H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. d23 Filmpje!!!
"H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. D3 Film in Vught"
Na
de afwas en wat zakelijke afspraken omtrent de verkoop van de eventueel
overblijvende hasjiesj moesten we ons snel na een jointje op de w.c.
gerookt te hebben welke uit de voorraad van Abbies Marrok kwam daar de Afghaanse hasj mijn endeldarm nog niet bereikt had, haasten om voor de
deur in de rij achteraan te sluiten. Vooraan stonden twee soort van
officieren uit het hoofdgebouw (ook gewoon bewaarders maar hadden
waarschijnlijk iets meer bij een van de homoseksuele directeurs in hun
kont gezeten) met soort van rijbroeken met witte biezen en een soort
van Richard Krajicek heupen, alsof er links en rechts een tennisbal of
vier in zaten met hun broekspijpen in hun laarzen gestoken die glommen
als een tiet en een verdacht veel te grote op Nazipetten lijkende items
op hun kop hadden. En witte riemen met holsters schuin over hun lichaam
met daaraan een ploertendoder. Deze twee liepen dan ook precies in pas
met de laarzen stampend op het grindpad alsof zij Adolf und Herman zelf
waren en verwachten van de rij achter hun het zelfde.
Iedereen volgde dan ook netjes mee.
Ook ik en Ab deden ons best maar het sloffen en struikelen over die
teringsteentjes van het losse grindpad door de totaal eigen wil
hebbende Hasjiesj die ons overwon en kregen dan ook keer op keer een
soort op de plaats rust waarop een van de hoofdbewakers even naar de
achterkant van de rij kwam kijken om onze Amer en Amor bewaarders een
uitbrander te geven die gewoon in een tuinpak en op spekzolen liepen en
die hun frustratie weer op mij en AB botvierden en ons probeerden te
schoppen wat weer in kleine relletjes uitliep.
"Nog een keer en de film gaat niet door."
De hele rij boeren keek ons boos aan. Zo stond de rij ettelijke malen
stil onder de griezelig hoge populieren die vol zaten met kraaien,
kauwen en lachende eksters die als gieren af leken te wachten op wat
komen ging. Iets wat hun al generaties wisten en zelfs aten. Ik en en
Ab besloten onze stappen te gelijk te tellen:"Een twee, een twee." En
dat werkte. Althans even.
Toch komen wij aan bij de hoofdpoort van het kasteelvormige hoofdgebouw
en na een lange zoom gaan met een ouderwets bombarie de grendels hout
er van af en ontsluiten de rood-witte poorten zich. Alleen ik en nog
een paar nieuwelingen liepen in een ketelpak de rest in eigen kleding
dus dat ik opviel was sowieso al een tegenvaller. We wachten voor een
metalen deur nadat wij een stalen brandtrap opgelopen waren die weer na
een harde zoom en een klik of vier open gaat.
We lopen over echoënde stalen galerijen boven en onder ons en er
word gefluisterd dat er ook een strafkelder was met een strafgang en
isolatiecellen. Op sommige raampjes zitten blauwe kaarten, andere
hebben gele en roden.
We komen in een soort van vroeger in de oorlog gebruikte mess die omgebouwd was tot filmzaal.
Ik en Ab gaan vooraan op een van de houten banken zitten.
De film begint. Met een stem uit de tijd van het Polygoon journaal zien
wij in gespikkeld en gestreept zwart wit, de gevangenis waar ik net
twee uur in binnen ben. De barakken dezelfde kleur en formaat de paden
de paviljoenen de geschuttorens de bomen iets korter hetzelfde
hoofdgebouw en noem maar op. Een groot verschil: er waren verschillende
groeperingen die in rijen stonden, veel grotere rijen dan de onze en
ook anders gekleed namelijk zwart wit gestreept en met een alpinopetje
op. Het bleken Joodse mensen, zigeuners en anderen, in de Nazi's ogen
ziendend uitschot. Sommige werden vriendelijker behandeld als de
andere. Die mazzel hadden mochten, ja mochten voor Philips weken.
"Godverdomme," riep Ab nog steeds? "Dus zo zijn ze in Eindhoven rijk geworden?" "Teringstekkers!"
"En dat gore PSV ook dus, plakte ik er achter aan." Ab op zijn woord gelovende.
"Borst en Babi! Smoel dicht of geen sport voor jullie maar twee dagen strafgevangenis!"
Sommige vrouwen verbouwden groenten in de paviljoens, andere werken in
de keuken. Die iets minder geluk hadden moesten kolen scheppen voor de
verbrandingsoven die ik had zien staan bij de cornervlag van het
voetbalveld voor de Amer en die nog minder geluk hadden die werden
daarnaar toe vervoerd in kruiwagens. Ook zien wij zogenaamde
vluchtgevaarlijke gevangenen een nekschot krijgen van de Duitsers. Wat
is dit voor voorstelling? Het leek op een soort van hele drukke
dodelijke bijenkorf en het was doodstil van walging in de filmzaal op
een domme boer na met een stomme opmerking die dan ook direct
hardhandig werd verwijderd naar de strafgang. Ook was er een verhaal
van zesenveertig vrouwen die in een van de strafcellen op dezelfde
galerij waar wij nu zaten te kijken opgesloten in een cel waardoor
vanwege de hitte het salpeter en fosfor uit het cement van het beton
had doen drijven en deze dames waren hierdoor levendig verbrand. Iedere
zondag worden er nog steeds bloemen gebracht door nabestaanden. Steeds
als wij dachten dat het niet erger kon werd het nog erger. Dit was een
zeer misselijke grap van Justitie of de gevangenisdirecteur daar zou ik
nog wel achter komen.
Na dit zwart wit gebeuren veranderde de film in kleur: de bevrijding
van de magere kadavers die te zwak waren een oranje vlaggetje op te
tillen, daarnaast hadden de moffen nog snel even alle bewijzen
uitgewist zodat ervan feest vieren weinig over was gebleven. Ze hadden
nog snel even iedereen uit gemoord voordat de Canadezen er waren. Er
waren zeer weinig mensen over die dit kamp overleefd hebben.
Mijn Methadon werkte nog niet dus mijn geest lag helemaal open maar de
Hasj werkte maar al te goed wat het nog iets "geestveruimender" maakte.
"Zat ik in A nightmare on Elmstreet?"
Ik werd gek, ook Ab die er al een maand zat ging haast over zijn nek en
fluisterde in mijn oor: "Als we geluk hebben krijgen we heel soms
houthakken buiten de hekken in het bos dan splitten we hem gelijk, doe
je mee?"
Ik keek hem aan of dat wel geen heel erg domme vraag was, waar was ik in terecht gekomen? Word ik even door God genaaid!
"Natuurlijk ga ik mee al moet ik dertig kilometer door de bossen rennen ik moet weg hier!"
We banjerden allen van de stalen treden af met loden voeten en zwaar
gedesillusioneerd. Nu zonder hoofdbewakers maar met spekzolen,
slenterde de rij zich langzaam steentjes voor zich uit schoppend terug
naar onze barakken elkaar zielig en onbegrijpelijk aankijkend, hoe
hadden ze ons hier kunnen plaatsen en ons zichzelf ook nog eens aan
laten melden.
De lucht trok dicht, het was pas half vier in de zomer. Pikkedonker met
onweer, bliksemflitsen en het begon te gieten. De kraaien waren
verdwenen. Dikke druppels maakten ons door en door nat maar we mochten
niet rennen. Er hing een dichte mist boven het dampende voetbalveld en
de andere paviljoens. De geesten uit het verleden dwaalden om ons heen.
Dit was een nachtmerrie.
Eenmaal binnen in de cellen hoorden we dat we binnen tien minuten na
het eventuele schijten en of pissen weer buiten moesten staan in onze
sportkleding voor het voetbal.
"In dit weer? Dat is toch levensgevaarlijk?" Opperde ik. "Wil je ons
dood hebben." "Is die oven daarom nog niet afgebroken plakte ik er nog
achter aan."
"Je mag ook naar de strafgang Borst, zeg het maar."
Ik had het in mijn leven tot dat moment nog nooit zo zout gevreten. En het zou nog veel zouter worden! Gepekeld!
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. d2
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen.
D2 Voormalig Concentratiekamp Kamp Vught
De andere opgeroepen nieuwe jongens zijn inmiddels ook op het Hoofdgebouw geweest en hebben daar de arts en dergelijke bezocht. De andere langere ingezetenen waren nog aan het werk en konden ieder ogenblik binnenkomen. Na toewijzing van een cel en ontvangst van een verchroomde stalen, zwaar naar de zijk stinkende pispot, vraag ik aan de bewaarder wat het vervolg van de dag is waarop ik antwoord krijg dat het eerst etenstijd is als de werkgroep klaar is en dat de dagindelingslijst op de voordeur hing en dat nooit meer moest vragen. De onbeschofte bolle boerenklootzak. "Na de maaltijd sport en recreatie." "Wacht maar vast in de eetzaal." De Amer bestond uit een houten barak waarbinnen een zaal belegen met gymzaalgroen vinyl en omgeven met grijze stalen celdeuren in de rondte met een klein raampje met een luik je en een oranje gordijntje. Een douchegelegenheid en een toiletafdeling waren achter in de hoek. In het midden een poolbiljart en een ping-pongtafel. Achter in de zaal was er een deur naar een andere zaal, de eetzaal, alwaar ik aan de enorme lange tafel plaatst neem in mijn eentje aan het kopstuk. Ik probeer te situatie een beetje in te schatten. Als ik opsta om naar de bestekbak te lopen die tot mijn verbazing uit metalen voorwerpen bestaat, pak ik een broodmesje om in mijn sok te stoppen, je weet tenslotte nooit waar je in terecht ben gekomen als nieuwkomertje zijnde toch? Net op dat moment komt er plotseling iemand de eetzaal binnen. "Blondie? Blondie? Frans? Ben jij dat?" Een Rotterdams Marrokkaans accent, een zeer bekende stem. Ik herken Abbies stem onmiddellijk, een zeer goed bevriende Marrokkaanse maat van mij uit Rotterdam-Zuid. We hadden van alles meegemaakt in de scene der verslaafden en waren vrienden door dik en dun. Ik trek snel mijn broek over mijn sok met het mesje heen en draai mij om. "Abbie?" "Kammeraad?" "Jij hier?" "Ook toevallig!" "Ja man wat ben ik blij dat jij er bent, ik word helemaal gek hier in dat tering Vught." De tranen stonden in zijn ogen van blijdschap en bleef lachen om mijn aanwezigheid. " En leg dat mes maar terug, alles is geteld met als gevolg als er een mes weg of vork dan krijgt iedereen als het verdwenene niet te voorschijn komt, isolatiecel!" "Je bent ook niets veranderd he Frans?" Ik leg het broodmesje terug en vraag hem wat er dan zo erg was hier. "Heel simpel ik heb constant bonje met iedereen, want ik versta ze gewoon simpelweg niet!" "Ik ben zo blij dat je er bent nu kunnen we samen een beetje lol maken en die gasten aanpakken." Ik keek hem verbaast aan en vroeg hoe het eten hier was, daar dat in het algemeen nogal een slechte reputatie in het gevang heeft. "Niet te vreten!" "Maar er is een maal per week een winkeltje van de SRV man en dan kun je zelf spullen kopen en dus ook koken, we mogen gebruik maken van de keuken." "Heb je stuff bij je?" Vraagt hij zachtjes. "Ik heb genoeg Afghaan in condooms ingeslikt om heel Kaboel twee weken stoned te maken," antwooorde ik. "Echt waar?" Ik beaamde zijn vraag waarna hij niet meer bij kwam van het lachen en gaf mij schouderklopjes en sloeg een arm om mij heen zoals Marrokkanen dat doen bij vrienden en vroeg ik hem hoe het zat met een of andere excursie die ons te wachten stond. Hij wist van niets, we gaan eerst sporten na het eten, zei hij. "Sporten? Ik ben doodziek heb net pas mijn methadon gehad en dat duurt wel een uurtje voordat het werkt, dus sporten?" "Wat voor sport?" "Voetballen waarschijnlijk, dat word weer een veldslag, alle frustraties worden geuit tijdens het voetbal!" "Dan hebben ze een goede aan mij, ik ken namelijk geen bal trappen en knokken als de beste en gefrusteerd ben ik nu al." "Wat is dit voor rare bajes joh Ab?" Ab zegt dat hij het ook precies niet wist maar dat Kamp Vught was gebouwd in 1940 door de moffen om Joodse mensen, zigeuners, homo's en kleurlingen aan het werk te zetten in de zelfde barakken waar hij net gewerkt had voor vier gulden vijftig per week (twee euro) en als je door werkte kreeg je vijfvijftig. Met het in elkaar zetten van stekkers en stekkerdozen. " We werken voor Philips hier," zei hij. Net als de vorige bewoners. "Heb je die oven gezien?"
