VAN KONGO NAAR AMERIKA
Inhoud blog
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - laatste dagen
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - dag 9 tot 12
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - dag 7 en 8
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17;- Reis van Phoenix naar San Francisco - dag 5 en 6

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Dagboeknotities over 30 jaar buitenland
    publicatie op blog van het boek van Kongo naar Amerika (2006) door Jozef Van Mullem
    09-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een paar jaar geleden  publiceerde ik in een beperkte oplage een boek 'VAN KONGO NAAR AMERIKA', dagboeknotities m.b.t. een dertigjarig verblijf in het buitenland: Kongo, Tunesië, Zweden, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Amerika, het grootste part als landbouwattaché op de Belgische ambassades te Stockholm, Bonn, Londen en Washington D.C.

     

    Het boek zal hoofdstuk per hoofdstuk - als opeenvolgende berichten - de eerstvolgende dagen op deze blog worden gepubliceerd.


    Jozef Van Mullem

     

    Van Kongo naar Amerika

     

    Dagboeknotities

    1957-1996

     

    09-08-2009, 11:24 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA : VOORWOORD

    There is only one history of importance,

    And it is the history of what you once believed in,

    And the history of what you came to believe in,

    and what cities or country you saw,

    and what trees you remembered

    Kay Boyle (White as snow)

     

    Voorwoord

     

     

                Toen ik op 4 mei 1957 naar Kongo vertrok bevroede ik  niet dat dit het begin zou vormen van een 30-jarig verblijf in het buitenland.  Een buitenland verspreid over drie continenten.

                Na een stage van zes maanden  bij het N.I.L.K.O  in Yangambi en Bambesa werd ik gedropt  in het district van Boven-Uele.  Ik maakte er kennis met de sterk ontwikkelde ondernemingslandbouw  alsook met  het paysannaatstelsel in het afgelegen savanne-gewest  Faradje.

                Exact tien jaar later op  29 januari 1967 – na een kort verblijf in de privé-sector en ietwat langer op het ministerie van landbouw als veeteeltconsulent, werd ik door de toenmalige D.O.S. in samenspraak met de landbouwfaculteit van Gent naar Tunesië gestuurd om er het Station Expérimentale de la Manouba project te leiden.

                Een brief – zeven jaar later - van directeur-generaal Grooten  was de opening naar een carrière van landbouwattaché die bijna twintig jaar heeft geduurd in  Zweden, de toenmalige B.R.D en Oostenrijk, het V.K. en Ierland en tenslotte Noord-Amerika( U.S.A.,Canada en Mexico)

                Het ‘sukses’ – om een groot woord te gebruiken - van dergelijke carrière is voor een groot deel te danken aan je vrouw.  Heel de tijd was zij de noodzakelijke steun waardoor het mogelijk was goed te functioneren en te doen wat niet altijd wordt voorgeschreven maar onmisbaar is voor een excellent verloop van de dingen.

                Het is evident dat je in een buitenlandse carrière met ‘talen’ wordt geconfronteerd.  Grosso modo verbleven we een decennium in Franstalig, een decennium in Duitstalig en tenslotte een decennium in Engelstalig gebied.  We zijn dankbaar dat we al die ‘grote’ culturen met al hun  mogelijkheden en verassingen hebben mogen meemaken.

                Lang geleden werd met deze dagboeknotities  begonnen en delen eruit werden vroeger reeds gepubliceerd.  Ze werden recentelijk een beetje herwerkt wat betekent dat ze wat werden uitgedund en dat de meer privé aspecten werden weggelaten.

     

    Brugge, november 2007.

     

    09-08-2009, 11:26 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 1: m/v ALBERTVILLE- Kongoboot

    Hoofdstuk 1: m/v Albertville

     

     

    Zelfs God kan het leven niet veranderen

     Agathon

               

    Kongoboot

     

                Twee kleurige herinneringskaarten ‘DOOP ONDER DE LINIE’ bevestigen dat Neptunus en Saturnus, zoon van Cybele,  op 13 mei 1957 verklaren dat zowel mevrouw Jacqueline als meneer Jozef Van Mullem moedig de talrijke en afwisselende beproevingen die met dergelijke doop gepaard gaan hebben ‘onderstaan’(sic) waardoor hen op alle wateren vrije doortocht wordt verleend en meer in het bijzonder naar het voormalige ‘Belgisch-Kongo’.

