Roman
Goedemorgen Louis
12-02-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 1

Veel leesplezier, let op dat u de juiste volgorde van hoofdstukken heeft.

‘Goedemorgen Louis’

‘Goedemorgen mijnheer Lemans’

Zo klonk de dagelijkse begroeting in het pittoreske krantenwinkeltje aan de zeedijk in Blankenberge. 

Sinds Jan Lemans met zijn Juliette in de badstad van het volk waren komen wonen stapte Jan klokslag zeven uur het krantenwinkeltje binnen. Waarschijnlijk hebben er weinig mensen oog voor dat prachtig stuk architectuur. De bijna pittoreske torentjes aan beide kanten van het dak misten hun welverdiende aandacht, zelfs bewondering, doordat de winkel onder aan de consumenten meer aansprak.

‘Mooi weer’ Zei Jan en keek naar buiten.

Louis, in feite de vader van de eigenaar, zei op zijn Blankenbergs: ‘lot ze mor schijnen’

Beide mannen waren van dezelfde leeftijd. Net de zestig gepasseerd. De jaren van noeste arbeid hadden hun tol geijsd, al geven ze dat niet graag toe.

De ochtenduren in het krantenwinkeltje nam Louis voor zijn rekening, zodat zoon Leo de winkel lang kon openhouden.

‘Morgen begint het.’ Zuchtte Louis alsof hij voor de muur van Geraardsbergen stond met de fiets aan de hand.

‘En de zon speelt mee. Morgen begint de vakantie. Ik zie er naar uit.’ Antwoordde Jan. Er verscheen een glimlach op zijn gebruinde gerimpelde gelaat.

‘Dan zijn de monokini's er weer’ Lachte Louis, In de ietwat doffe, te veel gebruikte ogen van Jan kwamen sterretjes.

'Dat geeft het leven nog meer zin, daar put ik mijn kracht uit. Je weet hoe labiel mijn gezondheid is, en soms verlies ik een beetje de moed, verlies ik de goesting om verder te gaan, maar als ik de dames in monokini dan zie, dan bloei ik weer open.’ Filosofeerde Jan Lemans.

‘Zo is, en niet anders’ wist Louis, die het aan de lijve ondervond, want ook hij sukkelt met zijn hart. Jan wreef met volle hand over zijn gelaat, alsof hij de sobere gedachten van het bord veegde.

Er begonnen klanten te komen zodat beide mannen ‘tot morgen’ zegden.

De wind was al op vakantie vertrokken. De zon miste de afspraak niet.

Jan wandelde tot aan het strand, zette zich op een hagelwitte bank en begon zijn krant te lezen.

De vroege vogels van de gemeentediensten hadden er voor gezorgd dat alles er netjes bijlag.

Jan begon halverwege de krant, de sportpagina die las hij met veel interesse. De rest sloeg hij over. Politiek en financiën was niets voor hem. Ongevallen, daar werd je alleen maar droevig van en de misdaad, daar had hij zijn buik van vol.

Veel sport, in het bijzonder voetbalnieuws, stond er niet in de krant, zodat Jan vlug klaar was. De voetbal lag stil.

Wat een raar gevoel geeft. Het is een beetje als ophouden met roken. Je mist wat. Je voelt je verdwaald.

Jan lachte met zijn eigen gedachtegang. Bij hem zou stoppen met roken een gevoel van een geamputeerd lichaamsdeel geven. Het welk, ja dat is een vraag die hem nog meer binnenpret bezorgde. Hoogmoedig gaf Jan toe dat negentig percent van het aantal sigaretten die hij rookt, gewoontesigaretten zijn, zoals hij dat noemt. Van een drietal sigaretten per dag kan hij heerlijk genieten. Langzaam zuigt hij de rook naar binnen, laat hem even ronddartelen als een speelse peuter, om hem dan tergend traag op te nemen. Op zulke momenten staat voor Jan de wereld stil, hij ziet niets, hij hoort niets. Enkel het genot van de spelende rook tegen zijn gehemelte en het binnensluipen in de luchtwegen. Dat is een moment voor hem alleen. Dan heeft hij niets of niemand nodig. Beter dan wie ook weet Jan dat hij flirt met de dood. Al maakt hij anderen, maar vooral zichzelf wijs dat roken een deel van zijn leven is.

De lucht en de zee leken een wedstrijd te houden, om ter blauwste. De lucht won nipt.

De zee lag er als een biljartlaken bij. Zeker ging de gelijkenis op met een televisie uitzending over het biljartspel, want dan gebruikt men een blauw laken om een beter beeld te krijgen. Alhoewel Jan uren naar de zee kon kijken kon hij het zich niet voorstellen er op te varen. 'Daar moet je zot voor zijn om met zulke badkuip met bedlakens op zee te gaan.

Jan vouwde de krant keurig dicht. Dat deed hem denken aan het opdekken van zijn bed tijdens zijn legerdienst. Juliette kon het niet hebben dat de krant niet in de oorspronkelijke staat was. Al keek ze nooit naar politiek en sport, toch moesten die bladen op hun plaats zitten. Ze was op orde gesteld.  Dat wist Jan maar al te goed. Al kon hij evenmin tegen rommel. 

Jan keek naar het blanke strand. Veel beweging was er nog niet. In de verte, meer naar het westen, zag hij een wat ouder koppel door het losse zand stappen, blootsvoets, de schoenen in hun handen. Hun pas was traag. De ruggen gebogen. Krom gewerkt. Als het niet regent vormden die twee een onderdeel van het landschap. Een penseelstreek van een zondagschilder, niet meer, niet minder.

Op de dijk waren er wel meer die hun ochtendwandeling hielden. Sommige met hond, anderen met een kinderwagen of een dreumes aan de hand.

Vanuit Engeland zag Jan een hovercraft naderen. 'Dan moet het vijf voor acht zijn’ dacht Jan. Een blik op zijn gele horloge bevestigde dat.

Jan stond recht, een beetje moeizaam, de oude knoken wilden niet zo goed meer. Even bleef hij staan, enkel zijn hoofd draaide van links naar rechts om alles nog eens in zich op te nemen. De zuivere zeelucht snoof hij met overtuiging op. Het streelde de lange neusharen, die naar buiten kwamen om mee te genieten. Soms nam Jan een te lang neushaar tussen de nagels van zijn duim en middenvinger en trok met een korte krachtige ruk er aan. Dan durfde er wel eens een traan van pijn uit zijn oude ogen sijpelen.

Daarna draaide hij zich om en wandelde rustig naar zijn Juliette toe, die in het appartement aan de dijk op het derde verdiep nog onder de wol lag.

Een jonge vrouw, die net onder hen woont kwam buiten. Naar gewoonte knikte Jan en zette een glimlach op het gerimpelde gelaat. Stuur keek de vrouw voor zich uit en negeerde de ouwe man. Elke dag hetzelfde ritueel. Niet dat Jan zich daar aan stoorde. Wel vroeg hij zich af waarom mensen niet vriendelijker kunnen zijn. Goed ze zal naar haar werk moeten. Het brood komt niet vanzelf op de plank. Bij hem is dat niet anders geweest. Een man heeft hij nog nooit met miss zuurpruim gezien, dus zal ze er wel alleen voor staan. Terwijl hij zijn grijze cellen onnodig aan het werk zette kwam de lift. Even later stopte de lift op de derde verdieping.

Jan hing netjes zijn jas aan de kapstok. Dan liep hij naar de keuken en zette koffie, lekker verse koffie, heerlijk op een mooie morgen. Vervolgens zette hij de ontbijttafel klaar, om dan naar de slaapkamer te gaan. Juliette lag met haar slaperige ogen open. Ze deed alle moeite van de wereld om een glimlach te toveren. Gedeeltelijk lukte het. Al zou ze bij het instituut Herman Teirlinck met een grote buis buitenkomen.

Jan ruilde zijn schoenen voor gemakkelijke pantoffels in het hallkastje. Jan deed veel in het huishouden, een pantoffelheld, nee dat was hij niet. Al is sinds zijn pensionering er veel veranderd. De onregelmatige werkuren hadden voor zijn vrouwtje het leven niet gemakkelijk gemaakt. ‘Juliette is ook op pensioen.’ Zei Jan altijd. En gelijk had hij.

Beide hadden als droom dat wanneer de kans zich voordeed, ze naar de kust zouden trekken. Een appartement op de dijk van Blankenberge, meer moest dat niet zijn. Jan had wel gezegd dat hij alleen op de dijk een appartement wou. Twee jaar geleden kwam er een appartement te koop op het derde verdiep, met een mooi balkon, groot genoeg om twee zetels te zetten. Geen moment hebben ze geaarzeld. Jan was toen al op rust. Eerder bij toeval hoorde Jan het vertellen. In de Delhaize om de hoek. Geduldig wachtte hij zijn beurt af aan de charcuterie. Een vrouw die hij wel eens zag bij Delhaize vroeg aan een andere vrouw, die hij niet kende, hoe het met haar appartement aan zee ging. 'Och, sinds mijne Jef dood is ben ik er niet meer geweest.' Antwoordde de vrouw. 'En verhuren?' Vroeg de andere. 'Dat is zo'n rompslomp.' Jan mengde zich in het gesprek. 'Neem me niet kwalijk mevrouw, maar ik hoorde jullie praten, waar is dat appartement?'

'In Blankenberge.'

'Toch niet op de dijk?' Vroeg Jan alsof hij  stilletjes begon te hopen.

'Op het derde verdiep.' 'Met een lift'

 'Heb je er al aan gedacht het te verkopen?' Vroeg Jan opgewonden.

'Ja, maar wat moet je daar voor vragen?'

'Daar valt over te praten.' Jan kon zich bijna niet meer beheersen. Zou dit de kans van zijn leven zijn?'

'Jan, je bent aan het dromen.' Haalde Juliette hem uit een dagdroom. ‘Heu, heu.’ Stamelde Jan als een kind dat betrapt werd bij het wegnemen van een snoepje zonder het te vragen.  ‘Je bent aan het morsen.’ Voegde Juliette er aan toe. Jan gaf toe dat hij droomde.

De oud-rechercheur wandelde vroeger in Hoogstraten graag langs de Rozenkransweg. Daar kon hij rustig denken. Daar voelde hij de adem van Christus.

De ranke sparren die de weg afbakenden fluisterde zacht dat hij stil moest zijn. Al moest hij tijdens zijn werk enkel oog hebben voor de feiten. Daar kon hij filosoferen. Vaak wandelde hij er met zijn kleindochter. Voor haar was de vava een levend dagboek; al haar problemen of goede momenten schreef ze in zijn geest. Niemand kon beter een geheim bewaren. En goede dingen en slechte dingen mag je niet in je eigen geest opsluiten. Dat waren wijze woorden van grootvader. Als de dag van gisteren herinnerde hij het zich. Gaby was net zestien geworden, nu vijf jaar geleden. Karel, de zoon van Jan en Juliette kwam het thuis vertellen, Gaby had kanker. Amper vier weken later was Gaby er niet meer. Dat was het moment waarop Jan geen zin meer in werken had. Een tijd lang in niets meer. Dagen kon hij rondlopen met een stoppelbaard. Tot ergernis van zijn vrouwlief.

