat.

    Nu, u kent het probleem alcoholisme. Een alcoholist drinkt een glas en het leidt tot een tweede glas. En van het tweede glas komt er een derde en van een derde, een vierde….Wanneer hij totaal dronken op de grond ligt, welk glas was het verkeerde voor hem? Het eerste of het laatste? Natuurlijk, het was het eerste glas. Want het is dat eerste glas dat ertoe leidde dat hij dronken op de grond terecht kwam. Negatieve gedachten komen daar heel erg goed mee overeen. Soms denken we iets negatiefs. “Ben weer niet geslaagd”. Het leidt tot een tweede gedachte: “ik ben niet goed. Ik kan niets goed doen.” Een derde,“ik zou niet inzien dat God nog van me houdt” en het één leidt tot het andere. Totdat je helemaal depressief bent. Want wat was de gedachte die moest vermeden worden? Niet de laatste gedachte, maar de eerste.

     

    Vers 8 :”Ten slotte, broeders, al wat waar is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat lieflijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat lof verdient, blijft deze dingen bedenken.”

    Bekijk eens dat lijstje  Hoeveel negatieve zaken staan er op dat lijstje ? Geen enkele. Paulus zegt ons als het ware: “als we gelukkig willen zijn moeten we ons focussen op positieve gedachten.” De wereld en haar wijsheid ziet dat niet zo. De wereld kan ons aanmoedigen om uitgebreid stil te staan bij de negatieve dingen uit onze jeugd. Maar is dat de manier die leidt tot de vrede van God? Er zijn misschien dingen tussen nu en Armageddon waar we beter niet bij stil staan? Het kan even slecht zijn als kijken naar pornografie. Wie, die over gezond verstand beschikt zou, Jehovah willen behagen en naar pornografie kijken? Wie zal zeggen:“ik ben sterk genoeg, ik kan daar naar kijken?” We zijn niet sterk genoeg om naar porno te kijken. En we zijn ook niet sterk genoeg om opnieuw en opnieuw stil te staan bij negatieve gedachten. Dus, komt dat eens op, dan kun je bidden tot Jehovah en vragen: “ je weet hoe ik ben en ik blijf denken aan negatieve dingen. Help me a.u.b. om positief te denken.” En bid en blijf bidden totdat deze negatieve gedachten verdwijnen.

    Vandaag staan wij oog in oog met een reus groter dan Goliath. Heel het systeem van de wereld van de duivel is tegen ons in het gareel gebracht.  Maar we moeten de confrontatie aangaan. We moeten sterk staan tegenover de duivel en zijn organisatie. De wapens van onze oorlogvoering zijn misschien niet zo kunstig verzonnen. Mensen mogen dan lachen met onze 5 stenen en een slinger. Maar vergeet nooit dat is niet het enige wat we hebben tot onze beschikking. Wij bezitten een geheim wapen. Waar de Eliabs en de Sauls niets van af weten. Wij gaan de confrontatie aan met Jehovah der legerscharen.  In zijn naam zal de wereld overwonnen worden. Dus, we moeten niet de methoden van de wereld en hun middelen gebruiken om te slagen. Doe veeleer de gehele wapenrusting van God aan en blijf het aanhouden. En probeer nooit Sauls wapenrusting aan te doen.

     

     

                                        --------------------------------------------------------------------

     

     

    14-06-2009 om 12:25 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Hoofdstuk 3 Het besturende lichaam
     

    GEWETENSCONFLICT

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen

    Hoofdstuk 3:

    HET BESTURENDE LICHAAM

     

     

    "Niet dat wij de meesters over uw geloof zijn, maar wij zijn medewerkers tot uw vreugde, want gij staat door [uw] geloof."
    - 2 Korintiërs 1:24.

     

     D

    E bovenstaande uitspraak van Paulus kwam herhaaldelijk in mij op in de periode van negen jaar waarin ik deel uitmaakte van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen. Ik zou willen dat alle Jehovah's Getuigen eens zouden kunnen ervaren wat het betekent hiervan deel uit te maken. Misschien dat zij dan in staat zijn te begrijpen wat met woorden alleen niet over te brengen is.

    Om duidelijk te maken wat het Besturende Lichaam is: Jehovah's Getuigen geloven dat Christus Jezus zijn gemeente voedt en bestuurt door middel van een "getrouwe en beleidvolle slaaf"-klasse. Deze klasse is samengesteld uit een "overblijfsel" van de 144.000 personen die gezalfd zijn als erfgenamen van zijn hemelse koninkrijk.1

    Van deze klasse treedt echter een zeer klein aantal personen op als Besturend Lichaam, dat de bestuurlijke aangelegenheden vervult voor de circa 9.986 hedendaagse "gezalfden" (2008)waaruit het is genomen, maar ook voor de circa vijf miljoen andere personen die zich bij de gezalfden hebben aangesloten en niet als "hemelse erfgenamen" worden gezien.

    Toen ik in 1971 lid werd van het uit elf leden bestaande Besturende Lichaam2 (dit aantal groeide in 1977 uit tot achttien en ligt heden ten dage op tien), leek dit mij een enorme verantwoordelijkheid. De vergaderingen vonden wekelijks plaats, en nadat ik er een paar had bijgewoond bleek dat het er heel anders toeging dan ik had verwacht.3

    Kort tevoren was een regeling ingegaan waarbij het voorzitterschap rouleerde. Vice-president Fred Franz was dat jaar voorzitter. De president van de corporatie, Nathan Knorr, bepaalde echter wat raadzaam was om met het Lichaam te bespreken. Over het algemeen was het pas staande de vergadering dat wij kennis namen van de zaken die besproken moesten worden. Een aantal weken lang behelsden deze bijeenkomsten niets anders dan het doornemen van lijsten waarin reizende vertegenwoordigers in de verschillende landen werden voorgedragen. Hierbij werden naam, leeftijd, doopdatum, of de persoon wel of niet tot de "gezalfden" behoorde en het aantal jaren volle-tijddienst voorgelezen. In bijna alle gevallen waren het slechts namen voor ons; zelden kenden wij de mensen om wie het ging persoonlijk. Nadat wij geluisterd hadden naar het oplezen van dergelijke lijsten afkomstig uit Suriname of Zambia of Sri Lanka, was het dus de bedoeling dat wij over de aanstelling van deze mensen stemden. Ik herinner mij dat Thomas Sullivan (gewoonlijk "Bud" genoemd) destijds ruim tachtig was. Hij was bijna blind en had een zwakke gezondheid. Regelmatig viel hij tijdens de vergadering in slaap en wij vonden het een beetje gênant om hem wakker te maken en hem te vragen zijn stem uit te brengen over zaken die aan hem voorbijgegaan waren. Soms duurde de hele vergadering maar kort. Van één ervan kan ik me nog herinneren dat deze, inclusief het openingsgebed, slechts zeven minuten duurde.

    Van tijd tot tijd bracht president Knorr wat "probleemcorrespondentie" mee waarin het ging om het gedrag van individuele Getuigen. Het Lichaam moest dan beslissen welk standpunt er ten opzichte van deze personen moest worden ingenomen. Betrof het gedrag dat om uitsluiting vroeg, mildere maatregelen, of moest er niets ondernomen worden? In die tijd (en dat was zo tot 1975) moesten alle beslissingen unaniem genomen worden. Na discussie werd er een motie opgesteld en als men het over de formulering ervan eens was vroeg de voorzitter ons de handen op te steken. Wanneer de stemming niet unaniem was doordat zo nu en dan sommigen een motie niet steunden, werd er doorgaans naar een compromis gezocht dat wél unaniem aangenomen kon worden. Onder dergelijke omstandigheden spreekt het vanzelf dat men een zekere druk voelt om zich naar de meerderheid te richten om niet uit de toon te vallen. Er waren stemmingen waarbij ik mijn hand niet opstak, maar in de regel sloot ik me bij de meerderheid aan. In de weinige gevallen waarin mijn tegenstem ertoe leidde dat iemand een compromisvoorstel deed, stemde ik gewoonlijk dáármee in en koos ik de zijde van de meerderheid, zelfs als het voorstel mij ook niet geheel juist leek. Het leek noodzakelijk om zich bij de meerderheid aan te sluiten wanneer een zaak beslist móést worden en het de bedoeling was knopen door te hakken in plaats van op een patstelling uit te komen. Er begonnen echter kwesties aan de orde te komen die dit steeds moeilijker voor mij maakten.

    Naarmate de weken voorbijgingen werden er discussies gevoerd over onderwerpen als de vraag of een vader ouderling kan zijn als hij toestaat dat zijn zoon of dochter al op achttienjarige leeftijd trouwt, of iemand geschikt is om ouderling te zijn als hij goedkeurt dat zijn zoon of dochter een hogere opleiding volgt 4, of iemand geschikt is om ouderling te zijn als hij onregelmatige diensten heeft en soms gemeentevergaderingen mist, of ouderlingen indirecte bewijzen van overspel dan wel de bewering van een vrouw dat haar man overspel aan haar bekend heeft, kunnen accepteren, en of op grond hiervan voldoende schriftuurlijke basis aanwezig is om te scheiden en te hertrouwen, of een scheiding schriftuurlijk aanvaardbaar is in een situatie waar weliswaar van overspel sprake is, maar waar de schuldige in plaats van de onschuldige partij om echtscheiding vraagt5 , of een scheiding die op andere gronden dan overspel is aangegaan, geldig is wanneer er, nadat de scheiding is uitgesproken, bewijzen aan het licht komen van overspel dat voor de scheiding is gepleegd (en wat als na een dergelijke scheiding overspel wordt gepleegd?), of een onschuldige huwelijkspartner die seksuele betrekkingen heeft met zijn of haar overspelige partner (nadat deze daarvan bekentenis heeft gedaan), daarmee het recht verliest te scheiden en vervolgens te hertrouwen, of het voor een Getuige gepast is een geldboete te betalen als deze boete is opgelegd vanwege een overtreding van een wet in verband met het predikingswerk of vanwege het standpunt dat wordt ingenomen om aan het geloof van de Getuigen vast te houden6, of het juist is via het Rode Kruis voedsel te sturen of andere vormen van humanitaire hulp te verlenen (waar het om ging is dat het kruis een religieus symbool is, waardoor het Rode Kruis een bepaald religieus karakter zou hebben; er ontstond hierover een langdurige discussie die in een volgende vergadering moest worden voortgezet), of het wel juist is als het Genootschap via dubieuze kanalen geld in bepaalde landen binnensluist (zoals bijvoorbeeld in Indonesi gebeurde) waardoor de Amerikaanse dollar meer opbrengt en wetend dat de wetten in het desbetreffende land dit niet toestaan en ook of men bepaalde apparatuur in een land kan invoeren zonder de hoge invoerrechten te betalen die door de wet worden opgelegd, of Getuigen die bij een vakbond zijn aangesloten mogen deelnemen aan een verplichte staking en of zij als alternatief voor een opdracht als stakers te gaan posten, een vakbondsopdracht om schoonmaakwerk te doen in de gebouwen of op de terreinen van de bond mogen accepteren, of Getuigen gehoor mogen geven aan een oproep voor militaire dienst die niets anders inhoudt dan het werken op de katoenvelden (dit gebeurde in Bolivia).

    Dit is slechts een kleine greep uit de onderwerpen die gedurende de eerste twee jaren waarin ik lid was van het Besturende Lichaam, werden besproken. Het effect van onze beslissingen op het leven van anderen was dramatisch. In kwesties van bijvoorbeeld echtscheiding fungeerden gemeente-ouderlingen als een soort religieuze rechtbank. Als zij niet van de geldigheid van een echtscheiding overtuigd waren, werd iemand die de scheiding toch doorzette en later hertrouwde, uitgesloten.

    Een kwestie die hiervoor niet is genoemd, maar die tot uitgebreide discussies aanleiding gaf, betrof een echtpaar uit Californi. In hun slaapkamer waren lectuur en foto's over ongebruikelijke seksuele praktijken aangetroffen. (Ik herinner mij niet dat ons werd verteld hoe degene die dit had gemeld eigenlijk toegang had gehad tot de slaapkamer van het echtpaar.) Onderzoek en ondervraging door de plaatselijke ouderlingen bevestigden dat het echtpaar er andere manieren van seksuele omgang op nahield dan alleen genitale gemeenschap7 De ouderlingen richtten zich schriftelijk tot Brooklyn en het Besturende Lichaam moest beslissen of er actie tegen het echtpaar moest worden ondernomen, en zo ja, welke.

    Tot op het moment dat de brief die ochtend aan ons werd voorgelezen, had niemand van ons, behalve de president, gelegenheid gehad om over de kwestie na te denken. Toch werd binnen een paar uur het besluit genomen dat het echtpaar moest worden uitgesloten. Daarna werd dit als een officiële gedragsregel gepubliceerd die van toepassing was op iedereen die zich tóch aan dergelijke praktijken overgaf.8 Het gepubliceerde materiaal werd op een dusdanige wijze begrepen en toegepast, dat huwelijkspartners zich in het algemeen verplicht voelden de ouderlingen in te lichten als dergelijke praktijken in hun huwelijk plaatsvonden of zich aan het ontwikkelen waren, hetzij met wederzijdse instemming, hetzij op initiatief van een van beiden. (In deze laatste situatie werd er verwacht dat, indien degene die het initiatief nam niet zelf de ouderlingen wilde inlichten, de ander dat moest doen.) Het nalaten om met zo'n kwestie voor de dag te komen wordt over het algemeen gezien als een teken van een weinig berouwvolle houding en kan een argument zijn om iemand uit te sluiten. Het geloof dat men door uitsluiting afgesneden wordt van de enige organisatie waar redding gevonden kan worden, maar ook van familieleden en vrienden, oefent op iemand grote druk uit te conformeren, ongeacht hoe moeilijk het bekennen (of het melden) aan de ouderlingen ook is.

    Het besluit van het Besturende Lichaam in 1972 resulteerde in een groot aantal "rechterlijke verhoren" door meldingen en bekentenissen van dergelijke seksuele praktijken. Vrouwen kwamen hierbij in pijnlijke verlegenheid als zij antwoord moesten geven op vragen van ouderlingen over de intieme zaken van hun huwelijksleven. Veel huwelijken waarin een van de partners geen Getuige was, maakten een moeilijke periode door. In zo'n situatie protesteerde de partner die geen Getuige was vaak krachtig tegen wat hij of zij beschouwde als een onwettige inbreuk op de slaapkamerprivacy. Een aantal huwelijken werd ontwricht en eindigde in echtscheiding.9

    Gedurende een periode van vijf jaar kwam er een ongekende hoeveelheid brieven binnen. In de meeste werd de vraag gesteld of de leden van het Besturende Lichaam wel schriftuurlijke gronden hadden om zich in dergelijke mate in het privé-leven van anderen te mengen. Men gaf te kennen dat men moeilijk kon inzien dat de argumenten die in de publicaties ter ondersteuning van het ingenomen standpunt naar voren werden gebracht, steekhoudend waren. (Het belangrijkste schriftgedeelte waarop men zich verliet was Romeinen hoofdstuk één, de verzen 24-27, waar over homoseksualiteit wordt gesproken. Degenen die naar het Genootschap schreven, wezen erop dat zij niet goed begrepen dat dit ook van toepassing was op heteroseksuele betrekkingen tussen getrouwde paren.) Andere brieven, meestal geschreven door vrouwen, lieten verwarring en angst zien, omdat deze vrouwen onzeker waren of hun "seksuele voorspel" wel geoorloofd was.

    Eén vrouw zei dat zij hierover met een ouderling had gesproken en dat hij haar de raad had gegeven het Besturende Lichaam te schrijven "om zeker te zijn". Dus schreef zij dat zij en haar man intens van elkaar hielden. Zij beschreef vervolgens een "bepaald type voorspel" dat zij gewoonlijk bedreven, zeggend: "Ik geloof dat het een kwestie van het geweten is, maar ik schrijf jullie om zeker te zijn." Ze besloot met:

    "Ik ben vreselijk bang en verdrietig en maak me nu nog meer zorgen over [mijn mans] gevoelens ten aanzien van de waarheid. Ik weet dat jullie me zullen vertellen wat ik moet doen."

    In een andere typerende brief schreef een ouderling dat hij een probleem had dat hij voor zichzelf opgelost wilde zien. Daarom leek het hem "het beste contact op te nemen met de 'moeder' voor raad.10 Het betrof een seksueel aspect van zijn huwelijk. Hij schreef dat hij en zijn vrouw niet goed wisten "waar de lijn te trekken tussen het voorspel en de werkelijke seksuele daad". Hij en zijn vrouw zouden "elk advies naar de letter opvolgen", zo verzekerde hij het Genootschap.

    Deze brieven illustreren dat deze mensen zóver waren gekomen dat zij een blind vertrouwen in het Besturende Lichaam hadden. Zij geloofden dat de mannen in dat Lichaam hun konden vertellen waar de "grens te trekken", zelfs in de intieme aangelegenheden van hun persoonlijke leven. Zij wilden deze grens nauwgezet "naar de letter" in acht nemen.

    Het Genootschap beantwoordde vele brieven. Als het erom ging welk seksueel voorspel verboden was en welk niet, werd dikwijls gepoogd beperkte opheldering te geven (niet precies zeggen waar het op stond).

    In een memo van juni 1976, geschreven door een lid van de dienstafdeling van het Genootschap, werd verslag gedaan van een telefoongesprek met een docent van een school voor ouderlingen. De docent had gebeld naar aanleiding van de problemen van een ouderling die de school had bijgewoond en die had bekend dat er in zijn huwelijk bepaalde veroordeelde seksuele praktijken plaatsvonden. Het memo vermeldt:

    "Broeder [hier wordt de naam van de docent genoemd] besprak de kwestie uitvoerig met hem om te bepalen of het werkelijk om orale gemeenschap ging.... [De docent] zei hem dat hij, gezien de omstandigheden, naar de andere leden van het comité behoorde te gaan. Toevallig zaten de twee andere leden van het comité ook in de klas, en dus ging hij naar hen toe en sprak met hen. [De docent] vroeg zich nu af wat hij verder moest doen.... Hij kreeg het advies om een volledig verslag naar het Genootschap te sturen, zodat hij in de toekomst in dergelijke omstandigheden instructies had om de zaken af te handelen zonder dat hij hoefde te bellen."

    Dit illustreert de mate waarin ondervragingen in intieme aangelegenheden plaatsvonden en de mate waarin het hoofdbureau de supervisie had op de hele situatie.

    De een na de andere brief toont aan dat de betrokken personen zich tegenover God verantwoordelijk voelden om iedere afwijking van de door het Besturende Lichaam vastgestelde norm aan de ouderlingen te rapporteren. Een man in een staat in het middenwesten van Amerika, die bekend had dat hij de beslissing van het Besturende Lichaam ten aanzien van zijn huwelijkse betrekkingen met zijn vrouw had geschonden, kreeg van de ouderlingen te horen dat zij hierover een brief naar het Genootschap aan het schrijven waren. Hij schreef eveneens een brief. Acht weken gingen voorbij en uiteindelijk schreef hij naar Brooklyn: "Het wachten, de angst en de spanning zijn bijna teveel om te dragen." Hij schreef dat alle toewijzingen die hem in de gemeente waren gegeven, nu waren ingetrokken, met inbegrip van het uitspreken van een gebed in de gemeente, en verder schreef hij: "Bijna iedere week raak ik wel weer iets kwijt waar ik zo'n dertig jaar voor heb gewerkt en gebeden." Hij drong als volgt aan op een antwoord:

    "Ik moet zo snel mogelijk van de onzekerheid af hoe ik er bij Jehovah's organisatie voorsta."

    Sommige ouderlingen streefden naar een wat gematigder benadering van de kwestie. Hiermee riskeerden zij een officile berisping van het hoofdbureau in Brooklyn. Neem bijvoorbeeld de volgende brief:

     

    SCE:SSE4 4 augustus 1976

    Het lichaam van ouderlingen van

    de gemeente W.........

    van Jehovah's Getuigen, M.........

    p/a .....................

    W......... M ...............

     

     Geliefde broeders,

      Wij hebben een kopie ontvangen van de brief van het comité van de gemeente S............ in Californië, gedateerd 21 juli, waarin zij schrijven over kwesties betreffende J............

      Wij willen graag weten of sommige ouderlingen in de gemeente onjuiste raad hebben gegeven over kwesties die met orale seks te maken hebben. Als een ouderling in de gemeente tegen getrouwde personen heeft gezegd dat het niet verkeerd is wanneer zij orale seks hebben, op welke gronden werd deze raad dan gegeven? Als er verkeerde raad is gegeven, laat ons dan weten of er stappen zijn genomen om elk verkeerd begrip bij de personen die verkeerde raad hebben gekregen, recht te zetten en laat ons weten of de erbij betrokken ouderlingen nu instemmen met wat in de publicaties van het Genootschap met betrekking tot orale seks staat vermeld.

    Broeders, als iemand van jullie als ouderling aan individuele personen raad heeft gegeven dat orale seks is toegestaan als voorspel vóór de eigenlijke seksuele omgang, dan was dergelijke raad niet juist.

      Bedankt voor jullie aandacht ten aanzien van de bovenstaande kwestie. Moge Jehovah's rijke zegen met jullie zijn, er voortdurend naar strevend op voorbeeldige wijze voor jullie verantwoordelijkheden als ouderlingen zorg te dragen.

    Jullie broeders,

     

    cc: Rechterlijk comité van de

    gemeente S...............

    van Jehovah's Getuigen, Ca

     

    Het bovenstaande is [vertaald naar] een fotokopie van de brief die door de dienstafdeling naar een lichaam van ouderlingen werd gezonden (namen en specifieke plaatsen zijn onherkenbaar gemaakt).11

    Het is interessant dat sommige ouderlingen van mening waren dat het standpunt van het Besturende Lichaam in feite nog toegeeflijk en voorzichtig genoemd kon worden. In een brief geschreven door een ouderling in de Verenigde Staten wordt gezegd:

      "Sommigen van de oudere broeders vonden dat het Besturende Lichaam wel verder had kunnen gaan bij het veroordelen van onnatuurlijke praktijken onder getrouwde paren, door ook bepaalde houdingen bij de seksuele gemeenschap te veroordelen..."

    Later drukte de ouderling zijn eigen gevoelens als volgt uit:

    "Gezien het feit dat Jehovah in dit hoofdstuk [18] van Leviticus, alsook in andere hoofdstukken, heel gedetailleerd inging op seksueel gedrag, kan men zich afvragen waarom er geen uitspraak is gedaan betreffende aanvaardbare en niet aanvaardbare wijzen van gemeenschap binnen het huwelijk? Zou dat niet voor de hand hebben gelegen, indien Jehovah had gewild dat dit terrein van de persoonlijke en intieme aangelegenheden der geslachtelijke vereniging bij gehuwden toegankelijk zou zijn voor kritisch onderzoek of de uitspraken van de 'rechters' of 'oudere mannen' van Isral, waardoor gepaste actie kon worden ondernomen tegen personen die zondigen?"

      Onder degenen die de gevolgen van de regels van de organisatie ondervonden waren ook personen van wie de normale seksuele functies ernstig waren verstoord door een operatie of een ongeluk. Enkelen van hen gaven hun misnoegen te kennen over de positie waarin zij door het besluit van het Besturende Lichaam waren terechtgekomen.

    Iemand die op zo'n manier impotent was geraakt, was toch nog in staat geweest om zijn huwelijk op een van de manieren die nu door de organisatie was veroordeeld, seksuele invulling te geven. Hij zei dat, voordat de regels van het Besturende Lichaam gepubliceerd werden, hij zich ondanks zijn opgelopen handicap toch volledig man was blijven voelen, omdat hij zijn vrouw nog steeds kon bevredigen. Nu, zo schreef hij, voelde zijn vrouw zich verplicht te gehoorzamen. Omdat hij van haar hield, stemde hij toe, ofschoon hij het schriftuurlijke bewijs voor het standpunt in het tijdschrift De Wachttoren niet kon onderschrijven. Hij zei dat hij wist dat hij dezelfde was gebleven als voorheen, maar toch emotioneel aan het afbrokkelen was omdat hij vreesde dat zijn huwelijk ernstig aangetast zou worden. Hij smeekte om hem te vertellen of er niet ergens een "achterdeurtje" in Gods wil was dat hem zou toestaan de voldoening te hebben zijn vrouw te bevredigen.

    Al deze situaties oefenden geweldige druk uit op het geweten van ouderlingen op wie een beroep werd gedaan zich met de overtreders van de beslissing van het Besturende Lichaam in te laten. Aan het slot van de eerder aangehaalde brief van een ouderling zegt deze:

    "Ik vind dat ik alleen bijbelse wetten en beginselen kan toepassen waarvan ik oprecht overtuigd ben dat zij van Jehovah en Jezus Christus afkomstig zijn. Als ik wetten en beginselen ten uitvoer breng omdat dit tot mijn verantwoordelijkheid als ouderling in de gemeente behoort, dan wil ik dat niet doen omdat ik voetstoots aanneem dat ik met Jehovah's organisatie te maken heb, en ik, ongeacht wat zij zegt, de organisatie volg, maar omdat ik werkelijk van mening ben dat deze dingen schriftuurlijk bewezen en correct zijn. Ik wil werkelijk geloof blijven stellen in Paulus' vermaning aan de Thessalonicenzen in het tweede hoofdstuk [van de eerste brief - vert.], vers 13, om het woord van God aan te nemen, niet als dat van mensen, maar als dat wat het in werkelijkheid is, als het woord van God."

    Ofschoon de seksuele praktijken waarom het hier gaat absoluut tegen mijn persoonlijke maatstaven indruisen, kan ik in eerlijkheid zeggen dat ik het niet eens was met de beslissing van het Lichaam om tot uitsluiting over te gaan. Maar dat is dan ook alles wat ik ervan kan zeggen. Want toen er werd gestemd, richtte ik mij naar de meerderheid. Ik voelde mij totaal ontmoedigd toen het Lichaam mij aanwees om een artikel te schrijven om die beslissing af te kondigen. Toch accepteerde ik de opdracht en schreef wat het Lichaam verlangde in overeenstemming met de genomen beslissing. Ik kan dus niet zeggen dat ik handelde met dezelfde zuivere kijk op de zaak als die van de zojuist geciteerde ouderling. Ik handelde op dat moment vanuit mijn geloof dat de organisatie Gods enige werktuig op aarde is, en ik deed dat zonder al te veel gewetenswroeging.

    De meeste correspondentie over dit onderwerp is nooit bij het Besturende Lichaam terechtgekomen, omdat deze werd afgehandeld door de medewerkers van correspondentie-afdelingen of door de leden van de dienstafdeling. Ik ben er echter zeker van dat de afzonderlijke leden van het Besturende Lichaam (waarschijnlijk door persoonlijke contacten en gesprekken) geïnformeerd waren over het feit dat velen van mening waren dat het Besturende Lichaam ten onrechte in het privé-leven van anderen was binnengedrongen. Toen tenslotte na zo'n vijf jaar de kwestie weer op de agenda kwam, werd het uitsluitingsbeleid herzien. Het kwam erop neer dat het Besturende Lichaam zich nu terugtrok van dat intieme terrein van het leven van anderen. Opnieuw wees het Lichaam mij aan om een publicatie voor te bereiden, dit keer om de verandering kenbaar te maken. Het schonk mij persoonlijk voldoening te kunnen erkennen dat de organisatie in deze een verkeerde koers had gevolgd, hoewel ik dit niet in zulke directe bewoordingen kon zeggen.

    Het materiaal verscheen in De Wachttoren van 15 mei 1978, de bladzijden 30 tot en met 32, en bevatte onder andere het volgende:

    "...dat, aangezien er geen duidelijke schriftuurlijke instructies over zijn gegeven, dit kwesties zijn waarvoor het echtpaar zelf de verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God moet dragen en dat deze huwelijksintimiteiten niet tot de invloedssfeer van de gemeentelijke ouderlingen behoren, zodat zij zouden kunnen trachten hier toezicht op uit te oefenen of, met zulke kwesties als enige basis, tot uitsluiting zouden kunnen overgaan.... Het duidt alleen maar op een scherp besef van de verantwoordelijkheid de Schrift te laten beslissen en zich ervan te weerhouden een dogmatisch standpunt in te nemen, wanneer de bewijzen hier geen voldoende basis voor schijnen te verschaffen."

      Eigenlijk dacht ik over een groot aantal andere zaken die ons voorgelegd werden, precies zo, en vond dat er met betrekking tot de meeste kwesties in feite geen schriftuurlijke grond bestond om een dogmatisch standpunt in te nemen. Toen ik dit in het onderhavige geval naar voren bracht werd het door het Lichaam aanvaard. Toen ik dit later keer op keer opnieuw naar voren bracht, werd het nog maar zelden aanvaard.

    Als ik al de brieven bekijk die ik nu voor mij heb en waarvan er hier enkele zijn afgedrukt, moet ik zeggen dat de voldoening die ik bij het schrijven van het materiaal ter herziening van het ingenomen standpunt voelde, mij nu tamelijk mager voorkomt. Want ik weet dat alle beschadigingen nooit en te nimmer met woorden gecompenseerd of hersteld kunnen worden. Ik denk daarbij aan het in verlegenheid brengen van mensen, hun geestelijke verwarring, de emotionele pijn, de schuldgevoelens en de verbroken huwelijken die het resultaat van de eerdere beslissing waren - een beslissing in een paar uur genomen door mannen van wie de meesten de kwestie "koud op hun bord kregen", zonder van tevoren ingelicht te zijn, zonder erover nagedacht te hebben, zonder meditatie, zonder gebed erover, zonder onderzoek in de Schrift, maar wier beslissing vijf jaar lang wereldwijd van kracht was en vele mensen voor hun leven lang beschadigde. Dit alles was niet nodig geweest.

    Een andere kwestie die zich aandiende en die enigszins met de voorgaande verband houdt, betrof een (vrouwelijke) Getuige in Zuid-Amerika. Haar man had bekend seksuele betrekkingen met een andere vrouw te hebben gehad. Het probleem was echter, dat het volgens zijn zeggen om anale en niet om genitale copulatie ging.

    De beslissing van het Besturende Lichaam was, dat dit niet opgevat kon worden als overspel, dat bij overspel sprake moest zijn van strikte genitale copulatie 'met de mogelijkheid kinderen te verwekken'. Om die reden was de man niet "één vlees" geworden met de andere vrouw en dientengevolge luidde de beslissing, dat zijn vrouw geen schriftuurlijke grond voor echtscheiding en een eventueel nieuw huwelijk had.

    De bestaande regel was dat een beslissing unaniem genomen moest worden, en ik sloot me bij de meerderheid aan. Ik moest echter telkens aan deze vrouw denken en aan het feit dat zij te horen zou krijgen dat zij niet op schriftuurlijke grond kon verkiezen te scheiden van een man die zich aan zo'n daad had schuldig gemaakt. De beslissing betekende ook dat een vrouw niet op schriftuurlijke grond kon scheiden van een echtgenoot die zich aan homoseksuele handelingen met andere mannen overgaf, of zelfs omgang had met een beest, aangezien een man onmogelijk kinderen kan verwekken bij een andere man of bij een dier en in dit opzicht hiermee niet "één vlees" kan worden. In een aflevering van De Wachttoren was eerder dat jaar daarover een uitspraak gedaan.12

    Emotioneel daartoe aangezet, begon ik de oorspronkelijke (Griekse) uitdrukkingen uit Matthéüs hoofdstuk negentien, vers 9, te bestuderen. De Nieuwe-Wereldvertaling van het Genootschap geeft Jezus' woorden als volgt weer:

    "Ik zeg u dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij, en een ander trouwt, overspel pleegt."

    Hier worden twee verschillende woorden gebruikt, "hoererij" en "overspel", en toch was in de Wachttorenpublicaties tientallen jaren lang het standpunt ingenomen dat beide in essentie op hetzelfde betrekking hadden, namelijk dat "hoererij" betekende dat een man overspelige betrekkingen heeft met een vrouw die niet de zijne is (of dat een vrouw zulke betrekkingen heeft met een man die niet de hare is). Indien met "hoererij" eigenlijk hetzelfde bedoeld werd als met "overspel", waarom dan, zo vroeg ik mij af, gebruikte Matthéüs bij het optekenen van Jezus' uitspraak twee verschillende woorden (porneia en moikheia).

    Al zoekend in de vele vertalingen, bijbelse woordenboeken, commentaren en andere woordenboeken in de bibliotheek van Bethel, werd de reden mij duidelijk. Praktisch ieder boek dat ik er op nasloeg liet zien dat de Griekse uitdrukking porneia (in de Nieuwe-Wereldvertaling weergegeven met "hoererij") een zeer brede betekenis had en van toepassing was op ALLE vormen van seksuele immoraliteit.13 Om die reden geven veel bijbelvertalingen de uitdrukking eenvoudigweg weer met "immoraliteit", "seksuele immoraliteit", "onkuisheid", "ontucht". Woordenboeken toonden duidelijk aan dat de uitdrukking ook van toepassing was op homoseksuele betrekkingen. Wat voor mij echter de doorslag gaf, was dat het woord porneia in de bijbel zélf, in Judas vers 7, wordt gebruikt om het beruchte homoseksuele gedrag van de mensen in Sodom en Gomorra aan te geven.

    Ik legde de resultaten van het onderzoek schriftelijk vast in een rapport van veertien bladzijden en maakte kopien voor alle leden van het Lichaam. Ik had echter sterke twijfels of het wel goed ontvangen zou worden. Daarom ging ik naar het kantoor van Fred Franz, en na uitgelegd te hebben wat ik had gedaan vertelde ik hem van mijn twijfels. Hij zei: "Ik denk dat het geen probleem zal zijn."

    Hoewel hij zich kort uitdrukte, lag er vertrouwen in zijn woorden. Toen ik informeerde of hij wilde zien wat mijn bevindingen waren, sloeg hij dit af en zei opnieuw dat hij dacht dat het "geen probleem" zou zijn. Mijn indruk was dat hij zich van een aantal punten die door mijn onderzoek naar boven waren gekomen reeds bewust was, ofschoon ik er geen idee van had hoe lang al. Aangezien hij de belangrijkste vertaler van de Nieuwe-Wereldvertaling van het Genootschap was geweest, leek het mij dat hij zeker op zijn minst een idee van de ware betekenis van het woord porneia ("hoererij") moest hebben gehad.14

    Toen de kwestie in een zitting van het Besturende Lichaam aan de orde kwam, werd het materiaal dat ik had voorgelegd, aanvaard nadat Fred Franz er zijn steun aan had gegeven. Ik kreeg vervolgens de taak artikelen ter publicatie in de Wachttoren voor te bereiden die het nieuw in te nemen standpunt zouden presenteren.15

    Ik herinner mij nog steeds dat er enige tijd nadat de artikelen waren verschenen, een brief van een Getuige binnenkwam die een paar jaar daarvoor had ontdekt dat haar man seksuele betrekkingen met een dier had gehad. Zij schreef: "Ik kon niet met zo'n man leven", en zij scheidde van hem. Later hertrouwde zij. De gemeente sloot haar vervolgens vanwege haar handelwijze uit, omdat zij niet "schriftuurlijk vrij" was. Nadat de Wachttoren-artikelen waren verschenen, schreef zij en vroeg of er, gezien het gewijzigde standpunt, iets gedaan kon worden om haar goede naam te zuiveren van de smet die deze had opgelopen als gevolg van de uitsluiting. Ik kon haar alleen maar schrijven dat de gepubliceerde artikelen zélf reeds een rechtvaardiging waren van de door haar gevolgde koers.

    Hoewel het mij opnieuw voldoening schonk artikelen te schrijven waarin verkeerde standpunten van de organisatie werden erkend en gecorrigeerd, bleef de ontnuchterende gedachte dat dit nooit alle schade kon wegnemen die het vorige standpunt gedurende tientallen jaren bij veel mensen had aangericht - God alleen weet bij hoeveel.

    Het Besturende Lichaam was in die tijd in feite zowel een rechterlijk college alsook een wetgevend lichaam - dit laatste omdat de besluiten en bepalingen ervan voor alle Jehovah's Getuigen kracht van wet hadden. Het was een "Besturend Lichaam" in de zin zoals dat ook, vanwege overeenkomstige functies, gezegd zou kunnen worden van het Sanhedrin uit bijbelse tijden. Precies zoals alle belangrijke vraagstukken die Jehovah's naamvolk uit die tijd betroffen, ter opheldering aan het Sanhedrin in Jeruzalem werden voorgelegd, zo gebeurde dat ook bij het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen in Brooklyn.

    Het was echter een lichaam dat in geen enkel opzicht een bestuurlijke functie uitoefende. De bestuurlijke autoriteit en verantwoordelijkheid lagen exclusief bij de president van de corporatie, Nathan H. Knorr. Ik had dit niet verwacht, aangezien in hetzelfde jaar van mijn aanstelling vice-president Franz een toespraak had gehouden, later opgenomen in De Wachttoren van 1 april 1972, waarin hij de rol van het Besturende Lichaam beschreef en deze plaatste tegenover die van de corporatie, de Watch Tower Bible and Tract Society. Door sommigen aangeduid als de "toespraak over de staart die met de hond kwispelt", was de taal daarin ongewoon krachtig en ondubbelzinnig. Steeds opnieuw werd erin gesteld dat de corporatie slechts een "werktuig" was, een "tijdelijk instrument", gebruikt door het Besturende Lichaam:

    "Deze wereldomvattende evangelisatie-organisatie is niet gevormd overeenkomstig de voorschriften van een hedendaagse wettelijke corporatie welke misschien vereist is onder de wetten van door mensen in het leven geroepen politieke regeringen die nu met de vernietiging in de 'oorlog van de grote dag van God de Almachtige' te Har-mágedon worden geconfronteerd (Openb. 16:14-16). Geen enkele wettelijke corporatie ter wereld regelt of bestuurt de evangelisatie-organisatie. Deze bestuurt veeleer dergelijke organisaties als louter tijdelijke instrumenten die nuttig zijn voor het werk van de grote Theocraat. Ze is derhalve volgens Zijn ontwerp gevormd. Het is een theocratische organisatie, die van God af naar beneden, en niet van de gemeenteleden[16] af naar boven, wordt bestuurd. De opgedragen, gedoopte leden ervan staan onder de Theocratie! Aardse wettelijke corporaties zullen verdwijnen als binnenkort de door mensen in het leven geroepen regeringen die de statuten ervan hebben geregistreerd, teniet gaan."

    "De stemgerechtigde leden van het Genootschap zien dus in dat dit besturende lichaam het meest rechtstreekse gebruik van dat 'administratieve werktuig' als instrument voor het werk van de 'getrouwe en beleidvolle slaaf'-klasse zou kunnen maken als er leden van het besturende lichaam in de Bestuursraad van het Genootschap zitten. Zij beseffen dat het Genootschap niet het administratieve lichaam is, doch louter een uitvoerend orgaan.

    De stemgerechtigde leden van het Genootschap wensen daarom niet dat er ook maar enige grond voor conflicten en verdeeldheid is. Zij willen geen situatie doen ontstaan waarin het 'administratieve werktuig' de gebruiker van dat werktuig beheerst en bestuurt, welke gebruiker het besturende lichaam is, dat de 'getrouwe en beleidvolle slaaf'-klasse vertegenwoordigt. Dit zou erop neerkomen dat de staart met de hond kwispelt, in plaats van de hond met de staart. Een wettelijk religieus instrument dat volgens Caesars wet tot bestaan is gebracht, dient niet te trachten de schepper ervan te besturen en te beheersen; veeleer dient de schepper van het wettelijke religieuze instrument dit instrument te beheersen en te besturen."

    Dat waren krachtige uitspraken. Het probleem was dat zij een beeld presenteerden dat geheel in strijd was met de feiten.

    Het Besturende Lichaam hield geen toezicht op de corporatie - niet op het moment dat de vice-president de hiervoor vermelde toespraak hield, noch op het moment dat het materiaal werd gepubliceerd, en zelfs niet gedurende een aantal jaren daarna.

    Het gepresenteerde beeld werd uiteindelijk realiteit, maar slechts na een zeer drastische aanpassing, die onaangenaam was beladen met verhitte gemoederen en die onder grote verdeeldheid tot stand kwam. Vreemd als het voor veel Getuigen van thans mag klinken, had het soort Besturende Lichaam waarover in de lezing werd gesproken nooit bestaan in de gehele geschiedenis van de organisatie. Het duurde meer dan negentig jaar voordat het het licht zag en het bestaat slechts sinds 1 januari 1976, ofwel gedurende slechts ongeveer eenvijfde deel van de geschiedenis van de organisatie. Ik zal uitleggen waarom ik dat beweer en waarom het op feiten berust.

     

    DRIE MONARCHEN

     

    "Jullie weten wat zij doen die de volken besturen: over ze heersen, en je weet wat de grote heren doen: macht over ze uitoefenen. Zo moet het bij jullie niet gaan." - Matthéüs 20:25, 26, Groot Nieuws Bijbel.

     

    De geschiedenis van Jehovah's Getuigen begon toen de eerste uitgave van het tijdschrift Zion's Watch Tower op 1 juli 1879 tot stand kwam. De corporatie, de Watch Tower Bible and Tract Society, werd in 1881 opgericht en kreeg in 1884 rechtspersoonlijkheid. Er kan naar waarheid worden gezegd dat in die tijd het Besturende Lichaam van diegenen die bij de Watch Tower waren aangesloten niet door de corporatie werd 'geregeld, beheerst of bestuurd' (om de woorden van de vice-president te gebruiken). Dit was niet het geval, en kón in feite niet het geval zijn om de eenvoudige reden dat er geen "besturend lichaam" bestond.

    Charles Taze Russell zelf begon Zion's Watch Tower uit te geven als zijn eigen tijdschrift en was de enige redacteur ervan. Gedurende zijn leven werd hij door al degenen die met de Watch Tower Society waren verbonden als hun enige ware "pastor" aanvaard. Het was natuurlijk zo dat het eenmaal gevormde Genootschap een Bestuursraad had (Russells vrouw Maria maakte hier aanvankelijk deel van uit). Maar die Bestuursraad werd niet gezien als een besturend lichaam, noch functioneerde deze als zodanig. Toch wordt in De Wachttoren van 1 april 1972 op bladzijde 216 deze uitspraak gedaan:

      "Volgens de beschikbare feiten was het besturende lichaam nauw verbonden met de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. C.T. Russell behoorde destijds, in de laatste vijfentwintig jaar van de negentiende eeuw, duidelijk tot dat besturende lichaam."

    Wat laten de "beschikbare feiten" in werkelijkheid zien? In een speciale uitgave van Zion's Watch Tower van 25 april 1894, bladzijde 59, merkt Russell zelf over de Bestuursraad op:

      "Daar wij tot op 1 december 1893, van een totaal van drienzestighonderddrientachtig (6.383), zevenendertighonderdvijf (3.705) aandelen bezitten waaraan stemrecht is verbonden, kiezen zuster Russell en ikzelf natuurlijk, de functionarissen, en hebben daarmee de volledige zeggenschap over het Genootschap; en aldus werd het volledig van aanvang af door de bestuurders begrepen. Pas na ons overlijden, zo was duidelijk, zouden zij hun functie opnemen.17

      Dat Russell de bestuurders (of wie dan ook) duidelijk niet zag als besturend lichaam naast hem, is zonneklaar vanwege de koers die hij consequent volgde. In Zion's Watch Tower van 1 maart 1923 wordt op bladzijde 68 gezegd:

      "Wanneer anderen vroegen: Wie is deze getrouwe en beleidvolle slaaf? - antwoordde broeder Russell vaak: 'Sommigen zeggen dat ik dat ben, terwijl anderen zeggen dat die slaaf het Genootschap is.'"

      In het artikel wordt dan gesteld:

      "Beide uitspraken waren juist. Broeder Russell was in feite het Genootschap in de meest absolute zin van het woord, en wel daarom omdat hij het beleid en de koers van het Genootschap bepaalde, zonder aan welke persoon op aarde dan ook rekenschap af te leggen. Hij vroeg soms advies aan anderen die met het Genootschap verbonden waren en luisterde naar hun suggesties. Vervolgens deed hij naar zijn eigen oordeel, gelovend dat de Heer hem aldus liet doen."

      Als antwoord op een vraag van een aantal lezers van Zion's Watch Tower, schreef Russell in 1906:

      "Nee, de waarheden die ik, als Gods woordvoerder, voorleg, werden niet in visioenen of dromen, noch door Gods hoorbare stem geopenbaard, noch ook alle tegelijkertijd, maar geleidelijk, vooral sinds 1870, en in het bijzonder sinds 1880. Evenmin is deze duidelijke ontplooiing van de waarheid te danken aan enig menselijk vernuft of scherpzinnig inzicht, maar aan het eenvoudige feit dat Gods bestemde tijd is aangebroken; en als ik niet sprak, en er geen andere spreekbuis kon worden gevonden, zouden zelfs de stenen het uitroepen.18

      Omdat hij geloofde dat hij "Gods woordvoerder" was en zijn spreekbuis ter openbaring van waarheid, is het begrijpelijk dat hij niet het belang inzag van een besturend lichaam. Een jaar na deze uitspraak stelde Russell zijn "testament en uiterste wilsbeschikking" op, die in het tijdschrift Zion's Watch Tower van 1 december 1916, volgend op zijn overlijden dat jaar, werd gepubliceerd. De volledige tekst hiervan is in de Appendix afgedrukt omdat er geen duidelijker bewijs is van het absolute toezicht dat Charles Russell over het tijdschrift Zion's Watch Tower uitoefende. Hier kunnen wij volstaan met de weergave van de tweede paragraaf:19

      "Echter, gelet op het feit dat ik het blad ZION'S WATCH TOWER, de OLD THEOLOGY QUARTERLY en de auteursrechten van de boeken MILLENNIAL DAWN SCRIPTURE STUDIES en verscheidene andere brochures, zangbundels, etc., heb geschonken aan de WATCH TOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY nadat expliciet duidelijk was dat ik gedurende mijn leven de volledige zeggenschap over al de belangen van deze publicaties diende te hebben en dat zij na mijn heengaan volgens mijn wensen dienden te worden bestuurd, zet ik hierbij mijn genoemde wensen - mijn desbetreffende wilsbeschikking - als volgt uiteen:..."

      Ofschoon hij het tijdschrift Zion's Watch Tower aan de corporatie schonk (bij het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid in 1884), beschouwde hij het duidelijk als zijn tijdschrift dat diende te worden gepubliceerd zoals hij dat wilde, zelfs na zijn dood. Hij bepaalde dat na zijn overlijden een redactiecomité van vijf mannen, die persoonlijk door hem waren aangewezen en bij naam waren genoemd, de volledige verantwoording voor het tijdschrift diende te verkrijgen.20 Tevens vermaakte hij bij zijn heengaan al zijn aandelen in de corporatie waarop stemrecht rustte aan vijf vrouwen die door hem als gevolmachtigden bij naam werden genoemd. Hij bepaalde dat, voor het geval een bepaald lid van het Redactiecomité zou moeten worden aangeklaagd en berecht, deze vrouwen, tezamen met de andere gevolmachtigden van de corporatie (duidelijk de bestuurders) en de andere leden van het Redactiecomité, zouden moeten optreden als gerechtsraad die zou beslissen in de zaak van het beschuldigde lid van het Redactiecomité.21

    Aangezien één persoon geen collectief lichaam kan vormen, laten de feiten zien dat er gedurende het leven van C.T. Russell, dat wil zeggen tot aan 1916, absoluut geen besturend lichaam bestond. Dat bleef zo gedurende het presidentschap van zijn opvolger, Joseph F. Rutherford. Men zou kunnen denken dat de leden van het Redactiecomité, tezamen met de Bestuursraad, zo'n besturend lichaam hebben gevormd. De feiten laten echter zien dat deze veronderstelling niet juist is.

      Tijdens de jaarvergadering van de corporatie in januari 1917 werd Rutherford tot president gekozen als opvolger van Russell. Rutherford was nog maar kort president, toen vier van de zeven bestuurders (een meerderheid) zich verzetten tegen wat zij als een eigenmachtige actie van de kant van de president zagen. Hij hield geen rekening met de Bestuursraad en werkte niet met hen als lichaam samen, maar handelde eenzijdig. Daarbij lichtte hij hen pas achteraf over zijn beslissingen in. Zij waren van mening dat dit op geen enkele wijze overeenstemde met de koers die pastor Russell, de "getrouwe en beleidvolle slaaf", had uitgezet. De bezwaren die zij hadden, leidden ertoe dat zij resoluut werden afgezet.22

    Rutherford ontdekte dat de benoeming van deze vier mannen als bestuurders nooit op de jaarvergadering van de corporatie was bekrachtigd, ofschoon zij door Russell persoonlijk als bestuurders voor het leven waren aangesteld. Volgens A.H. MacMillan, destijds een vooraanstaand medewerker van het hoofdbureau, pleegde Rutherford overleg met een externe advocaat die bevestigde dat het - althans juridisch bezien - mogelijk was de mannen om deze reden te ontslaan.23

    Rutherford kon dus kiezen. Hij kon aan de bezwaren van de meerderheid van de Bestuursraad tegemoet komen en zich in het vervolg anders opstellen. (Als hij deze mannen had gezien als de meerderheid van een "Besturend Lichaam", zoals bedoeld in De Wachttoren van 1972, zou hij moreel verplicht zijn geweest dit te doen.) Of hij kon het genoemde juridische aspect in zijn voordeel laten werken en zijn autoriteit als president gebruiken om de bestuurders die het niet met hem eens waren, te ontslaan.

    Hij koos voor het laatste en stelde, ter vervanging van hen, door hemzelf verkozen bestuurders aan.

    Wat gebeurde er met het Redactiecomité? The Watchtower van 15 juni 1938, bladzijde 185, laat zien dat in 1925 de meerderheid van dit comité "ernstige bezwaren" had tegen publicatie van een artikel getiteld "The Birth of The Nation" ("De geboorte van de natie", d.w.z.: "Het koninkrijk is in werking getreden [in 1914]".). The Watchtower vermeldt wat er met hen gebeurde:

      "...maar door de genade des Heren werd het [artikel] gepubliceerd en dat markeerde het begin van het einde van het Redactiecomité, waarmee werd aangegeven dat de Heer zelf zijn organisatie leidt."

      Het Redactiecomité was nu ontbonden. Rutherford had op effectieve wijze alle oppositie tegen zijn alleenzeggenschap weggenomen.

    Het is interessant op te merken dat gedurende deze hele periode niet alleen het boek The Finished Mystery (een belangrijke twistappel in 1917), maar ook het tijdschrift Zion's Watch Tower, duidelijk had onderwezen dat pastor Russell inderdaad de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was naar wie in de Schrift was vooruitgewezen en die "door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld".24 De wijze waarop deze lering werd gebruikt om op ieders volledige onderwerping aan te dringen, wordt treffend geïllustreerd door de volgende uitspraken in Zion's Watch Tower van 1 mei 1922, bladzijde 132, onder de paragraaf getiteld "Trouw betekent loyaliteit":

      "Trouw te zijn betekent loyaal te zijn. Loyaal aan de Heer te zijn betekent gehoorzaam aan de Heer te zijn. Het gekozen instrument van de Heer los te laten of te verwerpen betekent de Heer zelf los te laten of te verwerpen, volgens het beginsel dat hij die de slaaf afwijst die door de meester is gezonden, daarmee de meester afwijst.

    Er is vandaag de dag niemand in de tegenwoordige waarheid die in eerlijkheid kan zeggen dat hij kennis van het goddelijk plan heeft ontvangen uit een andere bron dan door de dienst van broeder Russell, direct dan wel indirect. Door zijn profeet Ezechil voorzei Jehovah dat er een slaaf zou optreden. Hij beschreef deze als iemand die in linnen was gekleed, aan zijn zijde een schrijvers-inkthoorn droeg en was afgevaardigd om door de stad (de christenheid) te trekken om diegenen die zuchtten te vertroosten door hun geest te verlichten ten aanzien van Gods grootse plan. Opgemerkt moet worden dat deze gunst niet verleend werd door een mens, maar door de Heer zelf. Doch in overeenstemming met Gods regeling gebruikte hij een mens. De mens die dat ambt door de genade van de Heer vervulde, was broeder Russell."

      In een artikel getiteld: "Loyaliteit op de proef gesteld", gepubliceerd in Zion's Watch Tower van 1 maart 1923, bladzijden 68 en 71, werd conformeren aan Russells leringen en methoden wederom gelijkgesteld aan conformeren aan de wil van de Heer:

      "Wij geloven dat allen die zich thans in de tegenwoordige waarheid verheugen, zullen toegeven dat broeder Russell getrouw de taak vervulde van de bijzondere slaaf des Heren; en dat hij over alle bezittingen van de Heer werd aangesteld."

    "Iedere mede-slaaf heeft zijn bekwaamheid of vermogen getoond en heeft dit vermeerderd in de mate waarin hij zich vreugdevol aan de wil des Heren heeft onderworpen, door te werken op de oogstvelden des Heren in overeenstemming met de weg des Heren, waarbij de Heer broeder Russell gebruikte om die weg aan te geven, omdat broeder Russell het ambt bekleedde van de 'getrouwe en beleidvolle slaaf'. Hij deed het werk des Heren overeenkomstig de weg des Heren. Indien broeder Russell dus het werk deed overeenkomstig de weg des Heren, is iedere andere weg om dit te doen tegengesteld aan de weg des Heren en zou dientengevolge niet het getrouw behartigen van de belangen van het koninkrijk des Heren kunnen zijn."

      Het was zeer duidelijk waar het om ging. Men kon zich óf loyaal opstellen met de leringen en methoden van degene die "door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld" [Russell] en zich eraan conformeren, óf men kon zich schuldig maken aan het verwerpen van Christus Jezus en dientengevolge een afvallige worden. Zelden werd er een krachtiger pleidooi gehouden ten gunste van menselijke autoriteit.

    Des te opmerkelijker is het dat Russells persoonlijke keuze van mannen in het ambt van opziener en de andere voorzieningen die hij tijdens zijn leven trof, binnen enkele jaren na zijn dood en gedurende juist die periode waarin de aanspraken werden gedaan dat Russell de "slaaf" was, door de nieuwe president opzij werden gezet. De uitspraken die Russell in zijn testament deed, werden als geen rechtskracht hebbend terzijde geschoven, en klaarblijkelijk werden zij ook op morele grond niet bindend geacht. In The Watchtower van 15 december 1931 staat hierover op bladzijde 376:

      "De algemeen bekende feiten die passen op de profetische woorden van Jezus, zijn de volgende: In 1914 plaatste Jehovah zijn Koning op zijn troon. De drieneenhalf jaar die daar onmiddellijk op volgden, verschaften de gelegenheid om diegenen die de oproep tot het koninkrijk beantwoord hadden, op hun zelfzuchtigheid of onzelfzuchtigheid te beproeven. In 1916 stierf de president van de Watch Tower Bible and Tract Society. Er werd een handgeschreven document gevonden dat hij had ondertekend en dat zijn 'testament en uiterste wilsbeschikking' werd genoemd, maar dat in feite geen wilsbeschikking was. Het bleek toen dat broeder Russell enige jaren voor zijn dood tot de conclusie was gekomen dat hij zo'n wilsbeschikking niet kon opstellen. Het werk van Gods organisatie is niet aan het toezicht van een mens onderworpen en dient niet bestuurd te worden door de wil van enig schepsel. Het was daarom niet mogelijk het werk van het Genootschap tot glorie en eer des Heren voort te zetten op de wijze aangegeven in dat handgeschreven document, geheten een 'wilsbeschikking'".

      Slechts acht jaar daarvoor had Zion's Watch Tower, het "kanaal des Heren", nadrukkelijk gesteld dat Russell "het werk des Heren overeenkomstig de weg des Heren" deed, en dat daarom "iedere andere weg om dit te doen tegengesteld aan de weg des Heren" was. Nu, acht jaar later, werden allen die bezwaar maakten tegen het feit dat Rutherford de aanwijzingen terzijde schoof die waren gegeven door degene van wie Zion's Watch Tower zo stellig had betoogd dat hij de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was, afgeschilderd als personen die door kwaadwilligheid en wrok worden gedreven - als werkers der ongerechtigheid:

    "De uitgezifte of verworpen klasse weent en jammert echter en zij stelt zich tandenknarsend jegens de broeders op, want zij zeggen: 'Broeder Russells wilsbeschikking wordt genegeerd en The Watchtower wordt niet uitgegeven zoals hij aangegeven heeft', en zij heffen hun handen op in heilige ontzetting en vergieten krokodilletranen omdat des Heren organisatie op aarde niet in overeenstemming met de wilsbeschikking van een mens wordt gebruikt. Met andere woorden, zij gebruiken deze voorwendselen als grond voor hun wenen en gehuil en hun kommer. Zij jammeren, klagen en wenen, daar zij niet de leiding van het Genootschap in handen hebben. Zij stellen zich tandenknarsend op jegens degenen die in het werk des Heren betrokken zijn, en brengen alle soorten kwaadwilligheid, wrok en leugenachtigheid voort jegens degenen die zij eens hun broeders noemden. Judas noemt dezelfde klasse, en zijn woorden leggen met stelligheid de tijd vast waarin dit jammeren en wenen begint, te weten de tijd dat de Heer Jezus Christus tot de tempel van Jehovah komt om te oordelen. Hij zegt: 'Deze zijn murmureerders, klagers over hunnen staat, wandelende naar hunne begeerlijkheden [zelfzuchtige verlangens]; en hun mond spreekt zeer opgeblazene dingen [bewerende zelf Gods begunstigden te zijn], verwonderende zich over de personen om des voordeels wil [met andere woorden, zij betuigen hun bewondering voor personen en vragen om zelf bewonderd te worden, en hun gedrag en handelwijze komt precies met de woorden van de apostel overeen].' Zij gebruiken grote woorden om voor te geven dat zij een mens, namelijk broeder Russell, liefhebben en toegewijd zijn, maar zij doen dit zeer duidelijk met de bedoeling bepaald zelfzuchtig voordeel te behalen. De bedoeling van het bespreken van deze dingen, en overduidelijk de bedoeling van de Heer die zijn volk hierin begrip schenkt, is om dit volk in staat te stellen zulke werkers der ongerechtigheid te mijden."25

      Het is moeilijk een dergelijke grillige, onevenwichtige, onjuiste koers te verklaren. Toch werd verondersteld dat dit het kanaal was dat door de Heer Jezus Christus zó waardig was bevonden dat hij uitsluitend door middel van dit kanaal aan mensen op aarde leiding gaf.

    In werkelijkheid was het Rutherford die zo tegen 1925 de zeggenschap over het Genootschap in handen had. In de jaren die volgden werd zijn macht over alle lagen van de organisatie alleen nog maar versterkt.26

    Dit hield onder andere in dat hij de volledige zeggenschap had over datgene dat via het kanaal de Wachttoren, en andere publicaties die werden gebruikt om geestelijk voedsel aan de gemeenten over de gehele aarde te verstrekken, werd gepubliceerd. Ik herinner me dat mijn oom mij een keer in zijn kantoor over een voorval vertelde waarbij Rutherford een bepaalde kwestie (een nieuw gezichtspunt) aan de Bethelfamilie ter discussie voorlegde.27 Mijn oom vertelde dat hij in de discussie aangaf zich op schriftuurlijke gronden niet achter het nieuwe gezichtspunt te kunnen opstellen. Hij zei dat president Rutherford hem achteraf persoonlijk had aangesteld om materiaal ter ondersteuning van deze nieuwe zienswijze voor te bereiden, ofschoon hij, Fred Franz, duidelijk had gemaakt dat hij het als niet-schriftuurlijk beschouwde.

    Bij een andere gelegenheid vertelde hij dat de "Rechter" (Rutherford) het later tijdens zijn presidentschap tot regel maakte dat de Wachttoren alleen artikelen zou bevatten die profetien of het predikingswerk benadrukten. Om die reden verschenen er in het tijdschrift jarenlang eenvoudigweg geen artikelen meer over onderwerpen als liefde, goedheid, barmhartigheid, lankmoedigheid en soortgelijke eigenschappen.

    Gedurende de bijna zestig jaar waarin Russell en Rutherford president waren, handelden zij in het uitoefenen van hun macht naar eigen goeddunken. Van een besturend lichaam was hoe dan ook geen sprake.

      Toen rechter Rutherford op 8 januari 1942 stierf, werd Nathan H. Knorr unaniem door de Bestuursraad tot president gekozen. De structuur van de organisatie bleef in hoofdlijnen dezelfde, ofschoon er een paar aanpassingen werden gedaan die betekenden dat Knorr enige verantwoordelijkheid uit handen gaf. (De omstandigheden dwongen hem hier in feite toe, omdat het aantal Getuigen uitgroeide van slechts 108.000 ten tijde van Rutherfords dood, tot meer dan twee miljoen tijdens Knorrs presidentschap.) Daar hij geen schrijver was en evenmin een bijbelkenner, verliet Knorr zich op Fred Franz (de vice-president) en gaf hem min of meer het beslissende woord in schriftuurlijke aangelegenheden. Ook was hij de voornaamste schrijver van de organisatie. Vraagstukken zoals die welke tijdens de zittingen van het Besturende Lichaam aan de orde kwamen (en die al eerder in dit hoofdstuk zijn genoemd), werden tientallen jaren lang ter beslissing aan Fred Franz voorgelegd. Als president Knorr het idee had dat de beslissing belangrijke gevolgen kon hebben voor het functioneren van de organisatie in bepaalde landen van de wereld, besprak hij dit in het algemeen persoonlijk met Fred Franz. Hij aarzelde niet hem duidelijk te maken hoe er naar zijn mening onder de gegeven omstandigheden op pragmatische wijze opgetreden diende te worden en schoof daarbij de mening van de vice-president zonodig terzijde. Zoals eerder opgemerkt, en geïllustreerd door de beslissing om weer lichamen van ouderlingen in de gemeenten aan te stellen, bleef deze relatie tot in de jaren zeventig bestaan. Die bijzondere beslissing leunde sterk op de zienswijze en de mening van één persoon, de vice-president, en toen deze zijn mening herzag en de terugkeer van lichamen van ouderlingen voorstond, stemde de president daarmee in.

    Hetzelfde gold in principe voor al het gepubliceerde materiaal. De president selecteerde de hoofdartikelen voor de Wachttoren uit materiaal waarin door verscheidene schrijvers werd voorzien. Hij stuurde dit vervolgens ter beoordeling naar de schrijfafdeling door en liet het zonodig corrigeren en bijwerken. Tenslotte werd het door de vice-president en de president gelezen en, na goedkeuring, gepubliceerd. Karl Adams, die hoofd was van de schrijfafdeling toen ik daar in 1965 arriveerde, legde mij uit dat de afdeling

    31-05-2009 om 11:35 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Hoofdstuk 2 van Gewetensconflict Achtergrond en beweegredenen
     

    GEWETENSCONFLICT

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen

    Hoofdstuk 2:

    ACHTERGROND EN BEWEEGREDENEN

     

     

    "Bij Christus, ik spreek de waarheid, ik lieg niet: de heilige Geest bevestigt het door de stem van mijn geweten.... Ik zou wensen, vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn, als ik ze [mijn volk] daarmee kon helpen."
    - Romeinen 9:1, 3, Groot Nieuws Bijbel.

     

     I

    k geloof dat wat tot dusver is gezegd gegronde redenen verschaft voor het schrijven van dit boek. De vraag waarom juist ik het heb geschreven is echter nog niet beantwoord.
    Een van de redenen daarvoor is mijn achtergrond en wat ik in verband daarmee heb meegemaakt. Van kindsbeen af tot aan mijn zestigste ben ik met Jehovah's Getuigen verbonden geweest. Hoewel vele anderen hetzelfde kunnen zeggen, is het niet waarschijnlijk dat zij dezelfde zaken op hun pad zijn tegengekomen als ik.
    Een belangrijke reden is ook dat ik door de omstandigheden waarin ik mij bevond informatie kreeg, waartoe de overgrote meerderheid van de Jehovah's Getuigen absoluut geen toegang heeft. Het waren omstandigheden die ik meestal niet zelf had gezocht. Vaak kreeg ik de informatie ongevraagd. Vaak kwam ze hard aan.
    De laatste reden die met de voorgaande twee verband houdt, is die van het geweten. Wat zou u doen wanneer het steeds duidelijker wordt dat mensen leed wordt aangedaan, ernstig leed, zonder werkelijke noodzaak? Welke verplichting heeft eenieder van ons - voor God en voor mensen - wanneer hij ziet dat informatie voor mensen wordt achtergehouden terwijl deze voor hen van het meest wezenlijke belang kan zijn? Met deze vragen heb ik geworsteld.

    Ik wil nu uitvoeriger op deze redenen ingaan.
    Eigenlijk zou ik liever over de eerste willen heenstappen, omdat dit mij onvermijdelijk op mijn eigen levensloop brengt. De huidige situatie dwingt mij er echter toe hier wél op in te gaan, min of meer zoals Paulus zich door de omstandigheden verplicht voelde de christenen in Korinthe over zijn levensloop verslag te doen, waarna hij schreef: 

    "Ik heb me gedragen als een dwaas, maar u hebt me ertoe gedwongen. U had mij moeten aanbevelen. Want al ben ik niets, toch doe ik geenszins onder voor die superapostelen van u." 1

    Ik wil niet beweren een Paulus te zijn, maar ik geloof dat mijn redenen en motieven op zijn minst vergelijkbaar zijn met de zijne. Mijn vader en moeder (en drie van mijn vier grootouders) waren Jehovah's Getuigen. Mijn vader werd in 1913 gedoopt toen de Getuigen nog als Bijbelonderzoekers bekend stonden. Pas op mijn zestiende werd ik een actieve Getuige. Hoewel ik nog op school zat, besteedde ik al spoedig twintig tot dertig uur per maand aan het "getuigenis-geven" van deur tot deur. Ik stond met tijdschriften op de hoeken van straten, deelde strooibiljetten uit en droeg borden met daarop: "Religie is een valstrik, de bijbel vertelt waarom. Dient God en Christus de Koning."

    Dat jaar, 1938, hadden wij een congres in Cincinnati (bij ons vandaan aan de overkant van de rivier de Ohio). Rechter Joseph F. Rutherford, de president van het Wachttorengenootschap, hield vanuit Londen een toespraak die bij ons via een radio-telefoonverbinding te beluisteren was. Aan het begin van de toespraak, die als een van de hoogtepunten op het programma stond en was getiteld "Zie de feiten onder ogen", zei hij onder andere:

    "Hoewel sommige mensen in hun wiek geschoten kunnen zijn als hun onverbloemd de waarheid wordt gezegd, vormt dit toch geen excuus of rechtvaardiging om ook maar iets achter te houden, zeker niet als het algemeen belang ermee gemoeid is.... Iemands geloof of zienswijze die hij tot op dat moment heeft gehad, mag daarom nooit verhinderen dat hij de feiten te horen krijgt en ze onderzoekt." 2

    Dat sprak mij aan als een waardevol beginsel om in mijn leven toe te passen. Ik was ontvankelijk voor de feiten die hij naar voren bracht. Enkele belangrijke punten die hij benadrukte, waren:

    "God heeft aan degenen die toegewijd naar waarheid zoeken duidelijk laten zien dat religie een vorm van aanbidding is die de kracht van God verloochent en mensen van God afkeert.... Religie en christendom zijn daarom precies het tegenovergestelde van elkaar." 3

    "Wat zijn volgens de profetie van Jezus de dingen die verwacht mogen worden wanneer deze wereld zijn einde tegemoet gaat? Het antwoord is wereldoorlog, hongersnood, pestilentin, angst onder de natiën en, naast andere dingen die worden genoemd, de aanwezigheid van een 'monsterlijk ding' op de aarde.... Dit zijn de onweerlegbare feiten die moeten plaatsvinden en die bewijzen dat Satans wereld tot een einde gekomen is. Deze feiten kunnen niet genegeerd worden."4

    "Thans is Duitsland een verbond met de paus aangegaan en Groot Brittanni beweegt zich snel in dezelfde richting. De Verenigde Staten van Amerika, eens het bolwerk van democratie, staan klaar om deel te gaan uitmaken van dit totalitaire systeem.... De onweerlegbare feiten tonen aan dat Satans dictatoriale 'monsterlijke ding', dat Jehovah's koninkrijk trotseert en tegenwerkt, thans op aarde aanwezig is.... Het totalitaire syndicaat zal Engeland en Amerika in zijn macht krijgen. U kunt het niet tegenhouden. Probéér het ook niet. Uw zekerheid ligt aan de zijde van de Heer...." 5

     Ik heb de uitspraken die op dat moment diep in mijn geest werden gegrift, cursief afgedrukt. Zij wekten een sterk gevoel van strijdlust in mij op. Een gevoel dat ik nog niet eerder had gekend. In een andere belangrijke lezing "Vult de aarde" werd de zienswijze uiteengezet dat Gods boodschap - tot 1935 gericht tot personen die met Christus als "kleine kudde" in de hemel zouden regeren - vanaf dat moment tot een aardse klasse werd gericht, de "andere schapen". Deze zouden na de naderende oorlog van Armageddon een rechtvaardig nageslacht voortbrengen en daarmee de aarde vullen. Over hen zei hij:

    "Zij moeten bescherming vinden in Gods organisatie, wat aantoont dat zij moeten worden ondergedompeld, gedoopt, ofwel worden geborgen in die organisatie. De ark die Noach op Gods bevel bouwde, beeldt Gods organisatie af." 6

    Nadat hij op het feit had gewezen dat Noachs drie zonen niet eerder dan twee jaar na de vloed nageslacht begonnen voort te brengen, bracht de Wachttorenpresident dit vervolgens van toepassing op degenen die in moderne tijden een aardse hoop hebben:

    "Is het schriftuurlijk juist indien zij nu zouden trouwen en kinderen zouden krijgen? Het antwoord is: Nee, en dit wordt door de Schriften ondersteund.... Het is veel beter vrij te blijven en zonder verplichtingen, zodat zij thans de wil van de Heer kunnen doen, zoals de Heer gebiedt, en ook om tijdens Armageddon zonder belemmering te zijn." 7

    Joseph Rutherford sprak luid en met een duidelijke, besliste toon. Dat waren feiten, stellige waarheden om terdege rekening mee te houden bij de vraag hoe je je leven zou gaan inrichten. De belangrijke boodschap dat zonder de organisatie geen redding mogelijk was, maar ook dat het predikingswerk diende te prevaleren boven persoonlijke belangen als trouwen en kinderen krijgen, of op zijn minst de behoefte daaraan zou moeten verminderen, werd diep in mijn geest gegrift. 8

    In 1939 werd ik gedoopt, en nadat ik in juni 1940 van de middelbare school kwam, begon ik onmiddellijk met het getuigeniswerk in de "volle-tijddienst". Het was een stormachtig jaar, zowel voor de wereld als voor Jehovah's Getuigen. De Tweede Wereldoorlog was op komst, het werk van Jehovah's Getuigen werd in verscheidene landen verboden en honderden Getuigen werden gevangen genomen. In de Verenigde Staten werden kinderen van Jehovah's Getuigen van school gestuurd omdat zij weigerden de vlag te groeten (wat door hen als een vorm van beeldenaanbidding werd beschouwd). Het standpunt van de Getuigen in oorlog neutraal te blijven, ontlokte vaak gewelddadige tegenstand van degenen die prat gingen op hun loyaliteit en vaderlandsliefde. Publieke agressie nam hand over hand toe.
    Die zomer ging ons gezin naar een belangrijk congres van de Getuigen in Detroit, Michigan. Er hing een gespannen sfeer, een gevoel van belegerd te zijn. Tegen het einde van het congres wees rechter Rutherford erop dat "dit wellicht het laatste congres was voordat de grote verdrukking zou losbreken". Ik herinner mij dat toen in 1940 de herfst aanbrak en ik mijn zomerkleren opborg, ik het idee had dat ik ze misschien nooit meer zou aantrekken - dat óf Armageddon zou zijn gekomen, óf dat wij tegen die tijd in concentratiekampen zouden zijn beland, zoals veel Getuigen in Nazi-Duitsland
    Publieke agressie tegen de Getuigen bereikte in het begin van de jaren veertig zijn hoogtepunt. In Connersville, Indiana, bezocht ik een rechtszitting tegen twee vrouwelijke Getuigen die van staatsgevaarlijke activiteiten werden beschuldigd ("samenzwering tot oproer"), alleen omdat zij thuis met een groepje mensen Wachttorenpublicaties hadden bestudeerd. De rechtszitting duurde vijf dagen en op de avond van de laatste dag deed de jury de uitspraak: schuldig. Toen wij de rechtszaal verlieten, werden Victor Schmidt, verdediger én Getuige, en zijn vrouw op gewelddadige wijze vanuit het publiek bestormd en tot lopen gedwongen, en nog wel in de stromende regen en helemaal naar de rand van de stad. Onderweg begon Schmidts vrouw als gevolg van de gruwelijke situatie plotseling te menstrueren. Ik had Jack Rainbow in de auto, een officile vertegenwoordiger van de Getuigen, die al eens met de dood was bedreigd als hij nog een keer "hun stad" zou bezoeken. Toen wij in de buitenwijken van de stad waren aangekomen en ik Schmidt en zijn vrouw zag, nog achtervolgd door een deel van de menigte, voelde ik mij verplicht het risico te nemen hen op te pikken, wat mij lukte. Een andere Getuige had dit ook geprobeerd, maar had aan zijn pogingen een gebroken autoruit overgehouden. Toen zij uiteindelijk in de auto zaten begon Schmidts vrouw bijna hysterisch te huilen. Het gezicht van haar man bleek onder de blauwe plekken te zitten en was overdekt met bloed dat uit diepe wonden vloeide, veroorzaakt doordat hij klaarblijkelijk met boksbeugels was geslagen. 9
    Zulke ruwe, botte intolerantie van zo dichtbij mee te maken, liet een diepe indruk in mijn jonge geest na. Ik raakte alleen maar meer overtuigd van de juistheid van mijn keuze mij bij degenen aan te sluiten die duidelijk de ware dienstknechten van God waren.
    Als strategie aanbevolen door Hayden Covington, de juridisch adviseur van het Wachttorengenootschap, trok later een groep van vijfenzeventig Getuigen, onder wie mijn ouders, mijn twee zusters en ik, uit het gebied rond Cincinnati in Ohio naar Connersville voor een "blitzkrieg"-getuigenis. Op één na werden wij, mannen, vrouwen en kinderen, gearresteerd en in verschillende gevangenissen opgesloten totdat wij na een week op borgtocht werden vrijgelaten. Ik was nog in mijn tienerjaren en het was de eerste keer dat ik voelde wat het betekent als een massief stalen deur achter je dichtslaat, grendels op hun plaats worden geschoven en je je realiseert dat je bewegingsvrijheid je is ontnomen. 

    Enkele maanden later was ik in Indianapolis in de staat Indiana, waar een hoorzitting plaatsvond voor een hogere rechtbank inzake de gebeurtenissen in Connersville. Mijn oom Fred Franz, sinds 1920 lid van het Watch Tower hoofdbureau en een naaste medewerker van rechter Rutherford, was uit Brooklyn overgekomen om als getuige-deskundige van het Genootschap op te treden. Hij werd door de plaatselijke gemeente gevraagd een toespraak te houden en besprak daarin het feit dat velen meenden dat het getuigeniswerk ten einde liep, ja, bijna volbracht was. Ik was, om het zacht uit te drukken, stomverbaasd te horen dat mijn oom hiertegen inging door te zeggen dat men in Brooklyn niet verwachtte spoedig te zullen sluiten, dat "eenieder die een abonnement op de Wachttoren nam dit niet voor een half jaar behoefde te doen, nee, hij kon het voor één of twee jaar aanvragen als hij dat wilde!"
    De strekking van zijn opmerkingen was zo in tegenspraak met de uitlatingen van de president van het Genootschap tijdens het congres in Detroit, dat het mij duidelijk leek dat mijn oom voor eigen rekening sprak en niet de juiste, officile visie van het Genootschap naar voren bracht. Eigenlijk had ik naar hem toe willen gaan om hem tot voorzichtigheid te manen voor het geval zijn uitlatingen Brooklyn zouden bereiken. Hij zou als deloyaal kunnen worden bestempeld vanwege de afzwakkende en ondermijnende uitwerking op het gevoel van intense dringendheid dat zich onder de Getuigen had ontwikkeld. Ofschoon hij eind veertig was, was hij nog jong in vergelijking met rechter Rutherford. Ik wist niet goed of ik het met zijn uitlatingen eens kon zijn of dat ik ze moest verwerpen omdat ze uit een onafhankelijke, ietwat provocerende houding leken voort te komen.
    Toen ik dat jaar het huis uit ging om samen met een jonge mede-Getuige in de kolenmijngebieden van West-Virginia en oostelijk Kentucky te gaan prediken, werden wij bijna dagelijks met de dreiging van geweld geconfronteerd. Sommige nederzettingen voor de mijnbouw bestonden uit lange houten barakken die aaneengebouwd langs de grote weg stonden. Soms, als wij het laatste huis van een dergelijke rij hadden bereikt en wij terugkeken naar het punt waar wij begonnen waren, konden wij zien hoe mannen en jongens opgewonden heen en weer renden om hun kameraden op de been te brengen.
    In de staat Kentucky bij het kamp "Octavia J" werd onze oude "A"-Ford door een groep boze mijnwerkers omringd en werden wij gesommeerd "weg te gaan en Kentucky te verlaten als ons leven ons lief was". Pogingen om hen tot rede te brengen wekten alleen maar meer agressie op. Enkele maanden later gingen wij terug en nog voordat wij waren uitgestapt werd er op ons geschoten. Omdat wij werden achtervolgd, moesten wij met een list ontsnappen. Via achterweggetjes en over een berg konden wij uiteindelijk weer op de weg naar huis terechtkomen. Meer nog dan patriottische gedrevenheid, bleek religieus fanatisme de motiverende kracht van de mijnwerkers te zijn. Het feit dat wij niet in een letterlijke pijniging in de hel geloofden (waardoor kleine jongens ons als "hel-lozen" naschreeuwden) woog bijna net zo zwaar als ons standpunt inzake oorlog.
    Ik vond een dergelijk fanatisme dat uit een bekrompen geest voortkwam, destijds ronduit verbijsterend. Wat was ik gelukkig om deel uit te maken van een organisatie die zulke onverdraagzaamheid niet kende.

