Inhoud blog
  • gedicht: het leven van een smulpaap
  • nog een gedichtje
  • weer eens een gedichtje
  • roman: als liefde haat wordt (hfdst 1)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    MIJN SCHRIJVERSHOEKJE
    literaire, poëtische en andere experimenten.
    06-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roman: als liefde haat wordt (hfdst 1)

    Hfdst 1. De breuk.

     

     

     

     

     

             Moeizaam komt de Amsterdam-express in beweging, rijdt het station uit en schudt de reizigers door elkaar bij elke spoorwissel. Geleidelijk krijgt hij meer vaart, om ten slotte op volle snelheid over de rails te razen, zijn eindbestemming tegemoet.

     

             Drie uur in de morgen. Er zijn slechts weinig reizigers in de trein. Michel Vandam zit in een hoekje van het overigens lege compartiment, dat hij speciaal heeft uitgezocht. Hij wil alleen zijn. Hij heeft geen zin om te converseren. Diep weggedoken in de roodfluwelen kussens is het of hij slaapt. Dit is echter schijn. Michel denkt na over de gebeurtenissen van de voorbije uren. Het hevig op- en neergaan van zijn borst, verraadt zenuwachtigheid. Af en toe slaat hij nijdig naar een vermeende vlieg. Maar er is geen vlieg. Er is alleen onrust en vrees. Hij is bang, dat deze onvoorziene reis een einde zal maken aan zijn huwelijk. Met droefheid denkt hij aan zijn vrouw en aan zijn kind. Zij waren er niet toen hij zijn valies maakte. Ook niet bij de trein om afscheid te nemen en om hem te verzekeren, dat ze er zouden zijn bij zijn terugkeer.

             Alles lijkt voorbij. Zo veel jaren huwelijk weggeveegd door één enkel telexbericht.

     

             Michel Vandam is al enkele jaren reporter bij de regionale televisie. Hij staat onderaan de ladder en wil zo vlug mogelijk carrière maken. Zijn doel: bekendheid verwerven en erkenning krijgen als journalist.

             Gisteren deed zich een onvoorziene kans voor. Hij was alleen op de redactie, toen de telex begon te ratelen en een flashbericht binnen liep met de mededeling: “bende terroristen houdt klas met schoolkinderen gegijzeld in het Nederlandse Zaandam

             Even later werd hij bij de hoofdredacteur nieuwsdienst geroepen. Deze gaf hem de opdracht om naar dat Nederlandse stadje te reizen en van ter plaatse verslag uit te brengen. Een cameraploeg was al onderweg. Met niet te bedwingen gretigheid had hij deze opdracht aanvaard. En met een stem, bevend van opwinding, telefoneerde hij naar zijn vrouw om haar van deze meevaller op de hoogte te brengen. Hij was dolgelukkig. Eindelijk een buitenlandse opdracht. Zij echter deelde zijn enthousiasme niet en werd boos. Hoe lang dacht hij weg te blijven? Hij wist het niet. Dat zou ervan afhangen hoe de gijzeling evolueerde.

             ‘Ik heb er genoeg van. Je kunt je valies komen maken en het voorgoed afbollen’, schreeuwde ze in de telefoon.

             Toen hij probeerde om haar tot rede te brengen, luisterde ze niet naar zijn argumenten.

             ‘Ik zal mijn leven wel verder zetten zonder jou. Ik wil niet langer om de haverklap alleen slapen in een koud bed. Ik hoef geen man die toerist is in zijn eigen woning, bij zijn eigen gezin.’

             Hij had geprobeerd om haar te overtuigen van het belang van deze opdracht voor zijn carrière, maar ze luisterde niet. Toen hij bleef aandringen, verbrak ze de verbinding. Hij maakte zich toen niet echt zorgen. Ze zou wel bijdraaien. De voorbereidingen voor de nakende reis eisten hem op. Later echter, toen hij thuis kwam om zijn valies te maken, was ze er niet. Ze had geen bericht achtergelaten om mee te delen waar ze heen was. Hij kon niet wachten. Hij moest zijn trein halen.  Hij liet een briefje achter op het tafelblad, als afscheidsgroet.