12-02-2006 om 00:00 geschreven door Joe Manshell

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 5
Mag ik vragen wie U bent ?" vroeg Sylvie voorzichtig. Aan het geritsel meende ze te horen dat de onbekende belster zenuwachtig was. "U zal me niet kennen bij naam." Fluisterde de zachte stem. "En mijn stem zal u ook wel niet kennen." voegde ze er aan toe. "Ik heb u gezien in het restaurant." gaf ze schoorvoetend toe vanwaar ze de jonge rechercheur kende. Sylvie zag de jonge vrouw die alleen aan een tafel zat voor zich, alsof het echt was. Een mengeling van blos en zenuwachtigheid sierde haar gelaat. Ze voelde zelfs een vreemd gevoel in haar buik. "Voel je ook de vlinders ?" Vroeg de zachte stem aan de andere kant. Sylvie wist zich geen raad. "Kunnen we elkaar eens ontmoeten ?" Vroeg de jonge vrouw. Sylvie voelde zich een beetje ongemakkelijk. "Misschien kun je best naar hier komen." Stelde Sylvie voor. Sylvie legde net gemengde gevoelens de hoorn op de telefoon. Het opnieuw rinkelen van de telefoon deed haar even schrikken. Ze nam vlug op, in de mening dat de andere vrouw iets vergeten te zeggen was. "Ja." "Hallo Sylvie." Klonk een mannenstem. " Jan ?" Vroeg Sylvie overbodig, want ze herkende de stem meteen. "Hoe gaat het ?" Vroeg de oud rechercheur. "Goed." Zei Sylvie met een verliefde stem. "Vlinders ?" Vroeg Jan op zijn beurt. Sylvie vertelde van haar en de jonge vrouw.
"Ze komt naar jou ?" Vroeg Jan met een frons op zijn toch al gerimpelde voorhoofd. Sylvie bevestigde. "En weet ze waar je woont ?"Vroeg Jan bezorgd. Sylvie moest nadenken. "Wanneer verwacht je ze ?" Bleef de oud rechercheur vragen. "Binnen een uur." Zei Sylvie. "Ik kom seffens." Zei Jan op een toon die geen tegenspraak dulde. Een beetje uit haar lood geslagen legde Sylvie opnieuw de hoorn neer.
Een kwartier later stapte Jan bij zijn jonge poulain binnen.  Na de hartelijke begroetingen zette Jan zich in een gemakkelijke zetel. "Je bent al te ver gevorderd met het onderzoek naar de moord op Vera Verwatersen. Je weet bijna zeker dat de moord iets te maken heeft met diabetes." Begon hij een uiteenzetting. "Dit is zo." Gaf Sylvie toe. "Weet je dat de vrouw waarmee je een afspraak heeft, de mogelijke moordenares is. Ze heeft diabetes en niet onbelangrijk ze heeft jou gesprek met dat ouder koppel gehoord. Zelf ben ik niet bij de pakken blijven zitten en heb van hieruit het onderzoek verder gezet. Na elimentatie bleef er maar één kandidate over. Dus ik vermoed dat deze vrouw de moordenares is." Ging Jan verder. Hij nam een foto uit zijn binnenzak. Sylvie kreeg een blekere kleur. Ze zei dat het met die vrouw is dat ze in haar huis een afspraak heeft. Buiten stonden agenten in burger in een auto te wachten. Jan verschuilde zich in de kelder. Geen kwartier later sprak Sylvie de woorden 'rookt u' uit, die woorden betekende dat de mogelijke daderes een insulinespuit uit haar handtas nam. Jan kwam snel uit de kelder en kan de jonge vrouw in bedwang houden. Sylvie deed teken naar de agenten.
Sylvie nam ontslag bij de politie en ging bij Jan en Julliette wonen, haar zoontje voelde zich een koning te rijk.

12-02-2006 om 00:00 geschreven door Joe Manshell

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 4

'Niet direct, daarom belde ik u.' Gaf Sylvie toe vast te zitten met het onderzoek. Ze voelde heel dicht bij een ontknoping te komen. Alleen de grote doorbrak was er nog niet. Sylvies gedachten gingen naar Jan Lemans, haar mentor. Het liefst wou ze hem bellen, hem om raad vragen. Sylvie besefte dat de gezondheidstoestand van de oud rechercheur niet in die staat was om grote inspanningen te doen. Mentaal was de goede man heel erg verzwakt.

'Luister rechercheur Verstreepen, ik sta achter jou, ik wil je helpen zoveel ik kan maar momenteel zit ik om een antwoord verlegen. Zodra ik iets weet bel ik je, en als jij iets verder bent mag je me gerust bellen. Weet je ik heb vertrouwen in jou ijver daarom geef ik mijn privé nummer. Dat is een echt zeldzaam gebaar. Zelfs de commissarissen hebben dat nummer niet.'

'Wat een eer'

'Zeg dat wel.'

De onderzoeksrechter gaf zijn privé telefoonnummer en wenste Sylvie veel sterkte. Dat gesprek stak een hart onder de riem van de jonge vrouwelijke rechercheur. Er verscheen een glimlach op haar gelaat. Ze keek eens in het rond en mijmerde: 'commissaris, al steek je me in de kelder, ik ga die moorden oplossen.'

Sylvie stond op, trok haar donkerblauwe politierok naar beneden en liep naar de koffiemachine. Rustig zette ze verse koffie. Voor haar alleen. Uit de onderste lade, de enige die nog openging, haalde ze een koekje. Aangezien ze alleen was moest ze zich niet inhouden. Tegen alle regels van de etiquette in roerde Sylvie het koekje door de koffie om het dan in haar mond te laten wegsmelten.

De enkele uren met de oud rechercheur hadden haar sterker gemaakt. Vastberadenheid pronkte hoog in haar vaandel.

De vriendelijke gedienstige onderzoeksrechter had daar nog een schep bovenop gedaan. Terwijl ze in de koffie roerde gingen haar gedachten naar de slachtoffers. Dan sloeg ze een willekeurig dossier open. Geen spoor van een doktersrapport. Een merkwaardige zaak. Het leek wel of niemand zich met de zaak wou bemoeien. Of er zat een grote achter, of men was ergens bang voor.

Inderdaad, de barones was zeer rijk en invloedrijk waarschijnlijk ook.

Sylvie bleef met de vraag achter hoe men van een hartstilstand een moord maakt. Onbewust opende ze haar adressenbestand op haar pc. Bij de huisarts bleef ze staan.

Er viel haar plots iets te binnen. Waarom vroeg ze zijn opinie niet eens. Misschien heeft de arts een verklaring voor de hartstilstand bij al die jonge vrouwen.

'Voor ik een duidelijk antwoord kan geven zou het wenselijk zijn dat ik de medische dossiers in handen krijg.' Gaf de dokter als antwoord.

'Dat vergt nog een lang onderzoek om te weten waar hun medische dossiers zijn.'

'Niet noodzakelijk. Trouwens wij artsen zijn gebonden door het beroepsgeheim. Je gaat die dossiers nooit in handen krijgen.'

'Met andere woorden, je kan me niet helpen.'

'Daar komt het op neer vrees ik.'

'Dag dokter'

Sylvie trappelde ter plaatse. Dan kreeg ze een ingeving.

'Albert, met Sylvie.'

'Dag Sylvie. Is er iets met Jan?'

'Nee niet dat ik weet. Zou je me willen helpen?'

'Als het kan graag.'

In enkele woorden legde de jonge vrouwelijke rechercheur haar probleem uit.

'Als je me de namen en adressen geeft ga ik op zoek.'

Sylvie gaf de gevraagde gegevens aan Albert de computerspecialist.

'Ik bel je op zodra ik alles verzameld heb.'

'Goed ik wacht op dit nummer.'

Sylvie gaf het nummer van haar bureau. Ze hoopte dat Albert haar kon helpen. Na meer dan een uur belde de computerspecialist terug naar Sylvie.

'Sylvie, ik heb de medische dossiers kunnen opsporen. Zal ik ze per e-mail sturen?'

'Ja doe dat Albert.'

Het ophalen van de bewuste dossiers duurden wel een tijd.

Met veel aandacht nam de jonge vrouwelijke rechercheur ze één voor één door. Ze vergelijk de medische dossiers maar vond geen vergelijking. Geen enkel dossier wees op een gezamenlijk beeld. Tot haar spijt geraakte Sylvie geen stap verder. Ze bracht de onderzoeksrechter op de hoogte.

Dat al die jonge gezonde vrouwen aan een hartinfarct bezweken waren kon een toeval zijn. Enkel het feit dat ze allen een appartement huurde van de barones maakte hun overlijden verdacht. Al kan je hier ook een voorbehoud maken. De barones bezat vierhonderd appartementen. Wat Sylvie overtuigde dat het om moord ging was het feit dat alle slachtoffers een computer hadden en dat alle gegevens gewist waren. Dat deed de jonge rechercheur denken dat er een andere persoon de dood veroorzaakt heeft. De vraag is hoe? Het liefst zou Sylvie naar Jan bellen. Omdat ze vreesde hem te zeer te belasten besloot ze het niet te doen.

Vermoeid stapte ze uit de ouderwetse bureaustoel. Ze strekte zich helemaal uit. Een geeuw kon ze niet onderdrukken. Met stramme benen liep ze naar de plaats waar het koffieapparaat stond. De klets koude koffie  kieperde ze de pompbak. Bewust vulde ze de tas maar half  met warme koffie. Die dronk ze in één teug leeg. Daarna vulde ze de tas opnieuw.

Sylvie stond op het punt de handdoek te gooien. Al voelde ze heel dicht bij een ontknoping te zijn. Een moordwapen was er niet gevonden. Gewoon omdat er geen zichtbare verwondingen waren. Even dacht Sylvie aan een overdosis drugs. Bij bloedonderzoek bleek er geen drugs in te zitten.

Misschien heeft men iets over het hoofd gezien.

De jonge vrouwelijke rechercheur keek op haar goedkope horloge met namaaklederen polsband. Ze schrok van het late uur. Geen wonder dat haar maag zich al eens laten horen had. Sylvie besloot zichzelf eens te verwennen. Nog een kort bezoek aan de versleten spiegel in de vele decennia oude toiletruimte, al is ‘ruimte’ hier misplaatst.

De jonge vrouw trok de deur open die naar het trappenhuis leidde. Een paar verdiepingen met de trap schrok haar niet af. Zeker niet naar beneden. De oude krakende houten trap, waar ooit eens verf op gezet was, maakte een verdieping lager plaats voor een marmeren bredere trap. Een wereld van verschil. Sylvie stapte in een wereld van glamour. Het deed haar denken aan grote filmklassieker, waarin de filmdiva gracieus de marmeren trap afdaalde. Heel even bleven haar gedachten hangen bij die film. Zo kon de titel niet herinneren. Beneden liepen enkel mensen rond. Niemand schonk aandacht aan de jonge rechercheur.

Voor ze ging eten besloot Sylvie toch eerst naar huis te gaan om een weldoende douche te nemen en zich op te tutten.

Een vol uur later keek Sylvie met een strenge, kritische blik in de antieke ovale spiegel. Een aankoop waar ze fier op is. Niet dat Sylvie vaak de rommelmarkten afschuimde. Voor de inrichting van het appartementje moest ze wel. Veel geld had ze niet voor meubels. Buiten de spiegel, die misschien wel niet echt antiek is, maar er zo uitziet, kon ze niets vinden op de rommelmarkt. De jonge rechercheur zag er heel anders uit dan een uur daarvoor. Vakkundig had ze mascara aangebracht. Haar wangen bloosde een iet. Het zag er naar uit dat haar wimpers langer geworden waren, schijn, met het juiste borsteltje bereik je veel.

Sylvie lachte tevreden naar haar spiegelbeeld, dat teruglachte. Voor de gelegenheid droeg ze geen lange broek. Al draagt ze in haar vrije tijd liefst een joggingpak. Een rokje dat een hand boven haar knieën kwam en een witte kanten blouse lieten haar schoonheid tot zijn recht komen. Rustig stapte Sylvie het centrum in.

Een klein gezellig restaurant verleide de rechercheur.

Er stonden amper zeven tafels. Toch zag het er knus uit. Het interieur deed haar denken aan de jaren voor de eerste wereldoorlog. Zelfs de dienster droeg een kleed uit die tijd. Het roze lint in haar zwart plat gekamde haar maakte het kompleet. De foto’s aan de muur vertoonden dansende paren. De charleston was toen de dans bij uitstek.

Sylvie zag een koppel op een foto staan. Het viel haar op dat ze meer naar de vrouw keek dan naar de man. Al vonden de meeste vrouwen in het restaurant het een heel aantrekkelijke man. Opnieuw begon Sylvie te twijfelen aan haar geaardheid.

