Een vriend is de helft van je ziel
Het overlijden van mijn vriend verduisterde mijn hart en in alles waar ik naar keek, zag ik de dood. De stad was een straf voor mij en ons huis één grote ellende. Alles wat ik met hem had gedeeld, was zonder hem een onbeschrijflijke marteling geworden. Mijn ogen zochten hem overal, maar ik zag de leegte. En ik had nergens meer zin in omdat hij er niet was en omdat niets tegen mij kon zeggen: "Kijk, daar heb je hem," zoals toen hij nog leefde, als hij even weg was geweest. Ik wist geen raad met mezelf en ik bleef mijn ziel maar vragen waarom ze toch zo bedroefd was en mij zo van streek maakte. Maar ze kon mij geen antwoord geven. En als ik zei: "Vertrouw maar op God," gehoorzaamde ze niet, en terecht, want de geliefde vriend die ze verloren had, was veel echter en beter dan het fantasiebeeld waarop ze van mij moest vertrouwen. Alleen huilen deed me goed. Dat bracht mijn ziel aangename rust nu mijn vriend er niet meer was. (…)
Het verbaasde me dat de andere mensen bleven leven, want mijn vriend die ik had liefgehad alsof hij nooit zou sterven, was dood. En het verbaasde me nog meer dat ik, die toch zijn tweede ik was, na zijn dood gewoon bleef leven. Iemand heeft ooit heel terecht gezegd dat een vriend de helft van je ziel is. Ik had het gevoel dat mijn ziel en de zijne één ziel waren in twee lichamen. En ik vond het leven afschuwelijk omdat ik niet als een halve mens wilde leven. Misschien was ik daarom ook wel zo bang om dood te gaan, want iemand van wie ik zoveel had gehouden, mocht niet helemaal sterven.
Belijdenissen 4
|