De eetzaal stroomt vol en een of andere goochem zegt dat ik op zijn plaats zit waarop ik hem vraag of zijn naam ergens op een reserveringsbordje op tafel staat waarop hij ergens anders gaat zitten en mij ' zaadje' noemt. Het werd doodstil aan tafel alleen Ab lachtte en knipoogde naar mij met zijn schouders omhoog van: "Ik zei het toch?!" De bewaarders waren nog niet binnen evenals de gedetineerden met de grote pannen en kookpotten. Wel was de tafel gedekt en voorzien van verschillende borden mes, lepel en vork en glazen en dergelijken. Ik pak de vork van naast mijn bord duik over de tafel en spietst hem precies tusssen de stoere jongen zijn vingers in als ik uit mijn ooghoek zie dat er een bewaarder binnenkomt. "Wat is er hier aan de hand?" Abbie redt mij doordat hij begint te drummen met mes en vork en zegt dat we samen een liedje speelden en dat er een vork uit mijn handen schoot, kan gebeuren toch? Ik voelde langs mijn been ferme schoppen onder de tafel vanaf alle kanten richting de gozer die mij zaadje had genoemd. Klikken is taboe in de bak. Spierwit bevestigd de Limburger dat het slechts een ongelukje was en rukt mijn vork uit de tafel voor zijn neus en geeft hem netjes teug aan mij. Niemand noemt mij zaadje zeker hier niet. Zo mijn reputatie was vastgezet en ook dat ik stuff verkocht was binnen een minuut bekend daqnkzij Ab en maakte van mij een machtig man al was ik net vijftien. Ik heb het over 1979. "We houden je in de gaten Borst." Zei de bolle boerenlul. We zijn niet helemaal achterlijk, en jou ook Abdullah!" "Je doet je best maar antwoorde hij waarena hij "lul" hoestte." Waarmee hij de gehele eetzal aan het lachen kreeg al was het ingetogen. "Trouwens vandaag geen sport maar vooral voor de nieuwelingen onder ons een themamiddag over Kamp Vught." Ging een van de bewaarders verder. "Kamp Vught? Ik wist niet beter of dit zooitje hier heette Nieuw Vossevelth." "Ben ik verkeerd of zo?" "En nu geen woord meer tot na het eten," brulde een van de bewaarders die alles in chaos zagen veranderen. "Na het eten afwassen, Borst en Babi jullie doen de afwas, daarna voor de buitendeur precies om half twee aantreden." "Dan gaan jullie film kijken op het hoofdgebouw." Ik was boos om de afwas, waarschuwde de Limburger dat hij nog niet klaar met me was maar Ab vond het fantastisch. Die wilde natuurlijk even alleen met mij samen zijn ook in verband met mijn toekomstige handel in stuff, en het roken ervan natuurlijk. Iedereen begon te juichen en riepen; "Film! Film! We krijgen film!" Ze moesten eens weten wat we te zien zouden krijgen dan was het lachen hun wel vergaan, de stommelingen. En sommigen zaten hier al maanden en hadden nog steeds niets door.
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. D1 Voormalig Concentratiekamp Vught (Nieuw Vossevelth)
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen.
D1 Voormalig Concentratiekamp Nieuw Vossevelth
In 1979 sta ik als vijftienjarige jongen in de rechtbank aan de Noordsingel in Rotterdam om te worden veroordeeld door een oud grijsharig uitziend vrouwelijk krom gezeten lijk met ziekenfondsbril en een afschuwelijke foto van onze koningin in het blauw achter haar, tot twee maanden voorwaardelijk en twee maanden onvoorwaardelijk, inzake van twee inbraken waarvan er een op heterdaad betrapt een en ander door verraad. En om het mij niet te gemakkelijk te maken stuurde zij mij naar het kamp Vught oftewel toen nog Nieuw Vossevelth daar deze nogal bekend stond voor hardleerse jongens. Deze keus omdat dit toen nog een half open gevangenis was daar ik nog minderjarig was. Wel had ik al het rotte voorgevoel dat ik dit rechterlijke grijze monster vaker tegen zou komen ik mijn toekomstige carrière.
Ik kreeg ongeveer een half jaar later een zo gezegde zelfmeldingsbrief. Hou je jezelf niet aan de gemaakte afspraak, ga je alsnog naar het open kamp maar dan wel in een gesloten afdeling, was de waarschuwing. Als ze je tenminste oppakken natuurlijk maar vroeg of laat gebeurt dat toch. Zeker in het milieu waar ik in leefde speelde de politie haast dagelijks een rol. Dus ik met mijn stomme kop tasje ingepakt bus en treinkaartje gekocht en daar stond ik dan voor ik het wist voor een heel bijzondere gevangenispoort die mij verdomd veel deed leken op die uit die serie van Colditz. Dit was voor de grote verbouwing want het is nu een extra zwaar beveiligde gevangenis met alles zeer elektronisch voor ontsnappingsgevaarlijke mensen, daarover later meer want ik had een soort van abonnement op Vught zeg maar.
Het was een zeer grote gevangenis met rijen prikkeldraad van vier meter hoog omgeven die onder stroom stonden en op de vier hoeken stonden geschutstorens met mannen met karabijnen erin. Open kamp? Nou dan wilde ik wel eens een gesloten gevangenis zien. Was ik genept!
Na de de visitatie, dat is de afdeling waar je kleding gefouilleerd word inclusief jezelf kom je terecht bij de badmeester alwaar je twee handdoeken, twee theedoeken, twee lakens een kussensloop en een dun tekort dekentje waardoor je dus s nachts (vooral s winters) altijd of een koude nek had of koude voeten dus dat was afwisselen en nooit echt lekker slapen, een heerlijke douche krijgt met anti luizenshampoo bij de badmeester die bijt in je ogen een weggooischeermesje en een stuk zeep wat riekt naar Dettol. Heb je geen schone kleding bij je krijg je van hun zolang een overall totdat je kleding gewassen is.
Daar liep ik dan als broekie voor het eerst in de bajes net gedoucht mijn ogen brandend van de shampoo stinkend naar de Dettol in mijn grijze overall. Mijn kleding vonden ze te vies om met een stokkie beet te pakken vandaar, dus dat ging eerst de was in. Wisten die boeren veel daar dat wij in de grote steden midden in de punktijd zaten, dat was modern toen om er niet uit te zien. Hoe gekker hoe beter. Ze schrokken zich de pleuris toen ik binnen kwam. En moest direct mijzelf uitkleden en ontsmet worden. Na het douchen is er altijd eerst een medisch onderzoek nadat je eerst een half tot een heel uur heb rond lopen banjeren in je nieuwe omgeving met je hele stapel lakens kleding en deken enzovoort want niemand was zo behulpzaam om mij te vertellen waar de Amer was, een van de twee jeugdbarakken, de ander heette Amor en dat kwam heel simpel er was geen kip te zien maar een heel vreemde doodse stilte en niemand was met me meegelopen.
Loop maar naar het hoofdgebouw daar helpen ze je wel verder, was mij verteld.
Ik zocht het hoofdgebouw maar er was geen sterveling te zien. Ik liep op een kronkelig pad met heel hoge bomen als in een bos die vol zaten met kauwen kraaien en eksters net als op een begrafenisplaats die mij lachend en knarsend verwelkomden. Het was angstaanjagend. Gelukkig zie ik een eenzame neger in een fel oranje overall die door strafcorvee moest bladeren prikken midden in de herfst die zo vriendelijk was om tegen betaling van een shaggie wel even te vertellen waar het hoofdgebouw was.
Gewoon het pad aflopen kom je er vanzelf. Toffe gozer!
Daar stond ik dan toch ineens echt voor een oud kasteel met kantelen, torens en kerkers, wat later echt door de Nazis gebouwd bleek te zijn met strafgangen, martelkelders en luchtkooi (de tijgerkooi is de bijnaam daar omdat je alleen de lucht kunt zien) compleet.
Hier vroeg ik in de halfronde poort met roodwitte schuine balken bespijkerde deur de portier na een trek aan hendel die met een stalen snaar is verbonden aan een koperen bel waar ik de Amer kon vinden. Hij vertelde met een blikken stem door een koperen plaat die als speaker diende dat ik bij de barakken die langs het voetbalveld lagen moest zijn. Ik liep langs de tientallen lange smalle loodsen met bijna platte daken die net in een punt liepen in een gore okergele kleur de muren met oranje dakpannen.
Waarom komt mij dit plaatje toch zo bekent voor? Dachau? Bergen-Belsen?
Ik krijg de boodschap mee dat ik na het melden op de Amer direct terug moest komen voor een medisch onderzoek. Ik liep richting voetbalveld en voordat ik naar binnenstap kijk ik heen over het benevelde veld nog even achterom van goal tot goal en zie dat er achter de ene cornervlag een verbrandingsoven staat van veertig jaar terug. Eentje voor mensen wel te verstaan. De sfeer werd steeds grimmiger. Een vettige vadsige vriendelijke bewaarder geeft mij een kamer en een stalen pispot met deksel en een bijbel, nee wcs had je toen nog niet op je cel. Hij beveelt mij mijn bed op te maken en snel naar de medische dienst te rennen om daarna direct terug te komen om de directie te ontmoeten.
Rennen? Ik laat me nu al niet gek maken. Relaxed liep ik terug naar het hoofdgebouw de barakken om mij heen bekijkend die iedereen kent uit die films over die concentratiekampen. Was dit mijn karma? Vanwege mijn racistische puberjaren?
Na wat gezeik over de dosis methadon en de afbouw hiervan en een urinecontrole had gedaan, ik het voor elkaar dat ik een afbouwsysteem had geregeld van een cc per dag om na de 0 over te stappen op Dalmadolrm en Depronal voor een week en dan was het over ik was namelijk verslaafd.
Ik loop tussen het groen door richting de Amer waar de Directeur ongeduldig op mij staat te wachten voor mijn celdeur.
Zo dat is een hele eer, zei ik. Maar niets was minder waar, het is een gewoonte in de gevangenis dat er iemand van de directie in dit geval twee homoseksuelen, waarvan er een eindelijk na jarenlang een schrikbewind gevoerd te hebben oneervol is ontslagen. Koehorst heet hij. Ik hoop dat ie dood is of een terminale ziekte heeft dat is nog beter.
Koehorst legde de regels uit en vertelde dat er later die dag een excursie was voor mij en nog tien andere nieuwkomers. Excursie? Vroeg ik ter verklaring.
Dit vanuit het historisch oogpunt gezien van de omgeving waarin wij ons bevinden.
Een film en een rondleiding.
Zie je ik voelde al nattigheid. Maar hoe drassig het zou worden kunt u zich in uw ergste nachtmerries niet voorstellen.
Tijdens we de boot uitstappen de steiger op zien we grote roofvissen
het water uit klappen achter hun prooi aan en scheren er honderden
vliegende honden (Kalongs) over ons hoofd. Apengebrul en andere
ondefinieerbare kreten klinken in het roodoranje van de ondergaande zon
wat al snel zwart begint te worden. Het werd spannend. Ten tijde dat ik
hier met mijn vader en onze vriendinnen hier aankwamen was het overdag
geweest. Maar nu stonden ik, Andy, Dirk, en Harna ergens in the 'middle
of fucking nowhere' op een eiland vijf en half uur varen vanaf de
bewoonde wereld in het pikkedonker met allerlei beesten die om ons heen
wegvluchten en op ons afkropen. Bosjes bewogen bomen wiebelden met
kreten op en aan. Godver wat pleurde die zon hier snel in zee. We zagen
echt niets meer van de een op de andere minuut.