Een keuze had ze gauw gemaakt, wat het eten betrof. Frieten met Hongaarse goulash genoot haar voorkeur om zich eens lekker te laten gaan. Ze overwoog er een rood wijntje bij te nuttigen. Waarom niet? Na het eten ging ze toch naar huis. Om te werken komt er morgen nog een dag.

Tijdens het eten keek Sylvie geregeld naar het meisje op de foto. Het gaf haar een gemengd gevoel. Ze begon te piekeren over haar geaardheid. Is ze wel anders? Misschien zit ze in een bepaalde face. Ze was nog wel geen vrouw tegengekomen die haar vlinders bezorgde, buiten de barones. Evenmin had ze dat gevoel bij een man gevonden. Dus het kon nog alle kanten uit. Alleen het feit dat ze met meer interesse naar vrouwen keek deed haar vermoeden dat ze lesbienne kon zijn. Zeker was ze nog niet. Misschien moet ze gewoon afwachten.  Een paar tafels van haar zat een koppel. Sylvie taxeerde ze rond de zestig. De man nam een koker, iets zoals een brillenkas, en haalde er een soort van pen uit. Dan zag de jonge vrouwelijke rechercheur hoe de man zich een inspuiting gaf in de arm. Sylvie stond op en stapte naar de man. 'Excuseer, mijnheer, ik zag u een injectie geven.'

'Insuline, ik ben diabeet.' Beantwoorde de man de ongestelde vraag.

'Nogmaals mijn verontschuldiging, ik ben rechercheur Verstreepen, stelde Sylvie zich voor.

'Rechercheur?'

'Ik vraag me af wat er gebeurd als een niet diabeet zich een injectie met insuline toedient.' Vroeg Sylvie.

'Als je van dit merk twintig eenheden inspuit kan je dood gaan.' Verduidelijkte de man.

Sylvie sloeg die gegevens op in haar hersenen. Ze bedankte het koppel. De medische dossiers waren nu zeer belangrijk.

Wat een motief betrof was er nog geen enkele aanwijzing.

Sylvie kreeg een flauw vermoeden hoe de moorden gebeurd konden zijn. Tot heden toe wist niemand zeker dat de vrouwen vermoord waren. Met de theorie die Sylvie nu in haar hoofd had kon achterhaald worden welk wapen er gebruikt werd.

De jonge rechercheur probeerde haar gedachten even opzij te zetten. De Hongaarse goulash rook te heerlijk om zich te laten verdringen door een moordzaak.

Het oude koppel bleef haar aanstaren. Toen ze opstonden om weg te gaan voelde Sylvie een opluchting. Rustig genoot ze van de heerlijke maaltijd. Enkel de geur en de smaak van het gerecht hield haar bezig. Soms sloot ze zelfs haar ogen om nog meer te genieten. De rode huiswijn paste goed bij het eten. Sylvie durfde zich geen wijnkenner te noemen. Al kon ze van een glas wijn genieten. Nooit meer dan één.

Het bord zag er leeg uit.

De jonge vrouw veegde met spijt haar mond af. Ze nam nog een slok wijn.

Sylvie keek op en liet haar ogen in het rond gaan. Er waren ondertussen andere gasten gekomen. Aan een klein tafeltje tegenover haar zat een jonge vrouw, alleen. Ze bekeek de kaart zorgvuldig. Sylvie vroeg zich af waarom de jonge vrouw zo lang aarzelde. Misschien verwachte ze nog iemand. De dienster vroeg of het gesmaakt had. Heel even schrok  Sylvie. Ze had de dienster niet zien aankomen. "Ja, het was heel lekker." Zei Sylvie op een toon die je het water al uit de mond deed lopen. "Mag ik nog een koffie?" vroeg ze. "Komt er aan." lachte de dienster vriendelijk.

De jonge vrouw tegenover haar zat nog steeds alleen. Het was Sylvie niet opgevallen dat die vrouw veel naar haar keek. Toen de dienster met de koffie kwam, wenkte de vrouw de dienster. Ze bestelde enkel koffie. Haar goed recht uiteraard. Dacht Sylvie. Hoe ze ook haar best deed, Sylvie kon de moorden niet uit haar gedachten verbannen. De insuline bleef door haar hoofd spoken. Uiterlijk genoot ze van de geurige koffie. Ook wel van de omgeving.

Het restaurant bood rust. Na een half uur van de koffie te hebben genoten besloot Sylvie naar huis te gaan.

Thuisgekomen luisterde ze naar de binnengekomen berichten op het antwoordapparaat en keek haar mail na. Er was niets dringend bij. Sylvie betaalde en bedankte de studente die op Stein gepast had. Voldaan en vermoeid trok de jonge vrouw naar haar slaapkamer. Zorgvuldig borg ze haar kleding op. Onmiddellijk ging ze tussen  de lakens. Stein sliep al.

Amper twee minuten later viel ze in een diepe slaap. Na een verkwikkende nachtrust, die acht uren duurde ontwaakte Sylvie met een glimlach rond haar mond. Nog even bleef ze liggen. Ze strekte zich helemaal, met armen en benen  wijduit gespreid. Na een volledige strekstand rolde ze zich in een bolletje. Daarna stapte ze uit het bed. Nog geen moment had Sylvie aan haar werk gedacht. 

Ze schrok toen de telefoon zich liet horen. In haar nachtkledij, een boxershort, liep ze naar de telefoon. Sylvie haastte zich want haar zoontje sliep nog. Het was een vrije dag op school en Sylvie nam eveneens een snipperdag.

"Hallo." Zei ze met een vragende ondertoon. Aan de andere kant van de lijn klonk een vrouwenstem, een zachte twijfelende stem.

“U zal mijn stem niet kennen.”

Daar had ze overschot van gelijk in, dacht Sylvie met een glimlach rond haar mond. Heel even bleef het stil. Geen van beide wist niet of durfde niet beginnen. Al leek er niet op dat Sylvie de eerste stap moest zetten. Het was tenslotte de voor haar onbekende dame die haar opbelde. Onvermijdelijk passeerde alle dames die in het verleden met haar werk te maken hadden de revue. Nee, de jonge rechercheur kon de stem niet thuisbrengen.

 

 

12-02-2006 om 15:31 geschreven door Joe Manshell

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 3

'Dag Juliette.' Begroette de dienster hen. 'Ik heb een vriendin en haar zoontje meegebracht.' Beantwoordde Juliette de groet. In haar stem klonk een zekere fierheid. Een fierheid die enkel een grootmoeder kan voelen. Ze dacht terug aan de tijd toen hun kleinkind zo jong was.

Aan Gaby, hun kleindochter. Aan haar gelaatsuitdrukking te zien dacht ze er met vreugde aan terug. Al had Juliette het er soms moeilijk mee om positief te denken.

Stein bestelde een ijsje met aardbeien en veel slagroom.

De dames hielden het bij een klassieke Dame Blanche met weinig slagroom.

'Zou het Jan helpen als ik hem vroeg me bij een zaak te helpen?' Vroeg Sylvie terwijl ze het lange lepeltje in het diepe glas met ijsroom stak. Juliette had al een beetje ijs in haar mond zodat ze even de tijd had om na te denken.

'Misschien wel. Weet je, sinds hij op rust is wil hij van al het politiewerk niet meer horen. Hij leest in de krant enkel de sportpagina. Vanmorgen nog zei ik hem iets over de moord. Hij wou er niet over praten.'

'Dat is nou net mijn probleem. Niemand schijnt het te aanvaarden dat het om een moord gaat. Weet je het is in mijn district  gebeurd?'

'Ja, dat heb ik gelezen.'

'Al is het nog niet zeker dat om moord gaat, maar ik heb een sterk vermoeden.' Zei Sylvie.

'Nee? Ik heb mijn twijfels. Op minder dan een week twee jonge vrouwen die sterven aan een hartstilstand. Dat geloof ik niet. Voor mij is het duidelijk, er zijn twee moorden gebeurd.' Uitte Juliette zich met klem.

 

Een uur later zat Sylvie met Jan aan tafel. Juliette had hem gevraagd naar de jonge rechercheur te luisteren.

'Volgens mij is het geen toeval dat in een tijdspanne van enkele weken drie vrouwen, jonger dan dertig jaar, aan een hart stilstand bezweken zijn.' Begon Sylvie haar pleidooi.

Jan wreef zich over zijn licht behaarde kin. Doordat hij zich vroeg in de morgen scheert komen in de late namiddag de stoppels al terug.

'Ik had gezworen me nooit nog een moordzaak aan te trekken. Anderzijds vind ik het onrechtvaardig dat een groentje, en dan nog een vrouw van een verloren district die gecompliceerde moorden in de schoenen geschoven krijgt.' Zei Jan.

Sylvie stond recht en ging naar de oudere man. 'Wil je me echt helpen?' Vroeg ze overbodig. Zijn besluit stond al vast.

Jan knikte. Zijn hoofd bewoog maar amper. Zijn ogen des te meer. Juliette zag sinds jaren terug die vastberaden blik in zijn ogen. Telkens hij zich vastbeet in een zaak waren zijn ogen anders dan normaal.

'Laat ons niet treuzelen. Haal je dossier en kom zo vlug mogelijk terug.'

'Je zit er nogal achter.' Lachte Sylvie.

'Morgen is het misschien te laat.' Sprak de gewezen rechercheur zonder een spier van zijn gelaat te bewegen.

Je zag de jonge rechercheur, die hij ‘groentje’ genoemd had denken dat het schier onmogelijk was om op één avond de moord op te lossen.

'En Stein?' Vroeg Sylvie. Daarbij wendde ze zich tot Juliette. 'Laat die maar hier. We hebben bedden genoeg vandaag en morgen zien we wel.'

'Er komt geen morgen.' Riep Jan kort maar angstwekkend  krachtig. Sylvie schrok er even van. Juliette schudde met haar grijzende hoofd om niet te reageren.

Dat was haar Jan uit de goede tijd niet.

Vlug nam Sylvie afscheid en verdween naar haar auto.

Een halfuur later belde ze aan. Stein opende de deur voor zijn moeder.

'Weet je, ' begon Juliette ze keek naar de grote staande klok in Bretoense stijl zag dat het 3 uur in de namiddag was en ging verder; 'het is nog vroeg, misschien wil Stein nog naar het strand. ''Ja ma, kei tof!' Riep de kleine uit.

'Maar goed luisteren naar oma.' Probeerde Sylvie streng te zijn voor haar oogappel. Jan kreeg nog een kus op zijn prikkelende wang van  kleine Stein en van zijn vrouw.

Resoluut nam hij het dossier in handen en zette zich in een rieten zetel op het zonovergoten terras. Sylvie zette zich in de andere zetel. Vandaar had ze een prachtig zicht op de zee en op het strand. Ze zag haar zoon met haar nieuwe vriendin blootsvoets op het warme zand stappen. Wat ze vertelden kon ze niet zien of horen maar dat ze schaterden was wel duidelijk. Stein trok zijn pull en short uit zodat hij enkel nog een zwembroek droeg. Tot Sylvie’s verbazing trok ook Juliette haar kleren uit. Een keurig zwart badpak zat nog sierlijk rond het oudere lichaam.

'Ben je in het appartement geweest?' Onderbrak Jan de rustgevende sfeer die zich van Sylvie meester gemaakt had.

'Ja.' Antwoordde ze.

'Is er geen lijst van de voorwerpen die er zich bevinden?'

'Niet dat ik weet.'

'Kan je er nog in?'

'Ik denk het wel al zullen we niet veel sporen meer vinden. Iedereen is er geweest, politie, de pers.'

'Misschien gaan we straks eens kijken.'

'Mij goed. Tenminste als er voor Stein een oplossing is' Antwoordde Sylvie.

'Die slaap hier. Geen punt.'

Jan overliep luidop lezend een deel van het dossier. Sylvie luisterde aandachtig.

'Omdat ik niet weet of er een verband is met de andere onopgeloste zaken gaan we ons concentreren op deze zaak. Vind je het goed?'

'Jij bent de meester.' Lachte Sylvie.

'Ja, maar ik ben Merlijn niet.' Lachte Jan terug.

'Dit dossier is een ramp.' Bulderde Jan plots.

