Foto
Categorieën
  • etymologie (78)
  • ex libris (80)
  • God of geen god? (179)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (8)
  • poëzie (94)
  • samenleving (233)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    01-04-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdenkers

    Om een leemte in het Nederlandstalige medialandschap op te vullen, start ik een online tijdschrift en website op onder de titel Vrijdenkers.

    Vrijdenkers wil als ongebonden online tijdschrift en website belangeloos aandacht besteden aan vrijdenken, atheïsme, vrijzinnigheid, ongeloof, antiklerikalisme, materialisme en verwante thema’s, onder de vorm van artikels, opiniestukken, recensies, links naar andere websites en een bibliografie.

    De website is online: Vrijdenkers, online tijdschrift en website/.

    Teksten en suggesties voor alle rubrieken zijn welkom.

    Wie het initiatief genegen is, kan vermeld worden in de lijst van sympathisanten. 

    Contact: vrijdenkers-online@telenet.be 


    Categorie:God of geen god?
    26-03-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    Vandaag verschijnen de eerste twee delen uit de nieuwe serie Vrijdenkers. Het eerste deel is het hoofdwerk van Ludwig Feuerbach, nu voor het eerst in het Nederlands vertaald: Het wezen van het christendom. Daarnaast verschijnt het tweede deel, ook voor het eerst in het Nederlands vertaald: John Stuart Mill met Drie essays over godsdienst.

    Vrijdenkers is een nieuwe reeks vertalingen van historisch belangrijke en invloedrijke teksten over het denken over de verhouding tussen mens, God, religie en staat. 
    In april - de Maand van de Filosofie - zal deel 3 verschijnen: David Hume - Gesprekken over de natuurlijke religie

     

     

     

     

    Vandaag verschenen!

    Ludwig Feuerbach - Het wezen van het christendom

    Vertaald door Karel D’huyvetters
    Inleiding Johan Braeckman
    Gebonden boek met leeslint
    ISBN: 9789463404259 I 208 pagina's I €29,90
    Deel 1 in de serie Vrijdenkers

    Heeft God de mens geschapen? Of heeft de mens God geschapen? Dat is de centrale vraag in Het wezen van het christendom (1841), het hoofdwerk van de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach. Dit boek wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste en invloedrijkste godsdienstkritieken in de moderne filosofie. Hierin benadert hij religie vanuit een humanistisch perspectief en onderzoekt hij het idee dat goddelijkheid een uiterlijke projectie is van onze idealistische menselijke aard. Feuerbachs scherp geformuleerde standpunten waren van enorm belang voor de ontwikkeling van de moderne menswetenschappen. Het werk heeft grote invloed gehad op onder anderen Marx, Nietzsche, Freud en Darwin.

    De boekpresentatie van Ludwig Feuerbach - Het wezen van het christendom zal op 6 mei plaatsvinden. Voor meer informatie KLIK HIER.

     

     

     

     

    Vandaag verschenen!

    John Stuart Mill - Drie essays over religie

    Vertaald door Karel D’huyvetters
    Inleiding Cor Hermans
    Gebonden boek met leeslint
    ISBN: 9789463404266 I 208 pagina's I €29,90
    Deel 2 in de serie Vrijdenkers

    John Stuart Mill, filosoof, politiek econoom en ‘feminist’, was een van de invloedrijkste denkers van de negentiende eeuw. Zijn Drie essays over godsdienst bieden een uitgebreide en boeiende analyse van het verschijnsel religie. Hij behandelt hierin onder andere zaken als ‘intelligent design’, leven na de dood en het nut van religie. Ook geeft hij een reeks argumenten voor het bestaan van God en waarom monotheïsme beter in dan polytheïsme. Het geheel mondt uit in een kritiek op de traditionele kijk op religie en leidt tot een Religie van de Mensheid.
    De Drie essays over godsdienst zijn postuum gepubliceerd door zijn stiefdochter, omdat Mill de reactie van de kerk vreesde. De lezer zal ontdekken dat Mills essays vandaag de dag nog net zo relevant en prikkelend zijn als ze waren voor zijn tijdgenoten. De essays verschijnen nu voor het eerst in Nederlandse vertaling.

