Veel leesplezier, let op dat u de juiste volgorde van hoofdstukken heeft.
Goedemorgen Louis
Goedemorgen mijnheer
Lemans
Zo klonk de dagelijkse
begroeting in het pittoreske krantenwinkeltje aan de zeedijk in
Blankenberge.
Sinds Jan Lemans met zijn
Juliette in de badstad van het volk waren komen wonen stapte Jan klokslag zeven
uur het krantenwinkeltje binnen. Waarschijnlijk hebben er weinig mensen oog
voor dat prachtig stuk architectuur. De bijna pittoreske torentjes aan beide
kanten van het dak misten hun welverdiende aandacht, zelfs bewondering, doordat
de winkel onder aan de consumenten meer aansprak.
Mooi weer Zei Jan en keek
naar buiten.
Louis, in feite de vader van
de eigenaar, zei op zijn Blankenbergs: lot ze mor schijnen
Beide mannen waren van
dezelfde leeftijd. Net de zestig gepasseerd. De jaren van noeste arbeid hadden
hun tol geijsd, al geven ze dat niet graag toe.
De ochtenduren in het
krantenwinkeltje nam Louis voor zijn rekening, zodat zoon Leo de winkel lang
kon openhouden.
Morgen begint het. Zuchtte
Louis alsof hij voor de muur van Geraardsbergen stond met de fiets aan de hand.
En de zon speelt mee.
Morgen begint de vakantie. Ik zie er naar uit. Antwoordde Jan. Er verscheen
een glimlach op zijn gebruinde gerimpelde gelaat.
Dan zijn de monokini's er
weer Lachte Louis, In de ietwat doffe, te veel gebruikte ogen van Jan kwamen
sterretjes.
'Dat geeft het leven nog
meer zin, daar put ik mijn kracht uit. Je weet hoe labiel mijn gezondheid is,
en soms verlies ik een beetje de moed, verlies ik de goesting om verder te
gaan, maar als ik de dames in monokini dan zie, dan bloei ik weer open.
Filosofeerde Jan Lemans.
Zo is, en niet anders wist
Louis, die het aan de lijve ondervond, want ook hij sukkelt met zijn hart. Jan
wreef met volle hand over zijn gelaat, alsof hij de sobere gedachten van het
bord veegde.
Er begonnen klanten te komen
zodat beide mannen tot morgen zegden.
De wind was al op vakantie
vertrokken. De zon miste de afspraak niet.
Jan wandelde tot aan het
strand, zette zich op een hagelwitte bank en begon zijn krant te lezen.
De vroege vogels van de
gemeentediensten hadden er voor gezorgd dat alles er netjes bijlag.
Jan begon halverwege de
krant, de sportpagina die las hij met veel interesse. De rest sloeg hij over.
Politiek en financiën was niets voor hem. Ongevallen, daar werd je alleen maar
droevig van en de misdaad, daar had hij zijn buik van vol.
Veel sport, in het bijzonder
voetbalnieuws, stond er niet in de krant, zodat Jan vlug klaar was. De voetbal
lag stil.
Wat een raar gevoel geeft.
Het is een beetje als ophouden met roken. Je mist wat. Je voelt je verdwaald.
Jan lachte met zijn eigen
gedachtegang. Bij hem zou stoppen met roken een gevoel van een geamputeerd
lichaamsdeel geven. Het welk, ja dat is een vraag die hem nog meer binnenpret
bezorgde. Hoogmoedig gaf Jan toe dat negentig percent van het aantal sigaretten
die hij rookt, gewoontesigaretten zijn, zoals hij dat noemt. Van een drietal
sigaretten per dag kan hij heerlijk genieten. Langzaam zuigt hij de rook naar
binnen, laat hem even ronddartelen als een speelse peuter, om hem dan tergend
traag op te nemen. Op zulke momenten staat voor Jan de wereld stil, hij ziet
niets, hij hoort niets. Enkel het genot van de spelende rook tegen zijn
gehemelte en het binnensluipen in de luchtwegen. Dat is een moment voor hem
alleen. Dan heeft hij niets of niemand nodig. Beter dan wie ook weet Jan dat
hij flirt met de dood. Al maakt hij anderen, maar vooral zichzelf wijs dat
roken een deel van zijn leven is.
De lucht en de zee leken een
wedstrijd te houden, om ter blauwste. De lucht won nipt.
De zee lag er als een
biljartlaken bij. Zeker ging de gelijkenis op met een televisie uitzending over
het biljartspel, want dan gebruikt men een blauw laken om een beter beeld te
krijgen. Alhoewel Jan uren naar de zee kon kijken kon hij het zich niet voorstellen
er op te varen. 'Daar moet je zot voor zijn om met zulke badkuip met bedlakens
op zee te gaan.
Jan vouwde de krant keurig
dicht. Dat deed hem denken aan het opdekken van zijn bed tijdens zijn
legerdienst. Juliette kon het niet hebben dat de krant niet in de
oorspronkelijke staat was. Al keek ze nooit naar politiek en sport, toch
moesten die bladen op hun plaats zitten. Ze was op orde gesteld.Dat wist Jan maar al te goed. Al kon hij
evenmin tegen rommel.
Jan keek naar het blanke
strand. Veel beweging was er nog niet. In de verte, meer naar het westen, zag
hij een wat ouder koppel door het losse zand stappen, blootsvoets, de schoenen
in hun handen. Hun pas was traag. De ruggen gebogen. Krom gewerkt. Als het niet
regent vormden die twee een onderdeel van het landschap. Een penseelstreek van
een zondagschilder, niet meer, niet minder.
Op de dijk waren er wel meer
die hun ochtendwandeling hielden. Sommige met hond, anderen met een kinderwagen
of een dreumes aan de hand.
Vanuit Engeland zag Jan een hovercraft
naderen. 'Dan moet het vijf voor acht zijn dacht Jan. Een blik op zijn gele
horloge bevestigde dat.
Jan stond recht, een beetje
moeizaam, de oude knoken wilden niet zo goed meer. Even bleef hij staan, enkel
zijn hoofd draaide van links naar rechts om alles nog eens in zich op te nemen.
De zuivere zeelucht snoof hij met overtuiging op. Het streelde de lange
neusharen, die naar buiten kwamen om mee te genieten. Soms nam Jan een te lang
neushaar tussen de nagels van zijn duim en middenvinger en trok met een korte
krachtige ruk er aan. Dan durfde er wel eens een traan van pijn uit zijn oude
ogen sijpelen.
Daarna draaide hij zich om
en wandelde rustig naar zijn Juliette toe, die in het appartement aan de dijk
op het derde verdiep nog onder de wol lag.
Een jonge vrouw, die net
onder hen woont kwam buiten. Naar gewoonte knikte Jan en zette een glimlach op
het gerimpelde gelaat. Stuur keek de vrouw voor zich uit en negeerde de ouwe
man. Elke dag hetzelfde ritueel. Niet dat Jan zich daar aan stoorde. Wel vroeg
hij zich af waarom mensen niet vriendelijker kunnen zijn. Goed ze zal naar haar
werk moeten. Het brood komt niet vanzelf op de plank. Bij hem is dat niet
anders geweest. Een man heeft hij nog nooit met miss zuurpruim gezien, dus zal
ze er wel alleen voor staan. Terwijl hij zijn grijze cellen onnodig aan het
werk zette kwam de lift. Even later stopte de lift op de derde verdieping.
Jan hing netjes zijn jas aan
de kapstok. Dan liep hij naar de keuken en zette koffie, lekker verse koffie,
heerlijk op een mooie morgen. Vervolgens zette hij de ontbijttafel klaar, om
dan naar de slaapkamer te gaan. Juliette lag met haar slaperige ogen open. Ze
deed alle moeite van de wereld om een glimlach te toveren. Gedeeltelijk lukte
het. Al zou ze bij het instituut Herman Teirlinck met een grote buis
buitenkomen.
Jan ruilde zijn schoenen
voor gemakkelijke pantoffels in het hallkastje. Jan deed veel in het
huishouden, een pantoffelheld, nee dat was hij niet. Al is sinds zijn
pensionering er veel veranderd. De onregelmatige werkuren hadden voor zijn
vrouwtje het leven niet gemakkelijk gemaakt. Juliette is ook op pensioen. Zei
Jan altijd. En gelijk had hij.
Beide hadden als droom dat
wanneer de kans zich voordeed, ze naar de kust zouden trekken. Een appartement
op de dijk van Blankenberge, meer moest dat niet zijn. Jan had wel gezegd dat
hij alleen op de dijk een appartement wou. Twee jaar geleden kwam er een
appartement te koop op het derde verdiep, met een mooi balkon, groot genoeg om
twee zetels te zetten. Geen moment hebben ze geaarzeld. Jan was toen al op
rust. Eerder bij toeval hoorde Jan het vertellen. In de Delhaize om de hoek.
Geduldig wachtte hij zijn beurt af aan de charcuterie. Een vrouw die hij wel
eens zag bij Delhaize vroeg aan een andere vrouw, die hij niet kende, hoe het
met haar appartement aan zee ging. 'Och, sinds mijne Jef dood is ben ik er niet
meer geweest.' Antwoordde de vrouw. 'En verhuren?' Vroeg de andere. 'Dat is
zo'n rompslomp.' Jan mengde zich in het gesprek. 'Neem me niet kwalijk mevrouw,
maar ik hoorde jullie praten, waar is dat appartement?'
'In Blankenberge.'
'Toch niet op de dijk?'
Vroeg Jan alsof hijstilletjes begon te
hopen.
'Op het derde verdiep.' 'Met
een lift'
'Heb je er al aan gedacht het te verkopen?' Vroeg Jan opgewonden.
'Ja, maar wat moet je daar
voor vragen?'
'Daar valt over te praten.'
Jan kon zich bijna niet meer beheersen. Zou dit de kans van zijn leven zijn?'
'Jan, je bent aan het
dromen.' Haalde Juliette hem uit een dagdroom. Heu, heu. Stamelde Jan als een
kind dat betrapt werd bij het wegnemen van een snoepje zonder het te
vragen.Je bent aan het morsen.
Voegde Juliette er aan toe. Jan gaf toe dat hij droomde.
De oud-rechercheur wandelde
vroeger in Hoogstraten graag langs de Rozenkransweg. Daar kon hij rustig
denken. Daar voelde hij de adem van Christus.
De ranke sparren die de weg afbakenden fluisterde zacht dat hij stil
moest zijn. Al moest hij tijdens zijn werk enkel oog hebben voor de feiten.
Daar kon hij filosoferen. Vaak wandelde hij er met zijn kleindochter. Voor haar
was de vava een levend dagboek; al haar problemen of goede momenten schreef ze
in zijn geest. Niemand kon beter een geheim bewaren. En goede dingen en slechte
dingen mag je niet in je eigen geest opsluiten. Dat waren wijze woorden van
grootvader. Als de dag van gisteren herinnerde hij het zich. Gaby was net
zestien geworden, nu vijf jaar geleden. Karel, de zoon van Jan en Juliette kwam
het thuis vertellen, Gaby had kanker. Amper vier weken later was Gaby er niet
meer. Dat was het moment waarop Jan geen zin meer in werken had. Een tijd lang
in niets meer. Dagen kon hij rondlopen met een stoppelbaard. Tot ergernis van
zijn vrouwlief.
