Zoals ik hiervoor reeds liet doorschemeren, zocht Mr. De Wolf mij telkens op om te vragen of ik niet geïnteresseerd was om bij hem in de buitendiensten te werken. Volgens hem had ik de juiste uitstraling en zou ik de geschikte persoon hiervoor zijn. Ik twijfelde want ik kende mezelf en ik vreesde dat, met teveel vrijheid, ik misschien wel iets te losjes met die vrijheid zou omgaan.Anderzijds hoopte ik dat Mr. De Wolf, de teugels wel strak zou houden en dan zat er wel een mooie toekomst in. Toen werd mijn Dienstoverste, Mr. De Greef ziek en het zou minstens voor een paar maanden zijn. Hij werd tijdelijk vervangen door Mr. De Wolf en toen werd der druk steeds maar groter en ging ik uiteindelijk naa Dir.Rodeyns en stelde mij officieel kandidaat als inspecteur. De baas zei me dat hij al op de hoogte was van mijn verlangen en dat hij in principe akkoord ging. Het zou wel pas tegen de volgende zomer zijn dat ik zou gaan maar dat was dan ook een aangenamere periode om de baan op te gaan. De Lente kwam en ging voorbij en de zomer begon en ik hoorde maar niks. Intussen was Dienstoverste De Greef terug uit ziekteverlof. Toen mijn geduld ten einde was en ik opnieuw een gesprek met Dir. Rodeyns aanvroeg, zei deze mij dat Mr. De Greef zich verzette tegen mijn vertrek. Hij had mij nodig in de binnendienst, punt uit.Ik vond dit buiten mate cru en in een opwelling vroeg ik Mr.Rodeyns of hij mijn ontslagbrief (die ik op zak had, voor het geval dat....), zo wou aannemen ofwel of ik hem "aangetekend" moest versturen. Rodeyns sloeg wit uit en vroeg wanneer ik wou vertrekken. Ik zei :"Vandaag nog". Een dag later liet hij mij weten dat ik tot de 15 de van de maand(september 1954) moest blijven, kwestie van loonafrekening en daarna kon beschikken. Daar stond ik en ik wist niet van welk hout pijlen maken. Ik las in de krant dat een niet genoemde firma in een café aan het station te Leuven een inlichtingsvergadering zou geven en eventueel verkopers zou aanwerven. Ik ging er naartoe en liet mij overhalen. Ik zou van 16 september af kunnen beginnen als deur aan deur verkoper van de wonderstofzuiger Balex. Nu thuis nog vertellen wat er gebeurd was en afwachten wat daar de reactie zou zijn. En die was niet pluis. Ik was een koppigaard die met zijn geluk en met dat van zijn (intussen) twee kinderen speelde en mij onnozelweg in een avontuur liet meeslepen..... En nog zoveel andere dingen meer. Ik kwam stilaan tot het besef dat ik mezelf in de puree had laten duwen en ik moest er dan ook proberen het beste van te maken.
Ik ben toch eigenlijk een rare snuiter. Nadat ik een blog gestart had in de maand april, wou ik eerst wel eens zien of er ook interesse was van andere mensen voor hetgeen ik schreef. Na enkele dagen bleek alleen mijn kleindochter Karen een berichtje gestuurd te hebben en dus liet ik alles maar voor wat het was en keek er niet meer naar om. Intussen kreeg ik van een soort controledienst een berichtje waarop ze mij aanmaanden nog wat verder te doen zoniet zou mijn blog niet blijven bestaan. Ik dacht toen: "Doe maar...Er is toch niemand die me leest." Maar tot mijn niet geringe verwondering bleef mijn blogske bestaan en toen ik, een tijdje geleden, mijn dagboek raadpleegde, stonden daar maar liefst twee lezers op die het de moeite hadden gevonden mijn teksten te lezen. Ik was die beide dames zo dankbaar, dat ik besloot om toch maar verder te doen. En nu is het zover. We zijn terug van weggeweest en hier gaan we dan.... Na het beëindigen van mijn legerdienst werd ik zo snel als mogelijk door ons Jeanneke aan de haak geslagen. Legerdienst gedaan in juni 1947, getrouwd in oktober 1947. Een beetje de zelfstandige uitgehangen maar in maart 1949 nam ik een wijs besluit : ik zocht en vond werk in een grote verzekerings- maatschappij in Leuven. Ik kwam terecht op de productieafdeling "brand" en ik bleef er tot september 1954. Ik stapte het af want ik was een koppig ventje en ze moesten mij geen smoezen wijsmaken want dan ging ik steigeren. Ik vertel even wat er gebeurd was. Ik had dus op het kantoor wel degelijk mijn stiel geleerd, ik kende een brandverzekring van binnen en van buiten en mijn ambities groeiden om een andere, meer verantwoordelijke functie te kunnen waarnemen. Daarbij kwam dat de Hoofdinspecteur, Mijnheer De Wolf, telkens hij bij ons op kantoor kwam naar mijn bureau kwam om te vragen of ik