'Wat is er mis mee?' Vroeg Sylvie een beetje met angst op een nieuwe bolwassing van haar zelfgekozen mentor.

Jan probeerde recht te veren. Het lukte hem echter met veel moeite om zich uit de rieten zetel te verheffen. Sylvie zag hoe zijn gelaat een grimas van pijn vertoonde. Ze zag hem binnensmonds vloeken.

'Er ontbreken belangrijke gegevens in.' Zei hij op een kalme toon.

'Gegevens die belangrijk zijn bij een zaak als deze. Dingen die mogelijk wel in je hoofd zitten maar die ik niet kan terugvinden in het dossier. Een dossier moet ten allen tijde volledig zijn. Als ik het in mijn handen krijg is het noodzakelijk dat ik evenveel van de zaak ken als jij.' Gaf Jan als instructie mee.

'Ik begrijp je, al dacht ik niet dat iemand zoals jij het dossier in handen ging krijgen.' Verdedigde ze zich.

'Wat zegt de commissaris er van?' Wou Jan weten.

'Niks, die heeft trouwens mijn uitvoerig dossier in de prullenmand geworpen. Dit is genoeg zei hij.'

'Nu goed, laat ons het dan overlopen.'

'Ja, laat ons het samen bekijken opa.' Lachte de leerlinge.

'Haal ons misschien eerst een tas koffie, als je wil.' Zei Jan bedaard. Al hield hij er vroeger van om een volledig verslag voor zijn neus te krijgen van zijn medewerkers. Sylvie had omzeggens geen medewerker, zelfs geen medewerking. Haar district was te klein om zich over zulke futiliteiten druk te maken had de commissaris gezegd.

Terwijl Sylvie naar de keuken was profiteerde Jan er van om zijn vrouw en de kleine Stein te zoeken. Juliette stond tot aan haar knieën in zee. Stein zwom in een verbeten, krampachtige schoolslag tussen haar en het strand. Sylvie die terugkwam met de koffie zag hoe hij genoot om die twee daar beneden bezig te zijn. Sylvie zag eveneens de traan die uit zijn vermoeide ogen neerdwarrelde als een klein beekje zijn weg zoekt. Jan deed een verwoede poging om de traan weg te vegen met de rug van zijn rimpelende bibberende hand.

'Laat ze haar gang maar gaan. Je hoeft je niet te schamen.' Probeerde Sylvie haar mentor te troosten. Ze drukte haar jeugdige lippen op de traan zodat die stopte.

'Weet jij het?' Vroegen zijn ogen.

'Wat moet ik weten?' Vroeg Sylvie in gedachte. Haar vraag was overbodig. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. Hij legde zijn armen rond haar hals en haar hoofd. Rijkelijk vloeide de zoutsmakende tranen uit de ogen van zowel Sylvie als van Jan. Het lichte vermoeden van haar vriendin, zijn echtgenote bleek toch waar, hij zag in haar zijn kleindochter.

'Ik ben  Gaby niet.'

'Dat weet ik, maar je doet me aan haar denken, je hebt dezelfde uitstraling.'    

Na een goede vijf minuten snotteren vermanden ze zich.

'Kom laat ons verder werken.' Zei Jan.

'Juist.'

'Schets me een beeld van het slachtoffer.' Zei Jan kordaat.

'Ze is zesentwintig, single, geen vriend, geen familie en werkloos.'

'Buurtonderzoek?'

'Een onbeschreven blad.'

'Onbeschreven of onbesproken?'

'Beide'

'Zag het appartement er uit als van een vrijgezel die weinig inkomen heeft?'

'Geen overdreven luxe, alles was er, tv, stereo, personal computer met webcam en een auto.'

'Een dure auto?'

'Porsche.'

'Dat lijkt me toch duur.'

'Tweedehands gekocht, tienduizend euro, '

'Aanvaardbaar dus?'

'Denk het wel.'

'En de personal computer?'

'Een Packard Bell'

'Weet je ook welk type?'

'Een graphix dream machine, denk ik.'

'Dat is niet niks. Prima spul, dat wel.' Zei Jan en floot tussen zijn tanden, met een jaloerse ondertoon.

'Duur?'

'Het is absoluut zijn geld waart, zo rond de twee duizend vijfhonderd euro, meen ik me te herinneren.' Terug naar het slachtoffer, heeft ze een naam?

'Vera Verwatersen'

'Dus een vrijgezel zonder familie of levensgezel, werkloos en toch wat luxe.'

'Zo zou je het kunnen samenvatten.'

'Verder nog iets?'

'Een gewone telefoonaansluiting en een internet aansluiting via de telefoon.'

'Heb je de indruk dat er iets gestolen is?'

'Nee, die indruk heb ik niet, al kan daar geen zekerheid over gegeven worden.

'Kan je die computer naar hier halen?'

'Nu?'

'Als het kan.'

'Het kan.'

Sylvie dronk een slok van de koud geworden koffie.

Ze nam haar autosleutels en zei spoedig terug te komen.

Jan legde het waardeloos dossier neer en sloot zijn vermoeide, vochtige ogen. Twee tellen later was hij in slaap gevallen. De inspanning van het onderzoek deden hem geen deugd. Het was zwaarder dan hij zichzelf wou toegeven. Op zijn gerimpelde gelaat zag men pijnscheuten. Waarschijnlijk sliep hij er door heen. Jan voelde bij elke inspanning dat de pijn toenam.

Sylvie was door Jan serieus door elkaar geschut. Op haar voetjes gezet. Dit was haar eerste belangrijke zaak. Een moord. En geen simpele, als het moord is, want daar is nog geen uitsluitsel over. De diefstallen in haar kleine district had ze keurig opgelost. Dit is toch andere koek. Misschien had de commissaris gelijk. Ze hoorde het hem nog zeggen: 'Ik vraag een goede rechercheur en wat krijg ik, een papkind, recht van school en dan nog een vrouwmens. En om het nog erger te maken is ze nog mooi en blond.'

Onderweg naar de woning van het slachtoffer speelde die woorden als vloeken door het inderdaad mooie blonde hoofd van de jonge rechercheur. De terechtwijzingen van Jan deden haar twijfelen. Zou ze het niet onderschat hebben. Maar hoe zou het zijn mocht Jan haar commissaris zijn. Dan zou ze een betere opleiding krijgen. Niettegenstaande Jan haar serieuze, zelfs furieuze uitbranders gaf kon ze zich niet van de indruk ontdoen dat hij in haar geloofde. Anders zou hij haar en kleine Stein niet meegenomen hebben naar zijn appartement. Die gedachte sterkte Sylvie. Eén voor één haalde ze de woorden van haar mentor voor de ogen. Woord na woord woog ze de woorden. Natuurlijk had hij gelijk, een dossier moet kompleet zijn.

Bijna bereikte ze het appartement van het slachtoffer. Gelukkig was er niet veel volk in de buurt. Snel maakte ze de deur open en betrad het leegstaande appartement.

Nog maar net liep ze de hall in of de deur ging open. Een vrouw kwam binnen. Dit was duidelijk een dame van de wereld. De deux-pièces die ze met klasse droeg liet er geen twijfel over bestaan. De diamanten halssnoer taxeerde Sylvie rond de vijfduizend euro. Een trouwring zag de jonge vrouwelijke rechercheur niet. Daaruit concludeerde ze dat de vrouw over eigen kapitaal beschikte.

'Mevrouw, mag ik vragen wie u bent?' Vroeg de vrouw met een zeer degelijk geschoolde taal, met een licht Frans accent, dat bijna niet te horen was.

De vriendschappelijke manier waarop de vrouw de vraag stelde Gaf Sylvie de zekerheid dat het om iemand uit de betere kringen ging. Daarmee bedoelde ze op intellectuele gebied en op het financiële.

'Ik ben rechercheur, Sylvie Verstreepen.' Zei Sylvie en haalde haar legitimatiekaart voorzichtig uit haar handtas.

De vrouw boog zich lichtjes naar voor om de kaart te kunnen lezen. 'Mag ik me voorstellen: 'Barones Leona de Bruuynder, eigenares van dit pand, in feite van heel dit gebouw.' Maakte de vrouw zich bekend.

'Had u een vraag?' Vroeg Sylvie beleefd.

'Wel ja, ik ben wel niet onbemiddeld maar toch een, vraagje. Wanneer wordt het pand vrijgegeven?'

'Lang gaat dat niet meer duren. We moeten nog wat onderzoeken doen. Als we de maand juli het appartement nog gesloten houden dan ben ik vrijwel zeker dat we er klaar mee zijn.' Probeerde Sylvie de vrouw te paaien.

Het scheen nog te lukken ook.

'Mag ik u verzoeken me te telefoneren wanneer u er klaar mee bent?' Vroeg de barones in het beste Nederlands dat Sylvie al meende gehoord te hebben en gaf een zeer mooi adreskaartje met een wapenschild er op. Het bleek een echte barones te zijn. De adellijke dame nam de handtas die uit hetzelfde materiaalgemaakt was als haar deux-pièces  in haar linkerhand en nam op een zeer charmerende manier de rechterhand van Sylvie. Ze bracht traag de vrouwenhand naar haar professionele van lipstick voorziene mond en drukte er een handkus op. De rechercheur voelde zich vereerd. Een lichte blos kwam op haar wangen. De ogen van de barones brachten Sylvie in verwarring. Nog nooit eerder had ze dat rare gevoel. Mocht de barones een baron zijn dan had Sylvie er een verklaring voor. Nu niet.

De keurige vrouw draaide zich om en liep buiten.

Sylvie bleef met vragen achter. Hoe wist die vrouw dat ze naar binnen was gegaan. Op straat had ze niemand gezien.

Sylvie herpakte zich. De gedistingeerde dame had haar in een roes gedompeld.

Sylvie had wel de commissaris op de hoogte gebracht van haar bezoek aan het appartement. Verder wist niemand er van. 'Zou de commissaris er iets mee te maken hebben?' Vroeg ze zich af. In haar verwarde gedachte zocht ze naar een reden. Waarom had de commissaris die vrouw op de hoogte gebracht? Een reden lag voor de hand. De commissaris heeft een reputatie van vrouwenversierder.

Voordat Sylvie de computer ontkoppelde keek ze nog eens zorgvuldig in het rond. In een kastje onder de computer stond een doos met diskettes. Die nam ze mee. Je kunt nooit weten wat daar op staat. Mogelijk was het vrouwelijke intuïtie of vrouwelijke nieuwsgierigheid, Sylvie liep naar de slaapkamer en trok de lade van het nachtkastje naast het bed open.

De lingerie van het slachtoffer lag er netjes opgevouwen in. Sylvie telde tien witte katoenen slipjes. Alledaags ondergoed zoals zij er ook draagt. 'Behalve bij speciale gelegenheden.' Dacht de rechercheur luidop.

Al waren er bij haar geen speciale gelegenheden. Tenzij om naar de dokter te gaan.

Vlug greep ze in haar kleine kunstlederen handtas een blocnote en balpen. Ze schreef de vraag op; 'Wat droeg het slachtoffer?'

Verder viel haar niets op. Sylvie nam de computer en vertrok. Van uit haar auto belde ze het nummer dat op het naamkaartje stond. 'U spreekt met de secretaresse van barones Leona de Bruuynder.' Antwoordde een stem op vriendelijke toon.

'Kan ik de barones spreken?' Vroeg Sylvie.

'De barones is er momenteel niet, kan ik een boodschap doorgeven?' Vroeg de secretaresse op dezelfde vriendelijke toon. 'Nee, laat maar ik bel later wel terug.' Zei Sylvie.

Dan drukte ze de 2 toets in waarmee ze direct verbinding kreeg met de commissaris.

'Ja.' Klonk het nors.

'Met Verstreepen'

'Dat hoor ik ook wel. Wat is er?'

'Commissaris heeft u de huisbazin op de hoogte gebracht van mijn bezoek aan het appartement?'

'Nee, waarom zou ik.'

'Omdat er kort na mij een vrouw kwam die zei door u gestuurd te zijn.' Loog ze bewust om haar baas onder druk te zetten.