     

             Nu denkt hij opnieuw aan haar woorden en het dreigement. Waarom is ze hem niet komen uitwuiven in het station? Was het haar dan toch menens? Hij twijfelt nu en is bang. Zal hij vrouw en kind terugzien of is hij hen voorgoed kwijt? Misschien had hij een uitvlucht moeten verzinnen en de opdracht weigeren. Opnieuw beseft hij, dat zijn vrouw zijn carrièredrang niet deelt. Zij vindt het belangrijker, dat hij thuis blijft bij haar of, dat ze samen uit winkelen gaan. Bij haar primeert de idee van huisje, tuintje, kindje. Maar is dat ook zijn prioriteit? Hij heeft er niet bij nagedacht toen hij de opdracht aannam. Hij zag toen alleen de kans op promotie. Nu echter, terwijl de trein op volle snelheid kilometer na kilometer verslindt en hem verder wegbrengt van zijn gezin, wordt hij gekweld door angst en wroeging. Pas nu beseft hij ten volle, dat hij zijn loopbaan boven het geluk van zijn gezin heeft geplaatst. Hij kan echter niet leven zonder de ambitie om hogerop te komen. Opnieuw die twijfel. Vind hij het maken van carrière dan zo belangrijk? Was hij niet gelukkig met vrouw en kind, ook zonder schitterende vooruitzichten?

             Herinneringen ontvouwen zich in zijn geest. Ja, hij was gelukkig. Maar dat geluk was nooit volledig. Altijd was er de drang om erkenning. Hij wil zich onderscheiden van zijn medemensen, geen kuddeschaap zijn. Altijd is zijn leven een zoektocht gebleven naar een onbekende eindbestemming, voortgedreven door een niet te vatten onrust.

     

             Hij is met zijn vrouw getrouwd uit liefde, niet uit berekening. Ze begonnen met niets. Hij hoefde geen rijke vrouw, die met haar rijkdom zijn dromen waar kon maken. Hij wilde een liefdevol schepsel. Iemand die hem onvoorwaardelijk zou volgen op de lange weg, die hij gaan moest om zijn dromen waar te maken. Hij dacht, dat zijn vrouw die persoon was. Zij hadden elkaar onvoorwaardelijk lief. Haar geluk was zijn geluk. Zijn dromen waren haar dromen. Lange tijd steunde ze hem in zijn streven naar een betere toekomst. Ze troostte hem na elke nieuwe teleurstelling. Sprak hem moed in. Uiteindelijk haakte ze af. Wat hij wilde bereiken was niet realistisch. Zijn toekomstdromen overstegen haar mogelijkheden. Hij mikte te hoog.

     

             Met weemoed denkt hij terug aan de eerste jaren van hun huwelijk. In gedachten beleeft hij opnieuw de dag, dat ze haar jawoord gaf. In voorspoed en tegenspoed beloofden ze elkaar. Hij sluit de ogen en kan opnieuw voelen hoe haar hand beefde, terwijl hij de ring aan haar vinger schoof. Ze zag er zo lief uit en teder, zo breekbaar. Hij beloofde om haar een leven lang gelukkig te maken. Hoe vermetel!

             Tijdens de huwelijksnacht, nadat ze zich het bruidswit had afgedaan, ontpopte ze zich tot een hartstochtelijke minnares. Vele nachten na elkaar had ze hem uitgeput, terwijl hij haar lichaam gulzig tot zich nam. Na de daad echter leek ze telkens afwezig. Het was alsof iets op haar gemoed woog. Er kwam een einde aan de seks toen ze zwanger werd. Haar hartstocht verdween en ze wilde hem nog maar zelden ontvangen. Ze zei dat ze bang was om haar vrucht te verliezen.