"Wat nu?" Word mij aanstotend gevraagd. Ik vertelde dat er ergens een
pad moest zijn waarover het ongeveer een minuut of twintig dertig lopen
was naar de jachthut was die neergezet is door het WNF maar waar nooit
een sterveling verblijft en dus hoopte dat deze er nog was.
"Is maar te hopen dat die hut nog bestaat dan." zei mijn neef Andy.
"Frans je kent soms zo'n klootzak zijn."
"Ach man spannend toch?"
Daar had ik het afgelopen jaar niet bij stil gestaan. Ik gooide er een
schepje bovenop: "Ja en dan maar hopen dat er een gids is."
We hadden het pad nog niet gevonden en stonden hem nu al te knijpen.
"Hier, hier is het pad," roept Harna met zijn Indianenogen.
Dat was mooi. Schouder tegen schouder en voetje voor voetje dringen wij
de jungle in op zoek naar de hut en een gids als het meezat. Groepen
Bengaalse varanen van dik twee meter bliezen naar ons als katten,
sloegen met hun staarten met het geluid van het klappen van een zweep
en waren helemaal niet bang voor ons, maar wij wel voor hun. In Holland
had ik zelf ooit twee varanen gehad maar dit waren er wel twintig. We
breken stokken af om naar hun toe te smijten wat werkte en hun de
bosjes in deed vluchten.
"Zijn dat Komodo's?" Vraagt Dirk.
"Nee die zitten hier niet, maar deze vreten je ook op hoor als je alleen bent en hun zijn met een bosje."
"Zitten er hier ook tijgers op dit eilandje," word me gevraagd.
"Ja, eh drie jaar geleden wel, één koppeltje." "Mijn vader heeft er toen nog een gezien."
"Pleur op joh, je liegt," zegt Dirk.
"Was het maar waar Dirk," zei ik terug. "En weet je meestal gaan ze
roven tegen zonsondergang." "Hebben jullie het een beetje naar je zin?"
Iedereen ging nog dichter bij elkaar lopen, nu met getrokken bajonetten
in aanslag. Een halve zonnesteek, kater en wat oververmoeidheid laat je
de gekste dingen zien en voelen of het er nou wel is of niet. Er kwam
een flink beest op ons aflopen, heel rustig. Je hoort het lopen en ziet
net tegen het sterrenlicht dat een beetje door de bomen schijnt de maat
ervan maar wat het precies is, nee dat blijft gissen. Iedereen douwt
elkaar naar voren naar het beest. Dan blijven we stokstijf staan als
verdoofd als het vlak voor ons staat, alleen Harna rende weg terug
richting steiger en zat volgens ons alweer in de boot.
"Mau pulang, takut." "Wil naar huis, ben bang."
Het bleek het slechts een tam damhert te zijn die ik herkende van een
paar jaar terug die ons kwam verwelkomen. Een opluchting voor ons.
"Harna kom maar terug, het is alleen maar een hert."
"Saté," roept mijn kampongneef lachend die terug
komt rennen daar ze in de kampong alles op vreten wat beweegt vanwege
de armoede. Vogels zie je daar ook niet vliegen. Nog geen postduif, nog
geen mus.
Wij aaiden het hertje, Harna stond het vlees aan zijn lichaam te
checken. "Enak Frans." "Lekker Frans." "Daging Banyak." "Veel vlees."
"Je blijft met je klauwen van dat hert af Har," zei ik boos.
"O wé als je hem afmaakt!" "We hebben genoeg te vreten en zo
niet is er altijd nog vis." We hadden na geldtellen ontdekt dat er
slechts genoeg geld over was naast de terugreis voor een beetje bier,
rijst en blikjes tonijn. Vruchten groeiden hier gelukkig genoeg. Weer
komt er iets op ons afgelopen, nu geruislozer en vastberadener.
Als er een zaklamp in ons gezicht aanflitst krijgen we haast een hartverzakking.
"Selamat Malam," klinkt een bromstem. En daarna een heel dom "Good
evening," waar de gids zelf om moest lachen. "Bisa Bahasa
Indonesiä?" Vroeg hij maar snel.
Of we Indisch konden lullen. "Ya pak bisa." Ja dat konden we.
Hij zei dat het niet verstandig was om 's avonds buiten te lopen
hier, maar daar waren we al achter gekomen. We scheten zeven kleuren
stront.
Binnen vijf minuten verschijnt er in het donker een meter of dertig
vanaf het strand de jachthut tussen palm en loofbomen in het donker
verlicht door een licht brommende aggregaat met twee peertjes. Het leek
een beetje op een Romeinse herberg uit de Asterix en Obelix. Er was een
onder verdieping met zitruimte en boven waren er vier slaapkamers. We
namen plaats in de zitkamer waar eens Jacques cousteau en Pr. Bernhard
ook gezeten hadden.
Voor ons verblijf moesten we een donatie schenken aan het WNF van
duizend Rp per persoon wat precies neer komt op vijftig Eurocent p.p.
Niet slecht voor je eigen eiland, dacht ik. De gids vroeg of we een
jungle trip wilden maken morgen. Ja dat wilden we wel. Na enig geld
tellen bleek dat hij ons wel wilde afzetten met de speedboot aan de
kust en ons op wilde pikken want we hadden vijfduizend Rp (twee Euro
nota bene) te kort voor hem te betalen voor de overstap van speedboot
in een uitgeholde boomstam om de rivier de Citenger af te varen en ons
door het gebied te gidsen, dus dat werd een wandelroute zonder gids.
"Durven jullie dat wel?" "Als jullie op het pad blijven kan er haast
niets gebeuren," vervolgde hij. Er zijn twee verschillende routes een
lange van zes uur en een korte van twee uur.
"We nemen die korte wel die heb ik eerder gedaan, met mijn vader."
Nu herkende hij mij en sloeg zijn armen om mij heen, maar verrotte het
desondanks nog steeds om ons te varen in de kano. Ons eigen schuld
hadden we maar niet zo lang moeten blijven op Pantai Carita. Vanwege de
vliegende honden en agressieve apensoorten op het eiland wilde hij dat
we liever binnen bleven, wat we dus na even heel eigenwijs naar het
strandje waren gelopen ook maar snel deden. Wat een geluiden joh, het
leek wel een horrorfilm. Snel zochten we een bed op draaiden onze
olielampen aan en staken onze wierook van het merk Bayghon aan tegen de
muggen en gingen slapen om te dromen van onze jungletrip de volgende
morgen. Van het slapen kwam echter niets vanwege het wilde krijsen en
vechten der apen op ons dak. Dit klonk alsof oude vrouwtjes elkaar te
lijf gingen met ouderwetse Gilets en dan dun schilden. Een afgrijselijk
geluid wat sneed door merg en been en waardoor we onze luchtbedjes maar
in een kamer bij elkaar gooiden met vier bajonetten in de plint
gestoken vlak naast de deur. Het was net als in het spookhuis maar dan
echt. "Beetje naar je zin jongens."
"Dit maak je toch nooit meer mee,"zei Dirk.
"Precies man."
"Nou ik lig liever op Pantai Carita," zei Andy hard hysterisch lachend
van de zenuwen, wat een lachkick veroorzaakte onder ons vieren die ver
tot in de diepte van de jungle klonk. Zelfs de apen en vliegende honden
bleven stil.
We lopen rustig de branding van Pantai Carita af langs een turkooizen
zee met prachtige koraalbedden op weg naar de kleine vissershaven
Labuan waar het rustig en kalm is als wij aankomen alsof we in een
setting van een western zijn beland: een dorp in siësta. Een
spookstad want op die twee uurtjes na dan wanneer de ferry om de dag
naar Sumatra hier vandaan vertrekt en of aankomt kwamen we later achter
en waar we later ook nog eens gebruik van zouden maken, was het hier
vrijwel uitgestorven. Na een hapje eten en een biertje, we moesten echt
zuinig doen daar we al ons geld verzopen en anders verbrast hadden,
gingen ik en Harna op zoek naar een visser die ons wilde brengen naar
het eiland Handoleum.
Dit kostte nogal wat tijd daar er gewoon geen mensen te vinden waren
omdat deze aan het vissen waren ver weg op zee of eenvoudig sliepen.
Deze toch eenmaal gevonden na het blijven beuken op een deur waar een
auto voor geparkeerd stond en waar een aangeknoopte boot vast lag aan
de steiger op de kust waaraan het huisje zich bevond waardoor wij
aannamen dat hier iemand thuis moest zijn en terecht. De gescheurde
verrotte deur piept krakend van het zeezout en zand in zijn scharnieren
open. Voor ons stond een oude kromme uitgeteerde man waarvan de ribben
te tellen waren in een witte onderbroek en een kapiteinspet op. Er
staat een lelijk anker op zijn onderarm getatoeëerd. Als hij lacht
geeft hij één zwarte tand bloot, de rest is weggerot. We
vertellen hem de bedoeling en voorwaarden.
Het afpingelen van het bedrag nam een dik uur in beslag maar toen was
de deal eindelijk rond. We zouden om twaalf uur vertrekken was de
afspraak en ongeveer om een uur of vijf uur a half zes aankomen op onze
plek van bestemming als er geen storm zou komen tenminste. Hij keek
naar de lucht en zei dat hij dit niet verwachtte. Ons voorstel: we
betalen hem de helft van het geld op de heenweg en de andere op de
terugweg en hij was het daar mee eens na wat sikkeneurig
tegenspartelen. Of hij op het eiland wilde blijven moest hij van ons
zelf maar uitmaken. Hij besloot dat hij daar zou gaan vissen omdat dit
een zeer goede stek was volgens hem en dan zou overnachten in zijn
boot. Of wij wisten hoelang we bleven? Nee dat wisten we niet.
We vertellen Andy en Dirk het goede nieuws van de deal en besluiten
vast achter de boot te gaan liggen voor een tukje te doen daar het toch
eb was en omdat we nogal vroeg, acht uur, ons 'kokosnotenhotel'
uitgezet waren en dit is vroeg als je dan net pas een uurtje slaapt. De
tweede reden was dat hij, onze 'kapitein' ons niet kon ontsnappen van
de deal die was gesloten die hij nogal met tegenzin bleek te zijn aan
gegaan.
We gaan zoveel mogelijk in de schaduw ervan liggen om ons tegen
zonneverbranding te beschermen. Heremietkreeftjes lopen over ons heen
alsof we voor dood lagen. We vonden het best zolang ze maar bij ons
oren en gezicht wegbleven.
Dan een harde klap met een peddel tegen de rand van de houten sloep
waar op de punt een houten hok met een deurtje stond van een kubieke
meter met daarin een dieselmotor en een schoorsteen er boven op, wat
zitplanken en wat peddels maakten de 'boot' compleet. We schrikken
allen versuft verbrand en allerlei ongedierte uit zee van ons af slaand
wakker. Een kleine krab hangt aan mij oor en dat etter liet niet los.
Dirk was in zijn neus gebeten en had ook een kleine snee. Als Andy en
Harna ons staan uit te lachen begint Andy op zijn kruis te slaan want
hij werd in zijn ballen gebeten. Er was namelijk iets in zijn
broekspijp gekropen.
"Selamat siang," klinkt er lachend gebrom; "Goedemiddag."
"Klaar om te vertrekken?" Vraagt de oude kapitein met zijn maat er naast.
Dirk en Andy kijken mij en Harna boos aan en vragen ons waar wij hem opgegraven hebben.
Ik had een simpel antwoord: "Als deze man zo oud geworden is in zijn
honderdjarig vissersleven, zou hij dan dit ene reisje ook niet
overleven?"
Daar had ik volgens hun een punt en ze waren trouwens toch te moe en te
dronken om er nog tegen in te gaan en waren blij te vertrekken om ons
grote avontuur tegemoet te gaan. We duwen met ons zessen de boot in
zee. Eenmaal in zee duwen zij de boot tot buikdiepte klimmen erin en
starten zij de dieselmotor en vragen ons in te stappen. Met onze tassen
boven ons hoofd lopen wij een meter of tien naar de boot. Ik met hele
grote krachtzettende passen en vloog eenmaal mijn tas in de boot
gesmeten als een speer mijzelf optrekkend en de boot in laten vallen.