                Er is natuurlijk méér gebeurd tijdens die overvaart met de allures van een cruise,  dan een doop onder de linie.  Er was de routine van elke dag beginnend met een oeverloos ontbijt met keus uit zowat twintig soorten brood en veel bijkomstigheden, een voormiddag opgevuld met georganiseerde gezelschapsspelen tot aan de ‘apero’ als inleiding tot een middagmaal van vier gangen.  De traditionele siësta werd gevolgd door een gevarieerd vieruurtje.  Nadien was het wachten op de avondlijke ‘apero’ bij de kapitein of een andere gezagsdrager dat overging in een overvloedig begoten avondmaal van weerom minstens vier gangen.  Vele dagen werden deze gastronomische inspanningen afgerond met een of ander avondfeestje.  Als voorbereiding tot het harde leven in de kolonie moest dit regime veertien dagen worden volgehouden.

                Aangezien  (toekomstige) Filip met ons meevaarde extensively in embryonic form, zoals Ustinov het eens uitdrukte had dit wellicht iets te maken met de minder goede reactie van Jacqueline op een paar dagen onstuimige zee. 

    In 1957 was er nog zoiets als pioniersgeest nodig  om als ‘koloniaal’ landbouwkundig ingenieur het moederland te verlaten.  Je kende weinig of niets van het toekomstig werkgebied.  De studie van tropisch landbouwkundig ingenieur stoelde op boekenwijsheid en op verhaaltjes van oudgedienden.  Praktijk  in the field was er niet bij. Zo was het mogelijk dat een versbakken ingenieur bij zijn  aankomst in de kolonie de Latijnse naam Elaeïs waarmee een oliepalmboom wordt bedoeld verwarde met Hevea, de Latijnse naam voor rubberboom.

    Dat mijn professionele kennis op dat ogenblik zuiver theoretisch was maakte weinig uit.  De stage bij het N.I.L.K.O. zou wel voldoende zijn om een deel van de praktijkachterstand weg te werken.

     

    09-08-2009, 11:42 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 1: m/v ALBERTVILLE- Alles in 't Frans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Alles in het Frans!!

               

    Tijdens de overtocht werden we vlug diets gemaakt dat Frans de courante ‘scheepspraet’ was.  Mededelingen van de kapitein, van Neptunus en zijn gevolg,  van de organisatoren van dekspelen en andere bezigheden, werden exclusief in de Franse taal verstrekt.  Dat was nog maar een begin.  We wisten toen nog niet dat het de ganse Afrikaanse  tijd  van  hetzelfde laken een Franse broek zou zijn.  De eerste maanden, tijdens de stage bij het bijna compleet Franstalige INEAC, moesten  we,  zonder pardon, meedraaien in de anderstalige mallemolen. Niet alleen communiceren,  discussiëren en analyseren in het Frans, ook de dagelijkse verslagen en rapporten moesten in de taal van Voltaire worden geschreven.  Toen we, einde mei 1957, met de Kongo rivierboot  Liebrechts  aan de beach te Yangambi aanmeerden, stond collega en studiegenoot Staf, een paar weken vroeger uit Antwerpen vertrokken, ons op te wachten:  “Godverdomme Seppen ‘t is hier al in het Frans» verwelkomde hij ons. 

                Anno 1957 werd in Belgisch-Kongo slechts sporadisch Nederlands gesproken. Vlaamse ingenieurs werden niet voorbereid op het gebruik van een andere werktaal dan de moedertaal. De onvoldoende kennis van het ‘Français des agronomes’ zorgde, vooral in het begin, ten overstaan van de meute Franstaligen, zowel inheemsen als landgenoten, voor een serieus aanpassingsprobleem.  Gelukkig sprak iedereen, de een misschien wat beter dan de ander,  een inheemse taal.  Zowel Vlamingen als Walen,  en zeker de kinderen hadden daar geen enkele moeite mee. Ook wanneer Jacqueline in Yangambi aankwam, praatte ze al een aardig mondje Lingala dat ze tijdens de boottocht op de Kongostroom had geleerd. 