Mag ik vragen wie U bent ?" vroeg Sylvie voorzichtig. Aan het geritsel meende ze te horen dat de onbekende belster zenuwachtig was. "U zal me niet kennen bij naam." Fluisterde de zachte stem. "En mijn stem zal u ook wel niet kennen." voegde ze er aan toe. "Ik heb u gezien in het restaurant." gaf ze schoorvoetend toe vanwaar ze de jonge rechercheur kende. Sylvie zag de jonge vrouw die alleen aan een tafel zat voor zich, alsof het echt was. Een mengeling van blos en zenuwachtigheid sierde haar gelaat. Ze voelde zelfs een vreemd gevoel in haar buik. "Voel je ook de vlinders ?" Vroeg de zachte stem aan de andere kant. Sylvie wist zich geen raad. "Kunnen we elkaar eens ontmoeten ?" Vroeg de jonge vrouw. Sylvie voelde zich een beetje ongemakkelijk. "Misschien kun je best naar hier komen." Stelde Sylvie voor. Sylvie legde net gemengde gevoelens de hoorn op de telefoon. Het opnieuw rinkelen van de telefoon deed haar even schrikken. Ze nam vlug op, in de mening dat de andere vrouw iets vergeten te zeggen was. "Ja." "Hallo Sylvie." Klonk een mannenstem. " Jan ?" Vroeg Sylvie overbodig, want ze herkende de stem meteen. "Hoe gaat het ?" Vroeg de oud rechercheur. "Goed." Zei Sylvie met een verliefde stem. "Vlinders ?" Vroeg Jan op zijn beurt. Sylvie vertelde van haar en de jonge vrouw. "Ze komt naar jou ?" Vroeg Jan met een frons op zijn toch al gerimpelde voorhoofd. Sylvie bevestigde. "En weet ze waar je woont ?"Vroeg Jan bezorgd. Sylvie moest nadenken. "Wanneer verwacht je ze ?" Bleef de oud rechercheur vragen. "Binnen een uur." Zei Sylvie. "Ik kom seffens." Zei Jan op een toon die geen tegenspraak dulde. Een beetje uit haar lood geslagen legde Sylvie opnieuw de hoorn neer. Een kwartier later stapte Jan bij zijn jonge poulain binnen. Na de hartelijke begroetingen zette Jan zich in een gemakkelijke zetel. "Je bent al te ver gevorderd met het onderzoek naar de moord op Vera Verwatersen. Je weet bijna zeker dat de moord iets te maken heeft met diabetes." Begon hij een uiteenzetting. "Dit is zo." Gaf Sylvie toe. "Weet je dat de vrouw waarmee je een afspraak heeft, de mogelijke moordenares is. Ze heeft diabetes en niet onbelangrijk ze heeft jou gesprek met dat ouder koppel gehoord. Zelf ben ik niet bij de pakken blijven zitten en heb van hieruit het onderzoek verder gezet. Na elimentatie bleef er maar één kandidate over. Dus ik vermoed dat deze vrouw de moordenares is." Ging Jan verder. Hij nam een foto uit zijn binnenzak. Sylvie kreeg een blekere kleur. Ze zei dat het met die vrouw is dat ze in haar huis een afspraak heeft. Buiten stonden agenten in burger in een auto te wachten. Jan verschuilde zich in de kelder. Geen kwartier later sprak Sylvie de woorden 'rookt u' uit, die woorden betekende dat de mogelijke daderes een insulinespuit uit haar handtas nam. Jan kwam snel uit de kelder en kan de jonge vrouw in bedwang houden. Sylvie deed teken naar de agenten. Sylvie nam ontslag bij de politie en ging bij Jan en Julliette wonen, haar zoontje voelde zich een koning te rijk.
'Niet direct,
daarom belde ik u.' Gaf Sylvie toe vast te zitten met het onderzoek. Ze voelde
heel dicht bij een ontknoping te komen. Alleen de grote doorbrak was er nog
niet. Sylvies gedachten gingen naar Jan Lemans, haar mentor. Het liefst wou ze
hem bellen, hem om raad vragen. Sylvie besefte dat de gezondheidstoestand van
de oud rechercheur niet in die staat was om grote inspanningen te doen. Mentaal
was de goede man heel erg verzwakt.
'Luister
rechercheur Verstreepen, ik sta achter jou, ik wil je helpen zoveel ik kan maar
momenteel zit ik om een antwoord verlegen. Zodra ik iets weet bel ik je, en als
jij iets verder bent mag je me gerust bellen. Weet je ik heb vertrouwen in jou
ijver daarom geef ik mijn privé nummer. Dat is een echt zeldzaam gebaar. Zelfs
de commissarissen hebben dat nummer niet.'
'Wat een eer'
'Zeg dat wel.'
De
onderzoeksrechter gaf zijn privé telefoonnummer en wenste Sylvie veel sterkte.
Dat gesprek stak een hart onder de riem van de jonge vrouwelijke rechercheur.
Er verscheen een glimlach op haar gelaat. Ze keek eens in het rond en mijmerde:
'commissaris, al steek je me in de kelder, ik ga die moorden oplossen.'
Sylvie stond op,
trok haar donkerblauwe politierok naar beneden en liep naar de koffiemachine.
Rustig zette ze verse koffie. Voor haar alleen. Uit de onderste lade, de enige
die nog openging, haalde ze een koekje. Aangezien ze alleen was moest ze zich
niet inhouden. Tegen alle regels van de etiquette in roerde Sylvie het koekje
door de koffie om het dan in haar mond te laten wegsmelten.
De enkele uren
met de oud rechercheur hadden haar sterker gemaakt. Vastberadenheid pronkte
hoog in haar vaandel.
De vriendelijke
gedienstige onderzoeksrechter had daar nog een schep bovenop gedaan. Terwijl ze
in de koffie roerde gingen haar gedachten naar de slachtoffers. Dan sloeg ze
een willekeurig dossier open. Geen spoor van een doktersrapport. Een
merkwaardige zaak. Het leek wel of niemand zich met de zaak wou bemoeien. Of er
zat een grote achter, of men was ergens bang voor.
Inderdaad, de
barones was zeer rijk en invloedrijk waarschijnlijk ook.
Sylvie bleef met
de vraag achter hoe men van een hartstilstand een moord maakt. Onbewust opende
ze haar adressenbestand op haar pc. Bij de huisarts bleef ze staan.
Er viel haar
plots iets te binnen. Waarom vroeg ze zijn opinie niet eens. Misschien heeft de
arts een verklaring voor de hartstilstand bij al die jonge vrouwen.
'Voor ik een
duidelijk antwoord kan geven zou het wenselijk zijn dat ik de medische dossiers
in handen krijg.' Gaf de dokter als antwoord.
'Dat vergt nog
een lang onderzoek om te weten waar hun medische dossiers zijn.'
'Niet
noodzakelijk. Trouwens wij artsen zijn gebonden door het beroepsgeheim. Je gaat
die dossiers nooit in handen krijgen.'
'Met andere
woorden, je kan me niet helpen.'
'Daar komt het
op neer vrees ik.'
'Dag dokter'
Sylvie trappelde
ter plaatse. Dan kreeg ze een ingeving.
'Albert, met
Sylvie.'
'Dag Sylvie. Is
er iets met Jan?'
'Nee niet dat ik
weet. Zou je me willen helpen?'
'Als het kan
graag.'
In enkele
woorden legde de jonge vrouwelijke rechercheur haar probleem uit.
'Als je me de
namen en adressen geeft ga ik op zoek.'
Sylvie gaf de
gevraagde gegevens aan Albert de computerspecialist.
'Ik bel je op
zodra ik alles verzameld heb.'
'Goed ik wacht
op dit nummer.'
Sylvie gaf het
nummer van haar bureau. Ze hoopte dat Albert haar kon helpen. Na meer dan een
uur belde de computerspecialist terug naar Sylvie.
'Sylvie, ik heb
de medische dossiers kunnen opsporen. Zal ik ze per e-mail sturen?'
'Ja doe dat
Albert.'
Het ophalen van
de bewuste dossiers duurden wel een tijd.
Met veel
aandacht nam de jonge vrouwelijke rechercheur ze één voor één door. Ze
vergelijk de medische dossiers maar vond geen vergelijking. Geen enkel dossier
wees op een gezamenlijk beeld. Tot haar spijt geraakte Sylvie geen stap verder.
Ze bracht de onderzoeksrechter op de hoogte.
Dat al die jonge
gezonde vrouwen aan een hartinfarct bezweken waren kon een toeval zijn. Enkel
het feit dat ze allen een appartement huurde van de barones maakte hun overlijden
verdacht. Al kan je hier ook een voorbehoud maken. De barones bezat vierhonderd
appartementen. Wat Sylvie overtuigde dat het om moord ging was het feit dat
alle slachtoffers een computer hadden en dat alle gegevens gewist waren. Dat
deed de jonge rechercheur denken dat er een andere persoon de dood veroorzaakt
heeft. De vraag is hoe? Het liefst zou Sylvie naar Jan bellen. Omdat ze vreesde
hem te zeer te belasten besloot ze het niet te doen.
Vermoeid stapte
ze uit de ouderwetse bureaustoel. Ze strekte zich helemaal uit. Een geeuw kon
ze niet onderdrukken. Met stramme benen liep ze naar de plaats waar het
koffieapparaat stond. De klets koude koffiekieperde ze de pompbak. Bewust vulde ze de tas maar halfmet warme koffie. Die dronk ze in één teug leeg.
Daarna vulde ze de tas opnieuw.
Sylvie stond op
het punt de handdoek te gooien. Al voelde ze heel dicht bij een ontknoping te
zijn. Een moordwapen was er niet gevonden. Gewoon omdat er geen zichtbare
verwondingen waren. Even dacht Sylvie aan een overdosis drugs. Bij
bloedonderzoek bleek er geen drugs in te zitten.
Misschien heeft
men iets over het hoofd gezien.
De jonge
vrouwelijke rechercheur keek op haar goedkope horloge met namaaklederen
polsband. Ze schrok van het late uur. Geen wonder dat haar maag zich al eens
laten horen had. Sylvie besloot zichzelf eens te verwennen. Nog een kort bezoek
aan de versleten spiegel in de vele decennia oude toiletruimte, al is ruimte
hier misplaatst.
De jonge vrouw
trok de deur open die naar het trappenhuis leidde. Een paar verdiepingen met de
trap schrok haar niet af. Zeker niet naar beneden. De oude krakende houten
trap, waar ooit eens verf op gezet was, maakte een verdieping lager plaats voor
een marmeren bredere trap. Een wereld van verschil. Sylvie stapte in een wereld
van glamour. Het deed haar denken aan grote filmklassieker, waarin de filmdiva
gracieus de marmeren trap afdaalde. Heel even bleven haar gedachten hangen bij
die film. Zo kon de titel niet herinneren. Beneden liepen enkel mensen rond.
Niemand schonk aandacht aan de jonge rechercheur.
Voor ze ging
eten besloot Sylvie toch eerst naar huis te gaan om een weldoende douche te
nemen en zich op te tutten.
Een vol uur
later keek Sylvie met een strenge, kritische blik in de antieke ovale spiegel.
Een aankoop waar ze fier op is. Niet dat Sylvie vaak de rommelmarkten
afschuimde. Voor de inrichting van het appartementje moest ze wel. Veel geld
had ze niet voor meubels. Buiten de spiegel, die misschien wel niet echt antiek
is, maar er zo uitziet, kon ze niets vinden op de rommelmarkt. De jonge
rechercheur zag er heel anders uit dan een uur daarvoor. Vakkundig had ze
mascara aangebracht. Haar wangen bloosde een iet. Het zag er naar uit dat haar
wimpers langer geworden waren, schijn, met het juiste borsteltje bereik je
veel.
Sylvie lachte
tevreden naar haar spiegelbeeld, dat teruglachte. Voor de gelegenheid droeg ze
geen lange broek. Al draagt ze in haar vrije tijd liefst een joggingpak. Een
rokje dat een hand boven haar knieën kwam en een witte kanten blouse lieten
haar schoonheid tot zijn recht komen. Rustig stapte Sylvie het centrum in.
Een klein
gezellig restaurant verleide de rechercheur.
Er stonden amper
zeven tafels. Toch zag het er knus uit. Het interieur deed haar denken aan de
jaren voor de eerste wereldoorlog. Zelfs de dienster droeg een kleed uit die
tijd. Het roze lint in haar zwart plat gekamde haar maakte het kompleet. De
fotos aan de muur vertoonden dansende paren. De charleston was toen de dans
bij uitstek.
Sylvie zag een
koppel op een foto staan. Het viel haar op dat ze meer naar de vrouw keek dan
naar de man. Al vonden de meeste vrouwen in het restaurant het een heel
aantrekkelijke man. Opnieuw begon Sylvie te twijfelen aan haar geaardheid.
Een keuze had ze
gauw gemaakt, wat het eten betrof. Frieten met Hongaarse goulash genoot haar
voorkeur om zich eens lekker te laten gaan. Ze overwoog er een rood wijntje bij
te nuttigen. Waarom niet? Na het eten ging ze toch naar huis. Om te werken komt
er morgen nog een dag.