Dit vanwege een haaientrauma uit mijn jeugd. Ik moet niets van zee
hebben, echt helemaal niks.
Een
teringherrie die diesel maar we waren op weg. Onderweg tijdens de grote
oversteek van kaap naar kaap in dik vijf uur zien we dolfijnen,
vliegende vissen en heel in de verte zelfs een wal- of potvis volgens
de kapitein welke ik trouwens niet kon ontdekken. Voor we ons eiland
bereiken vaart hij nog even langs de 'Anak Krakatau' oftewel 'het kind
van de Krakatau' daar alleen nog de top ervan te zien was sinds de
wrede uitbarsting van hem waardoor er honderdduizenden mensen zijn
verzopen. Hij rookte nog steeds behoorlijk, spuwde nog steeds wat
steentjes de lucht in en wat as. Ik vond het mooi maar vroeg toch maar
voor de zekerheid snel door te varen. Het was in een half uur bekeken
en kwamen wij aan op Handoleum. Precies bij de ondergaande zon die ons,
de zee en het gebladerte van het eiland roodoranje kleurden, wat het
eiland dat ons verwelkomde aan het eind van de steiger met een
scheefhangend bord aan een paal met: 'Welcome to Handoleum' veranderde
in een soort cartoonachtige sfeer uit junglebook. Met aan de ene kant
in de verte; de rokende blauwe Anak Krakatau als uitzicht en aan de
andere kant een groene kustlijn van de jungle op een klein kilometertje
afstand waar we morgen naar toe zouden gaan. Het eiland is niet groter
dan een anderhalve kilometer in doorsnede en loop je in een uur rond.
Het eiland ernaast is een rustplaats van duizenden vliegende honden
genaamd Kalongs een grote soort vleermuis. Die overdag ondersteboven
hangend slapen en 's avonds naar onder anderen ons eiland overvliegen
om te roven op insecten, eieren en ander klein kruipend of pas geboren
ongedierte. Op dat moment zetten wij voet aan land.
H1 Indonesië d25 Ujung Kulong Jungle reservaat / Pantai Carita
H1 Indonesiä d 25 Ujung Kulong Junglereservaat / Pantai Carita
Na een stevige 'cold turkey' in een woning te Rotterdam krijg ik bezoek van mijn neef Andy T. en zijn vriend Dirk uit Capelle.
Ik weet na wat videobanden, foto's en wat smeuïge verhalen te
overtuigen dat Indonesië het land is voor een ideale vakantie daar
zij ook toevallig een vakantie wilden boeken naar Spanje zoals zij elk
jaar deden.
Binnen een week vertrokken we gepakt en gezakt, compleet met
safarioverhemden, -hoeden, dolken, landkaarten, veldflessen en dat
soort dingen. We zouden bij mijn vader mogen logeren tegen een kleine
vergoeding voor het eten en kleding wassen e.d. wat logisch is daar het
voor een maand lang was. Hij runde tenslotte geen herberg al was het
nog zo gezellig, had mijn vader geen liggende gelden liggen, vandaar.
Mijn vader vriendins broertje genaamd Suharna maar we noemden hem Harna
logeerde ook in die tijd daar. Hij kon erg goed opschieten met Andy en
Dirk vandaar dat hij met ons mee zou gaan op soort van (s)excursie door
mij geregeld maar dan op eigen kracht. Niks geen organisatie. Ik was er
tenslotte al eerder geweest met toen wel mijn vader en onze beider
vriendinnen. Dit verschil zou veel impact hebben op het verloop van
onze 'zelfde' reis.
De bestemming was het Ujung Kulong junglereservaat en dan met name het
eiland Handoleum wat daar voor de kust ligt. Vijf en half uur varen
vanaf de bewoonde wereld. Er is wel een jachthuis neergezet door het
WNF met een speedboot en in het jachthuis ligt dan ook een logboek van
de weinige beroemde 'visitors' met namen zoals Prins Bernhard, Jacques
Cousteau, Jan en Frans Borst. Er leven daar namelijk de laatste
Javaanse neushoorns nog slechts vijfhonderd stuks schatten ze. Van die
kleintjes met die schilden met noppen op hun lichaam, bijzonder mooie
haast mythische dieren. Ook de laatste Javaanse tijgers komen hier nog
voor. Hun lot is nog slechter beschoren, slechts vijftig stuks op
uitsterven na.
Mijn vader zweert bij hoog en laag dat hij bij een vroege
ochtendwandeling over Handoleum een tijger zijn pad kruiste die mijn
vader even aankeek twijfelde en toch maar het hazenpad koos, de bosjes
in. Ik geloof hem, het is niets voor hem daar over te liegen.
Wel was ik strontjaloers want de op het eiland aangestelde gids
voor die paar bezoekers te begeleiden die er per jaar komen, heeft ze
zelfs na twintig jaar slechts een stuk of vijf keer gezien, vandaar.
Na een weekje nachtelijk Jakarta 'doorgenomen' te hebben met name
Discotheek Stardust, Tanamur, en The Pink Panther om daarna altijd in
de late uurtjes af te zakken naar The Lone Star om daarna wakker te
worden met een Oosterse schoonheid in je armen. Dat was vaste prik soms
wel erg letterlijk genomen als je condoom er weer eens afgeschoten,
gescheurd of zelfs gewoon verdwenen was, dan zat je onherroepelijk
negen van de tien keer met een druiper. In het begin ging het nog wel
maar toen onze slof Durex op was moesten we overstappen op de grootste
maat condoom die Indonesië rijk is namelijk het merk Dua Lima (25)
vanaf dat moment schoten de antibioticaaandelen omhoog op de
Indonesische beurs mocht die bestaan want die passen Europeanen gewoon
niet.
De afgesproken dag van vertrek kwam dichterbij. Die avond ervoor ben ik
alleen met Dirk en Harna op stap gegaan en ben toen zo dronken geworden
is mij verteld dat ik wakker werd met een hele mooie meid maar in
plaats van goede morgen kreeg ik een soort van geblaf als van een
zeehond. Ik schrok me de pleuris dat moge duidelijk zijn. Er was niets
aan de hand het arme meisje was gewoon doofstom. Die kutherrie in die
Discotheken ook. Je hoort soms echt niets dat heb ik nu wel bewezen
dacht ik. Of ik was gewoon in een heel romantische geflipte bui, God
weet het. Ik heb het verhaal maar aan te nemen want zelf weet ik mij er
bijna niets van te herinneren. Maar zij liggen er nog steeds van in een
deuk. En als ik een van hun ontmoet doen ze nog steeds een zeehond na.
De reistassen zijn gepakt, de Australische kakikleurige en legergroene
kleding aangetrokken. Een soort van Australische cowboyhoeden op. Harna
mocht de koelbox dragen gevuld met bier en fruit. Eerst moesten we met
een taxi naar het busstation om vandaar met een bus naar het laatste
vissersdorpje op een schiereiland van het uiterste puntje van West-Java
te reizen namelijk Labuan (haven). Een busreis van acht uur vanaf
Jakarta.
Daar vandaan moesten we een visser regelen die ons goedkoop naar
Handoleum wilde brengen daar de wachtende boot van het WNF die nooit
vaart tweehonderdvijftig gulden vroeg. Weliswaar voor acht personen te
verdelen maar wij waren met zijn vieren en zouden wel iets voor honderd
kunnen regelen beloofde ik mijn vrienden.
We kwamen aan met genoeg geld in Labuan voor o.a. de bootreis naar het
eiland, eten drinken, de gids op het eiland, de terugreis en dergelijke
totdat mijn 'neef' Harna met een verhaal kwam dat in heel Java bekend
stond. Naast het dorpje Labuan ligt 'Pantai Carita' oftewel 'Strand der
sprookjes'. De droom van elke Javaan. Een van spierwit zand voorzien
strand compleet met zacht wuivende palmbomen, schelpen waar je hier
vijfentwintig Euri's voor betaald zo groot als een voetbal en waar je
trompet op kunt spelen, aapjes en het belangrijkste zeer leuke goedkope
huisjes te huur ( een stuk of vijf) op het strand, allen geheel
opgetrokken uit kokosnoten.
En die sprookjes? De sprookjes met lang haar kwamen zich aanmelden
na zonsondergang. Het was de bedoeling hier één
nachtje te verblijven. Het werden echter acht dagen. Het was
fantastisch. Ik sliep overdag in een hangmat voor mijn hut met een of
twee meiden naast die zelfs mijn rietje die uit mijn kokosnoot stak,
gevuld met kokosmelk en Rum beet hielden en in mijn mond staken. Wat
zij in hun mond staken is een ander verhaal. Al wat ik deed was met
mijn ogen dicht genieten en nog eens genieten.
Als het geld geteld is word duidelijk dat het tijd is voor vertrek
anders zouden we het eiland nooit meer zien. Het bootgeld was er nog,
etensgeld, geld voor de terugreis naar Jakarta en een heel klein beetje
extra. We hadden een honderdje of vijf opgemaakt met zijn vieren in
acht dagen wat een vermogen is in Indonesië (half miljoen) maar
daar heb je dan ook wel wat voor. Van mij mocht op dat ogenblik het
eiland in zee zakken maar ik had het beloofd en wilde niet
egoïstisch zijn. Dus helemaal wezenloos en afgepeigerd maar met
een smile op ons bek op zoek naar een gewillige visser met een boot.
H1 Indonesië d3 Casablanca
Hij zet zijn hoed met hanen en kippenveren even strak op zijn kop voor hij begint. Wat had die man toch met kippen?
"Een goede morgen allemaal," zegt hij tegen de familie 'Dochter kopen
voor Rijstbaal' waar ik de naam niet van weet, op links met open armen.
"En een hele goede morgen natuurlijk voor de familie Tini van Martha
Reja en van ingenieur Francis Borst?" vraagt hij even voor de
zekerheid, en wijst met twee armen strak naar onze zijde alsof we net
op stage gekomen popsterren waren. Applaus bleef echter achterwege.
"Eindelijk zijn we dan bij elkander gekomen en ik wens dit in goede
harmonie en wijsheid te kunnen besluiten." Ging hij verder met zijn
zeer zware bromstem.
"Ik heb eens goed over deze zaak nagedacht, moeilijk, moeilijk."
Als hij zo door zou gaan wist ik nu al zeker dat ik hem stiekem op zijn tenen ging trappen. Werd ik hier ziek van zeg.
"Als eerste: volgens onze oude wetten van traditie heeft de eerste
partij, doelend op de tegenpartij, recht op de hand van Tini gezien de
al vele jaren geleden betaalde bruidsschat."
"Een zak rijst Godverdomme!" Stond ik schreeuwend op. "Tien jaar
geleden!" "Moet je er tien terug? Twintig? Klootzak!" Roep ik
woedend naar de overkant.
Ed lacht en maant mij tot stilte en dat ik weer moest gaan zitten.
De Camat wilde met zijn hamer op tafel slaan maar daar was niet meer
van over dan een lullig stokje daar hij deze al door midden geslagen
had met als resultaat een flinke bult op iemands hoofd schuin links
voor me.
Ik zweeg na zijn knipoog en zijn "Kalem, kalem," wat dit betekent hoef ik niet uit te leggen.
"Maar," ging hij verder "We moeten niet vergeten dat de hele berg aan
beide zijden nu verlichting heeft dankzij Francis waar vele families
mee geholpen zijn waaronder mij zelf."
"Daar komt bij dat ik hem geadopteerd heb als mijn zoon zijnde." "Dus
ik hoop dat jullie inzien dat ik kan niet tegen de wil in kan gaan van
onze tradities en of de wil van mijn eigen zoon."
"En zeker niet tegen de economie van karang Anyar !" Vervolgt hij streng.
Zo, die zat! Dacht ik. Ik begon te hard te klappen en met mijn kin naar
mijn echte vader, Anton en Ed te wenken dat ze mee moesten klappen wat
zij dan ook direct deden, waarna Tini's familie zachtjes maar zeker
volgde.
"Ik heb dan ook besloten de keus aan Tini zelf over te laten en vraag
haar dan ook nu de hand te pakken die zij zelf wil trouwen."