             Ze baarde een zoon. Michel was dolgelukkig met het kind. Hij was fier op zijn zoon. Zijn echtgenote echter beschouwde het kind als haar eigendom. Ze was overdreven bezorgd en bekeek hem wantrouwend telkens als hij in de buurt kwam.

             Het was in die periode, dat hij als reporter ging werken bij de nieuwsdienst van een lokaal televisiestation. Het loon was goed, maar de grote doorbraak bleef uit.

             Michel wilde echter carrière maken. Het werd een obsessie om de sleur te doorbreken. Hij wilde naam maken, boven de massa staan. Het was geen minachting voor zijn medemens. Hij wil alleen anders zijn.

             Zijn echtgenote deelde niet diezelfde droom. Ze was tevreden met haar lot en al heel blij dat ze niets tekort kwam. Ze voelde zich een schaap onder de wolven, bang om door haar omgeving te worden nagewezen, bereid om alle leed dat haar werd aangedaan te vergeven voor één enkel vriendelijk woord.

     

             Zijn vrouw is kwetsbaar en slecht voorbereid op de valkuilen van de maatschappij waarin ze leven moet. Ze heeft geen ambities en verwacht van Michel, dat hij de glazen kast zou zijn, waarin ze bescherming kan vinden voor de buitenwereld. Ze begrijpt zijn onrust niet, evenmin als zijn drang om hogerop te komen. Ze bemint hem, maar eist zijn liefde op voor haar alleen en hun gezin. Ze wil dat hij bij hen volkomen gelukkig is, zonder nog andere voldoeningen na te streven. Zijn onuitputtelijke werklust ondergaat ze als verraad aan haar liefde.

     

     

     

     

     

     

     

     

             In de trein, op weg naar het Nederlandse Zaandam, probeert Michel te begrijpen wat zijn vrouw bezielde. Hij weet wel, dat het al enige tijd niet meer zo goed ging tussen hen. Hoewel ze nog dikwijls in elkaars armen genesteld hun beider ontgoocheling probeerden te vergeten en vol hartstocht elkaars lichaam zochten, voelde hij zich zo eenzaam. Michel beseft, dat hij met zijn vrouw had moeten praten. Hij had het geprobeerd, meerdere keren. Nooit echter vond hij de juiste woorden. Hoe immers kon hij haar vertellen, dat hij ontgoocheld was, dat hij meer begrip en aanmoedigingen van haar verwachtte, zonder haar te kwetsen en haar verdriet te doen?

             Hij denkt aan die vele eenzame dagen, dat hij opgefokt thuis kwam van zijn werk, prikkelbaar en gestresseerd. Hij herinnert zich hoe zijn vrouw er zenuwachtig bij liep en hoe ze ruzie maakten. Nu hij er over nadenkt, beseft hij dat hij zich steeds vaker had geërgerd aan de kleine tekortkomingen van zijn vrouw. Hoe hij meer en meer zijn toevlucht zocht in zijn werk. Hoe zij steeds vaker kwaad werd, wanneer hij dan diep in de nacht thuis kwam, moe en uitgeblust. Kwaad omdat hij haar weer eens alleen had gelaten, maar ook omdat hij haar wakker had gemaakt.

             En terwijl de trein steeds dichter bij zijn bestemming komt moet Michel zichzelf bekennen, dat hun huwelijk al geruime tijd sleur is geworden. Dat de passie uit hun relatie is weggeëbd. Ze begrijpen elkaar al geruime tijd niet meer.

             Hoe echter zouden ze elkaar kunnen begrijpen? Ze leven immers in twee verschillende werelden? Ook al hebben ze elkaar lief, in wezen zijn ze zo verschillend. Ze hebben zich afgezonderd, ieder in zijn universum en slechts af en toe raken hun leefwerelden elkaar gedurende een kortstondig ogenblik.