Tijdens het eten
keek Sylvie geregeld naar het meisje op de foto. Het gaf haar een gemengd
gevoel. Ze begon te piekeren over haar geaardheid. Is ze wel anders? Misschien
zit ze in een bepaalde face. Ze was nog wel geen vrouw tegengekomen die haar
vlinders bezorgde, buiten de barones. Evenmin had ze dat gevoel bij een man
gevonden. Dus het kon nog alle kanten uit. Alleen het feit dat ze met meer
interesse naar vrouwen keek deed haar vermoeden dat ze lesbienne kon zijn.
Zeker was ze nog niet. Misschien moet ze gewoon afwachten.Een paar tafels van haar zat een koppel.
Sylvie taxeerde ze rond de zestig. De man nam een koker, iets zoals een
brillenkas, en haalde er een soort van pen uit. Dan zag de jonge vrouwelijke
rechercheur hoe de man zich een inspuiting gaf in de arm. Sylvie stond op en
stapte naar de man. 'Excuseer, mijnheer, ik zag u een injectie geven.'
'Insuline, ik
ben diabeet.' Beantwoorde de man de ongestelde vraag.
'Nogmaals mijn
verontschuldiging, ik ben rechercheur Verstreepen, stelde Sylvie zich voor.
'Rechercheur?'
'Ik vraag me af
wat er gebeurd als een niet diabeet zich een injectie met insuline toedient.'
Vroeg Sylvie.
'Als je van dit
merk twintig eenheden inspuit kan je dood gaan.' Verduidelijkte de man.
Sylvie sloeg die
gegevens op in haar hersenen. Ze bedankte het koppel. De medische dossiers
waren nu zeer belangrijk.
Wat een motief
betrof was er nog geen enkele aanwijzing.
Sylvie kreeg een
flauw vermoeden hoe de moorden gebeurd konden zijn. Tot heden toe wist niemand
zeker dat de vrouwen vermoord waren. Met de theorie die Sylvie nu in haar hoofd
had kon achterhaald worden welk wapen er gebruikt werd.
De jonge
rechercheur probeerde haar gedachten even opzij te zetten. De Hongaarse goulash
rook te heerlijk om zich te laten verdringen door een moordzaak.
Het oude koppel
bleef haar aanstaren. Toen ze opstonden om weg te gaan voelde Sylvie een
opluchting. Rustig genoot ze van de heerlijke maaltijd. Enkel de geur en de
smaak van het gerecht hield haar bezig. Soms sloot ze zelfs haar ogen om nog
meer te genieten. De rode huiswijn paste goed bij het eten. Sylvie durfde zich
geen wijnkenner te noemen. Al kon ze van een glas wijn genieten. Nooit meer dan
één.
Het bord zag er
leeg uit.
De jonge vrouw
veegde met spijt haar mond af. Ze nam nog een slok wijn.
Sylvie keek op
en liet haar ogen in het rond gaan. Er waren ondertussen andere gasten gekomen.
Aan een klein tafeltje tegenover haar zat een jonge vrouw, alleen. Ze bekeek de
kaart zorgvuldig. Sylvie vroeg zich af waarom de jonge vrouw zo lang aarzelde.
Misschien verwachte ze nog iemand. De dienster vroeg of het gesmaakt had. Heel
even schrokSylvie. Ze had de dienster
niet zien aankomen. "Ja, het was heel lekker." Zei Sylvie op een toon
die je het water al uit de mond deed lopen. "Mag ik nog een koffie?"
vroeg ze. "Komt er aan." lachte de dienster vriendelijk.
De jonge vrouw
tegenover haar zat nog steeds alleen. Het was Sylvie niet opgevallen dat die
vrouw veel naar haar keek. Toen de dienster met de koffie kwam, wenkte de vrouw
de dienster. Ze bestelde enkel koffie. Haar goed recht uiteraard. Dacht Sylvie.
Hoe ze ook haar best deed, Sylvie kon de moorden niet uit haar gedachten
verbannen. De insuline bleef door haar hoofd spoken. Uiterlijk genoot ze van de
geurige koffie. Ook wel van de omgeving.
Het restaurant
bood rust. Na een half uur van de koffie te hebben genoten besloot Sylvie naar
huis te gaan.
Thuisgekomen
luisterde ze naar de binnengekomen berichten op het antwoordapparaat en keek
haar mail na. Er was niets dringend bij. Sylvie betaalde en bedankte de
studente die op Stein gepast had. Voldaan en vermoeid trok de jonge vrouw naar
haar slaapkamer. Zorgvuldig borg ze haar kleding op. Onmiddellijk ging ze
tussende lakens. Stein sliep al.
Amper twee
minuten later viel ze in een diepe slaap. Na een verkwikkende nachtrust, die
acht uren duurde ontwaakte Sylvie met een glimlach rond haar mond. Nog even
bleef ze liggen. Ze strekte zich helemaal, met armen en benenwijduit gespreid. Na een volledige
strekstand rolde ze zich in een bolletje. Daarna stapte ze uit het bed. Nog geen
moment had Sylvie aan haar werk gedacht.
Ze schrok toen
de telefoon zich liet horen. In haar nachtkledij, een boxershort, liep ze naar
de telefoon. Sylvie haastte zich want haar zoontje sliep nog. Het was een vrije
dag op school en Sylvie nam eveneens een snipperdag.
"Hallo."
Zei ze met een vragende ondertoon. Aan de andere kant van de lijn klonk een
vrouwenstem, een zachte twijfelende stem.
U zal mijn stem
niet kennen.
Daar had ze
overschot van gelijk in, dacht Sylvie met een glimlach rond haar mond. Heel
even bleef het stil. Geen van beide wist niet of durfde niet beginnen. Al leek
er niet op dat Sylvie de eerste stap moest zetten. Het was tenslotte de voor
haar onbekende dame die haar opbelde. Onvermijdelijk passeerde alle dames die
in het verleden met haar werk te maken hadden de revue. Nee, de jonge
rechercheur kon de stem niet thuisbrengen.
'Dag Juliette.'
Begroette de dienster hen. 'Ik heb een vriendin en haar zoontje meegebracht.'
Beantwoordde Juliette de groet. In haar stem klonk een zekere fierheid. Een
fierheid die enkel een grootmoeder kan voelen. Ze dacht terug aan de tijd toen
hun kleinkind zo jong was.
Aan Gaby, hun
kleindochter. Aan haar gelaatsuitdrukking te zien dacht ze er met vreugde aan
terug. Al had Juliette het er soms moeilijk mee om positief te denken.
Stein bestelde
een ijsje met aardbeien en veel slagroom.
De dames hielden
het bij een klassieke Dame Blanche met weinig slagroom.
'Zou het Jan
helpen als ik hem vroeg me bij een zaak te helpen?' Vroeg Sylvie terwijl ze het
lange lepeltje in het diepe glas met ijsroom stak. Juliette had al een beetje
ijs in haar mond zodat ze even de tijd had om na te denken.
'Misschien wel.
Weet je, sinds hij op rust is wil hij van al het politiewerk niet meer horen.
Hij leest in de krant enkel de sportpagina. Vanmorgen nog zei ik hem iets over
de moord. Hij wou er niet over praten.'
'Dat is nou net
mijn probleem. Niemand schijnt het te aanvaarden dat het om een moord gaat.
Weet je het is in mijn districtgebeurd?'
'Ja, dat heb ik
gelezen.'
'Al is het nog
niet zeker dat om moord gaat, maar ik heb een sterk vermoeden.' Zei Sylvie.
'Nee? Ik heb
mijn twijfels. Op minder dan een week twee jonge vrouwen die sterven aan een
hartstilstand. Dat geloof ik niet. Voor mij is het duidelijk, er zijn twee
moorden gebeurd.' Uitte Juliette zich met klem.
Een uur later
zat Sylvie met Jan aan tafel. Juliette had hem gevraagd naar de jonge
rechercheur te luisteren.
'Volgens mij is
het geen toeval dat in een tijdspanne van enkele weken drie vrouwen, jonger dan
dertig jaar, aan een hart stilstand bezweken zijn.' Begon Sylvie haar pleidooi.
Jan wreef zich
over zijn licht behaarde kin. Doordat hij zich vroeg in de morgen scheert komen
in de late namiddag de stoppels al terug.
'Ik had gezworen
me nooit nog een moordzaak aan te trekken. Anderzijds vind ik het
onrechtvaardig dat een groentje, en dan nog een vrouw van een verloren district
die gecompliceerde moorden in de schoenen geschoven krijgt.' Zei Jan.
Sylvie stond
recht en ging naar de oudere man. 'Wil je me echt helpen?' Vroeg ze overbodig.
Zijn besluit stond al vast.
Jan knikte. Zijn
hoofd bewoog maar amper. Zijn ogen des te meer. Juliette zag sinds jaren terug
die vastberaden blik in zijn ogen. Telkens hij zich vastbeet in een zaak waren
zijn ogen anders dan normaal.
'Laat ons niet
treuzelen. Haal je dossier en kom zo vlug mogelijk terug.'
'Je zit er nogal
achter.' Lachte Sylvie.
'Morgen is het
misschien te laat.' Sprak de gewezen rechercheur zonder een spier van zijn
gelaat te bewegen.
Je zag de jonge
rechercheur, die hij groentje genoemd had denken dat het schier onmogelijk
was om op één avond de moord op te lossen.
'En Stein?'
Vroeg Sylvie. Daarbij wendde ze zich tot Juliette. 'Laat die maar hier. We
hebben bedden genoeg vandaag en morgen zien we wel.'
'Er komt geen
morgen.' Riep Jan kort maar angstwekkendkrachtig. Sylvie schrok er even van. Juliette schudde met haar grijzende
hoofd om niet te reageren.
Dat was haar Jan
uit de goede tijd niet.
Vlug nam Sylvie
afscheid en verdween naar haar auto.
Een halfuur
later belde ze aan. Stein opende de deur voor zijn moeder.
'Weet je, '
begon Juliette ze keek naar de grote staande klok in Bretoense stijl zag dat
het 3 uur in de namiddag was en ging verder; 'het is nog vroeg, misschien wil
Stein nog naar het strand. ''Ja ma, kei tof!' Riep de kleine uit.
'Maar goed
luisteren naar oma.' Probeerde Sylvie streng te zijn voor haar oogappel. Jan
kreeg nog een kus op zijn prikkelende wang vankleine Stein en van zijn vrouw.
Resoluut nam hij
het dossier in handen en zette zich in een rieten zetel op het zonovergoten
terras. Sylvie zette zich in de andere zetel. Vandaar had ze een prachtig zicht
op de zee en op het strand. Ze zag haar zoon met haar nieuwe vriendin
blootsvoets op het warme zand stappen. Wat ze vertelden kon ze niet zien of
horen maar dat ze schaterden was wel duidelijk. Stein trok zijn pull en short
uit zodat hij enkel nog een zwembroek droeg. Tot Sylvies verbazing trok ook
Juliette haar kleren uit. Een keurig zwart badpak zat nog sierlijk rond het
oudere lichaam.
'Ben je in het
appartement geweest?' Onderbrak Jan de rustgevende sfeer die zich van Sylvie
meester gemaakt had.
'Ja.' Antwoordde
ze.
'Is er geen
lijst van de voorwerpen die er zich bevinden?'
'Niet dat ik
weet.'
'Kan je er nog
in?'
'Ik denk het wel
al zullen we niet veel sporen meer vinden. Iedereen is er geweest, politie, de
pers.'
'Misschien gaan
we straks eens kijken.'
'Mij goed.
Tenminste als er voor Stein een oplossing is' Antwoordde Sylvie.
'Die slaap hier.
Geen punt.'
Jan overliep
luidop lezend een deel van het dossier. Sylvie luisterde aandachtig.
'Omdat ik niet
weet of er een verband is met de andere onopgeloste zaken gaan we ons
concentreren op deze zaak. Vind je het goed?'
'Jij bent de
meester.' Lachte Sylvie.
'Ja, maar ik ben
Merlijn niet.' Lachte Jan terug.
'Dit dossier is
een ramp.' Bulderde Jan plots.
'Wat is er mis
mee?' Vroeg Sylvie een beetje met angst op een nieuwe bolwassing van haar
zelfgekozen mentor.
