Begrijp dat je alles wat je in anderen ziet ook in jezelf meedraagt. Jouw oordelen zijn in feite weerspiegelingen van wat je in jezelf hebt onderdrukt of afgewezen.
Twee Zen-monniken wilde een rivier oversteken. Ze troffen daar een jonge aantrekkelijke vrouw die ook de rivier over wilde, maar niet durfde. De ene monnik nam haar op zijn schouders en droeg haar naar de overkant. De ander monnik was razend. Hij zei niets, maar van binnen kookte hij. Dat was verboden! Een boeddhistische monnik mag geen vrouw aanraken en deze monnik had haar niet alleen aangeraakt, maar haar zelfs op zijn schouders gedragen.
Ze legden vele kilometers af. Toen ze bij het klooster aankwamen en de deur binnengingen, draaide de boze monnik zich om naar de ander en zei: 'Hoor eens, ik zal dit aan de meester moeten rapporteren. Dit is verboden!.
De andere monnik zei: 'Waar het je het over?, wat is er verboden?'
'Ben je het alweer vergeten?' Vroeg de tweede. 'Je hebt die aantrekkelijke jonge vrouw op je schouders gedragen!'
De eerste monnik lachte en zei: 'Ja, ik heb haar inderdaad gedragen. Maar ik heb haar bij de rivier achtergelaten. We zijn nu kilometers verder en ik zie dat jij degene bent die haar nog steeds met zich meedraagt.'
Je innerlijk - wat je verdrongen of afgewezen hebt - weerspiegelt zich steeds in je daden. Zelfs als je iets uit de weg gaat, zijn je opvattingen daaraan af te lezen.
|