                Hoe die taaltoestand door het establishment werd bekeken kan men vinden op bladzijde 38  van het boek Le mal Zaïrois van de schrijver met de eerbiedwaardige naam Euloge Boissonade: « La Belgique ouvrit deux universités.  La première, en 1954, à Léopoldville, la seconde, en 1956, à Elisabethville.  A cette occasion, la querelle linguistique connut un nouvel épisode cocasse, les Flamands émettant la prétention d’imposer leur dialecte aux Congolais.  Les Zaïrois en rient encore... »

                Over dezelfde problematiek, maar vanuit een andere gezichtshoek, vond ik,  tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling over Belgische emigratie naar de Verenigde Staten van Amerika, in het boek van de  Waalse goudzoeker Jean-Nicolas Perlot, The Gold Seeker, een grotesk verhaal.  In 1867 reisde deze Perlot naar Knesselare, om de vader van een in California gestorven vriend te bezoeken.  Op de trein en bij aankomst in het Vlaamse dorp, kon niemand hem de weg wijzen omdat men niet verstond wat hij vroeg. Voor Perlot een reden om zeer boos te  worden en luidop zijn beklag te doen: « 20 jaar heb ik geleefd midden mensen die van overal kwamen: Engelsen, Ieren, Arabieren, Mexicanen, Chinezen, Duitsers, Spanjaarden.  Ik kon mij met iedereen verstaanbaar maken, met iedereen... en nu, in mijn eigen land, kunnen mijn landgenoten mij niet eens de weg  wijzen, het is een schande... »

                Het is interessant om weten dat in de Franse vertaling en bewerking van de Gold Seeker dit verhaal geschrapt werd waarschijnlijk de wijze woorden van Charles Fiterman indachtig dat dans la politique comme dans l’amour, il y a des moments où parler ne sert à rien.

     

     

     

    09-08-2009, 11:46 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (2)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 2: KATALE - klimogrammen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 2: Katale

     

     

    Quand une fois l’Afrique vous tient dans ses griffes

    Elle ne vous lâchera plus jamais

               

               

    Klimogrammen

     

                De studie aan het Boerekot (instelling die al een tijd geleden werd omgedoopt tot ‘faculteit voor de vorming van bio-ingenieurs’) werd afgesloten met een eindverhandeling. Als theedrinker en aspirant koloniaal landbouwkundig ingenieur koos ik  uiteindelijk voor een monografie over Coffea arabica zonder precies te weten hoe lekker  het waterige aftreksel van gebrande koffiebonen kon zijn.  Toentertijd ging mijn interesse vooral naar de wetenschappelijke benadering van de teelt en meer bepaaldelijk  naar het opstellen en analyseren van ‘klimogrammen’, een soort grafieken lijkend op rorschachttesttekeningen, die worden bekomen door het combineren van temperatuur en neerslag in de tijd.  Lange tijd werden die twee factoren  beschouwd als de enige die de verspreiding van de vegetatie-soorten bepaalden.

                Opzoekingen in dit domein brachten later aan het licht dat, naast deze factoren, verscheidene andere een minstens even belangrijke rol spelen. Dat vertel ik jullie nu zovele jaren later want toentertijd was doorslaggevend dat een vriend en collega, een paar jaar vroeger, een eindverhandeling barstensvol klimogrammen over Coffea robusta uit zijn mouw had geschud.  Alhoewel arabica en robusta broertjes zijn met geheel verschillende afkomst en eisen, kon wat voor robusta  werd gerealiseerd, voor arabica  worden overgedaan.

                Korte tijd voordat deze vriend voor de eerste keer naar Kongo zou vertrekken vroeg hij om de door hem gemaakte eindverhandeling,  die ik uit de bibliotheek van de landbouwfaculteit had geleend, een dagje kon inkijken.  Hij gaf mij het werk nooit terug.  Nam het doodgemoedereerd mee naar Afrika.  De bibliotheek was een precieus volume kwijt en ik, wat natuurlijk veel erger was, mijn reputatie én het model voor mijn eindverhandeling.  We hebben elkaar een paar jaar later te Yangambi opnieuw ontmoet.  Zijn grote  liefde voor de robusta had hij dan reeds omgeruild voor een intense verhouding met de banaan zodat een verdere discussie over eindverhandelingen en klimogrammen nog weinig zin had.

     

    09-08-2009, 11:51 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 2: KATALE -koffie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Koffie

               

                Over Coffea arabica  wil ik evenwel nog iets anders kwijt dan perikelen met klimogrammen.  Uit Katale, een hooggelegen koffieplantage te Rutshuru in Kivu, dat wil zeggen van bij mijn zuster en haar man, de baas van Katale, brachten we naar Paulis-Isiro een grote zak groene arabica-bonen mee want we waren tijdens de vakantie met Filip, één jaar oud, naar Rutshuru gereisd.  Om  er te geraken moet je  door de bergstreek ten Westen van het Edward-meer over een baan uitgehouwen in de rotsige uitlopers van de Kabasha.