Kaassie! Dacht ik, kom op meid. Hebben we ze mooi bij hun lul.
Deze minuten van stilte en verbazing beide partijen wat betreft de
uitslag leken wel uren voor mij. Er was een doodse stilte. Niemand keek
voor zich uit behalve wij vieren. Iedereen staarde naar beneden op de
tafel alsof er een doodsvonnis was geveld. Alleen wij waren blij en
keken elkaar als overwinnaars aan. Hier klopte iets niet.
Dan eindelijk het geluid van een schuivende stoel. Tini staat op en
loopt richting de klootzak die begint te lachen wat trouwens snel
veranderd in een teleurgesteld gezicht als zij slechts achter hem langs
loopt, haar hoofd naar hem buigt en zachtjes maar voor iedereen
verstaanbaar: "Anging busuk!" (verrotte hond) zegt, om daarna met de
gratie van een kat heupwiegend naar mij toe te komen lopen mijn
schouders omarmt en vol op de mond kust.
Dit voelde nog beter aan als een doelpunt in de Kuip. Ik voelde mij als Humphrey Bogart in Casablanca.
"Dit is heel bijzonder," zegt Ed. "Dit is niet volgens de traditionele regels."
"Ze zoent je gewoon waar iedereen bij is."
"Hadoe ze houdt echt van je!" "Ze speelt hoog en gevaarlijk spel."
Achter haar rug steek ik mijn middelvinger op naar de overzijde waarna ik
haar tranen met mijn duim zachtjes wegveegt en zij op haar beurt met
wat spuug op de mouw van haar jurk mijn gezicht schoon maakt waar
waarschijnlijk nog wat bloed op zat. Haar ouders en de rest van haar
familie kwamen mij, mijn vader en de Camat een hand geven om te
feliciteren en maakte diepe buigingen.
"Zo meisje we gaan even je kleding pakken en rotten voorlopig even op
uit dit kippengat." "Wat dacht je ervan?" Ze vraagt de Camat om raad op
zijn Javaans waar ik geen moer van verstond of dit goed was. Dat was
haar eigen keus, al leek het hem verstandig nog een dagje bij haar
familie te blijven dit ook om de gemoederen te sussen van de
tegenpartij legde zij en Ed mij zo goed mogelijk uit. Dus stelde hij
voor dat ik en mijn trawanten naar Jakarta af zouden reizen en Tini
één dag later zou volgen. Ik vond dit maar weer heel erg
raar en moeilijk te accepteren maar wat moest, dat moest. Ik was blij
dat alles geregeld was en bedankte Anton, mijn vader en zelfs Ed die
zegt: "Dit heb ik nog nooit gezien ze zet die hele familie in hun blote
kont, zeer ongewoon."
"Je kent me nu toch wel een beetje Ed, als ik iets echt wil dan gebeurt dat gewoon wel of geen Tarzanverhalen!"
Onze families nemen voor even afscheid en spreken af voor morgen waarna
wij richting treinstation gaan maar niet voor wij even heftig onze
overwinning vieren bij een bierverkopende Toko kaki lima tegenover het
station. Het was een zeer romantische gebeurtenis geweest, waren er
best wel van onder de indruk van de goede afloop en allen trots op ons
zelf.
De volgende dag in Jakarta zit ik in de namiddag te wachten op de patio
voor ons huis op mijn meisje die elk moment gebroken van de reis aan
zal komen lopen.
In plaats daarvan komt er een postbode met een brief in een expres
envelop. Ik moest hem persoonlijk komen brengen van de Camat van Karang
Anyar zegt de jongen. Ik begin een beetje verdwaasd en vol ongeloof de brief te lezen.
"Lieve lieve Frans, dit zijn mijn laatste woorden. Je hebt zoveel
gedaan voor mij, mijn ouders en dorp. Echt ongelooflijk gewoon, ik had
graag met je verder willen leven maar mijn ouders zijn gisteravond toch
weer bedreigd en zouden worden gedood als ik naar Jakarta zou afreizen.
Ik heb echt geen keus. Ik sterf nog liever dan met die vuile hond te
trouwen in plaats dan met jou en heb dan ook vergif ingenomen en begin
nu dan ook een beetje 'dronken' te worden," zoals ze dat daar noemen
als een dier of mens begint te duizelen of neerstort.
De arme meid schreef dit stervende maar ik kon het niet geloven wilde
het niet geloven. Ik trok de postbode naar binnen en vroeg me te lezen
wat er stond daar mijn vader en zijn vrouw een siësta hielden want
de letters werden onduidelijker en op het laatst haast niet meer
leesbaar op het 'wacht op jou in de hemel' na.
"Wat is er gebeurt met Tini?" vraag ik de jongen.
"Bunudiri pak!." "Zelfmoord pa!"
"Dia minuman dua liter Bayghon racun." "Kras sekali." "Kashi an."
"Zij heeft twee liter Bayghon insectenvergif opgedronken, keihard spul, ik heb erg veel meelij met haar."
De aarde valt onder mij weg en val bewusteloos met mijn kop op de harde
plavuizen waardoor ik weer snel bij kennis komt en versuft ben blijven
zitten met de brief in mijn hand.
Wij wachten totdat we geroepen worden door de bediende of dochter van
de Camat, hetgeen ons nog niet helemaal duidelijk is die ons vraagt
haar te volgen. Via een achterdeur over een smal kleipad langs een sawa
waarna wij terecht komen bij een voor daar groot gebouw. Een soort van
kerk zonder torens, wit met een oranje dak. Een Hollands erfstukje?
Wij vonden deze wandeling een beetje eigenaardig daar de Camat zelf
waarschijnlijk aan zijn pik stond te trekken onder de 'douche' en wij
nu klei liepen te trappen op een blubberpad. Maar zolang alles
eigenaardig was, was het goed. Als het niet meer eigenaardig was in
Java dan begon de ellende pas echt hadden we allemaal eerder
ondervonden. Wij bleven er bij: "Indonesië is een land voor
kikkers en slangen, en absoluut niet voor mensen."
Als wij vloekend het gebouw binnenstappen en de roodbruine klei die zo
plakte als de pest proberen af te schoppen tegen de stoeprand zegt
Anton: "Kijk, Rumah Walikota dit is dus het stadhuis." Zo stonden wij
dus het voorportaal een beetje te vervuilen met zijn vieren.
Dat mij dit gebouw verleden keer niet eerder is opgevallen. Zal wel te
druk bezig geweest zij met de twee verschillende soorten bloedzuigers
van het dierenrijk: De bloedzuiger en de bloedzuigers die doden voor
geld. En dat mijnenveld vol cobra's zal ook wel iets te maken gehad
hebben met mijn gebrek aan zin in sightseeing. Ik zweerde dat ik al in
het 'stadhuis' geweest was en daar zelfs geadopteerd werd. Ik had toch
in de burgemeestersstoel gezeten?
Normaal trek je overal je schoenen uit in Indonesië maar dat doe
je natuurlijk niet als er bonje of een kleine familieoorlog aan de gang
is. Je zal er maar vandoor moeten of ergens achter aan. Dus toen wij
het hele eens spierwitte voorportaal inclusief trap hadden besmeurd met
roodbruine klei wat er uit zag als stront van een te veel van sambal
genoten verteerde maaltijd.
"Moet je godverdomme mijn nieuwe Assics zien," zei mijn vader die zo
trots op zijn nieuwe gympen was omdat ze zo lekker liepen, die eens
blank wit waren geweest en nu als een soort strontklompen aan zijn
voeten bungelden.
Anton had er geen last mee en zei stoer: "Ya sepatu Cowboy."
Met zijn Cowboylaarzen. Ed met zijn ministeriesandalen had het het
minst naar zijn zin. Zo stap ik luid de Camat vervloekend, een
tussendeur door. Mijn vader mij vervloekend omdat ik altijd iets
bijzonders had met 'wijven' zei hij.
"Ken je nou niet één keer een normale uitzoeken?" Eén keer maar?!"
En Anton en Ed mijn vader vervloekend omdat hij hun overgehaald had op
deze 'tour of duty'. "Het leek wel een legeroefening," volgens hun.
Als wij met veel kabaal en onder de klei de tussendeur door gestapt
zijn, ook nog eens half lazarus komen wij terecht in een hele grote
zaal waar we aangestaard worden door een doodstille menigte van zo een
honderd mensen gezeten aan een soort ontzettend lange behangtafel, maar
dan twee keer zo breed en twintig keer zo lang. Ze zaten perplex naar
ons te kijken en wij naar hun. Mijn vader gaf mij stiekem een
elleboogje en zei zachtjes: "Wat nou?"
"Weet ik veel," beantwoorde ik, "jij woont hier toch al vier jaar!"
Anton zegt zachtjes dat hij er zestien kan neerschieten binnen
één minuut. Ik en mijn vader kijken elkaar aan. Toen Ed,
of Slis onze slangenman dit hoorde vloog hij naar voren met de
onderdanige manier van lopen met dat dunne nekkie en zijn hoofd naar
voren gebogen, liploos en grijnzend zonder tanden te ontbloten wilde
zich net gaan voorstellen met een diepe buiging als de Camat binnenkomt
die ons en speciaal mij vriendelijk begroet.
Ik sla gelijk een arm om zijn schouders. Een geroezemoes stijgt op.
"Pa," zeg ik: "dit is pa!" Trots geeft de Camat mijn vader een hand en
zegt blij te zijn met een nieuwe Hollandse zoon als ingenieur en
verwelkomde ons van harte in Karang Anyar. De arme ziel moest eens
weten waar we hem allemaal voor hadden uitgemaakt, hij had zich
waarschijnlijk opgehangen. Hij vond het zo een eer.
Hij plaatst mijn drie metgezellen rechts van de tafel bij de kleinste
groep waar ik achteraan nu ook mijn meisje ziet zitten. Als ik naar
haar toe wil lopen om een zoen te geven drukt de Camat mij neer met
zijn hand op mijn schouder op een stoel op de kop van de tafel en gaat
rechts naast mijn 'andere' vader zitten. Ongeveer dertig meter
bij mij vandaan aan de andere kop van de tafel zit een gozer met een
pokdalig gezicht en een litteken over zijn muil een beetje boos te
kijken naar mij. Ik vlieg overeind en vraagt of hij die klootzak is die
mijn 'verloofde' had gekocht voor een baal rijst en die laffe mannetjes
achter me aan gestuurd had. "Ik trek je kop eraf imbeciel." Anton legt
zijn hand op zijn Colt en trekt zijn haan naar achteren. "Geef dat ding
eens hier Anton." vraag ik hem. Hij kijkt naar mijn vader maar voor die
kan reageren springt de Camat omhoog uit zijn stoel slaat met zijn
hamer zohard op tafel en maant de rechtspraak tot stilte. De hamer
brak, de klos vloog op een voorhoofd van een aan tafel zittende man van
onze tegenpartij die even knockout ging.
"Wat een teringzooi zeg," Ik was woedend. "Die lul zit gewoon tegenover me!"
De situatie was duidelijk er zaten twee families tegenover elkaar te
vergaderen over een bruid, een mensenleven. Niet te geloven. En het
ging over 'mijn' meisje. Ed was bang, iedereen was bang. Ik had daar
geen tijd voor, ik deed net of ik ging zitten en sprong overeind en
rende de tafel over naar het andere hoofdeind om die gozer te wurgen.
Ik werd onderweg aan mijn enkels en benen gegrepen door honderden
handen waardoor ik op mijn platte smoel viel daarbij een bloedneus
opliep en woest opkeek als een kwaad briesende stier die met zijn ene
poot in het zand graasde klaar om aan te vallen richting strot mijner
tegenstander. Anton zijn Grote Colt om hem heen richtend en op een
fluitje blazend dat iedereen moest blijven zitten. Een rel. Mijn vader
met een stoel in de aanslag richting tegenpartij. Ed nam nog een slokje
thee en zat nerveus te lachen. In plaats van direct mijn weg te
vervolgen kijk ik even naar rechts toevallig precies in de ogen van
Tini die huilt en lacht te gelijk. Ze streelt mij onder mijn kin en
over mijn wang mijn bloed een beetje verwijderend. "Ga alsjeblieft
zitten Frans, doe het voor mij?"