Jan probeerde
recht te veren. Het lukte hem echter met veel moeite om zich uit de rieten
zetel te verheffen. Sylvie zag hoe zijn gelaat een grimas van pijn vertoonde.
Ze zag hem binnensmonds vloeken.
'Er ontbreken
belangrijke gegevens in.' Zei hij op een kalme toon.
'Gegevens die
belangrijk zijn bij een zaak als deze. Dingen die mogelijk wel in je hoofd
zitten maar die ik niet kan terugvinden in het dossier. Een dossier moet ten
allen tijde volledig zijn. Als ik het in mijn handen krijg is het noodzakelijk
dat ik evenveel van de zaak ken als jij.' Gaf Jan als instructie mee.
'Ik begrijp je,
al dacht ik niet dat iemand zoals jij het dossier in handen ging krijgen.' Verdedigde
ze zich.
'Wat zegt de
commissaris er van?' Wou Jan weten.
'Niks, die heeft
trouwens mijn uitvoerig dossier in de prullenmand geworpen. Dit is genoeg zei
hij.'
'Nu goed, laat
ons het dan overlopen.'
'Ja, laat ons
het samen bekijken opa.' Lachte de leerlinge.
'Haal ons
misschien eerst een tas koffie, als je wil.' Zei Jan bedaard. Al hield hij er
vroeger van om een volledig verslag voor zijn neus te krijgen van zijn
medewerkers. Sylvie had omzeggens geen medewerker, zelfs geen medewerking. Haar
district was te klein om zich over zulke futiliteiten druk te maken had de
commissaris gezegd.
Terwijl Sylvie
naar de keuken was profiteerde Jan er van om zijn vrouw en de kleine Stein te
zoeken. Juliette stond tot aan haar knieën in zee. Stein zwom in een verbeten,
krampachtige schoolslag tussen haar en het strand. Sylvie die terugkwam met de
koffie zag hoe hij genoot om die twee daar beneden bezig te zijn. Sylvie zag
eveneens de traan die uit zijn vermoeide ogen neerdwarrelde als een klein
beekje zijn weg zoekt. Jan deed een verwoede poging om de traan weg te vegen
met de rug van zijn rimpelende bibberende hand.
'Laat ze haar
gang maar gaan. Je hoeft je niet te schamen.' Probeerde Sylvie haar mentor te
troosten. Ze drukte haar jeugdige lippen op de traan zodat die stopte.
'Weet jij het?'
Vroegen zijn ogen.
'Wat moet ik
weten?' Vroeg Sylvie in gedachte. Haar vraag was overbodig. Ze legde haar hoofd
op zijn schouder. Hij legde zijn armen rond haar hals en haar hoofd. Rijkelijk
vloeide de zoutsmakende tranen uit de ogen van zowel Sylvie als van Jan. Het
lichte vermoeden van haar vriendin, zijn echtgenote bleek toch waar, hij zag in
haar zijn kleindochter.
'Ik benGaby niet.'
'Dat weet ik,
maar je doet me aan haar denken, je hebt dezelfde uitstraling.'
Na een goede
vijf minuten snotteren vermanden ze zich.
'Kom laat ons
verder werken.' Zei Jan.
'Juist.'
'Schets me een
beeld van het slachtoffer.' Zei Jan kordaat.
'Ze is
zesentwintig, single, geen vriend, geen familie en werkloos.'
'Buurtonderzoek?'
'Een onbeschreven
blad.'
'Onbeschreven of
onbesproken?'
'Beide'
'Zag het
appartement er uit als van een vrijgezel die weinig inkomen heeft?'
'Geen overdreven
luxe, alles was er, tv, stereo, personal computer met webcam en een auto.'
'Een dure auto?'
'Porsche.'
'Dat lijkt me
toch duur.'
'Tweedehands
gekocht, tienduizend euro, '
'Aanvaardbaar
dus?'
'Denk het wel.'
'En de personal
computer?'
'Een Packard
Bell'
'Weet je ook
welk type?'
'Een graphix
dream machine, denk ik.'
'Dat is niet
niks. Prima spul, dat wel.' Zei Jan en floot tussen zijn tanden, met een
jaloerse ondertoon.
'Duur?'
'Het is absoluut
zijn geld waart, zo rond de twee duizend vijfhonderd euro, meen ik me te
herinneren.' Terug naar het slachtoffer, heeft ze een naam?
'Vera
Verwatersen'
'Dus een
vrijgezel zonder familie of levensgezel, werkloos en toch wat luxe.'
'Zo zou je het
kunnen samenvatten.'
'Verder nog
iets?'
'Een gewone
telefoonaansluiting en een internet aansluiting via de telefoon.'
'Heb je de
indruk dat er iets gestolen is?'
'Nee, die indruk
heb ik niet, al kan daar geen zekerheid over gegeven worden.
'Kan je die
computer naar hier halen?'
'Nu?'
'Als het kan.'
'Het kan.'
Sylvie dronk een
slok van de koud geworden koffie.
Ze nam haar
autosleutels en zei spoedig terug te komen.
Jan legde het
waardeloos dossier neer en sloot zijn vermoeide, vochtige ogen. Twee tellen
later was hij in slaap gevallen. De inspanning van het onderzoek deden hem geen
deugd. Het was zwaarder dan hij zichzelf wou toegeven. Op zijn gerimpelde
gelaat zag men pijnscheuten. Waarschijnlijk sliep hij er door heen. Jan voelde
bij elke inspanning dat de pijn toenam.
Sylvie was door
Jan serieus door elkaar geschut. Op haar voetjes gezet. Dit was haar eerste
belangrijke zaak. Een moord. En geen simpele, als het moord is, want daar is nog
geen uitsluitsel over. De diefstallen in haar kleine district had ze keurig
opgelost. Dit is toch andere koek. Misschien had de commissaris gelijk. Ze
hoorde het hem nog zeggen: 'Ik vraag een goede rechercheur en wat krijg ik, een
papkind, recht van school en dan nog een vrouwmens. En om het nog erger te
maken is ze nog mooi en blond.'
Onderweg naar de
woning van het slachtoffer speelde die woorden als vloeken door het inderdaad
mooie blonde hoofd van de jonge rechercheur. De terechtwijzingen van Jan deden
haar twijfelen. Zou ze het niet onderschat hebben. Maar hoe zou het zijn mocht
Jan haar commissaris zijn. Dan zou ze een betere opleiding krijgen.
Niettegenstaande Jan haar serieuze, zelfs furieuze uitbranders gaf kon ze zich
niet van de indruk ontdoen dat hij in haar geloofde. Anders zou hij haar en
kleine Stein niet meegenomen hebben naar zijn appartement. Die gedachte sterkte
Sylvie. Eén voor één haalde ze de woorden van haar mentor voor de ogen. Woord
na woord woog ze de woorden. Natuurlijk had hij gelijk, een dossier moet
kompleet zijn.
Bijna bereikte
ze het appartement van het slachtoffer. Gelukkig was er niet veel volk in de
buurt. Snel maakte ze de deur open en betrad het leegstaande appartement.
Nog maar net
liep ze de hall in of de deur ging open. Een vrouw kwam binnen. Dit was
duidelijk een dame van de wereld. De deux-pièces die ze met klasse droeg liet
er geen twijfel over bestaan. De diamanten halssnoer taxeerde Sylvie rond de
vijfduizend euro. Een trouwring zag de jonge vrouwelijke rechercheur niet.
Daaruit concludeerde ze dat de vrouw over eigen kapitaal beschikte.
'Mevrouw, mag ik
vragen wie u bent?' Vroeg de vrouw met een zeer degelijk geschoolde taal, met
een licht Frans accent, dat bijna niet te horen was.
De
vriendschappelijke manier waarop de vrouw de vraag stelde Gaf Sylvie de
zekerheid dat het om iemand uit de betere kringen ging. Daarmee bedoelde ze op
intellectuele gebied en op het financiële.
'Ik ben
rechercheur, Sylvie Verstreepen.' Zei Sylvie en haalde haar legitimatiekaart voorzichtig
uit haar handtas.
De vrouw boog
zich lichtjes naar voor om de kaart te kunnen lezen. 'Mag ik me voorstellen:
'Barones Leona de Bruuynder, eigenares van dit pand, in feite van heel dit
gebouw.' Maakte de vrouw zich bekend.
'Had u een
vraag?' Vroeg Sylvie beleefd.
'Wel ja, ik ben
wel niet onbemiddeld maar toch een, vraagje. Wanneer wordt het pand
vrijgegeven?'
'Lang gaat dat
niet meer duren. We moeten nog wat onderzoeken doen. Als we de maand juli het
appartement nog gesloten houden dan ben ik vrijwel zeker dat we er klaar mee
zijn.' Probeerde Sylvie de vrouw te paaien.
Het scheen nog
te lukken ook.
'Mag ik u
verzoeken me te telefoneren wanneer u er klaar mee bent?' Vroeg de barones in
het beste Nederlands dat Sylvie al meende gehoord te hebben en gaf een zeer
mooi adreskaartje met een wapenschild er op. Het bleek een echte barones te
zijn. De adellijke dame nam de handtas die uit hetzelfde materiaalgemaakt was
als haar deux-piècesin haar linkerhand
en nam op een zeer charmerende manier de rechterhand van Sylvie. Ze bracht
traag de vrouwenhand naar haar professionele van lipstick voorziene mond en
drukte er een handkus op. De rechercheur voelde zich vereerd. Een lichte blos
kwam op haar wangen. De ogen van de barones brachten Sylvie in verwarring. Nog
nooit eerder had ze dat rare gevoel. Mocht de barones een baron zijn dan had
Sylvie er een verklaring voor. Nu niet.
De keurige vrouw
draaide zich om en liep buiten.
Sylvie bleef met
vragen achter. Hoe wist die vrouw dat ze naar binnen was gegaan. Op straat had
ze niemand gezien.
Sylvie herpakte
zich. De gedistingeerde dame had haar in een roes gedompeld.
Sylvie had wel
de commissaris op de hoogte gebracht van haar bezoek aan het appartement.
Verder wist niemand er van. 'Zou de commissaris er iets mee te maken hebben?'
Vroeg ze zich af. In haar verwarde gedachte zocht ze naar een reden. Waarom had
de commissaris die vrouw op de hoogte gebracht? Een reden lag voor de hand. De
commissaris heeft een reputatie van vrouwenversierder.
Voordat Sylvie
de computer ontkoppelde keek ze nog eens zorgvuldig in het rond. In een kastje
onder de computer stond een doos met diskettes. Die nam ze mee. Je kunt nooit
weten wat daar op staat. Mogelijk was het vrouwelijke intuïtie of vrouwelijke
nieuwsgierigheid, Sylvie liep naar de slaapkamer en trok de lade van het
nachtkastje naast het bed open.
De lingerie van
het slachtoffer lag er netjes opgevouwen in. Sylvie telde tien witte katoenen
slipjes. Alledaags ondergoed zoals zij er ook draagt. 'Behalve bij speciale
gelegenheden.' Dacht de
rechercheur luidop.
Al waren er bij
haar geen speciale gelegenheden. Tenzij om naar de dokter te gaan.
Vlug greep ze in
haar kleine kunstlederen handtas een blocnote en balpen. Ze schreef de vraag
op; 'Wat droeg het slachtoffer?'
Verder viel haar
niets op. Sylvie nam de computer en vertrok. Van uit haar auto belde ze het
nummer dat op het naamkaartje stond. 'U spreekt met de secretaresse van barones
Leona de Bruuynder.' Antwoordde een stem op vriendelijke toon.
'Kan ik de
barones spreken?' Vroeg Sylvie.
'De barones is
er momenteel niet, kan ik een boodschap doorgeven?' Vroeg de secretaresse op
dezelfde vriendelijke toon. 'Nee, laat maar ik bel later wel terug.' Zei
Sylvie.
Dan drukte ze de
2 toets in waarmee ze direct verbinding kreeg met de commissaris.
'Ja.' Klonk het
nors.
'Met
Verstreepen'
'Dat hoor ik ook
wel. Wat is er?'
'Commissaris
heeft u de huisbazin op de hoogte gebracht van mijn bezoek aan het
appartement?'
'Nee, waarom zou
ik.'
'Omdat er kort
na mij een vrouw kwam die zei door u gestuurd te zijn.' Loog ze bewust om haar
baas onder druk te zetten.
