De engelse benaming voor elf, fairy, is vrij recent, afgeleid van het vroegere fay, dat van het oud-franse feie afstamt. Dat kwam weer van het latijnse woord fata, in het engels the fates, de schikgodinnen. Dit waren de bovennatuurlijke wezens die over het menselijke lot beschikten.
Fairy zou, strikt genomen, alleen als bijvoeglijk naamwoord in de betekenis van 'betoverend' of 'denkbeeldig' gebruikt mogen worden. Maar vandaag de dag is het de naam voor de bewoners van toverland, fairyland, oftewel alfenland. Chaucer en andere schrijvers in zijn tijd gebruiken faerie in de betekenis van 'verwondering' of 'illusie'. Een andere betekende benaming is 'het Kleine Volkje', een beschrijvende term, zoals veel van de andere, minder bekende benamingen: het goede volkje, het gezegende volkje, de goede buurtjes.
In Ierland is de sidhe (het heuvelvolk) een bekende benaming; ze staan ook bekend als de gentry, wat zoveel wil zeggen als 'de voorname stand', of de 'heerschappen'. In Wales worden ze ytylwyth teg (de elfenfamilie) of bendith y mamau (hun moeders zegen) genoemd. Deze beschrijvende namen worden gebruikt omdat men dacht dat het gebruik van meer directe benamingen ongeluk bracht: als je de naam van iemand kende, betekende dat dat je macht over die persoon had. En de elfen zouden zeker wraak nemen op iemand die zich al te vertrouwelijk gedroeg door hun naam te gebruiken.
|