     

     


    Categorie:ex libris
    17-03-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekoek!

    Het is stilaan lente en de vogels in de tuin zijn druk in de weer. Ze zingen vrolijk om maatjes te lokken of hun territorium af te bakenen, ze eten zich dik in de insecten die nu ook weer tevoorschijn gekomen zijn en ze bouwen hun nesten met dorre twijgen en gras. Ongetwijfeld paren ze ook uitbundig, maar het zijn discrete dieren, geen exhibitionisten, ze doen het onopvallend.

    Ik heb de koekoek nog niet gehoord dit jaar, maar ongetwijfeld is die ook weer present. Bij de vermelding van die vogel verschijnt er een glimlach om onze lippen: het is een vogel met een reputatie. Maar wat houdt die precies in? Dat de vrouwelijke koekoeken hun eitjes leggen in het nest van andere vogels, dat is alom bekend. Op die manier moeten ze zelf geen nest bouwen, noch hun jongen voeden en verdedigen. Dat is inderdaad wat er gebeurt, maar het is verre van het hele verhaal en het gaat ook niet op voor alle koekoeken. Laten we er eens wat dieper op ingaan.

    In het Frans gebruikt men de naam van de koekoek, een evidente klanknabootsing of onomatopee, ook voor gelijksoortig menselijk gedrag. Cocu is dan de bedrogen echtgenoot, coucou is de bedrieger. In het Engels noemt men beide cuckold, en to cuckold is eveneens het werkwoord in beide gevallen: iemand seksueel bedriegen of, in de passieve vorm, bedrogen worden. De oorsprong ligt natuurlijk bij het ‘vreemdgaan’ van de koekoek. Maar ergens klopt er iets niet.

    Het is namelijk het koekoekswijfje dat haar ei in een vreemd nest legt, terwijl bij de mensen het mannetje zijn zaadcellen deponeert bij een ander wijfje dan zijn vaste partner en zich zo eveneens ontrekt aan zijn ouderlijke plichten. Het koekoekswijfje gaat dus helemaal niet vreemd, het paart met haar partner van dat ogenblik en bespaart hem (en zichzelf) de inspanningen van het nest bouwen, broeden, voeden en beschermen van de jongen. Bij de mens ontsnapt de man wel aan de lasten van zijn lusten, maar het vrouwtje niet: zij draagt haar kinderen en verzorgt ze, van wie ze ook zijn, op trieste uitzonderingen na.

    De reputatie van de koekoek als een vogel die vreemdgaat is dus onterecht. Het is ook niet zo dat koekoekswijfjes met verschillende mannetjes zouden paren, zoals de legende wil: het gaat om seizoens- of broedpartners, zoals bij de meeste vogels. Ze zijn dus monogaam, of monogaam in opeenvolgende, niet overlappende relaties. Anderzijds zijn de koekoeksmannetjes, zoals de meeste andere dieren, niet vies van enige buitenechtelijke seks. Die spreiden hun genen over verschillende nesten, terwijl ze er toch maar één moeten onderhouden. Een ander voordeel is, dat er zo meer kans is dat hun genen overleven wanneer een nest geroofd wordt, als ze nog eitjes bevrucht hebben in een ander nest.

    Het zijn dus de mannetjes die vreemdgaan, al kan je natuurlijk niet op je eentje vreemd gaan, er is ook altijd een ander vrouwtje mee gemoeid, maar het initiatief gaat uit van het mannetje. De Franse en Engelse verwijzing naar de koekoek voor vreemdgaan slaat dus veeleer op het gedrag van mannetje dan op het deponeren van het koekoeksei in een vreemd nest. Maar de mannelijke koekoek doet dat zeker niet meer dan andere dieren. Er is dus een onterechte overdracht gebeurd van de opvallende vaste gewoonte van de vrouwtjes naar de veeleer occasionele en dus ‘normale’ activiteit van de mannetjes.