                De hotsebotsende weg voert je  in een lange zoombeweging naar de broeierige vlakte.  Langzaam komen de bomen, het kreupelhout en het struikgewas nader.  De baan wordt een gestrekte lijn.  De fauna van het Albert Park staat te pronken in al zijn glorie.  Kudden onbeweeglijke buffels met brede horens die je stokstijf aanstaren.  Rosse en grijsbruine antilopen, elegante dieren met hun koppen met lieren gekroond.  Phacochères, netjes op een rijtje, hun staarten rechtop. Honderden topis stom als onbehouwen ezels en tenslotte de olifanten, uit één blok gehouwen, sculpté dans la masse, duidelijker aanwezig wanneer struiken en heesters het winnen op de grassen, wanneer de open vlakte een gesloten savanne wordt.  Hier huizen ook de leeuwen, de hyena’s, de luipaarden en de jakhalzen. 

                Onverwachts werden we met een reusachtige monoliet op de weg geconfronteerd.  Was het dier  werkelijk zo groot als wij haar - een moederdier met spruit terzijde - zoveel jaren later nog voor ons zien?  We voelden ons zo klein en nietig terwijl we (lang) wachten tot ze even opzij wou gaan. Wat ze tenslotte ook deed, met een, zo leek het ons, laatste meewarige blik op de drie stervelingen in hun blikken doos.

                Via het Ruindi-kamp ging het dan over de zeven warmwaterbronnen van Mai ya Moto naar Rutshuru en verder over de weg uit lavablokken richting Goma tot in Katale 

                De uitblik van het hoog gelegen woonhuis was van een adembenemende schoonheid.  Vanuit de woonkamer (met open haardvuur) keek je pal op de donker-gloeiende Nyirangongo en Nyamulagira, twee van de acht actieve, meer dan 3.000 meter hogeVirunga-vulkanen.  Nyiragongo is een vrouwelijke geest die indertijd in de omgeving zou hebben rondgewaard en de permanente vuurhaard is de hel waarin de verdoemde zielen gebakken worden. De zuivere zieltjes verblijven in de nabijgelegen Kirisimbi die meer dan 4.000 meter  hoog is waardoor  de top dikwijls met sneeuw is bedekt.

                Terug thuis met de zak groene arabica-bonen is het ritueel bijgebleven dat onze pichi Alphonse  wekelijks opvoerde.  Met de nodige schroom werden een handvol groene parels in een speciaal daarvoor bestemd pannetje gedeponeerd  en voorzichtig op een laag vuurtje geplaatst. Langzaam nam het intense caffeol aroma bezit van de omgeving.   Een specifieke pittige geur die blijvend in het geheugen is ingeblikt. Winston Churchill heeft gelijk: Nothing recalls the past so potently as a smell.

    09-08-2009, 11:54 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - voorpost
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Hoofdstuk 3:Faradje
    Wie bij het water woont kent de kikvorsen

                                                                                (spreekwoord der Bangwadi)

               

    Voorpost

     

                Op 23 juni 1958 werd ik in Faradje, de hoofdplaats van het gewest Logo-Ogambi belast met de functies van Agronome de territoire et Chef d’équipe paysannat.  Het tweede luik van deze officieel toegewezen taak was een kolfje naar mijn hand omdat het vooral te maken had met cartografisch tekenen op basis van luchtfoto’s.  Deze bezigheid  deed ik in de uiterste hoek van een  verweerd laag gebouw waar de diensten van de territoire waren ondergebracht. De brede barza keek uit op het monument ter herinnering aan de overwinning van kolonel Lodewijk Napoleon Chaltin op de slavendrijvers.  Onmiskenbaar, Faradje was lang geleden een koloniale voorpost.

                Het kantoortje waar ik mijn tekenkunsten mocht botvieren had geen luchtkoeling zodat alle mogelijke trucs moesten worden aangewend opdat het overtrekpapier (vertaling van papier calque) niet aan de transpirerende  armen en handen zou blijven kleven.  Het was een heksenarbeid om van die foto’s die via een stereoscoop in driedimensionale beelden werden omgezet, fatsoenlijke kaarten te maken waarop zogenoemde blocs de colonisation  konden worden afgelijnd. 