'Als ik nee zeg
dan is het nee.' Bulderde de stem van de commissaris. Ze hoorde hoe hij met een
vuist op het meubel sloeg.
'O.K.' Zei
Sylvie en duwde de groene knop in waardoor er een einde kwam aan het gesprek.
De jonge
vrouwelijke rechercheur wist maar al te goed dat haar baas daarvan baalde, hij
en niemand anders moest het laatste woord hebben.
Instinctief keek
Sylvie of ze niet gevolgd werd. Dat zag er niet zo uit.
Jan was ondertussen
ontwaakt. Daar zat Stein wel voor iets tussen, want hij had zogezegd per abuis
tegen de zetel gestoten waarin Jan lag te pitten.
Sylvie begroette
iedereen en drukte een kus op het voorhoofd van haar zoon. 'Braaf geweest?'
Vroeg ze.
'Heel braaf.'
Zei Juliette met een glimlach rond haar oudere mond.
Sylvie nam het
dossier en sloeg het open. Aandachtig las ze het. Met moeite kon ze een vloek
onderdrukken. Zonder haar zoon in dezelfde kamer had ze die zeker uit haar mond
laten ontsnappen. Jan herkende dat onmiddellijk.
'Klopt er iets
niet?' Vroeg hij.
Sylvie zag dat
hij uit de zetel wou maar dat hij niet de kracht bezat. Zijn dunne armen trilde
maar de spieren weigerde mee te werken.
'Ik had opdracht
gegeven een rapport te schrijven van de kledij die het slachtoffer droeg. Er
zit geen rapport in het dossier.'
'Vind je dat
belangrijk?' Vroeg Jan.
'Ja.' Zei Sylvie
boos.
'Ieder rapport
dat je vraagt is belangrijk kind.' Onderrichtte Jan haar. 'Als rechercheur moet
je op je strepen staan. Wat je vraagt van je mensen moet gebeuren. Dat is een
gouden regel waar je niet mag van af wijken.' Ging hij verder.
'Wat is het
probleem?'
'Ik meen me te
herinneren dat het slachtoffer gekleurd ondergoed droeg toen we haar vonden. En
daarnet heb ik haar lade geopend en er lag enkel wit katoen, gewoon ondergoed
in.'
'En wat heeft
dat te betekenen?' Wou Jan weten. Opnieuw deed hij een poging om recht te
komen. Sylvie zag het en hielp hem overeind. Stapvoets liep Jan naar de tafel.
'De meeste
vrouwen die ik ken dragen gewoon wit ondergoed, zedig en net. Maar bij speciale
gelegenheden durven we wel eens een ander kleurtje of een ander stof te
kiezen.' Verduidelijkte Sylvie haar reden waarom ze wou weten welk soort en
kleur ondergoed het slachtoffer droeg ten tijde van de vermeende moord.
'Waarom?'
Plaagde Jan zijn leerlinge.
'Om de man te
versieren.' Lachte Sylvie.
'Juist. En je
denkt dat wanneer het slachtoffer de moordenaar binnengelaten heeft, want er
zijn geen sporen van braak, ze van plan waren iets te doen.'
'Daar ga ik van
uit. Uiteraard moeten we dan nog uitzoeken of het om een regulairebezoeker gaat of om, ja wat.' Gaf Sylvie
haar theorie prijs aan Jan.
'Goede
uitgangspositie. Uit het buurtonderzoek blijkt dat ze er geen vaste vriend op
na hield. Toch niet iemand die regelmatig bij haar kwam. Een vorm van
prostitutie?'
'Uitsluiten
kunnen we dat niet al zag de inrichting er niet zo uit. Geen roze lampjes en
die toestanden.'
'Dan kunnen we
dat beter laten varen.' Zei Jan resoluut.
'Dan is er de
kwestie met de huisbazin.' Zei Sylvie.
Ze vertelde het
gebeuren in het appartement. Beide waren er van overtuigd dat de commissaris
zijn mond voorbij gepraat had. Vraag was of hij het bewust gedaan had. De
mogelijkheid dat de zogezegde keurige dame hem in het ootje genomen had is reëel.
Sylvie wreef
over haar rechterhand alsof ze de kus er wou afvegen. Jan keek naar haar en
lachte.
'Dat gaat er
nooit meer af.'
Ondanks de pijn
die hevig was zag je toch soms dat hij van deze situatie genoot. De jonge
vrouwelijke rechercheur liet ongewild zien dat ze in de eerste plaats een vrouw
is. Zelf zat ze er toch een beetje mee verveeld. Ze was met een onderzoek bezig
en mocht zich niet laten misleiden. Zeker door een vrouw. De idee alleen al. Al
vond ze de barones wel heel gedistingeerd. Een vrouw zoals er weinig rondlopen
op deze aarde.
Jan liet zich op
een stoel zakken
'Als er geen
rapport is kunnen we dat moeilijk achterhalen.' Zei Jan.
'Tenzij de
begrafenisondernemer nog iets weet.'
'Weet je de
welke het was?'
'Er is er maar
één in dat boerengat.'
Sylvie sloeg het
telefoonboekje open dat ze altijd bij zich had en belde de
begrafenisondernemer.
Ze maakte zich
bekend en legde het probleem uit. De man wist het nog. Een erg frivool rood
dingetje vertelde hij.
'Dus ze was op
het tijdstip van de moord gekleed voor een speciale gelegenheid.' Merkte Jan
op. Hij voelde dat ze een spoor hadden. Dat er een doorbraak kwam in de eerste
moordzaak van Sylvie.
'Vraag is voor
wie ze zo frivool gekleed was.' Lachte Sylvie bij het woord frivool.
Jan doorbladerde
voor de zoveelste keer het dossier.
Aan zijn strak
gelaat kon je zien dat hij niet vond wat hij zocht.
'Van een buurt
onderzoek geen enkel rapport. Vraag is of er wel een onderzoek is gedaan.'
Mompelde hij.
'Er is een
onderzoek gedaan, dat weet ik zeker, want Frans, een al wat oudere agent heeft
er nog over gemopperd dat het de verjaardag van zijn vrouw was.' Legde Sylvie
uit.
'De verjaardag.'
Sprak Jan met een verheven stem. Snel nam hij het dossier opnieuw vast.
Mogelijk tot zijn spijt bleek het slachtoffer niet jarig te zijn op de dag dat
ze vermoord werd. De mogelijkheid dat de dader die dag jarig was sloot de oud
rechercheur niet uit.
'Maar hoe moeten
we daar aan beginnen?' Vroeg Sylvie.
'Laat dat maar
aan mij over. Er is een databank die alle gegevens van iedereen bewaart.'
'Iedereen?'
'Ja van iedereen.'
'En hoe kom je
daar terecht?'
'Tijdens mijn actieve dienst had ik geregeld
wat aan de informatie van die databank, in zoverre dat ik er een groot deel van
gekopieerd heb. Bijna gans Vlaanderen staat er in.' In de stem van Jan lag een
overwinningskreet. Eindelijk kon hij zijn databank van Vlaanderen eens tonen.
Want helemaal correct is het niet. Het is gekopieerd zonder toestemming. Jan
had toen ook niet veel zin in en njet en vond het opportuun om de vraag niet
te stellen. Niemand die het wist en zoals het spreekwoord zegt:' wat niet eert,
niet deert.' Aan deze jonge vrouwelijke beginnende rechercheur durfde hij die
databank te tonen.
'Ondertussen heb
ik het op cd-rom gezet. Kijk eens in de onderste lade. Je zal er een cd-rom
tegenkomen met als titel:' data Vlaanderen' Gaf Jan instructies aan Sylvie.
Vlug had ze de
bewuste cd-rom gevonden.
'Steek hem maar
in de computer.'
Het was even
spannend wachten tot de cd-rom opgeladen was. Licht kreunend had Jan zich half
gekeerd zodat hij het computerscherm beter kon zien.
'Tik nu de datum
van de moord in.' Gaf hij opdracht.
Er verscheen een
lijst van mensen die de bewuste dag jarig waren. Een heleboel was dat. Iets dat
Sylvie opmerkte.
'Nu is het de
kunst selectief te zijn. Wie kunnen we uitsluiten?' Zei Jan.
'Als we al eens
begonnen met iedereen buiten Oost-Vlaanderen uit te sluiten?' Vroeg Sylvie.
'Daar kunnen we
al mee beginnen.'
'We blijven nog
met zesenvijftig kandidaten achter.' Verduidelijkte Sylvie.
'Dat is niet
veel en wel veel.' Zei Jan. Het was hem aan te zien dat hij er zin in had.
Waarschijnlijk heeft hij het werk meer gemist dan dat hij wou toegeven. Vooral
aan zichzelf.
'Vrouwen zou ik
uitsluiten vanwege de kledij' Zei de oud rechercheur.
'Zullen we even
een rustpauze inlassen?' Stelde de jongste voor. 'Je bent moe.' Voegde ze er
aan toe.
Jan kon niet
anders dan toegeven.
Sylvie liep naar
de keuken om koffie te halen.
Juliette en
kleine Stein waren niet te zien. Op de keukentafel lag een groot wit blad met
als enige tekst: 'We zijn naar de cinema.' Sylvie bleef er even stil bij staan.
Wat had ze in de vrouw van de oud rechercheur toch een goede vriendin gevonden,
een tweede oma voor haar zoon.' Heel stil zei ze voor zichzelf kijkend:
'Bedankt Juliette.' Dan liep ze met de koffie naar Jan toe.
Zwijgend genoten
ze van de koffie. Sylvie dacht er aan hoe gelukkig ze zich mocht prijzen Jan
tegen gekomen te zijn. Ze kreeg een binnenpretje terwijl ze terugdacht aan het
strand. Hoe hij toch wel onhandig op haar bovenstukje van de bikini was gaan
zitten.
Inmiddels was
het al negen uur geworden. De tijd stond niet stil. Gelukkig kan Jan zich
bezighouden met een onderzoek. Stein zat vol spanning naar de film te kijken
zodat hij niet merkte hoe er tranen over de oude wangen rolden.
Dat Jan een
bepaald spoor volgde zei hij niet tegen Sylvie. Want hij dacht aan de barones,
de huisbazin. Het slachtoffer bezat nogal duur speelgoed, een dure computer,
Jan kent dat type, een internet aansluiting en daarbovenop nog een webcam.
Vooral dat laatste, daar zat de oud rechercheur mee in zijn maag. De vraag
waarvoor ze het gebruikte bleef door zijn hoofd spelen. Veel zal misschien al
opgelost worden als de computer van het slachtoffer bij Jan kan aangesloten
worden.
Sylvie nam de pc
van Vera Verwatersen.
De installatie
ging redelijk vlot. Meer dan de pc zelf had Sylvie niet bij want toetsenbord,
scherm en muis daar kon de aanwezige apparatuur van Jan voor gebruikt worden.
'Daar was ik al
bang voor.' Zei Jan terwijl hij de mailbox opende.
'Een paswoord?'
'Nee, dat niet.
De mailbox is leeg.'
'Betekend dat ze
die niet gebruikte of?'
'We mogen de
mogelijkheid dat de moordenaar alles gewist heeft niet uit het oog verliezen.'
'Dus staan we
nergens?' Stelde Sylvie vast.
Jan dacht diep
na. Je zag de slagader in zijn hals kloppen. Hij wreef zich over het
kortgeknipte grijze hoofd. Zijn lippen maakten vreemde bewegingen. De vermoeide
ogen keken strak voor zich heen. Ze keken zonder naar iets te zien. Sylvie
durfde geen vraag te stellen. Zelf was ze geen kei met computers. Ze kon er een
verslag mee schrijven en bestanden openen, sluiten en opslaan. Veel verder ging
haar kennis niet. Anders gezegd ze kan met een auto rijden maar een band
verwisselen niet. Ook niet nodig natuurlijk.
Jan begon op de
toetsen van het toetsenbord te tikken. Sylvie keek over zijn schouder mee.
Nergens nog vond
hij iets terug van de e-mail, noch binnenkomend, noch buitengaande.
'Niks van
e-mail. Wat er op wijst dat wie het ook gedaan heeft er verstand van heeft.'
Verklaarde hij zijn zoektocht in de pc van Vera.
'Of had' merkte
Sylvie op.