    Er is een belangrijk genetisch verschil tussen buitenechtelijke voortplanting en het leggen van een ei in een vreemd nest. In het eerste geval is er een spreiding van de mannelijke genen over verscheidene vrouwtjes van dezelfde soort. In het tweede geval niet. Het ei wordt gelegd bij vogels van dezelfde soort of bij die van een totaal andere soort, daarover later meer. De gelijkenis is, dat in beide gevallen een ‘vreemdeling’ wordt geïntroduceerd in een familie, een van dezelfde soort maar die genetisch verschillend is, of een die tot een gans andere soort behoort.

    De koekoek is ook niet de enige vogel of het enige dier dat zijn eieren aan anderen toevertrouwt; men noemt dat broedparasitisme. Er zijn ook insecten en vissen die dat doen.

    Er zijn vogels met koekoekgedrag, dus vogels die hun eieren leggen in het nest van andere soorten, over heel de wereld. Het is een evolutionaire ‘afwijking’ die dus herhaaldelijk onafhankelijk is ontstaan op verschillende plaatsen, wellicht zes of zeven keer in totaal als we het hebben over obligaat broedparasitisme tussen verschillende vogelsoorten. Hoe dat gebeurd is, laat zich raden. Het gaat niet om iets dat een vogel leert van zijn ouders, het is geen imitatiegedrag, geen Lamarckiaanse of culturele aanpassing, maar een genetische, waarbij de informatie via de voortplanting wordt overgedragen. Er moeten dus vogels geweest zijn die een afwijking vertoonden die hen ervan weerhield zelf een nest te bouwen. Wellicht misten zij het gen of de combinatie van genen die bij hun soort automatisch leidde tot nest-dragen en -bouwen. Wanneer zij dus letterlijk met een ei zaten, hadden zij geen andere keuze dan het nest van een andere vogel te gebruiken.

    We moeten dus voorzichtig zijn en de koekoek geen bedoelingen toedichten die zij niet heeft. Het is niet uit gemakzucht dat zij geen nest bouwen en zelf hun jongen grootbrengen: ze missen gewoon de genetische aanleg, ze kunnen het niet. Wellicht is het begonnen met een foutje in de code voor het nestbouwen, maar ook het zo essentiële en zo sterk ingebakken voedings- en zorginstinct ontbreekt. Dat kan weg geëvolueerd zijn omdat het nutteloos geworden was voor de soort: de jongen kregen hun voedsel van anderen. Een instinct dat geen doel meer heeft, verdwijnt evolutionair omdat het een nadeel oplevert in de strijd voor het overleven.

    Vogels die zelf geen nest bouwen en hun jongen niet zelf moeten voeden en beschermen, hebben een evident voordeel: ze hebben meer tijd om zichzelf te voeden en zijn dus fitter om zich zoveel mogelijk voort te planten. Ze zijn niet afgeleid door de zorg om hun nageslacht.

    Het is niet zo dat alle exemplaren van een soort aan obligaat broedparasitisme doen. Er zijn 56 soorten koekoeken op het Oude continent en drie in de Nieuwe Wereld die zich enkel op die manier voortplanten, maar er zijn talrijke soorten die dat combineren met ‘normaal’ nestgedrag. Zij bezitten dus genetische coderingen die hen toelaten een eigen nest te bouwen, maar ook restanten van het genetisch materiaal dat hen instinctief drijft naar het leggen van hun ei in een vreemd nest. Het kan ook dat sommige vogels van een soort parasiteren, terwijl andere dat niet doen.

    Koekoekseieren zijn erg stevig, ze hebben een dubbele beschermende kalklaag en kunnen dus op een diefje gelegd worden zonder te breken. Het is essentieel dat het koekoeksei sneller uitgebroed is dan dat van het (verplichte!) gastgezin. De jongen groeien ook sneller dan die van het gastgezin. Bovendien verwijdert het koekoeksjong instinctief de andere jongen en meestal ook de andere eieren uit het nest van zodra het geboren is. Ook dit is aangeboren gedrag, het is niet aangeleerd of zelf bedacht.