                Vijf  dergelijke ‘blokken voor kolonisering’  heb ik afgebakend bij de Doka en de Dongo  die in het onherbergzame maar vruchtbare Zuiden van het gewest leefden.  Van deze grote kavels,  waar de natuur in al zijn tropische varianten welig tierde, moesten  de Candidats Colons Stagiaires koffieplantages maken.

                Dergelijk  titanenwerk in het jaar 1958 aanvangen, wanneer de eerste ‘paniek-kiemen’ al waren gezaaid, leek ons waanzinnig.  Ik zie nog man, vrouw en kind die naast hun te ontginnen stuk oerwoud, in afwachting van de bouw van een primitief onderkomen, in en rond een kleine auto woonden.  Daarmee vergeleken  was de Log-cabin , een  blokhut uit hout van witte ceder, die rond 1853 door  de eerste Belgische immigranten in Amerika werd  opgetrokken aan het meer van Michigan, een luxe verblijf.

                Hebben we in Faradje van het ongezouten brousseleven kunnen proeven dan hadden we het getroffen met het ‘verblijf’ dat al honderd jaar  door de  agronome de territoire van Faradje werd bewoond.    Het was een verweerde maar charmante  koloniale constructie met strooien dak langs de oever van de Dungu.  Filip groeide er op  van  baby tot een parmantige peuter die lopen kon de dag dat hij negen maanden werd.  Er was geen  electriciteit maar de  coleman-lampen zorgden na hevig pompen voor een rustige gelige lichtschijn.                                                   

                Het meubilair, propriété de l’état, was zo solide dat het uit één massieve blok hout lijkt vervaardigd.  De buffetkast was zelfs met een leger mankracht niet te verplaatsen. Op gezette tijden draaide, ongevraagd,  één van de logge deuren kreunend open.   Eveneens ongevraagd bouwden soms de termieten, tijdens onze afwezigheid, in het salon, hun nest, dat wil zeggen een heuvel, een halve meter hoog.  Andere ongevraagde bewoners waren de veldmuizen die verblijf zochten in Jacqueline’s schrijfmeubel of die er een kleine spurt  uitpersten op het hoofdeinde van ons bed. 

                In de vroege morgen kondigde ritmisch gezang de escouade prisonniers aan die aanrukte met het water dat in een watertoren van ingenieuze constructie werd gekeild.  Beneden dit zowat twee meter hoge metselwerk was een nis gemaakt waarin een vuurtje kon worden gestookt. Zo kon het bad dagelijks van warm water worden voorzien.

                Er was een uil die zich onder het strooien dak op de zolder had gevestigd en ‘s nachts boven onze hoofden voortbewoog als een gelaarsde kater. Uit de Dungu kroop nu en dan een groot beest, een krokodil of een nijlpaard, om een bezoek te brengen aan onze reusachtige tuin die zich over meer dan 100 meter uitstrekte van het huis tot aan het water. 

     

    09-08-2009, 12:04 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - boys en allochtonen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Boys

     

                Onze huisbedienden waren statige Logo’s,  mannen van de Logo-Avokaya stam.  Het zijn negers uit de Nijlstreek met  Ethiopische trekjes, die een kleine groep vormen in het Noordoosten  van Congo. Ze zijn niet alleen pikzwart, zwarter kan écht niet, meestal lopen ze er compleet naakt bij.  Ons huispersoneel droeg evenwel een witte schort die dit aspect van hun levenswandel bedekte.

                Schoeisels waren een teken van standing.  Voor een paar schoenen werkte men zich krom.  Groot misbaar en Faradje in rep en roer wanneer bleek dat onze  pichi Joseph de schoenen had gestolen van onze lavadère Mathias.  Stelen was dagelijkse  kost en wetende dat de gelegenheid de dief maakt deden we ons uiterste best om alles onder controle te houden. Maar één onbewaakt ogenblik was voldoende.  Pas had de boot aangemeerd te Yangambi of ik was mijn sierlijke hoed kwijt. Opgaand in een begroetingsprotocol doe ik mijn hoedje af, leg het naast mij, geef een hand, draai mij om en... hoedje weg!  Zelfde scenario in Aba, ik kom de winkel binnen, leg de in Brugge aangeschafte professionele zonnebril even terzijde, neem een boek uit het rek, wil bril terug nemen... spoorloos! 