    De zomer van 1941 brak aan en tegen mijn verwachting in woonde ik weer een congres bij dat in St. Louis in Missouri werd gehouden. Ik herinner mij nog hoe een menigte zich samenpakte toen rechter Rutherford in een grote auto het congresterrein opreed. Hayden Covington en vice-president Nathan Knorr, beiden mannen van flink postuur, stonden als lijfwachten op de treeplank. Op de laatste dag van het congres liet Rutherford alle kinderen van vijf tot achttien jaar voor het podium plaatsnemen. Na zijn officile toespraak sprak hij hen voor de vuist weg toe. Rutherford, een grote man met gewoonlijk een strenge uitdrukking en een strenge toon, sprak nu met bijna vaderlijke overredingskracht. Hij gaf de kinderen de raad niet aan trouwen te denken totdat Abraham, Isaäk, Jakob en andere getrouwe mannen en vrouwen uit de oudheid teruggekeerd zouden zijn. Deze mannen zouden namelijk niet lang daarna worden opgewekt en kunnen helpen bij de keuze van hun levenspartner. Aan ieder kind werd een cadeau-exemplaar van het boek Kinderen uitgereikt. Om de zienswijzen over te brengen, speelden in dit boek een denkbeeldig jong stel, Johannes en Eunice, een belangrijke rol. Zij waren verloofd, maar omdat zij Getuigen waren hadden zij besloten hun huwelijk tot aan de komst van de Nieuwe Ordening, die zo nabij was, uit te stellen. In het boek zei Johannes tegen Eunice:

    "Onze hoop is, dat binnen enkele jaren ons huwelijk voltrokken zal worden en door des Heeren genade zullen wij kinderen hebben, die tot eer van den Heere zullen opgroeien. Wij kunnen ons huwelijk beter uitstellen tot de eeuwige vrede op aarde gekomen is. Thans moeten wij onzen last niet grooter maken, maar wij moeten vrij en voor den dienst des Heeren toegerust zijn. Wanneer DE THEOCRATIE in volle werkzaamheid is, dan zal het geen last meer zijn, om een gezin te hebben." 10

    Ik was toen negentien en nu ik ruim zeventig ben kan ik mij nog de gevoelens herinneren die deze woorden in mij losmaakten. Het was een vreemde mengeling van enthousiasme en teleurstelling. Op die leeftijd met dergelijke uitspraken geconfronteerd te worden, waarbij in wezen van je werd verlangd voorlopig niet aan trouwen te denken, bracht mij uit evenwicht. Op dat moment kon ik begrijpen wat jonge mannen moeten overwinnen als zij katholiek priester willen worden. Natuurlijk hield de kracht waarmee de Wachttorenpresident ons aanspoorde ongetrouwd te blijven direct verband met de beperkte tijd tot aan Armageddon. Of zoals The Watchtower van 15 september 1941 het later beschreef: 

    "Toen de kinderen het geschenk [het boek Kinderen] ontvingen, drukten zij het tegen zich aan, niet als een stuk speelgoed om mee te spelen, maar als een van de Heer afkomstige voorziening om het werk in de resterende maanden vóór Armageddon doeltreffend te verrichten." 11

    Jaren later vernam ik dat rechter Rutherford toen reeds aan kanker leed, waaraan hij niet lang daarna is overleden. Hij leefde vele jaren gescheiden van zijn invalide vrouw, die ook een Getuige was en in Californië woonde. Zijn enige zoon toonde op volwassen leeftijd geen interesse meer in het geloof van zijn vader. Mijn oom, Fred Franz, zei dat zijn achteruitgaande gezondheid, in combinatie met het sterke verlangen dat het "einde" zou komen terwijl hij nog in leven was, hem ertoe hadden gebracht zulke uitlatingen te doen als die hij in 1940 en 1941 deed. Ik dacht later wel eens: stel dat het paar uit het boek echt had bestaan, dan zou hun verlovingsperiode wel heel lang hebben geduurd en in feite nog steeds voortduren. Alle jonge meisjes die op dat congres aanwezig waren, zijn nu in de zestig en de leeftijd gepasseerd om nog kinderen te krijgen. Een aantal van de kinderen volgden loyaal de raad op. Zij trouwden niet toen zij eenmaal hun huwbare leeftijd hadden bereikt en leidden verder een vrijgezellenbestaan.

    In het jaar 1942 bracht een aanstelling als "speciale pionier" in Wellston, Ohio, nieuwe ervaringen.12 Ik had een kleine woonwagen als onderkomen die ik met een andere jonge Getuige deelde. De woonwagen was een zelfgebouwde "doos op wielen" van twee meter breed en vier meter lang. De wanden ervan waren niet geïsoleerd en ons kleine kolenkacheltje bleef, als je er niet naar omkeek, hoogstens een paar uur branden. Gedurende menige winternacht bevroor binnen het water in ons keteltje. Het kwam regelmatig voor dat wij wakker werden en niet meer konden slapen omdat door de kou onze voeten klopten van de pijn. Wij konden ons geen beter onderkomen veroorloven, omdat wij, afgezien van de extra bijdragen die mensen ons voor de lectuur gaven, elk het maximum van vijftien dollar per maand als toelage van het Genootschap ontvingen.13 In de betere tijd van het jaar bestond onze hoofdmaaltijd gewoonlijk uit gekookte aardappelen, goedkope margarine en brood van een dag oud (dat wij dan voor de halve prijs kochten). Mijn partner bezat weliswaar een oude auto, maar wij hadden zelden geld om benzine te kopen.
    Ook in deze stad laaiden de vijandigheden op. Op een bepaald moment gooiden jongens alle ruiten van onze woonwagen in. Toen ik op een avond thuiskwam, trof ik het ding op zijn kant aan. Opnieuw werd ik gearresteerd en bracht een nacht in de plaatselijke gevangenis door. In de cel wemelde het van het ongedierte. Omdat ik er niet toe kon komen om op de gevangenisbrits te gaan liggen, bracht ik de nacht zittend door, op een leeg blik dat in de cel was achtergebleven.

    In 1944 kreeg ik een uitnodiging om een cursus van vijf maanden op een zendingsschool te volgen: de Wachttoren-bijbelschool Gilead. Na mijn examen was ik, wachtend op een zendingstoewijzing, anderhalf jaar lang reizend opziener voor een "kring" van gemeenten in de staat Arizona en een groot gedeelte van Californi. Toen ik de gemeenten in het gebied rond San Diego in Californi bezocht, bracht ik vijf nachten door in "Beth Sarim", ofwel "huis der vorsten". Dit was een groot huis dat door het Genootschap was gebouwd. Het werd voor de getrouwe mannen uit de oudheid vanaf Abel "gereedgehouden" om na hun opstanding door hen te worden bewoond.14 Rechter Rutherford, die longproblemen had, bracht daar de winters door. Ik weet nog dat de plek wat onwerkelijk op mij overkwam. San Diego was een mooie stad en het huis was een prachtige woning op stand, maar ik kon niet goed inzien waarom de personen uit de bijbel geïnteresseerd zouden zijn om nu juist daar te gaan wonen. Naar mijn gevoel klopte er iets niet.15
    Aanvankelijk werd ik aangesteld om als zendeling naar Frankrijk te gaan, maar ik kreeg van de militaire autoriteiten geen toestemming het land te verlaten. Vervolgens werd mij het eiland Puerto Rico toegewezen. Voordat ik in 1946 vertrok, sprak Nathan Knorr, de nieuwe president van het Genootschap (Rutherford stierf begin 1942), ons toe. Wij waren allen jonge mannen die als "bijkantooropzieners" toezichthoudend werk zouden gaan verrichten. Hij benadrukte ondermeer dat, wilden wij onze toewijzing als zendeling behouden, wij niet aan verkering of trouwen moesten denken. De regel was: Trouw je, dan verlies je je aanstelling.16
    Het duurde niet lang of onze groep in het "zendelingenhuis" in San Juan, Puerto Rico, bestond al gauw uit één echtpaar, zeven jonge vrouwen van in de twintig en ikzelf. Wij woonden met z'n allen in een huis van twee verdiepingen en zes slaapkamers. Hoewel ik de raad van Knorr opvolgde en actief bezig was (soms leidde ik meer dan vijftien bijbelstudies per week), drukten zowel de regel van het ongehuwd blijven als de omstandigheden in de krappe behuizing steeds zwaarder op mij. Aanvallen van dysenterie, daarna een paratyfusinfectie met hevige pijn en bloederige ontlasting en later een hepatitisinfectie deden mij geen goed. (Tijdens de dysenterie en de paratyfus bleef ik op het kantoor doorwerken. Tijdens de hepatitisinfectie was ik slechts één week afwezig, ofschoon ik daarna nog zo zwak was dat ik nauwelijks de trappen naar het kantoor op kon komen.) Na acht jaar stond ik door al deze factoren op de rand van instorten. Nadat ik de president had geschreven, werd ik van mijn verantwoordelijkheden op het bijkantoor ontheven (ik had daar niet om gevraagd) en werd mij aangeboden naar de Verenigde Staten terug te keren om daar weer als reizend opziener te dienen. Ik vroeg echter om in Puerto Rico te mogen blijven en werd naar een andere stad overgeplaatst. Hoewel die stad, Aguadilla, mij persoonlijk niet aantrok, had ik toch verzocht erheen te mogen gaan omdat ik meende dat daar de behoefte aan predikers groter was.
    Binnen een jaar werd ik als reizend opziener aangesteld en bezocht ik de gemeenten op het eiland en de nabijgelegen Maagdeneilanden ten oosten van Puerto Rico. Bovendien werd ik van tijd tot tijd door het Genootschap gevraagd om naar de Dominicaanse Republiek te gaan, waar het werk van de Getuigen door de regering van dictator Rafael Trujillo was verboden. Het belangrijkste doel was om Wachttorenpublicaties het land binnen te smokkelen.17 Nadat ik dit enige malen had gedaan, werd mij in 1955 gevraagd om persoonlijk een verzoekschrift aan de dictator te overhandigen. Omdat ik wist dat mensen die bij hem in ongenade vielen gewoonweg verdwenen, aanvaardde ik de opdracht met enige vrees. Toen ik in Ciudad Trujillo (nu Santo Domingo geheten) aankwam, zond ik een telegram naar de generaal, waarin ik mijzelf slechts aandiende als "Noord-Amerikaans leraar, die in het bezit is van inlichtingen die voor U en Uw land van groot belang zijn". Het werd mij toegestaan in het Nationale Paleis een gesprek met hem te hebben en ik kon hem het verzoekschrift overhandigen.18 Tot mijn verbazing werd ik niet uitgewezen en kon ik doorgaan met het van tijd tot tijd ondernemen van "smokkelreizen", zonder dat ik werd opgepakt.
    Toen in 1957 een golf van vervolgingen oplaaide, werden alle Amerikaanse zendelingen van het Wachttorengenootschap uit de Dominicaanse Republiek gezet. Veel plaatselijke Getuigen werden afschuwelijk mishandeld en gevangengezet, met name omdat de mannen onder hen weigerden in dienst te gaan zoals door de militaire wetgeving werd vereist. Er was ook van religieuze zijde aanzienlijke tegenstand, doordat onder andere priesters zich in ophitsende bewoordingen in de kranten hadden uitgelaten. Het Genootschap vroeg mij om erheen te gaan en de omstandigheden waaronder de Dominicaanse Getuigen verkeerden, te onderzoeken. Ik was er kort tevoren geweest om instructies aan de zendelingen over te brengen en had bijzonderheden over de vervolgingen naar buiten gebracht die in de kranten van Puerto Rico breed waren uitgemeten. Wij vernamen van ingewijden dat dergelijke ongunstige publiciteit Trujillo woedend maakte. Ik herinner mij dat ik de eerste nacht in Ciudad Trujillo een hotelkamer had gekregen op de begane grond. De kamer had openslaande deuren en mijn bed stond daar vlak naast. Omdat ik vreesde voor mijn leven, zorgde ik ervoor dat het leek alsof ik in het bed sliep, terwijl ik in feite op de grond erachter lag. Ook die keer kon ik mijn missie zonder kleerscheuren volbrengen en het land veilig verlaten. In de daaropvolgende jaren bezocht ik het land nog een aantal malen.

    Later veranderde het Genootschap de regel met betrekking tot het ongehuwd zijn en dertien jaar nadat ik in Puerto Rico als zendeling was begonnen, trouwde ik. Cynthia, mijn vrouw, vergezelde mij bij mijn werk als reizend opziener. De economische omstandigheden op het eiland waren slecht, veel slechter dan op dit moment. Wij logeerden bij de mensen die wij dienden, die hiervoor moesten inschikken omdat hun huizen klein waren. Soms was er stromend water en elektriciteit, soms ook niet. Een enkele keer hadden wij wat privacy, maar meestal erg weinig. Wij waren nog betrekkelijk jong en pasten ons aan, maar de gezondheid van mijn vrouw zou ernstige schade oplopen.
    Slechts een paar maanden na ons trouwen, terwijl wij op een klein eiland dienden, liep Cynthia een maag-darminfectie op, waarschijnlijk door slecht water of bedorven voedsel. In het huis waar wij logeerden, woonde een aardig Westindisch echtpaar met schattige kinderen. Ongelukkig genoeg krioelde het in het huis van kakkerlakken, ongedierte dat Cynthia in bijna panische angst brengt. 's Avonds, voordat wij het muskietennet over ons bed deden, controleerden wij het bed een paar keer op kakkerlakken. Omdat ik het vermoeden had dat er in een doos met kleren in de hoek van de kamer een nest zat, nam ik op een dag de insectenspray, ging naar de doos toe en tilde het deksel op. Ik liet het ogenblikkelijk weer vallen omdat er in de doos honderden kakkerlakken zaten en ik bang was dat zij zich ten gevolge van de spray door het hele huis zouden verspreiden. Tot overmaat van ramp kwam er iedere nacht een rat de keuken binnen (vlak naast onze kamer en naast het enige toilet). Het beest was zo groot dat de blikken etenswaren op de schappen in beweging kwamen.
    Onder deze omstandigheden verergerden de darmklachten van Cynthia. Ze kreeg hevige diarree en moest regelmatig braken. Ik slaagde erin haar naar de enige dokter te brengen die het eiland rijk was en door een injectie kon het overgeven tijdelijk worden gestopt. Later die nacht begon het echter weer. Dit bracht haar - mede door de aanhoudende diarree - op de rand van uitdroging. Hardlopend legde ik een afstand van meer dan een kilometer af en haalde de dokter uit zijn bed. In een jeep brachten wij haar naar een kleine kliniek. Daar bleek dat haar aderen ernstig vernauwd waren; de verpleegster had grote moeite om een naald in te brengen en haar een zoutoplossing toe te dienen. Een paar dagen later kon zij de kliniek weer verlaten, maar haar gezondheid is nooit meer op het oude peil gekomen. Later kreeg zij ook nog een infectie met een parasiet (zweepworm).
    In 1961 werd ik naar de Dominicaanse Republiek overgeplaatst. Trujillo was kort voor onze aankomst vermoord.
    We bleven er bijna vijf jaar, maakten de val mee van vier verschillende regeringen en moesten in april 1965 een oorlog meemaken die zich rond de hoofdstad waar wij ons bevonden concentreerde. De meeste Amerikanen en andere buitenlanders vluchtten het land uit. Wij wilden echter als zendelingengroep de Dominicaanse Getuigen niet in de steek laten, met als gevolg dat wij bij ondervinding leerden wat het betekent om onder oorlogsomstandigheden te moeten leven. 's Nachts hoorden wij honderden geweerschoten, het ratelen van machinegeweren en het dreunen van bazooka's en andere zware wapens. Overdag namen de gevechten af en konden wij naar buiten om iets te ondernemen, hoewel wij bij het uitbreken van geweervuur vaak dekking moesten zoeken en bijna letterlijk aan de grond vastgenageld zaten. Ook nu nog vraag ik mij af op welke afstand kogels langs je heen moeten scheren om dat zoemende geluid te maken van geïrriteerde bijen die om je hoofd vliegen. Een soldaat deelde mij ter geruststelling mee: "Je hoeft je daar geen zorgen om te maken, de kogel die jou treft hoor je niet."
    De overige vijftien jaar van onze volle-tijddienst zagen er heel anders uit, omdat deze zich op het internationale hoofdbureau in Brooklyn, New York, afspeelden. De reden, waarom ik de vroege jaren tot 1965 tamelijk gedetailleerd heb beschreven, is dat deze (zij het in bescheiden mate) overeenkomen met de ervaringen waar de apostel Paulus op doelde toen hij de echtheid van zijn dienst voor God wilde aantonen:

    "Wij bewijzen dat wij dienstknechten van God zijn door grote vastberadenheid gedurende tijden van lijden: in tijden van ontbering en nood."

    In de woorden die daarop volgen maakt hij geen melding van zijn toespraken, geeft hij geen cijfers die aangeven welke grote menigten hij toesprak en verhaalt hij niet over organisatorische successen in het bijeenbrengen van grote aantallen gelovigen.19

    Ik beweer niet dat ik méér heb meegemaakt dan andere zendelingen van de Jehovah's Getuigen of mensen van andere geloofsrichtingen; ik heb dit verslag uitsluitend geschreven om de lezer in staat te stellen de betrouwbaarheid en de integriteit van de rest van dit boek beter te kunnen beoordelen.

     

    OMSTANDIGHEDEN EN GEVOLGEN

     

    "Wij kunnen onmogelijk voor ons houden wat we gezien en gehoord hebben." - Handelingen 4:20, Groot Nieuws Bijbel

    Wat ik gedurende de volgende vijftien jaar heb meegemaakt heeft grote invloed op mij gehad. Het is natuurlijk niet gezegd dat u als lezer hier net zo op zou hebben gereageerd als ik, maar één ding is zeker: niemand zal kunnen begrijpen waarom ik in een conflictsituatie terecht ben gekomen wanneer hij de ontwikkelingen die daartoe hebben geleid, niet kent. De volgende Spreuk is hierop van toepassing: "Wanneer iemand antwoord geeft op een zaak voordat hij [ze] hoort, is dat dwaasheid van zijn kant en schande."20
    Eén jaar voordat de oorlog in de Dominicaanse Republiek uitbrak en kort na een aanval van knokkelkoorts waardoor mijn zenuwuiteinden blijvend overgevoelig raakten, volgde ik een cursus van tien maanden op de Gileadschool.21 Aan het einde van de cursus vroeg N.H. Knorr, de president van het Genootschap, mij mijn zendingsdienst in het Caribische gebied te beindigen teneinde samen met mijn vrouw naar het internationale hoofdbureau in Brooklyn ("Bethel" genaamd) te komen waar ik op de schrijfafdeling dienst zou gaan doen. Hoewel dit door velen als een eer werd beschouwd, had ik eigenlijk geen behoefte om te vertrekken. Tijdens een gesprek met broeder Knorr in zijn kantoor, legde ik hem uit dat ik bijzonder veel plezier in mijn toewijzing had, zowel in de contacten met de mensen met wie ik werkte, als in het werk zelf. Kennelijk vatte hij dit op als een gebrek aan waardering voor het aanbod, want hij leek mij wat ontstemd. Daarom vertelde ik hem dat ik slechts mijn gevoelens en mijn liefde voor het zendingswerk kenbaar wilde maken en dat ik de nieuwe toewijzing zou aanvaarden.

    Enkele maanden na onze aankomst en nadat ik wat werk had gedaan als schrijver, bracht president Knorr mij naar een kantoor waarin een tafel stond met enorme stapels getypte manuscripten erop. Hij gaf mij opdracht aan de totstandkoming van een bijbels woordenboek te gaan werken. De manuscripten waren het werk van 250 mannen over de gehele wereld die hiervoor ieder een deelopdracht hadden ontvangen. De opdrachten waren hun over het algemeen gegeven op basis van hun positie in de organisatie (zoals bijkantooropziener, drukkerijopziener, enz). Slechts weinigen van hen hadden schrijfervaring. Nog minder beschikten zij over de ervaring en de tijd die nodig was om het noodzakelijke onderzoekswerk te verrichten. Bovendien ontbrak het hen aan de benodigde bibliotheek-faciliteiten. Ik kan wel stellen dat zeker negentig procent van het materiaal niet is gebruikt.
    Ik begon met "Aäron", "Aäronieten", "Ab", "Abaddon" en zo verder, maar het werd al gauw duidelijk dat één man deze taak niet kon volbrengen. Als eerste werd Lyman Swingle aangesteld, een van de bestuurders van het Wachttorengenootschap, en kort daarop Edward Dunlap, administratief hoofd van de Gileadschool. Tenslotte werden Reinhard Lengtat en John Wischuk, respectievelijk van de dienst- en schrijfafdeling, aan de projectgroep toegevoegd. Zo nu en dan, en voor verschillende tijdsperiodes, hadden anderen een aandeel in het werk, maar de vijf genoemde personen droegen het project totdat het 1696 bladzijden tellende naslagwerk Aid to Bible Understanding vijf jaar later werd voltooid.22
    Bij het begin van het project deed president Knorr een uitspraak die grote invloed op onze aanpak heeft gehad. Wij vatten zijn woorden anders op dan bedoeld, maar dat was zonder meer gunstig. Hij zei: "Wij willen slechts weergeven wat in de bijbel wordt gezegd; het is niet nodig om alles in de publicaties van het Genootschap na te gaan."
    Wij realiseerden ons later, dat hij dit zei omdat hij wilde dat het project niet te lang zou duren en het dus iets zou opleveren dat redelijk beperkt was, een "handboek" zoals hij het later uitdrukte. Door zonder veel aanvullende toelichting slechts datgene op te nemen wat er in de bijbel over bepaalde onderwerpen wordt gezegd, zou het onderzoekswerk niet veel tijd in beslag nemen. Wij hadden hem verkeerd begrepen, omdat wij dachten dat hij bedoelde dat wij er voortdurend naar moesten streven weer te geven wat de bijbel feitelijk zei in plaats dat wij ons verplicht moesten voelen om de dingen weer te geven op de manier zoals dat in de Wachttorenpublicaties werd gedaan. Er ontstond nu een heel ander soort publicatie dan anderszins het geval zou zijn geweest. Het materiaal dat door de 250 mannen was ingezonden, verstrekte bijna zonder uitzondering informatie die met de "aanvaarde visie" in de publicaties van het Genootschap overeen kwam. Ons onderzoek bracht vaak verschillen aan het licht.
    Fred Franz, de vice-president van het Genootschap, werd algemeen gezien als de belangrijkste bijbelgeleerde van de organisatie. Een aantal keren ging ik naar zijn kantoor om over bepaalde punten met hem te spreken. Tot mijn verbazing verwees hij mij herhaaldelijk naar bijbelcommentaren en zei: "Waarom kijk je niet wat Adam Clarke daarover zegt, of wat Cooke schrijft", of, als het voornamelijk de Hebreeuwse geschriften betrof, "wat de Soncino commentaren zeggen". In onze bibliotheek op Bethel stonden boekenplanken vol met zulke commentaren. Aangezien zij echter door geleerden van andere religies waren geschreven, hechtte ik er aanvankelijk niet veel waarde aan en, net als de anderen van de afdeling, voelde ik enige aarzeling ze te gebruiken - ik had er zelfs een zeker wantrouwen tegen. Zoals Karl Klein, een vooraanstaand lid van de schrijfafdeling, het soms vrij rauw uitdrukte: "Als je de commentaren gebruikt, zuig je aan de tepels van Babylon de Grote", de grote hoer uit Openbaring die door het Genootschap als symbool voor het wereldrijk van valse religie wordt beschouwd.23
    Hoe meer ik deze commentaren echter als naslagwerk gebruikte, hoe meer ik onder de indruk raakte van het sterke geloof in de goddelijke inspiratie van de Schrift dat in de meeste ervan tot uiting kwam. Nog sterker raakte ik onder de indruk van het feit dat de inhoud over het algemeen zeer waardevol en nauwkeurig was, hoewel sommige werken al in de achttiende eeuw waren geschreven. Onwillekeurig vergeleek ik ze met onze publicaties, die dikwijls binnen een paar jaar verouderd waren en niet meer werden gedrukt. Ik zag wel fouten in deze commentaren, maar het goede woog ruimschoots op tegen de enkele keren dat zij er naar mijn mening naast zaten.
    Toen ik de opdracht kreeg aan de onderwerpen "Oudere man [ouderling]" en "Opziener" te gaan werken, bracht onderzoek in de Schrift al snel aan het licht dat de vorm van toezicht op de gemeenten zoals die bij ons gewoon was, niet met de regeling uit de eerste eeuw overeenkwam. (Wij hadden geen lichamen van ouderlingen in onze gemeenten; in iedere gemeente was één man de "opziener".) Enigszins verontrust legde ik deze bevindingen aan mijn oom voor. Weer overrompelde zijn antwoord mij: "Probeer niet de bijbel te begrijpen op basis van wat je thans in de organisatie ziet." Hij voegde eraan toe: "Houd het Hulp-boek zuiver." Ik had de organisatie altijd als Gods enige kanaal voor het verstrekken van waarheid gezien, en op zijn zachts gezegd klonk deze raad mij vreemd in de oren. Toen ik mijn oom onder de aandacht bracht dat in de Nieuwe-Wereldvertaling, in Handelingen hoofdstuk veertien, vers 23, waar het gaat om de aanstelling van ouderlingen, duidelijk de woorden "in een ambt" waren toegevoegd, waardoor dit vers een enigszins andere betekenis kreeg, zei hij: "Waarom haal je er geen andere vertalingen bij die misschien minder vooringenomen zijn."24 Ik liep zijn kantoor uit, mij verbaasd afvragend of mijn oren mij niet hadden bedrogen. In de jaren daarna heb ik hem meerdere keren in het Besturende Lichaam aan deze uitspraak herinnerd.
    Door dat gesprek ben ik de Schrift heel anders gaan benaderen. In zijn opmerkingen lag een waardering voor schriftuurlijke waarheden opgesloten die een diepe indruk op mij maakte. Ik begon steeds duidelijker in te zien dat de context buitengewoon belangrijk is voor een goed begrip van een bepaald schriftgedeelte. Het leek mij dat de andere leden van onze groep die regelmatig aan het Hulp-project werkten, dit ook inzagen. Wij begonnen te beseffen dat wij de bijbel zijn eigen begrippen moesten laten definiren in plaats van eenvoudigweg een bestaande zienswijze over te nemen of ons door de definitie in een Engels woordenboek te laten leiden. Woordenboeken in de oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse taal uit de bibliotheek op Bethel en concordanties die op die talen en niet op het Engels waren gebaseerd, gingen wij juist steeds vaker gebruiken.
    Het was een stuk opleiding en het zette ons tevens op onze plaats omdat wij gingen inzien dat wij veel minder van de Schrift hadden begrepen dan wij hadden gedacht: wij waren niet de gevorderde bijbelstudenten die wij meenden te zijn. Hoewel ik de bijbel verscheidene malen van voor tot achter had gelezen, was ik vijfentwintig jaar lang zo druk bezig geweest dat ik nooit tijd had gevonden om een dergelijke serieuze, gedetailleerde studie van de Schrift te maken. Ik had hier in feite ook nooit de noodzaak toe gevoeld, omdat ik aannam dat anderen dat voor mij deden. De twee cursussen die ik op de Gileadschool had gevolgd waren zo intensief, dat er weinig tijd voor meditatie, onderzoek en analyse overbleef.
    Dat ik nu kon beschikken over zowel tijd als hulpmiddelen op het gebied van de bijbel (zoals woordenboeken, commentaren, Hebreeuwse en Griekse concordanties, e.d.) werkte zeer positief. Maar het belangrijkste was het besef dat het noodzakelijk is om zo veel mogelijk de context, de Schrift zelf dus, te laten spreken. Deze zienswijze diende zich niet van de ene op de andere dag aan, maar verdiepte zich over de jaren. Ik kon nu begrijpen waarom de honderd tot tweehonderd jaar oude commentaren in onze bibliotheek op Bethel betrekkelijk tijdloos waren. Alleen al door de vers-voor-vers-benadering werd min of meer de noodzaak geschapen om binnen de context te blijven, waardoor het risico om in sektarische zienswijzen of fantasierijke interpretaties te vervallen, aanzienlijk werd beperkt.
    Wat er in het Hulp-boek over ouderlingen en de bestuursvorm van de gemeenten uit bijbelse tijden werd gezegd, week dus sterk af van de opvatting die op dat moment bij Jehovah's Getuigen werd aangetroffen, waar een min of meer monarchistische structuur de overhand had. Rechter Rutherford had in 1932 afgerekend met de regeling zoals die in de Schrift wordt gevonden, waarbij een lichaam van ouderlingen in de gemeente optreedt. Aanleiding hiertoe was een gebrek aan samenwerking van de kant van sommige ouderlingen inzake de programma's en het beleid van het Genootschap.25 Zijn positie als president gaf Rutherford de benodigde macht om zo te handelen. Alle gemeenten werden uitgenodigd om voor ontbinding van de lichamen van ouderlingen te kiezen en deze door een door het Genootschap aangestelde "dienstleider" te vervangen. Gedurende de daarop volgende veertig jaar waren er geen lichamen van ouderlingen in de gemeenten. Dat is de reden waarom men in de door het Genootschap in 1950 uitgegeven Nieuwe-Wereldvertaling van de bijbel in plaats van "ouderlingen" regelmatig "oudere mannen" leest. Het woord "ouderlingen" was tegen die tijd officieel in diskrediet geraakt.26
    Nadat ik de onderwerpen "Oudere man" en "Opziener" had afgerond, leverde ik mijn werk af. Normaal gesproken vonden president Knorr en vice-president Fred Franz het niet nodig de enorme hoeveelheid kopij voor het Hulp-project door te lezen. Karl Adams, hoofd van de schrijfafdeling, vertelde mij echter dat hij, nadat hij mijn bevindingen had gelezen, naar broeder Knorr was gegaan en had gezegd: "Ik denk dat je dit moet lezen. Er verandert nogal wat mee." Na het gelezen te hebben ging Knorr naar Fred Franz en zei op felle toon: "Wat betekent dit? Betekent het dat wij nu nog alles moeten veranderen?" Fred Franz antwoordde dat hij dacht dat dat niet nodig was en dat de bestaande regeling zonder problemen kon worden gehandhaafd.
    Toen Karl Adams mij dit later vertelde, kon ik het nauwelijks geloven. Daarom ging ik op een avond naar de kamer van mijn oom om het hem zelf te vragen. Hij bevestigde dat hij geen noodzaak zag veranderingen aan te brengen. Omdat ik wist dat het complete Hulp-boek die zomer op de districtsvergaderingen zou uitkomen, vroeg ik hem welk effect het naar zijn mening op de broeders zou hebben om te lezen dat er in de gemeenten van de eerste eeuw blijkbaar lichamen van ouderlingen bestonden en dat alle ouderlingen destijds als opziener dienden, om vervolgens te ontdekken dat wij niet van plan waren dat schriftuurlijke voorbeeld te volgen. Hij zei op kalme toon dat hij niet dacht dat het een probleem was en dat de bestaande regeling "in overeenstemming" gebracht kon worden met de informatie uit het Hulp-boek. Ik gaf uiting aan mijn grote bezorgdheid dat dit opzijschuiven van de Schrift de broeders en zusters aan het wankelen kon brengen. Zijn standpunt verdedigend, zette hij uiteen dat broeders enkele tientallen jaren terug al hadden beredeneerd dat, aangezien Christus in 1914 zijn koninkrijksmacht had opgenomen, het heel aannemelijk was dat na die tijd het besturen van aardse aangelegenheden anders geregeld was. Hij voegde eraan toe dat hij nog steeds geloofde dat Christus Jezus de aangelegenheden van zijn aardse dienstknechten wereldwijd zou leiden en besturen door gebruik te maken van, of door het ambt van, slechts één enkele persoon, en dat dit zo zou blijven totdat de Nieuwe Ordening zou aanbreken. De strekking van wat hij zei week zo af van zijn eerdere uitlatingen, dat ik het moeilijk vond beide met elkaar in overeenstemming te brengen.
    Enige tijd later echter schreef de vice-president een lezing voor een komend congres. Uit die lezing viel af te leiden dat er toch een verandering zou komen in de manier waarop de gemeenten werden bestuurd. Toen Karl Adams de tekst onder ogen kreeg en begreep wat dit betekende, nam hij direct contact op met broeder Knorr met de boodschap: "Ik denk dat je beter nog eens met broeder Franz kunt gaan spreken, ik geloof dat hij van gedachten veranderd is." Broeder Knorr ging naar hem toe, en broeder Franz was inderdaad van gedachten veranderd. Hiermee kwam een einde aan een regeling die veertig jaar lang van kracht was geweest.

    Toen mij het onderwerp "Chronologie" werd toegewezen, stuitten we wederom op ernstige problemen.27 Een van de belangrijkste leerstellingen van Jehovah's Getuigen is dat de bijbelse profetien naar 1914 vooruitwezen als het jaar waarin de "tijden der heidenen" uit Lukas hoofdstuk eenentwintig, vers 24, zouden eindigen. In dat jaar zou Christus Jezus zijn koninkrijksmacht opnemen en onzichtbaar voor menselijke ogen gaan regeren. In Danil hoofdstuk vier wordt gesproken over een periode van "zeven tijden". De berekening die tot 1914 leidt, is hierop gebaseerd. Met behulp van andere teksten worden deze "zeven tijden" omgezet naar een periode van 2520 jaar die in 607 v.G.T. begon en in 1914 eindigde. Van het beginpunt, 607 v.G.T., werd aangenomen dat het samenviel met de vernietiging van Jeruzalem door de Babylonische veroveraar Nebukadnezar. Ik wist dat het jaartal 607 v.G.T. specifiek was voor onze publicaties, maar ik wist niet precies waarom.

    Maanden van onderzoek zijn aan dat ene onderwerp "Chronologie" besteed. Dit leidde tot het meest omvangrijke onderdeel van het Hulp-boek.28 Een groot deel van de tijd werd besteed aan pogingen om voor het jaartal 607 v.G.T. tenminste enig bewijs of enige ondersteuning in de wereldgeschiedenis te vinden. Dit jaartal was namelijk van doorslaggevende betekenis voor onze berekeningen van 1914. Charles Ploeger, medewerker op het hoofdbureau en destijds mijn secretaris, ging in de bibliotheken van de stad New York op zoek naar aanwijzingen die het jaartal historisch zouden kunnen onderbouwen.

    Wij vonden absoluut niets ter ondersteuning van 607 v.G.T. Alle geschiedschrijvers gaven een tijdstip aan dat twintig jaar later ligt. Voordat ik aan het onderwerp "Archeologie" ging werken, had ik mij niet gerealiseerd dat het aantal kleitabletten, gevonden in het gebied van Mesopotami en stammend uit de tijd van het oude Babylon, in de tienduizenden liep. Geen van deze tabletten gaf aan dat het Neo-Babylonische rijk (de periode waarbinnen Nebukadnezars heerschappij viel) zich zover terug in de tijd uitstrekte dat ons jaartal 607 v.G.T. voor de vernietiging van Jeruzalem ermee in overeenstemming was. Alles wees erop dat die periode twintig jaar korter was dan in de door ons gepubliceerde chronologie werd aangenomen.[29] Hoewel ik dit verontrustend vond, wilde ik gewoon tegen alle bewijzen in geloven dat onze chronologie juist was. Daarom werd bij het schrijven van dat gedeelte van het Hulp-boek veel tijd en ruimte besteed om de geloofwaardigheid af te zwakken van de archeologische en historische bewijzen die aantoonden dat ons jaartal 607 v.G.T. onjuist was. Met een ander beginpunt zouden onze berekeningen immers niet op 1914 uitkomen.

    Charles Ploeger en ik reisden naar Brown University in Providence, Rhode Island, om te spreken met professor Abraham Sachs, een deskundige op het gebied van spijkerschrift. Wij wilden nagaan of wij een leemte of zwakheid konden ontdekken in de sterrenkundige gegevens die in veel van deze teksten voorkomen en erop wezen dat ons jaartal 607 v.G.T. niet correct was. Uiteindelijk werd het ons duidelijk dat, wilden wij inderdaad aan ons jaartal vasthouden, wij zouden hebben moeten aannemen dat de oude geschiedschrijvers - zonder aanwijsbare motieven - hadden samengezworen om de gebeurtenissen verdraaid weer te geven. Als een advocaat die niet om de bewijslast heen kan, probeerde ik opnieuw het vertrouwen in de getuigenverklaringen in de vorm van deze zeer oude teksten over het Neo-Babylonische rijk, die zoveel bewijsmateriaal verschaften, af te zwakken of in diskrediet te brengen.30 De argumenten die ik naar voren bracht waren eerlijk, maar ik weet dat zij bedoeld waren om een jaartal overeind te houden waar geen historische ondersteuning voor te vinden was.

    Dit had tot gevolg dat er in het Hulp-boek toch vele pogingen werden gedaan om loyaal te blijven aan de leer van het Genootschap, ondanks dat wij bepaalde principes hoog in ons vaandel hadden staan. In veel opzichten deed datgene dat wij door ondervinding leerden, óns meer goed dan de publicatie. Toch heeft het boek de interesse van veel Getuigen in de Schrift vergroot. Misschien heeft de toon ervan hier positief toe bijgedragen, misschien de aanpak, de pogingen van de meeste schrijvers om dogmatiek te mijden, de erkenning dat bepaalde zaken van meerdere kanten bekeken kunnen worden, het uitgangspunt niet méér van iets willen maken dan het bewijsmateriaal in alle eerlijkheid toelaat. Toch zijn wij ook hierin van tijd tot tijd beslist te kort geschoten en hebben ons soms laten leiden door vooringenomen ideen en hebben niet in die mate aan de Schrift vastgehouden als nodig was. Ik weet dat dit ook voor mijzelf gold bij onderwerpen waaraan ik heb gewerkt, zoals "Bestemde tijden der natiën", "Getrouwe en beleidvolle slaaf" en "Grote schare", die alle argumenten bevatten die de geldende leerstellingen in de Wachttorenpublicaties overeind moesten houden. Aangezien deze leerstellingen voor mij in die tijd eenvoudigweg gelijk stonden met "feiten", deed ik onwillekeurig datgene waarover in het voorwoord (dat ik later schreef) gesteld werd dat het niet de doelstelling van het boek is. Op bladzijde 6 van de oorspronkelijke Engelse uitgave onder het kopje "Doel van het boek" staat: "Hulp tot begrip van de bijbel wil niet een dogmatisch of exegetisch werk zijn." Ook wordt erin gezegd dat, voor zover het boek een uitleg geeft van figuurlijke of symbolische uitdrukkingen, dit niet "vooringenomen" werd gedaan of "om leerstellingen overeind te houden". In het algemeen gesproken was dat waar. Maar diepgewortelde overtuigingen deden onze poging om aan deze maatstaf vast te houden soms teniet.

     

    In het jaar waarin het voltooide Hulp-boek in het Engels uitkwam, werd ik gevraagd lid te worden van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen dat toen in zo'n 205 landen aan de activiteiten van de Getuigen leiding gaf. Tot op dat moment bestond het uit zeven leden die tevens de Bestuursraad vormden van de Watch Tower Bible and Tract Society, een corporatie die in Pennsylvania was opgericht door Charles Taze Russell, haar eerste president.[31] Samen met drie anderen werd ik op 20 oktober 1971 aan het Besturende Lichaam toegevoegd. Het was vooral deze verandering die ertoe bijdroeg dat ik met feiten werd geconfronteerd waarvan ik het bestaan nooit vermoed had.

    Veel Jehovah's Getuigen namen aanstoot aan een uitspraak in een artikel in het tijdschrift Time van 22 februari 1982 waarin ik met naam en toenaam werd genoemd. De schrijvers van het artikel vonden de organisatie van Jehovah's Getuigen "gesloten". Dat mag vreemd lijken voor een organisatie die op krachtige wijze activiteiten aanmoedigt die een duidelijk openbaar karakter dragen, namelijk het van-huis-tot-huis werk in steden, dorpen en landstreken over de gehele wereld. De verslaggevers van Time kwamen kennelijk tot deze conclusie omdat het buitengewoon moeilijk bleek te zijn enig commentaar van het internationale hoofdbureau los te krijgen over de kwestie die in het eerste hoofdstuk van dit boek is beschreven.

    Het is echter een feit dat zelfs onder Jehovah's Getuigen maar weinigen een duidelijk beeld hebben hoe de organisatie aan de top functioneert. Zij weten niet hoe het Besturende Lichaam, dat aan alle activiteiten ter wereld leiding geeft, vergadert, hoe beslissingen met betrekking tot leerstellingen worden genomen, of deze altijd unaniem worden genomen en wat er wordt gedaan wanneer er een verschil van mening is. Dit alles wordt met een waas van geheimzinnigheid omgeven, want de bijeenkomsten van het Besturende Lichaam vinden achter gesloten deuren plaats. Uit de hele periode van negen jaar waarin ik in het Lichaam zitting had, kan ik mij slechts twee of drie gevallen herinneren waarin anderen dan de leden een gewone zitting van het Lichaam mochten bijwonen. En dat slechts om aan het Besturende Lichaam verslag uit te brengen. Daarna moesten zij vertrekken en zette het Besturende Lichaam de besprekingen in besloten vergadering voort. Dat deze personen iets belangrijks te vertellen hadden betekende nog niet dat zij aan de bespreking erover konden deelnemen. Zo krijgt de gemeenschap van de Getuigen ook nooit informatie van het Genootschap over inkomsten, uitgaven, aankopen of investeringen (ofschoon er jaarlijks wel een kort onkostenverslag in het Jaarboek wordt gegeven).32

    Een groot aantal zaken die bij veel religieuze organisaties algemeen bekend zijn, zijn dus bij de meerderheid van de Jehovah's Getuigen slechts vaag of helemaal niet bekend. Toch worden de beslissingen van de kleine groep mannen die het Besturende Lichaam vormen, geacht over de gehele wereld toegepast te worden. Deze beslissingen beïnvloeden op dikwijls zeer indringende wijze het leven van de Getuigen.

    Dit brengt mij tot de laatste en voornaamste reden voor het schrijven van dit boek, zonder welke de voorgaande van weinig betekenis zijn.

     

    VERPLICHTING

     

    "Behandel de mensen zoals u door hen behandeld wilt worden. Want daar komt het volgens de wet van Mozes en volgens de profeten op neer." - Matthéüs 7:12, Groot Nieuws Bijbel

     

    Aan dit door Jezus Christus uitgesproken beginsel is eenieder die zich christen noemt, bij alles wat hij doet, gehouden. Iemand die eerlijk is zal niet beweren dat hij deze woorden volledig kan naleven, en ook ik beweer dat niet. Ik meen echter te kunnen zeggen dat dit boek voortkomt uit een oprecht verlangen om dat beginsel te volgen.

    De apostel Paulus zei van zichzelf dat hij bij alle soorten van mensen "in de schuld" stond.33 Hij voelde een verplichting jegens hen en ook ik voel zo'n verplichting. Wanneer iemand feiten kent die mij zouden kunnen helpen bij het nemen van belangrijke beslissingen, dan zou ik graag zien dat ik hiervan op de hoogte word gebracht. Niet dat die ander voor mij een beslissing zou moeten nemen. Nee, hij zou mij de feiten moeten aanreiken en het verder aan mij moeten overlaten deze te beoordelen. Een vriend zou dat volgens mij doen.

    De negen jaren in het Besturende Lichaam hebben grote invloed op mij gehad en in het bijzonder op mijn geweten. Ik raakte in een ernstige crisis en moest een zeer onverwachte beslissing nemen. Het was mijn eigen beslissing en de prijs die ik ervoor moest betalen was hoog, maar ik heb er geen spijt van gekregen. Evenmin betreur ik het dat ik de informatie kreeg die tot die beslissing heeft geleid. Anderen zouden wellicht een andere beslissing hebben genomen en sommigen hebben dat ook gedaan; dat is hun goed recht, iets tussen henzelf en God.

    Nadat ik mij in mei 1980 als lid van het Besturende Lichaam had teruggetrokken, kreeg ik talloze telefoontjes van kranten en tijdschriften die inlichtingen vroegen over de situatie in de organisatie. Ik verwees de vragenstellers zonder uitzondering door naar het hoofdbureau in Brooklyn maar kreeg zonder uitzondering te horen dat zij daar al genformeerd hadden en "geen commentaar" hadden gekregen. Ik antwoordde eenvoudigweg dat ik niet hun bron van informatie kon zijn. Bijna twee jaar lang bleef ik bij dat standpunt. Wat er in die twee jaar gebeurde, eigenlijk niet eens zozeer wat mijzelf, maar meer wat anderen betreft, deed mij mijn standpunt herzien.

    Gedurende die twee jaar werden de beweegredenen, het karakter en het gedrag van personen die het vanwege hun geweten niet met de organisatie eens konden zijn, op de meest vreselijke manieren afgeschilderd. Hun zorg om Gods Woord op de eerste plaats te laten komen, werd als blijk van eerzucht, opstandigheid, trots en zonde tegen God en Christus uitgelegd. Er werd geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat iemand van hen uit oprechtheid handelde, uit liefde voor waarheid, of uit rechtschapenheid jegens God. Er werd geen enkel onderscheid gemaakt, maar allen werden "op één hoop geveegd". Omdat sommigen van wangedrag of een verkeerde instelling hadden blijk gegeven, ging men ervan uit dat allen die de organisatie hadden verlaten zo waren. Er werd absoluut geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat een verkeerde instelling het gevolg kan zijn van frustratie, teleurstelling en pijn. Een enorme geruchtenstroom en zelfs roddel van het laagste allooi ging over de hele wereld onder de Getuigen rond. Getrouwe christenen met hoge morele maatstaven werden ervan beschuldigd partnerruil te bedrijven, homoseksueel te zijn, huichelachtig, of egocentrisch en eropuit hun eigen manier van geloofsbeoefening te stichten. Ouderen werden dikwijls als "geestelijk gestoord" of "seniel" afgedaan.

    De enigen die aan een dergelijke berichtgeving tegenwicht konden bieden, bijvoorbeeld door erop te wijzen dat men niet mag uitsluiten dat dergelijke personen oprecht zijn en voor hun geweten uitkomen, of door degenen die de geruchten verspreidden eraan te herinneren hoe weerzinwekkend vals getuigenis in Gods ogen is, hebben in werkelijkheid door wat zij hebben gepubliceerd ertoe bijgedragen dat de geruchten zich alleen maar verder hebben verspreid.

    Lees bijvoorbeeld eens wat er in De Wachttoren van 15 december 1981 (de bladzijden 25 en 26) werd gezegd. Dit tijdschrift werd in vele talen en in miljoenen-oplagen over de gehele wereld verspreid.34

    "Van tijd tot tijd zijn er in de gelederen van Jehovah's volk personen geweest die, evenals de oorspronkelijke Satan, een onafhankelijke vittende houding hebben aangenomen. Zij wensen niet 'schouder aan schouder' met de wereldomvattende broederschap dienst te verrichten. (Vergelijk Efezirs 2:19-22.) In plaats daarvan bieden zij een 'weerspannige schouder' aan Jehovah's woorden (Zacharia 7:11, 12). Terwijl deze hoogmoedigen zich schimpend uitlaten over het patroon van de 'zuivere taal', taal die Jehovah zijn volk in de afgelopen eeuw zo goedgunstig heeft geleerd, trachten zij de 'schapen' weg te trekken van de ene internationale 'kudde' die Jezus op aarde heeft bijeengebracht (Johannes 10:7-10, 16). Zij proberen twijfel te zaaien en nietsvermoedende personen te scheiden van de overvloedige 'tafel' van geestelijk voedsel in de Koninkrijkszalen van Jehovah's Getuigen, waar het werkelijk aan 'niets ontbreekt'. (Psalm 23:1-6) Zij zeggen dat het voldoende is om enkel de bijbel te lezen, hetzij alleen of in kleine groepjes thuis. Maar vreemd genoeg zijn zij door zulk 'bijbellezen' helemaal teruggekeerd tot de afvallige leerstellingen die honderd jaar geleden in de schriftverklaringen van de geestelijken van de christenheid werden uiteengezet, terwijl sommigen zelfs weer de feesten van de christenheid zijn gaan vieren, zoals de Romeinse Saturnalia van 25 december! Jezus en zijn apostelen hebben tegen zulke wettelozen gewaarschuwd. - Matth. 24:11-13; Hand. 20:28-30; 2 Petr. 2:1, 22."

    Aldus wordt in één paragraaf van personen gezegd dat zij evenals Satan, onafhankelijk, vittend, weerspannig, schimpend, hoogmoedig, afvallig en wetteloos zijn. Wat hebben zij in werkelijkheid gedaan dat zij deze beschuldigingen verdienen? Onder het "slechte" waarvan sprake is, wordt begrepen dat zij het op een niet nader genoemde wijze met bepaalde niet nader genoemde aspecten van de leerstellingen van de organisatie oneens zijn; tevens dat zij vinden dat er naast Gods geïnspireerde Woord niet nog iets nodig is en dat het beleggen van grote vergaderingen in zalen niet datgene is waarop het aankomt.

    Zouden deze dingen op zich iemand als "een Satan" kunnen kwalificeren? Er is in het bovenstaande niets te vinden dat anders doet vermoeden. Hoe ongelofelijk het ook mag klinken, voor veel Getuigen - ouderlingen en reizende vertegenwoordigers inbegrepen - is hiermee voldoende gezegd om hen in deze hoek te plaatsen en hen dienovereenkomstig te behandelen.

    De volgende tabel geeft een overzicht van de wereldwijde activiteit van Jehovah's Getuigen, cijfers die afkomstig zijn uit de verslagen van het Besturende Lichaam. Over de periode van 1970 tot en met 1979 is in deze tabel het aantal personen aangegeven dat in een bepaald jaar gedoopt werd en het totale aantal personen dat in dat jaar actief met de organisatie was verbonden.

    jaar

    25-05-2009 om 17:31 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De prijs voor een goed geweten
     

    GEWETENSCONFLICT

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen 

    Hoofdstuk 1:

    DE PRIJS VOOR EEN GOED GEWETEN

     

     

     O

    f we het willen of niet, wij allen komen voor gewetensvraagstukken te staan. Daaraan valt niet te ontkomen. Ze behoren tot de bitterzoete bestanddelen van ons leven. Ze kunnen ons verrijken of verarmen en van grote invloed zijn op de relatie met onze omgeving. Het hangt er helemaal vanaf hoe wij ermee omgaan. De keuze is aan ons en is zelden gemakkelijk.


    We kunnen ons geweten natuurlijk in slaap sussen en passief met de massa meegaan. Zo schermen wij onze innerlijke stem van de buitenwereld af. Wanneer zich een probleem voordoet, kunnen wij, in plaats van er een standpunt over in te nemen, zeggen: "Ik laat het maar over me heen komen; anderen zal het misschien bezighouden - misschien zelfs kwellen - maar mij niet." Sommigen zijn hun hele leven moreel passief. Maar wanneer het einde nadert, heeft degene die kan zeggen: "Ik heb in ieder geval altijd laten zien waar ik stond", waarschijnlijk grotere voldoening dan degene die dat zelden deed.

    Soms vragen wij ons af of er nog wel mensen met een diepgewortelde overtuiging bestaan of dat zij reeds zijn uitgestorven en alleen nog maar in de geschiedenisboeken voortleven. Zolang het om minder belangrijke kwesties gaat, vinden de meesten van ons het vrij gemakkelijk de stem van het geweten te volgen. Hoe meer er echter op het spel staat en hoe hoger de prijs is, des te moeilijker wordt het om in gewetenskwesties een moreel te verantwoorden beslissing te nemen en de consequenties daarvan te accepteren. Wanneer de prijs zeer hoog is, staan wij voor een moreel dilemma en dient er zich een crisis in ons leven aan.

    Dit boek gaat over een dergelijke crisis, over de manier waarop mensen deze het hoofd hebben geboden en over de uitwerking daarvan op hun verdere leven.
    Wat deze personen hebben meegemaakt mag dan minder wereldschokkend zijn dan bijvoorbeeld de rechtszaak wegens ketterij tegen John Wycliffe, de intrige rond de internationale jacht op William Tyndale, die voortdurend op de vlucht was, of de afschuwelijke terechtstelling van Michael Servet op de brandstapel, maar de strijd en het lijden zijn er voor hen niet minder intens om geweest. Hoewel weinigen van hen het zo welsprekend konden zeggen als Luther, namen zij wel hetzelfde standpunt in als hij, toen hij tot zijn zeventig rechters zei:

    "Tenzij ik door het getuigenis van de Schriften of door duidelijke argumenten wordt overtuigd (want ik geloof noch de paus noch concilies op zich, aangezien duidelijk is gebleken dat zij zich vaak hebben vergist en zichzelf hebben tegengesproken), ben ik gebonden door de Schriften die ik heb geciteerd, en mijn geweten wordt gevangen gehouden door het woord van God, en aangezien het noch veilig, noch juist is tegen het geweten in te handelen, kan ik en zal ik niets terugnemen. Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij. Amen."1

    Reeds lang voor deze gebeurtenissen, ruim negentien eeuwen geleden, waren de apostelen Petrus en Johannes in wezen in dezelfde situatie terechtgekomen. Toen zij voor een rechtbank stonden, samengesteld uit de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van het religieuze bestel waarin zij waren opgegroeid, zeiden zij vrijmoedig:

    Oordeelt zelf of het in Gods ogen rechtvaardig is meer naar u te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben."2

    De mensen over wie ik schrijf behoren tot mijn beste vrienden en zijn lid geweest van de religieuze groepering die als Jehovah's Getuigen bekend staat. Ik weet zeker dat hun ervaringen geenszins uniek zijn en dat hetzelfde soort van gewetensconflict voorkomt bij mensen van andere kerkgenootschappen. Hiervoor zijn bewijzen te over. Zij worden met hetzelfde probleem geconfronteerd als Petrus, Johannes en mannen en vrouwen in latere eeuwen, namelijk: onder druk van religieuze autoriteit trouw blijven aan het persoonlijke geweten.
    Velen van hen verkeren in innerlijke tweestrijd. Aan de ene kant hebben zij het gevoel dat zij menselijk gezag dat tussen hen en hun Schepper wordt ingeschoven, religieuze dogmatiek, wetticisme en hiërarchische macht dienen te verwerpen. Zij willen daarbij vasthouden aan de leer dat Christus Jezus - en niet een religieuze organisatie - "het hoofd van iedere man" is.3 Aan de andere kant lopen zij het risico dat jarenlange vriendschappen stukgaan, familierelaties op dramatische wijze aangetast worden en een religieus erfgoed moet worden opgeofferd dat generaties lang werd overgedragen. Op een dergelijk punt aangekomen, is het niet gemakkelijk om een beslissing te nemen.
    Wat hier wordt beschreven is daarom niet slechts "een storm in een glas water" of een hooglopende ruzie in een kleine religieuze groepering. Ik denk dat het voor iedereen nuttig is hier kennis van te nemen. Want hoewel de groepering waar het hier om gaat onbeduidend mag lijken, de kwesties waar het om draait zijn dat geenszins. Het gaat om diepgaande vraagstukken die door de gehele geschiedenis heen een soortgelijk gewetensconflict bij mensen hebben opgeroepen. Het gaat om de vrijheid om op geestelijk gebied aan waarheid vast te houden zonder in een keurslijf te zitten. Het gaat om het recht om zich in een persoonlijke verhouding met God en zijn Zoon te verheugen zonder dat een menselijke instelling zich daar op subtiele wijze in een soort priesterrol tussenvoegt. Hoewel datgene dat hier is beschreven ogenschijnlijk slechts de organisatie van Jehovah's Getuigen typeert, zijn de beginselen die eraan ten grondslag liggen in werkelijkheid van toepassing op mensen van alle geloofsgemeenschappen die zich christelijk noemen.
    De mannen en vrouwen uit mijn vrienden- en kennissenkring die vasthouden aan de overtuiging dat het "noch veilig, noch juist is tegen het geweten in te handelen", betalen daarvoor een hoge prijs. Sommigen ervaren dat familiebanden plotseling worden verbroken als gevolg van een officiële religieuze maatregel en dat zij het contact verliezen met ouders, zoons en dochters, broers en zusters, ja, zelfs met grootouders en kleinkinderen. Zij kunnen niet langer vrij omgaan met vrienden voor wie ze een diepe genegenheid voelen. Door een dergelijke omgang zouden deze vrienden namelijk door dezelfde maatregel getroffen kunnen worden. Zij ervaren dat hun goede naam wordt besmeurd, een naam die zij in de loop van een lang leven hebben verworven, en daarmee alles waar deze voor stond bij degenen die hen kenden. Zij worden daarbij beroofd van elke mogelijkheid om nog een goede en rechtmatige invloed uit te oefenen op mensen die zij goed kennen, in hun woonplaats, in hun land en in de gehele wereld. Verlies van bezittingen, ja, zelfs mishandeling en belediging kunnen gemakkelijker te dragen zijn dan de eerdergenoemde dingen.
    Wat kan iemand ertoe brengen zulke verliezen te riskeren? Wie zal tegenwoordig dit risico nog willen lopen? Net als vroeger zijn er natuurlijk altijd mensen die tot deze risico's bereid zijn om zichzelf op de voorgrond te stellen, ter bevrediging van het verlangen naar materieel gewin, macht, prestige, aanzien of eenvoudigweg ter bevrediging van het vlees. Maar wanneer uit alles blijkt dat zij hier niet op uit waren, wanneer blijkt dat dergelijke mannen en vrouwen wisten dat juist het tegenovergestelde te behalen viel - hoe zit het dan?
    Wat er onder Jehovah's Getuigen heeft plaatsgevonden, biedt een ongewone en tot nadenken stemmende les betreffende de menselijke aard. Wat valt er, behalve over degenen die voor de zaak van het geweten een excommunicatie niet uit de weg wilden gaan, te zeggen over het veel grotere aantal personen dat zich verplicht voelde achter zo'n excommunicatie te gaan staan, deze te ondersteunen en toe te laten dat familiebanden werden verbroken en vriendschappen werden beëindigd? Er bestaat geen twijfel over de oprechtheid van veel van deze mensen, of over het feit dat het ten uitvoer brengen van datgene waarvan zij meenden dat het een noodzakelijke religieuze plicht was, hen pijn deed en nóg doet. Welke overtuiging en redenering motiveerden hen?
    Met betrekking tot de personen over wie dit boek gaat, valt het op dat velen, zo niet de meesten, gedurende twintig, dertig, veertig of nog meer jaren met Jehovah's Getuigen verbonden zijn geweest. In plaats van "randfiguren" te zijn geweest, behoorden zij juist tot de meer actieve en productieve leden van de organisatie. Onder hen bevonden zich vooraanstaande medewerkers op het internationale hoofdbureau van de Getuigen in Brooklyn, New York, mannen die reizende opzieners en ouderlingen waren geweest en vrouwen die vele jaren zendeling waren geweest en evangelisatiewerk hadden verricht. Om Jehovah's Getuige te worden hadden zij vaak alle vroegere vriendschappen met personen van andere geloofsgemeenschappen verbroken omdat zo'n omgang onder Jehovah's Getuigen sterk afgeraden wordt. Voor de rest van hun leven hadden ze alleen nog vrienden "in het geloof" gehad. Sommigen hadden hun hele leven ingericht rond de doelstellingen die hun door de organisatie waren voorgehouden en zij hadden hun opleiding en beroep erdoor laten bepalen. Hun "investering" was groot: ze omvatte de meest waardevolle dingen van het leven. Nu moesten zij toezien dat dit alles in het niets oploste en in een paar uur tijd werd weggevaagd.

    Het is misschien een van de eigenaardigheden van onze tijd dat de strengste maatregelen om uitingen van het persoonlijke geweten te onderdrukken, gevonden worden bij religieuze groeperingen die ooit als voorvechters voor gewetensvrijheid te boek stonden.
    Dit wordt geïllustreerd aan de hand van wat drie mannen overkwam, elk binnen hun eigen specifieke geloofsrichting een vooraanstaand godsdienstonderwijzer en daar nog aan toegevoegd dat de beschreven gebeurtenissen zich in hetzelfde jaar voltrokken.
    Een van hen had in de voorafgaande tien jaar verscheidene boeken geschreven en regelmatig lezingen gehouden waarin hij fundamentele kritiek had geleverd op de gezagsstructuur van zijn kerk.
    De tweede had een toespraak gehouden voor een gehoor van meer dan duizend mensen waarin hij stelling had genomen tegen een leerstelling van zijn organisatie die betrekking had op een belangrijk jaartal en de betekenis daarvan voor de vervulling van bijbelse profetieën.
    De derde had zich niet op een dergelijk wijze in het openbaar uitgelaten. Slechts in persoonlijke gesprekken met goede vrienden had hij zijn afwijkende mening kenbaar gemaakt.
    De strengheid van de officiële maatregelen die tegen elk van hen door hun religieuze organisatie werden genomen, was echter omgekeerd evenredig met de ernst van hun handelwijze. En de strengste maatregelen kwamen uit een hoek van waaruit men deze niet zou verwachten.
    De eerste van de bedoelde personen is de rooms-katholieke priester Hans Küng, professor aan de universiteit van Tübingen in Duitsland. Na tien jaar lang openlijk kritiek te hebben geuit (hij verwierp onder andere de leerstelling van de onfeilbaarheid van de paus en de bisschoppen), werd de kwestie tenslotte door het Vaticaan zelf behandeld en in 1980 werd hem zijn officiële status als katholiek theoloog ontnomen. Toch werd hij als priester gehandhaafd en bleef hij een vooraanstaand medewerker op het oecumenisch onderzoeksinstituut van de universiteit. Zelfs studenten voor het priesterschap die zijn lezingen bijwonen, worden niet aan kerkelijke strafmaatregelen onderworpen.4
    De tweede persoon is professor Desmond Ford, een in Australië geboren Zevende-dags adventist. Zijn toespraak tot een groep van zo'n duizend leken op een middelbare school in Californië waarin hij de leer van de adventisten betreffende het jaar 1844[5] afviel, leidde tot een kerkelijke hoorzitting. Het werd Ford toegestaan zes maanden verlof te nemen om zijn verdediging voor te bereiden. In 1980 had hij een ontmoeting met een honderdtal vertegenwoordigers van de kerk die zo'n vijftig uur besteedden om zijn verdediging aan te horen. Daarop besloten de kerkelijke bestuurders hem zijn leerstoel en zijn status als predikant te ontnemen. Hij werd echter niet geëxcommuniceerd, hoewel hij zijn standpunten had gepubliceerd en er in adventistenkringen over bleef spreken.6
    De derde persoon is Edward Dunlap. Hij was jarenlang administratief hoofd van de Wachttoren-bijbelschool Gilead, de enige zendingsschool van Jehovah's Getuigen. Tevens was hij een van de auteurs van het bijbelhandboek van de organisatie (Hulp tot begrip van de bijbel) en de schrijver van haar enige bijbelcommentaar (Commentaar op de brief van Jakobus). Slechts in privé-gesprekken met vertrouwde vrienden gaf hij blijk van zijn afwijkende mening met betrekking tot bepaalde leerstellingen. In het voorjaar van 1980 kwam een comité bestaande uit vijf mannen, van wie er niet één lid was van het Besturende Lichaam[7] van de organisatie, een paar uur met hem in een geheime zitting bijeen om hem omtrent zijn zienswijzen te ondervragen. Na meer dan veertig jaar met de organisatie verbonden te zijn geweest, werd Dunlap zijn werk en huisvesting op het internationale hoofdbureau ontnomen en werd hij uit de organisatie gezet.
    Aldus toonde een religieuze organisatie die voor velen het symbool van buitengewoon autoritair optreden is geweest, de grootste mate van tolerantie jegens een dissidente hoogleraar. De organisatie die in het bijzonder prat gaat op haar strijd voor vrijheid van het geweten, toonde zich het minst tolerant.
    Hierin ligt een paradox besloten. Uitgezonderd hun standpunt inzake bepaalde gewetenskwesties, weten de meeste mensen weinig van Jehovah's Getuigen af, ondanks dat de Getuigen zich intensief en van deur tot deur met het getuigeniswerk bezighouden. Het is de meeste mensen bekend dat zij zonder compromis bloedtransfusies weigeren, geen vlag of ander symbool groeten, beslist niet in militaire dienst gaan en politieke activiteit of functies afwijzen. Degenen die bekend zijn met rechtspraak, weten dat zij bij het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten zo'n vijftig zaken aanhangig hebben gemaakt. Daarbij verdedigden zij hun vrijheid van het geweten en het recht om hun boodschap aan mensen met een andere geloofsovertuiging uit te dragen, en dat terwijl zij hierbij met niet geringe tegenstand en tegenwerpingen te maken kregen. In landen waar grondwettelijke vrijheden hen beschermen, zijn zij vrij om ongehinderd van hun rechten gebruik te maken. In andere landen hebben zij te maken gekregen met hevige vervolging, arrestaties, gevangenneming, aanvallen van het gepeupel, lichamelijk geweld en officiële verbodsbepalingen ten aanzien van hun lectuur en prediking.
    Hoe is het dan mogelijk dat vandaag de dag eenieder van hen die een persoonlijke mening uitdraagt die van de leer van de organisatie afwijkt, vrijwel zeker met rechterlijke maatregelen te maken krijgt en voor "uitsluiting" in aanmerking komt indien hij of zij niet bereid is alles terug te nemen? Hoe willen degenen die deze rechterlijke maatregelen ten uitvoer brengen, een dergelijke tegenstrijdigheid goed praten? Zou het feit dat mensen tegenstand verduren in de vorm van hevige vervolging en lichamelijke mishandeling, op zich wel bewijzen dat zij het van het allergrootste belang vinden om trouw aan het geweten te blijven? Misschien verduren zij deze tegenstand omdat zij ernstige disciplinaire maatregelen vrezen van een organisatie die eist dat zij zich aan bepaalde leerstellingen en gedragsregels houden!

    Sommigen zullen zeggen dat de kwestie in werkelijkheid niet zo eenvoudig is als die hier wordt weergegeven en dat er ook andere zaken bij betrokken zijn. Hoe staat het met religieuze eenheid en orde? Wat over de noodzaak de gemeente te beschermen tegen diegenen die onjuiste, verdeelheidbrengende en verderfelijke leerstellingen verspreiden? Wat over een juist respect voor gezag?
    Het getuigt eveneens van een extreme, blind-onevenwichtige houding wanneer men deze zaken negeert.
    Wie zal ontkennen dat misbruik van vrijheid tot onverantwoordelijkheid en wanorde kan leiden, ja, zelfs op anarchie kan uitlopen? Op dezelfde manier kunnen geduld en verdraagzaamheid een dekmantel voor besluiteloosheid worden en leiden tot een nietsdoen en het verlagen van alle maatstaven. Zelfs liefde kan in louter sentiment omslaan, in ongecontroleerde emotie die nalaat te doen wat werkelijk nodig is. De gevolgen daarvan kunnen afschuwelijk zijn. Dit is allemaal waar en juist deze dingen worden benadrukt door diegenen die het persoonlijke geweten door middel van religieuze autoriteit willen onderdrukken.
    Wat zijn echter de gevolgen wanneer geestelijke begeleiding omslaat in mentale overheersing of zelfs in geestelijke tirannie? Wat gebeurt er wanneer de zo gewenste eenheid en orde worden vervangen door een afgedwongen en voorgeschreven gelijkvormigheid en wettische onderwerping? Wat is het resultaat wanneer een juist respect voor autoriteit wordt omgevormd tot onderhorigheid en onvoorwaardelijke onderworpenheid? En wat gebeurt er, wanneer de persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover God om beslissingen te nemen in overeenstemming met het persoonlijke geweten wordt uitgeschakeld?
    Deze vragen moet men onder ogen zien, wil men de zaak niet uit het verband lichten of verkeerd voorstellen. Het vervolg van dit boek illustreert op zeer aanschouwelijke wijze welke invloed dit alles op menselijke verhoudingen heeft, hoe personen die slechts één kant van de zaak bekijken, tot uitzonderlijke standpunten en handelswijzen komen, en tot welke uitwassen het kan leiden wanneer men aan zo'n koers vasthoudt.
    Ik denk dat inzicht hierin vooral waardevol is, omdat het kan helpen te begrijpen waar het in de dagen van Jezus Christus en zijn apostelen eigenlijk om ging, en hoe en waarom men - zo subtiel, zo gemakkelijk en in zo'n korte tijd - van hun leer en voorbeeld is afgeweken, met alle tragische gevolgen van dien. Wat mensen van andere geloofsgemeenschappen betreft die er snel bij zijn om Jehovah's Getuigen te veroordelen: zij doen er goed aan eerst zichzelf en hun eigen geloofsgemeenschap eens aan een onderzoek te onderwerpen, en wel in het licht van de besproken punten en de fundamentele geesteshouding die aan de beschreven standpunten en de genomen maatregelen ten grondslag ligt.
    Om antwoorden op de opgeworpen vragen te vinden, moet men zich niet fixeren op de gedupeerde personen. Veeleer dient men zich te verdiepen in de structuur van de betreffende religieuze organisatie en de manier waarop daarin onderricht wordt gegeven en gezag wordt uitgeoefend. Er moet worden nagegaan hoe degenen die de leiding hebben tot hun beleid en besluitvorming komen en in zekere mate moet ook de geschiedenis van de betreffende organisatie worden nagegaan. Hopelijk draagt dit bij tot het blootleggen van de oorzaken van religieuze beroering en wordt ermee aangegeven waaraan moet worden voldaan wanneer mensen die proberen ware navolgers van de Zoon van God te zijn, zich in vrede en broederlijke eenheid willen verheugen.

     

    1

    2

    3

    4

    5

    6

     

    Dit waren Luthers slotwoorden tijdens zijn verdediging op de Rijksdag te Worms, Duitsland, in april 1521.

    Handelingen 4:19, 20.

    1 Korinthiërs 11:3.

    Het bijwonen van zijn lezingen draagt binnen hun opleiding echter niet tot het studieresultaat bij.

    Zie blz. 158 van dit boek.

    In een gesprek met Desmond Ford in 1982 te Chattanooga, Tennessee, vertelde hij mij dat op dat moment meer dan 120 predikanten van de Zevende-dags adventisten zich óf teruggetrokken hadden, óf door de kerk waren geschorst omdat zij bepaalde leerstellingen of recente organisatorische maatregelen niet konden ondersteunen.

    7

    Het Besturende Lichaam is het hoogste bestuursorgaan (zie hoofdstuk 2 en 3).

     

     

     

     

    TERUG

     

    20-05-2009 om 08:14 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het telkens terugkerende patroon---De doop-geldig verklaard door wie?

    In Search Of

    Christian Freedom

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen
     
     

    Hoofdstuk 4: Het telkens terugkerende patroon

    De doop - geldig verklaard door wie?

    (Blz. 115-124.)

    De historicus Johnson heeft opgemerkt dat er in de na-apostolische periode een situatie ontstond waarin naast de bijbel ook "de sacramenten ... hun betekenis verloren wanneer ze werden gebruikt buiten de kerk". Een van de belangrijkste sacramenten was de doop. Aanvankelijk maakten de bijbelstudenten in Russell's dagen er geen punt van als iemand was gedoopt bij de verschillende christelijke denominaties. Het enige waar het hun om ging was dat men de betekenis van de doop begreep en dat deze door onderdompeling was geschied.(1) Deze situatie bleef gedurende meer dan zeventig jaar ongewijzigd. Zelfs ten tijde van de Wachttoren van 15 september 1955 (blz. 285) werd nog gezegd dat wederdoop slechts noodzakelijk was indien "de vroegere doop derhalve geen symbool was van een opdracht" of indien deze niet door onderdompeling had plaats gevonden.

    Een jaar later, in de Wachttoren van 15 september 1956 werd dit standpunt verlaten. Er stond (blz. 426, 427):
     
     

    ZICH VOOR DE TWEEDE MAAL LATEN DOPEN

    14 "Dikwijls vraagt men of iemand die zich reeds eerder plechtig door een religieuze groep heeft laten dopen, opnieuw gedoopt dient te worden wanneer hij tot een nauwkeurige kennis der waarheid komt en zich aan Jehovah opdraagt. Op grond van het besprokene noopt een dringende reden ons hierop Ja te antwoorden, iemand moet opnieuw worden gedoopt. Het is duidelijk dat men door een dergelijk religieus stelsel in werkelijkheid nimmer werd gedoopt "in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, " want in dat geval zou men hebben ingezien met welke autoriteit deze ware Hogere Machten bekleed zijn en welke positie ze innemen.

    Zou men zich reeds eerder aan Jehovah hebben opgedragen, dan zou men zich, zelfs voordat men tot de doop zou overgaan, van dergelijke God-onterende Babylonische stelsels hebben afgescheiden. De handeling van het dopen is dus niet het belangrijke, maar veeleer dat wat het symboliseert.

     

    Dit kreeg ongeveer zes maanden later zijn vervolg in de rubriek "Vragen van Lezers" waarin werd aangegeven onder welke voorwaarden een doop "buiten de organisatie" als ongeldig moet worden afgewezen ook al was deze door onderdompeling geschied. Nu werd er gezegd dat de datum van afsluiting voor de mogelijke geldigheid van een dergelijke doop het jaar 1918 was. Waarom? Omdat "in 1918 n. Chr., ... Jehovah God vergezeld van zijn Boodschapper des Verbonds tot de tempel kwam en de Christenheid verwierp." Indien de persoon voor die datum was ondergedompeld als een symbool van opdracht aan God en Christus, en tevens zijn of haar vorige denominatie had verlaten en zich vóór 1918 had aangesloten bij de Wachttoren-organisatie, dan werd dat aan het geweten van de persoon overgelaten om te beslissen of wederdoop juist was of niet.

    Voor alle anderen gold steevast:

    Wanneer iemand, nu de roep om uit Babylon te komen duidelijk weerklinkt, dit hoort en desondanks toch in een religieus gedeelte van het tegenbeeldige Babylon blijft en daar wordt gedoopt, geldt deze onderdompeling niet. Hij kan namelijk niet het besluit hebben opgevat zich aan het doen van Gods wil op te dragen, omdat, aldus paragraaf 14, "men zich, zelfs voordat men tot de doop zou overgaan, van dergelijke God-onterende Babylonische stelsels [zou] hebben afgescheiden." (2)
     
     

    Hij moet opnieuw gedoopt worden. Het vraagstuk werd resoluut afgehandeld omdat "paragraaf 14" van De Wachttoren het zo had afgehandeld. Schriftuurlijk bewijsmateriaal was kennelijk niet nodig. In de na-apostolische periode "verloor de doop zijn betekenis indien deze werd verricht buiten de Kerk", dat wil zeggen buiten het domein van het religieuze gezag. Datzelfde standpunt werd nu ingenomen door de Wachttoren-organisatie met betrekking tot elke doop die buiten haar domein was verricht.

                        Eerder in 1955 had De Wachttoren nog gezegd:

      Een christen kan ... niet worden gedoopt in de naam van de persoon die de onderdompeling werkelijk verricht of in de naam van de een of andere mens, noch in de naam van enige organisatie, maar in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest. Hierdoor wordt onder andere aangetoond, dat het christendom geen stelsel is van denominaties....(3)

    Tijdens toespraken voorafgaand aan een doopplechtigheid, was het voor de spreker gebruikelijk om de kandidaten eraan te herinneren: "jullie symboliseren niet jullie opdracht aan een werk, of jullie opdracht aan een organisatie, maar jullie opdracht aan een persoon—Jehovah God." (4) Een verklaring van enigszins gelijksoortige strekking stond in de Wachttoren van 1 december 1966 (blz. 732):

    Wij dragen ons niet aan een religie op, noch aan een mens of een organisatie. Neen, wij dragen ons op aan de Hoogste Soeverein van het Universum, onze Schepper, Jehovah God zelf. Hierdoor wordt de opdracht een zeer persoonlijke verhouding tussen ons en Jehovah.

     

                        De twee vragen die in 1942 aan de kandidaten werden gesteld waren deze:

    (1) Gelooft u in Jehovah God de Vader, dat 'redding Jehovah toebehoort' en dat Christus Jezus zijn Zoon is in wiens bloed uw zonden worden afgewassen en door bemiddeling van wie u redding van God verkrijgt?

    (2) Hebt u daarom uw zonden aan God beleden en gevraagd door bemiddeling van Christus Jezus gereinigd te mogen worden, en hebt u u daarom van de zonde en de wereld afgekeerd en u zonder voorbehoud aan God gewijd ten einde zijn wil te doen? (5)

    Deze vragen stonden in wezen wat inhoud betreft dicht bij de uitdrukkingen van Petrus en anderen uit de apostolische periode toen zij de mensen opriepen: "Heb berouw en laat een ieder van u zich dopen in de naam van Jezus de Messias voor de vergeving van uw zonden; en jullie zullen de gave van de Heilige Geest ontvangen."(6) De vragen die in 1956 en (met zeer geringe afwijkingen) vele jaren daarna tijdens doopdiensten van de Getuigen werden gesteld, waren deze:

      20 (1) Heeft u voor het aangezicht van Jehovah erkend dat u een zondaar bent die redding behoeft, en heeft u voor hem erkend dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus tot u komt?

    21 (2) Heeft u zich op grond van dit geloof in God en in zijn voorziening voor redding zonder enig voorbehoud aan hem opgedragen, om voortaan zijn wil te doen, zoals hij u deze door bemiddeling van Christus Jezus en onder de verlichting van de heilige geest door de bijbel openbaart?(7)

    Zonder ook maar enig bijbels argument te noemen voor het aanbrengen van een belangrijke verandering in deze fundamentele vragen, die met ja moeten worden beantwoord om in aanmerking te komen voor de doop, werden nu in de Wachttoren van 1 juni, 1985, blz. 30 deze vragen opgesomd, die vanaf dat moment golden als de vragen waarop alle kandidaten moeten antwoorden:

                Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan
                Jehovah  opgedragen om zijn wil te doen?

                        De tweede luidt:

    Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?

    Wanneer de kandidaten deze vragen met ja hebben beantwoord, verkeren zij in de juiste hartetoestand om de christelijke doop te ondergaan.

    In de Wachttoren van 15 april, 1987, (blz.12, voetnoot) staat de volgende ongewone uitleg van de reden voor deze verandering:

    "Onlangs werden de twee vragen die tot de doopkandidaten worden gericht vereenvoudigd, zodat de kandidaten die zouden kunnen beantwoorden met een volledig begrip van wat erbij betrokken is om in een intieme verhouding met God en zijn aardse organisatie te geraken." Deze veronderstelde "vereenvoudiging" deed slechts één ding: het vroeg van elke kandidaat een verklaring van onderwerping en verbintenis aan een aardse organisatie. Als wij de Christelijke Geschriften lezen, zien wij dat voor de geldigheid van de doop in elke situatie de beslissende factor was, dat degenen die die stap namen, "in de Heer Jezus geloofden", die hen als Gods Messias en hun Verlosser kon redden. (8) Zij werden "gedoopt in Christus Jezus".(9) Dit was "eenvoudig" genoeg, zodat mensen het in één dag, in een paar uur konden begrijpen, en dat deden zij dan ook. De "geladen" woorden van de Wachttorenorganisatie over deze kwestie hebben niets wat apostolisch genoemd kan worden, want de apostelen hebben nooit het concept aangevoerd van een "aardse organisatie", waarmee men, zoals duidelijk is aangetoond, niets anders dan een menselijke gezagsstructuur bedoelt.

    Christus had zijn discipelen verteld dat zij mensen moesten dopen "in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest."(10) In de tweede doopvraag van de Wachttoren wordt in feite Gods Heilige Geest door de "door de geest geleide organisatie" vervangen. Hoewel het woord "Geest" wordt genoemd, worden wij hier opnieuw geconfronteerd met de situatie waarin de organisatie een door God toegewezen rol voor zichzelf opeist. Heel duidelijk wordt het idee naar voren gebracht dat Gods Heilige Geest niet zal werken op iemand die gedoopt wordt tenzij hij in verbinding staat met de Wachttorenorganisatie. De nadruk wordt gelegd, niet op de wijze waarop de persoon die wordt gedoopt voortaan door Gods Geest zal worden geleid, maar op de "door de geest geleide organisatie". Het is haast niet te geloven dat de Wachttoren dit vervolgens een "vereenvoudiging" noemt. Zij spreekt van een "intieme verhouding met God" maar maakt dit vervolgens inhoudsloos door de aardse organisatie erin te betrekken, waardoor het niet meer gaat om een intieme verhouding met God maar met "God en zijn aardse organisatie." Waar Jezus slechts spreekt van "de Vader, de Zoon en de Heilige Geest," kent de organisatie zichzelf zomaar een plaats toe in dit heilige beeld alsof zij hiervan een onmisbaar onderdeel vormt. Dit lijkt op een slaaf die mensen vertelt dat zij in kontact kunnen komen met hun meester en met hem een relatie kunnen hebben, uitsluitend wanneer de slaaf daar zelf ook aanwezig is als intermediair, woordvoerder, manager en besluitvertolker. Zo'n houding kan alleen maar worden bestempeld als arrogant.