'Als ik nee zeg dan is het nee.' Bulderde de stem van de commissaris. Ze hoorde hoe hij met een vuist op het meubel sloeg.

'O.K.' Zei Sylvie en duwde de groene knop in waardoor er een einde kwam aan het gesprek.

De jonge vrouwelijke rechercheur wist maar al te goed dat haar baas daarvan baalde, hij en niemand anders moest het laatste woord hebben.

Instinctief keek Sylvie of ze niet gevolgd werd. Dat zag er niet zo uit.

Jan was ondertussen ontwaakt. Daar zat Stein wel voor iets tussen, want hij had zogezegd per abuis tegen de zetel gestoten waarin Jan lag te pitten.

Sylvie begroette iedereen en drukte een kus op het voorhoofd van haar zoon. 'Braaf geweest?' Vroeg ze.

'Heel braaf.' Zei Juliette met een glimlach rond haar oudere mond.

Sylvie nam het dossier en sloeg het open. Aandachtig las ze het. Met moeite kon ze een vloek onderdrukken. Zonder haar zoon in dezelfde kamer had ze die zeker uit haar mond laten ontsnappen. Jan herkende dat onmiddellijk.

'Klopt er iets niet?' Vroeg hij.

Sylvie zag dat hij uit de zetel wou maar dat hij niet de kracht bezat. Zijn dunne armen trilde maar de spieren weigerde mee te werken.

'Ik had opdracht gegeven een rapport te schrijven van de kledij die het slachtoffer droeg. Er zit geen rapport in het dossier.'

'Vind je dat belangrijk?' Vroeg Jan.

'Ja.' Zei Sylvie boos.

'Ieder rapport dat je vraagt is belangrijk kind.' Onderrichtte Jan haar. 'Als rechercheur moet je op je strepen staan. Wat je vraagt van je mensen moet gebeuren. Dat is een gouden regel waar je niet mag van af wijken.' Ging hij verder.

'Wat is het probleem?'

'Ik meen me te herinneren dat het slachtoffer gekleurd ondergoed droeg toen we haar vonden. En daarnet heb ik haar lade geopend en er lag enkel wit katoen, gewoon ondergoed in.'

'En wat heeft dat te betekenen?' Wou Jan weten. Opnieuw deed hij een poging om recht te komen. Sylvie zag het en hielp hem overeind. Stapvoets liep Jan naar de tafel.

'De meeste vrouwen die ik ken dragen gewoon wit ondergoed, zedig en net. Maar bij speciale gelegenheden durven we wel eens een ander kleurtje of een ander stof te kiezen.' Verduidelijkte Sylvie haar reden waarom ze wou weten welk soort en kleur ondergoed het slachtoffer droeg ten tijde van de vermeende moord.

'Waarom?' Plaagde Jan zijn leerlinge.

'Om de man te versieren.' Lachte Sylvie.

'Juist. En je denkt dat wanneer het slachtoffer de moordenaar binnengelaten heeft, want er zijn geen sporen van braak, ze van plan waren iets te doen.'

'Daar ga ik van uit. Uiteraard moeten we dan nog uitzoeken of het om een regulaire  bezoeker gaat of om, ja wat.' Gaf Sylvie haar theorie prijs aan Jan.

'Goede uitgangspositie. Uit het buurtonderzoek blijkt dat ze er geen vaste vriend op na hield. Toch niet iemand die regelmatig bij haar kwam. Een vorm van prostitutie?'

'Uitsluiten kunnen we dat niet al zag de inrichting er niet zo uit. Geen roze lampjes en die toestanden.'

'Dan kunnen we dat beter laten varen.' Zei Jan resoluut.

'Dan is er de kwestie met de huisbazin.' Zei Sylvie.

Ze vertelde het gebeuren in het appartement. Beide waren er van overtuigd dat de commissaris zijn mond voorbij gepraat had. Vraag was of hij het bewust gedaan had. De mogelijkheid dat de zogezegde keurige dame hem in het ootje genomen had is reëel.

Sylvie wreef over haar rechterhand alsof ze de kus er wou afvegen. Jan keek naar haar en lachte.

'Dat gaat er nooit meer af.'

Ondanks de pijn die hevig was zag je toch soms dat hij van deze situatie genoot. De jonge vrouwelijke rechercheur liet ongewild zien dat ze in de eerste plaats een vrouw is. Zelf zat ze er toch een beetje mee verveeld. Ze was met een onderzoek bezig en mocht zich niet laten misleiden. Zeker door een vrouw. De idee alleen al. Al vond ze de barones wel heel gedistingeerd. Een vrouw zoals er weinig rondlopen op deze aarde.

Jan liet zich op een stoel zakken

'Als er geen rapport is kunnen we dat moeilijk achterhalen.' Zei Jan.

'Tenzij de begrafenisondernemer nog iets weet.'

'Weet je de welke het was?'

'Er is er maar één in dat boerengat.'

Sylvie sloeg het telefoonboekje open dat ze altijd bij zich had en belde de begrafenisondernemer.

Ze maakte zich bekend en legde het probleem uit. De man wist het nog. Een erg frivool rood ‘dingetje’ vertelde hij.

'Dus ze was op het tijdstip van de moord gekleed voor een speciale gelegenheid.' Merkte Jan op. Hij voelde dat ze een spoor hadden. Dat er een doorbraak kwam in de eerste moordzaak van Sylvie.

'Vraag is voor wie ze zo frivool gekleed was.' Lachte Sylvie bij het woord ‘frivool’.

Jan doorbladerde voor de zoveelste keer het dossier.

Aan zijn strak gelaat kon je zien dat hij niet vond wat hij zocht.

'Van een buurt onderzoek geen enkel rapport. Vraag is of er wel een onderzoek is gedaan.' Mompelde hij.

'Er is een onderzoek gedaan, dat weet ik zeker, want Frans, een al wat oudere agent heeft er nog over gemopperd dat het de verjaardag van zijn vrouw was.' Legde Sylvie uit.

'De verjaardag.' Sprak Jan met een verheven stem. Snel nam hij het dossier opnieuw vast. Mogelijk tot zijn spijt bleek het slachtoffer niet jarig te zijn op de dag dat ze vermoord werd. De mogelijkheid dat de dader die dag jarig was sloot de oud rechercheur niet uit.

'Maar hoe moeten we daar aan beginnen?' Vroeg Sylvie.

'Laat dat maar aan mij over. Er is een databank die alle gegevens van iedereen bewaart.'

'Iedereen?'

 'Ja van iedereen.'

'En hoe kom je daar terecht?'

 'Tijdens mijn actieve dienst had ik geregeld wat aan de informatie van die databank, in zoverre dat ik er een groot deel van gekopieerd heb. Bijna gans Vlaanderen staat er in.' In de stem van Jan lag een overwinningskreet. Eindelijk kon hij zijn databank van Vlaanderen eens tonen. Want helemaal correct is het niet. Het is gekopieerd zonder toestemming. Jan had toen ook niet veel zin in en ‘njet’ en vond het opportuun om de vraag niet te stellen. Niemand die het wist en zoals het spreekwoord zegt:' wat niet eert, niet deert.' Aan deze jonge vrouwelijke beginnende rechercheur durfde hij die databank te tonen.

'Ondertussen heb ik het op cd-rom gezet. Kijk eens in de onderste lade. Je zal er een cd-rom tegenkomen met als titel:' data Vlaanderen' Gaf Jan instructies aan Sylvie.

Vlug had ze de bewuste cd-rom gevonden.

'Steek hem maar in de computer.'

Het was even spannend wachten tot de cd-rom opgeladen was. Licht kreunend had Jan zich half gekeerd zodat hij het computerscherm beter kon zien.

'Tik nu de datum van de moord in.' Gaf hij opdracht.

Er verscheen een lijst van mensen die de bewuste dag jarig waren. Een heleboel was dat. Iets dat Sylvie opmerkte.

'Nu is het de kunst selectief te zijn. Wie kunnen we uitsluiten?' Zei Jan.

'Als we al eens begonnen met iedereen buiten Oost-Vlaanderen uit te sluiten?' Vroeg Sylvie.

'Daar kunnen we al mee beginnen.'

'We blijven nog met zesenvijftig kandidaten achter.' Verduidelijkte Sylvie.

'Dat is niet veel en wel veel.' Zei Jan. Het was hem aan te zien dat hij er zin in had. Waarschijnlijk heeft hij het werk meer gemist dan dat hij wou toegeven. Vooral aan zichzelf.

'Vrouwen zou ik uitsluiten vanwege de kledij' Zei de oud rechercheur.

'Zullen we even een rustpauze inlassen?' Stelde de jongste voor. 'Je bent moe.' Voegde ze er aan toe.

Jan kon niet anders dan toegeven.

Sylvie liep naar de keuken om koffie te halen.

Juliette en kleine Stein waren niet te zien. Op de keukentafel lag een groot wit blad met als enige tekst: 'We zijn naar de cinema.' Sylvie bleef er even stil bij staan. Wat had ze in de vrouw van de oud rechercheur toch een goede vriendin gevonden, een tweede oma voor haar zoon.' Heel stil zei ze voor zichzelf kijkend: 'Bedankt Juliette.' Dan liep ze met de koffie naar Jan toe.

Zwijgend genoten ze van de koffie. Sylvie dacht er aan hoe gelukkig ze zich mocht prijzen Jan tegen gekomen te zijn. Ze kreeg een binnenpretje terwijl ze terugdacht aan het strand. Hoe hij toch wel onhandig op haar bovenstukje van de bikini was gaan zitten.

Inmiddels was het al negen uur geworden. De tijd stond niet stil. Gelukkig kan Jan zich bezighouden met een onderzoek. Stein zat vol spanning naar de film te kijken zodat hij niet merkte hoe er tranen over de oude wangen rolden.

Dat Jan een bepaald spoor volgde zei hij niet tegen Sylvie. Want hij dacht aan de barones, de huisbazin. Het slachtoffer bezat nogal duur speelgoed, een dure computer, Jan kent dat type, een internet aansluiting en daarbovenop nog een webcam. Vooral dat laatste, daar zat de oud rechercheur mee in zijn maag. De vraag waarvoor ze het gebruikte bleef door zijn hoofd spelen. Veel zal misschien al opgelost worden als de computer van het slachtoffer bij Jan kan aangesloten worden.

Sylvie nam de pc van Vera Verwatersen.

De installatie ging redelijk vlot. Meer dan de pc zelf had Sylvie niet bij want toetsenbord, scherm en muis daar kon de aanwezige apparatuur van Jan voor gebruikt worden.

'Daar was ik al bang voor.' Zei Jan terwijl hij de mailbox opende.

'Een paswoord?'

'Nee, dat niet. De mailbox is leeg.'

'Betekend dat ze die niet gebruikte of?'

'We mogen de mogelijkheid dat de moordenaar alles gewist heeft niet uit het oog verliezen.'

'Dus staan we nergens?' Stelde Sylvie vast.

Jan dacht diep na. Je zag de slagader in zijn hals kloppen. Hij wreef zich over het kortgeknipte grijze hoofd. Zijn lippen maakten vreemde bewegingen. De vermoeide ogen keken strak voor zich heen. Ze keken zonder naar iets te zien. Sylvie durfde geen vraag te stellen. Zelf was ze geen kei met computers. Ze kon er een verslag mee schrijven en bestanden openen, sluiten en opslaan. Veel verder ging haar kennis niet. Anders gezegd ze kan met een auto rijden maar een band verwisselen niet. Ook niet nodig natuurlijk.

Jan begon op de toetsen van het toetsenbord te tikken. Sylvie keek over zijn schouder mee.

Nergens nog vond hij iets terug van de e-mail, noch binnenkomend, noch buitengaande.

'Niks van e-mail. Wat er op wijst dat wie het ook gedaan heeft er verstand van heeft.' Verklaarde hij zijn zoektocht in de pc van Vera.

'Of had' merkte Sylvie op.

'Wat bedoel je?' Bleef Jan op zijn beurt met een vraag achter.