    Sommige soorten worden geboren met een speciaal instrument, dat na enkele dagen afvalt. Het jong imiteert perfect de voedselkreet van de soort waar het gedeponeerd is en vertoont ook de typische kleur aan de binnenkant van de bek, die de ouders aanzet om voedsel te leveren. Vaak zijn die signalen nog extra versterkt. Sommige koekoeksjongen vertonen die hevige signaalkleuren zelfs aan de binnenkant van hun vleugels, zodat ze eruitzien als een heel nest jongen en dus nog meer voedsel krijgen.

    Er zijn koekoeken die hun eieren leggen in het nest van verschillende soorten, soms tot meer dan 200 toe, terwijl andere vast verbonden zijn aan een bepaalde soort. In het eerste geval zien de koekoekseieren er meestal anders uit dan die van de gastsoort en zijn ze onopvallend donker gekleurd, zodat ze ontsnappen aan de aandacht en als het ware tersluiks mee uitgebroed worden. In de andere gevallen zijn de eieren vaak goed tot uitstekend aangepast qua kleur en vlekkenpatroon aan de eieren van de gast.

    Het is niet duidelijk op welke basis een koekoek zijn gastgezin selecteert: hoe herkent een koekoek een gezin waarin zijn ei het meest kans maakt om aanvaard en uitgebroed te worden? Aan de pluimage en de vorm en het gedrag van de gastvogel? Aan het nest? Aan de aanwezige eieren? Hebben ze als jong een beeld van hun gastmoeder en –vader opgeslagen? Is het de omgeving? Is er een genetische vastgelegde voorkeur?

    Merkwaardig is dat de eieren van de koekoek kunnen verschillen in afmeting van die van de gasten, soms zelfs aanzienlijk. De gastvogels aanvaarden grote tot zelfs zeer grote eieren die er voor de rest eender uitzien als hun eigen. De redenering is dat ze geen negatieve reactie hebben tegen een ei dat groter is, omdat groter zijn in principe een goede eigenschap is. Zo was er onlangs een verhaal over eenden die men liet broeden op eieren van de juiste kleur, maar die vele keren groter waren dan de vogel zelf…

    Er zijn ook gevallen waarbij de koekoek eieren van het gastgezin vernielt of verorbert. Soms is dat één ei, of zoveel eieren als de koekoek er zelf bij legt. Dat veronderstelt dat de koekoek ‘weet’ dat de gast kan tellen en dat is ook zo bij sommige soorten. Soms worden sommige of alle eigen eieren van de gasten vernietigd, of beter nog: verborgen in de omgeving om geen sporen na te laten die het gastenpaar zouden kunnen afschrikken en hun nest opgeven.

    Soms legt een koekoek één parasietei in een nest, soms meer. Soms leggen verschillende koekoekswijfjes een ei in hetzelfde gastnest.

    Er is dus een uiterst complexe nauwkeurige evolutionaire aanpassing van de ene parasiterende soort aan de geparasiteerde andere soort. Als de gasten niet kunnen tellen, hoeft de parasiet ook niet te kunnen tellen. Als de gasten geen kleuren kunnen onderscheiden, heeft de parasiterende soort ook geen belang bij het aanpassen van de eigen eieren enzovoort.

    Let wel, ‘aanpassen’ moet je hier evolutionair verstaan. Vanzelfsprekend kunnen de parasieten hun eieren niet zelf aanpassen met verf en borstel. In de loop van een lange evolutie is het zo dat eieren die wegens een genetische variatie meer lijken op die van het gastgezin meer kans hebben om uitgebroed te worden. Als dat lang genoeg doorgaat, krijg je op de duur eieren die perfect die van het gastgezin imiteren.