    Negentien eeuwen lang zijn er mensen gedoopt zonder dat dergelijke woorden aan hun doop voorafgingen. Meer dan honderd jaar lang zijn er mensen in de gemeenschap van de Wachttoren gedoopt zonder dergelijke bewoordingen. Hebben zij niet begrepen wat hun doop eigenlijk betekende? Waarom was, na meer dan honderd jaar, deze "vereenvoudiging" nu nodig ten einde mensen een "volledig begrip" te geven van wat hun doop betekende?

    Ik denk dat de verandering van 1985 moet worden gezien als een poging om mensen zover te brengen dat zij hun formele banden met de organisatie erkennen en zich verbinden aan een religieuze gezagsstructuur. Op die manier onderwerpen zij zich ook indirect aan haar bestuur. Zij erkennen dat de organisatie het recht heeft kerkelijke rechtscolleges samen te stellen om "recht te spreken" over diegenen die volgens haar in strijd handelen met haar regels en voorschriften.

    In de afgelopen jaren hebben een aanzienlijk aantal mensen de organisatie van de Getuigen verlaten zonder daarvan een officiële mededeling te doen. Zelfs wanneer zij verder een moreel leven leiden, maar vervolgens iets doen of zeggen dat niet volkomen in overeenstemming blijkt te zijn met al de leerstellingen en gedragslijnen van de organisatie, worden zij dikwijls door de ouderlingen bezocht, ondervraagd en opgeroepen voor een "rechterlijke hoorzitting". Sommigen hebben te kennen gegeven dat zij geen reden zagen om zo'n verhoor bij te wonen en dat zij zichzelf niet onderworpen achtten aan het kerkelijke gezag van de organisatie. Enkelen hebben zelfs via een advocaat een brief aan het lichaam van ouderlingen gestuurd waarin ze hun standpunt uiteengezet hebben en zij het verzoek deden om af te zien van verdere onderzoeken, ondervragingen of dagvaardingen. In nagenoeg al dit soort gevallen [in de Verenigde Staten, -vert.] heeft de wettelijke afdeling van het Wachttorengenootschap de persoon (of eventueel zijn advocaat) een dik pakket gestuurd in de vorm van een pleitnota met vele bewijsstukken van vergelijkbare gevallen waarin de organisatie een zaak gewonnen heeft. Talloze rechtzaken worden daarin aangehaald ter ondersteuning van het recht om tegenover personen die door de Getuigen gedoopt worden, als religieuze "overheid" en "kerkelijk rechtscollege"op te treden. In feite wordt in het materiaal gesteld dat de betrokken persoon of personen slechts twee alternatieven hebben: óf ze wonen de "rechterlijke hoorzitting" bij, óf ze laten officieel weten dat ze de gemeenschap verlaten.(11)Als voorbeeld wordt in het materiaal een beslissing van het Hooggerechtshof aangehaald waarin onder meer staat:

    Het recht om op vrijwillige basis religieuze gemeenschappen te vormen ter bevordering van de beleving en de verbreiding van een religieuze leer, het recht om tribunalen op te zetten welke beslissen in controversiële geloofsvraagstukken binnen de gemeenschap, alsmede het recht op een kerkelijk bestuur over alle individuele leden, gemeenten en beambten binnen de gemeenschap, is onaantastbaar. Allen die zich bij een dergelijk lichaam aansluiten stemmen daarmee indirect in met dit bestuur en dienen zich aan haar te onderwerpen.
     
     

    Het "recht" waarover hier gesproken wordt is het wettelijke recht van een "kerkelijk bestuur" om op de beschreven wijze te handelen. Zo worden dan ook in de samenvatting van de door de advocaat van het Wachttorengenootschap verstuurde nota de "wettelijke aspecten" benadrukt:
     
     

                        C. Relatie tussen de Gemeente en Haar Leden    Het is een vast gegeven dat het wezen van de relatie tussen een
                        religieuze gemeenschap en haar leden door rechtscolleges wordt gezien als zijnde de overeenkomst van beide
                        partijen, en in het algemeen, een belijdenis van het geloof, een onderschrijven van de leer van de religieuze
                        gemeenschap en een onderwerping aan haar bestuur. (76 C.J.S 755, artikel 11) Een partij die op vrijwillige basis
                        heeft ingestemd lid te worden van een gemeente onderwerpt zich daarmee aan de bestaande regels en
                        procedures van voornoemde gemeente en mag het bestaan ervan niet loochenen. Allen die zich aansluiten bij een
                        dergelijke vrije religieuze organisatie stemmen daarmee indirect in met dit bestuur en dienen zich aan haar te
                        onderwerpen. Aldus de zaak Morrow v. Hill, 364 N.E.2d 1156 (Ohio 1977), Watson v.Jones, 80 U.S. 679,
                        729 (1872), 13 Wallace 679.

           Aangezien uw cliënten de gemeente niet hebben verlaten, hebben zij volgens de wet indirect ingestemd met
           haar bestuur en zich onderworpen aan de bestaande regels en procedures. Zij zijn wettelijk verplicht zich daaraan
           te houden. Het theocratische bestuur van de gemeente waaraan uw cliënten zich volgens de wet hebben
           onderworpen omvat in het bijzonder het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen, haar wettelijke instrument,
           bekend als het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap van New York, inc., en al hun rechtmatig
           aangestelde vertegenwoordigers, daarbij inbegrepen de ouderlingen van de gemeente waaraan zij zijn verbonden.
           Tot de regels en procedures waaraan uw cliënten zichzelf hebben onderworpen behoren ook die welke zijn
           opgesteld door het daartoe ingestelde rechterlijke comité en welke hierboven in detail worden besproken.
     

    Sommigen die zich hebben teruggetrokken en niet wilden dat de ouderlingen hen ondervroegen en over hen "recht spraken", hebben erop gewezen dat zij zich ten tijde van hun doop in de periode van vóór 1985, hebben opgedragen 'aan God en niet aan een organisatie'. Met de huidige, gewijzigde vragen wordt de doopkandidaat ronduit gezegd dat zijn "opdracht en doop" hem 'identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie.' Daarmee heeft hij inderdaad elk "wettelijk" recht verspeeld om nog te kunnen zeggen dat hij niet aan het bestuur en de kerkelijke rechtscolleges van de organisatie onderworpen is. Voor de wettelijke afdeling van de organisatie is dit inderdaad een "vereenvoudiging" van de zaak. Dat de organisatie de heilige en zeer persoonlijke stap van de doop aangrijpt als gelegenheid om haar gezag te laten gelden in het leven van de dopeling, vind ik een droevig bewijs van het streven naar macht.

    Evenals de religieuze leiders uit de eerste eeuwen de klok terug draaiden en weer terugkeerden tot Oudtestamentische denkbeelden van een speciale priesterklasse, waarmee zij alle christenen die niet tot die klasse behoorden ondergeschikt achtten in hun verhouding tot God, zo poogt de Wachttorenorganisatie regelmatig haar leden in datzelfde Oud Testamentische licht te bezien. Tijdens de jaarlijkse "districtscongressen" staan er dikwijls drama's op het programma, waarin de houdingen tegenover mannen zoals Mozes, de middelaar van het wetsverbond, Aäron de hogepriester, koning Saul, Koning David of andere mannen in een bijzondere, unieke en voorname positie, worden uitgebeeld. Zonder schaamte vergelijkt de organisatie zichzelf en haar positie dan met deze personen en stelt nadrukkelijk dat men haar met dezelfde achting en onderdanigheid tegemoet dient te treden. Het is alsof de komst van Christus niet heeft plaatsgevonden en alsof deze helemaal geen radicale verandering met zich mee heeft gebracht, waardoor een dergelijk onderscheid is weggevallen en allen in dezelfde positie voor hun hemelse Vader en in dezelfde verhouding tot hun Hoofd en Meester, Christus, zijn geplaatst.

    In een artikel in het tijdschrift Christianity Today van 21 oktober, 1980, werd gewezen op de bezorgdheid van de Reformatoren, die zagen hoe de gevestigde Kerk een doel was geworden in plaats van een middel. Er werd verder gezegd:

    Waar zij tegen streden was een kerk die zichzelf een leergezag aanmatigde, waarmee zij zichzelf buiten elke correctie van de Schrift plaatste. De kerk was niet meer een middel om de mensen de kennis van God in te prenten. Zij was een doel in zichzelf geworden, waarbij iedereen aan haar leerstellingen onderworpen was.

    Minder dan honderd jaar heeft de Wachttorenorganisatie nodig gehad om het gehele grondpatroon uit het verleden te vervolmaken. In dit relatief korte tijdsbestek heeft zij haar gematigde, pretentieloze en tolerante houding ingeruild voor een dogmatische, waarbij zij haar haar aanhangers opzadelde met wat zijzelf omschrijft als haar "grote verzameling waarheden": de door haar ontwikkelde traditionele leerstellingen, haar officiële geloofsbelijdenis. Was er aanvankelijk sprake van een toestand van betrekkelijke vrijheid, waarbij de broeders werden beschouwd als gewone leden van een universele priesterschap onder Christus, nu maakte zij voor haar leiders niet alleen aanspraak op apostolisch gezag, maar oefende via een gecentraliseerd bestuur ook macht uit over anderen. Hiermee kende zij zichzelf een positie toe die de apostelen nooit hebben ingenomen tegenover hun broeders, aangezien zij zichzelf zagen 'niet als meesters over andermans geloof, maar als medewerkers tot hun vreugde.'(12) Het was vooral in de jaren '20 en '30 dat deze gedachtegang en houding binnen de organisatie van de Getuigen vorm kreeg. Het is droevig dat men dit zo heeft gelaten en dat het tot op vandaag overeind is gebleven. De toenmalige leiding is niet in staat geweest om van de starheid van dat concept los te komen. Betekent dit nu dat de mannen die binnen de organisatie verantwoordelijke posities bekleden, allen op "macht beluste", dictatoriale mensen zijn? Zo zie ik hen zeker niet, en op grond van mijn eigen ervaring weet ik dat velen zo ook niet zijn. In de eerste eeuwen waren er mannen die, zoals de "wolven" voor wie Paulus waarschuwde, zich ten doel stelden de mensen zover te brengen dat zij hen als leiders gingen volgen, en die, om dat doel te bereiken, menselijke autoriteit verheerlijkten. Daarnaast waren er ongetwijfeld ook andere christelijke mannen die, geconfronteerd met teleurstellende situaties waarin zij zagen hoe mensen heen en weer werden geslingerd door wat in hun ogen valse leringen waren, toch meewerkten aan de opbouw van menselijke autoriteit, in de verkeerde veronderstelling dat het doel de middelen heiligt, en aldus bezweken voor de aantrekkingskracht van autoriteit. Dezelfde invloed is ook vandaag werkzaam.

    Het autoritaire klimaat dat zich op het bestuurlijke niveau van de Getuigen ontwikkeld heeft, is niet noodzakelijkerwijs een weerspiegeling van de hartetoestand van alle leden van het Besturende Lichaam. Feitelijk is er voor een man geen enkele doeltreffende wijze waarop hij door "campagne te voeren" lid zou kunnen worden van dit selecte gezelschap. Uitnodigingen om lid te worden, zijn het gevolg van geheime vergaderingen van het Lichaam en komen voor de genodigden in het algemeen als een verassing. Enkele van de mannen zijn eerder zachtmoedig te noemen en hebben niet de neiging anderen te overheersen. Ze nemen zelden het woord in de besprekingen; ze schijnen een zekere eerbied voor bepaalde leden te hebben en stemmen bijna altijd zoals deze ook stemmen. Anderen, die op uitnodiging van het Lichaam lid zijn geworden schijnen daarna op de een of andere wijze de smaak te pakken hebben gekregen: het bevalt hen wel om deel uit te maken van de gezagsstructuur en daar afstand van doen zou hen zwaar vallen. Zij zouden misschien wel voor een meer tolerante en minder dominerende benadering zijn, maar zij doen denken aan degenen over wie Jezus in Johannes 12:42, 43 sprak. Zij laten wel van zich horen, maar ze gaan niet zover dat er moeilijkheden van komen. Dan zijn er nog degenen die laten zien dat het hun wel degelijk om macht te doen is, zowel ten aanzien van de organisatie als ten aanzien van henzelf. Doch zelfs hier aarzel ik om tegenover hen als individuele personen een oordelende houding aan te nemen. Het is vaak moeilijk te doorgronden wat de oorzaken voor een bepaalde opstelling zijn. Het uitoefenen van macht over anderen is eerder een teken van zwakheid en onzekerheid, dan van kracht. Het geduldig omgaan met mensen, het redeneren met hen, vertrouwen te hebben in de kracht van waarheid, te proberen ondanks een afwerende houding de juistheid van een standpunt aan te tonen, door woord en daad mensen op te bouwen in geloof, liefde en begrip—dat is een heel wat moeilijker en zwaardere taak dan eenvoudigweg mensen te gebieden dingen te doen, wetten uit te vaardigen en regels voor te schrijven, en vragen te onderdrukken door het laten gelden van autoriteit.(13) Dat laatste is de weg van zwakheid. En evenals echtgenoten, ouders, werkgevers en anderen hier maar al te vaak aan toegeven, soms uit een gevoel van geïrriteerdheid of machteloosheid, geven ook mannen in religieuze systemen hieraan toe. En wat in dit opzicht geldt voor de gezagsstructuur van de Wachttorenorganisatie, geldt ook voor andere religieuze organisaties. Zoals ik ook al in Gewetensconflict heb geschreven, is het mijn overtuiging dat het fundamentele kwaad is gelegen in het concept of de voorstelling dat de Wachttorenorganisatie door God met exclusieve autoriteit is bekleed, alsook in de opvatting dat uitsluitend door het uitoefenen van een dergelijk gezag, eenheid, orde en productiviteit bereikt kunnen worden. In ieder geval zijn zeker enkele van de mannen van het Besturende Lichaam van dat concept het slachtoffer geworden en in de val gelokt door de aantrekkingskracht van een dergelijke vleselijke denkwijze. Hoe bedrieglijk deze aantrekkingskracht van autoriteit ook is, het ontslaat ons echter niet van onze verantwoordelijkheid. Hoewel veel van wat thans bestaat, zoals aangetoond, een erfenis is van het verleden—en zelfs van een ver verleden, voordat de Wachttorenorganisatie en haar verschillende presidenten en leiders op het toneel verschenen—is het nog steeds een erfenis die men niet hoeft te accepteren. Het zal duidelijk zijn dat de verheven beweringen van de Wachttorenorganisatie en haar schending van de Goddelijke autoriteit onschriftuurlijk zijn en dat dit een zekere verantwoordelijkheid legt op de schouders van zowel de promotors als de ondersteuners ervan. Dat men het niet ziet, omdat men het niet wil zien, is geen excuus om zich aan die verantwoordelijkheid te onttrekken. Het is intussen zover gekomen dat velen, zoniet de meesten, het luisteren naar de organisatie gelijkstellen met het luisteren naar God en het verwerpen van haar boodschap en leringen beschouwen als minachting voor God. Zelfs wanneer men aarzelt om haar uitleggingen aan te nemen of, nog veel erger, wanneer men ze in twijfel trekt, geeft men blijk van een gebrek aan geloof in God en twijfelt men aan hem. Ook moet niemand menen dat zijn of haar mentale vermogens in staat zijn de Schrift te begrijpen zonder de leiding van de organisatie vanuit Brooklyn. Wie met haar gaat, waarheen dat ook moge zijn, gaat met God. Wie inziet dat zij de verkeerde weg is ingeslagen en haar derhalve niet meer volgt, geeft blijk van een onafhankelijke en opstandige geest. Wie de juiste betekenis van iets inziet, voordat de organisatie het inziet, en wat het ergste is, er ook nog over praat, is aanmatigend en loopt verder vooruit dan God. Ik kan niet anders concluderen dan dat de geest van de "mens der wetteloosheid" hier aan het werk is geweest, op de wijze zoals hij zich ook in het verleden heeft gemanifesteerd.

    Het gelijkstellen van de organisatie met God zoals dat onder Jehovah's Getuigen gebeurt, is overduidelijk en ligt diep verankerd in de gedachtewereld van de meeste leden, veel dieper nog dan zij zich wellicht realiseren. Ik weet dat niet allen die gelijkschakeling maken, want ik ken personen, van wie zelfs enkele op belangrijke posities, die hebben laten weten dat zij geen geloof schenken aan dergelijke verheven beweringen. Maar ik ben er ook vrij zeker van dat zij, om een dergelijke gelijkschakeling te vermijden, de gepubliceerde beweringen in hun eigen gedachten voortdurend moeten "bewerken" en de extreme opvattingen moeten ombuigen—wat neerkomt op het bijstellen ervan waardoor zij een andere betekenis krijgen—om ze daarmee voor zichzelf te kunnen rechtvaardigen. Voortdurend zoeken zij naar verstandelijke argumenten voor het feit dat zij telkens maar weer gehoor geven aan de oproep van de leiders om volgzaam en loyaal te zijn. En met dit alles moeten zij voortdurend op hun hoede zijn om ervoor te zorgen dat anderen niets merken van hun werkelijke gevoelens. Dit is beslist geen christelijke vrijheid te noemen.

    Voetnoten:

    (1) Ik herinner mij dat mijn oom, Fred Franz, die toen inmiddels vice-president van de Watch Tower was, tegen mij zei dat als zijn doop in de Presbyteriaanse Kerk door onderdompeling zou zijn geschied (in plaats van door besprenkeling), hij deze nog steeds als geldig zou hebben beschouwd.

    (2) De Wachttoren van 15 maart 1957 blz. 143

    (3) De Wachttoren van 15 september 1955 (blz. 284 § 15)

    (4) Voorzover ik mij kan herinneren, stond dit zelfs in de samenvattingen die de Watch Tower had opgesteld voor
           degenen die dooptoespraken gaven.

    (5) Deze doopvragen staan in de Engelstalige Watchtower van 1 okt 1942, blz.302. [Ze staan eveneens vermeld in de
          Nederlandse Wachttoren van 15 juni 1964, blz 359, 360,-vert.]

    (6) Handelingen 2:38, New English Bible; 1 Petrus 3:21,22.

    (7) De Wachttoren van 15 september 1956, blz. 428.

    (8) Handelingen 16:31-33; vergelijk ook Handelingen 2:36; 8:5,12,27-38; 9:1-20; 10:34-48; 11:16,17;18:8; 19:3-5.

    (9) Romeinen 6:3; Galaten 3:27.

    (10) Mattheus 28:19, New English Bible.

    (11) De redenen waarom velen hun verbintenis niet op een dergelijke formele wijze wensen te beëindigen, worden
             besproken in de hoofdstukken 10, 11 en 17 van dit boek (In Search of Christian Freedom)

    (12) 2 Korintiërs 1:24.

    (13) Vergelijk Spreuken 16:32; 2 Timotheus 2:24, 25; Jakobus 3:13-18; 1 Petrus 5:1-7.



     
     

    Ga naar de top van de pagina
     
     

    Terug

    11-05-2009 om 18:36 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervangende dienstplicht bij Jehovah's Getuigen...waar is de tijd?
     

    Vervangende dienstplicht bij Jehovah's Getuigen

    In de Appendix bij hoofdstuk 12 (op blz. 429 van Gewetensconflict) bespreekt Raymond Franz de 'recente' beleidsverandering van de Wachttoren met betrekking tot vervangende dienstplicht:  

    In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt nog een belangrijke verandering afgekondigd, ditmaal met betrekking tot een gedragsregel. Zoals aangetoond op de bladzijden  120-126 en 150-151 van Gewetensconflict, alsook op de bladzijden 257-268 van In Search of Christian Freedom, kwam aan het eind van de jaren '70 de kwestie van vervangende dienstplicht (wat inhoudt: werk in ziekenhuizen of ander werk ten behoeve van de gemeenschap) onder de aandacht van het Besturende Lichaam. Dit leidde tot talloze, langdurige en verhitte discussies. Er werd een onderzoek ingesteld bij alle 90 bijkantoren over de gehele wereld. Zoals eerder uiteengezet, gaven veel bijkantoorcomités, waaronder die van verscheidene grote landen, te kennen dat de betrokken mannelijke Getuigen de logica en de schriftuurlijke basis van het standpunt van de organisatie niet konden inzien. In een aantal gevallen trokken de bijkantoorcomités de juistheid van de gedragsregel in twijfel, waarbij zij schriftuurlijke redenen aandroegen waarom zij deze zaak als een zaak van het geweten beschouwden. (Zelf had ik zo'n veertien pagina's geschiedkundig, schriftuurlijk en ander, algemeen bewijsmateriaal aangedragen dat in dezelfde richting wees.)

    Het onderwerp kwam in de periode van 28 januari tot 15 november 1978 in zes verschillende zittingen van het Besturende Lichaam aan de orde. Toen er gestemd moest worden, stemde in elke zitting een meerderheid van het Besturende Lichaam vóór een verandering. Maar de noodzakelijke tweederdemeerderheid werd pas in de zitting van 15 november bereikt. Deze hield echter minder dan een uur stand. Lloyd Barry, die met de tweederdemeerderheid voor een verandering had gestemd, kondigde na een onderbreking aan dat hij van mening was veranderd en dat hij nu voor de traditionele gedragsregel stemde. De regel bleef gehandhaafd.

    Een jaar later, op 15 september 1979, werd er opnieuw gestemd. De ene helft was voor, de andere helft tegen een verandering.

    De regel bleef daarna nog 16 jaar van kracht, totdat er in De Wachttoren van 1 mei 1996 werd afgekondigd dat het aanvaarden van vervangende dienst een zaak van het geweten is. In die 16 jaar hebben duizenden Getuigen, voornamelijk jonge mannen, in de gevangenis gezeten vanwege hun weigering om als vervanging voor militaire dienst allerlei werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de gemeenschap. Zelfs nog in 1988 werd er in een rapport van Amnesty International verklaard dat in Frankrijk "dat jaar meer dan 500 gewetensbezwaarden inzake militaire dienst, van wie het overgrote deel Jehovah's Getuigen, werden ingesloten". In datzelfde jaar werden er in Italië"naar verluidt ongeveer 1000 gewetensbezwaarden, het merendeel Jehovah's Getuigen, in 10 militaire gevangenissen ingesloten vanwege hun weigering om militaire dienst of vervangende burgerdienst te verrichten".

    Maar hiermee is nog niet alles gezegd. Als namelijk dat ene lid van het Besturende Lichaam in 1978 zijn stem niet had gewijzigd, dan zou van deze mannen nauwelijks iemand naar de gevangenis zijn gegaan, aangezien uit de verslagen van de bijkantoorcomités blijkt dat deze jonge mannen niet op grond van hun eigen geweten voor de gevangenis kozen. Zij deden dit omdat zij zich verplicht voelden een door de organisatie opgelegde gedragsregel te volgen.

    Hoewel de verandering zonder twijfel moet worden toegejuicht, gaan de gedachten toch uit naar al die mannelijke Getuigen die bij elkaar duizenden jaren hebben verloren, jaren waarin hun de vrijheid werd ontnomen met familie en vrienden om te gaan, te werken aan hun eigen financiële situatie of die van hun verwanten, en andere nuttige activiteiten te ontplooien die niet mogelijk zijn binnen gevangenismuren. Het is een ongelofelijke verspilling omdat er geen doel mee gediend was. Deze jongens kozen hiervoor omdat de gezagsdragers van de organisatie hun een standpunt oplegden dat onschriftuurlijk was.

    Wanneer de organisatie de fouten eerlijk had toegegeven - niet alleen de fouten op leerstellig gebied, maar ook de fout zich onrechtmatig in zaken te mengen die iemands persoonlijke geweten aangaan - en zij de gevolgen eerlijk onder ogen had willen zien, dan zou men alle reden hebben gehad om lovende woorden te gebruiken en zelfs te hopen op een zekere fundamentele hervorming. In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt op dergelijke zaken echter helemaal niet ingegaan, en er is ook niet de geringste aanwijzing dat de organisatie de gevolgen van dit verkeerde standpunt, dat een halve eeuw lang werd ingenomen, ook maar enigszins betreurt. Er wordt zelfs geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat zij vijftig jaar lang zo star is geweest en erop stond dat aan deze verkeerde gedragsregel werd vastgehouden. In een paar zinnen wordt de verandering afgekondigd, alsof het om de uitvaardiging van een edict gaat waarvan de boodschap in feite is: "Op dit terrein mag je nu je geweten gebruiken." In plaats van zich te verontschuldigen, lijkt de organisatie veeleer de mening te zijn toegedaan dat zij een applaus verdient voor het aanbrengen van de verandering. Een verandering die zij, wanneer zij verstandig (en nederig) was geweest, al tientallen jaren daarvoor had kunnen aanbrengen, maar die zij had tegengehouden, ondanks dat er, zowel door leden van het Besturende Lichaam als door leden van bijkantoorcomités, overvloedige, schriftuurlijke argumenten voor afschaffen waren aangedragen. Sommige leden van de bijkantoorcomités hadden niet alleen de schriftuurlijke argumentatie die te vinden is in De Wachttoren van 1 mei aangedragen, maar tevens materiaal dat nog uitgebreider en nog zorgvuldiger was uitgewerkt dan het materiaal in dat tijdschrift. Zij hadden dit ook in 1978 gedaan, maar het werd in feite niet belangrijk gevonden of serieus genomen door die leden van het Besturende Lichaam die stonden voor handhaving van de destijds geldende traditionele gedragsregel.

    Zelfs van dwaling, tenminste als het gaat om een dwaling van het Wachttorengenootschap, wordt gezegd dat er een nuttige werking van uitgaat. In dezelfde Wachttoren wordt namelijk gesproken over het feit dat de organisatie in het verleden een verkeerde zienswijze heeft gehad met betrekking tot de "hogere machten" of de "superieure autoriteiten" van Romeinen 13. Tegen alle bewijzen in dat daarmee de menselijke regeringsautoriteiten worden bedoeld, had zij erop gestaan dat met de "hogere machten" uitsluitend God en Christus worden bedoeld. Deze uitleg was in de plaats gekomen van de eerdere en correcte zienswijze en werd onderwezen van 1929 tot 1962. In De Wachttoren van 1 mei 1996 wordt op bladzijde 14 over de verkeerde zienswijze gezegd:

    "Terugkijkend moet er worden gezegd dat deze zienswijze, die de oppermacht van Jehovah en zijn Christus verhoogde, Gods volk gedurende deze moeilijke periode heeft geholpen om zonder te schipperen aan een neutraal standpunt vast te houden."

     In feite wordt hiermee gezegd dat indien men de juiste zienswijze zou hebben gehad, namelijk de zienswijze die Paulus voor ogen had toen hij deze raad neerschreef, men niet voldoende leiding zou hebben ontvangen, of dat men hiermee toch niet zo effectief tegen een onchristelijke handelwijze beschermd zou zijn geweest als met de verkeerde zienswijze die door het Wachttorengenootschap werd onderwezen! Er is geen enkele schriftplaats waaruit zou blijken dat God zijn volk door middel van dwaling leidt. In moeilijke tijden sterkt Hij hen met waarheid, niet met dwaling. - 1 Johannes 1:5; Psalm 43:3; 86:11.

    Zelfs het aanbrengen van veranderingen, zoals dat onlangs is gebeurd, is in feite niet veel meer dan het bestrijden van symptomen in plaats van het bestrijden van de ziekte zelf. De feitelijke ziekte is hier de sterke nadruk op het gezag van de organisatie, die zich het recht toeeigent om te heersen over het geweten en het persoonlijke denken van mensen. Zoals de voormalige katholieke theoloog Charles Davis het zegt: "De mogelijkheid bestaat dat men de oorzaak van de ziekte als haar geneesmiddel gaat propageren." Wanneer er in het tijdschrift De Wachttoren een grote verandering wordt afgekondigd, wordt het probleem van de oorspronkelijke, verkeerde leerstelling niet onder ogen gezien en wordt niet erkend dat juist misbruik van de Schrift de verandering noodzakelijk maakte. Er wordt daarentegen gedaan alsof er alle reden is zich te onderwerpen, en vertrouwen te hebben in het systeem dat de verkeerde zienswijze had verkondigd, maar er tevens op had gestaan dat ze werd aanvaard, en tegen iemand die dat niet deed maatregelen had genomen. In al dit soort gevallen is helaas overduidelijk gebleken dat de verandering niet werd ingegeven door liefde voor de waarheid, toewijding aan de Schrift of bezorgdheid voor mensen, maar veeleer door het feit dat het vorige standpunt onhoudbaar was geworden en soms uiterst moeilijk overeind te houden was. We hebben dit gezien met betrekking tot de leerstellingen over 1914. Dat is de reden waarom het een ijdele hoop is échte hervormingen te verwachten.

    (blz. 429 - 432 uit Gewetensconflict)

     

    Terug

     

    10-05-2009 om 11:35 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 1 van In Search of Christian Freedom door Raymond Franz

    - 1 -

    De Speurtocht naar Christelijke Vrijheid


     

     

    Christus heeft ons vrij gemaakt om in de vrijheid te blijven. . . Het gaat alleen om het geloof, dat werkzaam is door de liefde. Gij waart zo goed op weg. Wie heeft u verhinderd de stem van de waarheid te blijven volgen? – Galaten 5:1, 6, 7, [Willibrord Vertaling]

     

     

    N

    et als geloof, liefde en waarheid, is vrijheid een belangrijk aspect van het ware christendom. Waar vrijheid heerst, gedijen geloof, liefde en waarheid. Wanneer vrijheid beperkt is of ontbreekt, lijden ze onvermijdelijk schade. – 2 Korinthiërs 3:17

     

    De vrijheid die Gods Zoon ons gaf heeft juist ten doel dat we ons geloof en liefde volledig tot uitdrukking kunnen brengen, vrij van beperkingen die mensen (niet God) ons willen opleggen. Het zonder tegenspraak opgeven van die vrijheid betekent onvermijdelijk het opofferen van waarheid. Want zij die zulke beperkingen willen opleggen doen dit niet uit waarheid, maar uit dwaling.

    In de afgelopen paar decennia hebben honderdduizenden personen zich losgemaakt van de religie waarin ik ben opgegroeid: Jehovah’s Getuigen. Gedurende diezelfde decennia zijn echter honderdduizenden andere personen toegetreden tot dezelfde religie, en wel in die mate dat de religie is blijven groeien. Ik denk niet dat het vertrek of de toetreding van deze personen op zichzelf iets bewijst.

    De werkelijke vraag met betrekking tot diegenen die weggingen is, waarom ze dat gedaan hebben, wat hen bewoog zich af te scheiden. Was het uit liefde voor de waarheid? Was het omdat zij hun geloof en hun liefde wilden uiten in christelijke vrijheid? Hadden ze dit niet kunnen bereiken door te blijven waar ze waren? Was hun vertrek gerechtvaardigd?

    Evenzo kunnen vragen gesteld worden ten aanzien van diegenen die toetreden. Het lijdt geen twijfel dat een aanzienlijk aantal hiervan voorheen ongodsdienstig, ongeestelijk en in wezen materialistisch in hun opvattingen was. Vanaf hun toetreding hebben ze aanzienlijke verandering aangebracht op deze gebieden. Ten minste een deel van hen werd geholpen zichzelf te bevrijden van ernstige problemen als seksuele bandeloosheid, alcoholisme, drugsverslaving, gewelddadigheid of oneerlijk, zelfs crimineel gedrag. Dit heeft zeker een verbetering in hun levens betekend.

    Het is echter ook waar dat deze staat van dienst van hulp niet uniek is. De meeste religies en kerkorganisaties kunnen een veelvoud van geschiedenissen en getuigenissen aanvoeren van personen die door hun bekering een absolute ommekeer in hun leven hebben meegemaakt. Evenzo kunnen de verhalen en de aantallen van diegenen die zijn geholpen door de Wachttoren-organisatie in het overwinnen van verderfelijke gewoonten of verslavingen ongetwijfeld zelfs worden geëvenaard door enkele sociale instellingen, waaronder Anonieme Alcoholisten, afkickcentra, en soortgelijke instellingen. En zeker de meerderheid van diegenen die Getuigen worden waren voordien niet personen die met zulke problemen te kampen hadden.

    Wat ook de schijnbare voordelen geweest mogen zijn, de vraag blijft: tegen welke prijs zijn ze verworven? Heeft hun toetreding tot de organisatie van de Getuigen uiteindelijk geresulteerd in een verlies van vrijheid om waarheid, geloof en liefde uit te drukken op een wijze die niet wordt afgedwongen of beperkt door menselijke overheersing?

    Als dit het geval zou zijn, hoe geloofwaardig of betrouwbaar is dan de verbetering die is verworven? Hoe christelijk zijn de ogenschijnlijke voordelen nu werkelijk?

    Dezelfde vragen kunnen – en zouden moeten – worden toegepast op elke religie die belijdt christelijk te zijn, en ik hoop dat wat hier naar voren wordt gebracht waardevol mag zijn voor mensen met allerlei religieuze achtergronden. Want de kwestie waar het om gaat is in feite veel omvangrijker dan de afzonderlijke problemen van de mensen die er bij betrokken zijn. Het reikt tot in het absolute hart van het goede nieuws over Gods Zoon, Jezus Christus.

     

    Waar het verschil ligt

     

    Enkele eeuwen geleden, ten tijde van de Reformatie, een tijd waarin veel mensen zich door hun geweten verplicht voelden kerkelijke overheersing over hun levens en hun geloof te verwerpen, bracht één van hen de positie van een christen op deze wijze onder woorden:

     

    Een christenmens is een vrije heer over alle dingen en is niemand onderdanig.

     

    Daarna ging hij hier verder op in door te zeggen:

     

    Een christenmens is een gehoorzame dienstbare dienstknecht in alles en is iedereen onderdanig. (1)

     

    Dit klinkt tegenstrijdig, maar dat is het niet. In feite is het een vrije weergave van de woorden van de apostel Paulus in 1Korinthiërs 9:19(2)

     

    Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen.

     

    Het verschil is dat het hier niet gaat om een onderwerping die wordt afgedwongen door mensen die aanspraak maken op een superieure positie en die erop staan dat men zich aan hun gezag onderwerpt, maar om een onderwerping en dienst die vrij en spontaan ontspringt in iemands eigen hart. Het is een onderwerping en dienst die niet het resultaat is van toegeven aan aanspraken en eisen van een ander, maar van het zien van andermans behoeften en van het goede waartoe dat kan leiden. Paulus erkende slechts één door God aangewezen Hoofd en Meester, Christus, en erkende geen ander individu of een groep van personen in die positie. Van sommigen die zulk gezag voor zich probeerden op te eisen zei hij:

     

     "[Zij waren] heimelijk … binnengeslopen om de vrijheid die we in Christus Jezus hebben, te bespieden. Zij wilden ons weer slaven maken. [zij proberen ons te binden aan regels en voorschriften, Phillips Modern English]. Wij hebben echter geen moment voor hen een stap terug gedaan; het ging erom, de waarheid van het evangelie voor u veilig te stellen.(3)

     

    De Apostel vatte het verlies van christelijke vrijheid door religieuze overheersing niet licht op. Toen hij de woorden die aan het begin van dit hoofdstuk aangehaald werden neerschreef, was dat gericht aan mensen die zich lieten misleiden door een vals evangelie of goed nieuws. In zijn tijd was dat de poging om opnieuw het Wetsverbond aan christenen als verplichting op te leggen, wat hun vrijheid in Christus aanzienlijk bedreigde. Waarin school dan het grote gevaar? De wet die aan christenen werd opgelegd was toch immers dezelfde wet die Jehovah door middel van Mozes had gegeven. Waarom zou Paulus dan zeggen dat het opnieuw opleggen ervan zou leiden tot “het opnieuw gebukt gaan onder een juk van slavernij”?

    Een deel van het het gevaar lag in het feit dat een dergelijke onderwerping een aanleiding is voor mensen om zich op te werpen als uitleggers van de wet, waarbij hun uitleggingen kracht van wet krijgen en er gerechtelijke lichamen en religieuze rechtbanken ontstaan die deze regels toepassen en als handhavers van de wet strafmaatregelen opleggen. Dat zou de herinvoering betekenen van een menselijk priesterschap over christelijke gelovigen die slechts één Hogepriester en Middelaar hebben, Gods zoon.(4) Waarom dan, ijverden sommige mannen in de eerste-eeuwse christelijke gemeente voor de herinvoering van het houden van de wet? Klaarblijkelijk was de reden dat zij, bewust of onbewust, zeggenschap en autoriteit over anderen wilden uitoefenen. Ze streefden naar macht over medechristenen, en één wijze om dit te verkrijgen was door zich tussen christenen en hun rechtmatig hoofd, Christus, te stellen. Dit was een vervulling van de profetie van de apostel opgetekend in Handelingen 20:29,30:

     

    Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij U zullen binnendringen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit UW eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken(5)

     

    Hun argumenten waren aannemelijk, klonken logisch, en Paulus toont dat velen van hun toehoorders overtuigd werden en dit als de waarheid van het evangelie accepteerden. De voorstanders van het houden van de wet konden bepleiten dat God rechtvaardigheid en heiligheid eist - hetgeen waar is – en dat zonder het opleggen van de wet de mensen eenvoudigweg niet aan rechtvaardigheid vasthouden – wat voor de meeste mensen waar mag zijn, maar wat niet waar zou moeten zijn voor christenen. Het begon met het benadrukken van het belang van de besnijdenis, iets dat door God zelf ruim tweeduizend jaar eerder was ingesteld, in de tijd van Abraham. Toen deze basis eenmaal aanvaard was, bouwden zij erop verder door er andere aspecten van de wet aan toe te voegen, die zij als noodzakelijk voorstelden om in een goede verhouding met God te staan en om een zuivere gemeente te houden.(6)

    Het grootste gevaar lag destijds in de wijze waarop deze nadruk op het houden van de wet een verandering teweeg zou brengen in de verhouding van de christen met God door Christus. Het fundament van de hoop van de christen zou erdoor in een verkeerd daglicht gesteld worden en het juiste zicht op de christelijke bediening zou er door vertroebeld raken. Paulus herkende het als een ernstige verloochening van het goede nieuws dat hem door God en Christus was opgedragen te prediken.(7)  Om de ernst van de zaak te benadrukken schreef hij:

     

    Jullie die trachten rechtvaardig te worden verklaard door de wet, zijn vervreemd van Christus; jullie zijn van de genade afgevallen. Maar door geloof verwachten wij vurig de rechtvaardigheid waarop wij hopen. Want in Christus Jezus heeft besnijdenis noch onbesnedenheid enige waarde. Het enige dat telt is geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt.(8)

     

    In die paar woorden, “geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt”, vat de geïnspireerde schrijver de essentie van het hele christelijke leven samen. De christelijke man of vrouw wordt niet gemotiveerd door bezorgdheid om zich aan regels te houden, of door een daarmee vergezeld gaande bezorgdheid om bij de naleving ervan de goedkeuring van anderen te verkrijgen, en zeker niet door de angst om voor een gerechtelijk lichaam gedaagd te worden wegens overtreding van bepaalde gedragslijnen en bepalingen – hetgeen een volkomen negatieve drijfveer is – maar door geloof en liefde. Geloof en liefde zijn de positieve krachten die niet alleen de beste afschrikking bieden tegen overtredingen maar zij zetten bovenal tot goede daden aan, de vruchten van hen die werkelijk discipelen zijn van Gods Zoon. .

    Wellicht dat een voorbeeld uit het dagelijks leven beter kan verduidelijken wat het betekent om onder de wet, of onder de genade of onverdiende goedheid te staan ¾ wat, alles welbeschouwd, het uiteindelijke resultaat is.

    Neem bijvoorbeeld eens een gezin waarin de echtgenoot zowel vader als kostwinner is. Als hij zou besluiten leiding te geven aan zijn vrouw door haar een lijst van geboden, specifieke regels en wetten voor te houden, over hoe ze het huishouden moet doen, welke methode ze daarbij moet gebruiken en op welke dagen en tijdstippen ze voor alle huishoudelijke en familie-aangelegenheden zou moeten zorgen (schoonmaken, boodschappen doen, maaltijden bereiden, zorgen voor kleding, de kinderen leren gehoorzamen), zo’n echtgenoot zou een zeer ordentelijk gezin kunnen hebben, waarin de dingen volgens schema verlopen. Maar hij zou waarschijnlijk ook een ongelukkige vrouw hebben.

    Wellicht schenkt het hem voldoening (of wat daar voor doorgaat) te zien dat alles onder zijn gezag en volgens zijn voorschriften wordt uitgevoerd. Maar hij zou nooit weten of ze voortkwamen uit liefde.

    Een echtgenoot die daarentegen in de kracht van liefde en vriendelijkheid gelooft en zijn denken niet laat leiden door een vals gevoel van superioriteit, maar een man is die zijn vrouw vertrouwt en respecteert, haar intelligentie en haar vermogen om zelf voor de dingen te kunnen zorgen erkent en gelooft dat haar zorg voor het huis en het gezin even sterk is als de zijne (en haar ook dienovereenkomstig behandelt), zo'n echtgenoot kan evenzeer het plezier beleven van een ordelijk, goed verzorgd huis. Maar de sfeer zal er veel meer ontspannen en gelukkiger zijn dan in het eerste voorbeeld. Hij kan dit door middel van een goede communicatie en discussie bereiken, waarbij hij streeft naar gemeenschappelijke conclusies en beslissingen, in plaats van enkel blijk te geven van willekeurige autoriteit. Wanneer hij ziet dat het huis keurig en schoon is, dat de maaltijden goed bereid worden, dat er voor kleding wordt gezorgd, of wanneer hij constateert dat zijn kinderen een groot respect voor hem ontwikkeld hebben, dan weet hij dat dit alles het resultaat is van iets anders dan het naleven van regels. Hij kan oprecht blij en tevreden zijn in de wetenschap dat alles voortkomt uit de liefde van zijn vrouw voor hem, voor hun huwelijk en voor het gezin.

    Naar buiten toe ziet het er in beide gevallen op bepaalde gebieden misschien hetzelfde uit. Maar intern bestaat er een enorm verschil. De sleutel ligt in het verschil in motivatie en bedoeling. En dat is nu juist het verschil wat zo bepalend is voor de wijze waarop iemand als christen leeft: staat hij of zij onder de wet of onder Gods liefdevolle goedheid door Jezus Christus?

    Gods wijsheid is hierin beslist zichtbaar. Liefde en geloof, de ware “regels” van de christen, kunnen de intiemste gedachten en diepten van het hart bereiken. Ze kunnen elk aspect van het leven beroeren en beïnvloeden op een wijze die door wetten en regels nooit bewerkstelligd kunnen worden. Doordat de christen niet onder de wet staat, wordt hij in een positie geplaatst waarin hij kan laten zien wie hij in de grond van zijn hart werkelijk is. En alleen dat telt bij God.

     

    Hoe langer ik lid was van het Besturend Lichaam van Jehovah’s Getuigen, hoe meer dit punt mijn denken bepaalde. Ik had het gevoel dat een buitensporig groot deel van de in het Besturende Lichaam doorgebrachte tijd in beslag werd genomen door de besluitvorming ten aanzien van regels voor het privé-leven van mensen. Ik zag dat elke regel vragen te voorschijn riep die weer tot nieuwe regels leidden, op grond waarvan de rechtschapenheid van anderen werd beoordeeld. Slechts als mensen deze regels in acht namen, konden zij als rechtvaardig voor God en Christus beschouwd worden. Waarom zou dit zo moeten zijn? Hadden wij – een paar mannen – werkelijk de volmacht van God zo te handelen? Was het werkelijk voor het welzijn van degenen die we geacht werden te dienen?

    Pas toen ik begon te beseffen dat de vrijheid die in de Schrift wordt geleerd niet gewoonweg het vrij zijn van de Mozaïsche wet betekende maar van het hele idee van het gehoorzamen van wetten – ongeacht welk soort van wet – was ik in staat te zien waar het werkelijke probleem lag. In plaats van het houden van wetten en voorschriften als middel om binnen de christelijke gemeente een positie van rechtschapenheid te verkrijgen en te behouden, was er een betere weg. Juist dat maakt christelijke vrijheid mogelijk, bereikbaar en zo begerenswaardig.

    Het is niet, dat de wet slecht is (het is immers het enige dat veel mensen in deze wereld in het gareel houdt)(9) Het is veeleer dat liefde en geloof zo superieur zijn, zoveel meer tot stand kunnen brengen dan een wet ooit zou kunnen; ze kunnen een rechtvaardige geest voortbrengen die uit het hart ontspringt. Wie zouden we zelf meer vertrouwen en voor wie hebben we meer respect en achting? Iemand die zegt zich te onthouden van het verkeerde "omdat het onwettig is"? Of iemand die zegt zich ervan te onthouden "omdat het liefdeloos is en blijk geeft van een gebrek aan geloof in God?” De eerste uitlating verraadt slechts wat iemands houding of interesse is ten aanzien van de wet, terwijl de tweede ons een blik verschaft in het hart en de innerlijke gevoelens van de persoon. Toen God het volk van Israël uitkoos als zijn verbondsvolk, riep hij ze niet als afzonderlijke personen in die verhouding, maar Hij nam de hele menigte, “met alles erop en eraan”, goed, slecht en middelmatig. De natie was zeker niet bijzonder geestelijk, toen niet en later ook niet. De Wet die aan hen gegeven was vervulde een noodzakelijke rol. Hij diende als tuchtmeester en leidde hen naar de Messias, net zo als “pedagogen” uit de oudheid kinderen naar hun leraar leidden.(10) Het liet duidelijk zien dat ze zondig waren, niet in staat zichzelf van zonde te bevrijden, en dat zij een verlosser nodig hadden.(11) Het bood hun een uitzicht op "schaduwen", die een symbolische schets waren van de toekomstige dingen die door de Messias vervuld zouden worden.(12) Zonder deze Wet is er geen reden om aan te nemen dat aan het einde van ongeveer 1500 jaar van het bestaan van de natie er ook nog maar iets zou zijn overgebleven van wat lijkt op ordeningen die God onder hen had ingesteld; ordeningen die de achtergrond zouden gaan vormen waartegen de Messias uitdrukkelijk herkend kon worden. In tegenstelling hiermee worden christenen in een verhouding met God als zijn zonen door Christus geroepen, niet als een menigte, maar als individuen, niet op grond van vleselijke afstamming, maar op basis van hun hart en hun beweegredenen. Hun leraar is gekomen en ze hebben geen tuchtmeester nodig die hen tot hem moet leiden. Ze zijn “niet onder de wet, maar onder de genade “, onder de genadige goedheid van God. Ze hebben hun hart aan hem gegeven en ze worden nu gemotiveerd door zijn Geest.(13) Die Geest kan zo oneindig veel meer bewerkstelligen om een ieder van ons voor overtredingen te behoeden en om ons ertoe te bewegen goed te doen dan enig wetsvoorschrift of verzameling regels ooit zou kunnen. Wanneer men dit niet onderkent, betekent dit, dat men de essentie van het goede nieuws ontkent. Wanneer men de grootse vrijheid die dit met zich meebrengt niet waardeert, toont men minachting voor wat Christus heeft gedaan toen hij het ons mogelijk maakte, niet meer “onder de wet, maar onder onverdiende goedheid” van God te staan.

     

    Zoals op alle terreinen van het leven geldt ook in religieuze aangelegenheden dat “de prijs van vrijheid voortdurende waakzaamheid is”. Christelijke vrijheid verliest men niet zozeer ten gevolge van gewelddadige veroveringen, maar door subtiele uitholling. Het van God verkregen recht zijn eigen geweten te volgen, om zo tot eigen conclusies en persoonlijke overtuigingen te komen, zodat het geloof uit het eigen hart voortkomt en op een persoonlijke kennis van Gods woord gebaseerd is, staat men langzaam maar zeker aan anderen af. Uiteindelijk komt men tot een tweedehands geloof, gebaseerd op de overtuigingen en redenaties van anderen. Het opofferen van de rechten die inherent zijn aan de christelijke vrijheid – in welke mate en om welke reden dan ook – betekent een beperking en een verhindering van de mogelijkheid om uitdrukking te kunnen geven aan onze liefde en ons geloof. Wil een dergelijke uiting spontaan zijn en van binnenuit komen, dan is daarvoor een klimaat van vrijheid nodig. Want “waar de Geest des Heren is, is vrijheid.”(14)

    Heerst er een dergelijk klimaat van christelijke vrijheid binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen? Is daar een voedingsbodem aanwezig voor uitingen van liefde en geloof die vrij uit iemands innerlijk voortkomen en niet het resultaat zijn van druk van buitenaf? Ik meen dat de bewijzen aantonen dat dit niet zo is. Mijn jaren in het Besturend Lichaam van die organisatie hebben mij tot deze overtuiging gebracht. Niet dat alle afzonderlijke Getuigen in dezelfde mate beïnvloed zijn. Sommigen kunnen de druk van de organisatie wel aan. Ze zijn in staat te voorkomen dat hun persoonlijkheid wordt aangetast doordat zij zich inspannen om de bekrompenheid en de keurslijfmentaliteit als gevolg van gestuurd denken te vermijden. Zulke mensen tonen vaak een spontaniteit en motivatie die opmerkelijk is. Het bewijsmateriaal toont echter aan dat dit niet het resultaat is van de organisatie, maar iets dat men heeft weten te bewaren ondanks de organisatie. Ik denk ook niet dat de situatie onder Jehovah’s Getuigen uniek is. Maar ik denk wel dat allen de invloed ervan in zekere mate ondervinden en dat de gevolgen onvermijdelijk pijnlijk zijn. De ingeprente houding is niet gebaseerd op waarheid - de waarheid die vrij maakt - maar op een verdraaiing van de waarheid. Het verdraait hun begrip van wat het werkelijk inhoudt een volgeling van Gods Zoon te zijn. Zijn goede eigenschappen kunnen daardoor niet volledig in hun leven tot uiting komen. Het beperkt hen in veel liefdes- en geloofswerken die hun hart hun anders zou hebben ingegeven, en het verplicht hen tot andere werken waarvoor ze geen overtuigende Schriftuurlijke reden zien. Hoe dan ook, de vrijheid wordt in meerdere of mindere mate opgeofferd.

    De waarheid van het “toen Christus ons vrijmaakte, wilde hij dat wij vrij zouden blijven” is verduisterd of vergeten.

         Er is niet slechts één oorzaak van het probleem, er zijn er meer. Maar ik geloof dat wat hierna volgt wel een zeer fundamentele oorzaak aangeeft.

     

     

     

    Voetnoten:

     

    1.  Maarten Luther in zijn verhandeling over "de vrijheid van een christenmens"

     

    2.  NBG vertaling

     

    3.  Galaten 2:4,5 Groot Nieuws Bijbel]

     

    4.  1 Timothëus 2:5 - Hebreeën 4:14 

     

    5.  Het Griekse woord (bareis) dat hier met "onderdrukkend" wordt vertaald, heeft de

    oorspronkelijke betekenis van "zwaar", en is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in Matthéüs 23:4 met betrekking tot de Farizeeën die de mensen "zware lasten" oplegden met hun wettisch traditionalisme. De invloed van autoritaire praktijken komt ook in beeld, en Diótrophes, beschreven in 3 Johannes 9,10, illustreert die overheersende geest. 

     

    6.  Zoals Handelingen 15:5, 10 aantoont, was het niet alleen een kwestie van de

    besnijdenis op zich, maar van het houden van de wet in z'n geheel. In vers 10 beschrijft Petrus die wet als een belastend "juk" dat niemand met succes zou kunnen dragen.

     

    7.  Galaten 1:1, 8-12

     

    8.  Galaten 5:4,5, NIV.

     

    9.  Vergelijk 1 Timothéüs 1:8-10

     

    10. Galaten 3:23-26

     

    11. Galaten 3:19,21,22

     

    12. Kolossenzen 2:16,17

     

    13. Romeinen 6 :14-19

     

    14. 2 Korinthiërs 3:17

     

     

     

     

    TERUG

     

    09-05-2009 om 20:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verhaal van een integere man!

    In Search Of

    Christian Freedom

    Door Raymond Franz

    Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen

     

    VOORWOORD

     

    Verscheidene jaren zijn verstreken sinds mijn aftreden als lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen, het lichaam dat overal ter wereld de aanbidding regelt en in aanzienlijke mate ook de gedachten, woorden en levens van de miljoenen leden van die religieuze beweging bestuurt. De gebeurtenissen die aan mijn aftreden voorafgingen en de daaropvolgende gebeurtenissen die tot gevolg hadden dat ik werd uitgesloten, zijn uitvoerig beschreven in een eerder werk, Gewetensconflict. Dat boek eindigde met deze woorden:

      "Ik ben dankbaar dat ik informatie beschikbaar kon stellen waar anderen naar mijn idee recht op hebben. Er had nog veel meer gezegd kunnen of moeten worden om een vollediger beeld te geven. Maar of mij dat vergund is weet ik niet. In elk geval ben ik blij dat ik de uitwerking van wat reeds gezegd is mag laten rusten in God's hand."

      Ik was toen 61. In de achterliggende jaren heb ik duizenden brieven en telefoontjes ontvangen vanuit alle delen van de wereld. Velen waren vroeger Jehovah's Getuige geweest. Bijna evenveel mensen waren nog met de organisatie verbonden. Zij vertegenwoordigden vrijwel het hele scala aan organisatorische niveaus. De reacties kwamen van mensen die als pionier, speciale pionier, zendeling, dienaren in de bediening, stadsopziener, kringopziener, districtsopziener en bijkantoorcoördinator hadden gediend of nog dienden. Enkele honderden van hen waren voorheen lid van het Wachttoren hoofdbureau in Brooklyn geweest of hadden in het buitenland als werkers van een bijkantoor of als zendeling gediend. Ik citeer nu uit een paar ontvangen brieven, niet om mijzelf aan te prijzen, maar om te laten zien op welke wijze deze mensen uiting hebben gegeven aan hun bezorgdheid, hoe zij de problemen benaderden en wat daarbij hun hartsgesteldheid was.

    Over het geheel genomen maakten hun uitlatingen duidelijk dat de informatie in Gewetensconflict in een bijzondere behoefte had voorzien. Over de besprekingen van het Besturende Lichaam, met zijn leerstellige en besluitvormende processen en de methode waarop het geschreven materiaal tot stand komt dat voor alle leden als voedsel moet dienen, ligt een waas van geheimzinnigheid. Veel Getuigen, onder wie ouderlingen en anderen op verantwoordelijke posities, maakten zich ernstige zorgen, maar vonden het moeilijk om "alle stukjes op hun plaats te krijgen". Het boek Gewetensconflict verschafte feitenmateriaal dat voorheen niet toegankelijk voor hen was. Het fungeerde als een "katalysator" die de door hen onderkende problemen in de organisatie met elkaar in verband bracht en hen deed begrijpen waarom deze problemen bestonden. De informatie had tot gevolg dat zij werden bevrijd van een vals schuldgevoel, veroorzaakt door het idee dat hun dienst aan God moest gaan via een organisatie, de Wachttorenorganisatie. Zij hielp het gevoel verdrijven dat men van God afgesneden was enkel en alleen omdat men van de organisatie afgesneden of verwijderd was. Een brief van een man in Australië, die samen met zijn vrouw veertig zeer actieve jaren bij de Wachttorenorganisatie heeft doorgebracht, illustreert dit. Omdat hij bepaalde dogma's en gedragsregels van de organisatie niet kon accepteren werd hij in 1984 "niet meer verbonden" verklaard. Hij schreef:

     "Mijn familieleden hebben mij gevraagd u te schrijven om hun diepe dankbaarheid over te brengen voor de enorme steun die we van het boek Gewetensconflict hebben mogen ontvangen. Het heeft veel zaken die ons jarenlang zoveel moeilijkheden en verdriet hebben bezorgd, opgehelderd en begrijpelijk gemaakt. Aangezien mijn zoon en zijn vrouw zich tolerant opstelden jegens onze positie (als niet langer behorend tot de organisatie) werden zij van de beweging uitgesloten in 1986... Mede dankzij dit boek is ons gezin bij elkaar gebleven gedurende de ergste crisis van ons leven, een crisis die begon met onze vervreemding van de beweging. Het boek heeft ons ook geholpen om in geestelijk opzicht op onze eigen benen te staan en om morele beslissingen te nemen op grond van onze eigen integriteit in plaats van op het beleid van de beweging."

    Een jonge vrouw die vele jaren als "pionier" in de volle-tijddienst had gediend en later op het Wachttorenhoofdbureau werkzaam was geweest, laat de moeilijkheid zien die de overgang van een toegewijd "lid van de organisatie" naar een leven vanuit een echte persoonlijke relatie met God, met zich mee kan brengen. Ze schrijft vanuit Pennsylvanie:

    "Uw verslag van wat er in de organisatie is voorgevallen alsook van uw persoonlijke ervaringen heeft niet alleen mijn ogen en mijn hart geopend, maar het heeft ook veel bevestigt van wat ikzelf door de jaren heb meegemaakt. ... Voordat ik uw boek gelezen had was ik me niet bewust van de grote invloed die de organisatie op mijn eigen leven had. Dat gold zelfs voor de periode daarna toen ik niet meer met de organisatie verbonden was. Ik voelde me destijds zo verloren, zo onwaardig om nog een persoonlijke relatie met Jehovah God en Christus Jezus te hebben omdat ik de organisatie niet meer achter me had. Nu, na een zeer lange tijd, voel ik me voor het eerst vrij om Jehovah te aanbidden door Jezus, los van de organisatie. Ik kan nu in gebed tot Jehovah naderen en zijn dienaar zijn. De tranen stroomden over mijn wangen en de pijn in mijn hart is eindelijk weggenomen".

    Haar volgende alinea bevat complimenteuze opmerkingen over de manier waarop het boek was geschreven. In overeenstemming met wat ik al eerder schreef laat ik dit hier volgen om slechts één reden en dat is omdat het iets laat zien dat ook gezegd kan worden van zoveel anderen die mij hadden geschreven, namelijk dat ze niet gediend waren met haatdragende literatuur tegen Jehovah's Getuigen. In plaats van wrok voelden ze juist genegenheid jegens hen die nog in die organisatie zijn. Haar brief gaat verder:

      "Ik was erg onder de indruk van de manier waarop u uw boek geschreven hebt. De liefde die u voor de broederschap had en nog steeds hebt komt er doorheen. Uw uitdrukkingen waren niet verbitterd of verdedigend maar ze gaven de feiten slechts zo vriendelijk en liefdevol weer als maar mogelijk was. Tijdens mijn verbondenheid met de organisatie heb ik enkele buitengewoon fantastische mensen ontmoet. En veel van wat de organisatie mij heeft geleerd is gebaseerd op de bijbel en is nog steeds diep in mijn gedachten en in mijn hart verankerd. Voor deze dingen heb ik grote waardering. Doch, ook ik heb in mijn eigen leven en in dat van anderen gezien en ervaren wat de gevolgen zijn als organisatorische wetten gaan heersen over het geweten van mensen waardoor de bijbel buiten werking wordt gesteld. Dit concept heeft veel vernield in het leven van mannen, vrouwen en kinderen".

      Een andere vrouw uit het Midwesten van de Verenigde Staten schreef een brief waaruit iets van die "vernieling" blijkt zoals dat werd ervaren.

      "Ik verliet de organisatie in 1980, dat wil zeggen, ik ging niet meer naar de vergaderingen. Weet u, daar kon het niet bij blijven. Mijn moeder schreef me in 1981 een brief waarin ze zei dat ze niet langer omgang met me kon hebben omdat ik de vergaderingen niet bezocht. Natuurlijk volgden mijn broers haar voorbeeld. In januari 1983 was onze dochter omgekomen. Moeder kwam niet op de begrafenis en stuurde geen condoleancebericht. Ik voed momenteel de vier kinderen van mijn dochter op en ik heb door schade en schande geleerd wie mijn echte vrienden zijn. Mensen die ik niet eens kende hebben hun medeleven betuigd en me geholpen met de kinderen. Ze gaven geld, tijd en alles wat ze konden om te helpen. Ik voelde me zo beschaamd als ik terugdacht aan al die jaren waarin ik mijn buren en kennissen (die geen Getuige zijn) die zo bereidwillig waren om te helpen, de rug had toegekeerd. Ze bleven me ondanks alles liefhebben. Ik kan u niet vertellen hoe vaak ik heb gehuild om de vele jaren die ik verspild heb door hen te mijden als "wereldse mensen". Ik ben gedoopt in 1946 en rond 1971 begon ik me te realiseren dat er dingen plaatsvonden die niet bepaald christelijk leken. Ik doorzocht de Schrift maar ik kon geen enkele grond vinden voor de dingen die er in de gemeente gebeurden.....

    Omstreeks die tijd las ik een hoek van Milton Kovitz, "Fundamental Liberties of a Free People." Ik begon me af te vragen hoe het Wachttorengenootschap zo hard kon vechten voor grondwettelijke vrijheden en tegelijkertijd anderen diezelfde vrijheden kon onthouden, vrijheden die worden gewaarborgd door dezelfde grondwet, zoals het recht op vrije meningsuiting, het recht op privacy, etc. Er werd geen ruimte gelaten aan het geweten van het individu. Met uitzondering van één of twee, waren de mannen in de gemeente meer geïnteresseerd in het verkrijgen van machtsposities dan in het verkrijgen van een juist onderscheidingsvermogen door gebed. Wanneer men tijdens de samenkomsten opmerkingen maakte was dat slechts het napraten van wat er in de Wachttoren stond afgedrukt. Geen bezorgdheid voor hen die zwakheden hadden, slechts een overweldigende dwangmatigheid om "de organisatie zuiver te houden".......

    Ik ben zoveel dingen, namen en datums vergeten, waardoor ik niet met hetzelfde gezag kan schrijven als u. Ik vind dat echter niet erg. Ik ben blij dat het vervaagt.

    Nog één ding: ik vond het bijna onmogelijk om nog te bidden. Ik wou dat ik het kon maar ik wist niet hoe ik een persoonlijke relatie moest opbouwen met God en Christus. Mijn oude pijnlijke gevoelens over de organisatie kwamen naar boven als ik probeerde te bidden. Nadat ik uw boek gelezen had ik voelde ik zo'n medelijden voor al diegenen die probeerden de moed te verzamelen om door te gaan. Ik vroeg God of Hij ze wilde helpen. Het eerste echte gebed sinds lange tijd. Dank u wel".

      Weer anderen, die me schreven, hadden geen enkele binding met Jehovah's Getuigen, maar hadden wel een soortgelijke gewetensstrijd doorgemaakt in hun eigen religie. Kenmerkend voor verscheidene van zulke brieven is die van een echtpaar uit Californië:

      "Pas geleden hebben mijn vrouw en ik een exemplaar van uw boek Gewetensconflict op de kop getikt. We waren zo opgewonden dat we het "ontdekt" hadden. Dank u dat u met genade en waardigheid schreef over een gebied dat zo dikwijls door sensatiezucht en bitterheid wordt gekenmerkt. Uw ervaring was op een speciale manier pijnlijk voor ons: we hebben namelijk pas geleden onze moederkerk verlaten, de Mormonenkerk, om de Vader "in geest en in waarheid te aanbidden", niet gehinderd door "geboden en leringen van mensen". Veel dingen uit uw verhaal kwamen ons bekend voor... Nogmaals willen we u danken voor uw moedige getuigenis van God's genade in uw leven. Moge Hij u bewaren en beschermen op uw weg"

      Ik geloof niet dat wat ik heb geschreven van een bijzondere "moed" getuigt. Ik heb het boek geschreven omdat ik van mening was dat mensen het recht hadden dingen te weten die anders ontoegankelijk voor hen waren. Wat me echter in de vele honderden brieven en telefoongesprekken de meeste voldoening schenkt zijn die uitingen waaruit blijkt dat mensen dichter bij hun hemelse Vader en zijn Zoon zijn gekomen, en dat hun geloof en vertrouwen vernieuwd en sterker geworden zijn. Eveneens bijzonder bemoedigend vind ik de opmerkingen van velen dat ze in het boek een vrijheid aantroffen waarin geen bitterheid en wrok doorklonk. Ik koester dergelijke gevoelens niet tegenover Jehovah's getuigen en ik ben blij als datgene wat ik schreef deze gevoelens dan ook niet oproept. Brieven waarin mensen tekeer gaan tegen de beweging, haar leiders of haar leden, of waarin ze zich uiten in spot en sarcasme, doen me hoegenaamd geen plezier.

    Ik geloof dat zij die denken dat het werkelijke gevaar de individuele personen in de organisatie of haar leiders zijn, ernaast zitten. Zelf heb ik bijna zestig jaar lang met deze mensen samengewerkt en ik kan zonder aarzeling zeggen dat ze even oprecht zijn in hun geloofsovertuigingen als mensen van enige andere religie. De mensen van het Besturende Lichaam ken ik persoonlijk, en ofschoon ik dat niet van allemaal kan zeggen, ken ik velen als van nature vriendelijke en eerlijke mensen, die slechts doen wat naar hun mening van hen verwacht wordt en wat in het verleden ook altijd zo was gedaan. Zij hebben de erfenis van dat verleden overgenomen. In hun denken is "de organisatie" niet van God en Christus te onderscheiden of te scheiden.

    Het blijft echter een feit dat dwaling gepresenteerd wordt als waarheid, en dat men acties onderneemt die een ernstige verdraaiing en misvorming zijn van de leer en levensloop van God's Zoon. Hoewel de betrokken personen, en wel eenieder van hen afzonderlijk, hiervoor nu eenmaal een zekere verantwoordelijkheid draagt, zijn deze personen zelf niet de eigenlijke oorzaak van het probleem. Niet de mensen zelf, maar de geloofsovertuigingen en voorstellingen van die mensen zijn het ware probleem en het werkelijke gevaar. Zij vormen de belangrijkste bron waaruit de dwaalleringen, verkeerde houdingen en wrede maatregelen voortkomen.

    Allerlei soorten mensen zijn om alle mogelijke redenen bij de organisatie van Jehovah's Getuigen terechtgekomen. En allerlei soorten mensen (in feite honderdduizenden) hebben haar om alle mogelijke redenen verlaten. Sommigen zijn weggegaan, zoals een voormalig Getuige het uitdrukte, 'om alle mogelijke verkeerde redenen'. Hoewel de richting die zij daarna inslaan op z'n minst een indicatie kan zijn van hun beweegreden voor hun vertrek, hoeft dit toch niet altijd zo te zijn. Velen bevinden zich in een overgangsperiode die gekenmerkt wordt door onzekerheid en twijfel. Sommigen twijfelen zelfs aan alles als gevolg van de zware ontgoocheling die ze hebben meegemaakt. Zij zijn tijdelijk op drift geraakt, en pas wanneer zij dit stadium gepasseerd zijn kan hun gedrag een zeker licht werpen op de vraag wat hun innerlijke beweegredenen zijn geweest.

      Eén ding mag echter duidelijk zijn, en dat is dat louter een religieus systeem de rug toekeren op grond van de overtuiging dat het ernstige onwaarheden bevat, op zichzelf genomen nog niet tot vrijheid hoeft te leiden. Het zien van dwaalleer is in veel gevallen niet genoeg. Als iemand niet kan zien waarom hij of zij vroeger in die dwaling geloofde, en wat er fout was in de wijze van argumenteren waardoor men dat ging geloven, is er geen echte vooruitgang geboekt en is er geen solide basis voor duurzame christelijke vrijheid gecreëerd. Iemand kan gemakkelijk het systeem, dat verkeerd bleek te zijn, verlaten om dan snel in de greep te komen van een ander systeem dat eveneens dwaling verkondigt, een dwaling die in leerstellig opzicht geheel anders kan zijn, doch veelal overeind gehouden wordt door precies dezelfde soort van verkeerde argumentaties en redeneringen als die waarvan het vorige systeem gebruikmaakte.

      Veel Jehovah's Getuigen zijn ontgoocheld als gevolg van leerstellingen en voorspellingen die verkeerd bleken te zijn, anderen door de starheid van bepaalde gedragsregels, of door de druk om mee te lopen in de voortdurende tredmolen van door de organisatie geprogrammeerde activiteiten die geestelijk gezien weinig opbouwend zijn. Wat nodig is, is het onderkennen van de grondoorzaak van zulke bedrieggelijkheden, van de autoritaire aard van de gedragsregels, of van de leegheid van zulke geprogrammeerde werken. Ik geloof dat men zonder een begrip van de Schriftuurlijke leringen over deze dingen, deze achterliggende oorzaak niet kan zien en niet kan zien dat er voor hen iets is weggelegd dat beter en oprechter is. Helaas is de gemiddelde Getuige er nooit toe aangemoedigd een goed persoonlijk begrip van de Schrift te ontwikkelen. Een lid van de organisatie krijgt weinig aanmoediging om zijn of haar denkvermogen te gebruiken anders dan met het doel om alle informatie die de organisatie levert te aanvaarden en, in feite, in het geheugen te prenten, waardoor deze zich bijna automatisch onderwerpt aan haar richtlijnen. Vragen, die toch behoren tot de krachtigste instrumenten van de geest, werden afgeschilderd als bewijs van gebrek aan geloof, als een teken van minachting voor God's goedgekeurde kanaal van communicatie.

      Er is echter nog een andere zeer belangrijke kant aan de zaak. Veel mensen zoeken alleen een negatieve vrijheid. Ze zoeken om vrij te zijn van iets, om vrij te zijn van het gevoel te moeten belijden dat men in bepaalde leerstellingen gelooft, vrij van het gevoel bepaalde activiteiten te moeten uitvoeren, die hun door het religieus gezag worden opgelegd. Op zichzelf kan een dergelijke vrijheid een wenselijk en goed doel zijn. Ze kan iemand bevrijden van onderdrukkende beperkingen en van de overheersing over gedachten en gevoelens door mannen die dit doen op een manier die duidelijk onchristelijk is. Maar dan nog brengt deze bevrijding op zichzelf nog geen christelijke vrijheid. Want christelijke vrijheid houdt in eerste instantie een positieve vrijheid in, niet slechts een vrijheid van iets maar een vrijheid tot iets. Het is de vrijheid, niet om iets niet te doen, maar juist om iets wel te doen, alsook van iemand te zijn, en wel degene die we in ons hart en gedachten zijn. Meer nog dan de enkele stap om een religieus systeem te verlaten dat in onze ogen verkeerd is, is het juist door wat we doen met ons leven nadat we ons hebben afgescheiden van dat systeem, dat we laten zien of we in werkelijkheid echte vrijheid hebben verkregen.

    In het vervolg van het boek zullen deze kwesties aan de orde komen en ook hoe dit in de praktijk uitwerkt. Ofschoon het natuurlijk in eerste instantie bedoeld is voor mensen met een achtergrond bij Jehovah's Getuigen, zijn de beginselen die eraan ten grondslag liggen van toepassing in elke religieuze achtergrond. Wij hopen dat de informatie een hulp zal zijn voor hen die uit liefde voor de waarheid en uit een verlangen om God te behagen, zich afvragen of het juist is onvoorwaardelijke loyaliteit te betonen aan een religieuze organisatie. Het doel ervan is om in zekere mate bij te dragen tot versterking van het vertrouwen in God's kracht om ons staande te houden in alle mogelijke crisissituaties waarin ons vasthouden aan onze persoonlijke overtuiging ons kan brengen, en dat het ons mag helpen onze geestelijke horizon te verbreden om een lonender en bevredigender leven te leiden in dienst van onze Schepper, onze Meester, God's Zoon, en van onze medemensen.

     

    1. [Dit staat alleen in het Engelstalige origineel van 1983. -vert.]

     

     Ga naar de top van de pagina

     

    Terug

     

    04-05-2009 om 18:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijk en psychologisch onderwerp: het indoctrinatieproces

    Het Wachttoren-indoctrinatieproces

    Hoe en waarom iemand een Jehovah's Getuige wordt

     

    Waarom kiezen mensen ervoor om Jehovah's Getuige te worden? Een groot gedeelte van deze beslissing kan begrepen worden door enkele sociaal-psychologische en sociologische factoren in beschouwing te nemen. Er kunnen incidentele beweegredenen zijn die voor een individu van doorslaggevend karakter kunnen zijn, maar dit zal niet in deze beschouwing worden opgenomen. Hier zullen de meer algemene factoren die een rol spelen, en hoe mensen hierop reageren, globaal worden behandeld. In verband hiermee moet worden opgemerkt dat dit artikel niet direct gericht is op mensen die van jongs af aan in de Wachttoren Genootschap organisatie zijn opgegroeid. Verder moet worden opgemerkt dat dit artikel slechts een aanzet is om iets van de onbewuste processen die een rol spelen aan het licht te brengen, en daarom niet bedoeld is als diepgravende en uitputtende analyse.

    De eerste kennismaking en daarna

    De overgrote meerderheid van de beoogde bekeerlingen, die na de eerste kennismaking aan de deur ingaat op het aanbod van een nabezoek, begint met hun indoctrinatie door middel van een wekelijkse boekstudie. In deze wekelijkse studie, die door Getuigen soms Bijbelstudie wordt genoemd, gaan de goed getrainde Getuige en de nieuwkomer samen door een Wachttoren publicatie. (De huidige publicatie die de nieuweling de "basiskennis" moet bijbrengen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt"). De Getuige-leraar stelt de beoogde bekeerling vragen aan de hand van het gelezene. Deze vragen staan onder aan de bladzijde van zijn studieboek, en de antwoorden zijn eenvoudig terug te vinden in de tekst. Bij het geven van de juiste antwoorden wordt de nieuweling voortdurend geprezen. Hoe belangrijk is deze vorm van goedkeuring?

    In de sociale psychologie worden complimenten als een bijzonder krachtige sociale beloning beschouwd, waardoor handelingen voorspelbaar kunnen worden, maar welke ook in staat zijn om de diepere houding en overtuigingen van een individu te veranderen. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen diegenen aardig gaan vinden die hen positief beschouwen. Gedurende de eerste bezoeken is het gebruikelijk geruststellende verzekering te horen van de Getuige-leraar dat de beoogde bekeerling intelligent en wijs is interesse te tonen in de kennis waar zijn leven van af hangt. Echter, terwijl de nieuweling de aandacht en goedkeuring van zijn wekelijkse bezoeker prettig zal vinden, kan hij wat door sociaal psychologen attitude-discrepant gedrag gaan vertonen.

    Attitude-discrepant gedrag

    Een beroemde theorie in de sociale psychologie is Festinger's cognitieve dissonantie theorie. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat mensen niet met tegenstrijdigheden kunnen leven. Het gaat als volgt in z'n werk: aan de ene kant heeft de beoogde bekeerling gewoonlijk serieuze vragen en twijfels in z'n achterhoofd over Jehovah's Getuigen en hun leer. Het kan de agressieve houding ten opzicht van andere religies zijn, of de gedachte langs de deur te moeten om lectuur aan te bieden. Aan de andere kant laat hij de Getuige-leraar in zijn huis toe, en neemt hij deel aan een sociaal belonende boek studie. Omdat zijn gedrag niet in overeenstemming is met zijn negatieve houding ten opzichte van de Jehovah's Getuigen, vertoont hij attitude-discrepant gedrag.
    Hij kan verder te maken krijgen met ernstige waarschuwingen van familieleden en vrienden om niet met Jehovah's Getuigen te studeren omdat ze een sekte zijn. Toch heeft hij een oprechte nieuwsgierigheid naar wat Jehovah's Getuigen leren en geloven. Hij kan zover gaan als verbaal de antwoorden te geven op de typische Jehovah's Getuigen boekstudie vragen, maar niet werkelijk te geloven wat hij zegt. Deze tegenstrijdigheden in zijn houding resulteren in een zeer onaangenaam gevoel. Als de beoogde bekeerling in het begin geen tegenstrijdige houding heeft met betrekking tot het studeren met de Jehovah's Getuigen, dan is het zeer waarschijnlijk dat dit na korte tijd zal verschijnen. Mogelijk komt hij met kritische literatuur over de leer van de Jehovah's Getuigen in aanraking, of komt hij in contact met een ex-getuige of een ander persoon met kennis van zaken. Maar zelfs als niemand hem met een kritisch kijk in aanraking brengt, zullen er vaak vragen rijzen die hem in een dissonantie creërende situatie dwingen.

    Als je het niet zou geloven zou je het niet doen!

    Niemand vindt het prettig om lang in zo'n toestand te verkeren. Als het op het nemen van een beslissing aankomt, moet er een keuze worden gemaakt. Niemand kan er uiteindelijk twee tegenstrijdige religieuze meningen op na houden. Het is interessant dat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt, dat de keuze die gemaakt wordt verstevigd wordt. De ene kant accepteren (ik vind het prettig om met de Getuigen te studeren, en wat als ze gelijk hebben?), zonder de andere kant uit te sluiten, zou de onprettige staat van innerlijke onrust slechts langer laten voortduren. Een keuze moet gemaakt worden.

    Als voorbeeld kan hierbij genoemd worden de vergelijking met het kopen van een nieuwe auto, waarbij de voor - en nadelen van de ene over de andere moeten worden afgewogen. Is de beslissing eenmaal genomen, dan worden de voordelen van de keuze die gemaakt is hoger geschat, en het afgewezen alternatief wordt niet langer hoog ingeschat. Feitelijk doet de beoogde bekeerling hetzelfde. Zijn vragen over de Jehovah's Getuigen schijnen niet langer werkelijk belangrijk of ernstig.

    Als je er voor geleden hebt, moet het juist zijn!

    Als laatste beschrijft de dissonantie theorie dat we die keuze waar we voor hebben geleden hoger inschatten. Wanneer de bekeerling te maken krijgt met de negatieve consequenties (schaamte, vervolging, veranderde verhouding met vrienden, verbreking van wereldse banden etc.) van zijn beslissing om een Jehovah’s Getuige te worden, zal hij zichzelf rechtvaardigen door de redenering "Ik heb er voor geleden, dus het moet het waard zijn".

    Van de andere kant ontvangt de bekeerling veel complimenten en aanmoedigingen van zijn veel aandacht schenkende Getuige-leraar. Hij is onder de indruk van de bijbelkennis van zijn leraar en van de oprechtheid van de Getuigen in het algemeen. Maar tegelijkertijd moet hij omgaan met het schuldgevoel dat voortkomt uit de wetenschap dat hij de Wachttoren organisatie zou moeten onderzoeken vanwege zijn eigen negatieve gevoelens en de mogelijke waarschuwing van anderen. Zoals eerder opgemerkt, moet hij de spanning die hier bestaat wegnemen door een definitieve keus te maken, en zich naar die keus richten. Vervolgens blijkt, zoals gezegd dat hij een relatief snelle beslissing zal nemen (in verhouding tot het gewicht van de beslissing), en bij zijn keuze zal blijven, omdat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt dat de beslissing, als die eenmaal genomen is versterkt zal worden. Nu zal bekeken worden waarom de bekeerling er niet voor kiest om meer informatie te vergaren om een afweging te maken voor hij besluit de Getuigen te geloven.

    Het afwegen van de keuze

    Wanneer dissonantie optreedt, is de weg die gekozen wordt meestal die van de minste weerstand. De mogelijke bekeerling kan maar al te eenvoudig de roep van vrienden en familie negeren en zichzelf isoleren van Wachttoren tegenstanders door naar zijn nieuwe Getuigenvrienden te vluchten. Velen hebben gekozen te blijven studeren met de Getuigen, omdat dit de weg was die ze al ingeslagen waren, waarin ze herhaaldelijk worden versterkt om die te nemen, en waarvan de voordelen hen elke week wordt voorgehouden in hun intensieve boekstudies. Dit is waarom tijdens de inwendige strijd bij het maken van een keuze velen de kans om kennis te nemen van tegeninformatie aan zich voorbij laten gaan. Er zijn tal van tactieken waarvan de Getuigen zich bedienen om te verzekeren dat de nieuwkomer niet zal luisteren of zoeken naar het anti-Jehovah's Getuige alternatief. Hierdoor blijft dit alternatief over als het meest eenvoudige af te wijzen, in tegenstelling tot de meer dan overvloedige pro-Jehovah's Getuigen informatie en de beschikbare begeleiding van de Getuigen zelf.