Wie humaniorastudies gedaan had kon zich voorstellen voor korporaal maar ik verkoos het vak van chauffeur. Dat was plezanter, iedere dag met de auto en de mannen op stap en zelf geen controle moeten doen, dat betekende dus , een hele dag vrij. Ik groet hierbij, voor zover ze nog in leven zijn, mijn ouwe makkers waarvan de namen mij nog te binnen schieten : Vic Mertens uit Holsbeek, Fille Vranckx , toen uit Lubbeek nu Erps-Kwerps, Dré Van Branteghem uit Herzele, de Steen, ene Van Steen waarvan ik mij de voornaam niet meer herinner maar hij was uit St Eloois Vijve. Verder waren er Willem Van Craeynest uit Heule, de Huysentruyt uit Kortrijk en dan nog Werner wiens achternaam mij ontsnapt. Soms vraag ik mij af wat er van die kerels geworden is, allemaal fidele jongens en wacht, ja, er was ook nog de postbode uit Schellebelle, de Fons en er was Van Acker, de oud Bokser,die wij hadden kunnen overhalen om met de Gentse Feesten zijn hand op te steken voor de bokstent op de kermis en waartegen de uitbater van die bokstent bij het binnegaan tegen hem zei. Van Acker, ge gaat toch niet echt willen winnen ,hé. Van Acker was dan ook ampioen van België geweest bij de liefhebbers. Verdorie, hij kende hem.Hij heeft dan ook maar wat plaagslagen uitgedeeld en zichzelf afgeschermd, de match eindigde onbeslist en Van Acker mocht met zijn soldatenmuts eens rondgaan, hij haalde genoeg op voor een toerneetje voor onze groep. Begin maart 1947 werd ik overgeplaatst naar Duitsland, naar een regiment Houtvesters, nog zo iets dat eigenlijk niks met het leger te maken had maar met de koolmijnen. Tijdens de oorlog hadden de Duirsers hier bij ons de bossen kaalgekapt voor mijnhout d.i. dennenstammen die moesten dienen om de gangen in de koolmijnen te ondersteunen. Wel, wij zijn hetzelfde gaan doen bij hen, na de oorlog. Ik werd daar bij de losploeg ingedeeld omdat meestal Duitsers met de opleggers reden maar ik was wel reserve chauffeur en éénmaal heb ik zelf een oplegger vol houtstammen moeten gaan ophalen in de bossen van Schleiden om hem te voeren naar het staion van Kalterherberg, dat gelegen was op Belgisch grondgebied, op 50 m.van de grensovergang. De ploeg lossers waar ik bijhoorde bestond praktisch helemaal uit beroepssoldaten en ik herinner mij maar 2 namen n.l. ene Put een grote struise jongen uit de streek van Mechelen en een West Vlaming, ik geloog dat hij Gerard heette. Hij was een goedlachse man van het donker type. Op 16 juni 1947 zwaaide ik af en dat was dan mijn legerdienst geweest. ...tot volgende keer.
In Saive verbleven wij slechts één maand, net de tijd om ons een beetje militaire tucht en oefeningen bij te brengen en ook ons te leren schieten en ons geweer onderhouden. Daarna werden wij her en der verspreid over verschillende kazernes in het land, vanwaaruit wij onze controlefuncties zouden gaan uitoefenen. Ikzelf kwam in Gent terecht eerst in de bakkerij van Sint Pieters maar dan na een paar maanden in de Rollin kazerne in de Brusselse Poortstraat. Het was een heel speciale situatie want er bestond ook een afdeling Rijkswachters met de naam Sédichar. 's Morgens om 8 uur was er de groet aan de vlag en daarna kwamen de Rijkswachters bij ons binnen om, samen met de soldaten, ingedeeld te worden per groep die in een camionette werd gestoken en die door een chauffeur naar een bepaalde gemeente gebracht werd voor controles op de verschillende wegen. Per gemeente waren dat 2 Rijkswachters en tweemaal 1 korporaal en 2 soldaten en die werden dan ergens op een drukke verkeersweg neergezet telkens 1 Rijkswachter 1 korporaal en 2 soldaten en iedere voorbijkomende wagen die geladen was met steenkool, moest tegengehouden en onderzocht worden. H ier stop ik maar weer en doe morgen voort. Tot ziens !!!
Ik ben Amand, jaja je leest goed, ik ben geen r vergeten, mijn naam is wel degelijk Amand naar de heilige Amandus, de pionier van het christendom in Vlaanderen.Vooreerst wens ik aan iedere bezoeker van mijn blogske van harte welkom en hopelijk komen jullie nog dikwijls terug, zo leren we elkaar beter kennen als u tenminste de moeite wil doen om uw bevindingen in mijn gastenboek mee te delen. Eind juli wordt ik 80 maar dat belet mij niet nog volop van het leven te genieten.Eind juli 2005 zal ik dan ook al 20 jaar met pensioen zijn en ik kan begrijpen dat Minister Vandelanotte daar niet hoog mee oploopt. Volgens mijn huidige gesteldheid ben ik nog goed voor een nieuwe 20 jaar en ja, dan vraagt een mùens zich af waar de staat het nodige geld zal vandaan halen om mijn pensioen verder uit te betalen. Maar kom, zolang ze geen moordbrigade op mij afsturen, blijf ik leven zolang ik er zin in heb ( in't Frans zeggen ze daarbij : "s'il plait à Dieu et les Gendarmes". Ik heb mijn hele leven in de Verzekeringssector gewerkt en meer specifiek in de sector van de "Brandverzekering". Na de oorlog van 1940-45 werd ik in juni1946 binnengeroepen voor mijn legerdienst.Ik ging binnen in Saive, een klein dorpje tussen Luik en Verviers en werd ondergebracht in de speciale Legerafdeling "Sédichar" en dat was de afkorting van Sécurité de Distribution de Charbon" want op dat ogenblik was Achille Van Acker eerste Minister in ons land en er waren nogal wat problemen in verband met de verdeling van de kolen waarop ieder gezin recht had.Omdat ons volk van nature uit nogal sjoemelaars zijn, was het nodig daar een serieuze controle op uit te oefenen. Hier ga ik stoppen voor vandaag,morgen vertel ik wellicht verder. Ciao ....tot lees.