Jefken zag een pastoor met een 'col romain'. "Wa wil da zeggen, zo'n averechtse col?" vroeg hij. "Dit wil zeggen dat ik Vader ben" antwoordde de priester. " 'k Zien ik ook voder", zei Jefken, "mo'k dragen ik mien kol nie averechts." "Ja maar", lachte de pastoor, "ik ben Vader van duizenden". Zei Jefken: "Zoe je ton nie beter je broek averechts andoen?"