             Het doet pijn om dit te beseffen. Hij ziet nu in, dat zijn echtgenote al lang niet meer dat liefhebbend wezen is, dat hem met bezorgdheid en lieftalligheid omringt en hem in alle omstandigheden haar steun toezegt. Wanneer heeft zij afgehaakt?

             In zijn geest duikt nu ook het beeld op van zijn zoon. Levensgroot komt het op hem af: een slanke, lieve jongen van acht jaar en enkele maanden oud. Het kind heeft een ietwat droevige blik in de ogen, is erg zenuwachtig, wellicht door de vele spanningen in het gezin.

             Michel weet dat de jongen zijn moeder verafgoodt en dat hij een immens verdriet heeft, als hij haar ziet wenen. De jongen doet dan al het mogelijke om haar te plezieren.

             Bartje, zo noemt zijn zoon, houdt ook dolveel van zijn vader. Het kind kijkt op naar hem en wil zo dikwijls zijn aandacht. Michel ziet Bartje graag. Hij weet echter niet goed hoe die liefde te uiten. Hij kan niet gemakkelijk zijn gevoelens uitstallen voor de buitenwereld. Bovendien wil hij hem wapenen tegen de ontgoochelingen, die hij als volwassene zeker zal ervaren.

             Nu spijt het hem, dat hij de jongen zo streng heeft aangepakt. Dat was echter omdat hij wil, dat zijn zoon iets zou bereiken in het leven. Hij beseft nu, dat dit soms overkwam alsof hij gevoelloos is en de jongen niets voor hem betekent. Dit hoort bij zijn karakter. Hij is niet het sentimentele type, dat kinderen door de haren streelt en hen lieve woordjes toefluistert. Dat is goed voor vrouwen, niet voor een man. Een man toont zijn gevoelens niet!

             Ja, hij was streng voor zijn zoon. Het leven is echter geen pretje. Dat weet hij uit ondervinding. Zijn vrouw begreep dit echter niet. Zijn harde aanpak was voor haar de zoveelste verloochening van hun liefde en een teken, dat hij het kind niet echt had gewenst. Meer dan eens had ze hem verweten, dat hun zoon een blok aan zijn been was, net als zijzelf. Michel had nooit de juiste woorden gevonden om uit te leggen waarom hij zo streng was. Hij wist niet hoe hij haar moest overtuigen, dat hij de jongen wilde wapenen tegen de wreedheden, welke mensen elkaar aandoen. Daar vertelde Michel niets over. Hij onderging haar verwijten en wist al lang niet meer hoe hij haar zijn gevoelens kon duidelijk maken.

             Bartje voelde de spanningen in het gezin. Niettegenstaande zijn jeugdige leeftijd probeerde hij zijn moeder te troosten gedurende de vele avonden, dat ze alleen thuis was, wenend, terwijl haar echtgenoot probeerde zijn loopbaan uit te bouwen.

             De jongen begreep niet waarom zijn vader zo dikwijls lang wegbleef, maar hij wist, dat het daarom was, dat zijn moeder verdriet had. Dit maakte hem boos op zijn vader. Bartje wilde niet dat mama weende. Hij wilde haar gelukkig zien. Hij wilde dat ze blij was, dan was ook hij blij. Het kind begreep niets van de vele ruzies tussen zijn beide ouders, maar het had een vage angst, dat deze ruzies uiteindelijk zouden leiden tot het verlies van één van beiden. En dat wilde Bartje niet, want hij had beiden lief.