'Wat bedoel je?'
Bleef Jan op zijn beurt met een vraag achter.
'Het kan ook
zijn dat Vera het zelf gedaan heeft.' legde Sylvie met een beetje fierheid over
haar vondst uit.
'Mogelijk maar
daar ga ik niet vanuit.'
'Ik zal haar
naam eens intikken bij een zoekrobot op internet.' Zei Jan.
'Doe dat'
De oud
rechercheur tikte de naam van het slachtoffer in bij diverse zoekrobotten
zonder resultaat.
'Misschien
gebruikt ze wel een andere naam, een pseudoniem.' Merkte Sylvie op.
'Dan kunnen we
nog lang zoeken'
'Tot sint
juttenmis'liet de jonge rechercheur
vallen. Alhoewel ze het niet grappig bedoelde konden ze er beide hartelijk om
lachen.
Jan leunde
achterover. Zijn gerimpelde gelaat en de doffe ogen verrieden dat hij heel moe
was. Evenwel wou hij het zoekwerk nog niet opgeven. Liefst zou hij de jonge
moedige vrouwelijke rechercheur helpen om deze moordzaak op te lossen. Er waren
echter al verschillende pistes die ze moesten verlaten. Op dat moment zaten ze
vast. Mochten ze het e-mail adres van Vera kennen dan konden ze die denkpiste
verder zetten. Jan keek naar de klok. Nog twee uur en het is middernacht. De
oud rechercheur trok een grimas en zette zich recht. Vlug typte hij een e-mail
adres in, gevolgd door een korte tekst. Sylvie zag dat hij de knop verzenden
aanklikte.
'Even geduld.
Als Albert nog aan de computer zit dan krijgen we binnen een paar minuten
antwoord.' Zei Jan.
'Zou die man ons
kunnen helpen?'
'Waarschijnlijk
wel. Tenminste als hij het wil doen. Het blijft illegaal.'
Op het
computerscherm kwam een tekst binnengelopen.
'Ik kom
morgenvroeg tegen 9 uur, ben met dringende reparatie bezig' meer stond er niet
op.
'Intussen kunnen
we niet veel doen.' Zei Jan een beetje ontgoocheld maar toch begrip te kunnen
opbrengen voor Albert.
'Wie is Albert?'
Vroeg Sylvie.
Op dat moment
kwam zijn vrouw en Stein binnen. De jongen vloog rond de hals van zijn nieuwe
opa en gaf hem een dikke zoen op de oude wang.
'En nu naar bed
kleine dreumes.' Lachte Juliette en nam Stein bij de kleine hand.
'Slaapwel opa.'
Zei de kleine en gaf Jan nog een dikke smakkerd. Sylvie tilde haar zoon op en
knuffelde hem eens duchtig.
'Je moet niet
mee gaan mama, oma brengt me naar bed.' Zei Stein trots.
'In orde dan
slaapwel en in je bed blijven, het is al heel laat.' Sprak Sylvie en knuffelde
haar zoon nog eens.
'Ga je niet
wandelen?' Vroeg Juliette bezorgt.
'Toch wel.'
'Dan zal ik maar
eens naar huis rijden. We kunnen toch niet verder.' Zei de jonge rechercheur.
'Je kan beter
hier blijven slapen. Het is tenslotte de eerste keer dat Stein blijft logeren
en wie weet hoe hij reageert mocht hij wakker worden en jij bent er niet.' Zei
Juliette.
'Ik wil jullie
niet tot last zijn.' Antwoordde Sylvie op verontschuldigde toon.
'Niks van last,
we hebben kamers genoeg.' Sprak Juliette op een bazige toon.
'Dat is dan
geregeld.' Zei Jan. 'En nu ga ik wandelen.' Voegde hij er aan toe.
'Vind je het erg
als ik meega?' Vroeg Sylvie en draaide haar hoofd eerst naar Jan en daarna naar
zijn vrouw, alsof ze het aan beide vroeg.
'Ga gerust mee
maar braaf zijn hé' Lachte Juliette.
'Dan zijn we
weg.' Zei Jan en opende met een galant gebaar de deur. Daarbij maakte hij een
lichte buiging zoals de oosterlingen doen. Sylvie liet het zich welgevallen en
liep lachend naar buiten. De lift bracht hen naar de begane grond. Opnieuw
toverde Jan zijn galante trukendoos tevoorschijn en weer gierde Sylvie het uit.
Ietwat onwennig liep de oud rechercheur naast de jonge vrouwelijke collega.
De eerste tien
meter legde ze zwijgend af. Jan haalde heel diep adem door zijn neus, waardoor
de grote neusvleugels telkens van formaat veranderden. De frisse zeelucht zo
rond die tijd van de dag daar kon Jan volop van genieten. Een tijd heeft hij
niets of niemand nodig als hij wandelt.
Je zag hem met
volle teugen genieten. De zuivere zeelucht opsnuivend als een drugverslaafde
zijn heroïne opsnuift. Als is de zeelucht toch een gezondere drug. Het viel
Sylvie op dat Jan gedurende de eerste tien meter dat ze rustig stapten zijn
ogen gesloten hield.
Plots opende Jan
zijn ogen en keek naar zijn begeleidster.
'Daar knapt een
mens van op.'
De jonge
vrouwelijke rechercheur die Jan maar al te graag als haar mentor zag, sloot de
ogen, deed haar hoofd iets naar achter, en haalde diep adem. De zeelucht
prikkelde haar neusgaten. Ze voelde de zeelucht door gans haar lichaam stromen.
Even bleef Sylvie staan om met volle teugen van die weldoende zeelucht te
genieten.
Jan keek naar
haar. Er kwam zowaar een glimlach op zijn van pijn vertrokken gelaat. Het deed
hem deugd te zien hoe Sylvie van de wandeling genoot.
Jan nam haar
hand en trok de jonge rechercheur mee naar een wit gelakte houten zitbank. Stil
bleven ze naast elkaar zitten. Hun ogen waren gericht op de kalme zee. Als
zilveren spiraaltjes rolden de kleine golven vanaf volle zee in de richting van
het fijne zandstrand. Een ferryboot vertrok net richting Engeland. Het leek wel
of de boot boven het water zweefde. Op het strand liepen nog wat mensen. Ze
droegen wel kleren maar de broekspijpen waren tot boven de knieën opgerold. Tot
net boven de enkels liepen de mensen in het frisse water. De terrasjes langs de
zeedijk deden gouden zaken. Op het eerste zicht waren alle stoelen bezet. Een
half uur bleven Sylvie en Jan in stilte genieten van al het fijne dat de kust
bied. Ten minste als de weergoden meewillen werken.
'Morgen wordt
het een mooie dag. Iets warmer dan vandaag.' Doorbrak de oud rechercheur de
stilte.
'Zie je dat?'
'Ik voel het.'
'Heb je pijn?'
Vroeg Sylvie voorzichtig.
'Ja.'
'Ik zie het.'
'Ik voel het.'
'Dat zal wel.'
Lachte Sylvie. 'Weet je ik had volledig gekapt met mijn beroep.' Zei Jan met
een ernstig gezicht.
'Juliette heeft
het me verteld.' Antwoordde Sylvie.
'Toen ik Stein
zag in zee en met jou in contact kwam kreeg ik een vreemd gevoel. Niet enkel om
jou, om je uiterlijk bedoel ik. Iets in mij vertelde me dat ik jou nog wat kon
bijbrengen, professioneel dan.'
'Je hebt me al
heel veel geleerd.' Onderbrak Sylvie hem.
'Mijn tijd is
kort.' Zei Jan en nam haar kleine vrouwenhanden in zijn grove gerimpelde
mannenhanden.
Er rolde een
traan over zijn trillende wang.
'Ik weet het.'
Probeerde Sylvie de oude man te troosten.
Ze nam zijn
hoofd in haar handen en drukte een kus op zijn bezweet voorhoofd.
'Hoezo, je weet
het?' Vroeg Jan.
'Mijn vader is
ook aan een hartziekte bezweken.'
'Wie zegt dat ik
een hartziekte heb.'
'Ik zie het
gewoon.'
Jan legde zijn
hoofd in zijn bevende handen op zijn knikkende knieën. Hij kon zijn tranen niet
meer bedwingen.
'Laat je maar
eens gaan.' Suste Sylvie haar mentor.
Ze streelde over
zijn grijs kort kapsel. Ook bij haar stroomden de diamantkleurige tranen naar
hartelust. In vrije val als watervallen zochten de tranen hun weg.
'Sorry.'
Brabbelde Jan.
'Niks sorry. Ik
vind het jammer je met mijn problemen op te schepen nu je het zo moeilijk
hebt.' Zei Sylvie met bevende stem.
'Ik ben blij je
te kunnen helpen dat verzet mijn zinnen.' Zei Jan. En daar had hij gelijk in.
Het gaf hem een gevoel van nog nuttig te zijn. Deze jonge vrouw heeft het om een
goede rechercheur te worden. Uiteraard mist ze de ervaring en heeft ze het niet
getroffen met de commissaris.Jan zou
het een triomf voor haar vinden mochten ze de moordzaak kunnen oplossen. Ergens
was Jan blij dat zijn vriend pas tegen de morgen kon komen. Jan voelde zich
moe. Al gaf hij dat niet graag toe. De wandeling aan de zijde van zijn jonge
vrouwelijke collega deed hem goed. Al viel het hem zwaar dat iedereen al op de
hoogte was van zijn toestand.
De oud
rechercheur voelde zich steeds verder wegglijden.
'We zullen zien
wat Albert ons bij kan brengen. Misschien is er tocheen verband met de andere mogelijke moorden.'
'Dat mogen we
niet vergeten na te gaan.'
'Nu genoeg over
het werk, laat ons in de mate van het mogelijke van deze avond genieten. Wat is
het hier zalig.' Vermande Sylvie zich. Ze wou Jan een fijne avond geven. Al
wist ze dat het geen sinecure zou worden om zijn gedachten weg te houden van
zijn ziekte. De oud rechercheur probeerde zich te ontspannen. Hij zette zich
recht en nam opnieuw de smalle vrouwenhand in zijn veel grotere en oudere hand.
'Ik ben blij jou
ontmoet te hebben.' Zei hij zacht, bijna op een romantische toon. Zijn ogen
kregen plots iets van een diamant met de juiste lichtinval.
'Dat is
wederzijds.' Antwoordde Sylvie. Ze voelde een lichte blos op haar wangen komen.
Al wist ze maar al te goed dat zijn woorden niets met romantiek te maken
hadden. Pure vriendschap.
'Zullen we nog
een eindje wandelen?' Stelde Jan voor.
'Mij goed.'
Antwoordde Sylvie. Ze stond snel als eerste recht om haar mentor overeind te
helpen. Hij bedankte haar daarvoor. Sylvie liet de oude man toe om zijn arm op
haar schouder te leggen. Een koppel dat net voorbij kwam keek om. Men zag ze
fluisteren.
'Die zeggen
zeker dat de oude bok nog een groen blaadje lust.' Lachte Sylvie.
'Of ze noemen me
een oude viespeuk.' Lachte Jan.
De jonge
vrouwelijke rechercheur voelde dat Jan de steun best kon gebruiken.
'Kijk naar de
horizon, is dat niet prachtig hoe de lucht en de zee zich verzoenen.' Zei Jan
vol enthousiasme.
'Buitengewoon.'
Ver ging de
wandeling niet. Aan de volgende bank vroeg Jan om even te rusten. Moeizaam
zette hij zich neer.
'Rust nog een
kwartiertje en dan gaan we slapen.' Zei Sylvie. Daar kon Jan zich in vinden.
Terwijl hij genoot van het vergezichtbleef
hij tegen de schouder van Sylvie leunen. Het koppel van daarnet was op de
terugweg.
'Zullen we die
eens doen schrikken.' Stelde Jan voor. In zijnogen lag een schelmse blik. Sylvie begreep dat het lang geleden was dat
hij een frats uithaalde.
'Hoe dan?' Vroeg
Sylvie.
Dat hij nog een
frats wou uithalen vond ze geweldig.
'Als dat koppel
bijna bij ons is geef me dan een kus.' Lachte Jan.
'Je bedoelt?'
Een kus, dat ken
je toch.' Zei hij met duidelijke pretoogjes.