    Eigenaardig is het dat in tegenstelling met de eieren, de jongen altijd zo aanzienlijk verschillen van die van de geparasiteerde vogelsoort, zowel qua uitzicht als in afmetingen. Sommige gasten zijn zo klein dat ze op de schouders van hun koekoeksjongen moeten gaan staan om ze te voeden. Zien ze dat dan niet? Natuurlijk zien ze dat. Als ze eieren kunnen onderscheiden, kunnen ze ook jongen uit elkaar houden. Maar ze zijn genetisch aangepast aan het voeden van jongen in het nest en reageren op de roep en het gedrag van het jong, hoe verschillend het er voor de rest ook uitziet. De grootte is, zoals gezegd over de eieren, geen argument.

    Er zijn geparasiteerde soorten die zich aangepast hebben aan de frequentie van de aanwezigheid van parasieten zoals de koekoek. Als er veel koekoeken in de omgeving zijn, is de kans op een koekoeksei groot en dan verwijderen de gasten zoveel mogelijk alle verdachte eieren. Daarbij sneuvelen er allicht ook enkele eigen eieren, maar dat is een (evolutionair) berekend risico. Als er maar weinig koekoeken voorkomen, stelt men vast dat de neiging om vreemde eieren te liquideren veel kleiner is. Het risico om de eigen eieren per ongeluk te vernielen is dan veel groter. Hoe meer de koekoekseieren lijken op die van de gasten, hoe gevaarlijker het is om eieren te verwijderen: de kans is immers groot dat het je eigen eieren zijn. Het vernietigen van verdachte eieren gebeurt soms heel subtiel: de gast maakt een klein gaatje in de eierschaal en stopt zo de ontwikkeling, maar van op enige afstand ziet het eruit alsof het ei intact is en dus is er geen neiging bij koekoeken om er nog eens een in te leggen.

    De koekoek heeft zich ook gespecialiseerd in het snel en onopgemerkt leggen van haar ei. De gasten zijn immers geen passieve slachtoffers, zij hebben er alle voordeel bij om parasieten te vermijden en hun eigen jongen groot te brengen. Als zij een koekoek betrappen, verjagen ze die en verwijderen eventueel ook het pas gelegde ei of vernielen het. Mannelijke koekoeken leiden daarom de gastouders soms weg van hun nest, om aan hun eigen vrouwtje de kans te geven stiekem haar ei te leggen. De gastsoort probeert dat dan weer te verhinderen door koekoeken in de buurt gezamenlijk te verjagen: een hele vlucht van een geparasiteerde soort valt de koekoeken in het broedgebied aan en verhindert hen zo om toe te slaan.

    Een van de meest verrassende aspecten van deze evolutionaire strijd tussen de koekoek en de vogels die hij parasiteert, is het zogenaamde maffiagedrag. Er zijn vogelsoorten die alle koekoekseieren erkennen en ze systematisch verwijderen. Men heeft kunnen vaststellen dat de koekoek in dat geval wraak neemt en het hele nest van het gastgezin vernietigt, jongen inbegrepen. De gast heeft dan de keuze: ofwel het koekoeksei mee uitbroeden en het jong voeden, vaak ten koste van een groot deel of zelfs de totaliteit van het eigen broedsel, ofwel het koekoeksei verwerpen en zijn hele nest en jongen verliezen in de wraakneming door de koekoek. Ook hier speelt het evolutionair principe: vogels maken dergelijke keuzes niet bewust; het zijn in dit geval die exemplaren die door hun genetische aanleg geneigd zijn om niet alle indringers te vernietigen, of daartoe ongeschikt zijn, die de grootste kans hebben op nakomelingen.

    We hebben kunnen vaststellen dat het gedrag van de koekoek en de interactie met zijn ‘slachtoffers’ veel complexer is dan we denken.