Verkankerd stap ik express van de tafel af en ga achter Tini staan en
legt mijn hoofd op haar schouder en zegt zachtjes dat ze zich niet druk
hoeft te maken. Ze laat tranen zonder te huilen. Vanwaar dit verdriet?
De bloedhond aankijkend loop ik achteruit terug naar mijn stoel
en neem plaats aan de kop van de tafel waar ik zijn familie aankijk en
met platte handen hard op de tafel slaat en vraagt: "Turus?!"
"Verder?!"
Iedereen deinsde achteruit van de klap al had Anton zijn revolver al
lang weer weggestopt. De Camat staat op en begint zijn betoog. Iedereen
bleef nu doodstil. Ik maakte nog even snel een beweging over mijn keel
naar het andere eind van de tafel met een waarschuwend vingertje er
achter aan. De Camat maant mij tot rust met zijn hand op mijn schouder
en begint iedereen toe te spreken.
Nou gaan we het krijgen: "Winnetou and Old Shatterhand, brothers in
arms in strijd om Pocahontas." "Het moet niet veel gekker worden ik
draai al bijna door." Zeg ik zachtjes uit mijn mondhoek richting Pa en
Anton. "Blijf nou maar even rustig, we kunnen ze altijd nog af
knallen," zegt Anton. Dit stemde mij tot tevredenheid en rust.
"Ik begin nu toch wel erg dorst te krijgen," zegt mijn vader zachtjes.
Ik wijs naar Ed en maak een drink- en geldbeweging er achter aan.
"Even niet Frans, tradtie!" zei Ed die niets ontgaat.
"Krijg de tering met je traditie," sist mij vader naar hem; "Tgg, moest
je hem gisteren zien als Minister Sutrisno, oplichter." zonder dat
iemand het kon verstaan daar het in het Nederlands was.
"Was dat ook traditie?"
"Precies zegt Ed," "En nu stil, je maakt de Camat en Frans' schoonfamilie verlegen!"
Brommend gaan Anton en mijn vader rechtop zitten en houden mij in de gaten en luisteren naar de Camat zijn betoog.
Als ik met het illustere trio 's morgens het hotel wil verlaten staat
de gehele personeelsafdeling alweer een paar uur te wachten tot wij
onze kamers uit komen om ons goede morgen te begroeten en een goede
reis toe te wensen. Ik krijg een vermoeiende flashback van de dag
ervoor van het handjes schudden dus zet ik mijn Rayban op en kijk zo
streng mogelijk, ik zie toch niets meer dan een wazige rij mensen over
een rode streep wat de loper is waarschijnlijk vanwege de kater en geef
dus maar snel en strak een eresaluut en loop dan met hele grote stappen
op het zonnelicht af dat door de bevrijdende ramen van de uitgang
schijnt.
"Jij bent ook grof," zegt mijn vader. "Je kunt ze toch wel een handje
geven." Ik reageerde niet eens als ik mijn vader en Ed achter mij
iedereen dag hoort zeggen en of bedankt.
Ik wilde mijn meisje zien en snel ook.
Anton de commissaris staat gelukkig te wachten bij de uitgang met een
pul koud bier met een ijsklont erin op een zilveren plaat alsof ik met
een gouden schaar een lintje moest doorknippen. Ik sla hem in een keer
achterover, laat een boer en zegt: "Good job Anton, I will recommend
you by the President for promotion." En laat nog een boer.
Anton staat weer te buikschudden van het lachen.
Ik geef hem een schouderklopje: "Good Job, good job."
Bij het woord President boog de Chinese directeur van het hotel die
buiten wachtte nog dieper dan ik voor mogelijk hield en moest ik hem
origineel persoonlijk aan zijn Batikkraag weer rechtop trekken om hem
te bedanken uit naam van mijn vader Ronald Reagan, de bevolking van de
Verenigde Staten van Amerika, mijn bodyguards, de minister van
binnenlandse zaken en alle andere landen die dankzij 'ons' leven in
'vrijheid'. Waar ik het vandaan haalde weet ik niet. Ik denk dat er te
veel presidentiele Amerikaanse toespraken op tv zijn en dat er
één was blijven hangen want de toespraak vloeide als
ingestudeerd uit mijn mond. Ik ging verder: "We hebben de economische
waarden van het Hotel zeer intensief doorgenomen en getest en heel hoog
ingeschat en het zal worden vermeld op de lijst der Toeristische
planning van Amerika in Indonesiä."
"Dank je wel, dank je wel," zegt de Chinees als wij de rode loper
aflopen waarlangs gouden Boeddha's staan met tientallen rokende
wierookstokjes, vertrouwend op zijn fortuinlijke toekomst dankzij God
en Reagan.
Er is vervoer voor ons geregeld maar tot die aanwezig is wachten wij
aan de overkant in de schaduw en zien en horen wij nog net hoe de rode
loper met een grote mond richting zijn personeel word binnengehaald. We
worden opgepikt met een bustaxi en die rijdt ons totdat deze blijft
steken in de modder vlakbij Karang Anyar. Dat wil zeggen een dik half
uur jungle tussen ons en het dorp in. Maar dat wilde ik nog even voor
mij houden. Vooral voor mijn vader en Anton die het liefst geen ene
meter wilden lopen in Indonesië. Ze staan perplex als wij gedropt
worden in de bush. Daar staan we dan. Iedereen kijkt mij aan en ik hun.
"Wat?" vraag ik ropend.
Als een doorgewinterde Indiana Jones met een tropenkolder overzie ik de
'schade' van afgelopen dag en nacht. We zagen er verneukt, verzopen en
versleten uit. Een beetje lichtblauw en fel wit schijnt door het dikke
gebladertedak boven ons heen en in de verte zie ik net de bovenste
bergtoppen. Het licht beschijnt ons gezelschap in gekleurde vlekken
waardoor het leek alsof we in camouflagekleuren waren.
Ik zie mijn vader er uitziende als een Colombiaanse drugslord met zijn
spierwitte hoed, zwarte rand erom een Rayban er onder en half
ongeschoren zoals Sean Connery met daaronder een Hawaishirt of een
Mexicaanse Cowboy uit The Wild Bunch van Sam Peckinpah. Hij staat om
zich heen te kijken en naar boven. Op zoek naar apen wellicht? Vogels?
Dan Anton; spijkerbroek colbertje, cowboylaarzen en dan dat ontzettend
zichtbare Magnumkanon onder zijn oksel aan die witte riem die reikte
tot zijn heup, Clint Eastwood als Dirty Harry in Magnum Force. Deze
vind het maar helemaal niks hier en houd zijn hand angstvastig op zijn
blaffer.
Dan kijk ik naar Ed Rumambi onze 'spreekbuis' ons 'gezicht' onze
'Indonesische gids' de man van normen en waarden, gekleed in
traditioneel batik net als alle ministers en andere oplichters.
Hij had mij de andere al zien bestuderen en toen ik aan hem begon
draaide hij zich snel lachend, mijn gedachten lezend om en liep
richting Karang Anyar.
"Wat een familie joh, daar kom ik mee aanzetten, het goede voorbeeld" zeg ik per ongeluk hard op.
"Nog klagen ook?" Vraagt mijn vader. "En is het nog ver lopen?"
Even twijfel ik of ik hem de waarheid zal vertellen wat ik op een
gegeven moment ook doe als het 'spookstadje' wat het toen nog was in
zicht komt.
"Godverdomme ik ben versleten," klaagt mijn vader," en Anton kon helemaal niet meer praten, die gromde alleen nog maar.
"Jongens," zei ik: "vanaf hier is het oppassen voor de vijand."
"Ed regel jij koud bier, Pa en Anton wachten jullie in de schaduw daar
zo, dan verwittig ik mijn 'pleegvader' de Camat, het dorpshoofd dat
mijn 'familie' is gearriveerd."
"Wacht nou eens even!" Zegt mijn pa.
"Waar is je meisje nou? Waar woont ze?"
"Zie je daar die bergen daar pa?" "Ja?" "Zie je die hoogste berg pa?"
"Die in de wolken steekt?" vraagt hij.
"Ja die" "Daar de top van, daar woont ze!"
Anton draait snel zijn rug naar me toe als teken van protest en mijn
vader zat nee te knikken en wilde nog wat zeggen maar zijn mond bleef
gelukkig open staan van verbazing en ik was al onderweg naar het huis
van de Camat aan de overkant.
"Ed maakt er maar acht bier van," hoor ik hem kwaad aan de overkant
roepen als ik op de deur staat te kloppen van het opperhoofd. "Met veel
ijs."
"Frans denkt geloof ik dat we gek zijn, ik zet geen stap meer!"
Ed gnuifelt, zie ik aan zijn houding, Anton bromt en mijn vader zit op zijn voorhoofd te tikken richting mij.
Doe open die deur, denk net als de deur dan daadwerkelijk ook eindelijk
open gaat. Weer die mooie meid van mijn vorige bezoek die snel weer wat
kippen uit het huis jaagt. En daar was mijn pleegvader weer in zijn
onderbroek met hoed en veren op. Volgens mij ligt die de hele dag die
mooie meid te kieren en wat die met die kippen doet dat weet ik niet.
Maar ze rennen wel keihard weg voor hem, dat vind ik toch wel op zijn
minst opmerkelijk.
De Camat schrikt als hij mij ziet en geeft de meid een uitbrander dat ze hem niet gewaarschuwd heeft voor zo'n 'hoog' bezoek.
Hij verontschuldigt zich voor zijn kleding en roept mijn 'familie'
binnen, slikt raakt zijn stem kwijt en vliegt een zijdeur door.
"We zitten in ieder geval in de schaduw nu," zegt Ed. "Nu maar hopen dat hij echt aan onze kant staat." Zegt hij pestend.
Anton begint de kogels in zijn cilinder bij te vullen vanuit zijn riem.
Mijn pa neemt een slok bier en houd de lege pul stevig vast. Ik check
onbewust mijn vlindermes en verplaatst het van mijn linker naar mijn
rechterbroekzak terwijl ik honderd procent zeker wist dat het goed zat.
"De Camat staat aan onze kant jongens." "Vertrouw me nou." Ik ging in
de burgemeestersstoel zitten met mijn benen over de leuningen geslagen.
"Dit is mijn huis, mijn stiefpa!"
Ed Lacht.
"Frans hier kun je niemand vertrouwen," zegt mijn vader op zich gelijk
hebbend. Ed sprong mij eindelijk bij: "Als Frans echt geadopteerd is
zit het wel goed."
"Denk ik hoor," er achter aan plakkend om een slag om de arm te houden, de slang.
Mijn vader is al snel akkoord na mijn vreemde verhaal over de
uithuwelijking van mijn vriendin en mijn hulpkreten aangehoord te
hebben. Ook heeft hij voor elkaar gekregen dat Anton Reker de
schietgrage commissaris met ons meegaat en ene Ed Rumambi die een
zakelijk raadgever en vriend van ons was in die tijd. Deze Ed is zo
glad als een paling in een emmer snot en een zeer goede oplichter uit
Manado die heel Jakarta gek liep te maken met zijn mooie praatjes. En
wij profiteerden van zijn kennis en leerden gretig van hem. In een land
van corruptie en oplichting is het wel zo fijn als je één
stap voor bent daar waar het nodig is. Wat hebben wij gelachen met die
man, die zwaar misbruik maakte van zijn blanke gezelschap in ieder
situatie.
Ook als wij na een bijna gezellige heenreis richting Karang Anyar, daar
ik met niets anders als die meid in mijn kop zat, kan deze Ed het weer
niet laten als wij aangekomen zijn in Prowokorto en vanwege de
vermoeiende treinreis en het vele bier onderweg, besluiten te
overnachten in het enige Hotel tussen Prowokorto en Cilacap.
"Laat mij maar even praten," zegt Ed met zo een typische Indostem die
door zijn neus klinkt, ons tegenhoudende voordat wij de trap van het
hotel op willen lopen.
"Wachten jullie maar even," en geeft een knipoog naar ons.
"Je gaat godverdomme niet gek doen hóór Ed niet nu!,"
roept mijn vader hem na. "Ik ben gebroken en wil een bed, dus geen
problemen Ed." Op zijn voorhoofd naar ons tikkend.
