Men maakt een werkstuk inde klei ( beeld, pot..enz ) zodat de oppervlakte mooi glad is. Is het werkstuk volledig droog, dan wordt het een eerste keer gebakken op ongeveer 950 à 1000 ° C , met in een elektrische oven (biscuit). Vervolgens brengt men een sliblaag aan op het werkstuk. Nadien volgt een laag glazuur. Het werkstuk wordt nu in een gasoven geplaatst en verhit tot ongeveer 1000° C en met een rakutang uit de oven gehaald. Vervolgens, wordt het werkstuk in een rookvat (met deksel) gestopt. Het vat is gevuld met bvb schavelingen (eik). Door de temperatuurschok, gaat het glazuur craqueleren. De barstjes die ontstaan worden door de ontstane rook ingekleurd. Bij afkoeling van het werkstuk, gaat de sliblaag meer krimpen dan de klei van het werkstuk en komt daardoor los van de wand. De wand komt opnieuw bloot ( naked ), maar daar waar de rook door het glazuur en de sliblaag kan dringen ontstaat er een grimmige en onvoorspelbare tekening.
|