    Waar zijn mijn vrienden in een tijd als deze?

    Een methode die Getuigen gebruiken om de beoogde bekeerling te weerhouden de Wachttoren Organisatie te onderzoeken, is de aanbeveling alleen met andere Getuigen om te gaan. Gedurende de boekstudie wordt de houding van de nieuweling ten opzichte van banden met buiten, met "de wereld", afkeurend beschouwd. Zodoende, als iemand geen contact heeft met anderen dan de Getuigen zelf, is het zeer onwaarschijnlijk dat negatieve informatie de bekeerling zal bereiken, of dat waarschuwingen van vrienden een probleem zullen vormen. Is het overigens niet aannemelijk dat iemand die bereid is om vrienden en bekenden op te geven waarschijnlijk sowieso al een solide en voldoening gevende betrekking met anderen mist?

    Een studie naar dit gegeven, verricht in Groot Britannië door de socioloog James A. Beckford, wees uit dat van de bestemmende factoren die doorslaggevend zijn voor een positieve kijk op Jehovah's Getuigen het ontbreken of slechts in geringe mate aanwezig zijnde van contacten met anderen, zowel op de werkvloer als in de privé-sfeer. De hier uit voortkomende afzondering van andere meningen en argumenten vereenvoudigt de acceptatie van argumenten die door de Getuigen worden aangedragen tijdens de beslissingsfase, omdat de eigen mening niet of nauwelijks gesteund wordt door sociale betrekkingen, en zodoende niet is opgewassen tegen de argumenten en subtiele aanpak van de Getuigen. Sociale isolatie kan ook direct het gevolg hebben dat het genoegen nog vergroot wordt van de mogelijkheid van een geregeld bezoek te hebben, door personen die werkelijk begaan lijken te zijn met iemands persoonlijke lot.

    Het moet wel Satan zijn.

    Een tweede methode die de Getuigen toepassen in het beslissende stadium van innerlijke conflict om dieper onderzoek te voorkomen is de waarschuwing tegen literatuur die geschreven is door "afvalligen", waarmee alles wat kritisch is ten opzichte van de Wachttoren Organisatie en haar leer wordt aangeduid. Als gevolg van het subtiel introduceren van deze mentaliteit bij de nieuweling zal deze andere dan Wachttoren lectuur argwanend bekijken. Hierdoor raakt hij geïsoleerd en beperkt zijn informatie zich uitsluitend tot wat hij vindt in Wachttoren lectuur.

    De meest effectieve leer is wel, dat Satan de nieuwkomer zal vervolgen door middel van vrienden en bekenden die hem er van willen weerhouden de waarheid te vinden. Deze waarschuwing tegen waarschuwingen schept een tweedeling tussen de goede kant (de Getuigen) en de slechte kant ("de wereld") De suggestie wordt gewekt dat de tegenstand een bewijs is dat de nieuwkomer de ware religie heeft gevonden. Dit is een van de meest effectieve middelen om de bekeerling te laten geloven dat hij de Wachttoren organisatie niet hoeft te onderzoeken of in twijfel te trekken.

    Wanneer eenmaal alles wat de organisatie zegt maatgevend is, zullen onafhankelijke bronnen, die allen uit Satan zijn, niet meer onderzocht worden.

    Zonder zoeken niet vinden

    Een derde omstandigheid die een onderzoek naar de Wachttoren organisatie beperkt tijdens de beslissende fase is eenvoudig het gebrek aan informatie die onderzocht kan worden. Er is een grote hoeveelheid literatuur, boeken, brochures etc. die de leer en geschiedenis van het Wachttoren Genootschap ontmaskeren, maar het is niet eenvoudig deze op het moment te vinden wanneer ze nodig zijn. In bibliotheken is er niet altijd wat te vinden, en ook in het tamelijk zeldzame geval dat iemand hulp van een dominee of priester zal inroepen, zal deze niet in alle gevallen direct een antwoord hebben op elke leerstelling, zoals de Getuigen deze wel schijnen te hebben. Het ontbreken van voldoende kritische informatie op het juiste moment, gecombineerd met de waarschuwing tegen dit soort informatie tijdens de intensieve boek studie, zal de balans in het voordeel van de Getuigen doen uitslaan.

    De beslissing is definitief

    Om in staat te zijn op de meest effectieve wijze te kunnen voorkomen dat iemand tot de Wachttoren organisatie toetreedt, kan veel worden opgestoken van gedragswetenschappen. Het belang van snel te handelen met betrekking tot het verschaffen van gefundeerde tegeninformatie tijdens de fase van afweging en innerlijk conflict kan niet genoeg worden benadrukt. Persoonlijk contact en materiële tussenkomst is hoogst belangrijk. Als al eerder werd aangegeven: de nieuwkomer moet een beslissing nemen ten einde dissonantie te vermijden. Wanneer deze eenmaal is gevormd, zal deze maatgevend worden, en in hoge mate bestand tegen verandering.

    Wat zal er gebeuren als hij later (nadat de nieuwkomer volledig een Getuige is geworden) met kritische informatie en argumenten wordt geconfronteerd? Het meest waarschijnlijke is dat hij ze blindelings terzijde schuift, omdat een eerlijk onderzoek het zeer onaangename gevoel van dissonantie - het schuldgevoel over een genomen beslissing zonder van alle feiten kennis te hebben genomen. Na alle persoonlijke investeringen en lijden en uren van zich gedragen als een Getuige, zal het steeds moeilijker worden om te redeneren dat men al die tijd fout was. Hij zal bang zijn om te onderzoeken, uit angst voor wat hij zal vinden, uit angst om te ontdekken dat hij verkeerd heeft gekozen. Een werkelijke tegenstrijdigheid in zijn geloof zal een Getuige eerder onderdrukken, of zal hoogstens leiden tot een herinterpretatie op een bepaald gebied. Hoewel hij de keuze heeft om zijn geloof te verlaten, zal dit een te grote spanning opleveren om dit zelfs maar te overwegen. Herinterpretatie heeft niet de consequentie dat men fouten of teleurstellingen ontkent. Het heeft eerder het effect dat men met vernieuwde ijver aan de slag gaat. Niet zelden gebeurt het dat een Getuige tijdens discussies met serieuze twijfels over het Wachttoren Genootschap wordt geconfronteerd, maar dit uiteindelijk zal aangrijpen om, uiteraard aan de hand van Wachttoren lectuur, zijn eigen overtuiging nog meer te sterken.

    In omgekeerde volgorde spelen deze factoren ook een rol in het verlaten van de Wachttoren Organisatie. Gebrek aan en angst voor andere informatie, het onvermogen om de Wachttoren zelf in twijfel te trekken, angst voor Satan en doorgesneden "wereldse" banden vormen een ernstige belemmering zich van de greep van de organisatie los te maken.

    Is de keuze vrij?

    Gaat een mogelijke Jehovah's Getuige bekeerling door een proces van hersenspoeling? Er moet niet uit het oog verloren worden, de subtiliteit die aan de dag wordt gelegd tijdens het hele proces van bekering. Het stapsgewijs herdefiniëren van iemands overtuiging en kijk op de wereld, en de methodes die hiervoor worden toegepast zijn vele malen subtieler dan het toepassen van dwang, drugs of hypnose om het doel te bereiken. Maar is een positieve keuze voor de Getuigen uiteindelijk werkelijk een vrije keuze?

     

    "Kennis die tot eeuwig leven leidt"

    De huidige Wachttoren publicatie die wordt gebruikt voor het omvormen van nieuwkomers tot Jehovah's Getuigen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt". Dit boekje behandelt de "basiskennis" die nodig is om de bijbel en de wereld volgens de visie van de Wachttoren te accepteren. Voorgedrukte vragen met voorgedrukte antwoorden sluiten zelfstandig onderzoek of een afwijkend standpunt bij voorbaat uit. De ervaren Getuige-leraar zal er op toezien dat de conclusie die in het boekje wordt aangereikt wordt aanvaard. In dit boekje worden van de processen zoals die hierboven besproken zijn, doelbewust gebruik gemaakt. De procedure is gewoonlijk om tenminste zes maanden met een nieuwkomer te studeren, om de voorgevormde conclusies de tijd te geven goed ingeprent te kunnen worden.

    De opzet is standaard en tamelijk eenvoudig: de nieuwkomer wordt het vooruitzicht van een paradijsaarde zonder zorgen en moeite voorgehouden, en het middel om daar toegang tot te krijgen is de "kennis" zoals Jehovah's Getuigen die aan de hand van de bijbel willen verschaffen. Vervolgens wordt de bijbel geïntroduceerd, waarin direct enkele van de voornaamste leerstellingen van de Wachttoren Organisatie uit de bijbel "bewezen" worden. Eenvoudige gegevens worden afgewisseld met tamelijk gecompliceerde tijdsberekeningen en profetieën, zodat de nieuwkomer uiteindelijk geneigd zal zijn om te aanvaarden wat er wordt aangedragen, omdat alles zeer overtuigend overkomt.

    Op zeer subtiele wijze wordt nu kennis die mogelijk van te voren aanwezig was omgevormd naar de leer van de Wachttoren Organisatie en aangevuld, met als eindresultaat dat de overtuiging groeit dat Jehovah's Getuigen als enigen Gods uitverkoren volk vormen, en dat het Wachttoren Genootschap de "trouwe en beleidvolle slaaf" is, die Jezus heeft aangesteld om dit volk van geestelijk voedsel te voorzien. Is dit eenmaal geaccepteerd, dan is men in een cirkel redenering beland, waarbij men alles wat de Wachttoren zegt en schrijft accepteert omdat ze "Gods organisatie" is, en wordt aanvaard dat het Gods organisatie is omdat de Wachttoren dat zegt. Eenmaal op dit punt aanbeland, is het individu niet langer in staat om objectief over de organisatie en de leer na te denken, en zullen de processen waarvan de Wachttoren organisatie zich verder bedient om individuen vast te houden een steeds sterkere rol gaan spelen.

    uit: antwoorden voor Getuigen van Jehovah  www.1.tip.nl/t661020/#leer

    24-04-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1975! hebt u gezegd...1975???

    1975 ! hebt U gezegd ...1975 ?

    31 december 1975
    Weldra middernacht...

    De wereld zou veranderd zijn maar niets gebeurde !

    In 1966, was er een bijkantooropziener die met luide stem aankondigde, gedurende een districtscongres :

    "In oktober 1975 zullen we in de nieuwe wereld zijn !" (zie eleuthera.aggelia.be)


    Sedertdien zijn er 43 jaren voorbij en, zoals men zegt, veel water is ondertussen naar de zee gelopen.

    Wanneer je met een getuige van Jehovah praat over 1975, dan is het alsof je je in een taal uitdrukt die hij niet verstaat.

    Beter nog : hij zal je niet geloven.

     

    De Wachttoren heeft zijn best gedaan om deze datum te doen vergeten en is ertoe gekomen om het uit het geheugen van de meeste te wissen. Zelfs velen van diegenen die erin hebben geloofd, velen die erop hadden gehoopt om in die tijd het herstelde paradijs te mogen meemaken zijn kennelijk gaan lijden aan geheugenverlies.

    Ja, het is mogelijk dat "sommigen" zich dat hebben "ingebeeld" dat er zich iets zou voordoen rond die tijd, dat geloven tegenwoordig een heel groot deel van de getuigen, zeker de nieuwkomers, maar, voegen ze er zelfs aan toe, "de goddelijke organisatie geleid door Jehovah is er voor niets tussen".

    In dit dossier, zullen we eens lang stilstaan bij de uitlatingen gedaan in de "Koninkrijksdiensten" vanaf het jaar 1974.

    Voor degenen die er niet van op de hoogte zijn, de "Koninkrijksdienst" is een folder bestaand uit 4 of 8 bladzijden die de getuigen elke maand ontvangen. Daarin staan het programma van de vergaderingen, en ook de instructies hoe te prediken.

    Laten we samen eens deze "Koninkrijksdiensten" doorbladeren en er enkele betekenisvolle zinnen uit aanhalen (gebaseerd op de uitgaven verschenen in België) :

    JANUARI 1974

    · Zulk nieuws moedigt ons allen aan, vooral daar wij onze bevrijding zien naderen…

    · Blijf moedig, vooral nu met de toenemende moeilijkheden, die aantonen dat het einde nadert.

    · De grootste profeet aller tijden heeft verteld dat de slechte situatie juist te kennen geeft dat bevrijding en zekerheid nabij zijn…

    · Laten wij allen bedenken hoe kort de tijd is…

    · Wij hopen dat de ernst waarmee bijbelstudies worden geleid de mensen ervan zal overtuigen dat de tijd dringt…

    FEBRUARI 1974

    · De snelle ontaarding van het tegenwoordige samenstel van dingen bevestigt dat onze bevrijding nabij is…

    · Door de huidige toestanden dienen wij ons steeds meer bewust te zijn van de korte tijd die ons nog rest…

    · Jullie zullen bescherming genieten gedurende de grote verdrukking die binnenkort plotseling zal losbarsten…

    · Deel uitmaken van het rijk van valse religie waarvan Gods Woord duidelijk voorzegt dat het in de nabije toekomst vernietigd zal worden…

    · De tijd loopt ten einde en de noodzaak een definitief standpunt in te nemen wordt steeds dringender.

    · Maak met Jehovah’s hulp iets groots van deze Avondmaalviering, misschien wel een van de laatste vieringen vóór de "grote verdrukking".

    MAART 1974

    · Jezus’ regering zal in de zeer nabije toekomst het volledige bestuur over de aarde uitoefenen….

    · De voordelen van Christus’offer zullen spoedig aangewend worden…

     

    APRIL 1974

    · Hierdoor zullen zij zich eveneens vereenzelvigen met de organisatie die er door Jehovah op wordt voorbereid de naderbij komende "grote verdrukking" te overleven.

    MEI

    · Naarmate wij dichter bij de "grote verdrukking" komen…

    JUNI

    · Terzelfder tijd willen wij niet vergeten dat "de overgebleven tijd…kort is geworden…want het toneel :van deze wereld is bezig te veranderen; (1 Kor. 7: 29-31) Wij leven in gewichtige tijden, in tijden van verandering, ja, in de tijd van het einde voor dit samenstel van dingen.

    · Zeer binnenkort zal Jehovah God ertoe over gaan het letterlijke einde van de wereld te brengen in een verdrukking die zo groot is dat Jezus erover zei :"Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen."

    JULI

    · Het zal niet zo lang meer duren voordat de woorden die de nieuwe koning der aarde ruim negentien eeuwen geleden uitsprak, een verschrikkelijke vervulling zullen hebben.

    AUGUSTUS

    · Als Gods volk weten wij dat 1975 een gekenmerkt jaar is doordat in dit jaar 6000 jaar menselijke geschiedenis eindigt doch dit is alles wat er ooit positief over is gezegd.

    · Met het oog op de komende "grote verdrukking" moet ons geloof elke dag sterker zijn als de dag ervoor.

    OKTOBER

    · Alleen degenen die dit goede nieuws aanvaarden en zich er in overeenstemming mee gedragen, kunnen de snel naderbijkomende "grote verdrukking" hopen te overleven.

    NOVEMBER

    · Wij weten niet precies wanneer de "grote verdrukking" zal beginnen. Toch zijn wij van één ding zeker : het geslacht dat ooggetuige was van de gebeurtenissen in 1914 is het geslacht dat eveneens de "grote verdrukking" zal zien. Ongeveer zestig jaren zijn sindsdien reeds verlopen. De tijd waarop Jehovah God handelend zal optreden, is bijgevolg zeer dichtbij.

    · Christenen zijn echter benieuwd te zien of het begin van de "grote verdrukking" zal samenvallen met het 6000-jarige bestaan van de mens, dat volgens de chronologie in het midden van de jaren 1970 valt.

    · Het dienstjaar 1975 geeft ons een gevoel van spannende verwachtingen. Wij zijn er ons heel goed van bewust dat wij thans zestig jaar zijn gevorderd in het "besluit van het samenstel van dingen" en dat de overgebleven tijd kort is.

    DECEMBER

    · Jehovah’s getuigen zijn zich bewust van het feit dat een verandering nu werkelijk ophanden is. Wanneer wij denken aan onze bevrijding die nu zo nabij is, verheugen wij ons reeds….

    · Voor dit stervende samenstel van dingen is het uur reeds vergevorderd.

    1975 breekt aan, de dagen rijgen zich aaneen en niets gebeurt.

    Het is zo dat gedurende dat jaar, de "Koninkrijksdiensten" minder nadruk leggen op de tijd van het einde, alsof het Genootschap een afwachtende houding zou aannemen !

    De maanden vliegen voorbij en volgen elkaar op… en we bereiken september 1975.

    De Wachtower zal een uitstekende list gebruiken om het niet-uitgekomen profetie probleem op te lossen.

    Aangezien er al acht maanden zijn verlopen, moet men, bijgevolg, voorzorgsmaatregelen treffen !

    Ziehier wat ze in de "Koninkrijksdienst" van het nieuwe dienstjaar doet verschijnen, wat gewoontegetrouw bij de getuigen begint op 1 september :

    SEPTEMBER 1975

    Hoewel het kalenderjaar 1976 (vanaf september 1975) nog niet is begonnen, bevinden wij ons toch reeds enkele weken in het dienstjaar 1976. Terugblikkend op de afgelopen twee dienstjaren kunnen wij zeggen dat er zo’n 600.000 personen gedoopt zijn. Uitgaande van dit getal geven de afgelopen vijf dienstjaren (1970-1975) het aantal van ruim 1.100.000 nieuwe dopelingen te zien.

    Alleen aan Jehovah’s onverdiende goedheid kan het worden toegeschreven dat deze haast onvoorstelbare toename is gekomen. Jehovah heeft geduld met de mensheid "omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken"

     

    Wat een opmerkelijke uitleg !

    In de brochure "De duizendjarige vrede is nabij" uitgegeven in 1969, lezen we dat het zevende millennium- een periode van 1000 jarige vrede, binnen 10 jaar zal beginnen. (zie pag. 25)

    Vervolgens, op de laatste bladzijde (30) zegt men als volgt : "De getuigen van Jehovah bereiden zich vreugdevol voor om de aanstaande duizendjarige vrede te leren kennen."

    Om het samen te vatten, je moet vreugdevol zijn wanneer Jehovah op het punt staat om tot handelen over te gaan….en je moet je verheugen wanneer hij dat niet doet !

    Noteer niettemin dat dezelfde list wordt gebruikt door het Genootschap in 1997.

    In de Wachttoren van 1 januari 1997 – pagina 12 – paragraaf 2 staat :

    "Dienen wij echter niet blij te zijn dat het einde nog niet is gekomen?  Door wat zich als "uitstel" voordoet, zijn nog veel meer „schapen" in de gelegenheid om …bijeengebracht te worden."

    Volgens deze nieuwe context, is het wel heel duidelijk dat de Wachtower niet probeert om het veroorzaakte gat te dichten met de flop van 1975, maar wel door het nieuwe begrip van het woord "geslacht".

    Wat de datum van 1975 betreft, men kon de volgende verklaring vinden in de "Koninkrijksdienst" van de maand april 1968 :

    APRIL 1968

    · Verspreiding van de brochures -" … Wetend dat er ons maar 90 maanden meer rest voordat het einde van de 6000 jaar zijn aangebroken, zou het heel nuttig zijn dat al deze brochures in de handen van de mensen terechtkomen in plaats van op de boekenplanken of in de kartons in de Koninkrijkszalen."

    Ter informatie, in een "Koninkrijksdienst" uitgegeven in het Engels (Kingdom Ministry) gedateerd mei 1974, vernemen we dat "veel van onze broeders en zusters zich in de volletijdsdienst begeven en al hun goederen verkopen, wegens de gebeurtenissen die met rasse schreden naderen."

    Tenslotte, het boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods" (uitgegeven in het Engels in 1966, in het Nederlands in 1968), dat een beetje te duidelijk was over de datum 1975, werd door de Wachtower uit de circulatie genomen.

    Vindt men niet in dit befaamd boek een"TABEL VAN BETEKENISVOLLE DATUMS VANAF ’S MENSEN SCHEPPING TOT 7000 A.M. ( pagina’s 33 tot 37), met de volgende formele verklaringen :

    · 1975 (Anno mundi 6000) – Einde van de 6de 1000-jarige dag van ‘s mensen bestaan (in vroege herfst)

    · 2975 (Anno mundi 7000) – Einde van de 7de 1000-jarige dag van ’s mensen bestaan (in vroege herfst)

    Onbevangen en met alle nederigheid, klasseert de organisatie van Jehovah ook als "belangrijke data voor de mensheid" :

    · 1879 – Eerste nummer van Zion’s Watchtower wordt uitgegeven.

    · 1918 – Vertegenwoordigers van Watch Tower Society in gevangenis.

    · 1931 – De naam "Jehovah’s getuigen" aangenomen.

    · 1966 – Het boek "Eeuwig leven-in de vrijheid van de zonen Gods" (in het Engels) verkrijgbaar gesteld

    (betekenisvolle data vanaf ’s mensen schepping…nadien wordt het boek uit de roulatie genomen !)

     

    Wat meer is, deze lijst neemt nog enkele opmerkelijke gebeurtenissen in zich op.

    Enkele voorbeelden :

    · 1492 – Paus Innocentius VIII sterft na een bloedtransfusie.

    · 1957 – Rusland lanceert eerste satelliet; verwekt vrees in de wereld.

    · 1964 – "Spionage-satellieten" en astronauten vergroten spanning in wereld.

    · 1966 – Dreiging van Derde Wereldoorlog neemt steeds onheilspellender vormen aan…

     

    Dit neemt niet weg dat veel getuigen van Jehovah nog steeds zullen geloven dat men nooit gesproken heeft over 1975 !
                                                 ------------------------------------------

    zie ook eleuthera.aggelia.be     of het origineel in het frans   www.aggelia.be

    16-04-2009 om 19:10 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1

    Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt !  Afrikaanse meisjes…

     

     

     

    Wist u dat in het verleden, het Genootschap heeft onderwezen dat wanneer een vrouw niet schreeuwde, zich niet verweerde of niet vluchtte bij een poging van verkrachting ze medeplichtig was samen met de aanrander ?

    Wist u dat wanneer een vrouw  die niet schreeuwde zich schuldig maakte aan hoererij en daardoor kon uitgesloten worden ?

     

     

    Om u daarvan te overtuigen,zullen we eens de”Vragen van Lezers” doornemen die verschenen is in de Wachttoren van  1 februari 1965  blz. 94 en 95.

     

    Vraag : Volgens Deuteronomium  22: 23-27 moest een Israëlitisch ondertrouwd meisje  dat met verkrachting werd bedreigd, om hulp roepen.  Wat moet een christelijke vrouw in deze tijd doen indien zij voor een overeenkomstige situatie komt te staan ? Moet zij ook wanneer een aanvaller haar met een wapen dreigt, om hulp schreeuwen ? – M.U.  Verenigde Staten

     

    Antwoord : Volgens Gods wet rustte op een Israëlitisch meisje de plicht om hulp te roepen : “Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft, dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven :  het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft.”  “Indien het meisje echter in het veld was aangevallen en zij om hulp had geroepen om aan haar aanvaller te ontkomen, mocht zij niet gestenigd worden, daar zij was overweldigd en er niemand was om haar te hulp te komen.”   Deut 22: 23-27

     

    Stel nu echter dat de man een wapen had en dreigde het meisje te doden als ze weigerde gemeenschap met hem te hebben ?  Wat zou ze moeten doen bij zo’n situatie ? In deze schriftplaatsen wordt het argument niet verzwakt of de situatie niet veranderd doordat er een omstandigheid wordt genoemd waarin het juist zou zijn dat zij niet om hulp riep.  Er staat duidelijk dat zij om hulp moest roepen en dus, ongeacht de omstandigheden, de aanval moest afweren.  Indien zij werd overweldigd en misschien bewusteloos werd geslagen en verkracht werd voordat er hulp kwam in antwoord op haar kreten, zou zij niet schuldig bevonden kunnen worden. 

    De strekking van de schriftplaatsen is blijkbaar, dat het hulpgeroep van het meisje, waardoor immers de aandacht van de omgeving getrokken zou worden haar aanvaller op de vlucht zou jagen en zij gered zou zijn, ook al bedreigde hij haar leven omdat zij niet stilzwijgend aan zijn wensen en hartstochtelijke verlangens voldeed.

    Dergelijke schriftuurlijke precedenten zijn ook op christenen van toepassing ;  christenen staan namelijk onder het gebod : “Ontvliedt de hoererij” (1 Kor. 6:18, N.W.).

    (letters in "bold", door mij benadrukt )

     Indien een christelijke vrouw dus niet om hulp roept en niet alle mogelijke moeite doet om te vluchten, zou er aangenomen kunnen worden dat zij in de schending heeft toegestemd.

    De christelijke vrouw die rein wenst te blijven en Gods geboden wenst te onderhouden, moet indien zij in deze tijd voor een dergelijke situatie komt te staan, moedig zijn, handelen volgens de raad die in de Schrift wordt gegeven en om hulp roepen.  Deze raad is in feite voor haar eigen welzijn, want zou zij zich onderwerpen aan de hartstochtelijke verlangens van een dergelijke man, dan zou zij niet alleen toestemmen in hoererij of overspel, maar ook door schaamte worden gekweld. 

     

     

    Zij zou niet alleen schaamte gevoelen wegens het weerzinwekkende van de ervaring, maar ook omdat zij gedwongen is geweest Gods wet te overtreden door seksuele gemeenschap te hebben met iemand anders dan een wettige huwelijkspartner.  En dat niet alleen, de kans bestaat ook dat zij een ongehuwde moeder wordt of een verschrikkelijke ziekte van haar moreel ontaarde aanvaller oploopt.

    Het is een feit dat een vrouw de kans loopt dat haar aanvaller zijn bedreiging waar zal maken ; maar welke garantie heeft zij dat een dergelijke niets ontziende misdadiger haar niet zal doden nadat hij zijn hartstocht heeft bevredigd ?

     Het is nog waarschijnlijker dat zo iemand, die misschien reeds door de politie wordt gezocht, haar na de verkrachting doodt, omdat zij dan meer kans heeft gehad om hem op te nemen en dus beter in staat zal zijn de autoriteiten een beschrijving van hem te geven.  In een dergelijk geval zou het opvolgen van de schriftuurlijke raad om te schreeuwen, iemand heel goed het leven kunnen redden, want daardoor zou de aandacht getrokken worden en de mogelijkheid bestaat dat de aanvaller dan al dadelijk het hazenpad kiest, in plaats dat hij op de gedachte komt dat hij zijn slachtoffer uit de weg moet ruimen, uit angst later geïdentificeerd te worden.

    In de meeste gevallen komt het er ongetwijfeld op aan, de aanvaller angst aan te jagen, daar het hulpgeroep van het meisje zou kunnen leiden tot zijn arrestatie,wegens poging tot verkrachting.  Indien hij zijn bedreiging waar zou maken en een moord zou begaan, zou hij bovendien waarschijnlijk gearresteerd en veroordeeld worden wegens deze nog veel ernstiger misdaad.  De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat de aanvaller niet onmiddellijk vlucht, maar zijn slachtoffer neerslaat of haar een oppervlakkige wond toebrengt om haar tot zwijgen te brengen, maar zou het ondergaan van een dergelijke lichamelijke mishandeling niet onbetekenend zijn vergeleken bij de schande zich door een immorele man te laten gebruiken ?

    Een christelijke vrouw heeft het recht tot de dood toe voor haar maagdelijkheid of huwelijkstrouw te vechten.  Hoe goed zij zich kan verdedigen tegen iemand die haar wenst te schenden, hangt af van haar moed en tegenwoordigheid van geest.  Zij moet op zijn minst, zoals reeds is gezegd, trachten de verkrachter te verjagen door om hulp te roepen en zoveel herrie te maken en opzien te baren als zij maar enigszins kan, met het doel alle mogelijke hulp in te roepen.  Helpt dit niet, dan heeft zij het recht haar eer te verdedigen met alle middelen die zij tot haar beschikking heeft.”

     

    (Het artikel eindigt met het veroordelen van de wereld die tot zo’n verschrikkelijk dieptepunt is gezonken, dan de gebruikelijke boodschap dat we “in de laatste dagen leven” en de volgende raad wordt gegeven aan christelijke vrouwen : ”Ga nooit alleen op stap, vooral niet in het donker.”)

     

     

    Voordat we ons onderzoek zullen voortzetten, noteer goed het volgende :

     

    Door Deut. 22: 23-27 als ondersteuning aan te halen, ziet het Genootschap de verzen 28 en 29 over het hoofd.

     We lezen er : “Ingeval een man een meisje aantreft, een maagd die niet  verloofd is, en hij haar werkelijk grijpt en bij haar ligt, en zij betrapt zijn, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, de vader van het meisje vijftig zilveren sikkelen geven en zij zal zijn vrouw worden, ten gevolge van het feit dat hij haar heeft vernederd.  Hij zal haar gedurende al zijn dagen niet door echtscheiding mogen ontslaan.”

    Met andere woorden, indien de verzen 23-27 letterlijk moeten genomen worden, is het logisch dat je hetzelfde doet met de verzen 28-29 :  de verkrachter moet het slachtoffer trouwen en geld geven aan zijn toekomstige schoonvader (behalve, merk evenwel op, indien ze niet zijn betrapt !- zie eind van vers 28 )

     

    Tien jaren verstrijken ; de zienswijze van de organisatie is niet veranderd.

     

     

     

    In het artikel “Wat moet een vrouw doen die bedreigd wordt met verkrachting” uitgegeven  in  “Ontwaakt” van 8 juli 1974 (pag. 10 ), lezen we in § 3 :

     

    Ze bezwoer hem dat het huwelijk voor God eerbaar was en dat ze getrouwd was, maar dat wat hij wilde, niet eerbaar was. Ook dat als ze niet zou schreeuwen, ze haar verhouding tot Jehovah God & de christelijke gemeente zou ruïneren ; dat ze dan uitgesloten of geëxcommuniceerd zou worden en dat dat voor haar erger was dan gedood te worden."

     

    Dus, duidelijker kan het niet : niet roepen = hoererij = uitsluiting.

     

    Veel later, in 1983, verklaart de Wachttoren van 15 juni het volgende :” Een man of een vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.”

    Deze kleine onschuldige zin verschijnt in heel kleine karakters onderaan  blz. 30, als een gewone mededeling.

    Ze maakt deel uit van een artikel dat geen studieartikel is.

     

     

    Sommige waarnemers hadden een beetje te vlug geconcludeerd dat de Wachttoren een compromis sloot om haar nederlaag niet te moeten toegeven en daarom haar gebruikelijke tactiek toepaste om zonder al te veel schade «een nieuw licht»  wat moeilijk was om toe te geven- in een tijdschrift op te nemen”

    1) in nauwelijks leesbare lettertekens

    2)in een artikel dat niet werd doorgenomen als een studieartikel in de Koninkrijkszaal.

     

    Maar de waarnemers vergisten zich, het moment was nog niet gekomen voor een “verfijnd begrip”.

    De verplichting om te schreeuwen bleef.  En dat zou zo zijn gedurende verschillende jaren.

    Laten we enkele tijdschriften de revue passeren :

     

    “Ontwaakt! “  22 juni 1984 (pagina 27)

     

    Zij verweerden zich tegen verkrachters

    Erop voorbereid zijn weerstand te bieden

     

    Er is voor een vrouw misschien niets angstaanjagender of rampzaliger dan een verkrachting. Misschien wil zij er niet eens aan denken.  Toch is verkrachting een realiteit in het leven.  Zelfs de bijbel spreekt over verkrachtingen en pogingen tot verkrachting die duizenden jaren geleden hebben plaatsgevonden. — Genesis 19 :4-11; 34 :1-7; Rechters 19 :22-27; 2 Samuël 13 :1-14.

     

    In het oude Israël eiste Gods wet van een vrouw die met een verkrachter werd geconfronteerd dat ze schreeuwde, en dus actief verzet bood (Deuteronomium 22 :23-27). Dit is een verstandige handelwijze.  Volgens hoofdinspecteur Keith Kilbride van het Bureau voor Misdaadpreventie in het Engelse West Yorkshire bestaat ‘het beste wapen van een vrouw die wordt aangevallen, nog altijd uit haar longen’.

     

     

    “Ontwaakt!”  8 oktober 1984 (pagina 28  )

     

     

    Van onze lezers

    Zich verweren tegen verkrachters

    “Dank jullie wel voor het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”  [Nederlandse uitgave van 22 juni 1984].  Elf jaar geleden werd ik aangerand door de zoon van mensen voor wie ik als hulp in de huishouding werkte.  Ik was toen nog maar 16jaar oud.  Ik herinnerde mij dat ik moest schreeuwen en me niet gewonnen mocht geven.  Ik beet in zijn lip en trachtte te schreeuwen, maar hij rukte aan mijn haar en legde zijn hand over mijn mond.  Ik probeerde opnieuw te bijten en ik bad ook tot Jehovah om mij in mijn verweer te helpen.  Ik bleef me verzetten totdat hij plotseling opstond en in een stoel ging zitten en mij een tijdje zat aan te staren.  Toen verliet hij het huis.  Ik geloof dat het belangrijk is op te merken dat hij geen volslagen vreemde voor mij was.  Het is goed als vrouwen op hun hoede zijn en van tevoren overdenken wat zij zouden doen als zo’n nachtmerrie hun ooit zou overkomen.”

    C. H., Illinois (VS)

    Ik was zeer verontrust door het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”.  Ik ben er erg ontdaan van dat er ook maar iemand van mening zou kunnen zijn dat een slachtoffer van verkrachting zich aan hoererij schuldig maakt.  De schriftplaats in Deuteronomium die u citeerde, verlangt slechts dat de vrouw schreeuwt, niet dat zij zich doodvecht !

    C. W., Indiana (VS)

    Dank jullie wel voor jullie artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters”.  Ik ben heel blij met de fijne raad die erin stond om „onze longen te gebruiken”, en de verkrachter met respect te behandelen.  Ook de ervaringen van de vrouwen die zich met succes tegen een verkrachter verweerden, vond ik verhelderend.

    T. C., Florida (VS)

    Uw artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters” heeft mij erg van streek gebracht.  Ik werd verkracht door een man die mij aanviel met een mes.  Ik kon slechts één keer gillen omdat mijn keel werd toegeknepen en een grote hand over mijn mond werd gedrukt.  Ik vocht totdat ik bewusteloos raakte.  Wat mij verontrust is dat ik, omdat ik het heb overleefd, mij schuldig heb gemaakt aan hoererij.  U zegt dat men respect moet tonen voor een verkrachter.  Deze mannen tonen geen respect voor hun slachtoffer.  Het kan hun niets schelen dat zij een vrouw kapotmaken en haar voor de rest van haar leven met een afschuwelijke herinnering laten zitten.  Als u niet persoonlijk de verschrikking van zo’n misdaad hebt ervaren, kunt u het nooit echt begrijpen.

                                                                       A.G            Massachusetts (VS)

     

    Antwoord van de redactie :

    Er kan alleen worden gezegd dat het slachtoffer schuldig is aan hoererij, als er een bewijs is van bereidwillige toestemming.  Klaarblijkelijk zou het vereiste in Deuteronomium 22:25-27 dat de vrouw zich moet verzetten door te schreeuwen, haar vrijwaren van elke verdenking van een dergelijke bereidwilligheid. Hoe waardevol het is zich te verweren, werd benadrukt door sociologe Pauline Bart van de Universiteit van Illinois die een onderzoek deed onder vrouwen die verkrachting wisten te verijdelen.  Zoals bericht in de Canadese „Edmonton Journal” (10 november 1983) verklaart zij op grond van haar onderzoekingen : „Door terug te vechten vergroot een vrouw in belangrijke mate haar kans om aan verkrachting te ontkomen .(…). Zich niet verweren garandeert geen humane behandeling.”  Zij verklaarde verder : „Verkrachte vrouwen die fysieke strategieën hebben gebruikt, liepen minder kans depressief te raken dan verkrachte vrouwen die hun aanvaller geen fysiek verweer hadden geboden.”  Wat het tonen van respect voor de potentiële verkrachter betreft, dit is niet omdat hij dat verdient, maar een fatsoenlijke bejegening kan er wellicht toe bijdragen dat hij zich bezint en kan een manier zijn waardoor het potentiële slachtoffer aan een heel gevaarlijke situatie ontkomt.

     

     

    “Ontwaakt !” 22 mei 1986  (pag. 22-24)

    „Nu ga je eraan!”

    — Een verkrachter dringt een christelijk huis binnen

    Ruwe handen knepen mijn keel dicht. Ik worstelde om te kunnen gillen.

    „Houd op! Houd op met je gegil, dan doe ik je niets”, beval hij, en klemde zijn handen nog vaster om mijn keel.

    Maar ik geloofde hem niet, en ik gehoorzaamde hem ook niet.  Ik bleef proberen te gillen.  Ik klauwde met mijn handen in zijn gezicht, sloeg zijn bril af en rukte hem zijn kunstgebit uit de mond.  Terwijl hij worstelde om mij te betasten en in bedwang te krijgen, stootte ik mijn vingernagels diep in zijn oogkassen.  En ik gilde.  Toen zijn vingers in de buurt van mijn mond kwamen, beet ik zo hard ik kon.

    U kunt het geloven of niet, maar ik was niet bang — de angst kwam pas later.  Nu was ik alleen maar woedend ! Deze schurk moest niet denken dat hij zo maar ons huis kon binnendringen om mij te verkrachten, niet hier en ook niet ergens anders !

    Maar hij bleef het proberen.  Hij greep een ceintuur die binnen handbereik lag en bond mijn handen op mijn rug — de eerste van verscheidene keren, want ik zag herhaaldelijk kans ze los te werken.  Met één arm om mijn nek graaide hij naar zijn gebit en zijn bril die op de grond lagen.  Plotseling ontsnapte ik aan zijn greep, wist mijn handen vrij te krijgen en begon, zonder dat ik daar een verklaring voor heb, met dingen in de kamer te smijten en onsamenhangend te schreeuwen, alsof ik stapelgek geworden was.

    Even was mijn aanvaller verbijsterd en hij hield op om te vragen : „Wat mankeert je nou?”  In die pauze nam ik de benen, maar hij kreeg mij te pakken, bracht mij met geweld naar de slaapkamer en smeet mij op het bed.  Nadat hij mijn handen weer vastgebonden had, zag hij kans mij gedeeltelijk uit te kleden.  Ik kronkelde en spartelde om hem van mij af te krijgen.  Ik gruwde van zijn smerige taal en de smerige daad waartoe hij mij trachtte te dwingen !

    Nog eenmaal kreeg ik mijn handen los uit de ceintuur, duwde hem weg en rende naar de buitendeur.  Ik kreeg de deurknop te pakken, maar terwijl ik die omdraaide, greep hij mij van achteren beet en smeet mij op de vloer.  Ik kon een keukenmes grijpen dat binnen handbereik lag en haalde uit naar zijn benen.  „Nu is het afgelopen”, brulde hij. „Nu ga je eraan!”  Hij begon op mijn hoofd te beuken en ik verloor het bewustzijn.

    Ik zie nu wel in dat ik voorzichtiger had moeten zijn.  Ik had er altijd op gelet dat ik buitenshuis moeilijkheden en mensen die moeilijkheden maakten, uit de weg ging.  Ik reisde altijd samen met mijn christelijke echtgenoot.  Ik meed altijd plaatsen waar zulke misdadigers zouden kunnen komen, en ik kleedde mij altijd bescheiden.  Ik had alleen nooit verwacht dat een verkrachter de euvele moed zou hebben mij gewoon in ons eigen huis aan te vallen.

    Deze man werkte op een bouwterrein naast ons huis.  De aannemer had van ons huis af een elektrische leiding gelegd om stroom te hebben voor het gereedschap op het bouwterrein.  Af en toe, als die leiding te zwaar was belast, kwam er een arbeider naar ons huis om bij ons in de kelder een zekering te vervangen.  Het was een praktische regeling, maar het was niet verstandig.

    Hij was kennelijk van plan geweest mij te overrompelen.  Hij moet verwacht hebben dat ik zou verstijven en willoos zou meewerken, in een shocktoestand.  Welnu, ik was ook geschokt toen hij op mij aanviel, maar ik gaf mij niet over.  Ik heb er ook niet eens bij nagedacht.  Het was gewoon een reactie, een ogenblikkelijk losbarsten in een razend gekrijs en geklauw, in trappen en bijten.  Dat was het beste wat ik had kunnen doen, want mijn felle tegenaanval verraste hem.  Het gaf mij een belangrijke psychologische steun dat ik van de aanvang af wist dat hij noch zichzelf, noch mij helemaal in bedwang had.  Het maakte mij des te vastbeslotener om te vechten en versterkte mijn hoop dat ik het zou kunnen winnen.

    Ik kwam bij in de passagiersstoel voorin in een auto die zich in het verkeer bewoog.  Dezelfde ceintuur zat nu strakgetrokken om mijn nek, als een hondenriem, die hij strak gespannen hield terwijl hij reed.  Toen mijn brein helder begon te worden, flitste het besef waar ik was en hoe ik daar gekomen was, door mij heen als een brandende lont die al snel mijn woede opnieuw tot uitbarsting bracht.

    Met mijn elleboog stootte ik tegen het stuurwiel in een wanhopige poging om de auto van de weg af te dwingen. Ik was ervan overtuigd dat deze waanzinnige zich er nu meer het hoofd over brak hoe hij van mij af moest komen dan hoe hij mij kon verkrachten.  Hij zou mij vermoorden zodat ik hem later niet kon identificeren.  Hoewel ik uitgeput was van bijna een uur lang ononderbroken worstelen, had mijn hardnekkige verzet ook van hem een tol geëist.  Moe en in de war reed hij ten slotte naar de kant van de weg en duwde mij de auto uit.  Een andere automobilist stopte voor mij en bracht mij naar een ziekenhuis.

    Maar ik had gewonnen ! Ik was niet verkracht !  Ik was de overwinnaar, niet het slachtoffer !  Mijn geweten was rein, mijn zelfrespect en waardigheid waren onaangetast.  En ik had mijn rechtschapenheid jegens de Almachtige God, Jehovah, bewaard !

    Dat wil niet zeggen dat ik mij de eerstvolgende paar dagen in het ziekenhuis zo verrukt en nobel voelde.  Ik was danig van streek, alles deed pijn en ik zag er verschrikkelijk uit . De angst die ik tijdens de aanval niet had gevoeld, sloeg nu in grote golven over mij heen.  Allerlei onproductieve gedachten over wat er had kunnen gebeuren, bleven mij door het hoofd spoken.  In deze periode werd ik door rechercheurs ondervraagd en vernam ik tot mijn afgrijzen dat dit monster pas zes weken tevoren voorwaardelijk was vrijgelaten nadat hij een straf wegens verkrachting had uitgezeten !

    Op de dag dat ik uit het ziekenhuis werd ontslagen, kwam het traumatische bezoek aan het politiebureau om uit een groepje willekeurige personen deze man te identificeren.  Ja, ik ging een aanklacht indienen.  Ik vond dat ik jegens de andere vrouwen die hij zou kunnen aanranden de plicht had ervoor te zorgen dat hij gestraft werd, en ik was het mijzelf verplicht als middel om het kwaad recht te zetten en mijzelf het geruststellende bewijs te leveren dat ik de baas was in mijn eigen leven.  Het was gemakkelijk hem in de groep aan te wijzen.  Het was de man met het verband om zijn gezicht en zijn hand in het gips !

    In het ziekenhuis en in de daaropvolgende weken thuis zijn de vele kaarten, brieven en bezoeken van mijn medegelovigen in de plaatselijke gemeenten van Jehovah’s Getuigen een troost voor mij geweest.  Sommigen zeiden dat zij trots op mij waren.  Sommigen wisten niet wat zij moesten zeggen, maar door te komen, toonden zij hoe het hun ter harte ging.  Sommigen noemden mij een heldin, wat ik, zonder valse bescheidenheid gezegd, niet ben.  Toen ik het kwaad niet uit de weg kon gaan, had ik eenvoudig toegepast wat ik uit mijn studie van de bijbel had geleerd, en het werkte.

    Omdat ik maar een heel gewoon mens ben, moest ik tijdens mijn herstelperiode heel dikwijls gerustgesteld worden.  Ik heb enige bijzonder sombere dagen gehad.  Een tijdlang wilde ik mij niet in het openbaar vertonen. Hoewel ik op sommige dagen kans zag mij aardig dapper voor te doen, kan mijn man u wel vertellen dat ik soms domweg zat te beven en nergens troost kon vinden als mijn geest en hart krampachtig probeerden deze nachtmerrie te verwerken en uit te bannen.  Waarschijnlijk was de allergrootste bijdrage tot mijn herstel de wetenschap dat ik had gedaan wat juist was. In mijn opgewektere momenten vond ik zelfs een kleine aanleiding tot vreugde.  Telkens opnieuw waren deze bijbelverzen voor mij als een zachte deken:

    „Ingeval het zou gebeuren dat een maagdelijk meisje met een man verloofd is, en een man haar inderdaad in de stad heeft aangetroffen en bij haar heeft gelegen, dan moet gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen met stenen werpen, en zij moeten sterven, het meisje, omdat zij niet geschreeuwd heeft in de stad, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste vernederd heeft.  Zo moet gij het kwaad uit uw midden wegdoen. Indien de man het verloofde meisje echter in het veld heeft aangetroffen, en de man haar heeft vastgegrepen en bij haar heeft gelegen, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, alleen sterven, en het meisje moogt gij niets doen. Het meisje heeft geen zonde waarop de dood staat, want deze zaak is precies hetzelfde als wanneer een man tegen zijn naaste opstaat en hem werkelijk vermoordt, ja, een ziel vermoordt.  Want hij heeft haar in het veld aangetroffen.  Het verloofde meisje heeft geschreeuwd, maar er was niemand om haar te hulp te komen.” — Deuteronomium 22:23-27.

    Ik was innig dankbaar dat ik deze eenvoudige woorden kende.  Ze hadden mij geleerd wat mijn morele plicht was.  Ze hadden verwarring en onzekerheid voorkomen.  Door die woorden had ik precies geweten wat ik moest doen.  Ik had geschreeuwd, en bovendien had ik teruggevochten.  Ik had vertrouwd op de richtlijnen die in de bijbel staan en ze waren doeltreffend gebleken.  Mijn man en ik hebben dikwijls samen gebeden, en mijn sterkte en mijn evenwicht keerden terug.

    Ik zou willen dat geen enkele vrouw ooit een poging tot verkrachting hoefde door te maken — laat staan een werkelijke verkrachting.  Maar in de Verenigde Staten vindt elke zeven minuten een verkrachting plaats, zo blijkt uit Uniform Crime Reports — Crime in the United States, uitgave van 1983, bladzijde 5, uitgegeven door het U.S. Federal Bureau of Investigation.  In mijn geval vertrouwde ik op Jehovah, ik dacht aan zijn woorden, ik schreeuwde.  En bovendien vocht ik terug.

    Deze voorwaardelijk vrijgelaten verkrachter die mij had aangevallen, kwam mettertijd weer voor.  Op 7 februari van dit jaar werd hij veroordeeld wegens de volgende misdrijven : poging tot moord, inbraak, poging tot verkrachting, en ontvoering.

    Ons moedige vertrouwen in God moet dus altijd sterker zijn dan enige mensenvrees.  Laat de psalm van David ook onze psalm zijn, doordat wij onwankelbaar vasthouden aan deze woorden : „Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld. Ik zal niet bevreesd zijn.  Wat kan de aardse mens mij doen ?” — Psalm 56:11. — Ingezonden.

     

     

     

     

    [Kader blz. 23]

    Waarom u zich van het eerste ogenblik af tegen een aanrander dient te verzetten :

     

     

    1. Misschien is de aanrander zo verbluft dat hij verdwijnt.

    2. Misschien kunt u de aanrander onschadelijk maken en vluchten.

    3. Misschien verliest de aanrander zijn seksuele aandrang of krijgt hij er genoeg van en blaast de aftocht.

    4. U kunt daardoor de aandacht van anderen trekken en hulp krijgen.

    5. U zult een zuiver geweten hebben. (Zelfs indien u verkracht wordt, zult u uw zelfrespect of uw reinheid in Gods ogen niet opgeofferd hebben)

    6. Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels).

     

     

    “Ontwaakt !” 22 september 1986 pag. 28

    Reactie van Lezers:

    “Hartelijk dank voor uw artikel „Nu ga je eraan !” (22 mei 1986) Ik zou echter enige bezorgdheid willen uiten over de gegeven raad. Sommige verkrachters zijn zeer boosaardig en sadistisch in hun benadering en hebben wapens bij zich en zullen die bij de geringste aanleiding ook gebruiken.  Onze Hoofdstedelijke Organisatie Tegen Seksueel Geweld adviseert verzet, maar als de vrouw door angst verlamd is of haar instinct haar zegt zich niet te verzetten, erkennen wij dat als passend.  Wij zien liever dat iemand de ervaring levend doorstaat, dan dat zo iemand wordt vermoord of ernstig wordt verminkt.”

    P. R., Verenigde Staten

    Antwoord van de redactie :

     

     

    "De gedachte dat een vrouw die door een verkrachter wordt aangevallen, moet schreeuwen en zich moet verzetten, wordt door de bijbel ondersteund.   Zeker, de vrouw moet inschatten welk gevaar haar leven loopt, en wij geloven dat dat ook blijkt uit de raad die gegeven wordt in het kader op blz. 23 (22 mei 1986).  Men moet echter in gedachte houden dat zich onderwerpen aan verkrachting geen garantie biedt dat het slachtoffer achteraf niet zal worden mishandeld of gedood.  Zie het artikel „Zij verweerden zich tegen verkrachters” in onze uitgave van 22juni 1984." — Red.

     

    Ontwaakt 22 april 1989 (pag. 8)

     

    Geweld — U kunt uzelf beschermen

     

    Zult u vechten om uw geld te behouden en misschien uw leven te verliezen ?

    Als een vrouw wordt aangerand, kan zij het beste SCHREEUWEN

     

     

    “Ontwaakt !”8 juli 1991 (pagina 13)

     

    Zelfverdediging  — Hoe ver kan een christen gaan?  Een vrouw die met verkrachting wordt bedreigd, moet schreeuwen en elk middel dat haar ter beschikking staat gebruiken om zich tegen gemeenschap te verzetten. — Deuteronomium 22:23-27.
     



    zie vervolg in artikel 2 over Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika...

     

    12-04-2009 om 11:43 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika deel 2

    Prikbord :

     

    In de “Ontwaakt !” van 8 oktober 1984  geven de “uitgevers”, ’t is te zeggen de verantwoordelijken van de Watch Tower, de raad : “Wat het tonen van respect voor de potentiële verkrachter betreft, dit is niet omdat hij dat verdient, maar een fatsoenlijke bejegening kan er wellicht toe bijdragen dat hij zich bezint en kan een manier zijn waardoor het potentiële slachtoffer aan een heel gevaarlijke situatie ontkomt.

     

    In de “Ontwaakt !” daarentegen van 22 mei 1986 verklaren die zelfde “uitgevers”:

    .”Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels)

     

     

    … De beste manier om beleefd over te komen.  U zult nu zien tot op welke hoogte de wijze raad uit Brooklyn zichzelf tegenspreekt.

     

    In 1993 komt er een volledige ommekeer in de situatie.

     

    “Ontwaakt !” 8 maart, pag. 4-5

     

     

    Mythen en feiten over verkrachting

    Hier volgen enkele van de lang gekoesterde misvattingen over verkrachting die de schuld bij het slachtoffer leggen en opvattingen bestendigen die de bedrijvers aanmoedigen :

    Mythe : Een verkrachting vindt alleen plaats als een vrouw wordt aangerand door een vreemde.

    Feit : De meeste vrouwen die worden verkracht, worden aangerand door iemand die zij kennen en vertrouwden. Bij een onderzoek bleek dat 84 procent van de slachtoffers hun aanrander kende en dat 57 procent van de verkrachtingen gebeurde bij afspraakjes.  Eén op de zeven gehuwde vrouwen wordt verkracht door haar eigen man.  Verkrachtingen zijn gewelddadig en emotioneel traumatisch, of de aanrander nu een vreemde is, de echtgenoot of iemand met wie men een avondje uitgaat.

    Mythe : Er is alleen sprake van verkrachting als een vrouw erna sporen van verzet vertoont, zoals blauwe plekken.

    Feit : Weinig vrouwen vertonen zichtbare sporen van verzet zoals blauwe plekken of snijwonden, of zij zich nu lichamelijk hebben verzet of niet.

    Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt.

    Feit : Verkrachting vindt per definitie plaats wanneer er geweld of bedreiging met geweld wordt aangewend om tegen iemands wil seksuele penetratie van enigerlei aard te bereiken.  Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de verkrachter tot een verkrachter.  Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.  Net als een slachtoffer van incest kan zij door de duidelijke macht die iemand anders over haar had, gedwongen zijn geweest zich aan een daad te onderwerpen die zij niet wilde.  Als een vrouw uit angst of verwarring gedwongen was toe te geven aan een verkrachter, wil dat niet zeggen dat zij toestemde in de daad. Toestemming is gebaseerd op keuze zonder bedreiging en is actief, niet passief.

    Mythe : Verkrachting is een daad voortvloeiend uit hartstocht.

    Feit : Verkrachting is een daad van geweld. Mannen verkrachten niet alleen om de seks maar ook om zich de baas over een ander te voelen.

    Mythe : Een vrouw kan een man dusdanig tantaliseren of verleiden dat hij zijn seksuele driften niet langer kan beheersen.

    Feit : Bij mannen die verkrachten is de geslachtsdrift niet sterker dan bij andere mannen. Een derde van alle verkrachters was juist niet in staat de seksuele daad te volbrengen. In de meeste gevallen is een verkrachting gepland, niet iets wat spontaan opkomt. Zowel verkrachters die bekenden voor de slachtoffers zijn als onbekende verkrachters laten hun prooi gewoonlijk in een val lopen, bij onbekenden  door het slachtoffer te volgen totdat zij alleen is, de bekenden door een situatie te creëren waarin zij geïsoleerd is.

    Mythe : Vrouwen liegen over verkrachting om zich op een man te wreken of omdat zij zich schuldig voelen na het bedrijven van seks.

    Feit : Valse aangiften komen bij verkrachting net zoveel voor als bij enig ander geweldsmisdrijf: 2 procent. Daar staat tegenover dat onderzoekers het erover eens zijn dat er veel te weinig aangifte wordt gedaan van verkrachting.

    Mythe : Een vrouw kan om verkrachting „vragen” door uitdagende kleding te dragen, alcohol te gebruiken, een man voor haar te laten betalen of mee te gaan naar zijn huis.

    Feit: Dat een vrouw onverstandig, naïef of onwetend is, wil niet zeggen dat zij het verdient verkracht te worden. Verkrachters dragen de algehele verantwoordelijkheid voor de verkrachting.

     

    Hebt u dit goed gelezen ?

    "Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt."

     

    Dus, wat het Genootschap heeft gepredikt gedurende vele jaren is niets meer dan “een mythe.” !

     

    Of ook nog : “Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de aanrander tot een verkrachter.  Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.”

     

     

    Dit betekent stilzwijgend dat de verklaring van 15 juni 1983 waar stond :” Een man of een vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.” nu wordt,"Een man of een vrouw die wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.”

     

    Deze plotselinge verandering van mening houdt weinig rekening met de gevoelens van de vrouwen die tijdens de jaren 1960-1970  zwaar mishandeld zijn geweest, in het bijzonder in Afrika.

    Iedereen die de geschiedenis van de Getuigen van Jehovah kent, weet hoe verschrikkelijk de talloze verkrachtingen van vrouwen uit Malawi en Mozambique waren.

     

    Schreeuwt !  schreeuwt !  schreeuwt ! Afrikaanse meisjes…

     

    Omdat ze gehoorzaamd hebben aan de leiding van de Watch Tower, zijn er velen die gestorven zijn, velen afschuwelijk verminkt, er zijn er die levende invaliden zijn. Toen waren ze jonge meisjes... wachtend op de nieuwe wereld.

    Toppunt van de grap, ze hebben zich opgeofferd voor een “mythe”.

    Tegenwoordig, zijn ze meer dan vijftig jaar oud en sleuren ze hun miserie met zich mee in de straten van Lilongwe en Maputo.

    Men had hen gezegd, vergeet het niet :  “Indien u niet schreeuwt, indien u zich niet verdedigt, zul je hoereersters zijn, zul je uitgesloten worden en geen eeuwig leven krijgen.”

     

     

     

     

    De auteur  benadrukt dat deze uiteenzetting

    indien ze zich tot de Afrikaanse vrouwen richt

    die hebben geleden onder de brutale verkrachtingen, ook werd bedacht ten behoeve van alle vrouwen uit de hele wereld die dergelijke behandelingen hebben ondergaan.

     

     

     

     

     

     

    Zie ook eleuthera.aggelia.be                                                                     of het artikel in het Frans bij www.aggelia.be

     

    12-04-2009 om 11:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blinde tranen

     Blinde tranen

     

     

    Genesis 21:8-21

     

    Als we het verhaal goed lezen, wordt duidelijk dat niet alles wat Hagar betreft, negatief was.  Wat lijkt op toegeven aan Sara’s haat, heeft ook een keerzijde.  Geloven is een zienswijze, waarbij je ook oog moet krijgen voor de keerzijde.  Het verhaal zegt alleen niet met zoveel woorden dat het er juist om gaat ook Ismaël  tot een groot volk te maken, maar het laat de ware bedoeling ook in kleine details zien.

     

    Zo wordt gezegd dat Abraham Hagar voedsel meegeeft en haar ‘wegzendt’.  Het woord dat in de Hebreeuwse tekst voor ‘wegzenden’ wordt gebruikt, kan betekenen: je vrouw wegsturen-verstoting en vernedering; maar het kan ook betekenen: je slaaf de vrijheid geven.

    Hagar zou in het tentenkamp van Abraham altijd slavin gebleven zijn; sociaal, de mindere dus.

    Zo zou ze ook levenslang slavin van haar eigen haat en machtsstrijd zijn gebleven.  Als ze bij Abraham weggaat, wordt ze van dat alles vrij en kan ze haar energie voor betere dingen gebruiken.

    Dat Hagar wordt weggezonden, lijkt een keus vóór de één en tegen de ander, maar het is in wezen de enige manier om beiden recht te doen. Het  is een pijnlijke vorm van rechtvaardigheid.

     

    Maar zo ziet Hagar het niet.  We lezen:”Ze ging heen en dwaalde door de woestijn van Berschéba”.  De woestijn is in de Bijbel altijd het beeld van onze ervaringen van ontheemding, vervreemding en verdorring.  Woestijn is de verbeelding van ziekte, eenzaamheid en depressie, maar ook van haat en hardheid.  De woestijn verbeeldt alles wat het leven ontkent.   De woestijn roept het beeld op van veel lijden, ook van veel onnodig lijden.  Het lijden van Hagar en haar zoon is onnodig.  Door de woestijn lopen karavaanwegen, waarlangs op aanvaardbare afstand waterputten gegraven zijn.  De putten zijn door het zand bedekt, maar woestijnbewoners als Abraham en Hagar weten ze te vinden.  Daarom kan Abraham  Hagar ook gerust op reis sturen: ze zal niet van dorst omkomen als ze de weg naar de vrijheid gaat!

     

    Maar Hagar gaat niet weg.  ZE DRAAIT ROND IN CIRKELS.  DAT GEBEURT ALS WE ONSZELF TOT MIDDELPUNT MAKEN.  WE DRAAIEN ROND IN CIRKELS, ZONDER VERDER TE KOMEN, OMDAT WE VASTZITTEN IN WROK, HAAT OF ZELFMEDELIJDEN.

    DAN STAREN WE ONS BLIND OP HET ONRECHT DAT ONS WERD AANGEDAAN EN ZEGGEN: ‘WAAROM MOET MIJ DAT OVERKOMEN’? ZO KIJKEND, ONTDEKKEN WE NOOIT DE KEERZIJDE.  WE ZIEN NIET DE MOGELIJKHEDEN OM DOOR ONRECHT EN ELLENDE HEEN EEN WEG TE VINDEN NAAR IETS BETERS.

     

    Hagar staart zich blind en loopt zich dood.  Als het water op is, werpt zij haar kind onder een struik, gaat op een afstand zitten en zegt:”Ik kan het sterven van het kind niet aanzien. “  Hagar voelt zich zielig en mokt, omdat ze door Sara’s schuld nu ook nog opgescheept zit met een stervend kind!  Als ik haar gedrag (dat van Hagar)afkeur, sta ik onontkoombaar voor de vraag of ik er niet iets van mezelf in herken.  Als iemand in het ziekenhuis ligt, ga ik er dan heen of zeg ik dat ik het niet kan opbrengen al die ellende te zien?  Als mijn partner of mijn kind ziek is, klaag ik dan misschien, dat het zo lastig voor mij is?  Hagar zit alleen om zichzelf te huilen!

    Dan roept Gods engel vanuit de hemel.  Bij zo’n mededeling kun je uw verbeelding de vrije loop laten.  Maar veel beelden zijn beelden voor de ervaring dat je door God wordt aangesproken.  Het woord dat we met ‘engel’ vertalen, betekent ‘boodschapper’.  Als de bijbel over een engel vertelt, gaat het er dan ook steeds om dat een boodschap van God doorbreekt, die een mens oog geeft voor de keerzijde van de dingen en de gebeurtenissen.  Dat kan gebeuren doordat een Bijbelwoord of een lied ons ineens aanspreken, maar het kan ook een opmerking zijn van zomaar iemand, een boek dat ik lees, een film die ik zie.  Gods boodschappen komen op allerlei manieren op me af, en ik zou er blind voor zijn als ik ga zitten wachten op een witte, hemelse gestalte. 

     

    Zo dringt de boodschap van Gods bevrijding tot Hagar door.  Die boodschap luidt niet:’Hagar,Ik heb je horen huilen,” maar:  ‘Ik heb de stem van de jongen gehoord.’  God geeft Hagar een boodschap omdat haar kind huilt.  Dat God ons nog aanspreekt, kon wel eens alleen zijn, omdat de tranen van anderen gedroogd moeten worden.  Hagars tranen zijn blinde tranen van woede en egoïsme en zulke tranen vinden geen antwoord. Als ik zo huil, ben ik voor dat antwoord ook niet ontvankelijk.  God opent Hagar de ogen, doordat ze oog krijgt voor het leed van de ander.

     

    Ze weet zich geroepen weer naar haar kind terug te gaan en het in de armen te nemen.  Pas als ze dat doet en geen tijd meer heeft voor zelfmedelijden, krijgt ze weer zicht en beseft ze dat Sara haar niet kan laten doodlopen, Abraham haar niet wil verraden en God haar de dood in de woestijn niet wil aandoen. 

    De aandacht voor de ander geeft mij pas echt zicht op mijn eigen situatie.  Bij Hagar breekt het besef door, dat ze in staat is de woestijn door te gaan.  Op het moment waarop ze beseft geen afstand van haar kind te mogen nemen, verandert de woestijn van een doodlopende weg in een weg naar de vrijheid.  Hagar ziet een waterput.  Dat is heel gênant.  In haar blinde zelfmedelijden heeft ze haar kind vlak naast een waterput neergegooid om van dorst te sterven!  Nu ze weer oog voor hem heeft, weet ze ook weer van die verborgen putten langs de woestijnwegen.  Daarin ligt het wonder van dit verhaal.  God tovert geen putten in de woestijn.  Hij zou dat natuurlijk kunnen, zoals met zovele wonderen. Maar God geeft mij oog voor de ander en daarmee oog voor de putten die er in de woestijn van mijn leven zijn. 

     

    Dat ik oog voor de ander krijg en zicht op de keerzijde van het leven, dat is de kern van het Bijbelse wonder.  Op zo’n wonder zitten we te wachten.  Want haat en zelfrechtvaardiging van alle partijen, maakt dat er eindeloos cirkels gedraaid worden - uitzichtloze situaties - als in Ierland, Baskenland, Irak en Israël zijn daar voorbeelden van.  Er is in deze wereld woestijn te over; er is alle reden tot tranen.  Maar er is geen reden dood te lopen in zelfbeklag en zelfrechtvaardiging.  Geloven betekent dat ik me de blinde tranen laat afnemen door oog te krijgen voor de ander.  Dan ontdek ik soms wegen en bronnen, onderbestoven onder de oppervlakte van onze woestijnen.  Geloven is volhardend zoeken naar wegen in de woestijn, naar levensbronnen. 




    door Dick van Kampen pagina 15-20 

    06-04-2009 om 18:53 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bestaat het kwaad?

    Bestaat het kwaad?

     

    Een universiteitsprofessor besloot op zekere dag zijn studenten uit te dagen. 
    Hij vroeg: “Heeft God alles geschapen wat bestaat?”

    Een gelovige student antwoordde:"Inderdaad, ja".

    "Alles?" vroeg de professor.

    "Ja, alles", was (na enige aarzeling) het antwoord van de student.

    "In dat geval heeft God ook het kwaad geschapen, Correct?"

    "Aangezien het kwaad bestaat", zei de professor.

     

    Hier had de student geen antwoord op en hij zweeg dan maar.

    De professor was in zijn nopjes dat hij de gelegenheid had gegrepen om nog maar eens aan te tonen dat geloof enkel een mythe was.

     

    Plots stak een andere student zijn hand op en vroeg: "mag ik u een vraag stellen, professor?"

    "Natuurlijk" antwoordde deze.

    "Bestaat de koude?"

    "Natuurlijk", antwoordde de professor. "Heb jij nooit de koude gevoeld?"

    "In feite bestaat de koude niet, meneer.  Volgens de studies van de fysica is koude de totale en volledige afwezigheid van warmte.  Een voorwerp kan alleen bestudeerd worden wanneer het energie heeft en afgeeft en het is de warmte van een voorwerp dat zijn energie doorgeeft.

    Zonder warmte zijn de voorwerpen inert (traag), niet in staat te reageren.  Maar koude bestaat niet.  We scheppen die term “koude” om de afwezigheid van warmte uit te leggen."

    "En duisternis?"  vervolgde de student.

    "Die bestaat", wierp de professor op.

    "U heeft het opnieuw mis voor, meneer, duisternis is gewoon de totale afwezigheid van licht. U kan licht en helderheid bestuderen maar niet de duisternis.

    Het prisma van Nichols toont de variëteit van verschillende kleuren waarin het licht kan uiteenvallen volgens de lengte van de golven.

    Duisternis is de “term” die wij geschapen hebben om de totale afwezigheid van licht uit te leggen."

    En tenslotte vroeg de student: "en het kwaad, meneer, bestaat het kwaad?

    God schiep het kwaad niet.  Het kwaad is de afwezigheid van God in de harten van de mensen, het is de afwezigheid van liefde, menselijkheid en geloof.  Hun afwezigheid leidt tot het kwaad".

     

    Nu was het de beurt aan de professor om de stilte te bewaren…

    De naam van de student was: Albert Einstein.

     

     

    06-04-2009 om 18:08 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Uitsluiting- teneinde de organisatie rein te houden"

    "Uitsluiting - teneinde de organisatie rein te houden"

    Inleiding

    1. De formele procedure

    2. Wat zegt de Bijbel?

    3. De 'rechtsgang'

    4. De uiterste consequentie

    5. Invloed op de getroffenen

    6. Conclusies en slotopmerkingen

    Inleiding

    Nadat de 'Bijbelonderzoekers', zoals Jehovah's Getuigen zich oorspronkelijk noemden, ongeveer 30 jaar lang een gematigde houding hadden aangenomen tegenover ‘uitvallers’, verscheen in 1904 het boek The New Creation, waarin de gedachte werd geïntroduceerd dat het noodzakelijk was "passende stappen te ondernemen om niet toe te laten dat de gemeente in moreel opzicht verdorven" zou worden. Op basis van bijbelgedeelten als Matthéüs 18:15-17 "vonden er af en toe ‘kerkverhoren’ plaats waarin de bewijzen voor kwaaddoen in ernstige gevallen aan de gehele gemeente werden voorgelegd" (jv, 186 § 4).

    Vanaf ongeveer 1944 (in Nederland in 1949) werd via De Wachttoren aangekondigd dat "in het licht van de gehele bijbel" dergelijke kwesties vanaf dat moment achter gesloten deuren zouden worden behandeld "door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd". De doeleinden van de te volgen procedures waren: "(1) de organisatie rein te houden en (2) de kwaaddoener te doordringen van de noodzaak van oprecht berouw, met de bedoeling herstel voor hem te bewerken" (jv, 187).

    In deze sectie zal het gebruik van uitsluiting nader onder de loep worden genomen. Er volgen 6 delen:

    1.      De formele procedure, dwz. wat gebeurt er eigenlijk bij de behandeling van een uitsluitingzaak?

    2.      Wat zegt de bijbel? - de leerstellige kant van de zaak : een kritische analyse van de doctrinaire onderbouwing van de uitsluitingregel

    3.      De ‘rechtsgang’ van het Wachttoren Genootschap: meten met twee maten en drogargumenten

    4.      een praktijkvoorbeeld van de uiterste consequentie

    5.      de invloed van dit gebruik op (ex-)Jehovah’s Getuigen en hun familieleden

    6.      conclusies en slotopmerkingen

    gebruikte afkortingen :

    JV : 'Jehovah's Getuigen -verkondigers van Gods Koninkrijk' - geschiedenis van de organisatie zoals het WTG het beschrijft.

    SCF - In Search of Christian Freedom - R. Franz

    'Pay attention' : 'Pay Attention to Yourselves and All of the Flock' (vertrouwelijk ouderlingen instructie boek)

     

    1. De formele procedure

    Het meesterwerk van Kafka, Het proces begint met de zin: "Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd." De onmacht van de beklaagde Josef K., het gevoel dat het proces iets is wat je overkomt in plaats van waarop je door bepaalde stappen te doen invloed kan uitoefenen, komt wonderwel overeen met de ervaring van de ‘beklaagden’ in een rechterlijke aangelegenheid bij Jehovah’s Getuigen.

    De Wachttoren 15 september 1992, blz. 12

    Hieronder volgt een opsomming van de opeenvolgende stappen binnen de uitsluitingsprocedure:

    1) Allereerst dient een Jehovah’s Getuige getuige te zijn geweest van het feit dat een andere Jehovah’s Getuige een zonde heeft begaan die uiteindelijk tot uitsluiting kan leiden.

    2)  Deze persoon dient eerst de overtreder persoonlijk te benaderen en hem of haar te

    overreden zijn of haar zonde bij de ouderlingen bekend te maken. Wanneer de overtreder te kennen geeft daar geen aanleiding toe te zien, dient de getuige een termijn te stellen (vaak ongeveer een week) waarin de overtreder alsnog zijn of haar zonde kenbaar kan maken. Heeft de persoon in kwestie dat na die periode nog niet gedaan, zal de getuige de ouderlingen benaderen en hen op de hoogte stellen van de daad waarvan hij of zij getuige is geweest.

    3)  Wanneer de overtreder de aanklacht ontkent, is het noodzakelijk dat er minimaal twee getuigen zijn van de overtreding. Is er slechts één getuige en ontkent de beklaagde de aanklacht, wordt de zaak geseponeerd. (Het is dan woord tegen woord).

    4) Wanneer er sprake is van een kwestie waarop uiteindelijk uitsluiting kan staan en de aanklacht gegrond is bevonden (ofwel doordat de beklaagde zijn schuld heeft bekend ofwel doordat er twee of meer getuigen zijn gevonden van het ten laste gelegde), wordt er een rechterlijk comité gevormd inclusief het toewijzen van een voorzitter. In een enkel geval geeft de beklaagde al op dit moment aan veel berouw te hebben en kan men van verdere ‘strafvervolging’ afzien, vooral bijvoorbeeld wanneer de beklaagde nog maar kort Getuige is. De procedure blijft dan beperkt tot een berisping met eventuele restricties.

    Na het vormen van het rechterlijk comité krijgt de beklaagde een uitnodiging om te verschijnen voor dit comité; meestal heeft dit verhoor plaats in de Koninkrijkszaal.

    De zitting verloopt als volgt:

    1.      de voorzitter opent met een schriftuurlijke gedachte

    2.      de beklaagde krijgt de gelegenheid een persoonlijk standpunt tot uitdrukking te brengen

    3.      wanneer de beklaagde geen bekentenis heeft afgelegd, wordt hij op de hoogte gesteld van de aard van de aanklacht

    4.      getuigen worden gehoord, de beklaagde mag ook getuigen à charge naar voren brengen; nadat zij gehoord zijn, dienen de getuigen te vertrekken

    5.      de ouderlingen stellen vast wat de precieze aanklacht is, welke bewijzen ervoor zijn en wat de houding van de beklaagde is

    6.      wanneer de schuld in de ogen van de ouderlingen vaststaat, gaan zij ertoe over de beklaagde te "vermanen" (dit kan plaatsvinden in aanwezigheid van de getuigen)

    7.      hierna vergadert het rechterlijk comité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet

    5) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan, wordt deze beslissing mondeling aan de beklaagde meegedeeld. Bovendien wordt de beklaagde verteld dat hij of zij de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan het rechterlijk comité.

    6)  Wanneer beroep wordt aangetekend, dient de voorzitter van het rechterlijk comité contact op te nemen met de kringopziener. Deze stelt dan een beroepscomité samen, meestal ouderlingen uit omringende gemeenten. Voor een herbeschouwing van de zaak ontvangt de beklaagde weer een uitnodiging.

    7) In aanwezigheid van het oorspronkelijke rechterlijke comité én het beroepscomité vindt er nogmaals een verhoor plaats, meestal in de Koninkrijkszaal. De procedure is gelijk aan de bovenstaande (punt 4).

    8) Na het verhoor vergadert het beroepscomité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet.

    9) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan heeft de beklaagde de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan te tekenen bij het bijkantoor van het Wachttoren Genootschap. Het Wachttoren Genootschap reageert schriftelijk op het beroep.

    2. Wat zegt de bijbel?

    Het is duidelijk dat ‘kerkdiscipline’ of ‘kerktucht’ vanaf de eerste jaren van het Christendom tot de gebruiken ervan behoorde. Aangezien de meeste democratische landen een strikte scheiding van kerk en staat hanteren, staat ook het recht van Jehovah’s Getuigen op het hanteren van de uitsluitingclausule niet ter discussie. De vragen waar het nu op aankomt, zijn: Wat zegt de bijbel precies wanneer het gaat om gemeentelijke sancties? Is de uitleg zoals die wordt gepresenteerd in De Wachttoren gebaseerd op deugdelijke argumenten?

    Wetticisme
    Het eerste bezwaar heeft betrekking op het zware beroep op de Mozaïsche Wet bij bijvoorbeeld de ‘meldplicht’ (als een Jehovah’s Getuige een andere Getuige iets ziet doen waarop uitsluiting staat, is hij op straffe zelf uitgesloten te worden verplicht dit aan de ouderlingen te melden) en andere ‘wettische’ elementen. Zoals bij veel andere leerstellingen van het Wachttoren Genootschap ontbreekt ook hierbij inzicht in de dynamiek van de bijbel: daar waar de nieuwtestamentische bijbelschrijvers zelf nadruk leggen op de overgang van de Wet naar het hart, van de letter naar de geest (zoals bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 3:6), publiceert het Wachttoren Genootschap hoofdstukken vol instructies aan ouderlingen hoe zij bij welk soort overtreding dienen te handelen, waarbij de aard van de bewoordingen van de instructies sterk doen denken aan juridische handboeken (beklaagde, getuigen, beroep, bekentenis, bewijsmateriaal, enz.)

     

     

     

     

     

     

     

    Het waren vooral de Farizeeën die minachtend met personen van een andere nationaliteit of belastinginners omgingen! Het was juist een verwijt van hun kant aan Jezus’ adres dat hij hun gebruik daarin niet volgde, blijkens bijvoorbeeld Markus 2:15-16:

    "Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: ‘Eet hij met de belastinginners en zondaars?’ wij benadrukken

    Het is ondenkbaar dat Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd zou gebruiken als model voor zijn volgelingen.
    Daarnaast was dit geen instructie van formalistische aard, want Jezus gebruikt in zijn zin de tweede persoon enkelvoud: "dan zij hij u {enkelvoud, dwz voor degene die het persoonlijke geschil heeft met de beklaagde, niet voor de hele gemeente} net als…". Ook uit de context blijkt dat de instructie persoonlijke geschillen betrof. De kern van het betoog behelst overigens vergeving, geen procedurele instructies (zie vanaf vers 10-14 en 18-35).

    2 Johannes 9-11
    Deze schriftplaatsen worden als basis gebruikt voor de regel dat zelfs "een eenvoudig ‘Hallo’" tegen een uitgeslotene verboden is (zie De Wachttoren 1 december 1981, p. 19 en 15 juli 1985, p. 31). De onderbouwing gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van zowel de groet als de strekking van het schriftgedeelte.
    In ‘t kort gezegd, betekent de groet zoals die door Johannes wordt vermeld meer dan "een eenvoudig ‘Hallo’"; het duidt op instemming met de gekozen levenswandel en zelfs een wens van succes daarin. Vanzelfsprekend kan een Christen een dergelijke instemming niet uiten tegenover iemand die een ‘antichrist’ wordt genoemd (iemand die ‘de komst van Jezus Christus in het vlees niet [meer] belijdt’).
    De zinsnede "een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus" wordt door het Wachttoren Genootschap vaak aangehaald als precedent voor het uitsluiten van ‘afvalligen’, dwz degenen die de leer van het Genootschap niet volledig accepteren als volledige waarheid. Wanneer dit echter in de context wordt geplaatst, zien we dat dit niet deugdelijk is. Allereerst gaat het om ‘de leer van de Christus’, niet de leer van een of andere religieuze organisatie.
    Daarnaast gaat de passage over het mijden van de antichrist: degene die ‘de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijdt’. Wanneer het gaat om andere, zelfs fundamentele leringen, van de vroege gemeente, zien we dat er veel ruimte voor persoonlijke interpretatie was en geen gecentraliseerde ‘toetssteen’ van waarheid (zie bijvoorbeeld Romeinen 14).

    1Korinthiërs 5:9-11
    Hoewel hier een duidelijke aanwijzing voor ‘mijden’ wordt gegeven, leidt de toepassing van het Wachttoren Genootschap tot een gecompliceerde, formalistische uitoefening van wettelijke autoriteit. Paulus duidt op een overheersende eigenschap van "iemand, een broeder genoemd", die een hoereerder is, een dronkaard is, een afperser is, enzovoort. Iemand die een keer dronken is, is nog geen dronkaard. De woorden van Paulus leggen een verband met een levenswijze, geen eenmalige daad. Wanneer deze eigenschappen kenmerkend zijn voor "iemand, een broeder genoemd", zou het zelfs vanzelfsprekend zijn dat we geen intieme omgang zouden willen hebben met een dergelijk persoon. Er worden echter geen instructies verschaft voor verhoren, restricties, comités, enz.

    3. De 'rechtsgang'

    Naast de leerstellige haken en ogen zijn er bovendien nog bezwaren van andere aard aan de uitsluitingpraktijk van het Wachttoren Genootschap.

    Inconsequenties
    Het verloop van de volledige uitsluitingsprocedure is niet transparant. De gang van zaken speelt zich af achter gesloten deuren. In een bespreking in Ontwaakt! over ‘de bronnen van ons recht’ staat (22 mei 1981, p. 17):

    Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen?
    In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en ’af te wijken met de grote massa om het recht te buigen’.