            

             Heel onverwachts komt de trein tot stilstand. Het krassen van de remmen en het ruwe heen en weer slingeren van de wagons maken Michel los uit zijn overpeinzingen en brengen hem in de realiteit van het ogenblik. Wat is er aan de hand? Waarom stopt de trein? In de gang ziet hij enkele medereizigers geschrokken voorbijlopen, op zoek naar een controleur. Hoe lang is de trein nu al onderweg? Dit kan Amsterdam nog niet zijn! Door nieuwsgierigheid geprikkeld komt hij recht uit de kussens, loopt naar het raampje en opent de gordijnen. Een nietszeggende duisternis staart hem aan. Ze staan stil ergens midden in het veld. Als een kaartjesknipper voorbijkomt, vraagt Michel hem om uitleg. Deze probeert hem gerust te stellen:

             ‘Het is niets. Eventjes wachten tot een andere trein het komende kruispunt voorbij is gereden. Maakt u zich maar niet ongerust. We komen heus wel op tijd.’

             Nieuwsgierig vraagt Michel waarom ze de andere trein voorrang moeten verlenen en wie of wat die trein dan wel vervoert. Gerechtelijke autoriteiten misschien, voor het crisiscentrum in Zaandam? Of politieversterking? Mogelijks soldaten? Maar de kaartjesknipper is niet bereid om meer informatie te verstrekken en Michel kan alleen maar gissen. Dat die verdomde trein juist nu moet blijven stilstaan! Wie hoe intussen die gijzeling evolueert.

             Om de verveling te doden en omdat zijn maag van honger begint te knorren, slentert Michel Vandam naar de restauratiewagen. Hij bestelt koffie en twee broodjes. Intussen kijkt hij eens rond. Hij is alleen in het voertuig. Terwijl hij nog een tweede kop koffie leeg drinkt, denkt hij opnieuw aan thuis, aan zijn vrouw, die geen afscheid heeft willen nemen. Zou ze slapen? Of ligt ze in bed te woelen en denkt aan hem? En Bartje? Plots voelt hij zich heel eenzaam. Hij wilde dat hij thuis was gebleven en zich nu koesteren kon aan het warme lichaam van zijn vrouw. Hij zou diep willen binnendringen in haar schoot. Zou hij ooit nog de kans krijgen om haar borsten te strelen, de hardheid van haar tepels te voelen? Of heeft ze hem echt verstoten? Voor altijd? Maakt hij nog een kans?

             Als zijn koffie op is, blijft Michel zitten en staart in het lege kopje. Pas als de trein weer in beweging komt, keert hij naar zijn coupé terug. Hij wil proberen te slapen tijdens de rest van de reis. Maar als hij de eersteklascoupé naar binnen gaat, ziet hij tot zijn ergernis, dat hij niet meer alleen is. Een jonge vrouw heeft zich in de zetels genesteld, haar slanke benen gemakshalve uitgestrekt op de kussens. Haar ogen zijn gesloten en ze lijkt te slapen.

             Michel keert stil naar zijn plaats terug. Hij wil haar niet wekken om de eventualiteit van een conversatie te vermijden. Hij weerstaat echter niet aan de verleiding om in het geniep haar op- en neergaande borsten te bewonderen. Ook kan hij zijn ogen niet afhouden van haar sierlijke benen. Het is of hij haar met zijn blikken wil liefkozen. Een vreemde nervositeit overvalt hem. Steeds onbeschaamder streelt zijn blik haar lichaam. De vrouw is nog vrij jong. Hij schat haar leeftijd op vooraan in de twintig. Ze is opvallend mooi en Michel kan dat gevoel van onrust niet onderdrukken. Haar slanke lichaam ondersteunt haar schouders waarop lang roodglanzend krulhaar neervalt. Ze heeft een vriendelijk gezicht. Rustig vooral. De lange wimpers, die haar gesloten oogleden omkransen, trillen telkens als ze adem haalt. Haar lippen lijken hem iets te uitdagend bijgezet en passen niet bij de rest van haar verschijning. Hij is nieuwsgierig naar de kleur van haar ogen.