    Ik wil je ten slotte graag uitnodigen voor een interessant gedachte-experiment, een denkoefening. Herlees de tekst nu eens, en overal waar koekoek staat, lees dan ‘de mens’, of vul zelf een naam in…


    Categorie:natuur
    23-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrede

    En vrede op aarde aan mensen van goede wil (Lukas 2,14)

    Europa is altijd al het toneel geweest van oorlogen. Mijn ouders hebben beide wereldoorlogen meegemaakt. Ik heb het geluk dat ik in januari 1946 als hun jongste kind geboren ben, toen de Tweede wereldoorlog net voorbij was. Ik heb slechts de Koude oorlog gekend, en de vele gewapende conflicten, ook in Europa, maar niet in West-Europa, niet hier bij ons. Ik heb geen legerdienst moeten doen, enerzijds omdat mijn beide broers dat al gedaan hadden, en anderzijds omdat ik al voor mijn 24ste verjaardag vader geworden was. Ik heb alleen maar vrede gekend, en ik ben een overtuigd pacifist. Voor mij is er nooit een goede reden om oorlog te voeren of geweld te gebruiken, om principiële, emotionele en praktische redenen. Principieel omdat de wet van de sterkste in tegenspraak is met onze menselijke redelijkheid, en met de drie grote beginselen van vrijheid, gelijkheid en medemenselijkheid. Emotioneel, omdat alle geweld me zodanig aangrijpt dat ik letterlijk en figuurlijk mijn evenwicht verlies. Praktisch, omdat geweld nooit iets oplost, en veel leed en vernieling veroorzaakt.

    Dat er conflicten zijn in de wereld is niet verwonderlijk, mensen zijn het zelden over alles eens. Maar aangezien geweld nooit een oplossing is, en integendeel de conflicten nog erger maakt, en onvermijdelijk slachtoffers eist, moet men altijd naar vreedzame oplossingen zoeken. Dat betekent dat men met elkaar moet overleggen, en enkel geweldloze middelen mag aangrijpen als overleg niet baat.

    Dat lijkt allemaal evident, maar het houdt geen rekening met het feit dat geweld en onredelijkheid altijd mogelijk is, en in de praktijk zeer aanwezig is in de wereld. De ultieme vraag is dan: hoe gaan we om met onredelijkheid en geweld?

    Laten we beginnen met het gebruik van geweld in een democratische rechtsstaat. Daar is de regel dat enkel het staatsgezag gebruik mag maken van geweld, door specifieke, daartoe uitgekozen, goed opgeleide personen, in zeer uitzonderlijke gevallen die bij wet geregeld zijn. Maar ook die personen moeten dus eerst alle andere vreedzame middelen uitputten. Meestal volstaat de dreiging die uitgaat van politie en van rechtsvervolging om gewelddadige overtredingen van de wet te verhinderen. We zien echter dat vooral in stedelijke gebieden het wapengeweld door misdadigers toeneemt, niet zozeer bij overvallen, maar vooral in de context van de drugshandel, en ook, zij het meer uitzonderlijk, onder de vorm van religieus geïnspireerd terrorisme. Dat heeft geleid tot een uitbreiding en zwaardere bewapening van de ordediensten.

    In democratische rechtsstaten heeft het leger een streng beperkte rol. Het beschikt over veel en zware wapens, maar mag die niet inzetten tegen de burgers. Het leger is uitsluitend belast met de landsverdediging. Het is een uitbreiding van de bescherming van de burgers, maar dan tegen buitenlands geweld. De integriteit van het territorium wordt gezien als een absolute waarde, die koste wat kost gevrijwaard moet worden. Men vergeet daarbij al te gemakkelijk hoe relatief, hoe kunstmatig en hoe recent grenzen vaak zijn,