    De Wachttoren 15 mei 1993 blz.21

    Terwijl het Wachttoren Genootschap voor veel wetten en juridische procedures een beroep doet op de Mozaïsche Wet, handelt het in dit opzicht volledig tegengesteld aan de hier gepresenteerde principes (zie Spreuken 20:10 over ‘meten met twee maten’). Ouderlingen krijgen de specifieke instructie: "observers are not permitted" [Vert.: waarnemers zijn niet toegestaan] ("Pay attention", p. 109).
    Ook het feit dat de ‘rechters’ hun mededelingen mondeling mogen doen, maar de beschuldigde verplicht wordt schriftelijk beroep aan te tekenen, is een uiting van de minachting voor de positie van de beschuldigde. Let ook eens op de instructie die in het handboek voor ouderlingen wordt gegeven voor het geval waarin een beroepscomité het oneens is met het oorspronkelijke comité:

    When this occurs, the individual should not be given any indication of the conclusions of the appeal committee. Simply tell the person that the decision is pending. [Vert.: Wanneer dit het geval is, dient aan de persoon geen enkele aanwijzing gegeven te worden inzake de conclusies van het beroepscomité. Vertel de persoon eenvoudig dat de beslissing hangende is.] ("Pay attention", p. 127).

    In de inleiding werd reeds opgemerkt dat voor de jaren ’40 er kerkverhoren plaatsvonden in plaats van verhoren achter gesloten deuren. Welke reden wordt gegeven door het Wachttoren Genootschap voor de nieuwe procedure?:

    "Jaren later werd in The Watchtower van 15 mei 1944 (Nederlands: 15 april 1949) de kwestie opnieuw besproken in het licht van de gehele bijbel en werd aangetoond dat dergelijke gemeenteaangelegenheden behandeld dienden te worden door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd (1 Kor. 5:1-13; vergelijk Deuteronomium 21:18-21)." (jv 187)

    Wat zegt "het licht van de gehele bijbel"? Voor het gemak kunnen we ons beperken tot de schriftplaatsen die het Wachttoren Genootschap zelf aanvoert.

    1 Korinthiërs 5:1-13: Er wordt hier met geen woord gerept over ‘verantwoordelijke broeders’, integendeel, deze brief was gericht aan de gemeente in zijn geheel (zie 1:2) en de vermaning ‘niet langer in het gezelschap te verkeren van’ personen die afkeurenswaardig gedrag beoefenen gold een ieder. Er komen geen ‘procedurele kwesties’ ter sprake.

    Deuteronomium 21:18-12: de rechtspraak in het oude Israël werd in Ontwaakt! juist aangehaald om voor openbaarheid te pleiten (zie boven)!

    De informatie over de procedures bij een comitézaak zijn niet bij alle Jehovah’s Getuigen bekend; alleen ouderlingen krijgen hierin inzage. Dit plaatst de beklaagde in een nadelige positie, want hij weet niet wat zijn rechten zijn noch wat hij of zij nog allemaal kan verwachten. En ouderlingen zijn niet verplicht de beklaagde op zijn rechten te wijzen, blijkens bijvoorbeeld de volgende instructie inzake de laatste beroepsmogelijkheid :

    When the disfellowshipping is upheld by the appeal committee, there is no further right to appeal. However, if an individual persists in believing a serious error in judgment has occurred, the appeal committee should inform him that he may submit his allegations in writing to the appeal committee within seven days for transmittal to the branch office. (Pay Attention to Yourselves and All the Flock, blz. 127)
    [Vert.: Wanneer de uitsluiting gehandhaafd blijft door het beroepscomité, is er geen verdere beroepsmogelijkheid. Wanneer de persoon echter blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt, dient het beroepscomité hem erover in te lichten dat hij zijn aantijgingen binnen zeven dagen in geschreven vorm bij het beroepscomité mag indienen zodat deze kunnen worden overgedragen aan het bijkantoor.] {Accentuering toegevoegd}.

    Alleen wanneer de beschuldigde "blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt," hoeft hij over een verdere beroepsmogelijkheid te worden ingelicht. Merk bovendien op dat er dan wordt gesproken over "aantijgingen". Het Wachttoren Genootschap maakt daarmee direct duidelijk hoe men de bezwaren beschouwt die een beklaagde naar voren brengt

    4. De uiterste consequentie: een praktijkvoorbeeld

    De uiteindelijke maatstaf of er tot uitsluiting wordt overgegaan of niet is volgens Jehovah’s Getuigen of de ‘overtreder’ berouw heeft van zijn dwaling of niet. Ongeacht de aanleiding van de uitsluiting wordt van Getuigen geëist dat zij zich onderwerpen aan de uitspraak van het rechterlijk comité en na bekendmaking van de uitsluiting dienen zij de uitgeslotene volledig te mijden (zelfs geen ‘eenvoudig "Hallo"’ meer tot hem of haar te richten). Om te bekijken tot welke kromme situaties dit kan leiden, volgt hier een voorbeeld van twee comitézaken: eentje waarbij de overtreder, A, geen berouw heeft en dus wordt uitgesloten en eentje waarbij de overtreder, B, wel berouw heeft en dus als broeder beschouwd en behandeld dient te worden.

    A is 56 jaar oud, werd gedoopt toen hij 19 was en werd 3 jaar geleden aangesteld als dienaar in de bediening. Hij leerde ‘de waarheid’ kennen via een collega, X. Deze vriend hielp A in de moeilijke periode waarin hij werd verstoten door zijn familie, die zijn lectuur en vergaderingkleren verbrandde en zijn velddiensttas in stukken scheurde. De vader van A dreigde zelfs met geweld; dit was het moment waarop de ouders van X (die geen Getuigen waren) aan A aanboden dat hij (tijdelijk) bij hen in huis mocht komen wonen. De troost die X en zijn familie bood aan A maakte het verlies van zijn vleselijke familie bijna goed. De familieband van gezin X was dan ook zeer groot. De vleselijke zuster van X was ook een Getuige, maar deze woonde niet meer thuis.
    Na enige tijd, A woonde toen al lange tijd elders, werd de zus van X uitgesloten, want ze woonde ongehuwd samen. X bleef echter contact met haar houden, ook na de artikelen in De Wachttoren van december 1981 (waarin werd uiteengezet dat hierop uitsluiting staat). Hierop werd ook X uitgesloten en hierop A verbrak zijn contact met X.
    Jaren later vernam A toevallig dat X aan een ernstige, pijnlijke ziekte leed en waarschijnlijk nog maar enkele maanden te leven had. A deed moeite het adres van X te achterhalen en ging hem opzoeken. In het ziekenhuis waar X was opgenomen, vond een hartelijke hereniging plaats van twee oude vrienden. Er werden herinneringen opgehaald, foto’s van kinderen en kleinkinderen uitgewisseld en wat men zoal doet bij dergelijke gelegenheden; ‘de waarheid’ of de uitsluiting van X kwamen niet ter sprake. Enkele weken na dit bezoek overleed X, waarop A zijn begrafenis bijwoonde.
    Weer enkele weken later kreeg A bezoek van twee ouderlingen en werd hem gevraagd of hij nog contacten onderhield met X. A reageerde verbaasd, maar vertelde hen van zijn bezoek in het ziekenhuis en de begrafenis. De ouderlingen waren van het bezoek in het ziekenhuis op de hoogte, want een verpleegster, toevalligerwijs een vleselijke zus van een van de bezoekende ouderlingen, had A daar gezien en herkend als een van de gemeenteleden van haar broer. Zij wist ook dat X een uitgeslotene was, want hij had zo nu en dan de Gedachtenisviering bijgewoond. De ouderlingen vroegen A of hij ervan op de hoogte was dat X was uitgesloten. A bevestigde dit, waarop de ouderlingen vroegen waarom hij dan vriendschappelijke omgang met ‘zo iemand’ had gezocht. A wees de ouderlingen erop dat zij toch wisten van de achtergrond van de relatie van A en X. De ouderlingen vestigden herhaaldelijk de aandacht op de reden waarom Jehovah’s Getuigen uitgeslotenen moeten mijden en het gezelschap ging uiteen.
    Wéér later kreeg A de uitnodiging te verschijnen voor een rechterlijk comité. De aanklacht was uiteraard: vriendschappelijke omgang met uitgeslotenen. A hield vol dat in dit geval toch geen sprake kon zijn van ‘rein houden van de organisatie’. De ouderlingen hielden vol dat de richtlijnen van het Genootschap leidend waren. De partijen bleven recht tegenover elkaar staan, totdat A werd uitgesloten. Hij ging in beroep, maar ook door het beroepscomité werd hij uitgesloten. Eén van de leden van het beroepscomité merkte nog op dat loyaliteit "makkelijk [is] totdat we denken dat we een uitzondering hebben gevonden en die uitzondering zijn we dan zelf".

    B is 47 jaar, werd gedoopt toen hij 22 was en werd 15 jaar geleden aangesteld als ouderling. B is getrouwd en heeft 3 kinderen: 2 dochters van 20 en 18 en 1 zoon van 14. Zijn openbare lezingen en lezingen op kringen en congressen werden zeer gewaardeerd en gaven altijd gespreksstof vanwege de diepgaande behandeling van ‘interessante punten’. Hij diende regelmatig in rechterlijke comités, beroepscomités en was assistent-vergaderingopziener bij de voorgaande zes districtscongressen. Van zijn ervaring in het hogere management van het bedrijfsleven werd dankbaar gebruikt gemaakt door het Wachttoren Genootschap.
    Plotseling werd B echter ontheven als ouderling en het viel iedereen op dat hij geen antwoorden meer gaf op de vergaderingen. B bleef echter dezelfde hartelijke persoon als hij altijd was in de persoonlijke sfeer, dus veel Getuigen bleven hem benaderen voor raad op het geestelijke vlak en advies op het meer materiële (B deed vaak belastingaangiften voor ouderen in de gemeente). Maar wat was nu gebeurd?
    Maanden hiervoor was zuster Y naar de ouderlingen was gegaan met de beschuldiging dat B haar tijdens het samenwerken in de velddienst (nota bene!) tegen haar wil had betast. B ontkende dit echter en aangezien er geen verdere getuigen waren, werd met de aanklacht niets gedaan. Op de een of andere manier lekte dit uit en plotseling waren er meerdere zusters die naar de ouderlingen kwamen met soortgelijke beschuldigingen die soms wel 8 jaar of langer post factum werden ingediend! De ouderlingen waren vooral geschokt doordat een zuster, de moeder van twee jonge broertjes, B zelfs beschuldigde van homoseksuele handelingen met haar 4 en 6-jarige zoontjes.
    De ‘bom barstte’ toen de jongste dochter van B aangifte deed bij de politie van seksuele mishandeling door haar vader. Dit brak ook B en hij nam contact op met zijn collega-ouderlingen. Hij legde onder tranen een volledige bekentenis af en vertelde dat hij zijn vergrijpen eerder had ontkend vanwege een diepe schaamte omtrent de dingen die hij had gedaan. Tijdens de erop volgende comitézaak constateerden de ouderlingen een diep en oprecht berouw bij B. Hoewel hij op restricties werd gesteld, werd het niet noodzakelijk geacht B uit de gemeenschap te sluiten.

    Stel dat u bij A en B in de gemeente zou zitten en u zou weten van de aanleiding en achtergrond van beide gevallen? Zou u dan net zo reageren als wanneer u alleen maar die ene mededeling op de dienstvergadering zou hebben meegekregen, namelijk dat "A uit de christelijke gemeente is gesloten"?

    5. Invloed op de getroffenen

    De uitvoering van de procedures in kwestie hebben grote gevolgen voor degenen die erdoor worden getroffen. In het midden van de jaren ’80 bijvoorbeeld woonde er een uitgesloten vrouw in Massachusetts, terwijl haar moeder, die in Maine woonde (ongeveer 300 kilometer noordoostelijk) ernstig ziek werd en stierf. Ondanks dat de Getuigenfamilie van de dochter en de ouderlingen het adres van deze dochter wisten, stelden zij haar niet op de hoogte van haar moeders ziekte, haar overlijden en de begrafenis. Zij vernam er pas van op het moment dat haar moeder reeds begraven was. Ze vertelt dat de diepe zielspijn om op deze manier de kans te worden ontnomen haar stervende moeder te zien of om een kans te hebben haar liefde tot uitdrukking te brengen, of te trachten tot uitdrukking te brengen, gewoonweg niet wilde overgaan (SCF, 351).

    De macht van de uitsluitingregeling is groot, want het negeren van een bekendgemaakte uitsluiting door een Jehovah’s Getuige, kan leiden tot zelf uitgesloten worden. Dit geldt sinds 1981 ook voor omgang met familieleden die ‘uitstijgt boven familieverplichtingen’. Neem het geval van Annette Stuart, een (in 1987) 77 jaar oude grootmoeder in West Brookfield, Massachusetts, die reeds vele jaren Getuige was. De kleindochter van deze vrouw was 14 toe zij zich, op aanmoediging van haar moeder, liet dopen. Drie jaar later liet het meisje weten dat de druk die op haar geplaatst werd als Getuige, haar teveel was geworden. De ouderlingen werden bijeengeroepen, maar ze bleef volhouden dat ze niet van plan was de vergaderingen nog verder te bezoeken. De ouderlingen beslisten dat ‘aangezien zij zichzelf had uitgesloten, zij geen andere keuze hadden dan haar uit te sluiten’. Deze gebeurtenissen vonden plaats vóór 1981, dus "de familie was tenminste intact". Maar in 1981 veranderde het beleid. Annette schreef:

    Mijn kleindochter was nu afgesneden van haar familie en verwanten. Ik kon haar niet uit huis zetten. Ze had ons nu meer dan ooit nodig! Haar moeder eerbiedigde de nieuwe regel. Ze had niets meer te maken met haar dochter of met mij. Dat was uiteraard haar eigen keuze.
    Twee ouderlingen kwamen bij mij thuis en gaven me de keuze. Ze waren van mening dat aangezien mijn man geen JG was zij geen recht hadden mijn kleindochter te verbieden bij mij thuis te komen. Mijn man had dat al eerder doen uitkomen tegenover de ouderlingen.
    De ouderlingen vertelden me dat ik uit de kamer moest lopen als mijn kleindochter op bezoek kwam. Ik zou niet aan dezelfde tafel mogen eten als zij bleef eten met mijn man. In mijn ogen was wat zij vroegen liefdeloos, onmenselijk en onchristelijk. Ik vertelde ze dat ik niet kon doen wat zij vroegen. Ik herinner me dat ik op dat moment bitter moest huilen. Zij stonden daar als versteend, zonder enig medegevoel.

    Op 73-jarige leeftijd, na dertig jaar verbonden te zijn geweest, werd de grootmoeder van het meisje nu ook uitgesloten. Haar echtgenoot, die nooit Getuige was geweest, zag dat zijn familie plotseling van hem werd afgenomen. Hij schreef naar het hoofdbureau van het Wachttoren Genootschap voor hulp, maar de beslissing van de ouderlingen bleef gehandhaafd. Mevrouw Stuart schrijft:

    Mijn dochter, zoon, kleinkinderen, achterkleinkinderen – ik heb deze geliefde personen al vier jaar niet gezien! Mijn zoon en dochter leven in dezelfde stad als wij… Mijn zonde was dat ik mijn uitgesloten kleindochter in huis ontving.

    Hoe kan zo’n actie worden gerechtvaardigd op basis van de bewering dat het bijdraagt aan het ‘rein houden van de organisatie’? (In Search of Christian Freedom, 347, 348).

    6. Conclusies en slotopmerkingen

    De uitsluitingregel is een machtig wapen om gehoorzaamheid af te dwingen. Het Wachttoren Genootschap aarzelt niet het in te zetten wanneer ideeën worden geuit die afwijken van de leer van De Wachttoren.
    De toepassing ervan is echter niet gebaseerd op een zuivere interpretatie van schriftuurlijke argumenten :

    1.      de essentie van de overgang van de Mozaïsche Wet naar de onverdiende goedheid van God wordt gemist door een wettische interpretatie als die van de uitsluitingregel

    2.      in Matthéüs 18 sprak Jezus niet over gemeentelijke procedures, maar over oplossingen van persoonlijke conflicten.

    3.      2 Johannes gaat over de ‘antichrist’ en de erin genoemde groet omvat niet een ‘eenvoudig "Hallo"’ maar betekent een instemmen met iemands afvallige handelwijze "die de komst van Christus in het vlees niet belijdt" en zelfs de wens dat de persoon daarin succes zal hebben

    4.      1 Korinthiërs 5 geeft te kennen dat er sprake kan zijn van kenmerkende eigenschappen van een persoon die ertoe leiden dat iemand ertoe beslist iemand niet meer in huis te ontvangen, maar er is geen sprake van wettelijke stappen op basis van één daad waarbij bewijzen, getuigen, beroepszaken en dergelijke aan de orde komen

    Terwijl het Wachttoren Genootschap erkent dat rechtspraak openbaar moet zijn als ze voorzichtig en rechtvaardig wil blijven en men daar zelfs schriftuurlijke precedenten voor aanvoert, heeft men in "het licht van de hele bijbel" voor de eigen rechtspraak de procedure beperkt tot een proces achter gesloten deuren.

    De persoonlijke pijn die deze onschriftuurlijke en onredelijke organisatorische regeling teweegbrengt, is niet te beschrijven. Ondanks dat dienen alle Jehovah’s Getuigen zich er aan te houden, anders wacht henzelf een wisse uitsluiting.

    Slotopmerkingen
    Zal de uitsluitingregel ooit worden gewijzigd? Waarschijnlijk wel. In het streven naar erkenning door de ‘gevestigde orde’ zal het Wachttoren Genootschap hier en daar door de knieën moeten. Over deze regeling zijn al parlementaire vragen gesteld, bijvoorbeeld in Canada. Uiteindelijk zal het Wachttoren Genootschap eieren voor zijn geld kiezen en tot publicatie van ‘nieuw licht’ in deze kwestie overgaan. De vraag is hoe lang dit nog op zich zal laten wachten…



    Dank zij: 

    http://www1.tip.nl/~t661020/uitsluiting/uitsluiting1.htm

    19-03-2009 om 20:15 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE STANDFASTERS

     De"Standfasters"

    Een tegenstrijdigheid

    Gedurende de oorlog 1914-1918 hebben invloedrijke leden van de Watch Tower een nogal twijfelachtig gedrag aan de dag gelegd wat de "christelijke neutraliteit" betreft.

    Het Genootschap erkent dit en spreekt zelfs van een collectieve verantwoordelijkheid waarin ze medeschuldig was aan het in die tijd vergoten bloed. (zie noot 1).

    We lezen in het boek : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij" uitgegeven in het Engels in 1975 en in het Nederlands in1976 (pagina 185 §13) :

    "In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918 G.T.) verrichtten sommigen van het overblijfsel van het geestelijke Israël non-combattante dienst in het leger van hun land en maakten zich aldus medeschuldig aan het in de oorlog vergoten bloed. "

    Daarom hebben sommigen zich afgescheiden van de organisatie, gechoqueerd vanwege het gedrag van de verantwoordelijken (die Rutherford en de zeven leden van Bethel te Brooklyn vervingen die toen in de gevangenis zaten).

    Diegenen die zich aldus afscheidden namen de naam "Standfasters" aan, t.t.z. "Degenen die stand houden".

    In de Wachttoren van 15 juli 1989 (pag. 21-28), vertelt Karl Klein, één van de leden van het Besturend Lichaam zijn ervaringen en beschrijft hij de situatie zoals ze zich voordeed in deze oorlogsperiode.

    Hij vertelt dat hijzelf klaar stond om zich aan te sluiten bij de "Standfasters", maar ook waarom hij uiteindelijk verbonden bleef bij de "Bijbelstudenten", vooral door aandringen van zijn moeder.

    Heel eigenaardig, maar Karl Klein geeft toe dat "Degenen die stand hielden" het juiste inzicht hadden in de kwestie van neutraliteit.

    "Kort na mijn doop in 1918 werd mijn loyaliteit jegens mijn mede-Bijbelonderzoekers op de proef gesteld. De Eerste Wereldoorlog woedde, en hoewel de vooraanstaande broeders ten onrechte gevangen waren gezet wegens de oorlogskwestie, zagen degenen die destijds de leiding hadden, niet volledig in dat christelijke neutraliteit noodzakelijk was. Enkelen die het strijdpunt duidelijk inzagen, namen aanstoot en scheidden zich van de Bijbelonderzoekers af. Zij noemden zich Standvastigen en zij waarschuwden mij dat als ik bij de Bijbelonderzoekers bleef, ik het voorrecht om tot de „kleine kudde" van Jezus’ gezalfde volgelingen te behoren, zou verspelen (Lukas 12:32). Hoewel moeder zich nog niet had opgedragen, was zij degene die mij hielp de juiste beslissing te nemen. Ik kon mij niet voorstellen dat ik degenen in de steek zou laten van wie ik zoveel had geleerd, en daarom besloot ik aan de zijde van de Bijbelonderzoekers te blijven".

    In de "Wachttoren " van 15 maart 1996 (pag.17 en 18) spreekt de "getrouwe en beleidvolle slaaf" waarschijnlijk over mensen zoals die "Standfasters", alhoewel ze hen niet bij name noemt.

    De organisatie verwijt sommigen dat ze de gelederen van Gods dienstknechten hebben verlaten voordat ze "nieuw licht" kregen aangaande het probleem dat hen toen bezighield.

    Ze hadden natuurlijk ongelijk omdat ze niet geduldig hadden afgewacht.

    "Wat zullen wij doen ? Er aanstoot aan nemen en de organisatie verlaten? Dat hebben sommigen gedaan toen De Wachttoren vele jaren geleden het nieuwe verbond toepaste op personen die tijdens het Millennium op aarde zouden leven. Anderen namen aanstoot aan wat De Wachttoren eens over de kwestie inzake neutraliteit zei. Indien degenen die over deze kwesties struikelden loyaal aan de organisatie en hun broeders en zusters waren geweest, zouden zij op Jehovah hebben gewacht om deze aangelegenheden te verduidelijken, hetgeen hij op zijn bestemde tijd heeft gedaan. Bijgevolg houdt loyaliteit in dat wij geduldig wachten totdat de getrouwe en beleidvolle slaaf een verder begrip publiceert."

    Laten we tussen haakjes vermelden dat de "Standfasters" hadden moeten wachten ( meer dan 20 jaar) om een" verder begrip" over neutraliteit te krijgen.

    Nog steeds in het boek "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij",lezen we aldus: (zie noot 2)

    "Maar in 1939, het jaar waarin de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verklaarden het overblijfsel van het geestelijke Israël en de „grote schare" met schapen te vergelijken metgezellen, ongeacht welke nationaliteit zij hadden, dat zij in alle conflicten van deze wereld absoluut neutraal zouden blijven. Hun standpunt werd in het artikel „Neutraliteit" in The Watchtower van 1 november 1939 (Nederlandse oorlogsuitgave van eind maart 1945) uiteengezet."

    We weten wel dat het Genootschap heel dikwijls de totale verantwoordelijkheid van de geestelijken ter sprake brengt, wat bloedschuld betreft.

    Bijvoorbeeld, in het boek "Gods duizendjarig Koninkrijk nabij" gepubliceerd in het Engels in 1973 en in het Nederlands in 1974 op de pagina 380 §38 zegt ze het volgende: (zie noot 3)

    "De voorzegde „mens der wetteloosheid" is een samengestelde persoon, de gehele religieuze geestelijkheid van de zogenaamde „christelijke" kerk. Natuurlijk treft de schuld voor datgene wat één prominent lid van deze klerikale „mens der wetteloosheid" doet, ook alle overige leden van de klasse der geestelijken omdat zij hetzij ermee instemmen of er niet tegen protesteren of zich erbij neerleggen en een deel van de clerus blijven. Zij zijn allen medeverantwoordelijk voor en medeschuldig aan datgene wat een lid van de klasse der geestelijken op een vertegenwoordigende wijze doet, zoals wanneer hij voor de hele groep spreekt of handelt."

    In de "Ontwaakt !" van 8 september 1987 worden de aanhangers van de christenheid uitgenodigd om zo vlug mogelijk de valse religie te verlaten om te ontsnappen aan een collectief oordeel :

    "Zult u zelf iets doen als uw kerk in gebreke blijft ? Als u, na een eerlijk onderzoek, reden hebt om ontevreden te zijn over wat u ziet, doe dan meer dan alleen maar klagen. In een commentaar op Karl Barths verklaring dat een kerk is wat haar leden zijn, kwam een journalist tot de volgende logische conclusie: „Kerkleden ... zijn verantwoordelijk voor wat de kerk zegt en doet." Vraag uzelf dus af : Ben ik bereid de medeverantwoordelijkheid te dragen voor alles wat de kerk zegt en doet? Kan ik er werkelijk trots op zijn alle leden ervan tot mijn geestelijke broeders te mogen rekenen ?

    Zie bij het beschouwen van deze vragen niet de belangrijkheid over het hoofd van Openbaring 18: 4, 8. Betreffende het wereldrijk van valse religie dat God mishaagt, staat daar het volgende geschreven: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen deel hebt aan hare zonden, en opdat gij niet iets ontvangt van hare plagen. [want] hare plagen [zullen] op één dag komen, namelijk dood, rouw en honger; met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is God de Heer, die haar oordeelt.

    Misschien gelooft u oprecht dat uw kerk niets heeft uit te staan met de valse religie die God naar hij zegt spoedig zal vernietigen. Maar uw leven hangt ervan af of u daar voor 100 procent zeker van bent. Bent u dat ? Valse religie heeft geen toekomst, en degenen die haar ondersteunen evenmin. Ware religie zal voor altijd blijven bestaan, te samen met degenen die ze beoefenen. Maak dienovereenkomstig een keus".

     

    De tegenstrijdigheid is duidelijk. Ze maakt deel uit van de manier van handelen zoals de Watch Tower regelmatig dubbelspraak hanteert terwijl ze met zo’n elegantie en raffinement, een betere zaak waardig, manipuleert.

     

    Aan de ene kant erkent het Genootschap dat ze gedurende de Eerste Wereldoorlog bloedschuld had, vanwege de slechte houding van de (interim) regeerders uit die tijd.

    Maar in dit geval maakt ze geen melding van het feit dat wat de leiders hadden gedaan, een weerslag had op anderen.

    Ze verwijt aan sommigen, waaronder de "Standfasters" de organisatie te hebben verlaten, alhoewel ze de juiste zienswijze hadden.

    "Doe dan meer dan alleen maar klagen" lazen we zojuist"…

    Aan de andere kant worden de gelovigen van de christenheid uitgenodigd om "het wereldomvattende stelsel van valse religie" zo vlug mogelijk te ontvluchten.

    Zodus, met een onverdroten logica die eigen is aan de Watch Tower concludeert ze :

    · Indien er verkeerde dingen intern gebeuren, dan is het goed om te blijven en te wachten. Door te blijven krijg je de zegen van Jehovah.

    · Indien men bemerkt dat verkeerde dingen geschieden bij de christenheid, dan is het beter om zonder te aarzelen eruit te gaan. Door erbij te blijven, zul je vernietigd worden.

     

    Noot 1 : Wanneer het Genootschap haar fouten toegeeft, dan is het niet uit bezorgdheid om te bekennen of vanwege spijt, maar omdat zo’n "zonde" in de kaart speelt van sommige "profetische interpretaties" die in haar voordeel zijn.

    Noot 2 : Deze zin volgt onmiddellijk op deze van bij het begin (…want ze deelden in de verantwoordelijkheid van bloedschuld gedurende deze oorlog).

     

    Noot 3 : De keuze van dit boek is gewettigd want het komt uit dezelfde tijd als het aangehaalde werk : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij."

     

    zie ook eleuthera.aggelia.be of in het Frans www.aggelia.be

    17-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boer en zijn paard

    De boer en zijn paard

     

     

     

    Op zekere dag raakt een boer zijn paard kwijt.

    Zijn buren zeggen tegen hem: “Niet goed hé dat je paard weg is!”

    Zegt de boer: “Ja, wat is goed, wat is slecht?”

    Twee dagen later is het paard terug met vijf extra paarden die hem volgden.

    Buren zeggen: “Al bij al toch goed hé dat je paard is weggelopen!”

    Boer zegt: “Wat is goed, wat is slecht?”

    Enkele dagen later komt de zoon van de boer zwaar ten val bij het temmen van een wild paard.  Zijn been is gebroken.

    Buren zeggen: “ Het is toch weer niet goed hé?”

    Boer zegt: “Wat is goed, wat is slecht?”

    De volgende dag is het oorlog.  Alle boerenzonen moeten naar het front.

    Alleen onze boerenzoon niet.  Ligt in bed met een gebroken been.

     

     

    Moraal van het verhaal:  neem de dagen zoals ze komen en probeer in alles iets positiefs te zien.

    13-03-2009 om 15:35 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kruikendrager

    Een waterdrager vervoerde twee kruiken welke op een stuk hout over zijn schouders hingen.  Maar één van de twee had een barst. Terwijl de ene kruik al het water bijhield van de bron tot in het dorp, verloor de andere onderweg altijd de helft van haar inhoud.

    Dit duurde ongeveer 2 jaar en de drager leverde dus tijdens zijn reizen slechts anderhalve (1 ½) kruik water in plaats van 2.

    De perfecte kruik was fier want zij deed haar job zonder te falen.

    Maar de beschadigde kruik was depressief want zij wist dat zij maar de helft deed van wat er van haar verwacht werd.

    Op een dag zei ze aan de kruikendrager: “ik voel me schuldig, ik wil me verontschuldigen”.

    “Waarom?”  vroeg de kruikendrager.

    “Ik kan maar de helft van mijn water leveren omwille van die barst waardoor de andere helft verloren gaat.  Jij doet zoveel moeite, maar door mijn fout kan je maar de helft leveren van wat er van jou verwacht wordt.”

    De kruikendrager raakte hierdoor ontroerd en antwoordde:” Denk er niet meer aan en kijk, terwijl we naar huis gaan eens naar de mooie bloemen die langs de weg groeien.”  Onderweg ziet de oude kruik heel veel mooie bloemen die schitteren in de zon, en dat maakt haar blij.  Toch voelt ze zich nog altijd schuldig omdat ze weer de helft van haar lading verloren is.

    Dan zegt de kruikendrager tegen de kruik:” Heb je gezien hoeveel mooie bloemen er langs jouw kant van de weg stonden en bijna geen langs de andere kant?  Ik heb altijd al geweten dat je water verloor, maar ik kon er voordeel uit halen.  Langs jouw kant van de weg heb ik bloemen gezaaid, en jij hebt ze tijdens de rit water gegeven.  Zonder jou had ik nooit zulke mooie bloemen gehad.”

     

    Moraal van het verhaal

     

    Wij hebben allemaal barsten, letsels en onvolmaaktheden.  Wij zijn allemaal min of meer beschadigde kruiken.  Sommigen onder ons zijn iets minder door hun leeftijd, anderen blinken niet uit door hun intelligentie, weer anderen zijn te klein, te groot, te dik of te mager, maar het zijn juist deze onvolmaaktheden die onze levens rijk en interessant maken.

    We moeten de anderen nemen zoals ze zijn en zien wat er goed is in hen.

    Er zijn altijd overal positieve dingen te vinden.

    Er zit veel goeds in ieder van ons.  Denk maar eens aan al die verschillende mensen die jouw leven bevolken.  Zonder hen, zou je leven je leven niet zijn.

     

     

    13-03-2009 om 15:20 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wanneer de onfeilbare geest van God zich vergist

    Wanneer de onfeilbare geest van God zich vergist.

     

     

    In een artikel met als titel "Wakker blijven met de 'getrouwe en beleidvolle slaaf', verklaart de Wachttoren van 1 oktober 1960 het volgende :

    Het Genootschap dat door Gods heilige geest wordt geleid, verdient stellig ons diepste respect en onze van ganser harte geschonken gehoorzaamheid.Ja, de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was wakker in 1914. In 1942 maakte de "getrouwe en beleidvolle slaaf"geleid door Jehovah's onfeilbare geest, bekend dat de democratische natiën de tweede Wereldoorlog zouden winnen en dat er een organisatie van de Verenigde Naties zou worden opgericht.* Deze waakzaamheid betrof gebeurtenissen die drie jaar later zonder mankeren plaatsvonden. Tijdens de in 1958 gehouden Internationale 'Goddelijke wil'-vergadering werden er in verband met Daniëls profetie wonderbaarlijke inlichtingen bekendgemaakt over gebeurtenissen die in de onmiddellijke toekomst zouden plaatsvinden Het bewijs van deze geestelijk vooruitziende blik staat voor ons opgetekend in het boek ‘Uw wil geschiedde op aarde"(dat in Nederlandse vertaling vanaf 15 januari 1959 in de Wachttoren is verschenen). Wederom heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" van tevoren een waarschuwing laten weerklinken ten einde allen die God liefhebben, leiding te verschaffen. Iemands huidige zekerheid is er stellig afhankelijk van dat men met de "getrouwe en beleidvolle slaaf"wakker blijft. (Pagina’s 602 eind van de par. 18 en par.19).

    * De brochure "Peace - Can It Last ?" (Vrede I s hij van blijvende duur) pagina’s 21, 22.

     

    Het Genootschap benadrukt dat de onfeilbare geest van Jehovah de "getrouwe en beleidvolle slaaf" heeft geleid om hen inzicht te verschaffen in de toekomst met betrekking tot de afloop van de Tweede Wereld Oorlog en de overwinning van de democratieën evenals de oprichting van een organisatie van Naties.

    Hun besluit is vanzelfsprekend : aangezien deze gebeurtenissen zich drie jaar later hebben vervuld, hebben ze daar een duidelijk, stabiel en onweerlegbaar bewijs door dat deze "slaaf" wel werd geleid door God.

    Maar sta daar eens bij stil.

    Kon men in feite al niet "voorzeggen" in 1942 wat er enkele jaren later zou gebeuren, en dit door slechts een eenvoudige analyse van de gebeurtenissen in die tijd te maken ? Zeker en vast.

    En veel waarnemers waren er zich van bewust, dat sedert die datum, de Duitse troepen in een impasse terecht waren gekomen en praktisch in de onmogelijkheid waren om een oorlog te winnen.

    Had de generaal Douglas MacArthur, die het bevel kreeg om de Filippijnen te verlaten in maart 1942 niet verklaart : "Ik zal terugkomen, dat zweer ik jullie !"

     

     

     

    Enkele opmerkelijke feiten zullen we hier eens aan het prikbord hangen :

     

    Op 26 augustus 1940 bombardeert de RAF Berlijn. Deze militaire operatie is een erge schok voor de Duitse bevolking, want de autoriteiten hadden zonder ophouden verklaard dat de lucht van Duitsland volledig beschermd was dank zij de Luftwaffe en onschendbaar zou zijn.

    27 mei 1941, wordt het pantserschip "Bismarck", een grote reden tot fierheid voor de Kriegsmarine, gekelderd op 400 mijl ten westen van Brest. Deze operatie, geleid door de Royal Navy en de Royal Air Force, veroorzaakt een nieuwe psychologische schok onder de troepen van de Führer.

     

    5 december 1941, men maakt de Duitse ondergang in Moskou mee. De gevolgen zijn dramatisch. De Duitse commandant van het Oostelijk front, generaal von Brauchitsch, heeft een meningsverschil met Hitler die persoonlijk de bewegingen van de troepen dirigeert. Hij geeft zijn ontslag, alsook generaal von Boch. De woede van Hitler kent geen grenzen wanneer de hoofden van deze eenheden, ongehoorzaam aan de orders, met autoriteit maatregelen treffen die zij noodzakelijk achtten om hun troepen te sparen. De Führer zet verschillende hooggeplaatsten aan de dijk.

    28 maart 1942, de Geallieerden bombarderen Duitsland, en de stad Lubeck, een voorname strategische basis, is voornamelijk geviseerd.

    18 april 1942, de Amerikaanse bommenwerpers van Doolittle voeren een raid uit op Tokio, de hoofdstad van Japan, die geallieerd is met het 3de Rijk.

    30 mei 1942, duizend bommenwerpers verwoesten Keulen. 240 ha van de stad is vernield.

    6 juni 1942, de admiraal Nimitz verslaat Yamamoto te Midway . Het Japanse offensief in de richting van de eilanden van Hawaï is gestopt.

    Vervolgens, versnellen de gebeurtenissen met de landing van de Geallieerden in Noord-Afrika in november en het omsingelen van het Duitse leger in Stalingrad in december, een leger dat zal capituleren in januari 1943.

    Aldus moest men geen groot kenner zijn van de militaire kunst om de strategische zwakke plek te ontdekken in de troepen van Hitler, ondanks voorname territoriale annexaties.

    Tussen haakjes, het is goed om te noteren dat er een klein "zandkorreltje" werd ingevoerd in de vooruitzichten van de "slaaf" die geleid werd door God. Het zijn niet de democratieën die de oorlog hebben gewonnen, zoals de brochure "Vrede is hij van blijvende duur?", beweert, maar het waren de Geallieerde machten.

    Inderdaad, Rusland, een van de "drie grootten", die meegedaan had om de overwinning te behalen, was verre van een democratie. Het was een dictatuur geleid door de ijzeren hand van Stalin.

    Wat de oprichting van een organisatie van verenigde Naties betreft (merk op dat het Genootschap zegt "een" organisatie en niet "de"; deze "een" geeft haar de mogelijkheid om zich te beperken tot een vage terminologie), het liep van een leien dakje .

    Inderdaad, de evolutie van de Organisatie van de Verenigde Naties ontwikkelde zich in verschillende fasen :

     

     

     

    -Intergeallieerde verklaring, Londen , 12 januari 1941 (14 staten)

    -Atlantisch handvest, 14 augustus 1941 (V.S. en Gr. Brittanië)

    -Verklaring te Washington, 1 januari 1942 (26 staten)

    -Verklaring te Moskou, 30 oktober 1943 (Sovjet Rusland, Groot-Brittannië, China)

    -Verklaring te Téhéran, 1 december 1943 (V.S., Sovjet Rusland, Groot-Brittannië)

    Voordrachten :

    -Dumbarton Oaks, van 27 augustus tot 17 oktober 1944 (G.B., V.S., Sovjet Rusland, China)

    -Yalta, februari 1945 (G.B., V.S., Sovjet Rusland)

    -San Francisco, van 25 april tot 26 juni 1945 (Definitieve opstelling van het Handvest en het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, goedgekeurd door 51 landen in oorlog tegen de Asmogendheden)

    Ter herinnering, de Volkenbond gesticht in 1919, werd ontbonden op 3 juli 1947, maar was al officieel vervangen door de UNO sedert oktober 1945.

    Men kan dus opmerken dat gedurende de tijd dat de gepubliceerde brochure door de Watch Tower in 1942 werd vervaardigd, drie etappes in het doen ontstaan van de UNO reeds waren geschied, namelijk de IntergeallieerdeVerklaring te Londen, het Atlantisch Handvest en de Verklaring van Washington. Voorzeggen dat er een oprichting van een organisatie van verenigde Naties zou komen lag voor de hand.

     

     

    Maar laten we veronderstellen dat de Watch Tower gelijk heeft en dat de "openbaringen" gedaan in de brochure van 1942 het resultaat waren van de onfeilbare geest van Jehovah die de "getrouwe en beleidvolle slaaf"heeft geleid.

    Vanuit die basis spreekt deWachttoren van 1 oktober 1960 over het Internationale Goede wil-congres dat gehouden werd in 1958 en bevestigt ze het volgende :

    1) Er werden in verband met Daniëls profetie wonderbaarlijke inlichtingen bekendgemaakt.

    2) Die in de onmiddellijke toekomst zouden plaatsvinden.

    3) Zo’n bewijs van vooruitziendheid staat voor ons opgetekend in het boek "Uw wil geschiedde op aarde".

    4) Wederom heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" van tevoren een waarschuwing laten weerklinken ten einde allen die God liefhebben,leiding te verschaffen.

    5) Onze huidige zekerheid is er stellig afhankelijk van dat men met de "getrouwe en beleidvolle slaaf" wakker blijft.

    Met andere woorden, het Genootschap kan niet duidelijker zijn : aangezien wij hebben bewezen dat wat we voorzegd hebben in 1942 is uitgekomen, dan zeggen wij u in 1960 dat wat we in het boek "Uw wil geschiedde op aarde" gepubliceerd hebben in 1958, ook zal gebeuren in de toekomstige tijd.

    Het is dezelfde onfeilbare geest van God die getoond heeft aan zijn trouwe slaaf wat er in de toekomstige tijd zal geschieden. Eraan twijfelen zou een blijk van gebrek aan respect tonen zijn, het zou ongehoorzaam aan hem zijn.

     

     

    Dus, nu komen we met de volgende vraag : Is wat Jehovah heeft geopenbaard aan zijn dienstknecht in 1958 later ook vervuld ?

    We laten het aan uzelf over om conclusies te trekken na een onderzoek afkomstig uit enkele uittreksels van het boek in kwestie, hoofdstuk 11 : "De bestemde tijd van het einde" ( pag. 266-311) en hoofdstuk 15 : "Wiens wil staat u voor?" (pag. 362)

    Voor degenen die het niet weten, het is goed om u te herinneren dat de organisatie van de Getuigen van Jehovah zich gedurende vele jaren hebben gebogen over de interpretatie van de woorden van de profetie van Daniël in verband met de "Koning van Noorden" en de "Koning van het Zuiden".

    Ze hebben de conclusie getrokken dat die koningen mettertijd veranderden van identiteit.

    In het hoofdstuk 10 van het boek "Uw wil geschiedde op aarde", met als titel "Het noorden tegen het zuiden", somt men de verschillende identiteiten op van de twee koningen gedurende de geschiedenis, om dan bij het hoofdstuk 11 te komen, "De bestemde tijd van het einde", om diegenen te vernoemen die leefden ten tijde van de Goddelijke-wil vergadering in 1958 en op het moment van het uitgeven van het werk.

    Zo geschiedde het dat in het begin van de jaren 60, de Watch Tower ons leert dat de Koning van het Zuiden bestaat uit de democratische machten, waaronder te verstaan, de anglo-amerikaanse, en de koning van het Noorden, die het communisme vertegenwoordigt.

     

     

    Ziehier de uittreksels uit het bovengenoemde boek (wij zullen de belangrijke teksten onderlijnen)

    Pagina 266 § 1: IN DE "bestemde tijd van het einde" heeft de koude en hete oorlogvoering tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden de hedendaagse door mensen opgebouwde beschaving met volkomen vernietiging bedreigd. De twee koningen hebben er bij hun oorlogvoering niet alleen blijk van gegeven totaal geen achting voor de beste belangen van de mensheid te koesteren, maar ook dat ze geen respect voor het koninkrijk van God, de rechtmatige regering over de gehele aarde te bezitten. (Nota : IN DE staat in hoofdletters in deze tekst).

    Pagina 280 § 27 : De Sovjet-Unie, de communistische macht die sedert ze in 1917 in Rusland de macht tot zich trok, tot op deze tijd naar wereldheerschappij heeft gestreefd. Ze was zich bewust van haar macht. Ze verminderde haar militaire strijdkrachten niet maar bleef haar leger op oorlogssterkte houden. Ze begon overeenkomstig haar machtige positie tegen haar voornaamste rivaal op te treden. De Verenigde Staten van Amerika waren als de machtigste natie op aarde uit de 2de wereldoorlog te voorschijn getreden. Derhalve begon men een koude oorlog, een propaganda - en economische oorlogvoering tegen de Amerikaanse democratie. In feite deed het communistische Rusland reeds vroeg in 1947 deze oorlogsverklaring.

    Communistisch Rusland heeft lange tijd de hereniging van geheel Duitsland onder één regering tegengehouden. Ze hield aan Oost-Duitsland als een satellietstaat vast en vergewiste zich ervan dat daar, voordat ze Oost-Duitsland als een politieke staat binnen de communistische invloedssfeer erkende, een communistische regeringsvorm werd ingesteld.

    Men kan zich onmogelijk in de identiteit welke de koning van het noorden sinds de 2de wereldoorlog bezit, vergissen."

    Pagina 293 §46 : "De koning van het noorden staat erop dat de burgers de door mensen gemaakte en door de Duivel geïnspireerde Staat zullen aanbidden. Voor hem is de mens eenvoudig een stoffelijke machine die zich voor de staat moet doodwerken. Sedert hij sinds 4 oktober 1957 door mensen gemaakte spoetniks of satellieten in de ruimte heeft gebracht, denkt hij dat hij de heer van het universum is, te meer daar zijn spoetniks in de ruimte tussen de aarde en de zon niet de persoon van de onzichtbare God zijn tegengekomen.Hij is in zoverre voorspoedig geweest dat hij één derde van de aarde onder communistische regeringsvormen heeft weten te brengen, niet wetend dat God in de hemelen lacht en dit toestaat "totdat de gramschap haar einde bereikt ; want wat besloten is, moet geschieden".

    In de oorlog op den groten dag van den almachtige God" zal Jehovah zijn gramschap en veroordeling tot een einde brengen. Wat daar zal geschieden, zal niet door de koning van het noorden, maar door de Almachtige God zijn besloten.

    Pagina 295 §50 : Behalve de eer die de koning van het noorden gedurende het nazi-regime aan de god van het moderne, wetenschappelijke militarisme betoonde, is hij in zijn communistische gedaante zelfs nog verder gegaan. In 1958 handhaafde hij, ondanks dat hij zijn conventionele troepenmacht sterk had verminderd, het grootste leger ter wereld. Het leger had twintigduizend gevechtsklare oorlogsvliegtuigen achter zich staan. Wegens het gesloten IJzeren Gordijn was de grootte van zijn leger niet bekend. Hij bezat zo tussen de 500 en 700 onderzeeboten, de grootste onderzeevloot in de geschiedenis, groter nog dan die van Duitsland. Toen hij oost-Duitsland veroverde, legde hij de hand op zoveel mogelijk Duitse raket- en geleide projectielenexperts, die hij in Rusland te werk stelde, om daar de raketten- en projectielenindustrie tot ontwikkeling te brengen. Het Russisch onderwijs is in wetenschap en het afleveren van ingenieurs gespecialiseerd, opdat Rusland in militair en economisch opzicht de gehele aarde kan beheersen. In feite is technische wetenschap zijn fetisch, zijn afgod, geworden. Hij heeft getracht alle "vestingen" of bolwerken te bemachtigen, door zich op die terreinen of gebieden welke hij nodig heeft om de wereld - met inbegrip van de koning van het zuiden, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht- te beheersen, het sterkst te maken."

    Pagina 299 § 56,57 : De koning van het zuiden is vastbesloten zijn dominerende positie op aarde te handhaven ten einde - zoals hij beweert- de "vrije wereld" in stand te houden. Hij werd genoodzaakt om voordat de koning van het noorden te sterk werd, een preventieve oorlog te beginnen, maar hij erkent dat een oorlogvoering in deze nucleaire ruimtevaarteeuw zelfmoord betekent. … Velen vrezen echter dat de een of andere zich nergens om bekommerende krankzinnige toevallig of bij vergissing een derde wereldoorlog, een atoomoorlog, zal doen ontbranden. Nochtans zullen zowel de koning van het zuiden als de koning van het noorden te Armageddon nog steeds bestaan." … Tot aan de "eindtijd" te Armageddon zal er een wedijverende coëxistentie tussen de "twee koningen" bestaan. Op de een of andere wijze moet de koning van het zuiden - preventief of beschermend - handelend optreden. In de verwarde strijd welke de "twee koningen" als krankzinnige vijanden van Jehovah God en zijn koninkrijk tegen elkaar zullen voeren, zullen zij gelegenheid en aanleiding vinden om al hun diverse soorten van verschrikkelijke, dodelijke wapens tegen elkaar te beproeven en te gebruiken.

    Pagina 306 § 67 : "Hoever de koning van het noorden gekomen zal zijn wanneer hij zijn "eindtijd" bereikt, zal alleen de toekomst uitwijzen, maar volgens de voorzegging zal hij de schatten van goud en zilver en alle kostbaarheden van deze commercieel en materialistisch wereld, met inbegrip van haar olie, bemachtigen."

    Pagina 309 § 73 : Het is duidelijk dat de koning van het noorden er op uit is Jehovah’s aanbidding uit te roeien…De "berichten" die van huis tot huis, in het openbaar en niet openlijk of ondergronds door de heiligdomklasse en de aanbiddende "andere schapen" worden bekendgemaakt, brengen de communistische dictatoriale macht in beroering."

    Pagina 310 § 75 : "De koning van het noorden hecht geen geloof aan de "berichten uit het Oosten en uit het Noorden" die hem waarschuwen dat hij vernietigd zal worden omdat hij tegen Jehovah God en zijn Koninkrijk strijdt. Hij gaat in zijn strijd te ver, door onder Gogs leiding Jehovah’s heiligdom op zijn "schitterende heilige berg" aan te vallen. Hij komt op de door Jehovah daarvoor vastgestelde tijd aan zijn einde, zijn Armageddon, terwijl hij niemand heeft om hem te helpen, zelfs niet de koning van het zuiden, want deze koning wordt eveneens te Armageddon vernietigd."

    Pagina 365 § 6 : De gehele aarde verkeert in moeilijkheden die ze sinds de Vloed niet heeft gekend. Hier is een gegronde reden voor. De vernietiging van de zevende wereldmacht, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, is ophanden…Thans staan de laatste wereldmachten van de gehele geschiedenis - ja, en tevens het communisme - op het punt ten onder te gaan.

     

    De geschiedenis heeft de "getrouwe en beleidvolle slaaf" in het ongelijk gesteld.

     

    Rusland heeft het communisme opgeheven, de verstandhouding tussen het Oosten en het Westen wordt steeds meer en meer waarneembaar, de verovering van de ruimte is nu eerder een onderwerp van gemeenschappelijke onderzoek.

    Rusland heeft zich niet meester gemaakt van de rijkdommen der aarde, en ze is geen meester geworden over de olie.

    Rusland heeft op dit moment grote economische problemen en vraagt om hulp aan andere natiën.

    Rusland heeft zonder twijfel gedurende een tijd de leden van de "heiligdomklasse" alsook de "andere schapen" "aangevallen", maar tegenwoordig staat ze hen toe om koninkrijkszalen te bouwen, om te vergaderen en om te prediken.

    Tegenwoordig zijn enkele congressen van Jehovah’s getuigen nog altijd verboden.

    Maar het is goed om aandacht te schenken aan de andere religieuze groeperingen, katholieken alsook protestanten, die dezelfde last ondervinden.

    Het is een kwestie van voorbijgaande aard, veroorzaakt door de druk vanwege de orthodoxe geestelijkheid.

    De religie is niet uitgeroeid door het communistisch monster, integendeel.

    Het christelijk geloof herbloeit in de Oostelijke landen, men herstelt en bouwt nieuwe kerkgebouwen.

    Het IJzeren Gordijn is gevallen, alsook de Berlijnse muur ! Duitsland is weer herenigd en geleidelijk aan hervindt het gehele land voorspoed.

    Het communisme zal niet vernietigd worden met Armageddon, want ze heeft zichzelf al vernietigd.

    Het Oosten en het Westen hernieuwen hun krachten om de wapenstockering te verminderen. De dreiging om een oorlog langs weerszijden is verdwenen.

    China opent zijn deuren voor de wereld en haar communisme maakt geleidelijk aan plaats voor een cultuur die meer gericht is naar het Westen.

    …Alles was fout.

    Waar is de onfeilbare geest van Jehovah die zijn "slaaf" heeft geleid?

    Heeft HIJ zich vergist of is het eerder de Watch Tower die er zelf aanspraak op heeft gemaakt dat ze door God werd ondersteund ?

     

     

     

    De tijd gaat maar voort als golven die aankomen…

    Wie herinnert zich nog het boek "Uw wil geschiedde op aarde" ?

    In 1999 geeft de Watch Tower een nieuw boek uit : "Schenk aandacht aan Daniëls profetie!"

    Onverschillig beweert ze op pagina 278 § 17 (sprekend over het communisme) : "Toch is de koning van het noorden er niet in geslaagd de wereld te veroveren. Ze haalt hierbij Daniël 11: vers 41 aan en geeft het volgende commentaar : "De engel voorzei : "Deze zijn het die aan zijn hand zullen ontkomen : Edom, Moab en het voornaamste deel van de zonen van Ammon". In de oudheid lagen Edom, Moab en Ammon tussen het gebied van de Egyptische koning van het zuiden en dat van de Syrische koning van het noorden. In de moderne tijd zijn ze een afbeelding van natiën en organisaties waarop de koning van het noorden het gemunt had maar die hij niet onder zijn invloed heeft kunnen brengen."

    Zo kan men gelijk wat toeschrijven aan de profetie. De Watch Tower onderwijst : "Ziet u! Het communisme heeft niet gezegevierd, omdat het voorspeld werd in Daniël 11 : 41".

    Evenwel, in het boek "Uw wil geschiedde op aarde", lezen we over het onderwerp in dezelfde bijbelse passage : "Het is vanzelfsprekend dat de vijanden van de heiligdomklasse met de koning van het noorden bevriend zouden zijn of aan zijn zijde zouden staan. Daarom zou hij zijn hand niet tegen de door Edom, Moab en Ammon afgebeelde vijanden uitstrekken : deze moderne organisaties zouden aan zijn macht ontkomen" … (pagina’s 302, 303 § 61).

    Een echt gemanipuleer van de Schriften.

    Wie is de tegenwoordige koning van het noorden ? In feite weet de Watch Tower het zelf niet !

    Haar filosofie is de volgende : "We zullen wel zien wanneer het zover is", want ze verklaart de identiteit van deze koning enkel maar alleen te weten wanneer het zich zal openbaren.

    Op pagina 284 van het boek "Schenk aandacht aan Daniëls profetie" zegt ze eenvoudigweg: "Moet nog opstaan"…


    zie ook: eleuthera.aggelia.be                                          of het origineel in het Frans : www.aggelia.be

    08-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De 7 kleuren

    Zeven kleuren

     

    Een Oosterse Wijze Leermeester ging eens met 7 leerlingen een ochtendwandeling maken terwijl de dauw nog over het land lag.

    Na enige tijd brak de zon door en de dauwdruppels schitterden dat het een lieve lust was.

    Bij een grote dauwdruppel liet de oude Meester halt houden.

    Hij schaarde zijn leerlingen zo rondom de druppel dat de zon erop bleef schijnen en vroeg toen welke kleur de druppel had.

    “Rood”zei de eerste.

    “Oranje”zei de tweede.

    “Geel”zei de derde.

    De vierde zei “blauw”

    “Nee” “indigo” zei de vijfde,

    De zesde zei “groen”

    En de zevende zei “violet”

     

    Ze stonden verbaasd over de verschillen en omdat ze er allen van overtuigd waren ontstond er bijna ruzie.

    Toen liet de oude Meester hun enige keren van plaats wisselen en heel langzaam drong het tot hen door dat zij, ondanks de verschillen van hun waarnemingen, toch allemaal de waarheid hadden gesproken.

    Nadat zo enige tijd verstreken was, liet de oude Meester weer hun oorspronkelijke plaats innemen.

     

    Maar omdat in die tijd de zon weer opgeschoven was, kaatsten nu weer andere kleuren terug vanaf de grote dauwdruppel.

    En de Meester sprak: “hoe u de waarheid ziet hangt af van de plaats en de tijd die u in het leven inneemt, zoals u zo-even een deel van het licht hebt gevonden en dat voor de volle waarheid aanzag.”

     

    Laat uw medemens in volle vrijheid zijn eigen weg bewandelen, zijn eigen plaats innemen en zijn eigen deel van het licht waarnemen.

     

    U heeft alle waarheden nodig want allen tezamen vormen zij het werkelijke spectrum van het licht als geheel, de volle waarheid.

     

    Tot gij zelf één van de grootten bent geworden en de zeven kleuren in één kunt waarnemen, zal ieder afhankelijk van zijn situatie een ander standpunt innemen en de waarheid op een andere manier zien.

    Wees daarom niet alleen tolerant, want dat is slechts het dulden van andermans mening, maar wees zelfs blij dat er andere meningen zijn.

    Zolang gij zelf nog niet het volle licht kunt zien hebt gij uw medemens als medeleerling nodig om de volle waarheid te leren kennen.

    08-03-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zalig de onnozelen!!

    Zalig de onnozelen!!!

     

    Toen ik het artikel hieronder afgedrukt in de “Ontwaakt !” van 1969 las, was ik 20 jaar oud.

     

    Kunt u zich voorstellen onder welke druk we toen stonden?  Alles wat toen de klok sloeg was praten over het nakende einde.  In 1975 zou Armageddon achter de rug zijn.

     

    In die tijd bracht men dikwijls illustraties naar voor zoals bijvoorbeeld, dat Noach het toch nooit in zijn hoofd zou gehaald hebben om vlak vóór de vloed nog een huis te bouwen, zijn land te bewerken en dergelijke prietpraat.

     

    Zelf had ik mijn studies opgegeven zodat ik nooit mijn diploma behaalde.  Degene die mij studie uit de bijbel gaf, zei: “Je zult nooit je beroep kunnen uitoefenen in het Paradijs”. Hoe naïef van mijn zijde om hem te geloven.

     

    Spijtig dat heel velen van de generatie na 1975 het niet meer geloven dat dit ooit werd verteld door de getuigen van Jehovah. 

    “Het genootschap heeft dat nooit gezegd!”, krijgen we nu nog te horen van zelfs veel oudgedienden, waaronder zelf een kringopziener op rust.

     

    Zijn deze mensen ziende blind?  Willen ze zichzelf dit wijsmaken?

     

    Wel, met het artikel gedateerd 8 september 1969 laat ik het aan u, geachte lezer over om uw eigen conclusies te trekken.

    Elke getuige van Jehovah kan indien hij zelf geen oudere tijdschriften meer heeft, in de bibliotheek van de Koninkrijkszaal gaan snuisteren, om te zien of het zo staat geschreven.

     

    Sommigen voeren aan als argument dat men geen oude koeien van 40 jaar terug uit de gracht moet halen. Maar wij hebben die datum niet uitgevonden!!!!

     

    En daarbij, wie heeft er in 2006 in de Wachttoren van 15 december blz. 26 §5

    zelf oude koeien uit de gracht gehaald door het als volgt te formuleren :

     

    “Het is duidelijk dat Jezus bang was dat ook zijn volgelingen afgeleid zouden kunnen worden door Satans wereld en zelfs zouden kunnen ’terugkeren tot de dingen die ze hadden achtergelaten’ (Lukas 17:22,31). En dat is inderdaad met sommige christenen gebeurd. Ze hebben jarenlang uitgezien naar de dag waarop Jehovah een eind zal maken aan deze goddeloze wereld. Maar toen Armageddon niet op het door hen verwachte tijdstip kwam, raakten ze ontmoedigd. Ze verloren het vertrouwen dat Jehovah’s dag van oordeel nabij was. Ze gingen het langzamer aan doen in de dienst en geleidelijk gingen ze zo op in wereldse bezigheden dat er weinig tijd overbleef voor geestelijke zaken (Lukas 8:11, 13,14). Na verloop van tijd ’keerden ze terug tot de dingen die ze hadden achtergelaten’. Wat triest!”

     

     

    Het artikel uit de “Ontwaakt !” van september 1969

     

    Wat voor toekomst heeft de jeugd?

     

    OF U nu jong bent of oud, u moet het feit onder de ogen zien dat dit samenstel van dingen geen andere richting zal inslaan. Onder Satans invloed zal het in de jaren die het nog resten snel blijven ontaarden.

    Dat dit waar is, blijkt uit de misdaadstatistieken overal De Federale Recherche (F.B.!.) in de -Verenigde Staten meldde dat in 1968 het misdaadcijfer fantastisch hoog was opgelopen tot 17 percent boven dat van 1967. Dit kwam nog bij de grote toename van vele jaren daarvoor. De bevolking nam verleden jaar echter met slechts één percent toe. De misdaad vloog dus zeventien maal zo snel de hoogte in als de bevolking!

    Als u jong bent, moet u ook het feit onder de ogen zien dat u nooit oud zult worden in dit huidige samenstel van dingen. Waarom niet?     (Ik ben er wel 60 nu)

     Omdat door de duidelijke vervulling van bijbelse profetieën wordt aangetoond dat dit corrupte samenstel binnen enkele jaren zal eindigen. Ten aanzien van het geslacht dat het begin van de "laatste dagen" in 1914 waarnam, voorzei Jezus dat "dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden". Matth. 24 :34.

    Als jong persoon zult u derhalve nooit een carrière in dit samenstel van dingen vervullen. Als u op de middelbare school bent en over een universitaire opleiding denkt, betekent het op zijn minst nog vier, misschien zelfs zes of acht jaar voordat u in een gespecialiseerd beroep bent afgestudeerd. Waar zal dit samenstel van dingen tegen die tijd echter zijn? Het zal een heel eind op weg naar zijn einde zijn, als het al niet reeds verdwenen is!

     

     

    Daarom vinden ouders die hun leven op Gods profetische Woord baseren, het veel praktischer hun kinderen een vak of beroep te laten leren waarvoor niet zulk een lange tijd van extra scholing nodig is. En beroepen zoals timmerman, loodgieter en andere, zullen niet alleen nu nuttig zijn, maar misschien noch nuttiger bij het wederopbouwwerk dat in Gods nieuwe ordening zal plaatsvinden.

    Tal van jonge mensen zijn in staat geweest zich in een dergelijk praktisch beroep te onderhouden, waarbij zij slechts een gedeelte van de tijd werken. Hierdoor kunnen zij er meer tijd aan besteden belangstellende personen te helpen Gods vereisten voor het leven te Ieren kennen door de bijbel met hen te bestuderen.

    Degenen die niet begrijpen waar wij ons vanuit Gods gezichtspunt in de stroom des tijds bevinden, zullen dit weliswaar onpraktisch vinden, doch wat is werkelijk praktisch: u voor te bereiden op een positie in deze wereld die weldra zal voorbijgaan, of eraan te werken het einde van dit samenstel te overleven om zich in eeuwig leven in Gods rechtvaardige nieuwe ordening te mogen verheugen? 1 Joh. 2: 17.

    In deze dringende tijd van de laatste stuiptrekkingen van dit goddeloze samenstel is de volgende raad uit Gods Woord voor allen die in leven willen blijven zeer praktisch: "Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzingen niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen." - Spr. 3:1, 2.

     

     

        “Ontwaakt !”   8 september 1969

     

     

     

    05-03-2009 om 21:01 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas

    THOMAS

     

     

     

    Thomas, vaak gezien als de “ongelovige Thomas”, verdient het voor zijn geloof gerespecteerd te worden.

    Hij was een twijfelaar, maar zijn twijfels hadden een doel, hij wilde de waarheid weten. 

    Thomas verheerlijkte zijn twijfels niet; hij geloofde graag als daar reden voor was. 

    Maar hij sprak zijn twijfels wel uit en kreeg er volledige antwoorden op. 

    Twijfel was alleen zijn manier van reageren, niet zijn manier van leven. 

     

     

    Hoewel onze indrukken van Thomas kort zijn, komt zijn karakter toch regelmatig naar voren in de evangeliën. 

    Hij worstelde om trouw  te blijven aan wat hij wist, ondanks wat hij voelde. 

    Op een bepaald moment, toen het voor iedereen duidelijk was dat het leven van Jezus in gevaar was, gaf alleen hij stem aan wat de meeste van hen voelden: “Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.”

    Hij aarzelde niet Jezus te volgen.

     

    We weten niet waarom Thomas er niet bij was toen Jezus voor de eerste keer aan de discipelen verscheen. 

    Thomas aarzelde echter om hun getuigenis over Christus’ opstanding te geloven. 

    Zelfs tien vrienden konden zijn gedachten niet veranderen!  We kunnen twijfelen  zonder dat we een twijfelachtige manier van leven hebben. 

     

    Twijfel moedigt heroverweging aan. 

    Het doel is meer de gedachten te verscherpen dan te veranderen. 

    Twijfel kan dienen om een vraag te stellen, een antwoord te krijgen en het nemen van een beslissing te bevorderen.  Maar twijfel was nooit bedoeld als een permanente toestand. 

    Twijfel is een opgeheven voet, klaar om naar voren of naar achteren te stappen.  Er is geen beweging totdat de voet neergezet wordt. 

    Mocht je ooit twijfelen, laat je dan bemoedigen door Thomas. 

    Hij bleef niet twijfelen, maar stond toe dat Jezus hem zo ver bracht dat hij kon geloven. 

    Wees ook bemoedigd door het feit dat ontelbare andere volgelingen van Christus hebben geworsteld met twijfels.  De antwoorden die God hen gaf, kunnen een hulp zijn. 

    Blijf niet in twijfel vastzitten maar ga verder, neem een beslissing en geloof. 

    Zoek een medegelovige aan wie je je twijfels kunt vertellen.  Stille twijfels vinden zelden antwoord.

     

     

    Uit  Het Leven,

    Praktische lessen uit Het Boek

     

    02-03-2009 om 21:29 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samen lachen en huilen

    Samen lachen en huilen

     

     

     

    Over Mattheus 11: 16-20

     

    In de korte gelijkenis van Mattheus 11 vergelijkt Jezus zijn tijdgenoten met kinderen die op de markt aan het spelen zijn. 

    De één wil bruiloftje spelen, maar niemand danst naar zijn pijpen; de ander wil begrafenisje spelen maar niemand doet met zijn gejammer mee.

     Zo zit de één in z’n eentje te lachen en de ander in zijn eentje te huilen.  Niemand komt op de gedachte dat je ook met de ander kunt meedoen.

    Op een treffende wijze roept Jezus met deze gelijkenis het beeld op van onze samenleving.

    Mensen die in een rouwproces zijn, ervaren steeds weer dat anderen van hen verwachten dat ze snel weer ophouden met huilen, flink zijn en weer ‘gewoon doen’. 

    Maar ook als mensen eens uitgelaten en blij zijn, zeggen anderen vaak: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!’

    Als mensen een mooi ideaal hebben en daar enthousiast voor zijn, dan krijgen ze te horen dat ze zich geen onzin in het hoofd moeten halen en zich met het ‘gewone leven’ moeten bezighouden. 

    Met de uitdrukking ‘gewoon doen’, slaan we alle vreugde en verdriet dood en veroordelen we de ander tot eenzaamheid. 

    Je wordt niet eenzaam doordat je geen mensen om je heen hebt, maar doordat anderen je gevoelens en ervaringen niet delen.

    Ook Jezus heeft dat zo ervaren.

    Hij zegt in Mt 11; 18-19 :”Eerst is Johannes gekomen.  Hij sprak van Gods tranen en Gods boosheid over de dreigende ondergang van mens en milieu.  Hij verkondigde het oordeel en riep: “Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.”  Jullie vonden Johannes de Doper te negatief.  Nu ben ik gekomen en ik vertel van Gods glimlach en onverdiende goedheid voor alle mensen.  Ik spreek veel minder van het oordeel, maar des te meer van liefde en aanvaarding.  Dat vinden jullie nu weer niet vroom genoeg!”

    Op een nogal schrijnende manier zegt Jezus hier eigenlijk hoe eenzaam God langs onze straten en pleinen gaat.  Misschien vindt u  dat een vreemde manier van zeggen, maar het gaat om een heel wezenlijk inzicht.

    Is het gek om over Gods eenzaamheid te praten?  Ook bij psychiatrische patiënten is het wel eens niet duidelijk of zij werkelijk ‘gek’ zijn, of dat de samenleving in het ‘normale leven’ niet door hen gestoord wil worden.  Waar de meerderheid de norm is, heet ieder die ervan afwijkt vanzelf afwijkend, abnormaal.  Grote denkers, uitvinders en idealisten zijn in de loop der eeuwen voor gek verklaard. 

    Ook Jezus werd als een gestoorde gezien; als iemand die vreemde, onnavolgbare wegen ging.  Er zijn in het evangelie dan ook momenten van grote eenzaamheid.

    Niet alleen in het schrijnende gebeuren in Gethsemane en op Golgotha, maar ook in veel verhalen waarin de leerlingen vol onbegrip zijn, komt Jezus als een eenzaam mens naar voren.  Die  eenzaamheid wijst naar de eenzaamheid van God.  God moet inderdaad eenzaam zijn, omdat wij niet met Hem willen meedoen, maar veeleer verwachten dat Hij met ons meedoet en in stand houdt wat wij ‘gewoon’ vinden!  Ons bidden is vaak meer een poging om God ‘mee te krijgen’, dan een poging om op de golflengte van God te komen.  Hem te begrijpen en met hem mee te doen.

    Het is opvallend dat Jezus in de gelijkenis uit Mattheus 11 voor zulke wezenlijke, diep ingrijpende dingen het beeld van het kinderspel gebruikt. 

    In ons gangbare spraakgebruik betekent “spel” immers dat iets geen ernst is en wil “kinderspel” zeggen dat iets niets voorstelt.

    Maar spel is heel belangrijk.  Spelen is leren hoe je dingen samen met anderen kunt doen.  Het is leren omgaan met regels, afspraken en vrijheid, en ontdekken dat ‘de ware vrijheid luistert naar de wetten’.  Maar spelen betekent vooral oefenen in verbeeldingskracht.

    Als kinderen een hand zand op tafel kwakken en zeggen: ‘Dit was de taart,’ dan verandert hun verbeeldingskracht dat hoopje zand in taart en kunnen ze heel aandachtig doen alsof ze die taart opeten.  Die verbeeldingskracht wordt gebroken als we opgroeien.  Dan leren we zogenaamd realistisch te zijn en ‘gewoon te doen’.  We leren de feiten onder ogen te zien en niets te accepteren wat niet feitelijk te bewijzen is.  Zo komt er een eenzijdige ontwikkeling op gang, die niet alleen onze geloofsbelevenis erg in de weg staat, maar ons hele menszijn verschraalt en verarmt 

    Het wekken van verbeeldingskracht is erg belangrijk, want zonder die verbeeldingskracht blijft heel de Bijbel een gesloten boek.  Dan wordt het hoogstens een bron van dogmatische discussies of een boek waaruit je willekeurige teksten plukt om je gelijk te bewijzen. 

     

    Uit Lachen en huilen  door Dick van Kampen  pagina 51

    28-02-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het denken mag zich nooit onderwerpen

    Het denken mag zich nooit onderwerpen

     

    noch aan een dogma,

    noch aan een partij,

    noch aan een hartstocht,

    noch aan een belang

    noch aan een vooroordeel,

    noch aan het even wat,

    maar uitsluitend aan de feiten zelf,

    want zich onderwerpen…

    betekent het einde van alle denken.                  

     

     

     

    Henri Poincaré

     

     

     

     

    Totalitaire controle, óf het politiek óf religieus is, vreest individualiteit, ziet het als een bedreiging.

    Deze vrees is een teken van zwakheid, niet van sterkte.

    Evenzo is het gesteld met valsheid.

    Het vreest waarheid - krimpt ineen voor het licht ervan - zoekt zich ervoor te verbergen.

    Het kan óf agressief óf met bedenkelijke middelen proberen het licht uit te krijgen, maar zoekt in ieder geval waarheid te ontwijken in een eerlijke wedstrijd van aangezicht tot aangezicht.

    Eenheid gebaseerd op geforceerde uniformiteit, alhoewel solide in haar uiterlijke verschijning is in werkelijkheid zeer breekbaar.

    Tenzij eenheid haar basis vindt in liefde- de perfecte band van eenheid  -  heeft zo’n opgedrongen eenheid geen innerlijke natuurlijke sterkte.

    Het overleeft alleen maar door manipulatie, dwang intimidatie en vrees.

    19-02-2009 om 19:42 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pedofilie

     

    Pedofilie

     

     

     

    Zoek Google op en typ in:  getuigen van jehovah  (Geen aanhalingstekens vóór getuigen en na jehovah.)

    Vul het bolletje: pagina’s in het Nederlands

    Je krijgt een volledig blad met allerlei titels.

    Je rolt naar beneden en waar je Vorige  1 2 3 4 5 6 7 8 9 10    Volgende     ziet staan, klik je de 10 aan. (dit is variabel, want hoe meer er kijken hoe lager het nummer zal komen).

    Je zoekt naar de titel “Getuigen à charge”, (er staat zelfs een afbeelding bij)dan krijg je het verslag te zien van Panorama waar men gedurende 38 minuten het hartverscheurende programma kan bekijken waar kinderen hun relaas doen over wat ze onder heel bedroevende omstandigheden hebben meegemaakt .

     

     

    Persoonlijk heb ik eind 2001 of begin 2002 meegemaakt dat toen de kringopziener (een soort controleur van het genootschap die 2 maal in een jaar de gemeenten afzonderlijk bezoekt) een lezing gaf in de koninkrijkszaal, hij vervolgens zei tegen de toehoorders: “Het gebeurt wel eens dat wanneer men naar de deuren gaat, de huisbewoners u attent zullen maken op het programma van Panorama, want jullie zelf kijken niet naar zo’n programma - dat"…

     

     

    Ik kon mijn oren niet geloven!!!!!

    Wat deze kringopziener had moeten doen, was, ons juist uitnodigen om samen als gemeente er eens naar te kijken en dan zou hij ons attent kunnen gemaakt hebben op de eventuele fouten die er in voorkwamen.

    Maar neen, ons eens vertellen dat wij naar zo’n programma’s niet mochten kijken!  Want daar kwam het op neer.

     

    Heb ik deze “déjà- entendu” van ergens?

     
    zie ook eleuthera.aggelia en zoek de video op van "Panorama", dan kunt u zichzelf vergewissen.

    19-02-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het appeltje en de drol

    Het appeltje en de drol

     

     

    Langs een kleine sloot stond een appelboom, vol met rijpe appels.  Plots, achter een bocht kwam een drol aangedreven.  Terwijl de drol voorbij de appelboom dreef, viel een appel in het water. " Dag appeltje! ” riep de drol.  De appel antwoordde: “Ik spreek niet tegen een drol”.

    Een “clochard” zat zo'n 50 meter verder naar het water te kijken en zag plots de appel die hem naderde.  Hij reikte er naar, kon hem pakken en begon er aan te eten.  Toen zei de drol tegen de appel :" tot morgen! ”

     

    Les:  Denk nooit dat je meer bent dan een ander en kijk niet neer op mensen waarvan je denkt dat ze je mindere zijn.

     

    Er zijn mensen die worden wijsgemaakt dat zij alleen de waarheid hebben en de beste zijn.  En in een bijbelvertaling  (N.W.V.) staat daarom ook een tekst uit Spreuken hoofdstuk 30 het vers 12:

    “Er is een geslacht dat zuiver is in zijn eigen ogen maar dat van zijn eigen uitwerpselen niet gewassen is.”

     

    08-02-2009 om 12:58 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zich uit de gemeente terugtrekken

    Zich uit de gemeente terugtrekken

    Heel wat personen komen bij de Getuigen, maar weet dat er ook velen afhaken.
    U hebt er eens goed over nagedacht. Om verschillende persoonlijke redenen, wenst u weg te gaan uit hun rangen.

    En u stelt zichzelf de vraag : “Zou het goed zijn indien ik een brief stuur om me terug te trekken ?”

    Het is goed om te weten dat de Getuigen van Jehovah geleid werden door verschillende werkstukken in boekvorm die gedetailleerd weergeven wat de “theocratische regels” zijn waar men zich aan moet houden in de organisatie.

    We laten ze eventjes de revue passeren :


      “In vrede en eenheid prediken en onderwijzen “ : 1962-1968

      “Uw woord is een lamp voor mijn voet” : 1968-1972

      “Organisatie voor de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen” : 1972-1983

      “Georganiseerd om onze bediening te volbrengen” [herziene uitgave] : 1993

      “Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen.” : 2005

    Noteer dit, want het is heel belangrijk : De eerste twee boeken hierboven vermeld, vanaf 1962 tot 1972, zinspelen nooit over de “vrijwillige terugtrekking”.

    In “Organisatie voor de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen” maakt men melding over zo’n terugtrekking. Maar we kunnen direct constateren dat het hier niet gaat om een terugtrekking gevraagd door de geïnteresseerde (’t is te zeggen de persoon die wenst de rangen van de Getuigen te verlaten). Het gaat hier eerder over een strafmaatregel opgelegd aan diegenen  die een onverenigbare taak uitoefenen welke niet aan het criterium van de Watch Tower voldoet en daardoor zich “vrijwillig terugtrekken”.

    Op bladzijde 170, tweede paragraaf lezen we het volgende :

    “Sommige gedoopte personen kunnen zich bij een wereldse organisatie aansluiten wier stelregels in strijd zijn met de schriftuurlijke beginselen waarop de christelijke gemeente is gebaseerd“(Dan. 2 : 44; Mattheus 4 : 8,9; Joh. 6 : 15; Jes. 2 : 2-4). Hierdoor verwerpt de persoon de gemeente van Jehovah’s getuigen waarmee hij verbonden was. Het rechterlijk comité dient te proberen achter de feiten te komen waardoor wordt bewezen dat hij zich uit eigen beweging van de gemeente heeft teruggetrokken. Zij dienen dit feit aan de gemeente bekend te maken zodat allen zullen weten welke beslissing de persoon heeft genomen. Er hoeft alleen maar gezegd te worden dat de persoon”zich door zijn handelwijze van de gemeente van Jehovah’s volk heeft teruggetrokken”.

    Het is dus klaar en duidelijk dat de persoon die werkt voor een politieke organisatie, werkt in een wapenfabriek, een tabaksfabriek, beschouwd zal worden alsof deze zich “vrijwillig heeft teruggetrokken”.Dit is eveneens zo indien een jonge Getuige zijn militaire dienstplicht vervult.
    Deze procedure is een strategische zet, want nu is het niet de Watch Tower die overgaat tot de uitsluiting, maar ligt het aan het individu zelf, die zich uitsluit door zijn gedrag.
    Aldus riskeert het Genootschap niet dat ze meegesleept wordt in een rechterlijke vervolging. Ze vermijdt ook ervan beschuldigd te worden regels te maken in tegenstrijd met de wetten opgelegd door de Staat.

    Wat valt er nu te zeggen over de persoon die nu een brief schrijft naar de gemeente om hen ervan op de hoogte te brengen dat men niet langer deel wenst uit te maken van de organisatie van de Getuigen van Jehovah ?

    Natuurlijk, indien men daarin zegt dat men zich terugtrekt omdat men in de politiek betrokken is, zich inlaat met bewapening, zijn militaire dienst wil vervullen, handel drijft in tabak, of een activiteit aan de dag legt in strijd met de Bijbel (volgens het criterium van het Genootschap), dan zal men worden beschouwd als iemand die zich “vrijwillig heeft teruggetrokken".

    Wat gebeurt er daarentegen indien men heel simpelweg verklaart dat men zich terugtrekt om privé, persoonlijke redenen (en dat die redenen niets te maken hebben met de voorgaande lijst) ?

    1) Vóór augustus / september 1981, werd zo’n persoon niet uitgesloten.

    2) Na augustus / september 1981 wordt die wel uitgesloten. Met andere woorden, vanaf die datum wordt men indien met zich vrijwillig terugtrekt uit de organisatie uitgesloten, het is om het even wat je motief is.

    We willen heel kort herinneren aan de feiten die uiteengezet werden in een ander dossier (zie “Waar verricht de grote schare heilige dienst ?”).