'Het kan ook zijn dat Vera het zelf gedaan heeft.' legde Sylvie met een beetje fierheid over haar vondst uit.

'Mogelijk maar daar ga ik niet vanuit.'

'Ik zal haar naam eens intikken bij een zoekrobot op internet.' Zei Jan.

'Doe dat'

De oud rechercheur tikte de naam van het slachtoffer in bij diverse zoekrobotten zonder resultaat.

'Misschien gebruikt ze wel een andere naam, een pseudoniem.' Merkte Sylvie op.

'Dan kunnen we nog lang zoeken'

'Tot sint juttenmis'  liet de jonge rechercheur vallen. Alhoewel ze het niet grappig bedoelde konden ze er beide hartelijk om lachen.

Jan leunde achterover. Zijn gerimpelde gelaat en de doffe ogen verrieden dat hij heel moe was. Evenwel wou hij het zoekwerk nog niet opgeven. Liefst zou hij de jonge moedige vrouwelijke rechercheur helpen om deze moordzaak op te lossen. Er waren echter al verschillende pistes die ze moesten verlaten. Op dat moment zaten ze vast. Mochten ze het e-mail adres van Vera kennen dan konden ze die denkpiste verder zetten. Jan keek naar de klok. Nog twee uur en het is middernacht. De oud rechercheur trok een grimas en zette zich recht. Vlug typte hij een e-mail adres in, gevolgd door een korte tekst. Sylvie zag dat hij de knop ‘verzenden’ aanklikte.

'Even geduld. Als Albert nog aan de computer zit dan krijgen we binnen een paar minuten antwoord.' Zei Jan.

'Zou die man ons kunnen helpen?'

'Waarschijnlijk wel. Tenminste als hij het wil doen. Het blijft illegaal.'

Op het computerscherm kwam een tekst binnengelopen.

'Ik kom morgenvroeg tegen 9 uur, ben met dringende reparatie bezig' meer stond er niet op.

'Intussen kunnen we niet veel doen.' Zei Jan een beetje ontgoocheld maar toch begrip te kunnen opbrengen voor Albert.

'Wie is Albert?' Vroeg Sylvie.

Op dat moment kwam zijn vrouw en Stein binnen. De jongen vloog rond de hals van zijn nieuwe ‘opa’ en gaf hem een dikke zoen op de oude wang.

'En nu naar bed kleine dreumes.' Lachte Juliette en nam Stein bij de kleine hand.

'Slaapwel opa.' Zei de kleine en gaf Jan nog een dikke smakkerd. Sylvie tilde haar zoon op en knuffelde hem eens duchtig.

'Je moet niet mee gaan mama, oma brengt me naar bed.' Zei Stein trots.

'In orde dan slaapwel en in je bed blijven, het is al heel laat.' Sprak Sylvie en knuffelde haar zoon nog eens.

'Ga je niet wandelen?' Vroeg Juliette bezorgt.

'Toch wel.'

'Dan zal ik maar eens naar huis rijden. We kunnen toch niet verder.' Zei de jonge rechercheur.

'Je kan beter hier blijven slapen. Het is tenslotte de eerste keer dat Stein blijft logeren en wie weet hoe hij reageert mocht hij wakker worden en jij bent er niet.' Zei Juliette.

'Ik wil jullie niet tot last zijn.' Antwoordde Sylvie op verontschuldigde toon.

'Niks van last, we hebben kamers genoeg.' Sprak Juliette op een bazige toon.

'Dat is dan geregeld.' Zei Jan. 'En nu ga ik wandelen.' Voegde hij er aan toe.

'Vind je het erg als ik meega?' Vroeg Sylvie en draaide haar hoofd eerst naar Jan en daarna naar zijn vrouw, alsof ze het aan beide vroeg.

'Ga gerust mee maar braaf zijn hé' Lachte Juliette.

'Dan zijn we weg.' Zei Jan en opende met een galant gebaar de deur. Daarbij maakte hij een lichte buiging zoals de oosterlingen doen. Sylvie liet het zich welgevallen en liep lachend naar buiten. De lift bracht hen naar de begane grond. Opnieuw toverde Jan zijn galante trukendoos tevoorschijn en weer gierde Sylvie het uit. Ietwat onwennig liep de oud rechercheur naast de jonge vrouwelijke collega.

De eerste tien meter legde ze zwijgend af. Jan haalde heel diep adem door zijn neus, waardoor de grote neusvleugels telkens van formaat veranderden. De frisse zeelucht zo rond die tijd van de dag daar kon Jan volop van genieten. Een tijd heeft hij niets of niemand nodig als hij wandelt.

Je zag hem met volle teugen genieten. De zuivere zeelucht opsnuivend als een drugverslaafde zijn heroïne opsnuift. Als is de zeelucht toch een gezondere drug. Het viel Sylvie op dat Jan gedurende de eerste tien meter dat ze rustig stapten zijn ogen gesloten hield.

Plots opende Jan zijn ogen en keek naar zijn begeleidster.

'Daar knapt een mens van op.'

De jonge vrouwelijke rechercheur die Jan maar al te graag als haar mentor zag, sloot de ogen, deed haar hoofd iets naar achter, en haalde diep adem. De zeelucht prikkelde haar neusgaten. Ze voelde de zeelucht door gans haar lichaam stromen. Even bleef Sylvie staan om met volle teugen van die weldoende zeelucht te genieten.

Jan keek naar haar. Er kwam zowaar een glimlach op zijn van pijn vertrokken gelaat. Het deed hem deugd te zien hoe Sylvie van de wandeling genoot.

Jan nam haar hand en trok de jonge rechercheur mee naar een wit gelakte houten zitbank. Stil bleven ze naast elkaar zitten. Hun ogen waren gericht op de kalme zee. Als zilveren spiraaltjes rolden de kleine golven vanaf volle zee in de richting van het fijne zandstrand. Een ferryboot vertrok net richting Engeland. Het leek wel of de boot boven het water zweefde. Op het strand liepen nog wat mensen. Ze droegen wel kleren maar de broekspijpen waren tot boven de knieën opgerold. Tot net boven de enkels liepen de mensen in het frisse water. De terrasjes langs de zeedijk deden gouden zaken. Op het eerste zicht waren alle stoelen bezet. Een half uur bleven Sylvie en Jan in stilte genieten van al het fijne dat de kust bied. Ten minste als de weergoden meewillen werken.

'Morgen wordt het een mooie dag. Iets warmer dan vandaag.' Doorbrak de oud rechercheur de stilte.

'Zie je dat?'

'Ik voel het.'

'Heb je pijn?' Vroeg Sylvie voorzichtig.

'Ja.'

'Ik zie het.'

'Ik voel het.'

'Dat zal wel.' Lachte Sylvie. 'Weet je ik had volledig gekapt met mijn beroep.' Zei Jan met een ernstig gezicht.

'Juliette heeft het me verteld.' Antwoordde Sylvie.

'Toen ik Stein zag in zee en met jou in contact kwam kreeg ik een vreemd gevoel. Niet enkel om jou, om je uiterlijk bedoel ik. Iets in mij vertelde me dat ik jou nog wat kon bijbrengen, professioneel dan.'

'Je hebt me al heel veel geleerd.' Onderbrak Sylvie hem.

'Mijn tijd is kort.' Zei Jan en nam haar kleine vrouwenhanden in zijn grove gerimpelde mannenhanden.

Er rolde een traan over zijn trillende wang.

'Ik weet het.' Probeerde Sylvie de oude man te troosten.

Ze nam zijn hoofd in haar handen en drukte een kus op zijn bezweet voorhoofd.

'Hoezo, je weet het?' Vroeg Jan.

'Mijn vader is ook aan een hartziekte bezweken.'

'Wie zegt dat ik een hartziekte heb.'

'Ik zie het gewoon.'

Jan legde zijn hoofd in zijn bevende handen op zijn knikkende knieën. Hij kon zijn tranen niet meer bedwingen.

'Laat je maar eens gaan.' Suste Sylvie haar mentor.

Ze streelde over zijn grijs kort kapsel. Ook bij haar stroomden de diamantkleurige tranen naar hartelust. In vrije val als watervallen zochten de tranen hun weg.

'Sorry.' Brabbelde Jan.

'Niks sorry. Ik vind het jammer je met mijn problemen op te schepen nu je het zo moeilijk hebt.' Zei Sylvie met bevende stem.

'Ik ben blij je te kunnen helpen dat verzet mijn zinnen.' Zei Jan. En daar had hij gelijk in. Het gaf hem een gevoel van nog nuttig te zijn. Deze jonge vrouw heeft het om een goede rechercheur te worden. Uiteraard mist ze de ervaring en heeft ze het niet getroffen met de commissaris.  Jan zou het een triomf voor haar vinden mochten ze de moordzaak kunnen oplossen. Ergens was Jan blij dat zijn vriend pas tegen de morgen kon komen. Jan voelde zich moe. Al gaf hij dat niet graag toe. De wandeling aan de zijde van zijn jonge vrouwelijke collega deed hem goed. Al viel het hem zwaar dat iedereen al op de hoogte was van zijn toestand.

De oud rechercheur voelde zich steeds verder wegglijden.

'We zullen zien wat Albert ons bij kan brengen. Misschien is er toch  een verband met de andere mogelijke moorden.'

'Dat mogen we niet vergeten na te gaan.'

'Nu genoeg over het werk, laat ons in de mate van het mogelijke van deze avond genieten. Wat is het hier zalig.' Vermande Sylvie zich. Ze wou Jan een fijne avond geven. Al wist ze dat het geen sinecure zou worden om zijn gedachten weg te houden van zijn ziekte. De oud rechercheur probeerde zich te ontspannen. Hij zette zich recht en nam opnieuw de smalle vrouwenhand in zijn veel grotere en oudere hand.

'Ik ben blij jou ontmoet te hebben.' Zei hij zacht, bijna op een romantische toon. Zijn ogen kregen plots iets van een diamant met de juiste lichtinval.

'Dat is wederzijds.' Antwoordde Sylvie. Ze voelde een lichte blos op haar wangen komen. Al wist ze maar al te goed dat zijn woorden niets met romantiek te maken hadden. Pure vriendschap.

'Zullen we nog een eindje wandelen?' Stelde Jan voor.

'Mij goed.' Antwoordde Sylvie. Ze stond snel als eerste recht om haar mentor overeind te helpen. Hij bedankte haar daarvoor. Sylvie liet de oude man toe om zijn arm op haar schouder te leggen. Een koppel dat net voorbij kwam keek om. Men zag ze fluisteren.

'Die zeggen zeker dat de oude bok nog een groen blaadje lust.' Lachte Sylvie.

'Of ze noemen me een oude viespeuk.' Lachte Jan.

De jonge vrouwelijke rechercheur voelde dat Jan de steun best kon gebruiken.

'Kijk naar de horizon, is dat niet prachtig hoe de lucht en de zee zich verzoenen.' Zei Jan vol enthousiasme.

'Buitengewoon.'

Ver ging de wandeling niet. Aan de volgende bank vroeg Jan om even te rusten. Moeizaam zette hij zich neer.

'Rust nog een kwartiertje en dan gaan we slapen.' Zei Sylvie. Daar kon Jan zich in vinden. Terwijl hij genoot van het vergezicht  bleef hij tegen de schouder van Sylvie leunen. Het koppel van daarnet was op de terugweg.

'Zullen we die eens doen schrikken.' Stelde Jan voor. In zijn  ogen lag een schelmse blik. Sylvie begreep dat het lang geleden was dat hij een frats uithaalde.

'Hoe dan?' Vroeg Sylvie.

Dat hij nog een frats wou uithalen vond ze geweldig.

'Als dat koppel bijna bij ons is geef me dan een kus.' Lachte Jan.

'Je bedoelt?'

Een kus, dat ken je toch.' Zei hij met duidelijke pretoogjes.

'Natuurlijk ken ik dat. Je wilt dus dat ik je een ‘echte kus’ geef terwijl die passeren. Dat zal wel een schok geven.'

'Voor wie?' Lachte Jan weer. Hij had er duidelijk zin in.