Ik en Anton wuiven dronken het hele gedoe weg met een gebaar van 'hij bekijkt het maar, we zien het wel'.
Anton zijn dikke buik schudt van het lachen en staat wachtend aan zijn
snor te draaien. Daar stonden we dan in die bloedhete zon te wachten op
God weet wat Ed nu weer aan het sjoemelen was.
We willen net een plekje schaduw zoeken als er een rode loper over de
trap gerold word en waar Ed over naar beneden loopt ietwat haastig en
knipogend voor de Chinese eigenaar uit.
Hij pakt ons snel bij de armen en zegt: "knik maar ja, als hij iets
vraagt," en gaat verder: "Frans jij bent de zoon van Ronald Reagan,
Jan, Anton jullie zijn zijn bodyguards!"
"Frans jij bent incognito op reis door Java om de economische
mogelijkheden te bekijken," verteld hij vliegensvlug onhoorbaar voor de
Chinees met een onbeweeglijke mond.
"Ed je bent knotsknettergek! en geloof die chinees dat?" Vraagt mijn vader ongelooflijk en gegeneerd.
"Zeg maar ja als hij iets vraagt, altijd goed." Beantwoordt hij zonder blikken of blozen
We zijn allemaal bloedlink op Ed maar konden nu niet meer terug. Hij is gek wisten we maar nu ging hij wel heel ver!
"We mogen gratis verblijven," ging hij verder. "Lekker toh?" De g sprak
hij nooit uit. "Vrouwen bier eten slapen alles voor niks!"
"Waarom doe je dat nou Ed heel vervelend, het kost haast geen reet dat
Hotel!" zegt mijn vader. Ik en Anton liepen al waggelend dronken de
trap op en lieten hun nog even bekvechten.
De hele staf van het hotel en alle kamermeisjes en obers op een rij in
de gang maken een diepe buiging als we binnen komen. Ik loop achter
Anton die mij aan de directie voorstelt als Francis Reagan en houdt een
vinger voor zijn mond en zijn andere hand op zijn Colt in het
spierwitte holster, van "ssst niet verder vertellen," waar we een nog
diepere buiging opkrijgen een heftig 'jazeker' bevestigd krijgen.
"Of je de mensen een hand wil geven Francis," vraagt Anton mij. "Het hoeft niet hoor als je er geen zin in hebt."
"Zeg maar dat dat goed is maar ik wil binnen vijf minuten ijskoud bier!" Fluister ik terug in zijn oor.
"Uitstekend plan beschouw het als geregeld"
Anton ging nu ook populair doen. Ik en mijn vader die inmiddels met
zijn Rayban op om hem heen kijkend om zijn opdracht heel serieus te
nemen om niet door de mand te vallen, geneerden ons dood.
Pa en Ed staan achter me en geven ook wat handjes schudden weg. Zo gaan we onze adem inhoudend de gehele rij af.
Ed stelt zich voor als Minister van binnenlandse zaken en economie. "Zo
is het genoeg Ed," sist mijn vader hem toe uit een mondhoek.
Na dit vlot en trillend op mijn benen gedaan te hebben, volg ik Anton
die met grote stappen op het Restaurant afliep wat geheel was ontruimt
voor ons en waar er een tafel met vier flessen Anker bier met
bierpullen en een emmer ijs klaar staan. Mijn vader en Ed ieder aan een
zijde van mij volgen ook.
"Vuile vuile pestpleurislijer dit vergeef ik je nooit," gift mijn vader
naar Ed met een spierwit gezicht, net als mij lachend als een boer met
kiespijn.
Als we eenmaal aan het bier zitten komen we een beetje bij en draait
mijn vader een slag van honderd procent om, in manier van denken en
praten.
"We kennen lullen wat we willen maar hij heeft het wel weer voor elkaar!"
Ed lacht als de slang Slis uit de tekenfilm van Robin Hood en zegt:
"Alleen één klein dingetje.." Nou gingen we het krijgen, wisten we.
"Er zit een compagnie soldaten in de buurt en die komt zo langs."
"Godverdomme waarom dan?" vragen ik en pa te gelijk.
"Niets bijzonders alleen lachen knikken en een hand geven."
Onze blikken ontmoeten elkaar en er stond vuur in onze ogen.
We konden hem wel verbranden.
"Maar ik heb ook goed nieuws," zei hij tegen ons nog witter geworden
gezichten. Anton keek nergens van op en ging door met het kluiven van
zijn kip.
"Goed nieuws? Van jou, ellendeling!" zegt pa die op een humoristische
manier voortdurend in de clinch lag met Ed als Abott en Costello.
"Jazeker die Chinees laat vrouwen komen zonder iets te vragen!"
"Ja jijwel viepeuk!" "We kennen je toch Ed." "Je hebt weer flink misbruik van de situatie lopen maken."
Hij lacht om zijn eigen slimmigheden en zegt zoals altijd niet meer dan: "T, t, t," op een manier; 'van dat is niet waar'.
Legertrucks stoppen voor deur met luid geronk en gerem.
"Nu maar even meespelen dan," zegt Costello weer, "Daarna zijn we klaar."
"Wij zijn nooit klaar met jou," zegt Abott.
Ik schrik me rot als er twee minuten later in de gang op de rode loper
een heel regiment soldaten staat. In strakke houding in vol ornaat en
mitrailleurs allen dezelfde kant, het plafond gelukkig, opgericht.
"Geef acht!" Schreeuwt de met nog meer medailles behangen Sergeant die
verdacht veel op een kerstboom leek. Groen met slingers, glitters en
strepen. Hij had dezelfde snor als Anton en stond met een glimmend
zwaard met een rode kwast aan het heft langs zijn bovenarm omhoog
houdend, doodstil op ons te wachten. Ik en mijn vader en nu ook Anton
slikken onze ellende door en gaan helemaal lazarus, proberend gelijk
stappend volgens protocol de rij langs waar we snel mee op hielden wat
dat hield voor geen meter, letterlijk dan.
De soldaten keken strak voor zich uit en keken ons niet aan als ze va
ons een schouderklopje krijgen. De sergeant krijgt een hand, geeft een
saluut en een order naar zijn regiment die allen tegelijk het Hotel
weer uitmarcheren. De sergeant draait zich bij de uitgang met een
stevige stamp op de grond nog eenmaal om salueert nog een keer en
verdwijnt.
Ik ging haast van mijn stokkie en plofte opgelucht op het bed neer in
een van de aan ons toegewezen kamers die op allen een rij zaten.
Als
ik net slaap word er op mijn deur geklopt en staan er twaalf mooie
meiden even strak op een rij in saluut met mijn vader en Ed ervoor.
Helemaal dronken hadden zij hun aan leren treden en marcheren. "Een
twee drie mars," liet mijn vader hun heen en weer paraderen door de
gang, "zodat ik ze goed kon bekijken," zei hij.
Mijn vader nu helemaal in zijn rol riep: "geef acht!"
"Pleur op jullie stelletje gekken, ik wil slapen," zei ik vermoeid en
helemaal verliefd. Ik hoorde Anton hard snurken dwars door zijn
gesolten deur heen.
"Frans," zegt Ed, "Jij bent Reagan weet je nog, je moet er drie
uitzoeken anders maak je de directie ten schande," knipoogt hij naar
mijn vader die zegt: "Jaaa Frans," om mijn leed iets proberen te
verzachten wat mijn 'verloofde' betrof.
Na een snelle blik, pik ik er drie uit en plant ze neer op mijn
voeteneind van het bed en gooit de deur met een smak dicht en ging
verder slapen.
Als ik net wegzakt wordt er keihard op de muur gebonkt van mijn kamer
waar ik wakker van wordt en verbaasd en verdwaasd zie ik drie mooie
meiden op mijn bed naast mij zitten. De hele kamer trilde.
De dames kijken mij verschrikt aan waarop ik mijn schouders ophaalde. "Weet ik veel."
"Wisselen!" word er keihard geroepen.
Na mijn hoofd wat bestudeerd te hebben begint de Camat voorzichtig een
conversatie met mij. Met vragen waar ik vandaan kwam op school zat of
werkte. Belanda (Nederland) was hoog ingeschat merkte ik. Ik loog en
bedroog alles bij elkaar daar ik moeilijk de waarheid tegen deze man
kon vertellen. Hij zou mij dan niet meer respecteren dan mijn criminele
tegenpartij die mijn 'verloofde' gekocht of besteld had voor een
baaltje rijst van vijfentwintig kilo toen ze slechts tien jaar oud was.
En daar was nou net om te doen om deze man achter mij te krijgen daar
dit ook zou betekenen dat de Indonesische corrupte geest verziekende
bureaucratie makkelijker te omzeilen zou zijn daar hij de Burgemeester
was van deze uithoek: Karam Ayam, tegenwoordig Karang Anyar wat 'Gare
Kip' betekende. Gevestigd te Cilacap, ongelooflijk maar waar. Dit in
verband met een eventueel huwelijk met Tini met alle papieren rompslomp
die er dan automatisch aan vast zou zitten.
Ik vertelde hem dat ik en mijn vader in de politiek zaten en in
Indonesië waren om het nieuwe vliegveld in Jakarta; Cikareng Dua
(Cikareng Twee) op Sukarno Hatta Airport van Taxfreeshops te voorzien
welke eigendom waren van mijn vaders zwager die toen nog het bedrijf
Wesimex bezat, in fusie zat met Golden Tulip Hotels en ook leverde aan
onder andere Schiphol. Ik gaf hem mijn visite kaartje met de gouden
cirkel van Verenigd Europa wat helemaal nog niet bestond maar ik liep
op de tijd twee jaar vooruit wat er heel officieel uitzag. The UETC;
The United European Trading Company 'Francis Borst, Overseas delegate
management,' stond eronder in gouden letters. Dit bedrijf bestond niet
maar zou wel opgericht worden als ik het voor elkaar zou krijgen 10
orders binnen te slepen voor Import Export naar Nederland maar dat is
een ander verhaal.
Maar ik vond het gelul wel genoeg en gooide het op een andere boeg en
vroeg waarom ze zonder stroom zaten op die berg van hem als er een
rivier op de top ontspringt en de gehele berg afloopt. Al die arme
mensjes zei ik maar dacht aan mezelf daar ik haast in de fik gevlogen
was bij de heftige vrijpartij met Tini en daar een olielamp bij brak.
En ik wilde wel stroom in mijn nieuwe pand op die berg! Hij kijkt me
verbaast aan.
"Gooi er een dynamo in maakt er een klein waterrad aan wat ik voor het
gemak propeller noemde want hij snapte me niet, en trek een paar
kabeltjes dan hebben al die mensen stroom."
Hij begon Javaans (Soendanees) te praten tegen mijn schoonvader in een
zware bromstem met vreemde korte keelklanken wat leek als Apachetaal of
zo gemengd met langzame zwaaiende handgebaren en op zijn hart slaande.
Kon er geen touw aan vast knopen en voelde me behoorlijk oncomfortabel
daarbij totdat ik bij mijn nieuwe 'schoonpa' een lach zie verschijnen.
Dat was alvast meegenomen. Deze man loopt op me af knielt pakt mijn
hand en kust deze en vertelt mij tot mijn verwondering dat ik
geadopteerd ben door 'het opperhoofd,' de Camat himself en moest dit
als een grote eer beschouwen.Ik bedoel het was niet precies Bram Peper,
misschien wel net zo corrupt doch een andere vertoning. Hij had groot
respect voor mij, dat kon je van Peper niet zeggen daar ik een doorn in
zijn oog was geweest net als al mijn maten van vroeger en Tini's vader
vertelde dat dit de eerste keer was dat dit adopteren ooit was gebeurd.
Met open muil zit ik de Camat aan te kijken met zijn veren in zijn hoed op zijn hoge stoel.
Is dat mijn nieuwe vader? Dat is dan al de derde dan in
één dag tijd, mijn eigen pa meegeteld. De Camat ziet dat
ik ietwat verbouwereerd over kom en loopt naar me toe en legt een hand
op mijn schouder en zegt dat hij trots is een ingenieur als zoon te
hebben en mij graag te helpen bij mijn problemen omtrent Tini. Nu zou
hij graag toch wat bier willen en wij proostten met ons drieën op
ons nieuwe verbond. Hun uiteraard niet wetende van mijn eigen plannen.