                Een onaangename geschiedenis speelde zich af bij het bezoek van vrienden uit Yangambi.  Terwijl we zitten te tafelen bracht iemand, via het raam van Filips kamer, een bezoekje aan de kamer waar onze gasten de nacht zouden doorbrengen.  Met als gevolg dat (veel) later op de avond onze vriendin met ‘ontzetting’ vast stelde dat haar handtas verdwenen was.  Natuurlijk ben je  als gastheer  verantwoordelijk voor  de  orde in  je  eigen huis.  Maar  tegen dergelijke zaken is echter geen enkel kruid gewassen.  De historie eindigde gelukkig  met een positieve noot.  ‘s Anderendaags vonden we aan de overkant van de rivier de handtas terug.  Het geld stak er niet meer in maar  wel nog alle papieren.

    Allochtonen

     

                In Faradje maakten we kennis met een koppel allochtonen van een bijzondere soort. Ere-Gewestbeheerder en mevrouw Jean Baptiste Liègeois woonden langs de grote baan naar Watsa sedert  de loopbaan van meneer, als gewestbeheerder van Faradje,  tot een einde was gekomen.  Een unicum waarschijnlijk, want heel weinig Belgische ambtenaren bleven, eenmaal op rust,  in Afrika.  En zeker niet in een onherbergzaam oord als Faradje.  Het was tegen alle gedragsregels.                  

                Naar de kolonie ging je voor een bepaalde duur, een korte of langere carrière van hoogstens zeven termen van drie jaar.  Voor velen begon het aftellen vanaf de eerste dag.  Belgen in het buitenland hebben een groot stuk van hun originele leefwereld mee en trachten  zo goed en zo kwaad als het gaat deze  eigenheid te bewaren.  Dat was zeker niet het geval met de Portugezen en Grieken die zich volledig integreerden in het Afrikaanse milieu.  Ook de Belgische planters, de missionarissen, zagen dit helemaal anders, zowel de vestiging ter plekke als de eventuele terugkeer naar het moederland.

                Meneer Liègeois kon sappig vertellen over hoe vroeger een flink stuk van de term werd besteed aan het bereiken van de post over zee, stroom en rivier en tenslotte over land in een tipoy - een draagstoel - met een horde lastdragers die de koffers droegen met  alle zaken onontbeerlijk voor een  verblijf  onder de Afrikaanse zon.  Geruime tijd voor het einde van de term, werd weer gepakt om de reis, nu in omgekeerde volgorde tipoy, rivier, stroom en oceaan, te overdoen.  Na een aantal keren waren meneer en mevrouw Liègeois het waarschijnlijk zo beu dat ze besloten  in Afrika te blijven.  Een landhuis langs de grote baan werd gebouwd om rustig te kunnen  genieten …? Het landhuis werd later één van de vele eigendommen van John Foster Manzikala, van 1962 tot 1966 gouverneur van Kivu-Ituri, in 1948 nog in de missieschool van Faradje, later samen met Lumumba in Kisangani  in de gevangenis.  Om meer gezag af te dwingen had hij ‘Foster’ als tweede naam gekozen:

                Daarnaast vormden de paters en zusters een ander establishment.  Onder de zusters was er een soeur pique pique, een naam die zowel doelde op de bromfiets waarmede ze door de brousse draafde als op het instrument dat ze hanteerde, want ze was verpleegster.  Ze lag regelmatig overhoop met de moeder overste van de dominicanessen, la générale, want ze had zich te houden aan strenge regels.  Een ijsje en zelfs een glas water mocht zogezegd  niet worden aanvaard wanneer ze langs kwam, wat redelijk veel gebeurde.  Daarbij kon het werkelijk snikheet zijn.  Ze was een actieve engel die tientallen kilometer per dag aflegde naar afgelegen dispensaires.  Na de woelige ‘bevrijdings’dagen van 1960  is ze als lekezuster in Afrika gebleven.

                In het Noordoosten van Belgisch-Kongo hadden de Witte Paters veruit de meeste missieposten.  Faradje was echter in handen van de Dominicanen.  Overste van de kloostergemeenschap was Achiel-Jan Denys, de broer van de schrijver van Peegie  en  van  Charles Denys, scheutist, die in 1974 hoofdredacteur werd van de Gazette van Detroit - het laatste Vlaamse blad in Noord-Amerika - en dit bleef tot in 1997. 