'Mij niet gelaten. Ik zal het proberen, zoveel ervaring heb ik nu ook niet.' Zei Sylvie met een gemeende glimlach.

Het koppel was tot op een meter of vijf genaderd.

'Klaar?' Vroeg Sylvie.

'Laat maar komen.' Zei Jan stil.

Sylvie zette haar mond om die van Jan. Het koppel konden hun ogen niet geloven. Toen ze voorbij waren keken Jan en Sylvie hen ongemerkt achterna. Ze proesten het uit van het lachen. 'Kom laat ons gaan slapen. We zullen onze rust best kunnen gebruiken.' Zei Sylvie. Ze stond op en Jan deed hetzelfde, zij het iets moeizamer. Hij wierp nog een laatste blik naar de rustige zee.

Een half uur later lagen ze onder de wol. Al is het meer figuratief. Een dun wit laken volstond. Sylvie sliep in dezelfde kamer als haar zoon. Ze sliep onrustig. De moordzaak hield haar wakker. Soms dompelde ze eventjes in. Tegen de morgen viel ze in een diepe slaap.

Stein wekte zijn moeder. Met veel moeite kwam ze uit het bed. Kleine Stein liep naar de kamer van Jan. Daar was niemand meer. Jan zat al in de keuken te ontbijten. Juliette zat er ook. Dan liep de jongen terug naar zijn moeder. Vlug trok Sylvie haar rok en blouse aan. Ondergoed niet. Ze liep naar de keuken.

'Goede morgen.' Begroette ze haar oudere vrienden.

Het viel haar op dat de oud rechercheur er heel moe uitzag.

'Is het goed dat ik eerst een douche neem?' Vroeg Sylvie.

'Doe gerust.' Zei Juliette.

Een kwartier later kon Sylvie aan de ontbijttafel. Al ging er niet veel eten door haar keel. Ze zag hoe de toestand met haar mentor sneller dan iedereen had verwacht achteruit ging. Net op het moment dat ze iemand gevonden had die haar beroepsmatig wou helpen ging het niet goed met die man. Er werd aangebeld.

'Dat zal Albert zijn.' Zei Juliette en liep naar de parlofoon.

Jan zette de computer aan. Op het moment dat Albert binnenkwam was de computer gebruiksklaar. In enkele woorden legde de oud rechercheur het geval uit. Jan wende zich tot Sylvie. 'Albert weet ook wel dat dit vertrouwelijk is. Maar ik weet dat zijn mond verzegeld is.' Zei Jan.

'Mij goed.' Zei Sylvie.

'Kijk het is normaal niet moeilijk om het e-mail adres van die vrouw op te sporen.' Begon Albert.

'Mooi, hoe doe ik dat?' Vroeg Sylvie.

'Zo eenvoudig is dat nu ook niet.' Zei Albert en zwaaide met een vinger in de lucht.

'Hoe bedoel je?' Wou de jonge vrouwelijke rechercheur weten. Eerst  zei hij dat het niet moeilijk is en dan zegt hij dat het niet eenvoudig is. Van een contradictie gesproken.

'Zoals de informatie die jullie me geven over de moordzaak is de informatie waarover ik beschik eveneens vertrouwelijk.' legde Albert uit.

12-02-2006 om 15:32 geschreven door Joe Manshell

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 2

 Na het ontbijt legde Juliette de krant helemaal open op de salontafel.

‘Kijk, weer een moord zonder aanknopingspunt.’ Las ze luidop. ‘Hoezo, weer,’ Vroeg Jan.

‘Weet je dat dit de tweede jonge vrouw is die zogezegd aan een hartinfarct sterft op drie weken tijd. Stel dat het om moord gaat, dan is de dader nog niet gevonden.'

Er klonk ongerustheid in haar stem. Daardoor trok het de aandacht van haar man. ‘De dader is al gevonden.’ Zei hij met een ernstig gezicht. Juliette begreep dat er nog wat ging komen en wachtte af. De grijns op het rimpelvolle gelaat vertaalde zijn plezier haar weer eens betrapt te hebben op een verkeerde uitdrukking. 'Er is geen moord zonder dader, dat de dader nog niet is gevonden door de politie zal je bedoelen.’ Zijn wederhelft zuchtte en gaf toe de woorden verkeerd gebruikt te hebben.

Ze moest weten dat het bespelen van woorden en zinnen een stokpaardje was van Jan, opnieuw had ze zich laten vangen.

Uitzonderlijk sprak Juliette over de misdaad. Sinds Jan vijf jaar geleden zijn job van rechercheur aan de wilgen had gehangen werd er niet meer over misdaad gesproken.

‘Ik heb er mijn buik van vol.’ Met die woorden gaf Jan te kennen dat het onderwerp voor hem afgeschreven was. Zijn ogen werden dof, waaraan zijn vrouw zag dat er geen discussie meer mogelijk was.

 Juliette droeg een ¾ broek die haar beste tijd gehad heeft en een blouse van hetzelfde jaar. Ze wou vandaag nog eens extra poetsen. ‘Heb je hulp nodig?’ Vroeg Jan. Ja, hij meende het, huishoudelijke karweitjes daar is hij niet vies van. ‘Ga jij maar wandelen. Trek wel een short aan anders ga je zweten.’ Lachte Juliette.

Een half uur later stapte Jan de deur uit, gekleed met een beige korte broek en een polo met borstzak. Voor hij een stap buitenzette voelde de gewezen rechercheur in zijn linkerbroekzak. Dat er een zakdoek in zat stelde hem gerust. Heel stil zuchtte hij. Daarna voelde hij in de rechterbroekzak. Weer slaakte hij een zucht van opluchting. Zonder ze te tellen wist hij dat er vijf stukken van een euro inzaten. Nog niet zolang geleden had hij daarmee opgeschept. 'Ik voel het aan het gewicht.' Zei hij tegen zijn vrouw. In de borstzak van het polo stak zijn bril.

Jan stak automatisch zijn handen in de kleine broekzakken. Dan stapte hij op een bijna slenterende stap naar de overkant. Tussen de toch al redelijk aanwezige wandelaars baande hij zich een weg naar een vrijstaande bank. Jan haalde de handen uit de broekzakken en wreef ze alsof hij kou had. Dat was niet zo. Dan wreef hij over zijn gerimpelde gebruinde gelaat. Alsof hij het wou glad strijken. Dat ging niet meer. Zijn ogen tuurden naar de horizon. Ze volgden een zeilschip. Aan de zeilen te zien was er weinig wind. Traag bewoog het rijkenmensen speelgoed zich over het bijna golfloze water.

Enkele mensen begaven zich in zee. Jan hield zijn hart vast telkens er kinderen zonder begeleiding in de verraderlijke zee gingen. De ouders moesten veel voorzichtiger zijn.

Hoe verleidelijk het water ook is. Jan hield een jongetje geruime tijd in het oog. Hij taxeerde het op een jaar of zeven. Nergens in de buurt van het jongetje zag hij oudere mensen. Zou het kind heel alleen zijn of kijken zijn ouders van op afstand toe. Bezorgt zochten de ogen van de oude rechercheur het strand af. Hij was bang dat niemand naar het kind keek. Na een halfuur werd het hem teveel. Met haastige stap liep Jan het strand op. Onderweg trok hij zijn sandalen uit en hield ze bij de achterriem aan één vinger vast. Resoluut stapte hij in rechte lijn naar het jongetje dat steeds verder de zee in liep.

'Jonge, kom eens hier!' Riep de bezorgde oud rechercheur op een vriendelijk toon. Het grootvaderlijke lag in zijn stem. Het kind keek eerst niet. Jan diende nog twee keer te roepen. Uiteindelijk kwam het uit het water en liep naar Jan. 'Ben je hier alleen?' Vroeg Jan op zijn eigen egale toon. 'Nee, mijnheer, mama zit daar.' Antwoordde  het kind beleefd. Daarbij wees hij naar een vrouw die op het strand lag te zonnen. 'Dan is het goed jongen. Hoe heet je trouwens?' Vroeg Jan. 'Stein, ik heet Stein mijnheer.' Antwoordde het jongetje weer beleefd. 'Ga maar terug in de zee Stein, maar wees voorzichtig, niet verder gaan dan waar je was want de zee kan soms stomme dingen doen.' Lachte Jan. Daarbij gaf hij Stein een tik op het natte achterwerk. Te laat dacht hij er aan voorzichtig te zijn met vriendelijke tikjes te geven aan kinderen, je hebt al vlug een slechte naam tegenwoordig.

De moeder sloeg van op haar badlaken het gesprek gade. Ze knikte naar Jan. De oude rechercheur voelde het als zijn plicht om even naar de moeder te gaan om haar zijn interventie duidelijk te maken.

De vrouw lag op haar buik toen Jan bij haar kwam. 'Excuseer me mevrouw, ik zat ginder op de bank naar de zee te kijken en had de indruk dat uw zoon alleen was.

De zee is vervaarlijk. Daarom heb ik hem gevraagd of hij alleen was.'

 'Ik ben blij dat er nog zulke bezorgde mensen bestaan.' Antwoordde de vrouw. Daarbij nodigde ze Jan uit om er even bij te komen zitten. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan ondervond Jan.

'Mag ik me voorstellen' Vroeg Jan. zonder op een antwoord te wachten ging hij verder: 'Jan Lemans, rechercheur op rust.'

'Sylvie Verstreepen, rechercheur in actieve dienst.' Zei ze met een glimlach.

'Ik zou me willen rechtzetten, dat praat gemakkelijker.' Zei de vrouwelijke rechercheur.

'Lijkt me een goed idee.' Stelde Jan vast.

'Het is nogal moeilijk'

'Wat bedoel je?'

'Omdat je op het bovenstukje van mijn bikini zit.' Lachte ze ingehouden om de rond hen zittende mensen niet te doen opkijken.

Jan had alle moeite van de wereld om zich een houding te geven. Het was hem niet eens opgevallen dat ze geen bovenstukje droeg. De gewezen rechercheur zuchtte binnensmonds. Alleen wie hem echt goed kent ziet aan dat zuchten dat hij het spijtig vond niet beter opgelet te hebben. 'Vroeger zou ik gemerkt hebben dat je met je, je weet wel, bloot lag.' Mompelde Jan op een fluistertoon.

'Ja en nu niet zeker.' Lachte Sylvie zijn verontschuldiging weg. Trouwens ik lag er niet mee bloot, ik lag op mijn buik. En je gaat me toch niet vertellen dat je er van zou wegkijken mocht je het gemerkt hebben.'

De gewezen rechercheur voelde zich verslagen. Zijn gedachten gingen naar haar woorden. Ergens voelde de oudere man zich een beetje verslagen. Daarbij ging het niet om de borsten, de woordspelingen, zijn stokpaardje, deze jonge vrouw had hem op zijn terrein gepakt. Bij die gedachte wreef hij zich over de kin en grijnsde. Sylvie merkte het. "Binnenpretjes?" Vroeg ze. "Dat vertel ik nog wel eens." Probeerde enigszins zijn gezicht te redden. Duidelijk had de jonge rechercheur er zin in. Terwijl ze rechtkwam hield ze het bovenstukje vast, met twee handen. Hoewel hij zijn best deed, nee zij had gelijk. Toch keerde hij haar de rug toe toen ze rechtop gezeten het kleine stukje textiel vastknoopte. Haar zoon speelde vooraan in zee op een toch wel veilige plaats. "Kan je even sluiten?" Vroeg Sylvie en ging met haar weinig gebruinde rug naar Jan staan. Zijn handen beefde een iet, al zat de leeftijd er voor niets tussen.

"Zullen we daar op de bank gaan zitten." Stelde de oud rechercheur voor. Sylvie deed teken naar haar zoontje dat ze op een andere plaats ging zitten.

'We wonen in Nieuwkust.' Vertelde Sylvie zonder dat Jan er naar vroeg.

'Daar is er ook een strand, maar iedereen kent er me en dan vind ik het gênant om zonder topje te zonnebaden.' Legde ze uit waarom ze in Blankenberge kwam zonnen.