    Raymond Franz, lid van het Besturend Lichaam en neef van Frédéric Franz, president van het Genootschap, wordt verplicht om het Besturend Lichaam te verlaten alsook het Bethelhuis te Brooklyn, omdat men hem ervan verdacht dat hij enkele leerstellingen in vraag stelde. We zijn mei 1980.
    Zonder bestaansmiddelen moet R. Franz beginnen te werken om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij is echter niet alleen, want hij is getrouwd. Een Getuige, Peter Gregerson helpt hem aan een job in zijn supermarktketen in Alabama.
    Peter Gregerson, die zichzelf veel vragen begon te stellen, betreffende de Organisatie (hij ook) (en daarbij tamelijk geschokt is door een artikel in de Wachttoren van 15 augustus 1980 - zie het voornoemde dossier zojuist aangehaald), besluit om af te haken bij de Getuigen en schrijft een brief waarbij hij zich vrijwillig terugtrekt.
    Vrijwillige terugtrekking ? Ja, want rond die tijd stond daar geen uitsluiting op.
    Gregerson heeft ongeveer dertig Getuigen van Jehovah die voor hem werken, en ook heel veel familieleden “in de waarheid”, en daarom wenst hij uitsluiting te vermijden en zendt een eenvoudige mededeling van terugtrekking.
    Dit doet hij op 18 maart 1981.
    Aangezien het Genootschap kost wat kost een reden wil vinden om Raymond Franz uit te sluiten, gaat ze gewoonweg de regels van het spel veranderen. Vanaf nu verordent ze dat elke terugtrekking of dissociatie overeenkomt met een uitsluiting. En deze procedure wordt toegepast bij Gregerson
    met terugwerkende kracht.


    In de Wachttoren (Engels) van 15 september 1981, (1 december 1981 Nederlands) vinden we de volgende zinnen :
    “Dus als iemand die een christen was, het verkiest zich aan te sluiten bij degenen die door God zijn afgekeurd, zou het voor de gemeente passend zijn door middel van een korte bekendmaking te erkennen dat hij zichzelf heeft teruggetrokken en niet langer een van Jehovah’s Getuigen is. Personen die zichzelf in de categorie plaatsen van degenen die „niet van ons slag” zijn door het geloof en de leer van Jehovah’s Getuigen weloverwogen te verwerpen, dienen passenderwijs net zo beschouwd en bejegend te worden als degenen die wegens kwaaddoen uit de gemeenschap zijn gesloten.”(zie Wachttoren van 1 december 1981, pag. 20 §15,16).


    Een korte tijd later werd Raymond Franz opgemerkt in een restaurant in gezelschap van Gregerson (die zijn werkgever/eigenaar was, immers het koppel huurt een appartement van hem ) en hij (Ray) werd daarom uitgesloten. ( 31 december 1981).


    Het is daarom ook niet te verwonderen dat het boekje “Georganiseerd om onze bediening te volbrengen” uitgegeven in 1983, na de uitgave van die beruchte Wachttoren van 1/12/81 een heel lang commentaar geeft over het onderwerp ‘vrijwillige terugtrekking’. We kunnen dit vinden op pag. 151 :

    ZICH UIT DE GEMEENTE TERUGTREKKEN - De uitdrukking zich uit de gemeente terugtrekken is van toepassing op de actie die een persoon zelf onderneemt doordat hij, alhoewel hij een gedoopt lid van de gemeente is, zijn positie als een christen willens en wetens verloochent door de gemeente te verwerpen en te verklaren dat hij niet langer als een van Jehovah’s getuigen erkend wil worden of bekend wil staan. Als een uit de gemeente teruggetrokken persoon is zijn situatie voor het aangezicht van Jehovah heel anders dan die van een inactieve christen die, nadat hij geestelijk zwak is geworden, geen aandeel meer heeft aan de bediening in het veld. Zo’n inactieve persoon kan in gebreke zijn gebleven Gods woord geregeld te bestuderen, of zijn ijver voor het dienen van Jehovah kan verkoeld zijn doordat hij persoonlijke problemen heeft meegemaakt of vervolging heeft ondergaan (1 Kor.11 : 30; Rom. 14 : 1). De ouderlingen, en ook andere zorgzame leden van de gemeente, zullen de inactieve broeder of zuster passende geestelijke hulp blijven geven (1 Thess. 5 : 14; Rom. 15 : 1; Hebr. 12 : 12). Doch de persoon die zich uit de gemeente heeft teruggetrokken door het geloof te verloochenen en Jehovah’s aanbidding willens en wetens de rug toe te keren, wordt als een uitgeslotene beschouwd. Een korte bekendmaking wordt gedaan teneinde de gemeente erover in de lichten dat de persoon zich vrijwillig uit de gemeente heeft teruggetrokken. Betreffende degenen die in zijn tijd hun christelijk geloof verwierpen, schreef de apostel Johannes : “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag; want indien zij van ons slag waren geweest, zouden zij bij ons zijn gebleven” (1 Joh. 2 : 19). Iemand zou zijn plaats in de christelijke gemeente ook kunnen verzaken door zijn daden, door zich bijvoorbeeld aan te sluiten bij een wereldse organisatie die er stelregels op na houdt die in strijd zijn met de bijbel en derhalve door Jehovah God wordt veroordeeld. (Vergelijk Openbaring 19 : 17-21; Jesaja 2 : 4) Indien iemand die een christen is, zich dus verkiest aan te sluiten bij degenen die door God zijn afgekeurd, zou het passend zijn dat de gemeente door een korte bekendmaking bevestigt dat hij zich uit de gemeente heeft teruggetrokken en dat hij geen getuige van Jehovah meer is. Zo iemand dient als een uitgeslotene te worden beschouwd.”

    Merk daarbij op dat weggaan overeenkomt met “het geloof verloochenen en Jehovah’s aanbidding willens en wetens de rug toe keren.”


    ... Dit stemt tot nadenken !

    Laten we nu eens zien wat het boekje “Georganiseerd om Gods wil te doen" aantoont ( uitgave 2005) :
    De tekst hierboven verschilt een klein beetje.

    Zich uit de gemeente terugtrekken - "De uitdrukking 'zich uit de gemeente terugtrekken' duidt op een actie die een persoon zelf onderneemt doordat hij, alhoewel hij een gedoopt lid van de gemeente is, zijn positie als christen willens en wetens verloochent en de gemeente verwerpt door zijn daden of door te verklaren dat hij niet langer bekend wil staan als een van Jehovah’s Getuigen. Omdat hij zich terugtrekt, is zijn situatie voor het aangezicht van Jehovah heel anders dan die van een inactieve christen die niet meer in de velddienst gaat. Iemand die inactief is, heeft misschien nagelaten Gods Woord geregeld te bestuderen, of zijn ijver voor het dienen van Jehovah kan als gevolg van persoonlijke problemen of vervolging bekoeld zijn. De ouderlingen, en ook andere zorgzame leden van de gemeente, zullen de inactieve broeder of zuster passende geestelijke hulp blijven geven (Rom. 15 : 1; 1 Thess. 5 : 14; Hebr. 12 : 12). Maar iemand die zich terugtrekt door het geloof te verloochenen en Jehovah’s aanbidding willens en wetens de rug toe te keren, wordt net zo behandeld als een uitgeslotene. Met de volgende korte mededeling wordt de gemeente over de situatie ingelicht : [Naam van persoon] is niet langer een van Jehovah’s getuigen.” De apostel Johannes schreef over degenen die in zijn tijd het christelijke geloof hadden verworpen : “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag; want indien zij van ons slag waren geweest, zouden zij bij ons zijn gebleven” (1 Joh. 2 : 19). Iemand zou zijn plaats in de christelijke gemeente ook door zijn daden kunnen verzaken, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij een wereldse organisatie waarvan de doelstellingen in strijd zijn met de bijbel en die daarom door Jehovah God wordt veroordeeld (Jes. 2 : 4; Openb.19 : 17-21). Als een christen er dus voor kiest zich aan te sluiten bij personen die door God worden afgekeurd, wordt in de gemeente de volgende korte mededeling gedaan : [Naam van persoon] is niet langer een van Jehovah’s getuigen.” Zo iemand wordt op dezelfde manier behandeld als een uitgeslotene. De presiderende opziener moet deze mededeling goedkeuren."

    De nieuwe tekst is preciezer. Bij de “vrijwillige terugtrekking”, is het niet noodzakelijkerwijs een verklaring afleggen waarbij men zich terugtrekt uit de organisatie van Jehovah’s Getuigen, maar ook de handelingen die het criterium van de genoemde organisatie niet respecteren.
    Zonder het evenwel met zoveel woorden te zeggen, is het wel zeker dat wanneer je lid wordt “van een organisatie waarvan de doelstellingen in tegenspraak zijn met de Schrift” dit eigenlijk betekent lid te worden van een andere religie, in het bijzonder een religie van de christenheid.


    Diegenen die Getuigen van Jehovah zijn geworden vóór de “zaak Raymond Franz” zouden erop kunnen staan dat ze in een organisatie zijn gestapt, waarbij ze nog de mogelijkheid hadden er om persoonlijke redenen uit weg te gaan zonder te worden uitgesloten. Dit is een argument dat ze naar voor zouden kunnen schuiven bij de rechtbank, maar zonder de waarborg dat hun vraag serieus in aanmerking wordt genomen.

    Natuurlijk, indien zo’n argument zou aanvaard worden door de rechtbank, zou het een precedent scheppen waardoor een groot deel van de Getuigen van “vóór 1981” voordeel zouden trekken, indien ze het besluit zouden nemen om de organisatie te verlaten om persoonlijke redenen.


    Naar index

    Zie ook eleuthera.aggelia.be       en het origineel in het frans www.aggelia.be

     

    08-02-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vaccinatie, transplantatie en bloedtransfusie, driemaal is scheepsrecht

    VACCINATIE, TRANSPLANTATIE, TRANSFUSIE,

    DRIEMAAL IS SCHEEPSRECHT

    In memoriam

    Stephane Roger

    Vaccinatie

    Vaccinatie werd eerst formeel verboden. Elke Getuige van Jehovah die zich liet inenten bedreef een ernstige zonde, een directe overtreding van de goddelijke wet.

    In de "Golden Age" (oudere naam voor "Ontwaakt !") van 4 februari 1931 lezen we : "Vaccination is a direct violation of the everlasting covenant that God made with Noah after the flood"("Vaccinatie is een directe overtreding van het eeuwige verbond dat God had gesloten met Noach na de vloed.").

    Het Genootschap verwijst hier dus naar Genesis hoofdstuk 9 de verzen 2-4 en stelt vaccinatie gelijk met een overtreding van de wet betreffende de heiligheid van het bloed. Het is dus even ernstig je te laten vaccineren als dat je bloed gebruikt of een transfusie aanvaardt.

    Dit verbod werd gedurende veel jaren gehandhaafd.

    Pas aan het begin van de jaren 50 verandert het Genootschap van mening en maakt van vaccinatie een gewetenskwestie

    We lezen in de Wachttoren van 15 mei 1953 –pag. 159 –

    Vragen van Lezers : Na de aangelegenheid te hebben beschouwd, schijnt het ons geen schending van het eeuwige verbond te zijn dat met Noach werd gesloten, zoals het in Genesis 9 : 4 is weergegeven, noch in strijd met Gods daarmede in verband staande gebod in Leviticus 17 :10-14…Derhalve schijnt er op Schriftuurlijke gronden geen enkel bezwaar tegen vaccinatie te zijn.

    De organisatie gebruikt zinnen zoals "na de aangelegenheid te hebben beschouwd", "schijnt het ons ", "derhalve schijnt". Maar ze vergeet of wil vergeten, dat gedurende die periode dat dit niet door de Bijbel ondersteund verbod in voege was, dit de oorzaak was dat er met veel Getuigen van Jehovah die aldus een vaccinatie hebben geweigerd, zoals ze heden ten dage transfusies weigeren, met hun leven gespeeld werd, én van hun familie én van anderen. Dit heeft steevast doden tot gevolg gehad en zwaar gehandicapte personen. Denk maar eens aan de vaccins die bestonden vóór 1950 tegen kinkhoest, kinderverlamming, hondsdolheid, tyfus en pokken.

    Men vermeldt dat het mogelijk was, met dollars ter ondersteuning, dat men in de Verenigde Staten valse certificaten van vaccinaties kon aanschaffen. Dit was bijvoorbeeld heel gerieflijk wanneer men zich dringend moest begeven naar het buitenland.

    Een overdenking werpt zich op : Veel sprekers van de Watch Tower hebben zich verplaatst over de wereld gedurende de jaren 50. Zonder te overdrijven, mogen we vermelden dat indien vaccinatie geëist werd in het te bezoeken land, er maar vier mogelijkheden waren om er naartoe te gaan :

    1) zonder vaccinatie

    2) met valse certificaten

    3) door er clandestien binnen te komen

    4) door een in het geheim toegediende vaccinatie

    Men heeft uiteindelijk de vaccinatie aanvaard in de jaren 50 omdat veel landen, speciaal na de oorlog 40-45, sommige vaccinaties verplichtten en aldus konden de reizende vertegenwoordigers van de Watch Tower zich gemakkelijker verplaatsen.

    Hoe dan ook, de leerstellige ommezwaai van de organisatie is steeds dezelfde :

    Eerst vertelt men dat iets verboden is het door zelfs door de Bijbel te laten ondersteunen. Het is dus God die het verordent. (Golden Age 4/2/31).

    Vervolgens doen ze dan duidelijk blijken dat er op Schriftuurlijke gronden geen enkel bezwaar tegen vaccinatie schijnt te zijn (W.T. 15/5/53) pag. 160.

    ORGAAN TRANSPLANTATIE

    Zoals met vaccinatie, werd ook orgaantransplantatie door het Genootschap verboden.

    Een orgaan aanvaarden van een andere persoon om die bij zichzelf te transplanteren of een orgaan schenken om te worden getransplanteerd bij iemand anders werd door de "getrouwe en beleidvolle slaaf" beschouwd als een zware overtreding van de goddelijke wet.

    De Wachttoren van 15 augustus 1968 pagina 94, 95 is daar heel duidelijk over wat dit onderwerp betreft.

    Orgaantransplantatie wordt volledig in verband gebracht met de heiligheid van het bloed. Het komt overeen met een "transfusie" van het vlees. Erger nog, het komt overeen met kannibalisme, zegt het tijdschrift, een weerzinwekkende praktijk.

    Genesis hoofdstuk 9, de verzen 2-4 werd daarvoor gebruikt als ondersteuning (zoals voor de vaccinatie) : "U zult het vlees met zijn ziel, zijn bloed niet eten."

    Heel opmerkenswaardig is dat de Wachttoren op pag. 94 zegt dat het Jehovah is die de transplantatie verbiedt. (eerste paragraaf, tweede kolom).

     

    In 1973 vroeg een "lezer" indien Galaten 4: 15 kon toegepast worden op een transplantatie of een orgaandonatie. Want, inderdaad, Paulus schrijft : "Indien het mogelijk was geweest, [hadt gij] uw ogen uitgedrukt en ze aan mij gegeven". (W.T. 1/11/1973 pag. 672).

    Maar hier verklaart het Genootschap over deze tekst dat hij zeker niet kan toegepast worden om zoiets te rechtvaardigen.

    In 1980, komt er een volledige ommezwaai.

    In de Wachttoren van 15 juni, pag. 31 verklaart het Genootschap dat er geen enkel gebod is in de Bijbel dat orgaantransplantaties zou verbieden.

    Het wordt nù een "gewetenskwestie".

    Eigenaardig ! In 1968, is het Jehovah die geen toestemming geeft. Plotseling, na twaalf jaar, is het besluit van Jehovah (die een God is die niet verandert) spoorloos verdwenen, aangezien men geen enkel specifiek gebod of verbod vindt in de Bijbel dat een transplantatie of donatie van een orgaan zou verbieden !

    We maken hetzelfde scenario mee als met de vaccinatie.

    Sedertdien zijn er verschillende artikelen door de organisatie over gepubliceerd. Begint men er zelfs niet mee om de transplantatie aan te moedigen ? U moet zich er niet over verwonderen, hetzelfde fenomeen heeft plaats gehad met de vaccinaties. Met grote uitvluchten, werd het in eer hersteld in de tijdschriften.

    Nog eens, gedurende vele jaren hebben de oprechte Getuigen van Jehovah transplantaties geweigerd, overtuigd dat indien ze het zouden hebben geaccepteerd het een overtreding van de goddelijke wet zou geweest zijn en ze aldus hun eeuwig leven op het spel zouden gezet hebben.

    Duizenden families hebben afschuwelijke drama’s meegemaakt. Veel Getuigen zijn gestorven omdat ze aldus niet de nodige zorg kregen die eigenlijk geschikt was voor hen.

    BLOEDTRANSFUSIE

    De Getuigen van Jehovah zijn gekend vanwege hun weigering om bloedtransfusies te accepteren.

    Elke gedoopte persoon heeft een kaartje bij zich waarop staat dat hij klaar en duidelijk bloed weigert, maar wel sommige producten aanvaardt die bloedvervangend zijn.

    Deze kaart wordt elk jaar hernieuwd, wordt getekend door de Getuige en mee ondertekend door twee andere personen.

    Maar voor elke Getuige van Jehovah wordt hier een belangrijke vraag gesteld :

    "Het verbieden van bloedtransfusie, zal dit op een dag ook verdwijnen zoals dit het geval was met de vaccinatie en de orgaantransplantatie?"

    Of zal het, hier eveneens veranderen in een "gewetenskwestie"?

    Velen zijn overtuigd dat de organisatie NOOIT haar standpunt wat transfusie betreft, zal wijzigen. Reden: de Bijbel verbiedt het om bloed te nuttigen.

    Maar is dit wel zeker ? Is dit wat de Bijbel onderwijst ?

    De Getuigen van Jehovah vóór 1950 dachten dat het Genootschap nooit zou terugkomen op de vaccinatiekwestie. Degenen vóór 1980 dachten dat ze NOOIT hun standpunt zouden veranderen, wat de orgaantransplantaties betreft. Toen hadden ze bijbelteksten die dit ondersteunden, wellicht dezelfde als deze die werden toegepast voor de transfusie.

    Alle elementen zijn aanwezig om te concluderen dat de organisatie haar standpunt ten overstaan van bloedtransfusie zal wijzigen, misschien zelfs vlugger dan we ons kunnen voorstellen !

    Ziehier enkele "voorbereidende" tekenen voor de verandering :

    De Wachttoren verbiedt niet meer het gebruik van een aantal bloedelementen. In feite, sommige kleinere derivaten van de vier hoofdbestanddelen (plasma, bloedplaatjes, rode- en witte bloedcellen) zijn toegestaan (ze staan onder de rubriek "gewetenskwestie").

    Ze laat al gedurende verschillende jaren toe dat men gebruik maakt van factor 8 voor wie aan hemofilie lijdt. Maar, zoals sommige waarnemers opmerken, wordt deze factor (evenals de andere samengestelde deeltjes) niet gehaald uit grote hoeveelheden vreemd en opgeslagen bloed ?

    De Wachttoren van 15 februari 1997 is daarin heel verhelderend. Hij toont heel duidelijk de "verschuivende" manier van handelen van het Genootschap.

    We lezen er : "Een andere vraag die verscheidene artsen bezighield, betrof de druk vanuit de groep. Wat gebeurt er, vroegen zij zich af, als een Getuige wankelt en een bloedtransfusie aanvaardt ? Zou hij verstoten worden door de Getuigengemeenschap ?

    Het antwoord zal afhangen van de feitelijke situatie, want Gods wet overtreden is beslist een ernstige zaak, iets wat de gemeenteouderlingen moeten onderzoeken. De Getuigen zullen iedereen willen helpen die de traumatische ervaring van een levensbedreigende operatie heeft ondergaan en een transfusie heeft aanvaard. Ongetwijfeld zal zo’n Getuige zich ellendig voelen en zich zorgen maken over zijn verhouding met God. Zo iemand heeft wellicht hulp en begrip nodig. Aangezien liefde de ruggengraat van het christendom vormt, zullen de ouderlingen, net als in alle rechterlijke kwesties, gestrengheid met barmhartigheid willen temperen. —

    (pagina -20-)

    (Laten we hier eens bij stilstaan: Wie is niet gestresseerd wanneer hij een bloedtransfusie krijgt ? Ontvangt hij of zij ze met vreugde in het hart ? Is het niet omdat een ernstige operatie de zaak heel ernstig maakt ? Of is er nog een andere "traumatiserende" aangelegenheid ?

    --------------------------------------------------------------------------------------

    Om hiermee te eindigen, laten we eens gewag maken van het veelbesproken "Bulgaarse compromis", wat niets anders is dan een list dat de Wachttoren heeft gebruikt om zich te laten erkennen door de Bulgaarse autoriteiten.

    Laten we ons eens de uitdrukkingen van de mededeling van de Europese Commissie te Straatsburg herinneren:

    Mededeling van de Secretaris

    Van de Europese commissie van de Rechten van de Mens

    maart 1998 – Publiekelijk weergegeven midden april 1998.

    Informatienota n° 148 II (i)-(a)- G.J. versus Bulgarije.

    Eisende vereniging = Christelijke vereniging "Getuigen van Jehovah"

    "De zaak ging over het weigeren de eisende vereniging te herregistreren volgens de wet van 1994, en over de beoogde maatregelen om aanspraak te maken om een eind te maken aan haar activiteiten en die van haar leden. Toen de zaak geregeld was, heeft de Bulgaarse regering aanvaard om zo vlug mogelijk een wetgeving door te voeren voor de gewetensbezwaarden, namelijk een burgerdienst in plaats van een militaire dienst, en om de eisende vereniging te registreren, als een erkende religie. De eisers hebben zich geëngageerd, wat haar standpunt in verband met bloedtransfusie betreft, om in de statuten een verklaring te zetten waarbij hun leden een vrije keuze hebben betreffende de kwestie om te mogen handelen uit zichzelf en voor hun kinderen, zonder enige controle of sanctie te moeten ondergaan vanwege de vereniging."

    Toen vroegen velen zich af : Wat betekent in werkelijkheid deze "vrije keuze" ? Wat betekende de zin "zonder enige controle of sanctie vanwege de vereniging"?

    Enkele maanden later, kregen we het antwoord, toen het Genootschap het "Bulgaarse compromis" toepaste op de gehele wereld.

    Bij die gelegenheid publiceerden verschillende kranten een mededeling waarbij men zei dat er een verzachting in de leerstelling bij de Getuigen van Jehovah had plaats gehad, wat de bloedtransfusies betreft. Deze artikels van de pers lieten weten dat de Watch Tower Society geen enkele sanctie meer zou treffen ten opzichte van een lid dat een transfusie zou accepteren.

    In feite gebruikte deze organisatie een uiterst laakbare uitvlucht. Ze bedroog niet alleen haar leden, maar ook de mensen van buitenaf. Het was op dezelfde manier zoals ze de Bulgaarse autoriteiten en de Europese Commissie voor de gek had gehouden.

    Voordien had een Getuige die een bloedtransfusie aanvaardde twee alternatieven :

    1) zijn fout "opbiechten" voor een rechterlijk comité die verantwoordelijk was in de gemeente waar hij deel van uitmaakte. Indien zijn berouw als oprecht werd beoordeeld (hij zou het slachtoffer geweest kunnen zijn van een moment van "zwakte"), dan zou hij niet geëxcommuniceerd maar terechtgewezen en "geestelijk geholpen worden". Indien het een man met een ambt of functie zou zijn geweest, dan zouden zijn verantwoordelijkheden afgenomen worden in de groep, want hij zou niet meer kunnen doorgaan als een goed voorbeeld onder de "kudde" getrouwen.

    2) ofwel geen berouw hebben, omdat hij van oordeel was dat hij niets verkeerds had gedaan. In dat geval, werd de Getuige geëxcommuniceerd uit de gemeenschap, met alle gevolgen van dien (volledige verwerping vanwege de gemeente, de familieleden die niet meer onder één dak leefden, met onnoemelijk veel frustratie en momenten die moeilijk waren om mee te leven.)

    Hoe zit het nu ?

    Let op de subtiliteit ! De Getuige die een bloedtransfusie aanvaardt heeft nog altijd twee alternatieven :

    1) zijn fout "opbiechten" (zie de onveranderde procedure : hierboven).

    2) ofwel geen spijt erover hebben, door bijvoorbeeld te oordelen dat hij niets kwaads heeft gedaan.

    In dat geval, zal het lid automatisch geen deel meer uitmaken van de gemeenschap, want door zijn handelingen, toont hij aan dat hij geen Getuige van Jehovah meer is.

    Hij heeft zich vrijwillig teruggetrokken.

    Maar deze procedure, ook genoemd "vrijwillige terugtrekking", komt overeen met uitsluiting, met dezelfde gevolgen als deze hierboven in de vorige paragraaf aangehaald bij punt 2.

    We kunnen hiermee zien dat de Watch Tower Society heel duidelijk de autoriteiten bedriegt, de media en in het bijzonder de medische staf. Ze liegt door te verklaren dat ze geen enkele sanctie zal treffen ten aanzien van iemand die een transfusie aanvaardt. Voor haar is het heel simpel, er zijn geen sancties meer uit te voeren, aangezien zij zelf de schuldige niet meer uitsluit.

    Het "Bulgaarse compromis" heeft haar geheim prijsgegeven.

     

    Zie ook :

    Een studie van Augustin Delmas

    Een studie van Denis O’Hare

    Terug naar index

    zie ook eleuthera.aggelia.be

    origineel in de franse taal: www.aggelia.be

    02-02-2009 om 19:55 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een eenvoudige berekening of hoe het genootschap goochelt met cijfers

    Een “eenvoudige berekening”

    of hoe het genootschap goochelt met cijfers

     

    Sedert meer dan 120 jaar, goochelt het Wachttorengenootschap met bijbelteksten, profetieën en cijfers.

    Men verzekert ons dat er slechts 144.000 trouwe christelijke getuigen van Jehovah het voorrecht hebben te regeren met Christus in de hemel. Zij hebben de zalving van de geest ontvangen, en volgens het genootschap, noemde Jezus hen “de kleine kudde”

    Deze leerstelling,zoals wij weten, is gebaseerd op een letterlijke weergave van het getal 144.000 dat drie maal wordt aangehaald in het boek Openbaring hoofdstuk 7 het vers 4  en hoofdstuk 14, de verzen 1 en 3. 

    Openb. 7 :4 -“En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld werden,honderd vierenveertig duizend,verzegeld uit elke stam van de zonen van Israël.”

    Openb. 14 :1 –“En ik zag, en zie !Het Lam stond op de berg Sion,en met hem honderd vierenveertig duizend die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen..

    Openb. 14:3- “… en niemand kon zich dat lied eigen maken dan de honderd vierenveertig duizend, die van de aarde zijn gekocht.

    In de volgende uiteenzetting zullen we niet stilstaan bij de interpretatie van dit getal.

    Merk evenwel op dat de Getuigen aannemen dat er sprake is in de Openbaring van 12 stammen van Israël,en dat deze de 144.000 uitmaken, maar dan wel als een symbool, zoals de “12.000” toegekend aan elke stam.

     De goocheltruc van het Wachttoren genootschap is merkwaardig : het resultaat van de vermenigvuldiging van de twee symbolische getallen,12 en 12.000,geeft een letterlijk aantal !

    Men vraagt zich dan ook af waarom de afmetingen van de muur van het hemelse Jeruzalem,144 el, symbolisch moeten gezien worden, en nu weer niet letterlijk !  (Zie Openbaring 21 : 17)

    Voor meer details, zie het dossier : “Waar verricht de ‘grote schare’ heilige dienst ?”

    In onze “eenvoudige berekening” gaan we uit van de veronderstelling dat de uitleggers van Brooklyn het bij het juiste eind hebben en dat het getal door Johannes vermeld, letterlijk moet zijn.

    Punt 1 :

    De christenen uit de eerste eeuw waren enkel en alleen gezalfden en maakten dus deel uit van de 144.000.

    Dit kunt u bevestigd zien in het boek,“Jehovah’s getuigen - Verkondigers van Gods Koninkrijk” (1993) pag. 35 §1

     “Alle vroege christenen hadden als met de geest gezalfde broeders van Christus het vooruitzicht hemelse priesters met Christus te zijn (1 Petrus 1:3,4; 2:5,9)”.

    Punt 2 :

    De personen die zich verbonden met Russell, evenals diegenen die zich voegden bij de               Bijbelstudenten tot het midden van de jaren 30 waren eveneens gezalfden en maakten bijgevolg deel uit van de 144.000.

     

    We lezen bijvoorbeeld in de Wachttoren van 1 januari 1997  -blz. 10-11 : Openbaring 7:4-8 en 14:1-4 laten echter zien dat het totale aantal van deze gezalfde christenen beperkt is tot 144.000, van wie velen in de eerste eeuw voordat de grote afval intrad, werden bijeengebracht. Vanaf het einde van de negentiende en tot in de twintigste eeuw heeft Jehovah de bijeenvergadering van deze groep voltooid; de leden hiervan worden gereinigd door het water van zijn Woord, rechtvaardig verklaard door middel van geloof in Jezus’ zoenoffer en uiteindelijk verzegeld als gezalfde christenen om het aantal van 144.000 vol te maken.

     Wat volgt er wanneer het gehele aantal gezalfden uitgekozen is? In 1935, op een in Washington D.C. (VS) gehouden congres dat een mijlpaal vormde, werd bekendgemaakt dat de „grote schare” uit Openbaring 7:9-17 een groep mensen was die duidelijk waargenomen zou worden „na” de 144.000 en voor wie eeuwig leven op een paradijsaarde weggelegd is. Nadat Johannes de Doper, die als een van de „andere schapen” op aarde opgewekt zal worden, de gezalfde Jezus onmiskenbaar had geïdentificeerd, zei hij over de Messias: „Hij moet blijven toenemen, maar ik moet blijven afnemen” (Johannes 1:29; 3:30; 10:16; Mattheüs 11:11). Het werk van Johannes de Doper dat erin bestond discipelen voor de Messias gereed te maken, eindigde aangezien Jezus toen het uitkiezen van een toenemend aantal personen die tot de 144.000 zouden gaan behoren, overnam. In de jaren ’30 vond het omgekeerde plaats. Een afnemend aantal werd ’geroepen en uitverkoren’ om tot de 144.000 te behoren, terwijl er een enorme toename kwam in het aantal leden van de „grote schare” „andere schapen”. Deze grote schare blijft groeien, terwijl het goddeloze samenstel van de wereld zijn einde te Armageddon nadert. — Openbaring 17:14b.

    punt 3

    De afval is begonnen met de dood van de laatste apostel, dus aan het begin van de 2de eeuw.

    Hierbij halen we de Wachttoren aan van 1 januari 1997 pagina 10 §14 :“Maar na de dood van de apostelen trad er een grote afval in en het licht der waarheid begon te flikkeren. Het ware christendom werd overschaduwd door het op heidense leringen en filosofieën gebaseerde sektarisme van de christenheid.” — Handelingen 20:29,30.

    Of de Wachttoren van 1 september 1996- pagina 17 : “Nadat de laatste van de apostelen was gestorven,was er geen belemmering meer tegen een dergelijke afval. Dus begon verdorvenheid hoogtij te vieren.” — 2Thessalonicenzen 2:6,7.

    Synthese van de punten 1,2,3,

    De 144.000 werden bijeenvergaderd :

    1) in de eerste eeuw ,vanaf Christus tot aan het begin van de afval die begon bij de dood van de laatste apostel (begin tweede eeuw).

    2) Binnen de periode reikend vanaf eind  19de eeuw tot en met het midden van de jaren 1930.

    De Wachttoren informeert ons heel duidelijk dat de bijeenverzameling begon met Pinksteren van het jaar 33 G.T.tot het opkomen van de afval,zonder daarbij over een specifieke datum te spreken, alhoewel, zegt ze, de afval aanwezig was in de eerste eeuw, geleidelijk toenemend bij de dood van de laatste apostel, en algemeen verbreid rond de tijd van Constantijn (325).

    Deze bijeenvergadering liep verder vanaf het moment waarop Russell “de waarheid” herstelde, tot in 1935, het jaar waarin men begreep dat er niet alleen gezalfden waren, maar ook een andere klasse bestemd om voor eeuwig op aarde te leven,“een grote schare”. Er zijn echter nog enkelen die werden uitverkoren om deel uit te maken van deze hemelse klasse tussen 1935 en 2008,in principe om diegenen te vervangen die niet in getrouwheid zijn gestorven.

    Gedurende dit lange “zwarte gat” dat begonnen was sedert de afval tot en met Russell, spreekt het Genootschap van “enkele” personen die vurig zochten God te behagen en aldus werden ze zonder twijfel gezalfd met zijn geest.

    We zullen met onze “eenvoudige berekening” en om het niet te moeilijk te maken,van de veronderstelling uitgaan dat de afval was begonnen in 100 G.T. en dat er ondertussen  geen gezalfden  werden voorbeschikt uit de klasse van de 144.000, noch na het jaar 100, noch gedurende het fameuze “zwarte gat”, noch na 1935.

    Dus werd het eerste deel van de 144.000 uitgekozen tussen 33 en 100.

    Wat het tweede deel betreft, het werd uitgekozen gedurende de jaren 1870 tot 1935.

    We moeten dus alleen maar vaststellen hoeveel gezalfde leden werden uitgekozen gedurende deze tweede periode om te weten te komen hoeveel het er dan waren gedurende de eerste periode.

    Laten we nu nog eens het ‘Verkondigers’- boek nemen.

    Op pag. 717,vertelt men ons dat er in 1935, 52.465 Getuigen van de symbolen gebruik maakten. Daarentegen, waren er in 1940,- vijf jaar later - maar 27.711 meer, wat dus een daling geeft van 24.754 deelnemers.

    Waar waren zij heen ? Men kan veronderstellen dat in die vijf jaar, er enkelen zijn gestorven of de organisatie hadden verlaten, of anderen hadden “begrepen”, dank zij het nieuwe licht sedert 1935,dat ze geen deel meer uitmaakten van de “kleine kudde”, maar van de “grote schare”. 

    Om onze cijfers nu aan te passen aan de werkelijkheid, zullen we een gemiddelde nemen,door bij de 52.465 de 27.711 bij te tellen, en dit resultaat zullen we delen door 2 dat geeft

    ons 80.176: 2 = 40.000 (afgerond)

    Daar wij niet diegenen hebben bijgeteld van de 144.000 die gestorven zijn tussen de jaren 1870 en 1935, zullen we zeker niet overdrijven wanneer we stellen dat het aantal gekozenen voor een hemelse hoop in deze moderne tijd komt op een getal van 45.000.

    Om de berekening  wat meer te vereenvoudigen,zullen we maar zeggen,40.000,

    dat brengt ons op 100.000 voor de eerste eeuw.

     

    Hielden de eerste christenen statistieken bij ?

    Dat wil de organisatie van Brooklyn ons doen geloven, met als doel om de vele cijfers te rechtvaardigen die ze heeft verzameld.

    Maar in het boek Handelingen,zegt men eenvoudig het volgende :

    2:41 “Zij dan die zijn woord van harte aanvaardden, werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.”

    4:4 Velen echter van hen die naar de toespraak hadden geluisterd, geloofden,en het getal der mannen (vrouwen niet inbegrepen) steeg tot ongeveer vijfduizend.

    Merk zelf eens op dat elk van deze verzen zegt “ongeveer”,wat betekent dat er van het aantal dopelingen wel veel meer zullen geschat zijn dan geteld. Maar de twee genoemde getallen zijn voor ons een belangrijke indicatie.

    Sedert het prille begin van het christendom, werden er ongeveer 8000 toegevoegd aan de gemeente.Volgens de Wachttoren zouden deze nieuwe volgelingen van Christus gezalfden zijn geweest : ze maakten dus deel uit van de 144.000

    Bijgevolg,wordt ons getal verminderd naar 92.000 (100.000- 8000).

    Deze 92.000 leden met een hemelse hoop kun je uitspreiden over 67 jaar.

    Ja,want vanaf Pinksteren in het jaar 33 tot het jaar 100 heb je 67 jaren.

    Om voortgang te maken met onze “eenvoudige berekening”, moeten we alleen nog 92.000 delen door 67 om aldus een jaargemiddelde te krijgen  van 1.373 nieuwe discipelen .

    Dat is onmogelijk.

    Hoe zouden christenen die zo ijverig waren om het Goede Nieuws over de Christus te verkondigen, maar 1.373 discipelen per jaar hebben gemaakt, rekening houdend met hun start van ongeveer 8000 dopelingen, wat zes keer meer is dan het jaargemiddelde dat we juist hebben berekend !

    Maar dat is nog niet alles. Klaarblijkelijk omvatten deze 8000 nieuwe christenen alleen maar mannen (zie Handelingen 4:4), terwijl er toch ook heel veel vrouwen  waren die het christendom hadden aanvaard in die dagen.

    Met andere woorden, het jaargemiddelde zou nog minder zijn geweest dan 1.373.

    Het is eigenlijk nog te hoog geschat want we zijn gestopt bij het jaar 100, maar er zijn zeker nog veel nieuwe discipelen bijgekomen bij die 144.000 in het begin van de 2de eeuw.

    Dit gemiddelde van 1.373 past zeker niet in het kader van de bijbelse verwijzingen die we nu eens onder de loep zullen nemen. Die vind je in het boek Handelingen.

    Noteer ook dat ze niet verwijzen naar de 8000 aangehaald in hoofdstukken 2 en 4, aangezien de eerste tekst (5: 14) evenals de andere, pas van toepassing waren op een latere gebeurtenis.

    5:14:“Wat meer zegt, er bleven gelovigen in de Heer toegevoegd worden, menigten van zowel mannen als vrouwen”.

    6:7: “Zo bleef het woord van God groeien, en het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen, en een grote schare priesters werd het geloof gehoorzaam”.

    9:3:“Toen trad er voor de gemeente in heel Judea en Galilea en Samaria werkelijk een periode van vrede in en werd ze opgebouwd ; en daar ze in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze [in aantal] toenemen”.

    11:24:” Hij was een goed man en vol heilige geest en geloof. En een aanzienlijke schare werd aan de Heer toegevoegd”.

    14:1:“In Ikonium nu gingen zij samen de synagoge van de joden binnen en spraken er op zulk een wijze, dat een grote menigte van zowel Joden als Grieken gelovig werd.

    16:5:“Ja, daarom werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe”

    Hoe kan het genootschap zo’n klein aantal discipelen rechtvaardigen gedurende de eerste eeuw?

    Ik besloot om te schrijven naar het bijkantoor van mijn land en maakte hen deelgenoot van mijn “eenvoudige berekening” die we zojuist zelf hebben gemaakt.

     

    Ziehier hun antwoord:

    Geliefde broeder,

    Uw brief van 24 april 1996 aangaande het aantal gezalfden in de eerste eeuw heeft ten volle onze aandacht gekregen. We suggereren dat je de gepubliceerde commentaren zou lezen in de Wachttoren van 1 juni 1973 (in ’t Frans) of  (1 mei 1974 pag. 287-288 Nederlands)

    De gegeven uitleg helpt ons te begrijpen dat er geen bewijs is dat er een groot aantal discipelen  in de eerste eeuw geroepen werden om deel te hebben aan de hemelse hoop.

    De bijbelprofetieën en de geschiedenis bevestigen dat na het verdwijnen van de apostelen, de afval was binnengedrongen in de christelijke gemeente, wat ook een aanwijzing is voor het beperkte aantal getrouwe aanbidders van Jehovah uit die tijd. 

    1 Joh 2: 18  Judas 8:11  2 Tim 2: 16-18 Handelingen 20: 29,30.

    We zijn verheugd je te kunnen helpen met je bijbels nazoekwerk en we sturen je, geliefde broeder…, onze christelijke groeten.

    Uw broeders,

    Christelijke gemeente van Jehovah’s getuigen.

     

     

    Deze brief gaat ons begrip te boven.

    -Eerst en vooral verwijst het Genootschap naar een Wachttoren van 34 jaar geleden.

    -“Er is geen enkel bewijs dat een groot aantal in de eerste eeuw zou gekozen zijn om hemels leven te krijgen”, durft men zelfs te beweren, alhoewel het boek Handelingen benadrukt dat er een buitengewone groei was. Maar misschien is het boek Handelingen voor de Wachttoren geen bewijs ?

    Paragraaf 3 van de brief ontwijkt de vraag door het te hebben over een periode van afval, maar het werkelijke probleem gaat over het aantal gezalfden vóór deze zogenoemde afval.

    De zin ‘Wij waren verheugd om je te helpen met je” bijbelse nazoekwerk”’ toont aan op welk punt Jehovah’s getuigen een belangrijke vraag te laag inschatten door het te herleiden tot een eenvoudig “bijbels nazoekwerk”.

    Wat zegt nu deze fameuze Wachttoren van 1 mei 1974 ?

     Vragen van Lezers

     Naar men zegt is tijdens de Romeinse vervolging in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening een groot aantal christenen ter dood gebracht.  Hoe is het dan mogelijk dat in deze eeuw duizenden zijn geroepen om tot het lichaam van Christus te gaan behoren dat uit slechts 144.000 personen bestaat ? — V.S.

    Er zijn historische aanwijzingen dat vele christenen in de eerste eeuwen hevig zijn vervolgd en zelfs gedood. Men dient echter te bedenken dat het ondergaan van een marteldood op zich iemand bij Jehovah God nog geen verdienste gaf en hem ook niet van het lidmaatschap in het hemelse koninkrijk verzekerde. Velen,zelfs in recente tijden,zijn bereid geweest voor een religieuze of andere zaak te sterven. Dat iemand beweert een christen te zijn en dat hij zelfs voor zijn overtuiging sterft, wil op zich nog niet zeggen dat hij een goedgekeurde dienstknecht van Jehovah God is. De apostel Paulus schreef in dit verband aan de Korinthiërs : „Al geef ik al mijn bezittingen om anderen te spijzigen ,en al geef ik mijn lichaam over om te kunnen roemen ,maar heb geen liefde, dan baat het mij in het geheel niet” (1 Kor. 13:3.). Niet de dood, maar getrouwheid tot aan de dood bepaalt of iemand „de kroon des levens” zal ontvangen. — Openb. 2:10. Zo blijkt uit het feit dat er nu nog altijd een overblijfsel van de 144.000 op aarde is ,dat tot op deze twintigste eeuw minder dan 144.000 personen hun aardse loopbaan in getrouwheid heeft beëindigd.

    Hoewel sommigen misschien geneigd zijn te denken dat zo lang geleden als in de eerste eeuwen van de gewone tijdrekening stellig al meer personen tot deze klasse hebben behoord,bestaat daarvoor geen enkel werkelijk bewijs. Het is tegenwoordig zelfs onmogelijk vast te stellen hoeveel personen er ter dood werden gebracht, laat staan het aantal van hen die tot de dood toe getrouw bleken te zijn. “Wij hebben als het erop aankomt slechts weinig feiten waarop wij kunnen afgaan”,schrijft Frederick John Foakes-Jackson in het boek History of Christianity in the Light of Modern Knowledge.

    Hij verklaart verder : “De vervolging door Nero is te boek gesteld door twee Romeinse historici, Tácitus en Suetonius, die beiden zeer jong waren toen deze plaatsvond en die op rijpe leeftijd schreven.

    Er bestaat geen christelijk document uit die tijd waarin de vervolging wordt beschreven ,hoewel er in het boek Openbaring wellicht op wordt gezinspeeld .. Tertullianus, aan het einde van de tweede eeuw ,is onze autoriteit dat Nero en Domitianus,omdat zij de twee slechtste keizers in de eerste eeuwen waren, de christenen hebben vervolgd.”  In het begin van de derde eeuw G.T. merkte Orígenes (een christelijke schrijver en leraar) op : „Ruwweg geteld, zijn er nu en dan slechts enkelen geweest die voor de christelijke religie zijn gestorven.”

    Veel van wat er over christelijke martelaren is geschreven,is door de overlevering verfraaid en derhalve onbetrouwbaar. Het martelaarschap van Polycarpus uit de tweede eeuw G.T. wordt in Fox’s Book of Martyrs bijvoorbeeld als volgt beschreven :

    „Hij was … aan een paal gebonden en de takkenbossen waarmee hij was omringd ,werden in brand gestoken ,maar toen het zo heet werd dat de soldaten gedwongen waren zich terug te trekken ,bleef hij lange tijd bidden en lofliederen voor God zingen . De vlammen woedden fel, maar zijn lichaam verteerde nog altijd niet en glansde als gepolijst goud .Naar verluidt steeg er uit het vuur ook een aangename geur als van mirre op, wat de toeschouwers zozeer verbaasde dat velen zich daardoor tot het christendom bekeerden. Zijn beulen, die bemerkten dat het onmogelijk was hem door vuur ter dood te brengen, staken een speer in zijn zijde ,waaruit zoveel bloed stroomde dat het vuur erdoor werd gedoofd. Toen werd zijn lichaam op last van de proconsul tot as verteerd opdat zijn volgelingen het niet tot een voorwerp van aanbidding zouden maken.”

    Uit welke bron Fox zijn inlichtingen ook mag hebben geput, het is duidelijk dat weinig van dit verslag werkelijk historisch is .Indien de zinspeling op het aanbidden van het stoffelijk overschot van Polycarpus als een aanwijzing van het bestaan van relikwieaanbidding onder belijdende christenen uit de tweede eeuw moet worden beschouwd, zou dit niettemin een bewijs te meer zijn dat velen toentertijd geen getrouwe aanbidders van Jehovah God waren. Christenen stonden onder het gebod ’God te aanbidden’ en geen relikwieën (Openb. 19:10) .Afgodendienaars behoren in feite tot degenen die in de Schrift specifiek worden genoemd als personen die niet geschikt zijn om het Koninkrijk te beërven. — 1Kor. 6:9,10.

     

    We staan hier met onze mond vol tanden.

    Het merendeel van de eerste martelaren waren dus valse christenen !

    Ze zijn gestorven voor hun geloof in Christus,maar hadden waarschijnlijk geen liefde genoeg !

    Men moet dus veronderstellen dat ze hun leven hebben gegeven voor de show, niet meer en niet minder. Maar probeer het eens uit : durf eens te beweren dat “de Getuigen van Jehovah die gestorven zijn in de concentratiekampen valse getuigen waren”.

    Je zult eens direct het resultaat zien en horen.

     

     

    Zie      eleuthera.aggelia.be                                                 of www.aggelia.be

    01-02-2009 om 17:58 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is de wereld toch rot !!

    De wereld is rot

    Enkele overdenkingen die niet door de beugel kunnen :

    De man vertelt mij:.“De wereld loopt op zijn einde. Hij is rot tot op het been”

    En heel stilletjes sluipt hij en duwt hij me de kamer binnen van een ziekenhuis.

    Een naakte, witte, koude kamer. “Kijk naar dat bed”, zegt hij “Zie hoe de stervende zijn laatste dagen doorbrengt”; De ‘stervende’ man is "de wereld".

    “Niets kan hem nog redden. Hij is corrupt, in staat van ontbinding. Zijn vlees valt uiteen vanwege de verrotting.”

    De man geeft toe dat hij gelukkig is, omdat de verwachte dood goed nieuws is voor hem.

    De man die me de kamer binnenliet, bukt zich naar het arme wezen, dat langzaamaan uitdooft, kermend van de pijn, een wezen,
    we herhalen het, rot tot op het been, en hij wacht met ongeduld op zijn laatste snik.

    Maar, zie nu eens, terwijl ik van heel dichtbij kijk, zie ik met afgrijzen dat de man die het slachtoffer aandachtig observeert, met een vreemde blik van medelijden gemengd met minachting, zich te goed doet door te eten van en zijn dorst te lessen met het merg en het bloed van die patiënt.

    Het zou beter zijn indien de houding die de organisatie aan de dag legt ten overstaan van de wereld, - die zich inderdaad niet goed voelt in zijn vel - , er één was waarbij men zich zou inspannen om liefde te betonen, medelijden, mildheid en menselijkheid met de bedoeling om te verzorgen en te genezen.

    De met hart en ziel “toegewijde aanhanger” verliest aldus uit het oog, - door zijn onderwerping aan een subtiele indoctrinatie - , dat hij door te zeggen dat de wereld niets waard is, juist dank zij die wereld nog leeft.

    Hij maakt gebruik van deze wereld ; Alle faciliteiten : de wegen, de auto’s, het openbaar vervoer, de brandstof, elektriciteit, gas en alle andere nutsvoorzieningen.

    Gaat hij op vakantie, dan neemt hij de trein of het vliegtuig, slaapt in een hotel, eet in een restaurant, gaat misschien naar Disneyland of andere pretparken.
    Tijdens de zomer gaat hij zonnen. In de winter naar de wintersport. Hij bezoekt plaatsen aangelegd door wezens waarvan hij beweert dat ze onderworpen zijn aan de duivel en dan ook verworpen door God, maar hij geniet er toch maar van.
    Hij is vertrokken op vakantie met geld dat hij heeft verdiend door de wereld te dienen, een wereld die hem ook aan werk heeft geholpen.

    Hij maakt gebruik van de dokters van deze wereld, hun medicatie, hun hospitalen, hun klinieken, hun ambulancewagens, de spoeddiensten, de kraaminrichtingen.

    Hij kijkt T.V., luistert naar de radio, gaat naar de bioscoop of naar de schouwburg.

    Hij doet ook aan sport ... in deze vestigingen die aan het ontbinden zijn.

    Hij opent de kraan en verkrijgt water. Trekt de W.C. door zodat zijn eigen afval verdwijnt.

    Zijn keuken is normaal wel voorzien van een volle ijskast, een wasautomaat, een magnetronoven.
    Hij maakt gebruik van de grootwarenhuizen of van de winkel op de hoek.

    Hij deponeert zijn vuil in wegwerpzakken die deze wereld hem verschaft zodat hij niet wordt overstelpt door zijn eigen afval en vuilnis.

    Hij leeft in een huis of flat, heeft meubels, kledij, verwarming om niet te creperen van de kou in de winter.

    Leest hij graag ? Hij mag (indien zijn geweten het hem toelaat) boeken kopen, tonnen lectuur. Heeft hij moeilijkheden met zijn zicht, dan mag hij naar de oogarts (een man van deze verdorven wereld die niet verder kijkt dan zijn neus lang is), maar hij kan zorgen voor een bril voor je.

    Hij gaat naar school en de wereld geeft les aan zijn kinderen.

    Hij heeft telefoon, fax, G.S.M., een computer, internet en andere media. Hij heeft ...

    Laten we maar stoppen hier. De lijst zou werkelijk te lang kunnen worden.

    Het genootschap, die deze aanhangers van hen leidt, heeft ook de wereld nodig. Zonder deze wereld, geen papier of middelen om inkt te maken, geen bijbelstudiehulpmiddelen, geen grote vergaderingen (men moet locaties hebben, openluchtstadia met de toestemming verkregen van corrupte mensen van deze wereld), geen audio en videocassettes, geen cd-rom en dvd, enz ...

    Het genootschap heeft zelfs de christenheid nodig.
    Zonder haar, zou het nooit een bijbel in zijn bezit hebben gehad.
    Zonder haar, zou men niemand hebben om tegen uit te varen.

    Goddelijke organisatie, “arme aanhanger”, die haar volgt in vol vertrouwen, werkelijk, wat zou jij doen zonder deze wereld die
    aan ’t vergaan is ?

    Terug naar index

    zie ook eleuthera.aggelia.be     of  in het Frans www.aggelia.be

    26-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Wachtower of New York...Een Niet Gouvernementele Organisatie

    THE WATCHTOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY
    OF NEW YORK

    EEN NIET GOUVERNEMENTELE ORGANISATIE






    Ziehier een uittreksel (bij de letter W) van de lijst van Amerikaanse Niet Gouvernementele Organisaties (NGO) net zoals ze in het begin van oktober 2001 verschenen is onder http://www.un.org/MoreInfo/ngolink/ngodir/NGODirAlph/alphabet.htm

    ...

    WAINWRIGHT HOUSE

    WAR & PEACE FOUNDATION

    WAR RESISTERS INTERNATIONAL

    WATCHTOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY OF NEW YORK

    WATER ENVIRONMENT FEDERATION

    WELLSTART INTERNATIONAL

    WITTENBERG CENTER FOR ALTERNATIVE RESOURCES, THE

    WOMEN FOR INTERNATIONAL PEACE AND ARBITRATION

    ...

    Wanneer je op de vermelde site kijkt, door te klikken op WTBS of New York, dan zult u het volgende kader ontdekken (ga terug op de vorige link hierboven, het kader is heraangepast met een huidig paginaformaat) :


    OrgName

    OrgAssociation

    Address1

    Address2

    City1

    City2

    WATCHTOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY OF NEW YORK DPI 25 Columbia Heights - Brooklyn -

    StateProvince

    PostalCode

    CountryName

    NY 11201-2483 UNITED STATES

    Telephone

    Fax

    EmailInternet

    WebAddress

    RegionName

    Subject

    718 560 5000 718 560 8030 - - NORTHERN AMERICA & CARIBBEAN HUMAN RIGHTS



    De WTBT van New York was dus wel, zonder enige twijfel, een NGO.

    Maar wat is een NGO? Welke criteria moet zo’n organisatie naleven ?

    Uittreksel van de definitie gegeven door het DPI ( Informatie Departement ) van de UNO : “Een NGO is een groep welwillende vrijwillige burgers op plaatselijk, nationaal of internationaal vlak. Gericht en geleid door personen die een gemeenschappelijke belang hebben, schenken de NGO’s een verscheidenheid aan diensten en humanitaire functies, daarmee kennisgevend aan de regeringen welke zorgen de burgers hebben. De NGO’s moedigen ook aan om een politiek aandeel te hebben op het niveau van de gemeenschap".

    De criteria worden volgens verschillende punten geresumeerd.

    We onthouden hierbij de volgende criteria :

    • De NGO’s moeten het charter van de Verenigde Naties ondersteunen en respecteren . en dezelfde idealen ondersteunen van de UNO.

    • De NGO’s zullen een bevredigend rapport van samenwerking moeten voorleggen met de centra van het Informatie Departement (DPI)
      van de Verenigde Naties.

    Deze informatie, kunt u gedetailleerd terugvinden op http://www.un.org/french/aboutun/index.shtml







    Deze korte bewijsvoering zou (in principe) de ogen moeten openen van veel Getuigen van Jehovah. Zo zouden ze zelf kunnen ontdekken welke dubbelspraak de organisatie gebruikt.
    Aan de ene kant, heeft de Watchtower van New York deel uitgemaakt (en dat sedert 1991/1992 !) van een NGO, en heeft ze zich verplicht tot het ondersteunen van de UNO en haar idealen (we hebben al zo’n overeenkomstig engagement gekend in 1933, wanneer het Genootschap de idealen van het Duits nationaal socialisme heeft ondersteund).
    Aan de andere kant, moet ze haar burgers dus aanmoedigen om deel te nemen aan het politieke leven van het land (door de richtlijnen van de UNO te ondersteunen en te respecteren)

    Is het niet ongelofelijk, dat de organisatie van de Getuigen van Jehovah de dreigende vernietiging van de Verenigde Naties voorzegt, een bolwerk van Satan, en dat ze haar leden excommuniceert wanneer één van hen zich in de politiek mengt ?






    Dit geschipper van de Wachttoren heeft inderdaad veel van zich laten horen. Heel veel stemmen zijn opgegaan om de aandacht te richten op het dubbel spel van de organisatie die beweert van God afkomstig te zijn.
    Daarom ook is de “Watchtower of New York” op 9 oktober 2001, geschrapt van de lijst van de NGO's. Ze heeft inderdaad besloten om zich terug te trekken als NGO wegens de uitgeoefende druk van buitenaf.
    Ondertussen is ze verwikkeld in een resem van leugens en onwaarachtigheden om zich te rechtvaardigen.

    Veel documenten over deze zaak zijn nauwkeurig bestudeerd door Charles Chasson, en we moedigen u aan om zijn dossier te consulteren. Alle bewijzen zijn daar samengebracht.

    Zoek daarom http://www.chez.com/tjrecherches/ONU.htm op.

    Wij staan tot uw beschikking om bijpassende informatie te geven- zie de coördinaten op het blad “overzicht” (index)






    Terug naar index


    zie ook eleuthera.aggelia.be                                        of         www.aggelia.be

    22-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een kind ten overstaan van zijn ouders, Getuigen van Jehovah

    Een dringend dossier      

    Een kind ten opzichte van zijn ouders, Getuigen van Jehovah .

    Heeft een kind wiens ouders Getuigen van Jehovah zijn,echte problemen die hij moet overwinnen ?

    Is het een slachtoffer van druk zodat  het zijn leven zowel psychologisch als mentaal ziet verstoren ?

    Het noteren waard is het feit dat weinig jongeren,Getuigen van Jehovah worden door de intense inspanningen die de groep verricht om  proselieten te maken tijdens het van deur tot deur werk.

    In vergelijking met andere organisaties,viseren de Getuigen geen specifieke kern van de bevolking, bijvoorbeeld,een doelgroep bestaand uit jongeren op de openbare weg of op een universitaire campus.

    In de meeste gevallen zegt men dat een kind een “Getuige van Jehovah” is,omdat zijn ouders het zijn.

    Het is hier echter noodzakelijk een klein verschil waar te nemen.

    Men wordt echt “een Getuige”door je te laten dopen.

    Degene die van plan is om zich te laten dopen moet met bewijzen naar voor komen dat hij wenst een “discipel”te worden.Aldus moet hij zich identificeren als een “goede nieuws van het Koninkrijk verkondiger”,en actief deelnemen aan de vergaderingen in de gemeente.Meer nog,om voor de doop  in aanmerking te komen,moet hij akkoord gaan om zich te onderwerpen aan een omvangrijke vragenlijst (over het algemeen onderverdeeld  in een serie van drie keer een dertigtal vragen verspreid in drie sessies en dat gedurende verschillende dagen of weken).Deze ondervraging wordt geleid om beurtrol door verschillende verantwoordelijken van de plaatselijke groep.Deze vragen - gebaseerd op de bijbel en op een boek welke de kandidaat krijgt voor zijn doop,en waarin in feite ook alle antwoorden staan –  zullen uiteindelijk bepalen indien hij geschikt is (waardig) om een dienaar van Jehovah te worden.Ten slotte zijn het de verantwoordelijken of de “ouderlingen” die zullen beslissen over de persoon in kwestie.

    Als het antwoord gunstig is,mag de kandidaat zich laten dopen door onderdompeling bij de volgende kring- of districtsvergadering.

    Hieruit kan men constateren dat de doop niet is weggelegd voor heel kleine kinderen,maar alleen voor diegenen die begrijpen wat die stap wagen,inhoudt.In de praktijk ziet men sommigen, zich laten dopen op 10-jarige leeftijd (zelden veel vroeger),anderen niet voor hun 15de(er zijn er bij die nog langer wachten).

    Dus,veel kinderen zijn geen “Getuigen” in de absolute zin van het woord.Ze volgen enkel maar hun ouders.

    Je moet ook een goed onderscheid maken tussen een kind dat geboren,opgevoed wordt in een Getuigen familie en bijvoorbeeld iemand die al naar school gaat wanneer de ouders in de beweging komen.  Deze laatste hebben het over het algemeen,veel moeilijker om hun kinderen te onderrichten in de nieuwe religie.

    De zaak wordt nog moeilijker wanneer één van de ouders,vooral de moeder,de ’waarheid’ aanvaardt. Zo kan er aan het kind getrokken worden van beide kanten :enerzijds diegene die de beweging aanhangt en zijn best zal doen om het er bij te krijgen,en anderzijds de “andere kant” die zich zal inzetten om de krachtsinspanningen van de andere te ondermijnen.Intense druk,die tot een echtscheiding kan leiden,zal beslist de kop opsteken in het familiale milieu en het kind verstoren in zijn gezonde groei.

    Ondertussen gebeurt het wel dat degene die de leer van de Getuigen niet aanvaardt,zijn armen zal laten zakken,of onverschillig zal worden,en aldus zijn partner maar zal “laten begaan”.

    Is het kind dat in zo’n familie woont in de werkelijke zin van het woord,een martelaar ?Absoluut niet.

     

     

    Krijgt hij slaag ?

    Neen,niet meer dan een ander.De bijbel,zeggen degenen die de leiding hebben vanuit het centraal gezag uit“Brooklyn,schrijft voor dat de roede moet worden gebruikt.(wij zouden zeggen de karwats)wanneer het echt nodig is.Nemen de ouders,getuigen van Jehovah hun toevlucht tot deze praktijk ?Dat is zeldzaam.Er zijn echter wel enkele uitzonderingen daar gelaten,maar ze komen zelden voor.

    Men moet nu eenmaal heel goed begrijpen dat hetgeen het kind het diepst treft, niet het in het oog lopende is.Het is heel wat subtieler.

    Het gaat over een serie verboden die hij zal moeten ervaren,zo goed en zo kwaad als het kan,zonder   het waarom ervan wel of niet te begrijpen.

    In dit verslag zullen we ons beperken tot de kinderen van een lagere leeftijd.En indien hij het doel is geworden van algemeen gelach en spot door zijn medeleerlingen,dan hebben deze laatste een heel goed excuus hiervoor.Ook zij begrijpen niet wat er gebeurt,omdat de uitleg die hun kleine makker geeft, heel dikwijls verwarrend en vaag is.

    Het kan zijn dat de ouders op een heel lieve wijze het kind hebben gewaarschuwd.Bijvoorbeeld als volgt :”Het is juist goed wanneer de kindjes je niet mogen ;het is omdat je in de ware religie bent. Niet iedereen hield ook van Jezus ”.

    Laten we nu enkele zaken de revue passeren die verboden zijn voor de Getuigen van Jehovah en die de ouders hun kinderen  inprenten (of ze nu gedoopt zijn of niet).

    Men mag geen verjaardagen vieren.

    Het gebeurt heel dikwijls,wanneer het een leerling zijn of haar verjaardag is,dat er thuis een fuif wordt georganiseerd en men nodigt daarbij vriendjes en vriendinnetjes uit.

    Het kind van een Getuige van Jehovah mag er in geen geval naar toe.

    Natuurlijk spreekt het vanzelf dat de ouders nooit iets zullen organiseren wat verjaardagen betreft, gezien het formele verbod om zo’n feestjes te vieren,want het heeft een” heidense oorsprong”.De instructies die afkomstig zijn van de organisatie van de Getuigen van Jehovah zijn uiterst definitief op dit vlak.Zo’n praktijken zouden,in geval van slechte wil,geen berouw,in de fout hervallen,sancties met zich meebrengen die zelfs kunnen leiden tot uitsluiting.

    Een kind assimileert of verwerkt niet de bochten van het leven op zo’n manier,maar hij gehoorzaamt.

    Resultaat :hij wenst geen “gelukkige verjaardag”.Noch aan papa,noch aan mama.Dat is nog geen echt probleem als beide ouders Getuigen van Jehovah zijn.

    Wat gebeurt er echter wanneer één van beide ouders geen Getuige is ?Wat valt er te zeggen over de grootouders en de andere gezinsleden ?

    Let wel,er is geen sprake van een compromis.De regel is er,onbuigzaam :men zegt tegen niemand “gelukkige verjaardag”.En het is daarom ook evident dat men dan ook geen wenskaarten verstuurt.

    Mogelijke wrijvingen zijn op komst met de familie !En vraag jezelf maar eens af :wat een frustratie voor het jonge kind !

    Het is ook verboden om de heiligen van de kalender te vieren.       

     Ook hier mag een kind van Jehovah’s getuigen geen kruisje zetten op zijn of haar  feestdag.

    En hij mag zich zeker niet mengen met een feestdag van zijn schoolmakkers.

    Dit alles,zegt men,omdat het een satanische oorsprong heeft en integraal deel uitmaakt van een corrupt systeem dat binnenkort zal worden vernietigd.Daarbij,zo’n feesten (ook de verjaardag herdenking waar we zojuist over gesproken hebben)brengen het individu op een voetstuk wat heel nadelig is.

    Andere gevolgen :geen “gelukkige feestdag”,aan mama,papa,opa en oma en al de anderen.

     

    In het geheel geen moederdag,vaderdag en overeenkomstige vieringen.   

    Vraagt men aan de leerlingen om een brief,een tekening,een gedichtje of een boeketje bloemen te maken voor deze gelegenheid ?Het kind zal moeten weigeren.

    Verlies nooit uit het oog de moeilijkheden die zo’n verbod met zich mee brengen in het schoolmilieu.  We spreken niet over het probleem dat het met zich mee brengt tussen de leerling en zijn leraar (want, over het algemeen,zullen de ouders aan de school verantwoordelijken een brochure hebben gegeven die uitlegt welk standpunt wordt ingenomen door de Getuigen inzake dit onderwerp) maar we leggen hier wel de nadruk op het onbegrip van de medeleerlingen,zeker wanneer ze klein zijn.

    We herhalen,onoverkomelijke familiale conflicten ontstaan wanneer één van de ouders geen Getuige is.

    Ze zouden misschien wel graag een beetje aandacht willen op zo’n speciale dagen,de vader,de moeder, de grootvaders,de grootmoeders,de ooms en tantes die de religie van de Wachttoren niet heeft aanvaard.

    En het is heel goed mogelijk dat de kleine jongen of het meisje,eens een speciale attentie zou willen brengen aan zijn of haar ouders, juist zoals hun klas kameraadjes doen.

    Een kind van Jehovah’s getuigen  krijgt geen speelgoed met Sinterklaas.

    Want,indien men logisch wil blijven,ondergaat Nicolaas niet hetzelfde lot als al de andere heiligen van de kalender.Stel je eens het volgende tafereel voor wanneer een kind naar school gaat,en tijdens de speeltijd de vraag krijgt van een klein vriendje :“Wat heeft de Sint jou gebracht” ?

    “Mij ! Niets”.

    “Hoe! …Niets”?

    “Neen”

    “Je bent waarschijnlijk te stout geweest”?

    (Het kleintje,zich vol vuur verdedigend) “Ik ?Neen.Ik ben niet stout geweest ! … Maar men viert Sinterklaas niet bij ons thuis”.

    “Waarom niet”?

    “Omdat het niet juist is.Mijn ouders zeggen dat het niets is voor christenen …”

    “Mijn papa en mama zijn ook christenen,en ik,ik heb heel veel gekregen”!

    De getuigen beweren bij hoog en bij laag dat ze speelgoed geven aan hun kinderen op andere momenten van het jaar.Ze argumenteren dat je niet een speciaal moment moet afwachten om een geschenk te geven.Wat waar is,maar het andere zou toch ook moeten kunnen.

    Dit alles is heel goed,maar dit zijn redeneringen van “volwassenen”.

    Argumenteert de kleine van 5 of 6 jaar op een overeenkomende wijze?Is het niet eerder gefrustreerd omdat hij niet eens kan behandeld worden “als de anderen”?

    De verantwoordelijken in de gemeente van Jehovah’s getuigen zullen je vertellen dat dit alles overdreven is.“Kijk naar onze kinderen hoe gelukkig ze eruit zien”,roepen ze uit.

    Als dit het geval is,zoals we een beetje verder zullen benadrukken,waarom verlaten er dan zo veel jongeren de organisatie ?

    Nog één van de grote verboden voor een Getuige: Kerstfeest .

    De tijdschriften “De Wachttoren” en “Ontwaakt” zullen het u wel aantonen,zeker en vast in die artikelen geschreven rond het einde van het jaar :Kerstmis is een heidens feest,van Babylonische oorsprong en het onteert God en zijn Zoon.

    Direct resultaat voor het kind :

    Geen kerstman,noch boom noch slingers.

    Geen kerstliederen.

    Geen kaartjes met ‘Gelukkig Kerstfeest’.

    Geen kribbe.

    Geen geschenken.

    Geen boomstronkgebak (alhoewel,het komt wel voor)de ijs boomstronk van het grootwarenhuis

    omdat ze niet duur is bij die gelegenheid …maar dan moet je nog vallen op een ouder met een “brede zienswijze”en wiens geweten niet is aangetast door zo’n koopje).

    En dan hebben we nog alle andere problemen die eruit kunnen voortvloeien,namelijk met de familie.

    Zijn ook verboden,die feesten als Pasen en Nieuwjaar .

    Wat het Paasfeest betreft,we begrijpen het al :

    Geen gekleurde eieren,noch chocolade eieren.

    Geen kleine lieve konijntjes.

    Geen klokken van Rome !

    Geen enz.enz.enz …

    Waar het helemaal mis gaat is rond de periode van nieuwjaar.

    Geen mondelinge wensen,noch aan de familie,noch aan vrienden,noch aan de buren,feitelijk aan niemand.

    Geen wenskaarten.

    Geen nieuwjaarstaart (behalve misschien … zie boomstronk).

    Een Getuige van Jehovah,een zoon of een dochter van een Getuige,zal nooit “Gelukkig nieuwjaar” wensen.

    Maar is het niet eigenaardig,dat ze wel mogen “goedendag”[*] zeggen,“goedemorgen”[*],” goede namiddag”,“goedenavond”,”goede nacht”,[**],“goede zondag”,“goede week”,“goed weekend”,“goed amusement”,“goeie reis”[***],“smakelijk”,(en dit zijn in de meeste gevallen ook wensen die een heidense oorsprong hebben,omdat ze bijvoorbeeld te maken hebben met de wonderbare dagelijkse verschijning van de zon[*],of de schrik van de duivelse entiteiten die de nacht vulden[**],of aan het exorcisme van de boze geesten[***] die de wegen onveilig maakten,en nog zoveel andere … maar zeker geen “goed jaar”.

    Men kan zich een beetje voorstellen hoe het kind in de war is wanneer het verboden wordt om een gelukkig jaar te wensen aan zijn vriendjes,zijn onderwijzers,zijn familieleden.

    En als men je zelf wensen toewerpt,wat moet een Getuige doen die zo’n naam waardig draagt ?

    Hij mag nog niet eens antwoorden: “Van ’t zelfde”.Hij zal gewoonweg “Dank u”zeggen.

    Geen of (weinig) buitenschoolse activiteiten .

    Indien deze activiteiten niet expliciet (uitdrukkelijk) zijn verboden,zijn ze wel stilzwijgend verboden. Ze worden in elk geval openlijk ontmoedigd.

    De ouders - indien ze goede Getuigen van Jehovah zijn - zullen alles doen wat ze kunnen om georganiseerde activiteiten door de school en buiten de lesuren te ontmoedigen,evenals het vermijden om naar het theater te gaan,te gaan dansen,deel te nemen aan een koor,om nog niet te spreken van uitstapjes.

    Onder deze buitenschoolse activiteiten mag je de vakantiekolonies bijvoegen.

    Alhoewel sommige ouders hun kinderen wel sturen naar zo’n kolonies (zonder twijfel,zoals bij alle ouders,om een beetje rust te hebben gedurende enkele dagen) handelen ze eigenlijk,zonder zich ervan bewust te zijn,tegen de instructies van de organisatie in.

    Indien een Getuige van Jehovah een ambt uitoefent in de gemeente,zou het kunnen gebeuren dat men hem berispt vanwege “je een beetje laten gaan”.

    Zich geen vrienden van de wereld maken .

    We hebben zojuist de woorden “vriendjes”,“makkers”gebruikt om degenen aan te duiden waar de kinderen van Jehovah’s Getuigen mee omgaan.

    Deze woorden zijn nog hard uitgedrukt,want een jonge Getuige moet normaal geen echte vriend of makker hebben in deze “veroordeelde wereld”.Wanneer een goede vrucht lang in contact is met slechte vruchten,zo is dat ook het geval met de omgang in deze slechte wereld.

    Het is dus nodig dat hij kiest (of zijn ouders zullen kiezen) welke vriendjes hij zal hebben in de “christelijke gemeente”.

    Bijgevolg,dit kind zal het moeilijk hebben om open te bloeien in zijn schoolmilieu,want men zal hem bij verschillende gelegenheden hebben ingeprent,dat vriendschap met de wereld,vijandschap met God is en dat hij weinig opbouwende dingen zal leren indien hij zich een vriendje maakt met zijn klas- genootjes.

    Geen “vrienden worden van de wereld”.

    Dat betekent dat een kind - Getuige zich niet zal interesseren en zich niet zal bezighouden noch van ver noch van dicht met manifestaties op sociaal,politiek of humanitair vlak.

    Dus,geen kwestie om mee te doen aan “een witte mars” (zoals dit heeft plaats gehad in België ter herinnering aan de kindjes die vermoord werden door Dutroux) of om bij te dragen aan eender welk goed werk,waarvan men heel vlug zal concluderen dat het een politieke betrokkenheid heeft.

    Deze generatie is wezenlijk verdorven,gaat haar ondergang tegemoet,zonder enige hoop.Waarom dan iets bijdragen aan inspanningen van mensen, die vastberaden ‘tegen Jehovah gekant’ zijn,en die toch gedoemd zijn om te falen ?

    Mag het kind enkele euro’s in een doosje of een omslag steken om één of ander werk te steunen dat van

    ’t school uitgaat ?Waarschijnlijk zullen zijn ouders het niet toestaan.

    Zij zullen het kind eerder leren om centjes te deponeren in de “bijdragebussen” die in de koninkrijkszalen hangen of staan om aldus het wereldomvattende werk van de Getuigen te ondersteunen.

    (Wanneer het verzamelde geld door de school zal gebruikt worden voor een specifiek doel zoals bijvoorbeeld om een kerstboom te versieren,of om het Sinterklaasfeestje voor te bereiden,of andere gelegenheden zoals hierboven opgenoemd,dan is het zeker dat de ouders zullen verbieden aan hun kinderen om voor zo iets bij te dragen).

    Een waar gebeurd verhaal :In België hebben Getuigen-ouders verboden aan hun kind om,op vraag van de school,een witte strik te dragen op zijn of haar boekentas als herinnering aan Julie en Melissa,de kleine slachtoffertjes van Dutroux.

    Hogere studies ? Niet erg aangemoedigd .

    Hogere studies zijn niet verboden .Sommige kinderen worden in die richting geduwd door hun ouders.(Noteer echter dat deze ouders door mede christenen scheef worden bekeken als “zwak in het geloof”,als christenen die geen groot vertrouwen hebben in de heel nabije “nieuwe wereld”).

    Hogere studies volgen ?Het is verre van de algemene regel.

     

     

    Tot welk nut zouden zo’n studies leiden in een systeem dat geen toekomst heeft ?En daarbij,zouden deze studies niet de jongeren verwijderen van hun Schepper ?Zou dit geen toegang kunnen vormen tot de weg van het materialisme ?

    Kunnen hogere studies niet beschouwd worden als  tijdverlies ?

    Is er niet iets beters te doen nu,daar “de overgebleven tijd kort is”,zoals de bijbel het uitdrukt ?

    Waarom zich niet beperken tot het studieniveau zoals de wet van het land je verplicht,om vervolgens werk te vinden voor enkele uren per week,zodat je kunt rondkomen,en zo met je leven,meer tijd  besteden in de” pioniersdienst”?(een dienst waar men 70 u per maand verricht - zo ongeveer 850 uren per jaar).

    Vermeldenswaard is het dat er sedert een geruime tijd,een ommezwaai wordt waargenomen in de gelederen van de Getuigen wat de studies betreft.Inderdaad,het Genootschap heeft nu gespecialiseerde handarbeiders nodig om hun Bethel-gebouwen te beheren alsook hun goederen.We denken hier vooral op het gebied van de informatica.

    Kinderen studeren met hun ouders en gaan samen met hen naar de vergaderingen en in de prediking .

    Dat kinderen bij hun ouders zijn,is een zeer te prijzen aanbeveling.

    Maar wanneer men een opsomming maakt van de vele uren die de Getuigen moeten besteden aan hun godsdienst,dan mag men zich toch vragen beginnen te stellen.

    Vier vergaderingen worden elke week gehouden.(Verdeeld onder 1 avond en één voor- of namiddag).

    -“Theocratische bedieningsschool” - (men leert er hoe men zich moet uitdrukken)

    -“Dienstvergadering” - (hier leert men hoe men moet prediken)

    -“Boekstudie” - (men onderzoekt een boek uitgegeven door de organisatie)

    -“Openbare toespraak” - (een lezing over een bijbels onderwerp) : ( ½ uur).

    -“Wachttorenstudie” - (onderzoek van een artikel van het tijdschrift “de wachttoren”) : 1 uur.

    In totaal dus,3 ½ uur.Je moet hier nog de inleiding en het slot bij tellen, de gebeden, de liederen.Men komt zeker aan 4 u.

    Nu moet je ook nog rekening houden met de afstand van/naar de vergaderbijeenkomst,wat toch op 2 uur neerkomt. (Theocratische school en Dienstvergadering vallen op dezelfde avond,en ook de Openbare lezing en Wachttorenstudie op een andere dag.De boekstudie wordt samen met de Theocratische school en Dienstvergadering gehouden).

    -Voor de twee trajecten heen/terug,mag men een gemiddelde nemen van 2 keer 40 minuten, uitgezonderd die families die dicht bij de zaal wonen.Maar er zijn er die veel verder wonen en langere afstanden moeten afleggen).

    Eenmaal de vergaderingen ten einde, is het zeldzaam dat ouders stante pede de zaal verlaten.Het Genootschap legt de nadruk op de noodzaak om onderlinge banden te smeden tussen de broeders en de zusters.Een goed moment daarvoor is om een tijdje te converseren vooraleer men naar huis gaat.

    Neem voor die twee vergaderingen maar weer eens 1 uur.

    Een gezinshoofd,een gewetensvolle Getuige van Jehovah zal aangemoedigd worden om elke week een bijbelstudie te hebben met zijn kind(eren).Indien hij niet in de mogelijkheid is om er één te leiden,dan zal het de moeder het in zijn plaats doen.

    Men spoort ook aan dat de gezinsleden al de verschillende vergaderingen voor die week voorbereiden in gezinsverband.       

    (Theocratische school +dienstvergadering+boekstudie+wachttorenstudie)wat makkelijk 2 uren kan innemen.

    En uiteindelijk heb je nog de prediking.De ouders worden er dikwijls aan herinnerd om hun kinderen met zich mee te nemen in de dienst.Veronderstel dat men een activiteit heeft van 2 uren  bij het van huis tot huis werk (bijvoorbeeld de zaterdag of de zondag morgen)+ de verplaatsingen,dan komt men gemakkelijk aan 3 uren.

    Wanneer je al die uren van activiteit optelt,komt het neer op 12 à 13u per week.

    Aan zo’n ritme zit een kind op zijn knieën.

    Voegt dan nog eens bij die 12à 13 uur per week,het huiswerk en dat is niet te doen !

    De meeste van de ouders,Getuigen van Jehovah hebben het gelukkig begrepen ! …Of eerder,ze worden met de werkelijkheid geconfronteerd en zien dat het niet haalbaar is.

    Het is daarom dat veel jongeren niet altijd aanwezig zijn op alle vergaderingen.De moeder (of soms de vader) of de grote broer, of de grote zus,blijven dan thuis.De gezinsstudie en de voorbereiding op die vergaderingen worden dikwijls veronachtzaamd.De kinderen gaan af en toe eens mee in de prediking.

    Aldus worden ouders blootgesteld aan een veroordeling.Sommigen,die “ijveriger” zijn dan anderen,en bij wie het aan gezond verstand ontbreekt,zouden hun uren willen halen en zelfs nog meer willen doen.Is het niet de organisatie,verkozen door God,die dit van ons verlangt ?

    Vele kinderen zeggen dan ook met een langdradige stem: “Ik ben moe” !(Men ziet het immers aan hun klein gezichtje).Soms, na de door de weekse vergaderingen (die meestal eindigen rond 21.15u),hoor je hen soms zeggen :“Gaan we naar huis,papa,want ik heb nog huiswerk te maken”?

    Men spreekt niet met een uitgesloten persoon .

      Wanneer iemand wordt uitgesloten uit de organisatie van Jehovah’s getuigen,is er een regel waar men niet om heen kan,die toegepast wordt :men mag met zo iemand niet meer spreken,niet op straat,niet in het openbaar,zelfs niet wanneer deze persoon zich in de “Koninkrijkszaal” bevindt.