                Achiel-Jan Denys werd in 1958 in Faradje opgevolgd door pater Vallaeys,  grote verzamelaar van Logo-muziek.  Ik had later met hem in Brugge een fascinerend gesprek over zijn lotgevallen met de rebellen in de streek van Watsa    Samen met enkele  andere mannen kon hij uit de kamer waar hij door dronken soldaten gevangen werd gehouden ontsnappen  doordat een colon het opbracht het geweer uit de handen van een bewaker te slaan. Maar vooraleer dit gebeurde was hij in die kamer op zichzelf aangewezen en moest hij een  verlammende irrationele angst overwinnen.  Eenmaal uit de kamer en in  de tuin bleef hij uren onbeweeglijk staan in het hoge gras terwijl het joelende  soldatenvolk de omgeving aan het afzoeken was.  Uiteindelijk kon hij samen met een aantal lotgenoten weg geraken. Na een safari van meerdere dagen door het evenaarswoud, een zwaar gekwetste meezeulend, bereikte de groep tenslotte heelhuids een betere wereld.

     

    09-08-2009, 12:09 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - gif
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    gif

     

                Een sierlijk teakbos behoorde tot het  patrimonium van de post Faradje. Teakbomen zijn steil oprijzende glorieuze bomen. Waren de bomen  van Faradje geen ‘echte’ teakbomen maar zogenoemde afroteak- of afrormosiabomen  afkomstig uit Ghana en  Ivoorkust, ze zagen eruit alsof. De korte weg van ons romantisch huis aan de Dungu naar de territoire, een paar honderd meter, liep door dit bos…

                Zoals dat in middeleeuwse balladen wordt bezongen kwam  zekere dag een moede (Duitse) strijder naar de Logo contreien afgezakt.  Onze held had de woestijnoorlog meegemaakt en bleef nadien, na de krijgsgevangenschap, in Afrika hangen.  Eerst in het Noorden daarna langzaam zuidwaarts het donkere continent in.   Onderweg specialiseerde hij zich op de een of de andere manier in de productie van serum op basis van slangengif.  Een product waarvan de profylactische eigenschappen al door de Egyptenaren waren gekend.  Toen, na zijn vestiging in onze buurt, onze serumproducent de zwarte bevolking liet weten dat hij koper was van levende gifslangen bleek het rustige kathedraalbos, waar ik iedere dag een paar keer doorwandelde,  een heus slangenreservoir.  Méér dan 400 giftslangen, vooral adders werden er door de zwarte jagers buit gemaakt.

                Er komt nog een slangestaartje aan dit verhaal.  Op doortocht in de post Dungu, op zowat 150 km van Faradje,  werd mij gevraagd of ik een levende gehoornde  adder, ene vipère cornu, in  een  houten  kistje  gestopt,  wou meenemen naar de Duitse ‘serumman’.  Wat ik, na enig aarzelen, heb gedaan de lange weg naar huis denkend aan die film, welke film? waar een slang zich heel langzaam achteraan in een voertuig profileert om zich dan, met dat onheilspellende in en uit tikkende gespleten tongetje, glad en soepel glijdend voort te bewegen, richting chauffeur...

                De post Dungu van waaruit de adder werd meegebracht  was de hoofdplaats van het gewest met dezelfde naam en gelegen aan de samenvloeiing van de Kibali en de Dungu, de stroom die stroomopwaarts ons huis in Faradje voorbij komt.  In 1893, tijdens de veldtocht tegen de slavenhandelaars, bouwde de reeds vernoemde kolonel Chaltin  er een vesting, een zeriba.  Later werd die vesting verbouwd tot een soort kasteel, in het Afrikaanse landschap een disneyachtig anachronisme, waarin de Administrateur de territoire van Dungu, met zicht op stroom en savanne, als een feodale heerser resideerde.     

     

    09-08-2009, 12:13 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - gangala-na-bodio

    Gangala-na-Bodio

     

                Zowat 50 km in de richting van Faradje  bevond zich Gangala-na-Bodio,  het in 1938 opgerichte africhtingsstation voor olifanten, gelegen  in het 500.000 ha grote Nationale Park van de Garamba dat later door de UNESCO “werelderfgoed” werd verklaard. In dit aan Soedan grenzende park  vindt men nog enkele Afrikaanse specimen van de witte rhinoceros, een soort dat met uitsterven is bedreigd. Maar ook leeuwen, luipaarden, zwarte nijlpaarden, enorme kudden olifanten en…giraffen. Zowel het park als het station waren de toeristische trekpleister van de streek.  De  inwoners van Faradje en omgeving  kwamen er heel veel. 