We spreken drie dagen later af en beloof mijn familie op te halen in
Jakarta die slechts uit mijn vader bestond en hopelijk een
politiecommissaris genaamd Anton Reker die een fantastische Colt Magnum
in zijn zijholster droeg onder zijn colbert. En dan zou de Camat het
verder tussen onze families regelen. Uiteraard vertelde ik dit niet en
wilde dit als troef gebruiken en wist ook helemaal niet zeker of mijn
vader wel mee zou gaan laat staan Anton Reker. Acht uur met de trein
mee en dan nog wat junglepaden en andere hindernissen is geen
kattenpis. Mijn liefde voor mijn meisje maakte me echter hoopvol en
vastberaden.
Ik kreeg een groep vrijgeleiden mee die mij begeleiden in de naam van
de Camat tot aan Prowokorto en wachten netjes tot ik veilig op de trein
zit, tussen kippen, geiten en tweehonderd schoolkinderen die mij allen
staan te bestuderen met klootogen gekleed in smetteloos witte
uniformpjes en blubber aan hun schoenen. Ik trek mijn hoed schuin over
mijn gezicht en dacht na hoe ik dit aan moest gaan pakken en viel kort
daarna in slaap. Ik had vanwege en tekort aan slaap, 'overwerk' en het
vroege drinken van een litertje bier wel zeven uur in coma zitten
slapen. Een luid snerpend piepend afremmende trein maakt mij wakker in
een stad net een uurtje verwijderd van Jakarta. Kijk dit schoot alvast
op en scheelde alvast een ellendige terugreis. Ik had deze keer niets
van de aftandse bruggen en het gevaar gemerkt. Ze hadden me zo kunnen
rippen en had ik nog niets gemerkt of zou slapend in een ravijn zijn
gestort. Ik hoopte en bad dat mijn vader en Anton de commissaris van
Oost Jakarta mee terug zouden gaan nar Cilacap.
Na onder de schrammen van doornestruiken en mijn witte tennissokken in roodbruin zijn
veranderd door de beten van bloedzuigers die trouwens op de meest
vreemde plaatsen zaten waar ik nog geeneens op terug wil komen maar die
brandt je er dan af met je Zippo of snijdt, schraapt ze eigenlijk meer
met een scherp mes van je huid af. Dus dan staat je schaam- of
borsthaar in de fik terwijl die vieze beesten sissend in je gezicht uit
elkaar klappen. Heerlijk niet? Adventure, follow me!
Eindelijk door dat woeste bergwoud gehakt 'ontwormd' leeggezogen
en al waren we helemaal rood van t bloed want die ronde cirkelzaagjes
in die bekkies van die bloedzuigers zijn net scheermesjes dat gaat niet
echt snel dicht. Gelukkig had ik vloeitjes bij me voor net als na het
snijden bij t scheren dus als een soort van derde wereld kerstbomen
versierd onder de rode vloeislingers liepen ik en mijn 'schoonpa' het
woud uit om over te stappen in de blubber, kniediep de desa's in. Mijn
hele pakje vloei was op en er gaan er vijftig in een pakje dus dan weet
u wel hoe we eruit zagen. Als we nou een paar van die 'gehuurde
jongens' tegen zouden komen waar we verstoppertje voor liepen te spelen
waren ze er keihard vandoor gegaan. Daar ben ik van overtuigd. We leken
wel twee zombies of net inpakte mummies. En dan nog gewapend ook met
speer en mes, wat een vertoning. Ik blijf gelukkig altijd en overal de
humor er van in zien anders was ik allang weggestopt diep in een kelder
van een of ander gekkenhuis. Hier in de desa's hoefde ik geen
bloedzuigers meer te vrezen verzekerde 'Pa' mij alleen was het
vervelend dat het geregend had want dan gingen de cobra's jagen. Hij
wees naar het einde zo'n anderhalf kilometertje verder waar t veilig
was en het huis van de Camat of burgemeester zouden bereiken wat in dit
geval gewoon een dorpshoofd zou blijken. Nou heb ik een beetje kaas
gegeten van het dierenrijk en weet ik toevallig dat de Javaanse cobra
de allergrootste (zwarte) cobra is die er op de wereld bestaat en dat
als je gebeten word binnen dertig minuten hulp moest krijgen anders was
het einde verhaal. Nou hulp was hier ver te zoeken, sterker nog ze
liepen ons te zoeken om om zeep te helpen. Pikdonker nog steeds elke
stap wegzakkend in de modder en dat twee uur lang elke stap kon je
laatste zijn waardeloos, alsof je in een mijnenveld liep.
Eindelijk is het dan zover en precies bij een zachte zonsopkomst en
kraaiende hanen komen we aan bij een witgeverfd zowaar stenen huis met
een rood dak. Hier mocht de boze wolf komen blazen werd mij verzekerd.
We waren veilig.
"Rumah Camat," zegt mijn 'Pa'.
Het huis van de burgemeester.
"Als je nou slim ben geef hem dan een klein cadeautje dan hebben we hem mee, hij weet van de situatie af," vervolgt hij.
"Tienduizend genoeg?" (was toen vierenhalf euro)
"Zat," zegt hij.
"Weet je hij krijgt er nog een slof sigaretten bij ook en jij ook."
Snel loopt hij naar een van de toko kaki lima's (lett.vert:
vijfvoetswinkeltjes) waar hij iemand wakker maakt en twee sloffen Sjam
Soe kocht. De boef wist wel welk merk hij nam, de duurste wat voor mij
slechts een lachertje was. Het zijn ook de lekkerste sigaretten daar en
je word er lichtelijk high van en geruchten doen de ronde dat er een
klein heel klein beetje wiet in zit. Dat was voor mij voldoende info.
Mijn merk was Sjam Soe met een geel bandje en zonder filter.
De 'burgemeester' word moeilijk wakker en eindelijk doet er een bediende of dochter de deur open, die gelijk spierwit wegtrok.
We zagen er niet uit natuurlijk.
"Frissen jullie je maar wat op," zegt ze binnensmonds met gesloten ogen
en gebogen hoofd. "In de tussentijd maakt Pak Camat zich klaar om u
beiden te ontvangen."
"Had je nog een biertje meegenomen?" een slof sigaretten aanpakkend.
"Hadoe, vergeten Francis!"
Fijne schoonpa begint dat gedonder nou al, ik ken m net een halve dag. Probeert nou al mij pilsje te blokkeren.
"Ik moet een pils hebben ik ben gestresst wat moet ik nou met die vent
die Camat?" terwijl ik de vloeitjes en blubber van me afwaste met een
mandiebakje water scheppend uit een emmer bengelend boven een waterput.
"Hij kan je helpen de problemen op te lossen."
"Ik heb helemaal geen problemen, wie verkoopt zijn dochter nou voor een
zak rijst man?" zei ik pissed off. Mijn wonden bekijkend.
Ik had de arme man in verlegenheid gebracht en de tranen stonden in
zijn ogen. Het is hier allemaal zo anders door die tyfusarmoede laat
mensen de gekste dingen doen en ik vroeg hem mij te vergeven: "Minta
Maaf Pak?"
Hij boog diep keek ongelovig naar mijn gezicht en zag dat ik het meende
en zei "Tidak apa apa," geen probleem, hij begreep het dat het voor mij
zeer moeilijk was te begrijpen.
"Hier heb je vierduizend ga even twee flessen bier kopen of wacht doe
maar drie, hier heb je er tweeduizend bij, wie weet wil die Camat er
ook wel één."
"Masih pagi!" nog vroeg!
"Vroeg is niet het enigste wat er nu vreemd is, moet je kijken hoe
ik er uit zie man." beantwoord ik mateloos geïrriteerd.
Oeps ik had hem alweer laten schrikken met mijn grote smoel, ze zijn zo
zachtaardig maar snijden je keel af voor een bos waspeen. Maar alleen
als er niemand kijkt want voor en handdoek stelen bijvoorbeeld wat ik
persoonlijk heb meegemaakt trappen ze iemand ter plaatse hartstikke
dood. Stelen is taboe in Indonesië. Ook heb ik iemand op de markt
doodgeschoten zien worden door een M.P. voor het pikken van een appel.
Zo hard treden ze hier op. In het algemeen is er dus helemaal geen
sprake van criminaliteit in Indonesië. Hoe kwam ik dan toch in
deze situatie en latere situaties terecht. Ik vroeg er echt niet om.
"Komt door je kop," zei mijn eigen vader altijd dan tussen neus en
lippen en bier door in een of ander restaurant als ik weer eens binnen
vijf minuten aangeschoven zit bij een stelletje maffiosi en hoeren, "En
je houding."
"Die spoort ook niet," zei hij dan even snel.
"Wat is er mis met mijn houding?" "En mijn kop?"
Kreeg ik gewoon geen antwoord. Als ik dan doordraafde om het antwoord
zei hij: "Ach jongen je beseft het zelf niet." "Kun je niets aan doen
heeft zijn tijd nodig."
Al had hij gelijk achteraf gezien op dat soort momenten kon ik hem wel vermoorden omdat hij het niet uitlegde.
Daar schoot ik niet veel mee op. Ja vier jaar later viel het kwartje
pas maar had wel al de nodige littekens daarbij opgelopen en mag God
danken dat ik het overleefd heb.
De enigste criminelen die ik zelf trouwens kon waren ik zelf en mijn maten uit Flat Pulomas in Oost Jakarta.
Voorlopig zat ik nou in de gare kip (Karang Anyar) een buitenkampong van Cilacap.
"Lopen nou maar alsjeblieft, ik sterf van de dorst en zenuwen."
Hij kijkt nog even verdwaasd achterom. "Ja drie bier," met drie vingers er bij opstekend voor het geval dat.
Ik hou niet van autoriteiten en dan zo'n Camat wat moest die nou eigenlijk van me? Ik kon mijn eigen boontjes wel doppen.
We zitten te wachten met bij mij twee flessen bier onder mijn
klapstoeltje en een tussen mijn benen geklemd tegenover een hoge zetel,
een oude kolerestoel die volgens mij van Koning Willem de Eerste zelf
was geweest met afgesleten en gaten gesleten fluweel of velours maar
waar mijn schoonpa onderdanig naar wees en zei dat dát de
burgemeesterstoel was.
Verder stond er helemaal niets in de kamer en de grond was van klei.
Geen tegels geen zijltje niets. Gewoon net als buiten. Twee kippen
worden zelfs nog snel even door de meid naar buiten gejaagd met een
zwabber onder luid gekakel, vliegende pluisjes en haastige stappen van
het pluimvee. Wat een stadhuis! Wat een eer om hier op audiëntie
te mogen, moeten komen. Mijn fles bier is op en besluit die van mijn
schoonpa ook maar open te draaien die toch geen trek had want die vond
het te vroeg toch? Ik ging eens lekker in die ouwe burgemeester stoel
zitten onder verschrikt gezicht van 'Pa' die helemaal gek word van de
zenuwen als er een lange man met een wit laken omgeslagen en een
gleufhoed op met een paar veren aan de zijkant gestoken boven een zeer
strak gezicht binnenstapt. Dit was een slimme man dat zag ik gelijk.
Hij dwong respect af.
"He daar hebben we Winnetou zei ik half lazarus," hij verstond het toch
niet. Ik sprong uit zijn stoel zei dat hij lekker zat, een burgemeester
waardig en paste me snel aan de situatie aan en maakte een diepe
buiging en gaf hem tussen gevouwen handen verstopt tienduizend Roepiah,
die hij glijdend met zijn handen langs de mijne onzichtbaar aanpakt. Ik
loop naar mijn stoel pak een slof sigaretten en zeg: "Lihat Pak Camat,
aku bawa oleh oleh!" Heb een souveniertje bij me baas.
Hij buigt diep terug zegt vijftien maal bedankt en dat we konden gaan
zitten en neemt zelf plaats in zijn zetel waar hij kaarsrecht in
probeert te blijven zitten. Ik was benieuwd wat er ging gebeuren.
"Biertje?" vroeg ik om de spanning de breken. Het was kwart over vijf 's morgens.