    Ouders moeten dus hun kinderen leren niet te groeten en geen woord te richten tot een uitgesloten persoon en om zo min mogelijk contact te hebben met een familielid die zich in zo’n situatie bevindt en die niet meer onder één dak woont.

    Wel mogen ‘de normale contacten’ onderhouden worden met familieleden die uitgesloten zijn en die onder één dak leven,maar men zal vermijden een geestelijk gesprek te hebben.De ouders-Getuigen die een uitgesloten kind hebben zullen het echter mogen helpen met een bijbelstudie,zolang het nog bij hen woont.

    Omdat kinderen zich nauwelijks realiseren wat er eigenlijk gebeurt,is het heel triestig te moeten constateren dat men in feite zijn kinderen leert om onbeleefd te zijn.Men ondermijnt hun menselijk gevoel ten opzichte van wezens die nog maar kort geleden hun grote broer of zus waren en die, wegens het hakmes van de uitsluiting,ineens  “verworpelingen”zijn geworden.

    Er hoeft geen ander commentaar te worden bijgevoegd.

    Laten we de nadruk leggen op de dramatische situaties die breuken hebben veroorzaakt bij diegenen die uitgesloten zijn en die eens deel uitmaakten van de familie.

    De bloedkwestie .

    Dit is één van de belangrijkste rubrieken.Feitelijk zou ze helemaal bovenaan hebben moeten staan.

    Elke gedoopte Getuige van Jehovah heeft een kaart bij zich die elk jaar moet vernieuwd worden als ze up to date willen blijven.Op die kaart wordt er gevraagd aan de dokters om hem of haar geen bloedtransfusie te geven  bij een ongeval of een chirurgische ingreep.Hij ontzet de medische staf uit hun verantwoordelijkheid in geval er complicaties optreden die de dood tot gevolg zouden kunnen hebben.Zijn weigering van een transfusie is gebaseerd op de Bijbel,beweert hij.

    Maar deze kaart specificeert echter dat de Getuigen van Jehovah wel een serie bloedfracties aanvaarden.

    In sommige ernstige gevallen zullen de “ouderlingen”,die deel uitmaken van de ‘ziekenhuiscontact comités’ gevraagd worden om hulp te bieden.Zij zullen de dokters en chirurgen proberen te overtuigen  om de opvatting van de patiënt te respecteren.

    Maar wat gebeurt er bij een minderjarige ?

    De regel is heel simpel en duldt geen uitzondering :ouders zullen elke bloedtransfusie weigeren voor hun kind,zelfs indien het leven op het spel staat.

    Het spreekt voor zich dat ouders Getuigen van Jehovah niet de dood wensen voor hun kind.Ze zullen alles in het werk stellen om het probleem op te lossen, indien er bloedtransfusie aan te pas komt.Maar hun gedrag of manier van handelen zal niettemin geleid worden door de formulering die ze vinden in de Bijbel :“Men moet God meer gehoorzamen dan mensen”.

    Daar men overtuigd is dat God een bloedtransfusie verbiedt onder gelijk welke vorm,zullen ze de pijnlijke optie kiezen die erin bestaat een transfusie te weigeren en,misschien hun kind te zien sterven ;  een ander alternatief,namelijk ongehoorzaam zijn aan God,is onaanvaardbaar,want daardoor zou je het “eeuwige leven” kunnen mislopen.

    Bij omstreden gevallen gebeurt het wel,in sommige landen althans,dat het gerecht tussenbeide komt en indien ze het nodig vindt,zal ze beslissen dat de bloedtransfusie moet worden toegediend, daar de ouders uit hun ouderlijke macht worden gezet in zo’n situatie.

    Veel kinderen van getuigen van Jehovah zijn gestorven omdat ze een transfusie hebben geweigerd.

    De organisatie brengt zo’n “loyale voorbeelden” naar voor en stelt ze als een voorbeeld in hun tijdschriften om aldus andere jongeren,in geval van nood,te stimuleren om hetzelfde te doen en indien nodig zelfs ‘hun leven ervoor op te geven’.

    Kijk daarom eens aandachtig naar de voorpagina van de Ontwaakt van 22 mei 1994.Alle kinderen, zowel diegenen op de voor- als op de achtergrond hebben een brede glimlach ;

    maar deze foto,zo maar genomen bij één, twee, drie is een diep bedroevende montage van ‘inwendige’ clichés  –  het zijn allemaal kinderen, gestorven omdat ze bloed hebben geweigerd.

    Zal de Wachttoren steeds hetzelfde standpunt blijven innemen wat bloedtransfusie betreft ?Wij denken van niet.Er zijn al tekenen aan de wand van voorlopers (gereformeerde dissidente bewegingen,de Bulgaarse kwestie,de leerstellige besluiteloosheid in andere landen) die laten veronderstellen dat de bloedtransfusies in de maanden of de jaren die komen een “kwestie van het geweten” zullen worden.

    Het Genootschap zal eens hetzelfde standpunt innemen als ze heeft gedaan in het verleden voor  vaccinatie en orgaantransplantatie.Deze laatste,vroeger verboden voor de Getuigen van Jehovah,met ondersteuning van een bijbeltekst,namelijk,het verbod van bloed,is tegenwoordig toegestaan.

    Zie het dossier :vaccinatie,transplantatie,transfusie,driemaal is scheepsrecht.

    Conclusie :de Getuigen van Jehovah,voor het merendeel althans,zijn in de grond serieuze personen die hun naaste willen helpen.

    Het is waar dat die hulp zich meestal beperkt tot het van huis tot huis gaan,omdat de humanitaire hulp slechts op het tweede plan komt (behalve bij natuurrampen of andere,maar ook hier zullen de Getuigen eerst geholpen worden).

    Daarom moet je hen niet laken,maar het systeem dat hen leidt.

    Velen doen al wat mogelijk is om hun kinderen de beste opvoeding te geven ;of tenminste ze denken dat ze hen goed opvoeden !

    Veel jonge getuigen leren goed op school,respecteren hun leraar,roken niet,gebruiken geen drugs en hebben een goede moraal.

    Maar alles en wel beschouwd is het zo dat kinderen van Getuigen van Jehovah niet erg gelukkig zijn.

    Daarbij komt nog dat de hele kleintjes een onuitwisbaar spoor zullen overhouden van alle verboden die ze opgelegd kregen,een diep gegraveerd spoor in hun intieme gevoelens van hun eigenlijke “wezen”.

    Het komt vroeg of laat aan het licht.Inderdaad,veel jongeren hebben een reactie van verwerping tegen de tijd dat ze meerderjarig zijn en ze besluiten de organisatie te verlaten.Ze gaan ervan weg,spijtig genoeg in de meeste gevallen,in een staat van verwarring,gedemotiveerd,het helemaal beu en dikwijls ongelovig geworden.

    De bewijzen zijn er,je moet alleen je ogen ervoor willen open stellen.Tot grote ergernis en met het nodige hoofdgeschud van de verantwoordelijken.

    De jongeren die de organisatie van de Getuigen van Jehovah verlaten,hebben helaas over het algemeen geen vertrouwen meer in iemand,noch in religie,noch in instellingen,noch in de mensheid.

    Dat wil niet zeggen dat er geen uitzonderingen bestaan.

    Sommigen zullen beweren dat deze houding een karakteristiek tintje is voor de jeugd van tegenwoordig,en dat je daar geen Getuige van Jehovah moet voor zijn.

    Dat is waar.

    Maar zij, die jongeren “van de wereld”, hebben de mooiste jaren van hun bestaan,namelijk,hun prille jeugd,niet in frustratie moeten doorbrengen of in een soort van “jetlag toestand”,die we hierboven al hebben beschreven.

     

     

    Zie ook:       eleuthera.aggelia.be                                                              of www.aggelia.be

    15-01-2009 om 16:23 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Trouwen in de Heer en Het groeten van een uitgesloten persoon bij de Getuigen van Jehovah








    Over “trouwen in de Heer”


    Thomas : Dag Pierre ! Ik zit met een vraag die me vandaag echt bezig houdt. Ik heb namelijk gehoord dat bij de Getuigen van Jehovah men in principe maar mag trouwen met personen die bij dezelfde religie behoren. Ze beweren dat dit een gebod is dat in de Bijbel staat.

    Pierre : Dat is inderdaad hun zienswijze. Maar om terug te keren op je zinsnede, als ik me zo mag uitdrukken, laten we zeggen dat hen gevraagd wordt om niet te trouwen met een iemand “uit de wereld”. Weet je waar dat staat in de Bijbel ?

    Thomas : Ik denk bij de instructies van Paulus gegeven aan de christenen uit Korinthe …

    Pierre : Dat klopt. In feite, vinden we deze instructie in zijn eerste brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 7, het vers 39. Als je wilt nemen we dit vers uit de Nieuwe Wereldvertaling, gepubliceerd door het Wachttoren genootschap.

    Thomas : Goed zo. Het is altijd beter om hun eigen versie te gebruiken.

    Pierre : Ziezo … Paulus schrijft het volgende : “ Een vrouw is gebonden gedurende al de tijd dat haar man leeft. Zou haar man echter ontslapen, dan is ze vrij te trouwen met wie zij wil, alleen in de Heer.” Heb je niets opgemerkt in deze tekst ?

    Thomas : Wel … euh, het is toch klaar en duidelijk. De apostel moedigt op een heldere manier aan dat christenen alleen maar trouwen in de Heer !

    Pierre : Op het eerste zicht, ja. Maar ga eens dieper in op de tekst … aan wie heeft Paulus zich gericht ?

    Thomas : De vraag is gemakkelijk. Zonder twijfel, aan een vrouw.

    Pierre : Juist. Maar welke soort vrouw ?

    Thomas : Wacht eens eventjes … Ja, aangezien haar man is gestorven, is het een weduwe.

    Pierre : Ja, hier leggen we de vinger op het eerste element van het antwoord. De apostel spreekt voor een weduwe. Maar indien je wilt zullen we het eens anders beredeneren. Indien het uitdrukkelijke bevel om alleen” te trouwen in de Heer” aan een weduwe wordt gegeven, is dit dan ook van toepassing op een weduwnaar ?

    Thomas : Logischerwijze, volgens mij, ja …

    Pierre : Is dit van toepassing op alle christenen ?

    Thomas : … volgens mij, ja.

    Pierre : Dat is ook de conclusie bij de Getuigen van Jehovah. Men moet zich nu wel iets beginnen af te vragen : als dit bijbels gebod, van zo’n kapitaal belang was, waarom bevindt het zich dan maar één keer in de Griekse Geschriften ? En daarbij, waarom is deze bijbeltekst alleen maar van toepassing gebracht op weduwen ?

    Thomas : Ik moet toegeven dat ik het niet weet. Ik moet daar eens goed over nadenken. Echt.

    Pierre : Alles wordt klaar, mijn beste, wanneer men zich verplaatst in de context van die tijd en men de ware redenen ontdekt waarom Paulus dit bevel geeft in zijn brief aan de Korinthiërs en alleen maar aan weduwen …

    Thomas : Dat lijkt me heel interessant. Je wilt me dus spreken over de geschiedkundige context ?

    Pierre : Natuurlijk. Laat me je in het kort eens beschrijven hoe de stad ten tijde van Paulus eruit zag en hoe men daar leefde. Je moet beseffen dat deze stad, vanwege zijn strategische ligging, de voornaamste stad was van Griekenland. De bevolking bestond uit 500.000 à 700.000 inwoners. Ze was beroemd zowel op commercieel als op cultureel en industrieel vlak. Maar ze was, helaas, berucht wegens haar morele ontaarding. In heel de antieke wereld, had deze stad een heel slechte reputatie. Wel, weet je wat in die tijd het Griekse woord “KORINTHIAZESTAI”(korinthiseren) betekende ?

    Thomas : Niet echt, neen …

    Pierre : Het betekende een” verdorven leven leiden.” Dit kunnen we weten door de geschriften van Aristophanus. Zo ook betekende “Korinthia Koré”, een Corinthische, t.t.z. een prostituee, zoals Plato ons vertelt, en een “Korinthiastès” was “een rokkenjager.” Het is vermeldenswaard dat het de titel is van twee Corinthische blijspelen. En ook goed om weten is dat in die theaterstukken, de Korinthiërs over het algemeen “dronkaards” vertegenwoordigden.

    Thomas : Dat geeft geen mooi beeld !

    Pierre : Over het algemeen, Thomas, is het zo dat wanneer er overvloed en rijkdom is, er ook heel dikwijls corruptie is. De wereld, op dat gebied is er niet anders om geworden. Ik moet er zelfs aan toevoegen dat de stad Korinthe ook opgedragen was aan de heilige prostitutie, en de verering van Aphrodite en Venus was een bloeiende zaak ... Maar indien je wilt, komen we nu eventjes terug op de weduwen …

    Thomas : Dus, zij waren arme vrouwen die geen consideratie werd betoond in zo’n weelderige en rijke wereld.

    Pierre : Het is waar dat velen arm waren. Maar niet alle, en onder diegenen die zich te Korinthe bevonden, moeten er vrouwen geweest zijn, dikwijls soldatenweduwen, die zeker en vast goederen bezaten waardoor die Korinthiastès, begerige mannen, het niet serieus namen met “trouw zijn aan”,maar eerder geneigd waren te leven voor ondeugd en spelen. Wat een buitenkansje voor hen om te beschikken over die goederen zonder zich ervoor te moeten uitsloven. Eenmaal alles op, dan gingen ze wel elders zoeken…

    Thomas : Als het zo zat, dan kan ik wel begrijpen waarom Paulus aandrong dat de weduwen uit die stad alleen maar “ in de Heer zouden trouwen.”

    Pierre : Wat ook niet mag vergeten worden, is dat de eerste gemeenschappen toch grote sommen geld nodig hadden om te overleven. Dus was het beter dat het geld van zo’n welstellende weduwen binnen de gemeente bleef, dan heel snel te laten verspillen door die beruchte “rokkenjagers”.

    Thomas : Bedankt, Pierre, je uitleg is logisch. Ik bekijk vanaf nu deze tekst uit 1 Korinthiërs 7 : 39 met heel andere ogen.

    Pierre : Vergeet ook niet, mijn beste Thomas, dat de gemeente Korinthe in een heel slechte toestand was terechtgekomen. Deze brief houdt ons op de hoogte van de problemen die er toen waren. Er was verdeeldheid, de autoriteit van Paulus werd bekritiseerd, er was een christen die een incestueuze relatie had zonder dat iemand reageerde, de leden van de gemeente sleurden elkaar voor de heidense rechtbanken voor kleinigheden, sommige christenen gingen nog naar de hoeren, enkele vrouwen gedroegen zich onwaardig in de gemeente, bij de agapè-maaltijden waarbij het avondmaal van de Heer werd herdacht, was er wanorde, er waren er die onderwezen dat de opstanding uit de dood een onwaarheid was. Stel je voor, en bovenop dit alles had je nog de infiltratie van die gewetenloze “rokkenjagers”. Een echte warboel was dit !

    … Thomas : Ik heb al dikwijls opgemerkt dat de Getuigen van Jehovah conclusies afleiden uit bijbelteksten zonder rekening te houden met de geschiedkundige context !

    Pierre : Helaas, ja. Alvast in verschillende gevallen. Om hiermee te eindigen, wil ik natuurlijk wel benadrukken dat wanneer twee mensen gemotiveerd zijn door hetzelfde geloof, dat kan alleen maar hun verbinding sterker maken. Maar natuurlijk, is dit geen garantie voor “een absoluut geslaagd huwelijk”.

    Thomas : ’t Is dat wat ik bedoelde.





    Over het groeten van een uitgesloten persoon bij de Getuigen van Jehovah.


    Thomas : Wat is jouw zienswijze over de houding die de Getuigen van Jehovah erop nahouden om iemand die uitgesloten wordt uit hun organisatie, niet meer te groeten ?

    Pierre : Het is een keiharde maatregel, dat ligt voor de hand. Nochtans beweren Jehovah’s getuigen dat ze daarvoor een goede basis hebben, ondersteund door de Bijbel. Je vraag is heel interessant, en indien je wilt, zullen we samen de kwestie eens onder de loep nemen.

    Thomas : Dat is heel vriendelijk van je. Want ik heb een vriend die werd uitgesloten uit de organisatie. De reden hiervoor was, dat hij met enkele punten niet akkoord ging. Deze vriend is nu erg aangedaan vanwege de meedogenloze houding die zijn medegelovigen thans ten opzichte van hem aan de dag leggen. Bijvoorbeeld, wanneer hij op straat sommigen van hen tegenkomt, gaan ze zo ver dat ze verwisselen van trottoir om hem aldus te mijden !!!

    Pierre : Dat is ook niet verwonderlijk, mijn beste, want de Getuigen van Jehovah baseren hun gedrag op de tweede brief aan Johannes, vers 10.

    Thomas : Wat staat daar geschreven ?

    Pierre : Ik lees het voor : “ Als iemand tot U komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem nimmer in UW huis en richt ook geen groet tot hem.” Om het geheel te begrijpen moet je er ook het vers 11 bijvoegen :”Want wie een groet tot hem richt, heeft deel aan zijn goddeloze werken.”

    Thomas : Dat lijkt me klaar en duidelijk ! Pierre : Klaar inderdaad. Maar niet in die zin zoals jij het voorstelt ! Graag wil ik je een vraag stellen : Wat is de leer waar Johannes het over heeft ?

    Thomas : Ik veronderstel dat het over het onderwijs uit de Bijbel gaat… Pierre : Dat klopt. Maar om nauwkeuriger te werk te gaan, laten we zeggen de leer die Jezus predikte. Daarbij komt nog dat het vers 9 het ook zo benadrukt. Johannes schrijft daar : “Een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus, heeft God niet. Wie in die leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon.” Dus zouden we, door aldus de zin in de Schrift te respecteren, het vers 10 aldus kunnen begrijpen : “Wanneer iemand tot je komt en de leer van Christus niet brengt, ontvang hem nimmer bij jou en groet hem evenmin.”

    Thomas : Dat lijkt me evident !

    Pierre : Het Wachttorengenootschap erkent ook dit feit, maar ze zet spijtig genoeg nog een stap verder door die zin als volgt te interpreteren : “Indien iemand tot je komt en deze leer zoals ze door de organisatie wordt geleerd , niet brengt, ontvang hem of haar nimmer in je huis en richt ook geen groet tot deze persoon.”… Dat heb je maar na te gaan, aangezien, voor een Getuige, verwerpen wat het genootschap zegt, een reden is om uitgesloten te worden, en de aanhangers moeten 1 Joh 10 toepassen tegenover uitgeslotenen.

    Thomas : Dat doet ons besluiten dat indien je de leer van de organisatie niet aanvaardt je de leer van Christus niet aanvaardt.

    Pierre : Dat is correct wat je zegt. Volgens het genootschap kan men niet echt Christus aanhangen, christen zijn, indien men de organisatie niet aanvaardt.



    zie eleuthera.aggelia.be

    Terug naar index

    13-01-2009 om 20:28 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lachen en huilen

       

    Lachen en huilen                                                   door Dick van Kampen

     

    Tot vandaag duurt de discussie of Jezus ooit heeft gelachen. Het evangelie vertelt immers wel dat hij huilde, maar niet dat hij lachte. 

     

    Maar de verhalen van Jezus zijn vol humor.  Je moet er wel naar leren luisteren.  Humor is immers geen luide lach, maar de glimlach die verschijnt als ik dingen die voor mij heel belangrijk zijn, ineens in een veel groter verband zie en ze in dat nieuwe perspectief vanzelf klein worden.

     

    Zo gaat dat in Johannes 8.  Als het begint is het een verhaal om te huilen.  Schriftgeleerden brengen een vrouw bij Jezus, die op heterdaad betrapt is, toen ze vrijde met een andere man.  Het is een verhaal vol ontreddering.  Deze vrouw werd verrast onder het vrijen en is de straat opgesleurd terwijl de hele buurt vol leedvermaak toekeek.  En ze wist dat ze volgens de regels van de Thora ter dood veroordeeld zou worden.  Die doodstraf werd nooit meer echt uitgevoerd, maar alles bij elkaar betekent het toch de sociale dood: Je kunt je nergens meer vertonen en het geklets van de buurt en de familie is even duidelijk als de beul.  En bovendien zul je nooit meer een man vinden die bereid is met je te trouwen.  Maar nergens in dit verhaal blijkt dat de schriftgeleerden enige aandacht voor deze vrouw hebben.

    Ze praten over haar hoofd heen. 

     

    Het verhaal geeft voldoende aanwijzingen om de ellende van de vrouw op te roepen.  Als vorm van doodstraf wordt hier van steniging gesproken.  Die vorm van doodstraf werd gevraagd voor een ondertrouwd meisje.  In dit systeem, waarin de familie bepaalde met wie je zou trouwen en waarin in onderhandelingen de hoogte van de bruidschat bepaald werd, kwamen de gevoelens van de echtelieden niet altijd aan bod. 

     

    Waarschijnlijk gaat dit verhaal over een jong meisje, die tegen haar wil toegezegd is aan een man die ze niet kent, en vrijde met de jongen die ze werkelijk liefhad.

    Maar niemand heeft oog voor dit menselijk drama.  En ondertussen ontspringt de sterkste, de man, de dans!  Zij die oordelen zijn allemaal mannen en moraal is vaak niets anders dan de wil van de sterkste, die zich aanmatigen om over anderen verontwaardigd te zijn.

     

    Morele verontwaardiging heeft in de loop der eeuwen veel slachtoffers gemaakt, door ieder met afwijkend gedrag of een afwijkende mening aan de schandpaal te nagelen en buiten te sluiten.  Zo zijn in de Middeleeuwen veel vrouwen als heks verbrand.  De nazi’s maakten miljoenen slachtoffers door hun morele verontwaardiging over ‘Untermensche’. Na de bevrijding goten Nederlanders, Belgen, Fransen, en nog velen in Europa hun morele verontwaardiging uit over ‘moffenmeiden’.  Ook bij dat laatste zijn vraagtekens te plaatsen.

     

    Morele verontwaardiging geeft haat en nijd alle ruimte onder het mom van rechtvaardigheid en zelfs vroomheid.  Zo brengen de Schriftgeleerden het slachtoffer van hun morele verontwaardiging de tempel binnen, zoals in vroeger dagen ook in Noorderlanden (Nederland, Noorwegen, Zweden etc…)stelletjes die moesten trouwen te kijk gezet werden voor het front van heel de gemeente, om daar schuldbelijdenis te doen.

     

    Oordelen over de ander geeft mij het gevoel dat ik aan de goede kant, aan Gods kant, sta.  Misschien is het daar wel om begonnen!!!  Ik ontkom er niet aan te falen en fouten te maken.  Als ik dat niet wil erkennen, dan ga ik mijn eigen donkere kanten op anderen projecteren.  Ik neem mezelf veel te ernstig; ik wil te goed en te onkreukbaar zijn.  Ik kan niet meer om mezelf lachen en daarom kan ik ook niet om de ander lachen. Zo wordt mijn ernst dodelijk!  En ten slotte veroordeel ik zelfs het lachen.  De conclusie moet dan wel zijn dat Jezus nooit gelachen kan hebben.  Want lachen betekent relativeren.  Lachen houdt de deur open die de ernst dicht doet.

     

    Uit alle activiteiten van Jezus blijkt dat hij gekomen is om Gods glimlach te brengen.  In dit verhaal wordt verteld, hoe Hij de Schriftgeleerden hun eigen betrekkelijkheid laat inzien.  De wet zegt dat wie op overspel wordt betrapt, moet worden gedood.  Maar in de Bergrede doorkruist Jezus dat gebod al met een glimlach als Hij zegt: “Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.” Anders gezegd:  niemand is zuiver op de graat; daarom kunnen we de ander beter niet veroordelen.  In Johannes 8 wordt dat veroordelen van ons zo tegen het licht gehouden, dat de pijnlijkheid ervan glashelder wordt!  Overigens zal ieder die de andere evangeliën kent, het hele gebeuren al gênant voor Jezus vinden.  Want het gaat hier om een meisje dat ondertrouwd is; en is Jezus niet zelf de zoon van Maria, een ‘ondertrouwde vrouw, welke zwanger was’? Maria ontkomt alleen maar aan een vonnis, doordat Jozef niet op zijn recht staat. Mattheus 1; 19  Jezus wordt hier dus geconfronteerd met een vrouw in dezelfde situatie, als die waarin zijn eigen moeder verkeerde! (Vanuit menselijk gezichtspunt, wel te verstaan)

    Daar komt nog dat de schriftgeleerden in het gesprek dat vlak aan deze gebeurtenis voorafgaat, zeggen dat de Messias een zoon van David moet zijn.  En al die zonen van David komen voort uit het huwelijk dat David sloot met Bathséba, nadat hij overspel met haar had gepleegd. 

     

    Noch het koningshuis, noch Jezus kunnen de toets van morele verontwaardiging doorstaan.  En zo hoort het.  Jezus gaat vrijelijk om met tollenaars en prostituees, want de Messias van God is er niet voor de onkreukbaren die zichzelf zo ernstig nemen, dat hun lach is versteend en hun hart is verhard.

     

    Johannes de Doper roept het oordeel uit over de Schriftgeleerden en scheldt hen uit voor ‘witgepleisterde graven.’ Jezus doet het heel anders.  Terwijl de Schriftgeleerden op Hem inpraten, schrijft Hij in het zand op de grond.  Dat merkwaardige gebaar wordt op allerlei manieren verklaard.  Ik probeer het te begrijpen vanuit een verhaal van Jeremia.  Jezus, de vrouw en de schriftgeleerden zijn in de tempel.  Die tempel straalt een gevoel van geborgenheid uit:  Hier is Gods huis en hier heeft God onze namen gegrift in het boek des levens.  Jeremia beschrijft een oud gebruik, om de namen van mensen die God verwerpen in het stof op de grond van de tempel te schrijven.  Als de mensen er overheen lopen, worden die namen uitgewist: symbool dat de mannen uit Gods boek worden weggewist.  De schriftgeleerden denken vanuit hun eigen zelfverzekerdheid dat ze in de tempel de vrouw namens God kunnen veroordelen tot de dood.  Maar door op de grond te schrijven, maakt Jezus duidelijk dat hun namen even vluchtig zijn als die van de vrouw.  Ook zij zijn niet brandschoon; ook zij moeten zichzelf niet te ernstig nemen  en moeten beseffen dat ze leven bij gratie van Gods glimlach over hun leven.

     

    Zo lost dit verhaal vol humor het spanningsveld van morele verontwaardiging op.  Dat is bevrijdend. Ik hoef ook mijn eigen leven niet te ernstig te nemen: Als het in het grote verband van Gods onverdiende goedheid geplaatst wordt, valt ineens de spanning weg dat ik zo rechtvaardig en zuiver moet zijn.  Als die zware ernst van mijn bestaan wordt weggenomen, kan ik mezelf ontspannen en glimlachen.  Dan durf ik het ook aan, om in het falen en de fouten van de ander mezelf te herkennen en mild te zijn.

     

    Johannes geeft daar zelf een goed voorbeeld van.  Hij is altijd fel tegen de Joden.  Maar hier vertelt hij met een glimlach hoe deze schriftgeleerden Jezus’ gebaar begrijpen en afdruipen, de oudsten het eerst.  Dat is prachtig beschreven.  Als ik ouder word, moet de behoefte anderen te veroordelen afnemen.  Elk jaar krijg ik zelf een groter verleden vol falen en fouten en dus groeit mijn saamhorigheid met wie falen met het jaar.  Johannes tekent het hier grappig: de oudste druipt het eerst af.  Helaas gaat het in de praktijk lang niet altijd zo en willen oudere mensen juist met de jaren steeds meer overtuigd raken van hun eigen gelijk, zodat hun oordeel over anderen harder wordt.

     

    Als de aanklagers verdwenen zijn, blijft de vrouw achter bij Jezus.  Er staat dat ze ‘in het midden’ staat, precies zoals dat soms van zieken gezegd wordt in het evangelie.  ‘In het midden’ is een symbolische manier om saamhorigheid aan te geven.  De afstandelijkheid is door solidariteit vervangen.  Jezus veroordeelt de vrouw niet.  Hij vraagt ook niet wat er precies gebeurd is.  Voor Jezus is niet het verleden van belang, maar het heden.  Hij overstijgt de zuigkracht van het verleden, die ras, oorlog en oud zeer tot thema’s maakt die zich eindeloos herhalen.  Wat ik zelf gedaan heb en geweest ben, sleep ik vaak als een last mee en het wordt me door anderen eindeloos nagedragen.  Wat anderen mij ooit deden, belemmert mij alle zicht op nieuwe relaties.

     

    Gods onverdiende goedheid is heilzaam:  Hij relativeert mijn verleden.  Hij glimlacht om mijn verleden- dat is zelfs de meest letterlijke betekenis van het woord ‘onverdiende goedheid’.  Jezus vraagt niet naar het verleden van deze vrouw.  Hij verjaagt degenen die haar verleden tot moordwapen omsmeedden en plaatst haar in een heden, waar ze nieuwe keuzes kan maken.  Hij zegt tegen de vrouw: ‘Ga heen.’ Letterlijk staat er: ‘Trek op.’  Dat is een woord voor de Exodus, de uittocht uit het slavenhuis Egypte.  ‘Trek op; zondig vanaf nu niet meer.’  Jezus geeft de vrouw de ruimte voor nieuwe keuzes.  Ze kan op een nieuwe manier goede wegen zoeken.  ‘God is groter dan ons hart,’ schrijft Johannes in zijn brief.  Bij die grootheid wordt alles zó klein, dat ik er met God om glimlachen kan.  Jezus heeft gehuild; dat vertelt het evangelie zelf.  Maar als Hij één ding zeker gedaan heeft, dan is dat lachen.  Hij is immers de belichaming van Gods glimlachende onverdiende goedheid! 

     

     

    .

     

     

    11-01-2009 om 14:31 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zijn geboorte verjaardagen echt onbijbels?

    Verjaardagen

    "Het is waar dat mensen nu op zulke feesten niet iemands hoofd afhakken. Maar het hele idee van verjaardagen vieren is bedacht door mensen die niet de ware God aanbaden. Een encyclopedie zegt over de verjaardagsfeesten die in de bijbel worden genoemd : 'Alleen slechte mensen verheugen zich heel erg over de dag waarop ze geboren zijn.'(The Catholic Encyclopedia*)Willen we net als zij zijn?  -Het boek  "Lessen van de GROTE ONDERWIJZER"- pag. 155 § 2

    Laten we eerst en vooral eens het commentaar van de organisatie van Jehovah's getuigen bekijken zoals we dat kunnen vinden in het boekje " Redeneren aan de hand van de Schrift" op

    pag. 409 – 411 :

     

    Definitie: De dag waarop men zijn geboorte herdenkt. Op sommige plaatsen wordt iemands verjaardag, vooral die van een kind, gevierd met een feestje en het geven van geschenken. Een onbijbels gebruik.

    Worden verjaardagvieringen in de bijbel in een gunstig licht geplaatst ?

    De bijbel maakt slechts gewag van twee zo'n vieringen :

    Gen. 40 : 20-22 : "Nu bleek het op de derde dag Farao's verjaardag te zijn, en hij rechtte toen een feestmaal aan (... ) Bijgevolg plaatste hij de overste der schenkers weer op zijn post van schenker (...) Maar de overste der bakkers hing hij op."

    Matth. 14:6-10 : "Toen Herodes' verjaardag werd gevierd, danste de dochter van Heródias bij die gelegenheid, en zij behaagde Herodes zozeer dat hij met een eed beloofde haar alles te zullen geven wat zij zou vragen. Op influistering van haar moeder zei ze toen : geef mij hier op een platte schotel het hoofd van Johannes de Doper."(...) Hij zond iemand weg en liet Johannes in de gevangenis onthoofden."

    Alles wat in de bijbel is opgetekend, heeft een reden. (2 Tim. 3 :16,17) Jehovah's Getuigen hebben opgemerkt dat het Woord van God zich ongunstig uitlaat over verjaardagvieringen en ze mijden daarom die vieringen.

    Hoe stonden de eerste christenen en de joden uit bijbelse tijden tegenover het vieren van verjaardagen ?

    "Het begrip verjaarsfeest paste helemaal niet in de denkbeelden van de christenen uit die periode in het algemeen." — Allgemeine Geschichte der christlichen Religion und Kirche (1842), door August Neander, blz. 518.

    "De latere Hebreeën [beschouwden] het vieren van verjaardagen als een onderdeel van afgodische aanbidding .(...), een zienswijze die wel op afdoende wijze bevestigd werd door wat zij van de algemene vieringen die verband hielden met deze dagen, zagen." — The Imperial Bible-Dictionary (Londen, 1874), onder redactie van Patrick Fairbairn, Deel I, blz. 225.

    Wat is de oorsprong van de populaire gebruiken die verband houden met het vieren van verjaardagen ?

    "De diverse gebruiken waarmee mensen tegenwoordig hun verjaardagen vieren, zijn reeds heel oud. Hun oorsprong ligt in het rijk van magie en religie. De gebruiken om elkaar geluk te wensen, geschenken te geven en feest te vieren — met brandende kaarsen en al — waren in oude tijden bedoeld om de jarige tegen demonen te beschermen en zijn veiligheid voor het komende jaar te verzekeren. (...) Tot de vierde eeuw werden verjaardagvieringen door het christendom als een heidens gebruik verworpen." — Schwäbische Zeitung (bijblad Zeit und Welt), 3/4 april 1981, blz. 4.

    "De Grieken geloofden dat iedereen een beschermende geest of daemon had die bij zijn geboorte aanwezig was en tijdens zijn leven over hem waakte. Deze geest stond in een mystieke relatie tot de god op wiens geboortedag de persoon was geboren. De Romeinen onderschreven dit denkbeeld ook. (...) Dit idee zette zich voort in het menselijk geloof en vindt zijn weerspiegeling in de beschermengel, de petemoei in sprookjes, en de schutspatroon.(...) De gewoonte van brandende kaarsjes op de taart begon bij de Grieken.(...) Honingkoeken zo rond als de maan en verlicht met kaarsen werden op de tempelaltaren van [Artemis] gezet.(...) Verjaarskaarsen bezitten in het volksgeloof een speciale magische kracht om wensen te laten uitkomen.(...) Brandende kaarsen en offervuren hebben reeds een speciale mystieke betekenis sinds de mens voor het eerst altaren voor zijn goden bouwde. De verjaarskaarsen zijn dan ook een eerbetoon en hulde aan het jarige kind en brengen geluk.(...) Verjaars- en gelukwensen horen onverbrekelijk bij deze feestdag.(...) Oorspronkelijk was het idee geworteld in magie.(...) Verjaarswensen hebben macht ten goede of ten kwade omdat men op die dag dichter bij de geestenwereld is." — The Lore of Birthdays (New York, 1952), Ralph en Adelin Linton, blz.8, 18-20.

    ____________________

    Maar spreekt de bijbel op een negatieve wijze over de twee verjaardagen daarin vermeld ?

    (zie de teksten zoals hierboven aangehaald : Genesis hoofdstuk 40, de verzen 20-22 en het evangelie van Mattheus, hoofdstuk 14, de verzen 6-10).

    Het antwoord zal u misschien verbazen, maar de Bijbel spreekt er in geheel niet zo over.

    Ze geeft enkel de algemeen bekende gebeurtenissen weer gezien vanuit de bijbelse context, gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan gedurende deze festiviteiten, wat toch helemaal anders is !

    De bijbel zet hier zeker en vast deze verjaardagen niet op de voorgrond, maar eerder de toestanden die zich hebben voorgedaan gedurende die speciale gelegenheden.

    Het is natuurlijk duidelijk dat in die aangehaalde tijdsperiodes zo'n feestelijkheden talrijk waren en in veel gevallen is het waar dat er sprake was van uitspattingen, orgiën en braspartijen.

    Maar het is wel ver gegrepen om de leerstellingen van de Wachttoren te aanvaarden, die beweert dat dit een geldige reden is om vanwege die twee gerapporteerde feiten uit de Bijbel, te weigeren een verjaardag te vieren.

    Wanneer men heel aandachtig Genesis hoofdstuk 40 leest in zijn geheel, dan bemerkt men dat de viering van Farao's verjaardag in het geheel niet benadrukt werd door een laakbare daad, maar er was een gerechtelijk besluit dat voortvloeide uit een ernstige fout begaan door respectievelijk de schenker en de bakker van de Soeverein van Egypte. Een ernstige fout waardoor zij de dood verdienden.

    Genesis hoofdstuk 40, de verzen 1 en 2 beschrijft nauwkeurig het volgende :

    "Na deze dingen nu gebeurde het dat de schenker van de koning van Egy̱pte en de bakker zondigden tegen hun heer, de koning van Egy̱pte. En Farao werd verontwaardigd op zijn twee beambten, op de overste der schenkers en op de overste der bakkers".

    Het vervolg van het verhaal leert ons dat alleen de bakker werd opgehangen,en de schenker werd terug in zijn functie hersteld (de Bijbel geeft geen enkele aanwijzing daarvoor) waardoor er bewijzen zouden zijn die zijn onschuld aantoonden.

    Was dit verjaardagsfeest dus zo laakbaar ? Als men goed nadenkt, dan ziet men in werkelijkheid niet waarom dat zo zou zijn. Het besluit van de Farao werd uitgesproken, en het doodsvonnis werd precies toegepast, aangezien God zelf dit bevestigde in de interpretatie van de droom die hij doorgaf aan Jozef.

    Vervolgens, als u de woorden leest die opgetekend staan in Mattheus hoofdstuk 14, de verzen 6 tot en met 10, en dan nog in het bijzonder het begin van vers 9, dan zult u zien dat Herodes, diegene was die geëerd werd. Het was zijn verjaardag die werd gevierd, en hij was erg bedroefd door wat er vervolgens gebeurde.

    Deze gemoedstoestand van de Koning wordt handig weggemoffeld door de Wachttoren, die dit liever vervangt door zijn gebruikelijke (...) Herodes wilde zeker niet de dood van Johannes de Doper, maar hij had onder ede beloofd dat wat de dochter van Herodias ook maar zou vragen, ze het zou krijgen.

    En het was de gewoonte in die tijd om niet terug te komen op je beloften.

    Laten- we nu veronderstellen, om eventjes de gedachte van de Wachttoren te volgen, dat deze twee verjaardagsverslagen uit de Bijbel wel besmeurd zouden zijn met moord en ambtsmisdrijven.

    Nu we deze basis gelegd hebben, laten we eens twee voorbeelden bekijken :

    Wanneer er een football match plaats heeft, dan kan het gebeuren dat er ernstige incidenten, vechtpartijen, vandalisme voorkomen. Er kunnen zelfs doden vallen.

    Laten we dus eventjes veronderstellen dat er in de min of meer nabije toekomst men een rapport vindt van een commentator uit de 20ste eeuw die, in het kader van zijn onderwerp, spreekt over twee voetbalmatchen waarbij het nefast is afgelopen.

    Moet men daar automatisch uit besluiten dat het slecht zou zijn, ja, zelfs verboden om nog een voet te zetten in een stadion en toeschouwer te zijn van zo'n competities ?

    Neen, zult u zeggen.

    Inderdaad, de commentator legt in zijn rapport niet de nadruk op de schadelijkheid van deze sport, maar eerder op de niet gewenste gebeurtenissen die zich daar hebben voorgedaan gedurende die match.

    Nochtans zou het antwoord positief moeten zijn, indien we de lijn zouden volgen van de Wachttoren.

    Laten we nog een ander recent verondersteld geval beschouwen, dat de Getuigen van Jehovah zal raken.

    Bij deze laatsten gebeuren de huwelijksceremonies niet altijd op een christelijke manier, en zeker niet in Afrika (het is de organisatie zelf die dit toegeeft - kijk maar voor deze informatie in de Wachttoren van 1 mei 2000 pag. 19-21)

    Maar omdat dit daar gebeurd is, wil dit dan zeggen dat de festiviteiten bij die heuglijke gebeurtenissen niet meer mogen doorgaan ? Zeker en vast niet.

    Toch zou men hier weer ,indien we de logica van de Wachttoren willen volgen in verband met de verjaardagsfeesten aangehaald uit de Bijbel, " ja" moeten antwoorden.

    Indien men het principe wil volgen dat alles wat in de Schrift staat een reden heeft (2 Tim 3 :16-17,) dan zou men zich kunnen afvragen waarom de apostel Paulus zich niet duidelijk of zelfs impliciet veroordelend zou uitgesproken hebben over verjaardagsfeesten.

    Maar integendeel, in zijn brief aan de Kollosenzen hoofdstuk 2, vers 16 zet hij het volgende uiteen : "Laat niemand U daarom oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat,"(Nieuwe Wereld vertaling of NWV.)

    De ware bedoeling van Genesis 40 : 20-22 is de rechtvaardigheid van Farao te tonen, maar ook dat de interpretatie van de dromen door Jozef onder goddelijke leiding stond.

    De ware bedoeling van Mattheus 14 : 6-10 is om ons de gebeurtenissen te vertellen over de tragische dood van Johannes de Doper, de voorloper van Jezus, en de intriges in het huis en aan het hof van Herodes.

     

    Dat de Hebreeën in bijbelse tijden geen verjaardagen vierden, is nog niet zo zeker.

    De Wachttoren heeft zich moeten beperken in haar boek "Redeneren aan de hand van Schrift" om haar bewering ondersteund te zien, met een verwijzing naar een verouderd en een oncontroleerbaar citaat dat meer dan 110 jaar oud is, The Imperial Bible Dictionary van Fairbairn (110 jaren vanaf de publicatie van het boek "Redeneren aan de hand... " uit 1985).

    Het is het noteren waard dat de exegeten van het Oude Testament onderlijnen dat Job in hoofdstuk 1 vers 4 verwijst naar zijn zonen en dochters die bijeengekomen waren om "hun dag" te vieren of hun verjaardag.

    Hoewel deze interpretatie tegenwoordig wel wordt verworpen door de Getuigen van Jehovah, geloofde hun stichter, Charles Taze Russell, dit wel.

    In zijn commentaar over "het Fotodrama der Schepping" schrijft hij : "Job was rijk, geëerd en heel voorspoedig... een donderslag sloeg het huis waarin zijn zonen en dochters hun verjaardag vierden..." Fotodrama der Schepping – 1914 – pag. 52).

    We mogen ook niet vergeten dat het leven van een Hebreeër rijk was aan herdenkingen. De feesten die elk jaar terugkwamen waren niets anders dan een verjaardag van een instelling van een zekere periode uit hun geschiedenis.

    Zelfs niet door God geordonneerde (voorgeschreven)verjaardagen werden ingesteld. We kunnen een voorbeeld nemen aan het Purimfeest dat herdacht werd vanwege de verschrikkelijke moordende razzia gehouden op de vijanden van Israël, een feest waarbij men geschenken uitdeelde (of delen !), zoals de NWV het weergeeft. Esther 9 : 5, 20, 22, 25.

    Nochtans, het is niet omdat de heidense naties onder andere hun oogstfeesten vierden ter ere van hun valse goden, dat Israël een ogenblik aarzelde om dezelfde soort van ceremonie te vieren. Zie Rechters 9 : 27 en Exodus 23 : 16.

    Maar laten we nu een belangrijke vraag stellen : wat is er verkeerd mee om een verjaardag te vieren ? Is het verkeerd zich te verheugen, om deze belangrijke gebeurtenis te herinneren, waarbij de Schepper, de Bron van alles, ons het leven heeft gegeven ?

    De geboorte is" een tijd om God te loven "(Ruth 4 : 3 –16)," een tijd om zich te verheugen." (Lukas 1 : 14, 57 ,58)," een tijd waar verdrukking verdwijnt,en plaats maakt voor vreugde omdat een mens ter wereld is gekomen," zei Jezus. (Johannes 16 : 21)

    Was het geen reden tot gejuich en gezang in de hemel, de geboorte van de Heiland ? (Lukas 2 : 10)

    Waarom dan deze dag beschouwen als iets waar je een afschuw moet van hebben, zoals de organisatie van Jehovah's getuigen met klem benadrukt ?

    Deze organisatie zal om haar stelling te ondersteunen je vertellen dat een geboorteherdenking heel nauw gebonden is aan heidense gebruiken.

    Wij zouden daarop kunnen antwoorden dat er zoveel dingen een heidense oorsprong hebben en het zou nogal veel tijd kosten indien we ons daarop zouden focussen om ze allemaal op te sporen.

    Zie het dossier "Heidense oorsprong ?"

    Maar vragen mensen die deze gebruiken beoefenen, zich daarbij nog wel af wat de wortels zijn of de oorsprong ervan ?

    Zijn de verjaardagskaarsen niet gewoon voorwerpen van een eenvoudige populaire traditie ?

    Wie staat er tegenwoordig nog stil bij het feit dat wanneer men kaarsen op een taart zet, hij beschermt zal worden tegen de demonen of dat de toekomst verzekerd zal worden voor degene die de kaarsen zal uitblazen?

     

    Maar laten we een recente "Ontwaakt !" van 8 januari 2000 aan het woord met het artikel :"Een evenwichtige kijk op populaire gebruiken" –

    pag. 27

     

    "Wanneer een christen moet beslissen of hij een bepaald gebruik wel of niet zal volgen, dient zijn voornaamste zorg te zijn wat Gods zienswijze is die in de bijbel wordt uiteengezet. In het verleden veroordeelde God bepaalde praktijken die misschien in sommige gemeenschappen werden getolereerd. Deze omvatten kinderoffers, het misbruik van bloed en verscheidene seksuele praktijken (Leviticus 17: 13, 14; 18 :1-30; Deuteronomium 18 :10). Insgelijks zijn bepaalde gebruiken die tegenwoordig algemeen zijn, duidelijk niet in overeenstemming met bijbelse beginselen. Hiertoe behoren niet-bijbelse tradities die samenhangen met religieuze feestdagen zoals Kerstmis en Pasen of met bijgelovige praktijken die verband houden met spiritisme.

    Maar hoe staat het met gewoonten die misschien ooit verband hebben gehouden met twijfelachtige praktijken maar die tegenwoordig voornamelijk worden gezien als omgangsvormen ? Veel populaire huwelijksgebruiken bijvoorbeeld — waaronder het uitwisselen van ringen en het eten van bruidstaart — zijn misschien van heidense oorsprong. Betekent dit dat het christenen niet is toegestaan zulke gebruiken in acht te nemen ? Wordt er van christenen verlangd dat zij elk gebruik in de gemeenschap angstvallig nauwkeurig onder de loep nemen om te zien of er ergens of ooit een verkeerde betekenis aan werd gehecht

    Paulus zei duidelijk: "Waar de geest van Jehovah is, daar is vrijheid" (2 Korinthiërs 3 :17; Jakobus 1:25). God wil dat wij die vrijheid gebruiken, niet als aanleiding voor zelfzuchtige begeerten, maar om ons waarnemingsvermogen te oefenen teneinde goed van kwaad te onderscheiden (Galaten 5:13; Hebreeën 5:14; 1 Petrus 2:16). In een geval waarbij het geen duidelijke overtreding van bijbelse beginselen betreft, zullen Jehovah's Getuigen daarom geen vaste regel in het leven roepen. In plaats daarvan moet elke christen de omstandigheden van dat moment afwegen en een persoonlijke beslissing nemen."

    Vragen :

    1. Waar in Genesis 40 : 20- 22 en in Mattheus 14 : 6 tot 10 worden bijbelse beginselen overtreden ?

    De Farao was geen Hebreeër, Herodes was geen christen, dus konden ze geen bijbelse principes hebben overtreden, want ze waren er niet aan onderworpen.

    2. Indien het waar is dat de eerste christenen zich niet mengden in de orgiastische feesten van de Romeinen en dus, naar het schijnt, niet de verjaardagsfeesten vierden omdat ze te nauw verband hielden met de aanbidding van godheden in die tijd, waarom dan refereren naar die eerste christenen in die "Ontwaakt !" waar men zegt : "Wordt er van christenen verlangd dat zij elk gebruik in de gemeenschap angstvallig nauwkeurig onder de loep nemen om te zien of er ergens of ooit een verkeerde betekenis aan werd gehecht ?"

    Om te besluiten: de aangevoerde argumenten van de Watch Tower zijn uiterst zwak en sommige van hun verklaringen zijn tegen de stroom in van hun eigen vastgestelde leer.

    Het gaat zo ver dat een aantal aandachtige Getuigen van Jehovah in het artikel "Ontwaakt !" hierboven aangehaald, een verborgen "toestemming" zien om een geboorte verjaardag te vieren, en om een gekende uitdrukking te gebruiken, zo'n viering zou in de categorie komen te vallen van de "gewetensvragen".

    *Noot: De verwijzing door de Wachtower aangehaald is vervalst. In feite heeft de Catholic Encyclopedia alleen maar weer wat Origenes eens heeft verklaard.- Zie http://www.newadvent.org/cathen/10709a.htm


    zie ook eleuthera.aggelia.be      of www.aggelia.be

    09-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.getuigen van Jehovah en de rechten van de mens

    Getuigen van Jehovah

    en de rechten van de mens

    Op 10 december 1948, in het pasgebouwde Palais Chaillot te Parijs, keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Natiën "de Universele Verklaring voor de rechten van de Mens" goed.

    In december 1998, heeft men de vijftigste verjaardag gevierd van dit belangrijk standpunt ten gunste van het welzijn van de mensheid.

    Bij die gelegenheid hebben de getuigen van Jehovah een artikel gepubliceerd met als thema :

    "Krijgen wij ooit mensenrechten voor allen ?"

    Het verslag - 14 pagina’s in "Ontwaakt !" van 22 november 1998 - is onderverdeeld in vier delen :

    · "Langdurig karwei volbracht"

    · "Gezien vanaf de 29ste verdieping"

    · "Mensenrechten en misstanden thans"

    · "Mensenrechten voor allen wereldwijde realiteit"

    Zie hier om te beginnen, een kort verslag van de onderkopjes :

    "Langdurige karwei volbracht blz. 3"

    Dit zijn de woorden die Mevrouw Eleanor Roosevelt uitsprak als voorzitster van de V.N.Commissie voor de Rechten van de Mens.

    Het was niet zonder moeite dat de redactie van dit document tot stand kwam, onderlijnt het tijdschrift, maar het deed wel hoop krijgen.

    "Gezien vanaf de 29ste verdieping blz. 6"

    Het gaat hier over een interview tussen een correspondent van de Ontwaakt ! -staf en Mevrouw Elsa Stamatopoulou, hoofd van het Newyorkse OHCHR (Hoge commissaris voor de Mensenrechten). De woorden van Mevrouw Stamatopoulou zijn eerder positief.

    Alhoewel de mensenrechten weinig gerespecteerd worden in veel plaatsen van de planeet, is de toekomst veelbelovend. "Ik hoop," besluit ze, dat de wereld, in de komende eeuw de mensenrechtencultuur als haar ideologie zal aannemen".

    "Mensenrechten en misstanden thans blz. 8"

    "Voor miljoenen mensen overal ter wereld is het onmogelijk de schendingen van de mensenrechten te negeren", zegt het tijdschrift. " Hun dagelijkse situatie wordt nog steeds ontsierd door discriminatie, armoede, honger, vervolging, verkrachting, kindermisbruik, slavernij en dodelijk geweld".

    En ze voegt eraan toe, enkele voorbeelden noemend : "de verschrikkelijke lijst van schendingen van de mensenrechten is er een die zich uitstrekt tot in het oneindige."

    In dit derde deel vinden we een karakteristieke stijl van het Wachttorengenootschap, we lezen tussen de regels, de grondgedachte die hier wordt gesuggereerd : "het is een werk van mensen : onherroepelijk gedoemd om te mislukken ".

    "Mensenrechten voor allen wereldwijde realiteit ! blz. 11"

    Natuurlijk is er maar één oplossing, houdt het tijdschrift vol. Dank zij het bijbels onderwijsprogramma van de Getuigen van Jehovah is er al "een verandering van geest en hart". Miljoenen mensen "leren de oorlog niet meer." Ze verwachten een wereldomvattende regering die weerstand zal kunnen bieden aan de tijd, en dit, onder andere, door de oorlog voor altijd uit te bannen."

    Om wat volgt te begrijpen, moet je beseffen dat in de ogen van de Wachttorenorganisatie de Verenigde Naties een gruwel is, een duivels instituut gedoemd om in de nabije toekomst te worden vernietigd. Maar voordat ze dit lot zal ondergaan, zal ze zelf een vernietigingsinstrument zijn voor de "prostituee Babylon de Grote," t.t.z. de christenheid en al de andere religies die op aarde bestaan (enkel de Getuigen van Jehovah zullen gespaard blijven)."

    Wist Mevrouw Stamatopoulou dit voor het interview ? We kunnen daaraan twijfelen.

    Laten we enkele uittreksels die uitgegeven werden door de Getuigen in hun publicaties onder de loep nemen.

    (de passages hierop betrekking hebbend staan aangeduid in het rood).

    W.T. 1 mei 1997 pag. 22 § 15 Het geluk van Gods boodschappers

    …De situatie is erger zoals wij uit de vorige artikelen hebben vernomen "de christenheid en alle andere valse religies zullen binnenkort net zo volledig vernietigd worden als Jeruzalem in 607 v.G.T. Dat niet alleen, maar het hele wereldomvattende politieke stelsel, dat in het boek Openbaring wordt afgebeeld als een wild beest met zeven koppen en tien horens, zal zeer binnenkort worden weggevaagd, net zoals dat met veel van de heidense buurlanden van Jeruzalem gebeurde (Openbaring 13: 1,2; 19: 19-21)."

    W.T.1 juni 1996 pag. 17 §15 vlucht naar veiligheid voor de grote verdrukking

    Als opvolgster van de Bond kwam op 24 oktober 1945 de organisatie der Verenigde Naties tot stand. Later begroetten de pausen van Rome de Verenigde Naties als „de laatste hoop op harmonie en vrede" en „het allerhoogste forum van vrede en gerechtigheid." Ja, de Volkenbond, samen met zijn opvolgster, de organisatie der Verenigde Naties, werd werkelijk een afgod, een ’walgelijk ding’ in de ogen van God en van zijn volk.

    W.T. 1 juni 1996 –pag. 18- zelfde artikel.

    In Openbaring 17:16 wordt voorzegd dat een figuurlijk scharlakengekleurd wild beest, dat de Verenigde Naties blijkt te zijn, zich tegen het met een hoer te vergelijken Babylon de Grote zal keren en haar gewelddadig zal verwoesten.

    W.T. 1/5/1991 pag. 21-23

    Johannes ziet vervolgens een wild beest waarvoor een walglijk beeld wordt gemaakt (13:1-18). Dit zevenkoppige, tienhoornige, politieke wilde beest stijgt op uit „de zee", de onstuimige mensenmassa waaruit menselijke regeringen ontspruiten. (Vergelijk Daniël 7:2-8; 8:3-8, 20-25.) Van wie heeft dit symbolische beest zijn autoriteit ? Nu, van niemand minder dan Satan, de draak ! En stel u voor ! Voor dit politieke monster blijkt een tweehoornig beest (de Anglo-Amerikaanse wereldmacht) een „beeld" te maken, nu bekend als de Verenigde Naties. Velen worden gedwongen het wilde beest te aanbidden en zijn „merkteken" te aanvaarden door de dingen op zijn manier te doen en het hun leven te laten beheersen. Maar Jehovah’s Getuigen zijn onwrikbaar in hun weigering van het demonische merkteken van het wilde beest !

    W.T.1 september 1989 pag.7 "Vol van lasterlijke namen"

    Het is godslasterlijk om aan menselijke organisaties dingen toe te schrijven die alleen door Gods koninkrijk tot stand gebracht zullen worden. Daarom voorzegt de bijbel dat de Verenigde Naties na een kort bestaan „de vernietiging tegemoet" zullen gaan. Alleen Gods volmaakte hemelse regering kan de mensheid blijvende vrede schenken. — Openbaring 17:11, 12; Jesaja 9:6, 7; Daniël 2:44.

    De grootste mens die ooit heeft geleefd (boek - 1991) - pag. 111 – Teken van de laatste dagen.

    Nog een deel van het door Jezus gegeven teken is het verschijnen van „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt." In 66 G.T. verschijnt dit walgelijke ding in de vorm van de Romeinse „legerkampen" die Jeruzalem omsingelen en de tempelmuur ondergraven. „Het walgelijke ding" staat waar het niet behoort te staan.

    In de grote vervulling van het teken is het walgelijke ding de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties.

    De openbaring- Haar grootse climax is nabij ! (boek - 1988) pag. 223 Gods toorn tot een einde gebracht

    Gedurende de dag des Heren hebben de natiën ter vervanging van Gods koninkrijk ook het beeld van het beest  de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties  — opgericht. Wat een godslastering om, zoals door recente pausen is gedaan, dit door mensen in het leven geroepen lichaam tot de enige hoop op vrede voor de natiën uit te roepen! Het is hardnekkig tegen Gods koninkrijk gekant. Zij die het aanbidden, worden geestelijk onrein, komen onder de zweren te zitten, zoals ook de Egyptenaren die Jehovah in Mozes’ tijd tegenstonden, door letterlijke zweren werden gekweld. — Exodus 9:10, 11.

    Laten we een eerste vaststelling maken.

    Het artikel uit "Ontwaakt !" is doorspekt met afbeeldingen die hier en daar tussen het proza van de redacteurs staat… Maar de meerderheid van deze afbeeldingen komen van de Verenigde Naties zelf ! (Zie de referenties" UN foto") naast de clichés.

    Aangezien deze organisatie voor honderd procent demonisch is, is het dan "christelijk" vanwege het Genootschap om zijn documentatie te halen uit deze troebele en walgelijke wateren ?

    Kunt u zich dat wel voorstellen ?

    Ze sluit in haar publicaties die geleid worden door de H.Geest gegevens in, gehaald uit de fotografie bibliotheek opgericht door het "beeld van het wilde beest", waarvan de vader, de Duivel is, de god van deze wereld !

    Tussen haakjes gezegd, het is niet de eerste keer dat de Wachttoren de Verenigde Naties gebruikt om haar tijdschriften te illustreren.

    Maar we kunnen nog eventjes verder gaan…

    Zit Mevr. Stamatopoulou niet aan een bureau dat zich bevindt in het hart van de immense kathedraal van glas en staal gebouwd ter ere van" het beeld van het beest ?"

    Is het normaal dat een "Ontwaakt !"- correspondent zijn dorst lest aan de vergiftigde bron in het wereldomvattend hol van de Demon, terwijl ondertussen, de beambten van de V.N., haar hogepriesters, bezig zijn met een dienst ter ere van het "beeld" werkend voor haar duistere bedoelingen.

    Laten we nu eens enkele punten de revue passeren die onder punt drie staan :"Mensen en misstanden thans."

    Op pagina 8 citeert "Ontwaakt !" Artikel 1 van de Verklaring :

    "Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren."

    Wist u dat de Wachttoren de eerste is om dit artikel niet te respecteren ? Inderdaad, ze herkent absoluut niet de vrijheid, de gelijkheid in waardigheid en de rechten van de niet-getuigen van Jehovah.

    Vergeet het niet ! Wanneer iemand weigert om "het bijbels onderwijs programma" van die organisatie te volgen, wat zal zijn lot zijn ?

    Hij zal voor altijd vernietigd worden. Hij is het niet waard om te genieten van het leven. Hij heeft er in feite geen recht op.

    Op pagina 9 haalt het tijdschrift artikel 4 aan :

    "Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden: slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden."

    We herhalen, "in iedere vorm."

    Wat doet het Genootschap ? Houdt ze haar aanhangers niet in slavernij door talloze regels zoals hieronder voor te schrijven :

    -Verbod op bloedtransfusie, zelfs wanneer je leven op het spel staat.

    -Verbod om bloed tot je te nemen, onder gelijk welke vorm (bijvoorbeeld in sommige geneesmiddelen, in vlees dat verstikt is).

    -Verbod om verjaardagen te vieren en andere feesten, zoals Pasen, Pinksteren, Sinterklaas, Kerstmis, St. Valentijn, moedertjes -en vadertjesdag.

    -Verbod om te kiezen, om deel te nemen aan het politieke leven, om het vaderlandslied te zingen, het nationaal feest te herdenken, de vlag te groeten, om een gedelegeerde van het syndicaat te zijn.

    -Verbod om loterijbriefjes te kopen of om deel te nemen aan kansspelen.

    -Verbod om te roken.

    Wat kan er al niet gezegd worden van de verschrikkelijke gevolgen van de uitsluitingen die dikwijls geleid hebben tot familiale drama’s, tot depressies, tot zelfmoordpogingen en tot zelfmoorden.

    Vergeet ook niet dat een uitgesloten iemand, een persoon is die uitgebannen is, aan wie men het woord niet meer mag richten.

    Is dit geen vorm van druk uitoefenen,gijzelen als het ware ?

    En diegenen die niet meer met hem of haar mogen spreken, zijn ook zij geen slaven van een systeem dat, door zijn beperkingen, totalitair is ?

    Op pagina 9, vinden we artikel 18 :

    "Eén ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst ; dit recht omvat ook de vrijheid om van godsdienst of overtuiging… te veranderen."

    Nu bereiken we hier een tragisch-komische drempel.

    Wat gebeurt er met een Getuige van Jehovah wanneer hij verandert van religie ? Zal de organisatie uit Brooklyn zijn beslissing respecteren ? Of zal men eerder maatregelen nemen t.a.v. die persoon die verandert van geloofsovertuiging ?

    In de geest van de Wachttoren mogen alleen Katholieken en de anderen veranderen van religie, om natuurlijk Getuigen van Jehovah te worden.

    Maar eenmaal dat ze Getuigen worden, verdwijnt dat recht.

    Verlies ook nooit uit het oog dat "een recht" nooit mag samengaan met sancties die eruit voortvloeien. Of kan men dan nog van "recht"spreken ?

    Mag je een persoonlijke zienswijze hebben over je geloofsuiting of moet je je conformeren naar wat men je voorschrijft ?

    Moet je "gelijke tred houden" met het Genootschap van de Nieuwe Wereld, om gekneed te worden in haar vorm, of kun je je verheugen in je eigen " intellectuele kunnen" dat je hebt ontwikkeld als een kritische volwassene ?

    De getuigen van Jehovah verwarren het woord "eenheid" met "uniformiteit." De eenheid van christelijk denken heeft niets te maken met de stereotypische uniformiteit die een gevaarlijke barrière plaatst en aldus een rem zet op je vrijheid van denken.

    Op pag.10 lezen we artikel 23 :

    "Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert."

    Dat is nu eens interessant !

    De "Ontwaakt !" haalt opzettelijk maar een deel aan van artikel 23.

    Laten we het eens in zijn geheel bekijken :

    1. "Een ieder heeft recht op arbeid,op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.betreft en op bescherming tegen stempelen."

    2. "Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid."

    3. "Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld."

    4."Een ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen…"

    We begrijpen maar al te goed waarom het Genootschap artikel 23 heeft afgeknot.

    Eerst en vooral, vermeldt punt 1 dat "ieder het recht op vrije keuze van beroep."

    Is dat zo binnen de organisatie van de Getuigen van Jehovah ?

    Mag één van haar leden werken bij een religieuze organisatie die niet deze is van Brooklyn ?

    Mag hij een beroep hebben bij de rijkswacht, de politie ?

    Mag hij werken in een wapenfabriek of een fabriek die iets te maken heeft met wapens ? Of in een fabriek waar men tabak verwerkt of sigaren of sigaretten ? Of een beroep heeft in een politieke organisatie of één dat met het leger te maken heeft ?

    Het antwoord is neen, of anders dreigt uitsluiting.

    En wat het punt 2 betreft, en het eind van punt 3, wat is het loon voor iemand die op Bethel (het administratief centrum van Brooklyn of zijn bijkantoren) werkt ?

    Welke sociale bescherming heeft hij ?

    Heeft hij een syndicaat dat voor zijn rechten opkomt ?

    Het antwoord is simpel op dat gebied : het loon is miniem, de sociale bescherming is onbeduidend en een syndicaat bestaat er niet.

    Op al deze vlakken overtreedt de Wachttoren deze Verklaring van de Rechten van de Mens.

    Wat punt 4 betreft : "Ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen." Dit bestaat niet bij de Getuigen, omdat zo’n activiteiten verboden zijn.

    Op dezelfde pagina vermeldt de "Ontwaakt !" artikel 25 :

    "Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder begrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging."

    Ook hier is het artikel afgeknot.

    Ziehier wat er zou moeten staan :

    1."Een ieder heeft recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil."

    2."Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten."

    Getuigen van Jehovah hebben niet het recht om zelf te beslissen over de geneeskundige behandeling die toegediend kan worden, voor hen of voor hun kinderen. Inderdaad, indien de behandeling een bloedtransfusie impliceert, moeten ze weigeren.

    Vergeet ook niet dat indertijd, het recht om vaccins en orgaantransplantaties te krijgen ook verboden was gedurende vele jaren.

    En wat de oudjes betreft onder de Getuigen van Jehovah die geen bestaansmiddelen hebben of moeite hebben om "de eindjes aan elkaar te knopen" met hun klein pensioentje ?

    Hoe te denken over die oude Getuigen die geen "appeltje voor de dorst" opzij hebben gelegd omdat men steeds erop heeft gehamerd gedurende hun leven, dat "het einde nabij is" en de "vernietiging van het kwaad steeds naderbij kwam" en dat "de nieuwe ordening voor de deur stond" ? Men heeft hen genoeg herhaald dat het beter zou zijn om geen schatten op aarde te vergaren, of om geld opzij te zetten voor een bijkomstig pensioentje omdat dit een vorm van materialisme was, en dat dit op zich een bewijs was van een gebrek aan geloof in God.

    Wat te denken over die Getuigen die het grootste deel van hun hebben overgemaakt hebben aan het Genootschap, aangemoedigd door de verantwoordelijken in de gemeente om het over te maken aan het Wachttorengenootschap om aldus bij te dragen "aan het goede nieuws van het Koninkrijk ?"

    Dat men niet afkomt met te zeggen dat dit niet waar is of overdreven. Degene die dit schrijft heeft dit aan den lijve ondervonden.

    Maar, hebt u het opgemerkt ?

    De "Ontwaakt !" citeert enkel de artikels 1,4,18,23 en 25.

    Maar de Verklaring van de Rechten van de Mens bestaan uit 30 artikels.

    U hebt de gelegenheid om die verklaring na te gaan op http://www.un.org/french/aboutun/dudh.htm of Google: "universele rechten van de mens."

    Onder de andere 25 artikels die niet in het tijdschrift "Ontwaakt !" staan vermeld, zijn er enkele verantwoordelijken in Brooklyn die het liever niet aanhalen.

    Bijvoorbeeld artikel 5 : "Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing."

    Het verschijnen voor de "rechterlijke comités"(religieuze comités) en de soms intieme en schandalige vragen die er gesteld worden vanuit die comitéleden aan de "schuldigen", de uitsluiting voor de "niet-berouwvolle" met de nadelige gevolgen die eruit voortvloeien zijn dat geen wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen ?

    Waar komen dan die talloze depressies vandaan ? Waarom zijn zoveel personen volledig in de war gebracht door uitsluitingen ? Waarom zijn er zoveel zelfmoordpogingen ?

    artikel 8 : "Een ieder heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp van bevoegde nationale instanties tegen handelingen, welke in strijd zijn met de grondrechten hem toegekend bij Grondwet of wet."

    Dit is een artikel dat het Genootschap liever niet aanhaalt, want het zou zich gemakkelijk tegen henzelf richten, want ze verkracht de fundamentele erkende rechten.

    artikel 10 : "Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging."

    Wanneer een Getuige voor een rechterlijk comité moet verschijnen, wordt zijn zaak op een billijke manier aangepakt en publiekelijk door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank ?

    artikel 12 : "Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet."

    Hebben de Getuigen van Jehovah dit recht ?

    Wat valt er te zeggen over de frequente inmenging van de verantwoordelijken in het privé leven van de gemeenteleden ? Wat valt er te zeggen over de reputatie van het individu, wanneer men publiekelijk aankondigt dat hij of zij wordt uitgesloten of van de sancties die getroffen worden t.o.v. hem of haar ?

    Bevuilt men niet iemands reputatie wanneer het Genootschap besluit, dat als men in een brief vermeldt om niet meer aangesloten te willen zijn, men een ongelovige is geworden die het christelijk geloof heeft verzaakt ?

    artikel 19 : "Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven."

    Het is wel heel zeker dat de Getuigen geen vrijheid van mening of expressie mogen hebben. Vanaf dat ze die hebben, worden ze lastig gevallen. Daar "klikken" gangbaar en aangemoedigd wordt in "de enige en ware religie", worden ze heel vlug verklikt.

    Wanneer men de informatie en ideeën waar ze op zoek naar zijn, worden gepropageerd en ze zijn verschillend van deze welke onderwezen worden door de hoge autoriteit van New York, worden er sancties getroffen.

    artikel 21 : 1. "Een ieder heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers."

    2. "Een ieder heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land."

    3. "De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering ; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert."

    Het is heel triestig te constateren dat het Wachttorengenootschap als eerste klaar staat om van de daken te schreeuwen en aan al wie het horen wil, dat "haar" rechten met de voeten worden getreden, terwijl ze binnen haar eigen structuur, de rechten van haar leden

    dikwijls herleidt tot het zijn van passieve en gehoorzame onderdanen.

    Heel dikwijls gebruikt ze voor de instanties van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens als haar Rechten worden belachelijk gemaakt, een arsenaal van de beste advocaten, waar de financiële middelen die daarvoor worden gebruikt, geen rol spelen.

    Het valt helaas ook te betreuren, dat veel organismen die opkomen voor de mensenrechten zich laten misleiden door de schone schijn die de meeste sektarische bewegingen aan de dag leggen.

    Niet alleen hebben deze bewegingen hun aanhangers doen dwalen, maar ook, omdat ze zo’n tactici zijn, veel verdedigers van de mensenrechten kunnen bedriegen.

    Een verondersteld klein interview

    -"U zegt dat het Wachttorengenootschap haar leden de Rechten ontzegd van een vrij mens…maar hier staat tegenover dat niemand verplicht wordt om de religie te accepteren van de Getuigen. De persoon die zich bekeert, kiest hij zelf niet uit eigen vrije wil een zekere vorm van dienstbaarheid ?"

    -‘Het is eerst en vooral niet correct om te zeggen dat "niemand wordt verplicht." Bij de Getuigen, worden de minderjarige kinderen verplicht om mee te gaan naar de vergaderingen en van deur tot deur om de leer van het Genootschap te verkondigen. Wat ook eens goed is om bij stil te staan, is, dat veel verboden slechts worden "onthuld" aan de toekomstige aanhanger nadat hij heel hard "gebeten heeft in de vishaak." Wanneer een "verkondiger van het goede nieuws" een studie begint in het kader van een "bijbels onderwijzingprogramma," dan zal hij ermee oppassen om de verboden feiten uitgevaardigd door Brooklyn, te vertellen.’

    -"Andere sektarische bewegingen hebben ook verboden. Zelfs de gevestigde religies ontsnappen niet aan die regels !"

    -‘Dat is zeker. Bijvoorbeeld, bij de Mormonen mag je niet roken, geen alcohol gebruiken, alsook geen wijn, noch koffie of thee. Maar die verboden bereiken nooit het toppunt van die van de Getuigen. Wat de gevestigde religies betreft, ze zijn wel veel meer evenwichtig.

    Neem het voorbeeld van het Judaïsme die ook opname van bloed verbiedt. Nochtans, aangezien het leven bij de Joden als heel dierbaar wordt beschouwd, zullen ze geen bloedtransfusie weigeren. De grotere gezindten staan open voor een oecumenisch dialoog wat de Getuigen absoluut weigeren.’

    -"Maar ik bemerk toch dat er onder die verboden, waaronder "niet roken," "niet deelnemen aan de loterij," "niet werken in een wapenfabriek," daar toch niets op aan te merken is ! Tabak is slecht voor de gezondheid,velen verliezen aanzienlijke sommen bij het gokken, en wat de wapenfabrieken betreft, zij leveren toestellen die de oorlog onderhouden en maken honderdduizenden slachtoffers."

    -‘Daar ben ik het volledig mee eens. Tabak, kansspelen, wapens zorgen niet voor een ontplooiing van de maatschappij. Maar wat wel de mensenrechten aantast, is de onderdrukking van de vrije wil. Een mens moet het recht hebben om te roken, om zijn geld uit te geven in een casino of aan de loterij. Een mens moet het recht hebben om te kunnen werken in een wapenfabriek. Dit zijn geen activiteiten die verboden zijn door de wet van het land. Zijn geweten moet zijn gedragsregel kunnen zijn.’

    -"Maar het schijnt toch dat alles wat de Getuigen verboden wordt, niet van de Organisatie komt, maar dat God het heeft voorgeschreven als richtlijn in zijn Woord, de Bijbel ?"

    -‘Het Genootschap interpreteert de Bijbel op haar manier, en ze gebruikt daarvoor haar vertaling. Nemen we even die drie voorbeelden die we daarnet hebben vermeld ; nooit heeft God zwart op wit verboden om een sigaret op te steken, of poker te spelen of mee te doen aan de roulette, of om bijvoorbeeld bij Dassault te werken. Door enkele Bijbelteksten te manipuleren, kan men die laten verklaren wat men ervan wil maken.’

    -"Maar waarom al die verboden ?"

    -‘Waarschijnlijk om een religie in het leven te roepen die zich onderscheidt van de andere, want, ik herhaal het, allen zijn gedoemd om vernietigd te worden. De verboden veroorzaken een zekere vorm van "reinheid," en deze reinheid brengt een "elite" voort.

    Eens heeft het Genootschap zonder te verpinken toegegeven dat de slechtste Getuige van Jehovah meer waard is dan de beste mensen van "deze wereld." ‘

    -"Maar de Getuigen staan er toch op voor dat ze een verandering hebben kunnen aanbrengen van hart en geest bij heel veel mensen. Volgens hen, hebben er miljoenen de oorlog niet meer geleerd…"

    -‘Wat de Getuigen vergeten, is dat de Rechten van Mens bestaan omdat er mannen en vrouwen zijn geweest die hun leven hebben gegeven voor de na hen komende generaties, opdat die zich in dat Recht zouden mogen verheugen. De Verklaring dateert uit 1948, bijna drie jaar na het eind van de oorlog. Gedurende 1940-1945 zijn er velen die gestorven zijn voor een Vrij Europa. Vergeet nooit dat het dank zij hen is dat de Verklaring van de Rechten van de Mens ontstaan zijn. Zonder hen, zouden wij zonder twijfel nu onderworpen zijn aan een dictatoriaal regime. Ik vraag me daarbij zelfs af of de Getuigen van Jehovah nog zouden bestaan zonder het offer gebracht door degenen die gesneuveld zijn op het slachtveld ?"

    zie ook eleuthera.aggelia.be    of www.aggelia.be

    09-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.waren de tijden vóór 1914 wel zo goed?

    DE GELUKKIGE DAGEN VOOR 1914 !

    (Periode 1900-1913)… Enkele gebeurtenissen tussen zoveel andere.

    De Getuigen van Jehovah vertellen je dat de wereld heel rumoerig is geworden in het bijzonder sedert 1914.

    Alhoewel het waar is dat er ernstige moeilijkheden zijn ontstaan in dit jaar, kunt u zelf nagaan dat de periode van 1900-1913 ook niet vermakelijk was !

    We hebben het dan nog niet over de duistere eeuwen die eraan vooraf zijn gegaan.

    De verklarende aantekeningen die u hieronder zult vinden zijn overgenomen door Belgen en Fransen die geleefd hebben in die woelige periode.

    1900

    Januari

    · -Rellen in de Belgische mijnen

    · -India : 3.000.000 sterven van de honger

    · -Algerije : catastrofale overstromingen

    · -Extreme zwelling van de rivier, de Seine

    · -Boerenoorlog (vervolg).

    Februari

    · -Golf van stakingen in België, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije

    · - Verbazingwekkende grote brand in de stad Saint-Ouen (Frankrijk)

    Maart

    · -Rellen in heel China

    · -Grote brand te Parijs (Théâtre Français)

    April

    · -Aanslag op de prins van Wales te Brussel

    · -Belangrijke staking van mijnwerkers in Frankrijk

    · -Ernstige ongevallen in de universele Tentoonstelling te Parijs

    Mei

    · -Boksersoorlog in China

    Juni

    · -Tijdens de Boerenoorlog, vele aanslagen tegen de Europeanen

     

    Juli

    · -Aanslag tegen de koning Umberto uit Italië

    Augustus

    · -Poging tot moord op de Sjah van Perzië

    · -De "Apachen"- bendes zaaien terreur in Parijs

    September

    · -Nieuwe stakingen in België

    · -Belangrijke stakingen in de Verenigde Staten van Amerika

    November

    · -Situatie in Somalië heel ernstig, politieke moorden

    1901

    Februari

    · -Brandhaarden in Bakoe

    · -Rellen in Spanje

    Maart

    · -Anti-Britse golf in de V.S.A.

    · -Transvaal : kinderen en vrouwen van de Boeren sterven in de Britse concentratiekampen

    April

    · -Ernstige rellen in Zwitserland

    · -Verbazend grote manifestatie in Catalonië

    · -Gewelddadige manifestaties te Budapest

    Juni

    · - Geweldige manifestaties te Sofia

    · -Oproep voor een Macedonische revolutie

    Juli

    · -Groot sociaal conflict in de V.S.A.