De gewezen rechercheur kon niet ontkennen dat die vraag hem niet door het hoofd ging. Maar haar begreep volkomen haar redenering. Als vrouw zou hij misschien hetzelfde doen. "Weet je" Begon Jan op een toon die alleen grootvaders gebruiken. Na "weet je" viel een stilte.

"Een stokpaardje van me zijn woordspelingen. Daarnet was je me te sterk. Al vond ik dat ik een goede onhoorbare repliek gaf, ik dacht bij mezelf, 'ze heeft me gepakt'."

"En wat is daar mis mee?" Vroeg Sylvie. "Gepakt, je bent toch van de politie." Lachte Jan.

Sylvie zwaaide met beide armen en riep haar zoon.

Na twee keer roepen kwam hij uit het water.

'En nu naar Nieuwkust?' Vroeg Jan.

'Nee, nu gaan eten. Weet jij een gezellig restaurantje, niet te duur want zo groot is onze wedde nu ook weer niet?' Vroeg ze met een glimlach.

'Misschien weet ik wel iets heel goedkoop en heel lekker.'

Jan kon niet ontkennen dat die vrouwelijke rechercheur zijn sympathie droeg.

Terwijl Stein zich afdroogde en aankleedde trok zijn moeder een joggingpak aan over de bikini. Met veel moeite kwam Jan recht. Zijn oudere knoken wilden niet meer zo goed mee. Het viel hem op hoe hij het ouder worden zo duidelijk en in zulk hoog tempo ervaart.

Veel meer dan een kleine sporttas had Sylvie niet bij.

'Kom volg me maar.' Zei Jan.

Jan opende de deur van het appartement en nodigde Sylvie en Stein uit binnen te gaan.

Juliette keek wel even verrast. Ze was het niet gewoon dat Jan gasten meebracht. Met neergeslagen ogen liep hij naar zijn vrouw. 'Kunnen ze mee-eten.'

'Frieten met stoofvlees?' Vroeg Juliette zich tot Sylvie richtend.

'Reuze!' Riep Stein.

Sylvie hielp Juliette in de keuken.

'U heeft ook een computer.' Zei kleine Stein tegen Jan.

'Ja, jij ook?' Vroeg Jan.

'Ja, mijnheer.'

'Ik denk dat er een leuk spel op staat. Tenminste als je graag zoekt en je gezond verstand kan gebruiken.' Zei Jan met enige fierheid in zijn stem.

'Laat eens zien.'

'Het is een spel dat ik zelf ontworpen heb. Je moet met vragen te stellen er achter komen wie een bal stuk heeft gemaakt. Om het iets gemakkelijker te maken zijn er zeven verdachten. Denk je dat je het kan?' Legde de gewezen rechercheur uit aan de zoon van een vrouwelijke collega.

'We zullen eens zien.'

'Ziezo je kan beginnen.' Zei Jan en schoof een stoel bij.

Op dat moment kwamen de dames uit de keuken elk met een kom in de hand. Sylvie droeg de frieten en Juliette had het stoofvlees bij. 'Aan tafel.' Zei Juliette.

'Wat ben jij aan het doen?' Vroeg Sylvie aan haar zoon.

'Een spel dat mijnheer Lemans zelf gemaakt heeft.' Antwoordde Stein.

'Wat is de bedoeling?' Vroeg zijn moeder.

'Iemand heeft een bal stukgemaakt en ik moet uitzoeken welke van de zeven verdachten het gedaan heeft.' Verduidelijkte Stein.

'Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.' Lachte Sylvie. Haar zoon keek zijn moeder vragend aan.

'Je zou het ook beroepsmisvorming noemen.' Kwam Juliette tussen. 'Als je moest weten hoeveel uren hij daar in gestoken heeft.' Ging ze verder.

'Gewoon een hobby.' Zei Jan.

Een beetje moeizaam kwam hij van de stoel om naar zijn plaats aan de tafel te gaan. Juliette mompelde iets binnensmonds. Het was Sylvie als een rechercheur niet ontgaan. Ze keek naar Juliette.

'Zet je bord gerust bij de computer Stein, maar niet morsen hé.' Zei Jan die zag hoe haastig de jongen aan zijn maaltijd begon. Duidelijk kon die niet vlug genoeg aan de computer zitten.

'Hier kan het beste restaurant niet aan tippen.' Prees Sylvie de kookkunst van haar gastvrouw. Juliette wimpelde die lof handig weg.

'Vlot het?' Vroeg Jan aan Stein terwijl hij naast de jongen ging zitten. Na een paar tips van de ontwerper zat Stein op het goede spoor. Met nog wat hulp was Stein er in geslaagd al drie kandidaten uit te schakelen.

Ondertussen waren de dames naar de keuken getrokken. Sylvie droogde af terwijl de gastvrouw de afwas deed.

'Is er wat met Jan?' Vroeg Sylvie.

Juliette slikte even. 'Laat ons gaan zitten.' Stelde ze voor.

De glimlach, de vriendelijke uitstraling op haar gelaat verdween. De ogen werden dof en er rolde enkele tranen uit. Ze legde haar nog klamme hand op die van Sylvie. Een uur geleden was Sylvie voor haar een totaal vreemde vrouw. Nu had ze het gevoel dat ze die vrouw al jaren kende. Juliette wist niet waarom, maar ze wou haar hart uitstorten bij Sylvie.

'Het gaat niet goed met mijn man.'

'Kanker?'

'Nee, het is geen ziekte. Vijf jaar geleden hebben we ons enig kleinkind verloren, door kanker. Al zal hij het niet willen toegeven, sindsdien is Jan nooit meer dezelfde geworden.'

'Wat erg.'

'Je zal je afvragen wat jij daar mee te maken hebt?'

'Nog niet direct, maar jij ziet een verband, denk ik.'

Juliette kan haar tranen niet meer bedwingen.

Sylvie stond op om de keukendeur te sluiten.

'Laat je maar eens goed gaan, de mannen horen ons toch niet.' Sprak ze bemoederend de veel oudere vrouw aan, het kon wel haar moeder zijn, bedacht ze zelf.

Juliette liet haar tranen de vrije loop. Voor het eerst sinds het verschrikkelijk nieuws.

'En de kinderen?'

'Sinds twee jaar werkt onze Stan in Amerika.'

'Weet je, ik zal het duidelijk maken. Zei Juliette en liep naar de slaapkamer om snel terug in de keuken te gaan.

'Kijk dit was onze kleindochter.' Zei ze en gaf een foto aan Sylvie. Zelf durfde ze er niet meer naar kijken.

'Bedoel je de gelijkenis?'

'Zie je het ook?'

'Ja.'

'Heeft Jan me daarom mee gevraagd?'

'Ik denk van wel.'

'Als je even in zijn ogen kijkt zie je ze veranderen. Je voelt dat hij iets wil zeggen maar het niet over zijn lippen krijgt.' Legde Sylvie uit.

Een paar minuten later deden de dames verder met de vaat.

'En wat doet de papa?' Gaf Juliette het gesprek een andere wending.

'Die is er niet.'

'Toch niet overleden?' Vroeg Juliette terwijl ze haar van het water gerimpelde hand voor de mond sloeg.

' Ik was net zeventien geworden. Vriendinnen had ik niet echt. Er waren wel meisjes waarmee ik ging zwemmen of fietsen, echte vriendinnen, nee dat waren we niet. Op een avond besloot ik eens naar de bioscoop te gaan. Er speelde een heel romantische film, en daar had ik wel zin in. Heel even dacht ik er nog aan een meisje mee te vragen, maar toch ging ik alleen. ' Zei Sylvie.

'Geen jongen?' Onderbrak Juliette haar.

'Nee. Na de film wandelde ik nog wat. Plots stond er een man achter me. Van waar hij kwam weet ik niet. Het was juist aan een heel smal straatje dat uitkomt in de wandelstraat. Voor ik besefte wat er gaande was had hij mijn rok gescheurd en voelde ik zijn ding in mij. Hoe ik ook riep en brulde, niemand kwam me helpen. Misschien was er niemand. Goed, ik heb wel eens iets opgevangen van verkrachting, maar dat het zo verschrikkelijk was, nee dat wist ik niet, nu wel.'

Juliette legde haar gerimpelde hand op het achterhoofd van Sylvie en trok de jonge vrouw tegen haar knokkelige schouder. 'Mannen kunnen toch slecht zijn.' Vloekte Juliette gemeend.

'Niet alle mannen.' Suste Sylvie haar oudere nieuwe vriendin. 'Of vergis ik me in Jan?'

'Jan is een goede man. Zijn beroep maakte het soms wel moeilijk. Vroeger meer dan tegenwoordig. Nu met de gsm gaat het een stuk gemakkelijker. Juliette keek omhoog.

'Als je eens moest weten hoeveel nachten ik in bed lag te wenen omdat hij maar niet naar huis kwam. Vaak lag ik wakker in bed te wachten, bang dat er iemand zou aanbellen en me slecht nieuws bracht.'

'Ja  nu kan je gemakkelijker verwittigen later te komen.'

Sylvie liep naar Juliette en pakte haar eens goed vast. Uit de ogen van beide dames rolde tranen. De oudste slaakte een diepe zucht. 'Ik ben blij mijn hart eens te hebben kunnen luchten.' Zei ze en nam het hoofd van haar nieuwe vriendin tussen beide gerimpelde bevende handen. Heel even keken ze elkaar diep in de waterige ogen. Dan gaf Juliette een klinkende zoen op de wang van Sylvie.

'Mama, ik heb het gevonden, ik weet wie de bal heeft stukgemaakt!' Kwam Stein de keuken binnengelopen. Dat zijn moeder geweend had zag hij in zijn enthousiasme niet.

Jan bleef in de woonkamer. De kleine had hem vermoeid. Een beetje rust was meer dan welkom.

'Zullen wij eens een ijsje gaan eten.' Stelde Juliette voor nadat ze zag dat Jan lag te slapen. Je zag het niet alleen, je kon het horen ook. Zoals veel mannen kon Jan luid snurken. Juliette dacht er aan hoe vaak ze hem midden in de nacht porde. Al hielp dat meestal maar even.

'Gaat Jan niet mee?' Vroeg de kleine Stein.

'Laat die maar slapen.' Lachte zijn moeder en streelde haar zoon over het blonde haar.

Buitengekomen bood Sylvie haar arm aan Juliette. Met een glimlach op het niet opgemaakte gelaat stak de oudere dame een arm in de opening die de jonge rechercheur gevormd had. kleine Stein voelde zich helemaal thuis bij Jan en Juliette. Vastberaden nam hij de gerimpelde hand van Juliette. Er verschenen pretlichtjes in de grijsblauwe ogen van het kind. 'Mag ik je oma noemen?' Vroeg hij met een bibbering in zijn stem.

'Heb je dan zelf geen oma?' Vroeg Juliette. 'Nee, mijn oma is in de hemel. En opa ook.'

'Dan mag jij me oma noemen en misschien mag je Jan wel opa noemen. Dat zou ik straks maar eens vragen als we terug thuis zijn.'

Juliette voelde hoe Sylvie in haar arm kneep.

De dames bekeken elkaar heel even aan. Woorden waren er niet nodig. Hier sprak het hart. Zwijgzaam liepen ze enkele tientallen meters tot het ijssalon. Zelf ging ze daar soms eens met Jan een ijsje eten.

 

 


12-02-2006 om 16:11 geschreven door Joe Manshell

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • Hoofdstuk 2
  • Hoofdstuk 3
  • Hoofdstuk 4
  • Hoofdstuk 5
  • Hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Welkom op mijn blog! Eindelijk ben ik aan mijn eerste boek begonnen
    Archief per week
  • 06/02-12/02 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Jean Hellemans, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Joe Manshell.
    Ik ben een man en woon in Hoogstraten (België) en mijn beroep is pensioen.
    Ik ben geboren op 06/04/1943 en ben nu dus 81 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Heel uitgebreid.
    U kan alles over mij terugvinden op mijn andere blog: http://blog.seniorennet.be/hellemans
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    riskjarisk
    blog.seniorennet.be/riskjar

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!