             Terwijl hij zich gemakkelijk in de kussens nestelt, zuigt Michel het beeld van de jonge vrouw op in zijn geest. Dan sluit ook hij de ogen en probeert te slapen. Maar onrust houdt hem wakker. Gespannen luistert hij naar het krassen van de wielen op de rails en met een ziekelijke nauwgezetheid probeert hij de opeenvolgende spoorwissels te tellen. Na verloop van tijd stopt hij die bezigheid. Hij opent de ogen en blijft dromend naar de jonge vrouw kijken. Hij is niet meer onrustig. Met weemoed peinst hij aan zijn gezin. Heeft het nog wel zin om aan vrouw en kind te denken? Immers, waar waren ze toen de trein vertrok en hem meevoerde, weg van thuis? Pas nu beseft hij de volle realiteit. Hij heeft geen vrouw meer. Er is geen kind meer. Ze willen hem niet meer. Hij is alleen. Die wetenschap bezorgt hem echter geen vreugde. Zijn blik glijdt starend over dat mooie vrouwenlichaam, zo dicht bij hem, maar zonder enige hartstocht. Hij kijkt er naar, onderzoekend, als peilt hij in ongekende verten op zoek naar verloren geluk.

     

                                                                                        **

    06-03-2009 om 15:02 geschreven door Jules Maleur

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voorlaatste hoofdstuk van mijn laatste roman : 'Als liefde haat wordt'