                Gangala-na-Bodio in 1927 opgericht, naar een idee van Leopold II om olifanten als trekdieren te gebruiken, komt 35 jaar later weer tot leven door een brief gestuurd  naar de Ambassade in Washington D.C.door Eve Iversen uit San Pablo die mij schrijft: « I am a graduate student at the university of California, Davis.  As part of  my master thesis I am looking for information on the efforts to domesticate the African elephant in the Belgian Congo » 

                Het eerste station voor de africhting van olifanten werd in 1904 door Commandant Jules Laplume in opdracht van Leopold II opgericht te Api, gelegen langs de Uere, niet ver van Bili, de vroegere verblijfplaats van het opperhoofd van de Azande, een notoir tegenstander  van de onafhankelijke Kongostaat maar die in 1896 door Chaltin tijdens de veldtocht tegen de Mahdisten,  gedwongen werd het gezag van de kolonisators te aanvaarden.

                Het boek  Au Congo, Carnet de Campagne, Episodes et Impressions de 1889 à 1897  van een zekere  Michaux, Commandant du 1er régiment de lanciers et membre honoraire de la Société Royale de Géographie beschrijft in detail de  omstandigheden tijdens die veldtocht met als hoogtepunt de veldslag in Lusambo tegen Congo Lutete, de vroegere slaaf van sultan Tippo-Tip.

                Jan-albert Goris in zijn boek Strangers should not whisper  wijdde eveneens aan deze oorlog  een stuk getiteld ‘Kabambary’ naar de plaats waar de Arabische slavenhandelaars op 24 januari 1894 definitief  werden verslagen.  Volgens Goris waren de  ivoorhandel en de slavendrijverij innig met elkaar verbonden.

                Roger Avermaete in zijn Nouvelle Histoire de Belgique ziet evenwel weinig verband tussen beide ... On a trouvé le travail forcé.  Il consiste à receuillir l’ivoire et le caoutchouc au profit de l’Etat, ou de son souverain, ce qui est tout comme...Wat le caoutchouc betreft heb ik twijfels.  Met deze uit Azië ingevoerde teelt  werd,  door een paar privé ondernemingen,  pas na 1904 op ‘industriële’ voet gestart! Zoals ook het katoen dat  rond dezelfde tijd werd geïntroduceerd.

    Terug naar onze Afrikaanse olifanten met slagtanden.  Leopold II was  van mening dat ze voor tractie konden worden  gebruikt.  Meer bepaald omdat de dieren ongevoelig bleken voor de steken van de tseetseevlieg. Het observeren van die koninklijke mening liep echter niet van een leien dakje.  Wanneer men na lang oefenen eindelijk de  technieken om olifanten te vangen onder de knie had, moest worden uitgekeken naar een nieuw rekruteringsgebied, want rond Api waren de olifanten verdwenen.  Het werd, 24 jaar later, in 1928, Gangala-na-Bodio. 

    Een paar maal hebben we kunnen meemaken hoe de olifanten met de mens vertrouwd werden gemaakt.  Het gezamenlijke bad was één groot feest.  De dieren werden ritmisch onder koorgezang afgewreven, tevens gevleid en vertroeteld met versnaperingen.  Klaroengeschal beveelt liggen en opstaan.

    In vergelijking met de Aziatische olifant, waarvan de domesticatie prehistorisch kan worden genoemd, is de africhting van de Afrikaanse olifant van recente datum. De domesticatie in de  zin van “gewoon maken aan het leven en het voortplanten in de verblijven van de mens of in zijn nabijheid” (G. Saint-Hilaire) werd nooit volledig verwezenlijkt. Hoogstens is men erin geslaagd de olifanten te onderwerpen aan de heerschappij van de mens.  Het initiële doel van de africhting werd daarbij min of meer gerealiseerd.   De ‘gedresseerde’ olifanten konden zonder veel moeite lasten van twee tot drie ton trekken. Over het voortplanten in gevangenschap zijn de meningen van de experts evenwel verdeeld alhoewel er wordt beweerd dat er verschillende geboorten in Gangala-na-Bodio zouden zijn opgetekend.

                Volgens moeilijk verifieerbare bronnen zouden er eind vorige eeuw nog enkele olifanten in Gangala-na-Bodio hebben verbleven en er waren plannen om in het raam van de rehabilitatie van het Garamba park, het station nieuw leven in te blazen.  Jonge olifanten zouden worden gevangen en gedresseerd om zo samen met de oudere olifanten te worden gebruikt voor  zogenoemde elephant-back safaris.

     

     

    09-08-2009, 12:17 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Archief per week
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!