'Natuurlijk ken
ik dat. Je wilt dus dat ik je een echte kus geef terwijl die passeren. Dat
zal wel een schok geven.'
'Voor wie?'
Lachte Jan weer. Hij had er duidelijk zin in.
'Mij niet
gelaten. Ik zal het proberen, zoveel ervaring heb ik nu ook niet.' Zei Sylvie
met een gemeende glimlach.
Het koppel was
tot op een meter of vijf genaderd.
'Klaar?' Vroeg
Sylvie.
'Laat maar
komen.' Zei Jan stil.
Sylvie zette
haar mond om die van Jan. Het koppel konden hun ogen niet geloven. Toen ze
voorbij waren keken Jan en Sylvie hen ongemerkt achterna. Ze proesten het uit
van het lachen. 'Kom laat ons gaan slapen. We zullen onze rust best kunnen
gebruiken.' Zei Sylvie. Ze stond op en Jan deed hetzelfde, zij het iets
moeizamer. Hij wierp nog een laatste blik naar de rustige zee.
Een half uur
later lagen ze onder de wol. Al is het meer figuratief. Een dun wit laken
volstond. Sylvie sliep in dezelfde kamer als haar zoon. Ze sliep onrustig. De
moordzaak hield haar wakker. Soms dompelde ze eventjes in. Tegen de morgen viel
ze in een diepe slaap.
Stein wekte zijn
moeder. Met veel moeite kwam ze uit het bed. Kleine Stein liep naar de kamer
van Jan. Daar was niemand meer. Jan zat al in de keuken te ontbijten. Juliette
zat er ook. Dan liep de jongen terug naar zijn moeder. Vlug trok Sylvie haar
rok en blouse aan. Ondergoed niet. Ze liep naar de keuken.
'Goede morgen.'
Begroette ze haar oudere vrienden.
Het viel haar op
dat de oud rechercheur er heel moe uitzag.
'Is het goed dat
ik eerst een douche neem?' Vroeg Sylvie.
'Doe gerust.'
Zei Juliette.
Een kwartier
later kon Sylvie aan de ontbijttafel. Al ging er niet veel eten door haar keel.
Ze zag hoe de toestand met haar mentor sneller dan iedereen had verwacht
achteruit ging. Net op het moment dat ze iemand gevonden had die haar
beroepsmatig wou helpen ging het niet goed met die man. Er werd aangebeld.
'Dat zal Albert
zijn.' Zei Juliette en liep naar de parlofoon.
Jan zette de
computer aan. Op het moment dat Albert binnenkwam was de computer
gebruiksklaar. In enkele woorden legde de oud rechercheur het geval uit. Jan
wende zich tot Sylvie. 'Albert weet ook wel dat dit vertrouwelijk is. Maar ik
weet dat zijn mond verzegeld is.' Zei Jan.
'Mij goed.' Zei
Sylvie.
'Kijk het is
normaal niet moeilijk om het e-mail adres van die vrouw op te sporen.' Begon
Albert.
'Mooi, hoe doe
ik dat?' Vroeg Sylvie.
'Zo eenvoudig is
dat nu ook niet.' Zei Albert en zwaaide met een vinger in de lucht.
'Hoe bedoel je?'
Wou de jonge vrouwelijke rechercheur weten. Eerstzei hij dat het niet moeilijk is en dan zegt hij dat het niet
eenvoudig is. Van een contradictie gesproken.
'Zoals de
informatie die jullie me geven over de moordzaak is de informatie waarover ik
beschik eveneens vertrouwelijk.' legde Albert uit.
Na het ontbijt legde
Juliette de krant helemaal open op de salontafel.
Kijk, weer een moord zonder
aanknopingspunt. Las ze luidop. Hoezo, weer, Vroeg Jan.
Weet je dat dit de tweede
jonge vrouw is die zogezegd aan een hartinfarct sterft op drie weken tijd. Stel
dat het om moord gaat, dan is de dader nog niet gevonden.'
Er klonk ongerustheid in
haar stem. Daardoor trok het de aandacht van haar man. De dader is al
gevonden. Zei hij met een ernstig gezicht. Juliette begreep dat er nog wat ging
komen en wachtte af. De grijns op het rimpelvolle gelaat vertaalde zijn plezier
haar weer eens betrapt te hebben op een verkeerde uitdrukking. 'Er is geen
moord zonder dader, dat de dader nog niet is gevonden door de politie zal je
bedoelen. Zijn wederhelft zuchtte en gaf toe de woorden verkeerd gebruikt te
hebben.
Ze moest weten dat het
bespelen van woorden en zinnen een stokpaardje was van Jan, opnieuw had ze zich
laten vangen.
Uitzonderlijk sprak Juliette
over de misdaad. Sinds Jan vijf jaar geleden zijn job van rechercheur aan de
wilgen had gehangen werd er niet meer over misdaad gesproken.
Ik heb er mijn buik van
vol. Met die woorden gaf Jan te kennen dat het onderwerp voor hem afgeschreven
was. Zijn ogen werden dof, waaraan zijn vrouw zag dat er geen discussie meer
mogelijk was.
Juliette droeg een ¾ broek die haar beste tijd gehad heeft en een
blouse van hetzelfde jaar. Ze wou vandaag nog eens extra poetsen. Heb je hulp
nodig? Vroeg Jan. Ja, hij meende het, huishoudelijke karweitjes daar is hij
niet vies van. Ga jij maar wandelen. Trek wel een short aan anders ga je
zweten. Lachte Juliette.
Een half uur later stapte
Jan de deur uit, gekleed met een beige korte broek en een polo met borstzak.
Voor hij een stap buitenzette voelde de gewezen rechercheur in zijn
linkerbroekzak. Dat er een zakdoek in zat stelde hem gerust. Heel stil zuchtte
hij. Daarna voelde hij in de rechterbroekzak. Weer slaakte hij een zucht van
opluchting. Zonder ze te tellen wist hij dat er vijf stukken van een euro inzaten.
Nog niet zolang geleden had hij daarmee opgeschept. 'Ik voel het aan het
gewicht.' Zei hij tegen zijn vrouw. In de borstzak van het polo stak zijn bril.
Jan stak automatisch zijn
handen in de kleine broekzakken. Dan stapte hij op een bijna slenterende stap
naar de overkant. Tussen de toch al redelijk aanwezige wandelaars baande hij
zich een weg naar een vrijstaande bank. Jan haalde de handen uit de broekzakken
en wreef ze alsof hij kou had. Dat was niet zo. Dan wreef hij over zijn
gerimpelde gebruinde gelaat. Alsof hij het wou glad strijken. Dat ging niet
meer. Zijn ogen tuurden naar de horizon. Ze volgden een zeilschip. Aan de
zeilen te zien was er weinig wind. Traag bewoog het rijkenmensen speelgoed zich
over het bijna golfloze water.
Enkele mensen begaven zich
in zee. Jan hield zijn hart vast telkens er kinderen zonder begeleiding in de
verraderlijke zee gingen. De ouders moesten veel voorzichtiger zijn.
Hoe verleidelijk het water
ook is. Jan hield een jongetje geruime tijd in het oog. Hij taxeerde het op een
jaar of zeven. Nergens in de buurt van het jongetje zag hij oudere mensen. Zou
het kind heel alleen zijn of kijken zijn ouders van op afstand toe. Bezorgt
zochten de ogen van de oude rechercheur het strand af. Hij was bang dat niemand
naar het kind keek. Na een halfuur werd het hem teveel. Met haastige stap liep
Jan het strand op. Onderweg trok hij zijn sandalen uit en hield ze bij de
achterriem aan één vinger vast. Resoluut stapte hij in rechte lijn naar het
jongetje dat steeds verder de zee in liep.
'Jonge, kom eens hier!' Riep
de bezorgde oud rechercheur op een vriendelijk toon. Het grootvaderlijke lag in
zijn stem. Het kind keek eerst niet. Jan diende nog twee keer te roepen.
Uiteindelijk kwam het uit het water en liep naar Jan. 'Ben je hier alleen?'
Vroeg Jan op zijn eigen egale toon. 'Nee, mijnheer, mama zit daar.'
Antwoorddehet kind beleefd. Daarbij
wees hij naar een vrouw die op het strand lag te zonnen. 'Dan is het goed
jongen. Hoe heet je trouwens?' Vroeg Jan. 'Stein, ik heet Stein mijnheer.'
Antwoordde het jongetje weer beleefd. 'Ga maar terug in de zee Stein, maar wees
voorzichtig, niet verder gaan dan waar je was want de zee kan soms stomme
dingen doen.' Lachte Jan. Daarbij gaf hij Stein een tik op het natte
achterwerk. Te laat dacht hij er aan voorzichtig te zijn met vriendelijke
tikjes te geven aan kinderen, je hebt al vlug een slechte naam tegenwoordig.
De moeder sloeg van op haar
badlaken het gesprek gade. Ze knikte naar Jan. De oude rechercheur voelde het
als zijn plicht om even naar de moeder te gaan om haar zijn interventie
duidelijk te maken.
De vrouw lag op haar buik
toen Jan bij haar kwam. 'Excuseer me mevrouw, ik zat ginder op de bank naar de
zee te kijken en had de indruk dat uw zoon alleen was.
De zee is vervaarlijk. Daarom
heb ik hem gevraagd of hij alleen was.'
'Ik ben blij dat er nog zulke bezorgde mensen bestaan.' Antwoordde
de vrouw. Daarbij nodigde ze Jan uit om er even bij te komen zitten. Dat was
gemakkelijker gezegd dan gedaan ondervond Jan.
'Mag ik me voorstellen'
Vroeg Jan. zonder op een antwoord te wachten ging hij verder: 'Jan Lemans,
rechercheur op rust.'
'Sylvie Verstreepen,
rechercheur in actieve dienst.' Zei ze met een glimlach.
'Ik zou me willen
rechtzetten, dat praat gemakkelijker.' Zei de vrouwelijke rechercheur.
'Lijkt me een goed idee.'
Stelde Jan vast.
'Het is nogal moeilijk'
'Wat bedoel je?'
'Omdat je op het bovenstukje
van mijn bikini zit.' Lachte ze ingehouden om de rond hen zittende mensen niet
te doen opkijken.
Jan had alle moeite van de
wereld om zich een houding te geven. Het was hem niet eens opgevallen dat ze
geen bovenstukje droeg. De gewezen rechercheur zuchtte binnensmonds. Alleen wie
hem echt goed kent ziet aan dat zuchten dat hij het spijtig vond niet beter
opgelet te hebben. 'Vroeger zou ik gemerkt hebben dat je met je, je weet wel,
bloot lag.' Mompelde Jan op een fluistertoon.
'Ja en nu niet zeker.'
Lachte Sylvie zijn verontschuldiging weg. Trouwens ik lag er niet mee bloot, ik
lag op mijn buik. En je gaat me toch niet vertellen dat je er van zou wegkijken
mocht je het gemerkt hebben.'
De gewezen rechercheur
voelde zich verslagen. Zijn gedachten gingen naar haar woorden. Ergens voelde
de oudere man zich een beetje verslagen. Daarbij ging het niet om de borsten,
de woordspelingen, zijn stokpaardje, deze jonge vrouw had hem op zijn terrein
gepakt. Bij die gedachte wreef hij zich over de kin en grijnsde. Sylvie merkte
het. "Binnenpretjes?" Vroeg ze. "Dat vertel ik nog wel
eens." Probeerde enigszins zijn gezicht te redden. Duidelijk had de jonge
rechercheur er zin in. Terwijl ze rechtkwam hield ze het bovenstukje vast, met
twee handen. Hoewel hij zijn best deed, nee zij had gelijk. Toch keerde hij
haar de rug toe toen ze rechtop gezeten het kleine stukje textiel vastknoopte.
Haar zoon speelde vooraan in zee op een toch wel veilige plaats. "Kan je
even sluiten?" Vroeg Sylvie en ging met haar weinig gebruinde rug naar Jan
staan. Zijn handen beefde een iet, al zat de leeftijd er voor niets tussen.
"Zullen we daar op de
bank gaan zitten." Stelde de oud rechercheur voor. Sylvie deed teken naar
haar zoontje dat ze op een andere plaats ging zitten.
'We wonen in Nieuwkust.'