    Lisa staat achter de deur, die ze net heeft dichtgegooid. Wat kon ze anders doen? Haar man en die sociale assistente zouden Bartje zeker hebben ontdekt, als ze hen had binnen gelaten.
     Via het spionnetje in de deur volgt ze wat buiten gebeurt. Langzaam keert haar man terug naar zijn auto. De assistente staat op het punt om in te stappen. En dan: de knal van brekend glas. Haar man blijft staan, keert zich naar haar woning en kijkt naar de verdieping, naar Bartje's kamer.  En, ze hoort haar zoontje vertwijfelt roepen op zijn vader. Deze is naar de woning teruggekeerd. Ze hoort hoe hij zich tegen de voordeur werpt. Het hout kraakt onder zijn gewicht, maar de deur houdt stand. Hij roept dat ze moet open maken, werpt zich opnieuw tegen de deur. Ze wil niet open doen. Ze mogen haar zoontje niet komen halen. Ze haat hem. Bartje is van haar, alleen van haar. Dan wordt het stil buiten. Opnieuw kijkt ze door het spionnetje.
    De sociale assistente staat nu tegen haar auto geleund en schrijft iets in een notitieboekje. Michel staat op enige afstand van de gevel en roept iets naar Bartje. Ze kan niet horen wat. Ze voelt aan, dat er iets staat te gebeuren. Het is duidelijk dat haar man het hier niet wil bij laten. Dan hoort ze het geloei van de sirenes en even later komt een politiecombi de straat ingereden, stopt voor haar woning. Drie agenten stappen uit. Een van hen heeft een megafoon in de hand.
     'Maak onmiddellijk open.' roept hij doorheen de gesloten deur. Als ze niet reageert, roept hij opnieuw:
     'Maak open. Binnen geraken we toch. Er komt een slotenmaker.'
     Lisa loopt nu naar de keuken. Paniek maakt plaats voor steeds toenemende woede. Neen! Ze krijgen haar kind niet. Zij zijn de vijand. Ze moet zich verdedigen; hen weghouden uit de buurt van haar zoontje. In de keuken kijkt ze door het gordijn. Er stopt een kleine bedrijfswagen achter de politiecombi. Een man in overal stapt uit. Hij heeft een werkkoffer in de hand. De slotenmaker, dringt het tot haar door. Haar woede neemt nog toe terwijl hij naar de voordeur stapt. Opnieuw klinkt de bel. Eenmaal, tweemaal. Even niets. Dan opnieuw. Roerloos blijft ze in de keuken staan. Bartje is alleen van mij, spookt het door haar hoofd. Dan hoort ze hoe het slot wordt open geboord. Ze zullen binnenkomen, beseft ze. Nu pas komt ze tot leven, krijgt als het ware een opstoot van energie. Vliegensvlug pakt ze een groot vleesmes uit het rek en loopt de gang in, naar de trap. Op datzelfde ogenblik vliegt de deur open en stormt haar man naar binnen, gevolgd door de drie politieagenten en de sociale assistente.
     'Geef mij mijn zoon.', schreeuwt Michel terwijl hij haar opzij wil duwen. Ziedend van woede haalt ze uit met het mes. De mouw van zijn jas kleurt rood. Bloed sijpelt uit een wonde aan zijn linkerarm. Verschrikt deinst hij achteruit. Is zij gek geworden? Een van de agenten trekt zijn pistool, richt. Maar er komt geen schot.
     'Niet schieten, denk aan mijn kind.' roept Michel angstig. Wanneer de agenten dichter komen en haar proberen te overmeesteren, hakt Lisa met het mes in hun richting. Ze mist gelukkig haar doel. Michel is nu buiten zichzelf van schrik. Hij denkt aan zijn zoon.
     'Waarom, Lisa? Ik wil toch alleen maar mijn zoontje zien. Enkele uurtjes met hem doorbrengen. Ik wil hem jou niet afnemen'
     Maar Lisa heeft geen oor naar wat hij zegt. Ziedend van woede roept ze naar de indringers:
     'Bartje is mijn kind, van mij alleen. Jullie krijgen hem niet mee.'
     Plots stormt ze de trappen op, gevolgd door de agenten. Michel loopt achter hen. Hij ondersteunt zijn gewonde arm, die erg veel pijn begint te doen. De sociale assistente blijft onderaan de trap het gebeuren gadeslaan. Boven gekomen opent Lisa vliegensvlug de kamer waar haar zoontje zit opgesloten. Ze vlucht naar binnen, het met bloed besmeurde mes in de hand. Ze krijgt de kans niet om zich op te sluiten. Een van de agenten springt voor de openstaande deur. Zijn collega's dringen nu ook de kamer binnen, op de voet gevolgd door Bartje's vader. Wanhopig en in paniek ziet Lisa de agenten dichterbij komen. Straks zullen ze haar overmeesteren en haar zoontje afnemen. Hoe lang nog zal ze weerstand kunnen bieden? Dan ziet ze haar man. Weer laait de woede op. En dan verloopt alles vliegensvlug. Lisa pakt haar zoontje vast bij de arm. Ze trekt hem naar zich toe, houdt hem nu als een schild voor zich, zijn tengere lichaampje tegen haar borst geklemd, het scherpe mes dreigend in de lucht. De agenten beseffen dat ze met hun wapen niets kunnen beginnen. Als ze schieten lopen ze het risico om de jongen te kwetsen.