    In beide gevallen gaat men ervan uit dat geweld mogelijk is, en in de realiteit ook voorkomt. Dat is een voorwaar geen loze veronderstelling. Men gaat er verder ook van uit dat in bepaalde gevallen geweld enkel met geweld kan beëindigd worden, en dat is een onbewezen stelling. De enige goede oorlog is een oorlog om de oorlog te beëindigen, zegt men. Bellum ita suscipiatur, ut nihil aliud nisi pax quaesita videatur: oorlog moet zo ondernomen worden dat enkel vrede nagestreefd blijkt (Cicero).  Dat was de leuze in de WO1, en het is ook het argument dat men altijd aanvoert in verband met WO2. Moest men Hitler laten begaan? Was er een andere manier om een einde te maken aan het Nazisme dan een totale oorlog? De dood van 55 miljoen mensen, van wie de helft burgers, is voorwaar een niet te veronachtzamen gegeven als we het over wereldvrede hebben. Oorlog gaat over vernietiging van mensen, middelen, bezittingen, ideeën, cultuur, beschaving, of al wat men met oorlog bedoelt te beschermen. Wegens de ongeziene vernietiging lijkt het ten minste aangewezen hoe dan ook oorlog te vermijden, zelfs als men aangevallen wordt. Het is immers zeker dat er minder slachtoffers zullen vallen als men zich niet gewapenderhand verzet. Vrede is beter dan de meest zogenaamd gerechtvaardigde oorlog.

    Moet men zich dan weerloos laten overmeesteren door lieden die wel gebruik maken van geweld?

    In de rechtsstaat kunnen we als individu rekenen op de bescherming van de wet en de politie. Dezelfde regeling geldt voor staten onder elkaar: er zijn internationale wetten, en er is het leger als laatste redmiddel. Er is echter een structureel verschil tussen de individuele bescherming en die van een land. Het geweld dat uitzonderlijk gebruikt wordt tegen individuele interne belagers is beperkt, en veroorzaakt ten hoogste geringe collaterale schade. Oorlog, het gebruik van geweld tussen legers, is onvergelijkbaar veel uitgebreider en intenser, en veroorzaakt enorme schade op alle mogelijke gebied.

    Dat komt vooral door de middelen die ingezet worden, en dat is een afweging die altijd moet gemaakt worden. Men moet altijd het grootst mogelijke effect beogen met zo weinig mogelijk middelen, aangezien de noden zeer verscheiden en groot zijn, en de middelen altijd beperkt, en altijd veel inspanningen vragen. Dat is zo voor de beteugeling van individueel geweld: hoeveel moet de rechtsstaat investeren in de bescherming van de burgers tegen misdadig geweld, vooral in politie? Dat is zeker zo voor de landsverdediging: de kost daarvan is altijd torenhoog, terwijl het gevaar niet altijd reëel is, en de uitkomst onvoorspelbaar. Wij leven hier al tachtig jaar in vrede, en beschouwen dat stilaan als de normale toestand, er zijn nog maar weinig mensen die iets anders gekend hebben. Vandaar dat we steeds minder geïnvesteerd hebben in het leger.

    Sommigen willen ons doen geloven dat die vrede gebouwd is op onderlinge afschrikking van vooral de USA en de USSR, nu Rusland, met nucleaire wapens. Dat is een vreemde redenering. Ze heeft geleid tot een waanzinnige wapenwedloop, om toch maar de grootste, krachtigste, snelste en meeste massavernietigingswapens te hebben. Dat is een eindeloze strijd die niemand kan winnen, en de kosten zijn zo fenomenaal, dat de beschikbare middelen niet volstaan. Dus begon men in onderlinge afspraak het aantal van dergelijke wapens wederzijds te beperken en te verminderen. In feite had men daarmee kunnen doorgaan tot het nulpunt: zolang beide partijen over dezelfde mogelijkheden beschikken, is de wederzijds afschrikking even groot. Het is pure waanzin om massaal te investeren in apocalyptische wapens die men nooit kan gebruiken, enkel en alleen om elkaar af te schrikken.

    De ware reden voor onze langdurige vrede moet veeleer gezocht worden in een veranderde mentaliteit na de verschrikkingen van de beide wereldoorlogen. Wie wou, met die gruwel vers in het geheugen, een nieuw dergelijk conflict beginnen? En de vrede bracht, in scherpe tegenstelling met de oorlog, ongeziene algemene welstand met zich mee, die niemand graag weer wou verliezen. Oorlog werd nu gezien als een aberratie, als een onheil, als onredelijk, als onmenselijk.