    September

    · -Moord op de President van de V.S. (Mc Kinley)

    · -Opstand in Belgisch Kongo

    Oktober

    · -Frankrijk : staking van de mijnwerkers

    November

    · -Bezorgdheidwekkende golf van alcoholisme in België

    December

    · -Verslechterend conflict tussen Argentinië en Chili (aan de grenzen van de Andes)

    · -Grote manifestatie van werklozen te Budapest

    1902

    Januari

    · -Manifestaties van Polen in Oekraïne

    Februari

    · -Confrontaties "Apaches" te Parijs

    · -Kiev : studentenonrust

    · Triest : krijgswet, rellen

    Maart

    · -Zware aardbeving in Turkije

    · -Polen : studentenonenigheid

    April

    · -Rusland : Boerenopstanden (hongersnood)

    · -Ierland : Noodtoestand

    · -Dominicaanse Republiek : Revolutie

    Mei

    · -Uitbarsting van de Mount Pelée in Martinique (40.000 doden)

    · -V.S.A. : staking van mijnwerkers in Pennsylvanië (200.000)

    · - Schipbreuk van de "Cammorta" (GB) (733 doden)

    Juni

    · -België : massastakingen

    Juli

    · -Rusland : Rellen van arbeiders en boeren

    · -Oost-Afrika : Opstand

    · -Parijs : Ernstige confrontaties

    · -Venetië : Opzienbarende ineenstorting van de Sint Markus toren

    September

    · -Oostenrijk-Hongarije : Gevechten tussen Kroaten en Serviërs

    · -Anti-Duitse manifestaties in Hongarije

    · Verwoestende cycloon in Sicilië

    Oktober

    · -Stakingen en rellen in Zwitserland

    · -Stakingen van mijnwerkers in Frankrijk

    November

    · -België : Aanslag op Leopold II

    December

    · Oorlogsdreiging tussen Spanje en Marokko

    1903

    Februari

    · -Macedonië, Bloedbaden

     

    Maart

    · -Colombia : Vulkanische uitbarsting

    April

    · -Mijnramp in Hoog-Silezië

    · -Spanje : Bloedige confrontaties tussen studenten en politie

    · -Holland : Algemene staking van de spoorwegarbeiders

    · -Parijs : Reusachtige brand (Grand Théâtre de la Ville)

    Mei

    · -Parijs: Rellen

    Juni

    · -Voor de kust van Marseille zeevaart catastrofe

    · -Dodelijke aanslag op Koning Alexander I van Servië en zijn echtgenote Draga

    · -Groot-Brittannië : Belangrijke manifestaties

    Juli

    · -Macedoniërs komen in opstand tegen de Ottomanen

    · -Rusland : Gewelddadige onenigheid in Kiev

    ·

    September

    · -Rusland stuurt een verwittiging naar Turkije en Bulgarije

    Oktober

    · -Frankrijk : Staking in de textielsector en gevechten in Parijs

    · -Santo-Domingo : Revolutie

    · -Spanje : grote staking van mijnwerkers

    December

    · -Stakingen en noodtoestand in Duitsland

    1904

    Januari

    · -Opheffen van stammen in Zuid-Afrika

    · -Noorwegen : Stad Alesund volledig vernietigd door een brand

    · -Japan : Verwittiging aan Rusland (kwestie Mantsjoerije)

    Februari

    · -V.S.A. : Stad Baltimore grotendeels vernietigd door brand

    · -De Japanners vallen een Russische vloot aan te Port-Arthur. Zeeslag

    · -Japan verklaart de oorlog aan Rusland

    · -Parijs : Grote brand

    Maart

    · -Militaire versterkingen in Zuidwest Afrika

    April

    · -Rusland mobiliseert haar marine

    · -Catastrofe van het pantserschip "Petropavlosk" (door een mijn) (ongeveer 500 doden)

    Mei

    · -Japans leger neemt een aanvang met het omcirkelen van Port-Arthur

    Juni

    · - Gewelddadige gevechten te Port-Arthur

    · -New-York : Brand op de pakketboot "Slocum" (ongeveer 1000 doden)

    · -Finland : Moord op de Generale Gouverneur

    Juli

    · Moskou : Minister van Binnenlandse Zaken slachtoffer van een aanslag

    · -Noorwegen : Schipbreuk van de "Norge" (600 doden)

    Augustus

    · -Colorado :Grote catastrofe aan het spoorwegnet

    · -Japans leger verslaat de Russische vloot

    · -Slag bij Liao Yang (20.000 doden)

    September

    · -Japan : zinken van de "Mikasa" (599 doden)

    Oktober

    · -De Hottentotten verklaren de oorlog aan Duitsland

    · -Slag bij Cha Ho (40.000 doden)

    November

    · -Rellen te Innsbruck

    · -De Duitsers verslaan de Hottentotten, talrijke doden

    · -Rusland : Heftige manifestaties

    · -Cholera epidemie in Trans-Kaukasië

    December

    · -Filippijnen : de V.S.A. ondergaan er zware verliezen

    1905

    Januari

    · -Duitsland : Mijnwerkers staken (215.000)

    · -Sint-Petersburg : Bloedige zondag , 22/1

    Februari

    · -Pathé ontslaat 1.200 werknemers

    · -Moord op de Groothertog Serge, gouverneur van Moskou

    · -Begin van de slag bij Moukden

    · -Staking van de Belgische mijnwerkers (80.000)

    Maart

    · -Rusland : Boerenopstanden in gans het gebied

    · -Verlies van de slag bij Moukden door de Russen (142.000 doden)

    Mei

    · -Anti-joodse pogrom te Jitomir

    · -Slag bij Tsushima (5.000 doden)

    Juni

    · -Straatgevechten te Lodz (meer dan 500 doden)

    · -Muiterij op de "Potemkin"

    · -Rellen in alle Russische havens (honderden doden)

    Juli

    · -Aanslag op de Ottomaanse Sultan

    · Pokken epidemie te Parijs

    September

    · -Bloedige rellen te Bakou (meer dan 1.000 doden)

    · -Macedonië : Gevechten tussen de Bulgaren en de Turken

    · -Verschrikkelijke wreedheden in Frans Kongo (duizendtal gedode militairen )

    · -Gelijknamige wreedheden in Belgisch-Kongo

    November

    · -De zeevloot van Oostenrijk-Hongarije, Rusland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië ankert voor Pirrheus

    · December

    · -Staat van beleg te Kiev

    1906

    Februari

    · -Oostenrijk-Hongarije : oproer te Fiume

    Maart

    · -Ontploffing in de mijn van Courrières – Frankrijk (1.200 doden)

    · -Eiland Ustica (noorden van Palermo) verwoest door een uitbarsting en een aardbeving

    April

    · -Eruptie van de Vesuvius

    · -Moord op de Russische priester Gapone te Sint-Petersburg, rellen

    · -Aardbeving te San Francisco, de stad grotendeels vernield (1.000 doden)

    · -Oorlog Japan-Rusland : Japanse verliezen stijgen tot 457.000 manschappen)

    Mei

    · -Parijs : De grote brand (Halle des cuirs)

    · -Aanslag bij het huwelijk van Alfons XIII, koning van Spanje

    Juni

    · -Antisemitische pogrom te Odessa

    Juli

    · -Egypte : Onrust

    · -Nieuwe antisemitische pogroms te Odessa

    Augustus

    · -Schipbreuk van de "Sirio" (200 doden)

    · -Chili : Aardbeving te ValparaÏso (meerdere duizenden doden)

    · -Neurenberg : Bloedige stakingen

    · -Rusland : mislukte aanslag op de Minister- President

    September

    · -Sicilië : Aardbeving

    Oktober

    · -Florida : Orkaan te Fort Maccran (100 doden)

    1907

    Januari

    · -Schermutselingen te Parijs

    Februari

    · -Argentinië : Revolutie

    Maart

    · -Hamburg : Belangrijke stakingen

    · -Parijs : Stakingen

    · -Bulgarije : President slachtoffer van een aanslag

    · -Toulon : Ontploffing van het pantserschip "Iéna" (118 doden)

    · -Marokko : Franse troepen bezetten Oudja

    April

    · -Parijs : Nieuwe stakingen

    · -Mexico : Aardbeving, Acapulco bijna volledig vernield

    · -Honduras-Nicaragua : Conflict

    Mei

    · -Frankrijk : Stakingen wat de wijnbouw betreft

    · -Samenzwering tegen Nicolaas II

    · -Marseille : staking van de zeelui

    Juni

    · -Macedonië : verergeren van de onrust

    · -Staking en manifestatie van de wijngaardeniers (500.000)

    Juli

    · -Guatemala : poging tot moord op de President

    Augustus

    · -Casablanca : Fransen afgeslacht

    · -Bombardementen op Casablanca

    · -Nieuwe offensief van de Hottentotten (Zuidoost Afrika)

    September

    · -Odessa : Antisemitische pogrom

    · -Rusland : Cholera

    Oktober

    · -V.S.A. : Ontploffing van een munitiefabriek in de stad Fontanet, werd bijna helemaal verwoest

    · -Italië : Calabrië, aardbeving

    December

    · -V.S.A.: Serie ontploffingen in de kolenmijnen

    1908

    Februari

    · -Aanslag op de Sjah van Perzië, Teheran

    · -Moord op de koning Carlos I van Lissabon

    Maart

    · -Schipbreuk van de Matsu Maru (Japan) (300 doden)

    Juni

    · -Frankrijk : Bloedige confrontaties

    Juli

    · -Monastir : Revolutie

    · -Rusland : Nieuwe cholera epidemie

    · -Frankrijk : Manifestaties, veel doden

    Augustus

    · -V.S.A. : Illinois - raciale rellen te Springfield

    Oktober

    · -Budapest : Manifestaties

    · -Oostenrijk geannexeerd aan Bosnië

    November

    · -Wenen : Ernstige schermutselingen aan de universiteit

    December

    · -Sicilië : Aardbeving

    · -Parijs : Confrontaties in het Quartier Latin

    · -Messina : Stad verwoest door een aardbeving (84.000 doden)

    1909

    Januari

    · Frankrijk : Vervolg van rellen in het Quartier Latijn

    Februari

    · -Crisis Oostenrijk-Servië verslechtert

    Maart

    · -Frankrijk : Grote staking bij de communicatie afdelingen

    April

    · -Ottomaans Rijk : Militaire putsch

    Juni

    · -Frankrijk : Aardbeving in de Provence

    Augustus

    · -Zweden : Stakingen (300.000)

    · -Groot-Brittannië : Serie manifestaties

    · -Albanië : Gespannen toestand, manifestaties

    · -Mexico : Catastrofale overstromingen (1.400 doden)

    Oktober

    · Groot-Brittannië : Mansfield, moorddadige stakingen

    1910

    Januari

    · -Griekenland : Grote brand (Koninklijk Paleis van Athene)

    · -Frankrijk : Overstroming in Parijs en de helft van Frankrijk

    · -Perzië : onrust

    Februari

    · -Afrika : Bloedbad onder een Franse colonne

    · -Guadeloupe : bloedige gevechten

    Mei

    · -Japan mobiliseert om zich voor te bereiden op de annexatie met Korea

    · -Costa Rica : Aardbeving (500 doden)

    · -Argentinië : Noodtoestand

    · -Nicaragua : V.S.A. komen militair tussenin

    · -Marokko : Franse troepen bezetten het zuiden van Marokko

    Juni

    · -Korea : Japan valt Korea binnen en bezet het

    Juli

    · -Ottomaans Rijk dreigt met oorlogsverklaring t.a.v. Griekenland

    Augustus

    · -België : Grote brand in de Tentoonstelling te Brussel

    · -Hamburg : Arbeidersstaking (10.000)

    · -Perzië : Bloedige rellen

    · Japan : Tyfoon (800 doden)

    September

    · -Groot-Brittannië : Staking van de dokwerkers (50.000 arbeiders ontslaan)

    Oktober

    · -Groot-Brittannië : 150.000 arbeiders ontslaan bij de spinnerijen

    · -Frankrijk : Velerlei sabotages

    · -Portugal : Verbanning van de koninklijke familie

    · -Portugal : Uitroepen van de Republiek

    · -Napels : Gigantische vloedgolf (1.000 doden)

    November

    · -Groot-Brittannië : Confrontaties in Wales

    · -Mexico : Oproer

    December

    · -Frankrijk bezet Agadir

    · -Azië : Pest epidemie in Mantsjoerije en Mongolië

    · -Palestina : Arabische oproer, ernstig beteugeld door de Ottomanen

    · -Rusland : Studentenoproer te Sint-Petersburg en Odessa

    1911

    Januari

    · -Longpest in China

    · -Poging tot moord op Aristide-Briand

    Februari

    · -New-York : Ontploffing op een boot (25 doden - 1.000 gekwetsten)

    · -Parijs : Gewelddadige rellen in de faculteit rechten

    Maart

    · -V.S.A.: Zenden van troepen naar de Mexicaanse grens

    April

    · -Mexico : Aanval van Amerikaanse troepen

    · -Frankrijk : Soldaten marcheren Fès binnen

    · -Marokko : Nieuwe crisis

    · -Groot-Brittannië : Schipbreuk van de "Aurore" (487 doden)

    Mei

    · -China : oproer

    Juni

    · -Mexico : uitbarsting van de volkaan Colima (1.450 doden)

    Juli

    · -Duitsers komen Agadir binnen

    · -Marokko : Frans-Spaans incident

    · -Constantinopel : Reusachtige brand (7.000 huizen vernield)

    · -Frankrijk : Reusachtige brand in het bos van Fontainebleau (1.000 ha)

    Augustus

    · Britse spoorwegarbeiders in staking (200.000)

    September

    · -Kiev : Aanslag tegen de Russische Minister-president

    · -Ontploffing aan boord van het pantserschip "Liberty" (300 doden)

    · -Oorlog tussen Italië en het Ottomaanse Rijk

    Oktober

    · -Italianen bezetten Tripoli

    · -Aardbeving in Mexicaans Californië (300 doden)

    · -Poging tot moord op de President van de V.S. (Taft)

    November

    · -China : Wrede onderdrukking

    · -Moord op de President van Santo-Domingo

    · -Gewelddadige manifestaties te Londen

    · -Frankrijk : Grote stakingen

    December

    · Rusland : Vreselijke hongersnood

    1912

    Januari

    · -België : Bewogen stakingen in de mijnen

    · -China : Minister-President ontsnapt aan een aanslag

    Februari

    · -Frankrijk : Gewelddadige rellen

    · -Bombardementen op Beiroet door de Italianen

    Maart

    · -Duitsland : Belangrijke staking van mijnwerkers in het Ruhrgebied

    · -Aanslag tegen de Koning van Italië

    April

    · -Schipbreuk van de "Titanic" (1.513 doden)

    · -Anti-Franse oproer in Fès

    · -Bombardement op de Dardanellen door de Italiaanse marine

    · -Staking van de arbeiders in de goudmijnen van Siberië

    Mei

    · -Amerikaanse stoomboot ‘Texas" vliegt in de lucht door op een mijn te varen te Smyrna (163 doden)

    · -Italië bezet Rhodos

    · -Groot-Brittannië : dokwerkers in staking (100.000)

    · -Alliantie van Bulgarije met Griekenland tegen Turkije

    Juni

    · -Griekenland en Montenegro mobiliseren hun leger

    · -Constantinopel : monstrueuze brand (1.000 huizen vernield)

    Juli

    · -Albanië komt in opstand tegen de Ottomaanse bezetting

    Augustus

    · -Landing van de marine van de V.S. in Nicaragua

    September

    · -Servië, Montenegro en Griekenland roepen een algemene mobilisatie uit

    Oktober

    · -Montenegro verklaart de oorlog aan het Ottomaanse Rijk

    · -Bulgarije en Servië verklaren de oorlog aan het Ottomaanse Rijk

    · -Balkanoorlog

    November

    · -De Grieken bezetten Samothrace

    · -Bulgaren bezetten Constantinopel

    · -Saloniki capituleert

    · -Cholera epidemie te Constantinopel

    · -Spanje : Minister-President wordt vermoord

    December

    · -Eind aan de Balkanoorlog, behalve in Griekenland

    1913

    Januari

    · -Latente hervatting van de Balkanoorlog

    Februari

    · -Mexico : Revolutie

    Maart

    · -België : Algemene veelbewogen staking in de steenkoolsector

    · -Catastrofale overstromingen die Ohio verwoesten (V.S.A.)

    · -De Turken hernemen Andrinopel in

    · -Koning van Griekenland, Georges I, vermoord

    April

    · -Duitsland : Epidemie van een vergiftiging van bedorven paardenvlees (300 doden)

    · -Spanje : Poging tot moord op Alfons XIII

    · -België : Algemene staking

    · -V.S.A. : Mijnramp te Cincinnati (115 doden)

    Mei

    · -Turkije valt Bulgarije aan

    · -Hervatten van de Balkanoorlog

    Juni

    · -Moord op de Grootvizier van Istanbul

    Juli

    · -Griekenland en Servië verklaren de oorlog aan Bulgarije

    · -Roemenië mobiliseert haar leger en valt Bulgarije aan

    Augustus

    · -Einde van de Balkanoorlog

    September

    · -Cholera epidemie in Roemenië (700 doden)

    · -Cholera epidemie in Servië (300 doden)

    Oktober

    · -Mijnramp te Cardiff (318 doden)

    November

    · -Peru : Aardbeving, de stad Abancay verwoest (200 doden)

    December

    · -Vulkanische uitbarsting in de Hybriden (500 doden)

    O... WERKELIJK, WAT WAS HET LEVEN VOOR 1914 TOCH MOOI !

     

    Bronnen :" Kroniek van de 20 ste eeuw"

     

    zie ook eleuthera.aggelia.be of in het frans www.aggelia.be

     

    09-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf?

    Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf ?

     

    We lezen in de Wachttoren van 1 juni 1981 blz. 24-27 : "Jehovah's Getuigen geloven dat deze gelijkenis betrekking heeft op de ene ware gemeente van Jezus Christus' gezalfde volgelingen. Te beginnen met Pinksteren in 33 G.T., en door alle negentien eeuwen heen, heeft deze met een slaaf te vergelijken gemeente haar leden geestelijk gevoed, en wel op een getrouwe en beleidvolle wijze... Vandaar dat de "huisknechten" deze volgelingen van Christus als individuele personen zijn.

    Aldus zijn de gezalfde christenen, als individuele personen, vertegenwoordigd door de huisknechten die gevoed worden door de slaaf, terwijl de slaaf hen vertegenwoordigt als groep.

    Dezelfde Wachttoren onderstreept hier dat je een parallel moet trekken met Jesaja hoofdstuk 43 de verzen 10-12, waar over de natie Israël, als groep, wordt geschreven, dat ze een dienaar, een individuele persoon is.

    De toepassing van dit beginsel vermeld door het Genootschap, brengt ons tot het stellen van enkele gepaste vragen.

    Neem er nota van dat tegenwoordig, over deze "slaaf" wordt beweerd dat ze is samengesteld uit de rest van de 144.000 gezalfden die nog op aarde leven. In 2007, bestond het getal van diegenen die beleden bij die rest te behoren uit 9.105.

    Volgens het Genootschap heeft deze gezalfde klasse een groot werk verricht door het uitdelen van geestelijk voedsel op een ononderbroken wijze sedert het jaar 33 van de gewone tijdrekening. Dit zou overeenkomen, zegt ze, met de belofte gemaakt door Jezus : "Zie, ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen." (Matth. 28 : 20)

    De Wachttoren van 15 mei 1975 pag. 302 zegt : "Klaarblijkelijk gaf de ene generatie van de 'slaaf'-klasse het voedsel aan de volgende generatie door, terwijl zij ook zichzelf van voedsel bleven voorzien".

    Om vervolgens toe te voegen op pag. 303 : Wij zien derhalve dat Jezus Christus zelf de aandacht heeft gevestigd op deze methode om zijn volk te voeden — niet als afzonderlijke, onafhankelijke personen, maar als een hechte groep christenen die werkelijke liefde en zorg voor elkaar hebben.

    Maar wat leert ons de geschiedenis feitelijk ? Vindt men een spoor van een groep christenen die nauw bezig was een werk te vervullen bestaande uit het voeden van de ene groep die dan op zijn beurt de andere groep voedde ?

    Vinden we een groep die de fakkel van de zuivere leer doorgeeft naar een andere groep, om tenslotte aan te komen bij het voeden van Charles Taze Russell, de stichter van de Watch Tower Bible and Tract Society ?

    Om haar bewering te staven citeert het Genootschap individuele personen, zoals John Wycliffe, William Tyndale, kleine groeperingen zoals de Lollarden, de Waldenzen en nog anderen.

    Zij zouden, volgens hen, deel hebben uitgemaakt van de gezalfde klasse, met andere woorden, de "slaaf"-klasse.

    Het is heel erg interessant om evenwel op te merken dat deze individuele personen en groepen over het algemeen de leerstellingen aanhingen van de drie-eenheid, de vurige hel, de onsterfelijkheid van de ziel.

    Maar het Genootschap zal wel vermijden om over dit netelig probleem te spreken.

    Er is uiteindelijk geen enkel bewijs dat er slechts één kanaal van geestelijk voedsel zou zijn geweest, opgericht door een speciale klasse van gezalfde christenen die deze individuele personen of groepen zouden gevoed hebben.

    Het is eigenaardig, maar volgens de Getuigen van Jehovah, zou de groep die Jezus had onderricht mislukt zijn in het volbrengen van hun opgedragen taak. Ze zouden niet bij machte zijn geweest om goed, sterk voedsel door te geven, aangezien de afval er al was, sluimerend in de eerste eeuw, en volledig actief vanaf de dood van de laatste apostel !

    Is er hier geen sprake van een zeker "faillissement" waarbij Jezus zelf verantwoordelijk voor was ?

    En daarbij, waar was de beloofde "Helper", die nadat de Leraar weg zou zijn, alle dingen zou onderwijzen ?

    Het is nodig om een hoogst belangrijke vraag te stellen : Waar zijn de verbindingen, de bruggen die dit kanaal van voedsel afbakenen vanaf het jaar 33 G.T. tot bij Charles Taze Russell, "de getrouwe en beleidvolle slaaf" ? (Zie nota 1)

    Het Genootschap beweert dat Russell de ware religie heeft doen herleven. Maar waarom moest het herleven, aangezien er een ononderbroken kanaal bezig was met het doorgeven van het geestelijk voedsel aan de getrouwe dienaren van God sedert 33 G.T., totdat dit kanaal hem heeft bereikt ?

    De feiten tonen duidelijk aan dat Russell omgang had met verschillende kerken van "Babylon de Grote" (het wereldomvattende rijk van valse religie, volgens de Getuigen) om zijn informatie en bijbelse interpretaties te verzamelen. Het is op een onafhankelijke manier dat Russell bepaalde leerstellingen binnenhaalde en niet dank zij een hypothetisch of spookachtig kanaal.

    Volgens het Genootschap, zou Jezus Christus een klein groepje "Bijbelstudenten" hebben uitgekozen en hen waardig hebben geacht om de "getrouwe en beleidvolle slaaf" te zijn.

    Nochtans geeft ze zelf toe dat gedurende de jaren 1914-1918, op het moment van die keuze, deze "slaaf" zich eerder in een onreine staat bevond, meer ontrouw dan trouw, meer onnadenkend dan beleidvol.

    Het boek "De Getuigen van Jehovah in Gods goddelijk plan" (alleen in het Engels en het Frans) geeft enkele redenen voor deze "onreinheid" :

    . een verkeerd begrip over de "superieure autoriteiten" (Rom. 13 : 1) en hun mensenvrees .(zie Nota 2)

    . het op de voorgrond plaatsen van de "karakterontwikkeling".

    . schepselverering.

    . het vieren van heidense feesten.

    . het gebruik van het kruis.

    . het te weinig gebruiken van Gods naam.

    . de niet-theocratische manier van organiseren van de gemeenten.

    Het schijnt dat "deze dingen" de gezalfden gevangen hield in "Babylon de Grote".

    Maar een merkwaardig feit is : Na hun "bevrijding" uit dit Babylon in 1919, waren er nochtans vele praktijken, zoals hierboven vermeld, die nog werden in ere gehouden, en dit gedurende nog vele jaren.

    Gedurende die tijd, werd er ook heel veel nadruk gelegd op het jaar 1925. Het zou het einde kenmerken, zei men toen, van het systeem bestuurd door Satan. Iemand die het met dit onderwijs van de "getrouwe en beleidvolle slaaf" niet eens was, was "tegen God en tegen zijn Christus."

    Het is voldoende om "The Finished Mystery" (ten onrechte toegeschreven aan Russell) te lezen, om zich ervan te vergewissen wat het toenmalige "geestelijk voedsel" was gedurende die jaren.

    Het was echter de tijd waar Jezus zijn getrouwe slaaf had uitgekozen !

    Wie is tegenwoordig de slaaf ? Wie zijn ze ?

    Het "Besturend Lichaam" beweert het geheel van de gezalfden op aarde te vertegenwoordigen, het geheel van het "overblijfsel".

    Zijn ze het dan ook ? Volgens Raymond Franz, die gedurende 40 jaar een pionier is geweest en deel heeft uitgemaakt van het Besturend Lichaam gedurende 9 jaar, komt het merendeel van de informatie die ze krijgen, uit brieven, rapporten, inlichtingen verkregen door niet-gezalfden, zoals de zone-, filiaal-, district-,of kring opzieners, of van andere broeders die speciale voorrechten hebben in de organisatie.

    Blijkbaar heeft het Besturend Lichaam nooit die enkele 9.105 broeders en zusters uit de hele wereld, die belijden gezalfden te zijn gecontacteerd, zelfs niet degenen die op Bethel verblijven. Men vraagt nooit om hun mening wanneer het om belangrijke punten gaat zoals bijvoorbeeld, de leerstellingen. Nooit worden ze uitgenodigd tijdens de erg gesloten sessies van het Besturend Lichaam. Het schijnt zelfs dat de gezalfden die werken op het hoofdbureau van Brooklyn evenveel genegeerd worden als de jongste van de Bethelieten.

    Maar ondertussen worden de 9105 gezalfden verondersteld te behoren bij de "getrouwe en beleidvolle slaaf" die de Meester over zijn bezittingen heeft aangesteld.

    Hoe kan men nu bevestigen dat het Besturend Lichaam de woordvoerder is van de gezalfden op aarde ?

    Het geestelijk voedsel wordt in feite verschaft door niet gezalfden !

    Zelfs de suggesties gestuurd door de ouderlingen die gezalfden zijn , worden beschouwd als minder belangrijk dan deze gestuurd door diegenen die op een hoger niveau staan...

    Individuele personen en geen klasse

    Wie is dus de "getrouwe en beleidvolle slaaf" ?

    Indien er sprake is van een klasse of een groep van mensen die nauw verbonden zijn, goed verenigd onder elkaar, hoe moet je dan de andere vergelijkingen van Jezus begrijpen waar hij ook spreekt over slaven ? (zie Nota 3)

    Is het nodig dat ze bestaat uit een klasse van mensen ? Of deel moet uitmaken van een menselijke organisatie ? Bestaat er dan ook een "10 minen klasse", een "klasse van 5 minen", "een klasse van 10 talenten", of "van 4 talenten" ? Indien ja, wie zijn ze ?

    De Schrift kan niet duidelijker zijn wat dat onderwerp betreft : Wanneer we ons voor de oordeelstroon van God zullen bevinden, dan staan we daar als een individuele persoon, en het is individueel dat we rekenschap zullen moeten afleggen van onze daden.

    De illustratie van Jezus over de "getrouwe en beleidvolle slaaf" zou ze niet toegepast kunnen worden op alle christenen individueel ?

    Zou Jezus niet even goed kunnen gezegd hebben : "Wie, onder jullie, mijn discipelen zal bewijzen een getrouwe en beleidvolle slaaf te zijn" ?

    Het antwoord zal afhangen van onze persoonlijke daden.

    In plaats van een klasse van personen die als "getrouwe en beleidvolle slaaf" is aangesteld, voedend de anderen met bijbelse literatuur, zei Petrus klaar en duidelijk dat elke christen zijn eigen beheer moest uitvoeren en een ander moest voeden met woorden van aanmoediging. (1 Petrus 4 : 10,11) : "Gebruikt de gave, naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders van Gods onverdiende goedheid, die op velerlei wijzen tot uitdrukking wordt gebracht.  Indien iemand spreekt, [hij spreke] als het ware [de] heilige uitspraken Gods; indien iemand dient, [hij diene] als afhankelijk van de door God verschafte sterkte; opdat in alle dingen God verheerlijkt wordt door bemiddeling van Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. Amen.

    Petrus spreekt hier zeker en vast niet van een "samengestelde", gestructureerde beheerder "een slaafklasse", maar integendeel, de apostel benadrukt eerder het individuele karakter van het beheer.

    Het is waar dat elke christen gaven bezit waarmee hij in staat is om te voeden, te steunen, anderen te helpen, aldus een dienst bewijzend aan zijn mede-dienaar in het gezin van God.

    De apostel Paulus schreef dat "hem een beheer werd toevertrouwd" door God, dat hij "ernaar verlangde zijn broeders te zien" om "enige geestelijke gave te kunnen meedelen", "een uitwisseling van aanmoediging" en dat hij een "beheerder van de heilige geheimen Gods" was.

    Petrus werd eveneens een beheerder genoemd, met als missie, volgens Jezus, "te voeden", "de schaapjes te weiden". Met andere woorden, om zijn schapen een fatsoenlijke voeding te geven.(1 Kor. 9 : 16,17; Romeinen 1 : 11,12; 1 Kor. 4 : 1; Titus 1 : 7; Ef. 3 : 2; Kollosenzen 1 : 25; Joh. 21 : 15-18).

    Maar dit alles is niet beperkt tot Paulus en Petrus. Alle opzieners zijn "beheerders" in de ogen van God, iedereen moet handelen als een getrouwe en beleidvolle slaaf.

    Elke christen moet zich van zijn persoonlijk beheer kwijten en hij heeft de verantwoordelijkheid om anderen aan te moedigen en anderen te sterken, zoals we gezien hebben in de eerste brief van Petrus, hoofdstuk 4, de verzen 10 en 11.

    Nota's :

    1.In de tijd van Russell, werd hij beschouwd als de "getrouwe en beleidvolle slaaf".

    Men dacht dat die slaaf EEN INDIVIDUELE PERSOON was ?

    2.Het boek "Jehovah's getuigen in het goddelijke plan" in het Engels verschenen in 1959 :

    In die tijd (tot in 1962) geloofden de G.v.J. dat de superieure autoriteiten uit Romeinen13 :1 "Jehovah en Jezus Christus" waren.

    De tekst (blz. 91) in de Engelse uitgave zegt :

    "Als gevolg van een heel verkeerd begrip, hadden ze de politieke regeringen van de aarde aanvaard als "superieure autoriteiten "die volgens Rom 13 : 1 door God in hun positie werden geplaatst ; het gevolg daarvan was mensenvrees, in het bijzonder voor de burgerlijke machten".

    Dit boek werd vertaald in het Frans in 1971. Maar toen geloofden de G.v.J. (opnieuw) dat de superieure autoriteiten aangehaald door Paulus "de autoriteiten van deze wereld" waren.

    De tekst (pag. 91) in het Frans zegt :

    "Het begrip in die tijd had hen ertoe gebracht om de politieke regeringen van de aarde te aanvaarden als de 'superieure autoriteiten' waarin God hen had geplaatst volgens Rom 13 : 1; met als resultaat mensenvrees, in het bijzonder van de burgerlijke machten".

    Men kan het kleine verschil opmerken in de twee manieren van uitleg !

    3.De Griekse term voor "slaaf" is "doulos". Figuurlijk, wordt dit woord toegepast op iemand die zijn dienst aanbiedt om Christus' Zaak te doen uitbreiden en te steunen onder de mensen ! (Strong's Concordance).

     

    zie eleuthera.aggelia.be                             of voor meer artikelen in het frans www.aggelia.be

     

     

    09-01-2009 om 00:00 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.paradigma of paradogma

    Paradigma of paradogma ?

     

    Er was eens een reiziger die van Brussel naar Parijs wilde gaan. Hij vond een landkaart met een uitgebreide beschrijving van landelijke fietsroutes.

    Dus peddelde hij met zijn fiets in een paar dagen naar zijn bestemming.  Bij aankomst was hij vol lof over de groene weggetjes en de pittoreske dorpjes, en hij schreef een uitgebreid reisverslag.

    Een andere reiziger schafte zich een landkaart aan met autosnelwegen, en reed met zijn wagen in een uur of drie naar de lichtstad.  Ook hij schreef een uitgebreid verslag, over tolwegen, wegrestaurants, files en het monotone landschap aan beide zijden van de snelweg. 

    Een derde legde de weg af met een binnenschip.  Hij beschreef sluizen, rivieren, kanalen en watervogels.

    Wat zou er gebeuren als ze elkaars verslag konden lezen?  Hun ervaringen hadden bijna niets met elkaar gemeen.  Bleven ze elk overtuigd van hun eigen gelijk en kwam het tot onbegrip en heftige discussies?

    Of tekenden ze samen een uitgebreide landkaart, met fietspaden, waterwegen en autostrades ?

     

    Het woord paradigma, (Oudgrieks) betekent oorspronkelijk ‘voorbeeld’. Het betekent ook een ‘denksysteem’ waarmee een ingewikkeld probleem kan uitgelegd worden, een samenhangend stelsel van modellen en theorieën die een denkkader vormen waarmee de ‘werkelijkheid’ geanalyseerd wordt.

    Er is niets mis met een landkaart, zolang men zich ervan bewust is dat dit niet de werkelijkheid is, maar een van de vele manieren om de weg voor te stellen.  Er is ook niets mis met een paradigma, zolang het als dusdanig herkend wordt.

    Nog nooit werden zoveel en zo uiteenlopende ‘paradigma’s’ gepubliceerd over geloof en religie.

    Ook daar is niets mis mee.  Elke theorie kan op zijn manier een stukje van de werkelijkheid belichten.

    De problemen beginnen als ‘paradOgma’s’ de waarheid in pacht menen te hebben en vanuit een machtspositie kruistochten ondernemen om te overtuigen, manipuleren of overdonderen.  Tegenstrijdige beweringen die geen oog of oor hebben voor elkaars visie kunnen tot extreme verwarring en machtsmisbruik leiden, in plaats van aan te zetten tot nadenken en bewustwording.

    Ook ik heb een landkaart nodig om mezelf door deze moeilijke wereld te gidsen.  Mijn paradigma wortelt in de studie van de oude geschriften, de ervaringen van mensen die voor grote uitdagingen stonden en ook mijn eigen ervaringen. 

    Dat betekent niet dat ik andere strekkingen minderwaardig vind.  Integendeel, waar het kan gooi ik een klimtouw om verschillende paradigma’s met elkaar te vergelijken.

    Mijn droom is – ooit – een grote landkaart die alle religies uit Oost en West, Noord en Zuid evenwaardig verenigt om elk mens optimaal te begeleiden naar geluk, harmonie en zelfontplooiing.

    Bron en auteur : www.yogasoma.be                           Bea B

    08-01-2009 om 18:57 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zwemmen in de christelijke vijver

    Zwemmen in de christelijke vijver

     

    Kijk eens naar je eigen leven als christen.  “Zondig niet meer!””Heb je vijanden lief!” “Streef eenheid na!”

     

    Klinkt prachtig!  Totdat je er serieus mee aan de slag gaat.  Het is alsof er een baksteen in een gracht plonst, zo word je geconfronteerd met de realiteit.

    Gelukkig zijn er nog altijd mensen die zoeken naar de waarheid.

    Veel christenen zijn vol enthousiasme aan de slag in het zendingswerk, verkondigingwerk, pionierswerk etc…

    Je kent je opdracht, dus ga je.  Je springt vol overgave in de christelijke vijver.

    Heerlijk onbevangen, zonder schroom en angst in één keer in het diepe.

    Plons!  Al spartelend en hijgend leer je de temperatuur van het water kennen, probeer je de bodem met je tenen aan te tikken en kijk je alvast wat rond, om je een beeld te vormen van je medebewoners in die fijne vijver.

     

    Maar… laten we eens kijken naar die andere badgasten:  die zich aan ons voorstellen als broeders en zusters.  Je maakt met iedereen kennis.  Met de kleine, de verlegen, de enthousiaste, de degelijke, de vriendelijke en de GROTE vissen.  De één leid je vriendelijk rond; de ander bemoeit zich helemaal niet met je, ook al ben je nieuw.  En je ontmoet ook vissen die je tot in detail vertellen hoe jij moet zwemmen. 

    Natuurlijk heb je les nodig, het gaat zeker niet vanzelf.  En dus luister je braafjes naar die grote instructeurvis.  Je wilt in je enthousiasme immers geen spelbreker zijn, ook al zou je het zelf graag anders doen.  Trouwens, het komt eigenlijk niet eens in je op om tegen te sputteren, want je bent enorm onder de indruk van je nieuwe leven, hier in deze prachtige vijver. 

     

    Nu je zwemlessen al aardig vorderen, heb je ook wat meer tijd en lucht om de omgeving beter in je op te nemen.  De vrijheid waar je naar zoekt, hier onder water, en die je ook diep in je hart zo voelt, die vrijheid lijkt soms erg beperkt.  Waarom wijzen sommige vissen  je zo dwingend een bepaalde kant op?  Mag je niet zelf ontdekken wat de beste zwemroute is?  Je ziet veel gebekvecht tussen allerlei scholen.  Het maakt je angstig, totdat je zelf onderdeel van zo’n gevecht bent.  Hoewel je naar adem hapt en het uitschreeuwt om hulp, moet je het zelf maar zien te redden.  Iedereen zwemt met een boogje om je heen.

     

    Het is natuurlijk niet allemaal ach en wee, maar de instructies van de Opperbadmeester lijken in niets op de wetten hier.  Zo heb je Hem nog nooit horen spreken over één strikt te volgen zwemtechniek en route.  Na een tijd in je eentje rondgedarteld te hebben, krijg je het koud.  En je stelt je de vraag: is het nou een genot of een zware opgave om in Gods vijver te zwemmen?  Zwem ik nou in een open vijver of in een benauwde fuik?

     

    Als christen kom je op veel plaatsen in aanraking met broeders en zusters: in je gemeente, thuis en als je geluk hebt op je werk.  Je komt elkaar tegen en gaat samen op weg.  Dat is goed, Gods wil, maar vaak niet eenvoudig.  Want juist waar mensen samen dingen doen, lopen zaken wel eens fout, is er een verschil van mening of ontstaat er ruzie, soms met scheiding tot gevolg.  Ook in de christelijke wereld.  

    Je vraagt je soms af waarom God wil dat we een eenheid vormen.  Hij ziet toch ook wel dat relaties heel vaak stuk lopen, dat de liefde soms ver te zoeken is en toch… Toch heeft Hij er een bedoeling mee.  Scheuringen en andere vormen van ruzies doen daar niets aan af.  Al is het wel verleidelijk om je

    eigen groepje te stichten, waarvan jij het enige lid bent, zodat er vooral geen conflicten ontstaan.

    Spr 18; 1

     

    Interpersoonlijke relaties, en ook het wel en wee binnen een groep visjes, bieden alle ruimte voor manipulatieve excessen.  Als je naar een groep kijkt, kun je allerlei processen waarnemen, het maakt niet uit of dat nu een leeglopende gemeente is of een volle gemeente. 

     

    Mensen communiceren, door verbaal en non-verbaal boodschappen uit te zenden.  In elke groep lopen allerlei verschillende types rond.  Van volgzame tot eigenwijze, van dominante tot onverschillige.

    Soms beginnen eigen, of andere, ondefinieerbare belangen de boventoon te voeren.  Individuen binnen de groep denken dan alleen nog maar aan zichzelf.  Zo’n houding beschadigt onherroepelijk de sfeer en het gemeenschappelijk doel.

     

    Manipulatie en communicatie hebben veel overeenkomsten, maar manipuleren is communiceren op een oneerlijke manier.  Met allerlei listige trucjes probeert de één de ander in zijn greep te krijgen.  Wil men graag iets gedaan krijgen, dan werkt een verborgen agenda goed.  De plannen en afspraken die men maakt, dienen het eigen belang.  Eigenlijk probeert men steeds meer mensen met stevige riemen voor het karretje te spannen.

     

    Sommige christelijke ouderlingen zijn mogelijk uit nobele motieven met hun werk begonnen, om God en zijn Koninkrijk met heel hun ziel te dienen.  Ergens op hun pad en in hun ijver zijn ze ontspoord, waardoor ze mensen in hun macht hebben gekregen.  God zit niet langer op de troon, maar zijzelf, hoewel ze misschien dagelijks in hun gemeenschap prediken en ander christelijk werk verrichten.

     

    Inde Engelstalige literatuur zijn we het woordje “FOG” tegengekomen:  mist  Dat helpt ons om zicht te krijgen op manipulatie.  De F van FOG staat voor fear (angst, vrees), de O voor obligation (verplichting) en de G voor guilty (schuldgevoel.)   Het is een omschrijving voor de wijze waarop broeders en zusters elkaar kunnen bespelen. 

     

    Het kan zo gaan:  de ouderlingen in een gemeente maken je bang om vooral geen fouten te maken, of om niet uit de band te springen.  Hierdoor ga jij je politiek correct opstellen en haalt uiteindelijk een enorm schuldgevoel over je heen.  Een deken van mist bedekt je leven.

     

    ‘Wie anderen met lawaai en onder dwang probeert te overtuigen van zijn standpunt, geeft aan dat zijn argumenten zwak zijn,’ heeft iemand eens gezegd.

    Op allerlei manieren probeert een manipulator lawaai te maken en angst te zaaien, waardoor mensen soms jarenlang hun mond (kunnen) houden.  Een gevolg van angst kan zijn dat je je  bij de situatie neerlegt.  ‘Ik kan er toch niks tegen beginnen.  Wie ben ik om de noodklok te luiden?’

     

    In dit soort verwrongen relaties gaat angst altijd gepaard met verplicht luisteren.  ‘Ik ben de baas, dus ken je plaats en hou je mond.’

    Soms werkt het trouwens ook de andere kant op. Als je in een christelijke gemeente voorrechten wilt, dan weet je de weg:’follow the leader.’  Het cirkeltje is rond.

    Als je wilt meedraaien in zo’n systeem, leer dan regel nummer één goed uit je hoofd: het is belangrijker dat je op” de juiste wijze denkt” dan dat je jouw werk goed doet of met heel je hart Jehovah dient.  Je wordt namelijk afgerekend op je mening, niet op je functioneren.

     

    Diversiteit aan meningen is hoogstens aan de oppervlakte aanwezig -op het terrein van de koetjes en de kalfjes.  Daar staat tegenover dat in het vocabulaire van de leider tegenspraak niet meer thuis hoort.  Mogelijke woedeaanvallen getuigen van een extreem lage frustratietolerantie.  Uit schuld - of plichtsgevoel blijft iedereen, vaak tegen beter weten in, meedraaien in de carrousel – zelfs als de regels en ongeschreven wetten zich zo ver uitbreiden dat ze enorme invloed uitoefenen op het privé-leven. 

     

    Het onontkoombare gevolg van het FOG- principe is dat een voedingsbodem voor vertrouwen ontbreekt.  Mensen voelen zich in een manipulatief systeem dan ook snel onveilig.  Sterker nog: wat je zegt, kan tegen je worden gebruikt.  Je laat het dus wel uit je hoofd om het achterste van je tong te laten zien. Door dit wantrouwen worden de woorden van de ander voortdurend negatief ingekleurd. De onderlinge achterdocht groeit, de communicatie wordt steeds mistiger en listiger en de angst regeert. 

     

    Een manipulatief leider weet goed hoe hij rookgordijnen moet leggen.  Hij creëert een toestand waarin zaken niet meer helder te onderscheiden zijn.  Ware motieven blijven netjes verborgen, maar je ziet wel dat een stel schimmen in de rook heel druk bezig is.  Om de kern heen draaien…niks officieel meedelen…en vooral je echte bedoelingen niet aan de grote klok hangen, zo werkt mist in de christelijke wereld.

     

     Uit " Macht en manipulatie "   toch niet onder christelijke leiders? 
    Jaap Bönker, Ton Wintels, Maarten Nota

    01-01-2009 om 16:39 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dumbo

    Het olifantje DUMBO  

     (Dit is een deel van het verhaal van Bill Owen, een ex-ouderling en ex-Getuige die het pedofiel schandaal bij de Getuigen heeft geopenbaard enkele jaren geleden)

    “Waar anders kunnen wij naartoe gaan?”  Johannes 6; 68

    Dit is natuurlijk een parafrase van een uitspraak gemaakt door Jezus’ discipelen wanneer zij geconfronteerd werden met de keuze hem te verlaten.  Ik heb vaak aan deze uitspraak gedacht het afgelopen jaar.  Twee weken geleden, vond ik een simpel antwoord in het verhaal van

     

    “Dumbo”.

    Het verhaal van Dumbo gaat over een kleine olifant die geweldig grote oren had.  Hoewel zijn moeder heel erg van hem hield, lachte iedereen hem uit omwille van zijn misvorming.  Op een dag overtuigde een circusaap Dumbo dat hij kon vliegen als hij een magische veer in zijn slurf stak en flapte met zijn oren.  Het werkte!  Als deel van een circus act werd Dumbo een sensatie.  Hij was de enige vliegende olifant in de hele wereld.  Nu had hij plots vele vrienden.  Zolang hij maar die magische veer behield, zou hij beroemd blijven.  Op een dag werd een hoge toren gebouwd voor Dumbo om eraf te springen.  Nu gebeurde het toen hij de top bereikte dat hij ontdekte dat hij zijn magische veer was kwijtgespeeld.  Toen hij trachtte naar beneden te gaan, stopte de aap hem en zei hij dat de magische veer een complete leugen was.  Hij zei dat zijn vermogen tot vliegen van hemzelf kwam en dat de veer gewoon een middel was om zijn zelfvertrouwen op te krikken.  Dumbo weigerde dit te geloven… maar in zijn poging zich te verwijderen van het platform, schoof hij uit en viel eraf.  Het was nu vliegen ofwel sterven. Dumbo flapte met zijn oren en snel ontdekte hij dat hij kon vliegen zonder de “magische” veer. Het vermogen tot vliegen had hij al die tijd bezeten.  Nu besefte hij dat hij was voorgelogen in verband met die veer.

    Hoe past dit nu bij de uitspraak: “Waar zullen we naartoe gaan?” Wat ik heb geleerd de laatste twaalf maanden (aldus Bill Owen) is dat je om te leven in eer en integriteit, je geen ouderling, dienaar in de bediening of zelfs maar een verkondiger moet zijn.  Ik ben veel gelukkiger met wat ik heb bereikt in het laatste jaar dan in de 20 jaar die ik diende als ouderling.  Ik was ervan overtuigd dat ik de “magische veer” van goedkeuring van het Wachttorengenootschap nodig had om een goede persoon te zijn of een voldoeningschenkend leven te leiden.  Ik leef nu al een jaar zonder goedkeuring van de Wachttoren en bemerk dat ik veel gelukkiger ben nu ik vecht voor waarheid en voor rechtvaardigheid.  Ik kan niet langer het gezelschap verdragen van Getuigen die het Wachttorenleiderschap blind verdedigen en ondersteunen, een leiderschap dat pedofielen beschermt en kinderen pijn doet.

     

    Steeds wanneer je spreekt met Getuigen (die het wellicht goed bedoelen) komen ze af met het argument zoals hierboven wordt aangehaald in Joh 6; 68.  “Allee”, zeggen ze, “Petrus heeft toch nadrukkelijk gezegd ‘tot wie zullen wij heengaan’?  ‘Gij hebt woorden van eeuwig leven”.  Dus, waarom de organisatie van Jehovah’s Getuigen verlaten?…  Zij alleen hebben woorden van eeuwig leven!!!!!!!!!!!!!!!!

    Maar Petrus vertelde niet tegen Jezus dat het Genootschap woorden van eeuwig leven heeft, maar GIJ, Jezus  Zo simpel is het .

     

    28-12-2008 om 11:50 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    27-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een Afrikaans verhaal

    Wij willen altijd weer, dat de mensen om ons heen zich aan ons aanpassen.  Alleen wanneer iemand aan onze voorwaarden voldoet en zich binnen onze kaders beweegt, willen we met iemand te maken hebben.  We weigeren iemand te aanvaarden, zoals hij of zij is.  Op dit punt lopen  op verschillend niveau allerlei relaties tussen mensen stuk.

     

     

    Aan mensen die aan anderen hun eigen patroon willen opdringen schreef de apostel Paulus eeuwen geleden: “Aanvaard elkaar, zoals ook Christus ons aanvaard heeft”. Die woorden zijn vandaag nog even actueel als eeuwen geleden.  Bij Christus kunnen we terecht, zoals we zijn.  Wie dat ervaren heeft, leert een ander te aanvaarden, zoals die ander is.

     

     

     

    In een Afrikaans verhaal wordt verteld over een aap en een kikker.  Ze kwamen elkaar voortdurend tegen op een pad in het bos.  Op een avond vond de kikker, dat het niet bij deze incidentele ontmoetingen mocht blijven.  Hij nodigde daarom de aap uit voor een feestmaal.  Zo zouden ze elkaar beter kunnen leren kennen. 

    Toen de aap op de afgesproken tijd gekomen was en ze op het punt stonden te gaan eten, viel het de kikker op, dat de aap zulke zwarte handen had.  Hij zei tegen zijn gast, dat hij zo onmogelijk de maaltijd met hem gebruiken kon en hij verzocht hem om eerst zijn handen schoon te maken.  De aap ging naar een beek die in de buurt was, maar hoe hij zijn handen ook waste, ze bleven precies even zwart als ze waren.  Hij begreep, dat er van de maaltijd niets meer kwam en teleurgesteld ging hij naar huis. 

    Daar liet de aap het evenwel niet bij.  Hij besloot de kikker voor aap te zetten.  Op zijn  beurt nodigde hij de kikker uit om nu met hem de maaltijd te gebruiken.  Toen de kikker bij de aap kwam, zag hij tot zijn schrik, dat de maaltijd op een tak, hoog in de boom geserveerd was.  Volgens de aap hoefde dat geen bezwaar te zijn en door de aap geholpen, liet de kikker zich op de tak hijsen.  Bibberend van hoogtevrees zat de kikker op de tak.

     

    Voor het begin van de maaltijd had de aap nog één opmerking.  Hij zei tegen zijn gast, dat het hem onmogelijk was  om de maaltijd te gebruiken met iemand die niet net als hij rechtop zat.  De kikker wilde zich niet laten kennen en ging rechtop zitten.  Op hetzelfde moment viel hij naar beneden en begreep, dat hij de maaltijd wel kon vergeten.  Hij was het nu die teleurgesteld naar huis ging.

     

     

     

    27-12-2008 om 19:33 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.waarop is uw geloof gefundeerd?

    Is ons geloof werkelijk met vuurbestendige materialen gebouwd?

     

                            “Laat een ieder er…op blijven toezien hoe hij (op het fundament) bouwt.”

     

    I.                    De parabel van Paulus:

     

    Paulus vergeleek in zijn eerste brief aan de gemeente Korinthe het opbouwen van geloof in medegelovigen met het optrekken van een gebouw.  Hij schreef:

     

    “Want wij zijn Gods medewerkers.  Gijlieden zijt Gods akker, die wordt bebouwd, Gods gebouw.  Overeenkomstig de onverdiende goedheid van God die mij gegeven werd, heb ik als een wijs bestuurder van werken een fundament gelegd, maar iemand anders bouwt erop; laat een ieder er echter op blijven toezien hoe hij daarop bouwt.  Want geen mens kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, namelijk Jezus Christus.  Bouwt iemand nu op het fundament goud, zilver, kostbare stenen, houtsoorten, hooi, stoppels, ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het aan het licht brengen, omdat het geopenbaard zal worden door middel van vuur; en het vuur zelf zal uitwijzen hoe ieders werk is.  Indien iemands werk dat hij erop gebouwd heeft blijft, zal hij een beloning ontvangen; indien iemands werk verbrandt, zal hij verlies lijden, maar hijzelf zal gered worden; doch indien dit zo is,[zal het zijn] als door vuur heen.” – l Kor 3 ; 9-15

     

    Paulus had “als een wijs bestuurder van werken” gedurende zijn 18 maanden durende verblijf in Korinthe bij zijn medegelovigen beslist een stevig geloofsfundament gelegd.  Omdat hij “ een aan de paal gehangen Christus” predikte (1 Kor 1; 23) en onderwees dat Jezus de centrale figuur in Gods voornemens is  (2 Kor 1; 20) had hij bij zijn Korinthische medegelovigen het best denkbare fundament voor hun geloof gelegd: Jezus Christus!

     

    Omdat Paulus door Jezus als zendeling aangesteld was, moest hij na zijn kortdurende bezoek aan Korinthe weer verder reizen om tot anderen te prediken die nog nooit over Jezus Christus gehoord hadden.  Vandaar dat Paulus het ‘afbouwen’ aan andere gelovigen moest overlaten.  Bij dat ‘afbouwen’ werd blijkbaar door sommigen slordig werk geleverd.  Om het probleem te belichten, stelde Paulus twee soorten bouwmaterialen tegenover elkaar: goud, zilver en kostbare stenen (zoals marmer en graniet) aan de ene kant, en hout, hooi en stoppels aan de andere kant.  Een gebouw kan opgetrokken worden uit duurzame en vuurbestendige materialen; of het kan haastig worden opgezet, waarbij waardeloze en brandbare materialen worden gebruikt.

     

    Waarom vond Paulus dat sommige van zijn Korinthische  medegelovigen niet goed op zijn fundament – Jezus Christus – voortgebouwd hadden?  Zoals uit de context blijkt, was in de gemeente Korinthe verdeeldheid ontstaan.  Sommigen zeiden: “Ik behoor bij Paulus”, terwijl anderen beweerden: “Ik behoor bij Apollos?”  Het probleem kwam dus hier op neer:  Omdat zij te veel waarde hechtten aan het navolgen van mensen, hadden enkele leden van de gemeente Korinthe geen sterke, innige verhouding met God ontwikkeld.  Daarom was het geloof van vele Korinthische gelovigen- figuurlijk gesproken – met brandbaar “hooi” gebouwd (vergelijk 1 Kor 1 en 3.)  Hun geloof was niet tegen “vuur” opgewassen.  Over welk vuur had Paulus het?  Hij had het hier over het “vuur” van geloofsbeproevingen, zoals druk, verleidingen en twijfels.  Met dit soort beproevingen wordt elke gelovige tijdens zijn leven veelvuldig geconfronteerd.  Deze beproevingen ‘wijzen uit hoe ieders werk is’.

     

    Hoe kunnen we Paulus parabel in deze tijd praktisch toepassen?  Het antwoord zal u wellicht verbazen.  In De Wachttoren een tijdschrift uitgegeven door de Getuigen van Jehovah) van 1 november 1998 werd op pagina 12, paragraaf 15, op deze vraag het volgende antwoord gegeven:

    “Wanneer wij bijbelstudenten onderwijzen, dienen wij nooit mensen boven Jehovah God te stellen.  Het is niet ons doel hen te onderwijzen dat zij ons als de voornaamste bron van wijsheid bezien.  Wij willen dat zij voor leiding naar Jehovah, zijn Woord en zijn organisatie opzien.”

    En in de Wachttoren van 1 november 1984 werd op pagina 12, paragraaf 19, hiermee in verband het volgende commentaar gegeven:

     

                “Houd in gedachte dat een leerling heel gemakkelijk een te hoge dunk van zijn leraar ontwikkelt.  (Vergelijk Handelingen 10; 25,26 en Openbaring 19; 10.)  Indien wij “paleizen” willen bouwen, moeten wij oppassen dat wij geen navolgers van mensen bouwen.  In plaats daarvan moeten wij onze leerlingen helpen een intieme verhouding met Jehovah te ontwikkelen “

     

    Hoewel bovenstaande raad kennelijk gegeven werd aan de individuele Jehovah’s Getuige die in de huizen van mensen bijbelstudies leidt, dient ook de raadgever zelf, namelijk de “getrouwe en beleidvolle slaaf” deze bijbelse raad op zichzelf van toepassing te brengen (vergelijk Rom 2; 21).  Waarom?  Omdat deze “slaaf” zelf ook een bijbelonderwijzer is, zoals bijvoorbeeld duidelijk blijkt uit het artikel “Gebruik je wat je hebt?” van Onze Koninkrijksdienst van augustus 1989 op pagina 3, paragraaf 5 en 6:

     

                “Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is de hedendaagse christelijke gemeente progressief voorwaarts gegaan in de richting van een helderder begrip van Jehovah’s Woord.  In de loop der jaren is er een grote verscheidenheid van vragen gerezen die duidelijke antwoorden vereisten.  “De getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft in zulk ‘voedsel te rechter tijd’ voorzien. (Mattheus 24; 45)   Stuk voor stuk zijn de vragen grondig in het licht van de bijbelse waarheid onderzocht en is er specifieke leiding voor Jehovah’s volk verschaft.  Al deze inlichtingen zijn aan ons doorgegeven door middel van de publikaties van de theocratische organisatie, vooral via het tijdschrift De Wachttoren.

     

                Bij het doorkijken van wat er in de loop der jaren is gepubliceerd, wordt duidelijk dat de publikaties van het Genootschap onderwijs hebben gegeven over vrijwel elk bijbels onderwerp dat bij ons opkomt.  Leerstellige kwesties zijn grondig geanalyseerd.  Beginselen die het christelijk gedrag besturen zijn duidelijk omschreven.  En de vereisten om het grootse predikingswerk ten uitvoer te brengen zijn zorgvuldig uiteengezet.  Als resultaat is er tot ieders nut een rijkdom aan bijbelse inlichtingen bijeengebracht.  De ingebonden jaargangen van De Wachttoren en Ontwaakt/bijvoorbeeld bevatten een schat aan onderwijs.  Als wij De Wachttoren- en Ontwaakt/-jaargangen van 1960 tot en met 1988 zouden bezitten, zouden wij in feite een 58-delige encyclopedie hebben vol belangrijke schriftuurlijke kennis als ook informatie over ontelbare andere onderwerpen.  In de rubriek “Vragen van Lezers” zijn vele honderden vragen onderzocht.  Wij kunnen nauwelijks een onderwerp noemen dat niet op de een of andere manier in een van de publikaties is behandeld.  In overeenstemming daarmee is het, wanneer wij in een of ander speciaal opzicht leiding nodig hebben, gewoonlijk eenvoudig een kwestie van ons herinneren wat in het verleden onder onze aandacht werd gebracht.”

     

    Omdat de apostel Paulus zei: “Laat één ieder er…op blijven toezien hoe hij[op het fundament] bouwt(1 Kor. 3; 10), en wereldwijd gezien jaarlijks vele duizenden broeders en zusters, die jarenlang door de “slaaf” onderwezen zijn, de organisatie om diverse redenen verlaten, vinden onze schrijvers dat de volgende vraag gerechtvaardigd is en een eerlijk antwoord behoeft: “Bouwt de “slaaf” ons geloof met vuurbestendige materialen?”

     

     

    II.Onze loyaliteit als Jehovah’s getuigen:

     

    In de hierboven aangehaalde Wachttoren van 1 november 1984 (pagina 12, paragraaf 20) wordt uitgelegd welke hoedanigheden door de vuurbestendige materialen – het goud, zilver, marmer en graniet – afgebeeld worden: geloof, wijsheid, onderscheidingsvermogen, waardering, liefde en loyaliteit.  Het citaat vervolgt door te zeggen:

     

                “Zulke hoedanigheden zijn noodzakelijk,  wil iemand in een sterke, innige verhouding tot Jehovah God staan.  Deze hoedanigheden vormen de persoonlijkheidsstructuur die wij moeten proberen op te bouwen in degenen die wij onderwijzen.”

     

    Loyaliteit is inderdaad een belangrijk en steeds terugkerend thema in de bijbel en onze lectuur.  Als je de thema’s “loyaal” en “loyaliteit” in de “Wachtower Library 2001” intypt, dan kom je vele verwijzingen uit de bijbel en onze lectuur tegen. In onze zangbundel is zelfs een lied (nummer 38) aan dit belangrijke thema gewijd.  De tekst van het lied met de titel “loyaliteit tonen” (Psalm 18; 25) gaat als volgt:

     

                (1)God bezit een ijv’rig volk nu, dat zijn naam met vreugde draagt, een gemeente die loyaal blijft, toegewijd en onversaagd.  Van een welvoorziene tafel voedt hun geest zich met Gods raad, want zij willen God behagen met hun denken, woord en daad.

     

                (2)De gemeente die loyaal blijft, staan ook wij loyaal terzij, ondersteunen trouw haar arbeid, ’t zij bij goed of kwaad getij.  Wij bewaken haar belangen, zorgen dat geen kwaad haar raakt; en als ooit gevaar zou dreigen, wordt door ons alarm gemaakt.

     

                (3)Help loyaal uw vele broeders, ook die nieuw zijn of niet sterk, in de dienst en bij hun studie; bied hun hulp bij al hun werk.  Daar wij één familie vormen, heerst er nimmer achterdocht, maar in ons contact met broeders blijven wij aan hen verknocht.

     

                (4)Onbetrouwbaar is de wereld.  Blijf daarom altijd loyaal jegens ieder wie dit toekomt; Satan wordt zo telkenmaal als een leugenaar gebrandmerkt, maar Jehovah krijgt gelijk.  Dit bereidt Jehovah vreugde en ons wacht zijn Vrederijk.

     

    Dit lied bestrijkt alle terreinen waarop we onze loyaliteit kunnen tonen:  Het gaat over loyaliteit jegens Jehovah (eerste refrein) en jegens zijn gemeente die loyaal blijft (tweede refrein), over loyaal onze broeders helpen (derde refrein), en over loyaal blijven jegens ieder wie dit toekomt (vierde refrein).  Hoewel de genoemde terreinen hun betrekkelijke belangrijkheid hebben, is er uiteraard één terrein dat het allerbelangrijkste is.  De belangrijkheid van dat terrein is dan ook niet relatief maar absoluut! 

    Welke is dat?  Elk broertje of zusje in de zaal kent het juiste antwoord: Onze loyaliteit aan Jehovah.

     

     De vraag die we nu willen onderzoeken, is de volgende: Onderwijst de “slaaf” ons om in alle gevallen eerst aan Jehovah loyaal te zijn?  Waarschijnlijk zullen vele broeders en zusters dat een ongepaste vraag vinden, maar vanwege het grote belang van een onverwoestbaar, vuurbestendig geloof stellen we hem toch.

     

    Op pagina 12 van Wachttoren van 1 augustus 1997 wordt terecht het volgende opgemerkt:

     

    “Nog een subtiele vorm van deloyaliteit is misplaatste loyaliteit.  Ware loyaliteit in de bijbelse zin staat niet toe dat wij welke trouw maar ook boven onze loyaliteit aan Jehovah God stellen.  Veel joden in de eerste eeuw hielden hardnekkig vast aan de Mozaïsche wet en het joodse samenstel van dingen.  Toch was Jehovah’s tijd gekomen om zijn zegen te doen overgaan van die opstandige natie naar de natie van het geestelijke Israël.  Slechts betrekkelijk weinigen waren loyaal aan Jehovah en gingen mee met deze uiterst belangrijke verandering. Zelfs onder ware christenen wilden sommige judaïsten persé terugkeren naar die “zwakke en armzalige elementaire dingen” van de Mozaïsche wet, die in Christus vervuld was (Galaten 4; 9 5; 6-12; Filippenzen 3; 2,3; (wij cursiveren).

    En op pagina 229 van het artikel “Wat komt eerst- uw Kerk of God?” in de Wachttoren van 15 april 1970 staan een aantal vragen die gericht worden tot katholieken of protestanten die bezorgd zijn over de geestelijke situatie in hun kerk:

    “De meeste gelovigen maken zich zorgen over de huidige crisis in de Katholieke Kerk en ook in de protestantse religies.  Hun reacties verschillen evenwel naar gelang van het type van gelovige dat zij blijken te zijn.  Bij sommigen komt God op de eerste plaats en is hun kerk slechts een middel dat wordt gebruikt om hem te aanbidden;  Bij anderen is hun kerk een doel op zichzelf geworden, terwijl ze zelfs belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel, wordt geacht.  Welk standpunt neemt u in?  Wat komt in uw hart en geest op de eerste plaats- uw Kerk of God?”

     

    Op dezelfde pagina wordt verder gesproken over

     

                “gelovigen die hun kerk trouw blijven uit loyaliteit aan de religie waarin zij werden opgevoed. 

    Hun houding is: Goed of verkeerd, het is mijn religie!  Denkt u hier ook zo over?  Indien ja, dan bent u ongetwijfeld een loyaal persoon.  Aan wie bent u echter meer loyaliteit verschuldigd: - aan uw kerk, of aan God?  Nu de aarde zo vervuld is van ongeloof, dient u ervoor geprezen te worden dat u uw geloof hebt behouden, maar waarin dient u geloof te stellen- in een religieuze organisatie, of in God?  Waarom gaat u naar de Kerk?  Toch in de eerste plaats omdat u in God gelooft?

     

     

    Het artikel doet een beroep op verontruste katholieken en protestanten om op zoek te gaan naar de ware religie.  Indien dit artikel enkele verontruste kerkgangers geholpen heeft om uiteindelijk Jehovah’s getuige te worden, dan mag je op grond van de vragen UIT dit artikel ervan uitgaan dat bij deze broeders en zusters ‘God op de eerste plaats komt en dat zij een religieuze organisatie slechts als een middel zien om hem te aanbidden’.  Bij hen is een religieuze organisatie geen doel op zichzelf geworden, en ze vinden een religieuze organisatie niet belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel’.  ‘God komt in hun hart en geest op de eerste plaats.  Ze bezitten niet de houding: Goed of verkeerd, het is mijn religie’.  ‘Ze zijn  loyaler aan God dan aan een religieuze organisatie’ en ‘stellen veeleer geloof in God dan in een religieuze organisatie’.

     

     

    Hoewel het logisch was dat in het onderwijs van de “slaaf” de bovenstaande houding op consistente wijze zou doorklinken, worden in de lectuur en in lezingen vanaf het podium regelmatig uitspraken gedaan die –zonder enige finetuning- inzoomen op de noodzaak van loyaliteit aan Gods zichtbare organisatie.  Zoals de hierboven aangehaalde Wachttoren van 1 augustus 1997 terecht benadrukt, “[staat ] ware loyaliteit in de bijbelse zin ons niet toe dat wij  welke trouw maar ook boven onze loyaliteit aan Jehovah God stellen.”

    Wanneer we toelaten dat we eerder geloof stellen in een organisatie dan in Jehovah, dan kunnen onthullingen over de fouten en tekortkomingen van deze organisatie geen spaan van dat geloof heel laten.  Dat is blijkbaar gebeurd met duizenden broeders en zusters die de boeken van Raymond Franz, een voormalig lid van het Besturend Lichaam, gelezen hebben, of met hen die gestruikeld zijn over de onbevredigende wijze waarop het Genootschap de situatie rondom kindermisbruik in onze gelederen afgehandeld heeft.

     

     

    Omdat ‘een leerling heel gemakkelijk een te hoge dunk van zijn leraar ontwikkelt(vergelijk Handelingen 10; 25,26 en Openbaring 19; 10),…moet zo iemand[dus ook de “slaaf”] oppassen dat [hij] geen navolgers van mensen bouwt.  In plaats daarvan moet [hij zijn leerlingen] helpen een  intieme verhouding met  Jehovah te ontwikkelen’ (vergelijk met De Wachttoren van 1 november 1984, pagina 12, paragraaf 19).  ‘Het dient [daarom ook] niet het doel [van de “slaaf”] te zijn om [Jehovah’s getuigen] zo te onderwijzen dat zij[de “slaaf”] als de voornaamste bron van wijsheid gaan bezien’ (vergelijk met De Wachttoren van 1 november 1998, pagina 12,paragraaf 15).  Zou de slaaf  dat wel doen, dan kun je zeggen dat de “slaaf” met “hout ,hooi en stoppels” bouwt.  Hieronder kunt u hiervan een voorbeeld vinden:

     

     

     

     

    5. III. De “Vaststaanders” of “Standvastigen”:

     

    Misschien hebt u nog nooit van de “Vaststaanders” of “Standvastigen” (Engels: “Standfasters”) gehoord, omdat in onze lectuur slechts summier over hen gesproken wordt.  Op de pagina’s 16 en 17 van De Wachttoren van 15 maart 1996 wordt in het artikel “De toets op loyaliteit doorstaan” naar hen verwezen in het volgende citaat:

    “Wij komen nu op het punt van loyaal zijn aan Jehovah’s zichtbare organisatie.  Wij zijn beslist loyaliteit verschuldigd aan Gods organisatie met inbegrip van “de getrouwe en beleidvolle slaaf,” door middel waarvan de christelijke gemeente geestelijk wordt gevoed (Mattheus 24; 45-47).  Veronderstel eens dat er iets in de Wachttoren-publikaties verschijnt wat wij op dat moment niet begrijpen of waar wij het niet mee eens zijn.  Wat zullen wij doen?  Er aanstoot aan nemen en de organisatie verlaten?

    Dat hebben sommigen gedaan toen De Wachttoren vele jaren geleden het nieuwe verbond toepaste op personen die tijdens het Millenium op aarde zouden leven.  Anderen namen aanstoot aan wat De Wachttoren eens over de kwestie inzake neutraliteit zei.  Indien degenen die over deze kwesties struikelden loyaal aan de organisatie en hun broeders en zusters waren geweest, zouden zij op Jehovah hebben gewacht om deze aangelegenheden te verduidelijken, hetgeen hij op zijn bestemde tijd heeft gedaan.  Bijgevolg houdt loyaliteit in dat wij geduldig wachten totdat de getrouwe en beleidvolle slaaf een verder begrip publiceert.”(door ons onderstreept)

     

    Bovenstaande onderstreepte zin verwijst naar deze “Vaststaanders” die tijdens de Eerste Wereldoorlog de Wachttoren-organisatie verlieten, omdat het Genootschap toentertijd niet strikt aan neutraliteit vasthield.  Zij vonden broeder Rutherford’s aanbeveling om in de lente van 1918 VS-oorlogsbonnen (“war bonds”) te kopen lafhartig, ja zelfs een daad die het oogstwerk onteerde.  De “Standfasters” vonden namelijk dat een christen militarisme op geen enkele wijze mocht ondersteunen.  De oproep in The Watch Tower om op 30 mei 1918 deel te nemen aan een dag van gebed en smeking in verband met de afloop van de wereldoorlog was in hun ogen een gruwel.

     

    Het Verkondigers-boek schrijft over die tijd het volgende ( pagina 191 en 192):

     

    “Hoewel zij ernaar streefden te doen wat volgens hen aangenaam in Gods ogen was, namen zij niet alleen een standpunt van strikte neutraliteit in.  Wat zij deden, werd beïnvloed door de overtuiging, die ook door andere belijdende christenen werd gedeeld, dat ‘de hogere machten door God waren geordineerd zoals de King James Version het onder woorden brengt (Rom 13; 1 ).  Zo werden, in overeenstemming met een proclamatie van de President van de Verenigde Staten, de Bijbelonderzoekers er in The Watch Tower toe aangespoord om op 30 mei 1918 deel te nemen aan een dag van gebed en smeking in verband met de afloop van de wereldoorlog.

     

    Tijdens de oorlogsjaren verschilden de omstandigheden waarin afzonderlijke Bijbelonderzoekers terechtkwamen.  De wijze waarop zij deze situatie aanpakten, verschilde eveneens.  Aangezien zij zich verplicht voelden “de gestelde machten”, zoals zij de wereldse regeerders noemden, te gehoorzamen, gingen sommigen met geweren en bajonetten de loopgraven aan het front in.  Maar met de schriftplaats “Gij zult niet doden” in gedachten, schoten zij met hun wapen in de lucht of probeerden gewoon een tegenstander het wapen uit de hand te slaan. (Ex. 20; 13, K.J)  Enkelen zoals Remigio Cuminetti in Italië, weigerden een militair uniform aan te trekken.(zie jaarboek over Italië)  De Italiaanse regering maakte destijds geen uitzondering voor iemand die wegens zijn geweten geen wapens wilde opnemen.  Hij heeft vijfmaal terechtgestaan en is in gevangenissen en in een krankzinnigengesticht opgesloten, maar zijn geloof en vastberadenheid bleven onwankelbaar.  In Engeland kregen sommigen die om vrijstelling vroegen, werk van nationaal belang toegewezen of werden bij een non-combattantencorps ingelijfd.  Anderen, zoals Pryce Hughes, namen een standpunt van strikte neutraliteit in, ongeacht welke gevolgen dit voor hen persoonlijk had.

     

     

    Op zijn minst op dat punt leek het bericht dat de Bijbelonderzoekers in het algemeen opbouwden, niet helemaal op dat van de eerste christenen, zoals beschreven in The Rise of Christianity  door E.W. Barnes die meldde: “Een nauwkeurig overzicht van alle beschikbare inlichtingen toont aan dat tot de tijd van Marcus Aurelius [Romeins keizer van 161 tot 180 G.T.] geen christen soldaat werd, en geen soldaat, na christen te zijn geworden, in militaire

    dienst bleef.”

     

    De hierboven geciteerde Wachttoren van 15 maart 1996 zegt feitelijk dat de “Standfasters” loyaal aan de Wachttoren-organisatie hadden moeten blijven totdat Jehovah de aangelegenheid verduidelijkt had.  Broeder Karl Klein, die tot aan zijn dood in januari 2001 lid van het Besturend Lichaam was, verwijst in zijn levensgeschiedenis (zie pagina 21-27 van De Wachttoren van 15 juli 1989) eveneens naar deze “Standfasters”.

     

    “Kort na mijn doop in 1918 werd mijn loyaliteit jegens mijn mede-Bijbelonderzoekers op de

    proef gesteld.  De Eerste Wereldoorlog woedde, en hoewel de vooraanstaande broeders ten onrechte gevangen waren gezet wegens de oorlogskwestie, zagen degenen die destijds de leiding hadden, niet volledig in dat christelijke neutraliteit noodzakelijk was.  Enkelen die het strijdpunt duidelijk inzagen, namen aanstoot en scheidden zich van de Bijbelonderzoekers af.  Zij noemden zich Standvastigen en zij waarschuwden mij dat als ik bij de Bijbelonderzoekers bleef, ik het voorrecht om tot de “kleine kudde” van Jezus’ gezalfde volgelingen te behoren, zou verspelen (Lukas 12; 321).  Hoewel  mijn moeder zich nog niet had opgedragen, was zij degene die mij hielp de juiste beslissing te nemen; ik kon mij niet voorstellen dat ik degenen in de steek zou laten van wie ik zoveel had geleerd, en daarom besloot ik aan de Zijde van de Bijbelonderzoekers te blijven.  Het was in werkelijkheid een beproeving op loyaliteit.  Sindsdien heb ik veel soortgelijke beproevingen op loyaliteit waargenomen.  Wanneer er fouten worden gemaakt, schijnen degenen die in hun hart niet volledig loyaal zijn, deze aan te grijpen als een excuus om met de waarheid te breken.- Vergelijk Psalm 119; 165.

     

    Wat opvallend is, is dat broeder Klein hier nergens spreekt over loyaliteit jegens God loyaliteit aan wat juist is, of over loyaliteit aan het eigen geweten.  Hij heeft slechts over één soort loyaliteit, namelijk loyaliteit aan de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s getuigen toentertijd bekend stonden).  Broeder Klein geeft ook eerlijk toe dat de “Standvastigen” het strijdpunt duidelijk inzagen”.

     

    Het Genootschap heeft altijd onderwezen dat het gezalfde overblijfsel vanwege haar geschonden neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog bloedschuld op zich geladen heeft en dat ze door haar geschipper in gevangenschap aan Babylon de Grote terechtgekomen is.  Op pagina 114 van het boek

    ’s Mensen Redding uit Wereldbenauwdheid Nabij! staat het volgende te lezen:

     

    “Op een overeenkomstige wijze moesten de leden van het hedendaagse overblijfsel van het geestelijke Israël zich aan het einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918, toen zij nog steeds als mensen op aarde waren en de naoorlogse periode begon, met betrekking tot hun weg en hun gedachten veranderen.  De tijd waarin zij zich in het gebied van Babylon de Grote bevonden en zich niet meer geheel en al in Gods gunst verheugden, was bijna ten einde, en het werd voor hen de juiste tijd om over hun gebreken en tekortkomingen met betrekking tot Gods aanbidding en dienst na te denken.  Zij waren wegens het bloedvergieten en de gewelddaden van de Eerste Wereldoorlog onder een gemeenschapsverantwoordelijkheid gekomen.  Zij moesten Jehovah zoeken en in gebed Zijn naam aanroepen”.

     

     

    En verder op de pagina’s 187 en 188 van hetzelfde boek stond het volgende te lezen:

     

    “In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918 G.T.) verrichtten sommigen van het overblijfsel van het geestelijk Israël non-combattante dienst in het leger van hun land en maakten zich aldus

    medeschuldig aan het in de oorlog vergoten bloed.  Maar in 1939, het jaar waarin de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verklaarden het overblijfsel van het geestelijk Israël en de “grote schare” met schapen te vergelijken metgezellen, ongeacht welke nationaliteit zij hadden, dat zij in alle conflicten van deze wereld absoluut neutraal zouden blijven.  Hun standpunt werd in het artikel “Neutraliteit” in The Watch Tower van 1 november 1939 (Nederlandse oorlogsuitgave van eind maart 1945) uiteengezet.  Sindsdien zijn zij nooit van dit standpunt afgeweken.”

     

    Zoals uit bovenstaand citaat blijkt, heeft het Genootschap net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog haar eerder ingenomen standpunt herzien, en verklaarde ze in de Watchtower van 1 november 1939 dat Jehovah’s getuigen “in alle conflicten van deze wereld absoluut neutraal zouden blijven”.

     

    Hun nieuwe standpunt was toen precies gelijk geworden aan dat van de “Standfasters” in de Eerste Wereldoorlog.

     

    Dit interessante stukje geschiedenis werpt helder licht op het “brandbare materiaal” waarmee “de slaaf” soms bouwt: loyaliteit aan het Wachttorengenootschap wordt als het belangrijkste beschouwd.  Het is blijkbaar niet belangrijk wie bijbels gezien gelijk heeft, maar wie loyaal aan de organisatie is.

     

    Individuele broeders en zusters die deze relevante waarheid inzake neutraliteit eerder dan het Genootschap begrepen hadden, worden als deloyaal veroordeeld.  In de Index van Wachttoren-publikaties 1946-1985 worden de “Vaststaanders” onder het thema “afval(ligheid) “, zelfs een “afvallige groepering” genoemd.  Waarin waren de “Vaststaanders” dan afvallig?

    Ze kunnen alleen technisch gezien als afvalligen van het Wachttorengenootschap beschouwd worden, maar niet als afvalligen in de bijbelse zin des woords.  Volgens De Wachttoren van 15 maart 1996 hadden de “Standfasters” loyaal aan het Wachttorengenootschap moeten blijven, ook al haalden ze zich daarmee volgens het ’s Mensen Redding-boek bloedschuld en goddelijk misnoegen op hun hals.  Het moge duidelijk zijn dat, wanneer het Genootschap zijn leden vraagt loyaliteit aan de organisatie te stellen boven loyaliteit aan Jehovah, loyaliteit aan wat juist is en loyaliteit aan hun eigen geweten, ze met “hout, stoppels en hooi” bouwt.

     

    Organisaties zijn slechts middelen waardoor personen hun krachten bundelen om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken.  De Wachttoren-organisatie, die onze krachten bundelt bij de wereldwijde prediking van Gods koninkrijk, bestaat uit miljoenen getrouwe broeders en zusters, die Jehovah naar hun beste vermogen trachten te dienen.  Zij zijn onze “Loyale Liefde” meer dan waard.  Omgang met hen spoort ons beslist aan tot “liefde en voortreffelijke werken” (Hebr 10; 24,25).  Omgang met onze broeders en zusters helpt ons tot rijpe en sterke christenen te groeien en zo te blijven.  Wanneer we samenkomen zijn we in de gelegenheid om elkaar aan te moedigen en te verzekeren van de liefde die Jezus’ volgelingen zou binden en kenmerken.  Ja, we zijn dan in de gelegenheid om onze broeders en zusters ervan te verzekeren dat ze kostbaar en dierbaar- ja, dat ze speciaal – zijn. . Onze loyale liefde voor Jehovah en zijn dierbare schapen maakt ons geloof zo sterk als graniet, één van de vuurbestendige materialen waarover Paulus in zijn brief aan de gemeente Korinthe sprak. 

     

    IV.Waarom onszelf op dit gebied onderzoeken?

     

    De reden waarom wij de moeite gedaan hebben om dit onderwerp te analyseren wordt in 1 Korinthiërs 3; 13-15 uitgelegd: “Ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het aan het licht brengen, omdat het geopenbaard zal worden door middel van vuur en het vuur zelf zal uitwijzen hoe ieders werk is.  Indien iemands werk dat hij erop gebouwd heeft blijft, zal hij een beloning ontvangen; in dien iemands werk verbrandt, zal hij verlies lijden, maar hijzelf zal gered worden; doch indien dit zo is, [zal het zijn] als door vuur heen”.  Wij geloven op grond van de bijbel dat uiteindelijk één ieder van ons  nu of in de toekomst voor de ultieme vraag komt te staan: Ben ik een navolger van mensen of van Jehovah en Jezus?  Alleen het geloof van navolgers van Jehovah en Jezus is vuurbestendig en zal niet door “vuur” verbrand worden.  Daarom is het verstandig om de kwaliteit van ons geloof te onderzoeken en ons de vraag te stellen: Bouw ik mijn geloof met vuurbestendige materialen?

     

     

    26-12-2008 om 14:40 geschreven door francine.hollevoet  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008

    edufraboho@hotmail.com

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • E-mail mij

    Druk onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!