     'Als jullie dichter komen, dan maak ik ons beiden kapot.' schreeuwt ze. 'Mijn zoontje blijft bij mij.'
     'Ik wil toch maar een paar uurtjes met de jongen doorbrengen, zoals afgesproken op de rechtbank. Ik wil hem jou heus niet afnemen.'
     Michel's woorden maken echter geen indruk. Hij kan haar niet bedaren.
     'Ga weg. Laat ons alleen.' roept ze, uitzinnig van woede. Wat haat ze haar man. Dat hij haar zo het leven durft lastig te maken! Hoe durft hij! Ze voelt alleen haat. Ze wil hem nooit meer zien. En zijn kind krijgt hij niet. Dat is van haar. Dat hij verdriet heeft. Laat hem de jongen maar missen. En dan hoort ze haar zoontje met bibberende stem smeken:
     'Maar ik wil met papa mee. Alsjeblieft, mama, laat mij gaan.'
     De smeekbede werkt als een rode lap op een stier. Haar woede heeft zijn hoogtepunt bereikt. Ze kan niet meer normaal denken. Een zaak staat vast: haar man krijgt de jongen niet mee, onder geen beding.
     Michel is intussen een tweetal passen genaderd. Als hij de smeekbede van de jongen hoort wil hij naar hem toe lopen. Ook een van de agenten doet een stap vooruit.
     De smekende woorden van haar kind, het verlangen naar zijn vader, brengen de vrouw echter tot razernij. Zozo! Bartje wil dus bij zijn vader zijn! Ze ziet haar man en een agent dichterbij komen. Woedend en vol haat weerklinken haar woorden in de kleine ruimte, als ze de jongen het mes op de keel zet:
     'Nooit zal hij jou krijgen. Ik heb je dan nog liever dood.'
     Vol verbijstering zien Michel en de agenten hoe Lisa haar zoontje de keel doorsnijdt. Bloed gutst uit de slagader, vormt een rode plas op de grond. Lisa blijft roerloos staan.
    De agenten storten zich nu op de vrouw, overmeesteren haar. Ze biedt geen weerstand meer. Ze voelt hoe de boeien worden vastgeklikt. Michel is neergeknield bij zijn zoontje en probeert het bloeden te stelpen. Wanhopig drukt hij met beide handen op de slagader.
     'telefoneer naar de hulpdiensten. Zeg dat onmiddellijk een dokter moet komen.' roept hij. Enkele minuten later al stopt een MUG voor de deur. Een arts stapt uit, loopt de trappen op en bekommert zich om de jongen, terwijl zijn vader toekijkt. Te laat!
     'Het spijt mij,' zegt hij, 'ik kan niets meer doen. De jongen is al dood.'
     Michel neemt de jongen in zijn armen en begint hartverscheurend te wenen. De sociale assistente, die intussen ook boven is gekomen, staat er geschrokken bij. Lisa kijkt wezenloos voor zich. Als de agenten haar willen afvoeren, kijkt Michel naar zijn vrouw en vraagt met een stem vol droefheid:
     'Waarom?'
     'Nu krijg je hem nooit meer te zien.' antwoordt ze. 'Bartje is nu voor altijd van mij.'
     Hij begrijpt het niet. Is dat de vrouw met wie hij ooit is getrouwd? Hij ziet de haat in haar ogen. Zo was zij vroeger niet. Tot voor kort was zij een tedere, schuchtere vrouw, die haar zoontje lief had en haar man beminde. Hoe kon zij dit doen? Hij begrijpt het niet. Zo heeft hij haar nooit gekend. Er blijft nu alleen leegte en verdriet.

                                                                             **

    (wordt vervolgd)

     

    06-03-2009 om 14:03 geschreven door Jules Maleur

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedichtendag 2009

    Ik kijk naar dit publiek van
    zoveel niet meer jonge  mensen;
    oudjes die naar  mij kijken,
    ik die hen even kom vermaken;
    ik weet dat jullie naar mij luisteren
    allicht om dezelfde reden;
    ik voel de eenzaamheid
    en ik vraag mij af:
    is dit ook mijn toekomst?
    een kleine kamer
    in een groot gesticht;
    anderen die voor je zorgen,
    weten ik kan niet meer alleen;
    dagen die door anderen worden gepland.
    altijd weer vechten tegen vereenzaming.
    en hopen op bezoek
    van kind, kleinkind of familie,
    eigenlijk van om het even wie;
    zelfs van een oude knar als ik
    die met mijn creatief gewauwel
    voor even maar de sleur doorbreek
    en mijn eigen ontroering,
    gevoelens en frustraties,
    in woorden gegoten,
    voor jullie kom voordragen.

    (Heldergem, 18 januari 2009)

     

    06-03-2009 om 14:00 geschreven door Jules Maleur

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 15/02-21/02 2010
  • 30/11-06/12 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 08/09-14/09 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!