Vertelde Sylvie zonder dat Jan er naar vroeg.
'Daar is er ook een strand,
maar iedereen kent er me en dan vind ik het gênant om zonder topje te
zonnebaden.' Legde ze uit waarom ze in Blankenberge kwam zonnen.
De gewezen rechercheur kon
niet ontkennen dat die vraag hem niet door het hoofd ging. Maar haar begreep
volkomen haar redenering. Als vrouw zou hij misschien hetzelfde doen.
"Weet je" Begon Jan op een toon die alleen grootvaders gebruiken. Na
"weet je" viel een stilte.
"Een stokpaardje van me
zijn woordspelingen. Daarnet was je me te sterk. Al vond ik dat ik een goede
onhoorbare repliek gaf, ik dacht bij mezelf, 'ze heeft me gepakt'."
"En wat is daar mis
mee?" Vroeg Sylvie. "Gepakt, je bent toch van de politie."
Lachte Jan.
Sylvie zwaaide met beide
armen en riep haar zoon.
Na twee keer roepen kwam hij
uit het water.
'En nu naar Nieuwkust?'
Vroeg Jan.
'Nee, nu gaan eten. Weet jij
een gezellig restaurantje, niet te duur want zo groot is onze wedde nu ook weer
niet?' Vroeg ze met een glimlach.
'Misschien weet ik wel iets
heel goedkoop en heel lekker.'
Jan kon niet ontkennen dat
die vrouwelijke rechercheur zijn sympathie droeg.
Terwijl Stein zich afdroogde
en aankleedde trok zijn moeder een joggingpak aan over de bikini. Met veel
moeite kwam Jan recht. Zijn oudere knoken wilden niet meer zo goed mee. Het
viel hem op hoe hij het ouder worden zo duidelijk en in zulk hoog tempo
ervaart.
Veel meer dan een kleine
sporttas had Sylvie niet bij.
'Kom volg me maar.' Zei Jan.
Jan opende de deur van het
appartement en nodigde Sylvie en Stein uit binnen te gaan.
Juliette keek wel even
verrast. Ze was het niet gewoon dat Jan gasten meebracht. Met neergeslagen ogen
liep hij naar zijn vrouw. 'Kunnen ze mee-eten.'
'Frieten met stoofvlees?'
Vroeg Juliette zich tot Sylvie richtend.
'Reuze!' Riep Stein.
Sylvie hielp Juliette in de
keuken.
'U heeft ook een computer.'
Zei kleine Stein tegen Jan.
'Ja, jij ook?' Vroeg Jan.
'Ja, mijnheer.'
'Ik denk dat er een leuk
spel op staat. Tenminste als je graag zoekt en je gezond verstand kan
gebruiken.' Zei Jan met enige fierheid in zijn stem.
'Laat eens zien.'
'Het is een spel dat ik zelf
ontworpen heb. Je moet met vragen te stellen er achter komen wie een bal stuk
heeft gemaakt. Om het iets gemakkelijker te maken zijn er zeven verdachten.
Denk je dat je het kan?' Legde de gewezen rechercheur uit aan de zoon van een
vrouwelijke collega.
'We zullen eens zien.'
'Ziezo je kan beginnen.' Zei
Jan en schoof een stoel bij.
Op dat moment kwamen de
dames uit de keuken elk met een kom in de hand. Sylvie droeg de frieten en
Juliette had het stoofvlees bij. 'Aan tafel.' Zei Juliette.
'Wat ben jij aan het doen?' Vroeg
Sylvie aan haar zoon.
'Een spel dat mijnheer
Lemans zelf gemaakt heeft.' Antwoordde Stein.
'Wat is de bedoeling?' Vroeg
zijn moeder.
'Iemand heeft een bal
stukgemaakt en ik moet uitzoeken welke van de zeven verdachten het gedaan
heeft.' Verduidelijkte Stein.
'Het bloed kruipt waar het
niet gaan kan.' Lachte Sylvie. Haar zoon keek zijn moeder vragend aan.
'Je zou het ook
beroepsmisvorming noemen.' Kwam Juliette tussen. 'Als je moest weten hoeveel
uren hij daar in gestoken heeft.' Ging ze verder.
'Gewoon een hobby.' Zei Jan.
Een beetje moeizaam kwam hij
van de stoel om naar zijn plaats aan de tafel te gaan. Juliette mompelde iets
binnensmonds. Het was Sylvie als een rechercheur niet ontgaan. Ze keek naar
Juliette.
'Zet je bord gerust bij de
computer Stein, maar niet morsen hé.' Zei Jan die zag hoe haastig de jongen aan
zijn maaltijd begon. Duidelijk kon die niet vlug genoeg aan de computer zitten.
'Hier kan het beste
restaurant niet aan tippen.' Prees Sylvie de kookkunst van haar gastvrouw.
Juliette wimpelde die lof handig weg.
'Vlot het?' Vroeg Jan aan
Stein terwijl hij naast de jongen ging zitten. Na een paar tips van de
ontwerper zat Stein op het goede spoor. Met nog wat hulp was Stein er in
geslaagd al drie kandidaten uit te schakelen.
Ondertussen waren de dames
naar de keuken getrokken. Sylvie droogde af terwijl de gastvrouw de afwas deed.
'Is er wat met Jan?' Vroeg
Sylvie.
Juliette slikte even. 'Laat
ons gaan zitten.' Stelde ze voor.
De glimlach, de vriendelijke
uitstraling op haar gelaat verdween. De ogen werden dof en er rolde enkele
tranen uit. Ze legde haar nog klamme hand op die van Sylvie. Een uur geleden
was Sylvie voor haar een totaal vreemde vrouw. Nu had ze het gevoel dat ze die
vrouw al jaren kende. Juliette wist niet waarom, maar ze wou haar hart
uitstorten bij Sylvie.
'Het gaat niet goed met mijn
man.'
'Kanker?'
'Nee, het is geen ziekte.
Vijf jaar geleden hebben we ons enig kleinkind verloren, door kanker. Al zal
hij het niet willen toegeven, sindsdien is Jan nooit meer dezelfde geworden.'
'Wat erg.'
'Je zal je afvragen wat jij
daar mee te maken hebt?'
'Nog niet direct, maar jij
ziet een verband, denk ik.'
Juliette kan haar tranen
niet meer bedwingen.
Sylvie stond op om de
keukendeur te sluiten.
'Laat je maar eens goed
gaan, de mannen horen ons toch niet.' Sprak ze bemoederend de veel oudere vrouw
aan, het kon wel haar moeder zijn, bedacht ze zelf.
Juliette liet haar tranen de
vrije loop. Voor het eerst sinds het verschrikkelijk nieuws.
'En de kinderen?'
'Sinds twee jaar werkt onze
Stan in Amerika.'
'Weet je, ik zal het
duidelijk maken. Zei Juliette en liep naar de slaapkamer om snel terug in de
keuken te gaan.
'Kijk dit was onze
kleindochter.' Zei ze en gaf een foto aan Sylvie. Zelf durfde ze er niet meer
naar kijken.
'Bedoel je de gelijkenis?'
'Zie je het ook?'
'Ja.'
'Heeft Jan me daarom mee
gevraagd?'
'Ik denk van wel.'
'Als je even in zijn ogen
kijkt zie je ze veranderen. Je voelt dat hij iets wil zeggen maar het niet over
zijn lippen krijgt.' Legde Sylvie uit.
Een paar minuten later deden
de dames verder met de vaat.
'En wat doet de papa?' Gaf
Juliette het gesprek een andere wending.
'Die is er niet.'
'Toch niet overleden?' Vroeg
Juliette terwijl ze haar van het water gerimpelde hand voor de mond sloeg.
' Ik was net zeventien
geworden. Vriendinnen had ik niet echt. Er waren wel meisjes waarmee ik ging
zwemmen of fietsen, echte vriendinnen, nee dat waren we niet. Op een avond
besloot ik eens naar de bioscoop te gaan. Er speelde een heel romantische film,
en daar had ik wel zin in. Heel even dacht ik er nog aan een meisje mee te
vragen, maar toch ging ik alleen. ' Zei Sylvie.
'Geen jongen?' Onderbrak
Juliette haar.
'Nee. Na de film wandelde ik
nog wat. Plots stond er een man achter me. Van waar hij kwam weet ik niet. Het
was juist aan een heel smal straatje dat uitkomt in de wandelstraat. Voor ik
besefte wat er gaande was had hij mijn rok gescheurd en voelde ik zijn ding in
mij. Hoe ik ook riep en brulde, niemand kwam me helpen. Misschien was er
niemand. Goed, ik heb wel eens iets opgevangen van verkrachting, maar dat het
zo verschrikkelijk was, nee dat wist ik niet, nu wel.'
Juliette legde haar
gerimpelde hand op het achterhoofd van Sylvie en trok de jonge vrouw tegen haar
knokkelige schouder. 'Mannen kunnen toch slecht zijn.' Vloekte Juliette
gemeend.
'Niet alle mannen.' Suste
Sylvie haar oudere nieuwe vriendin. 'Of vergis ik me in Jan?'
'Jan is een goede man. Zijn
beroep maakte het soms wel moeilijk. Vroeger meer dan tegenwoordig. Nu met de
gsm gaat het een stuk gemakkelijker. Juliette keek omhoog.
'Als je eens moest weten
hoeveel nachten ik in bed lag te wenen omdat hij maar niet naar huis kwam. Vaak
lag ik wakker in bed te wachten, bang dat er iemand zou aanbellen en me slecht
nieuws bracht.'
'Janu kan je gemakkelijker verwittigen later te
komen.'
Sylvie liep naar Juliette en
pakte haar eens goed vast. Uit de ogen van beide dames rolde tranen. De oudste
slaakte een diepe zucht. 'Ik ben blij mijn hart eens te hebben kunnen luchten.'
Zei ze en nam het hoofd van haar nieuwe vriendin tussen beide gerimpelde
bevende handen. Heel even keken ze elkaar diep in de waterige ogen. Dan gaf
Juliette een klinkende zoen op de wang van Sylvie.
'Mama, ik heb het gevonden,
ik weet wie de bal heeft stukgemaakt!' Kwam Stein de keuken binnengelopen. Dat
zijn moeder geweend had zag hij in zijn enthousiasme niet.
Jan bleef in de woonkamer.
De kleine had hem vermoeid. Een beetje rust was meer dan welkom.
'Zullen wij eens een ijsje
gaan eten.' Stelde Juliette voor nadat ze zag dat Jan lag te slapen. Je zag het
niet alleen, je kon het horen ook. Zoals veel mannen kon Jan luid snurken.
Juliette dacht er aan hoe vaak ze hem midden in de nacht porde. Al hielp dat
meestal maar even.
'Gaat Jan niet mee?' Vroeg
de kleine Stein.
'Laat die maar slapen.' Lachte
zijn moeder en streelde haar zoon over het blonde haar.
Buitengekomen bood Sylvie
haar arm aan Juliette. Met een glimlach op het niet opgemaakte gelaat stak de
oudere dame een arm in de opening die de jonge rechercheur gevormd had. kleine
Stein voelde zich helemaal thuis bij Jan en Juliette. Vastberaden nam hij de
gerimpelde hand van Juliette. Er verschenen pretlichtjes in de grijsblauwe ogen
van het kind. 'Mag ik je oma noemen?' Vroeg hij met een bibbering in zijn stem.
'Heb je dan zelf geen oma?'
Vroeg Juliette. 'Nee, mijn oma is in de hemel. En opa ook.'
'Dan mag jij me oma noemen
en misschien mag je Jan wel opa noemen. Dat zou ik straks maar eens vragen als
we terug thuis zijn.'
Juliette voelde hoe Sylvie
in haar arm kneep.
De dames bekeken elkaar heel
even aan. Woorden waren er niet nodig. Hier sprak het hart. Zwijgzaam liepen ze
enkele tientallen meters tot het ijssalon. Zelf ging ze daar soms eens met Jan
een ijsje eten.
Ik ben Jean Hellemans, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Joe Manshell.
Ik ben een man en woon in Hoogstraten (België) en mijn beroep is pensioen.
Ik ben geboren op 06/04/1943 en ben nu dus 81 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Heel uitgebreid.
U kan alles over mij terugvinden op mijn andere blog: http://blog.seniorennet.be/hellemans