De zot
De zot hield van genot
Deed niets met God en gebod
Leefde voor eigen plezier
Had geen lever nog nier
Zodat het zout kon werken
En zo werden het grafzerken
Die een monster zijn in hun gedaante
Ze leven niet met schaamte
Ze zijn brutaal en gevoelloos
Ze willen alles in een hoek dirigeren
Zodat je hem gaat smeren
Maar heb je daar wat op tegen
Dan ga je er tegen in
Dan hebben ze ook hun zin
Want ze zijn net als de spin
Webben weven
En zo hebben ze velen mee gekregen
Op de brede wegen
En de brede wegen zijn het einde
Daarop volgend is er grote brand
En niets houdt nog stand!
Ook niet het verstand
Ze hebben velen aangerand
En dan ontstaat er een zelfkant
Een zelfkant van het leven
Dat is er één zodat je je naar
de dood gaat begeven
Alles wordt als steen
En daar vlucht je toch ook niet heen
Want als je daar je hoofd op legt
Dan gaat het met je verstand slecht!
Dus blijf je zonder een rusten
Maar heb je de Zoon willen kussen
Dan is Hij je rust
En Hij verwarmt je leven als een heerlijk
zacht kussen
Hij voor mij en zodoende ging ik
voor Hem!
Ik volgde mijn verstand
En niet mijn gevoel
Maar door verstand ontstaat het gevoel
Het ware gevoel
Dan is Hij je levensdoel!
En moet of ga je sterven
Dan ga je het eeuwige leven beërven
En in dat leven wordt zo veel gegeven
Dat je niets anders wenst
Ook al laten ze je allen als een
baksteen vallen
Daarna komen de harde knallen
Van had ik maar!
|