We schetsen in een korte historiek, het ontstaan van de Rijkswacht in onze stad.
Gedurende de 18e eeuw kon het stadsbestuur voor het 'maintien van de publique ruste' gebruik maken van enkele 'stadsofficieren, den Lieutenant-hoogballiu, de onderballiu, de major van de burgerlijke waght, hellebaerdiers en nachtwaeckers'. Wanneer er onder de bevolking een oproer uitbrak zoals in 1789, deed men beroep op nachtwakers, pijnders en gewapende wachten uit omliggende gemeenten. De kopstukken van de opstand van 1789 werden enkele dagen later aangehouden door Gentse 'pandouren' (gendarmen) en door enkele leden van de 'marechaussée' uit het Land van Aalst.

Tijdens de Franse Tijd gaf men aan de gemeenten met een bevolking van 5.000 tot 10.000 inwoners de toelating een politiecommissaris te benoemen. Zo gebeurde het op 9 maart 1796 dat het stadsbestuur ene Louis Joseph Lepreux tot politiecommissaris van het kanton Dendermonde benoemde. Enige tijd later kreeg de stad de opdracht allerlei gebouwen te onderzoeken, met de bedoeling na te gaan waar leden van de 'Gendarmerie Nationale' zouden kunnen gelogeerd worden... Het onderzoek werd in mei 1796 uitgevoerd door een "commissaire du Département de l'Escaut", een "capitaine de la Gendarmerie Nationale", een "commissaire du pouvoir exécutif du canton de Termonde" en een "officier municipal"... Deze kwamen tot het besluit dat de meest geschikte plaats voor het huisvesten van een brigade van de gendarmerie van het arrondissement bestond in een huis dichtbij de Veerbrug, op het uiteinde van de Veerstraat. Dit pand was eigendom van de Franse Republiek en voordien steeds in gebruik geweest als militair magazijn. Elke gendarme kon er beschikken over een verwarmde kamer. Verder was er ruimte voor een 'chambre de service', een kelder, een broodoven, verscheidene voorraadzolders, een binnenkoer met een waterpomp en, mits enige verbouwingen, ook voor een stal voor twee paarden. Het stadsbestuur richtte deze woning in op eigen kosten. Op die manier kwam in 1796 de eerste gendarmerie tot stand, in een voormalig militair magazijn.

Ten gevolge van een keizerlijk decreet van 9 april 1811 kreeg de stad het voormalig Landhuis toegewezen. Dit complex was tot het einde van de 18e eeuw de zetel van de Hoofdschepenbank van het Land van Dendermonde, en lag aan de 'Affligemhoek', het ingesloten plein in de zuidoostelijke hoek van de toenmalige Koornaard. De naam van het plein verwees naar de Abdij van Affligem, die hier in de 16e eeuw een gedeelte van het vroegere Prinsenhof verwierf om het te gebruiken als refugehuis. Deze refuge was voorzien van cellen om de monniken in tijd van nood tijdelijk een onderdak te bezorgen binnen de veilige stadsmuren. Het gebouw werd in opdracht van de stad aangepast door architect Jan-Baptist Segers tot 'caserne de la gendarmerie'.
(wordt vervolgd)
|