    Er waren ook na 1945 nog altijd gewapende conflicten in de wereld, ook in Europa, maar niet zo grootschalig en langdurig als daarvoor. Die probeerden we op te lossen met overleg, met vredesmissies en -troepen, maar helaas ook met militaire steun aan elk van de betrokken partijen. Er zijn dus nog altijd mensen die niet terugschrikken om oorlogsgeweld te gebruiken, hetzij om andere landen of bevolkingsgroepen aan te vallen, hetzij om zich tegen dergelijke aanvallen te verdedigen.

    Het conflict tussen Rusland en Oekraïne is een van de gevolgen van de ineenstorting van de USSR in 1991, na de val van de Berlijnse muur in 1989 en de hereniging van Duitsland, die kort daarop volgde. In 1991 stemde Oekraïne massaal voor afscheiding van de Sovjet-Unie, en in 2013 opteerde het Oekraïense parlement voor toenadering tot de Europese Unie, terwijl de president veeleer voor Rusland koos. Dat leidde tot een revolutie, en tot de annexatie door Rusland van de Krim en delen van Oost-Oekraïne (de Donbas) door Rusland. In de Donbas ontstond er een gewapend conflict tussen Russisch-gezinde Oekraïners, gesteund door Rusland, en het Oekraïense leger, gesteund door Oekraïense milities. In februari 2022 probeerde Rusland een einde te maken aan het conflict met een gewapende inval in Oekraïne. Sindsdien woedt daar een regelrechte oorlog, waarin het Westen Oekraïne steunt en massaal van wapens voorziet, zowel om zich te verdedigen als om het betwiste gebied te heroveren, maar ook steeds meer ook om Rusland aan te vallen. Het Westen legt Rusland sinds 2014 zware economische sancties op, waarop Rusland met eigen sancties reageerde. Sindsdien is er weer een koude oorlog tussen beide blokken.

    Dat alles was voor veel mensen in het Westen een wake-up call. Men werd wakker geschud uit de illusie dat de vrede in Europa van blijvende aard was, en dat niets die kon bedreigen. Een verdere expansie van Rusland, een herstel van de invloedssfeer van de USSR wordt mogelijk en zelfs waarschijnlijk geacht, en gevreesd. Dat zou een bedreiging zijn voor de vroegere lidstaten van de USSR die zich afgescheiden hebben, en voor de Baltische staten die door de USSR bezet waren, en voor Duitsland en uiteindelijk ook voor andere West-Europese landen. De politieke reacties zorgden voor een aanzienlijke verhoging van de militaire uitgaven, en een toenemende invloed van de NATO. Ook onder de bevolking werd die vrees voor een Russische inval aangewakkerd, en was er ruime steun voor Oekraïne en voor zijn militair verzet tegen Rusland. Men dacht weer in termen van de dominotheorie uit 1954: als Oekraïne zou vallen, zouden andere landen volgen.

    Ik heb mij van meet af aan uitgesproken tegen het oorlogsgeweld, en ook tegen alle militaire steun aan Oekraïne, en gepleit voor een vreedzame oplossing van het conflict, en voor de normalisering van de betrekkingen met Rusland op grond van wederzijdse erkenning van het recht op zelfbeschikking. Het is waar dat Rusland onder Poetin, zoals de Sovjet-Unie onder zijn voorgangers, een imperialistische politiek voert, maar dat kan men evengoed van de USA en China zeggen. Dat is allemaal betreurenswaardig, nutteloos en zelfs schadelijk. Als men alle militaire en destabiliserende uitgaven van de hele wereld zou aanwenden voor het verbeteren van het lot van de mensheid, zou dat voor miljarden mensen een levensreddende revolutie zijn, en voor iedereen het begin van een nieuwe wereld. Dat is zo evident, dat men zich noodzakelijkerwijs moet afvragen waarom we dat niet doen. Vrede op aarde, peace in our time is wat iedereen wil, toch? Pax tecum, sjalom, salaam aleikum, peace be with you, vrede zij met u.

    Vrede op aarde is wat de engelen zongen boven de kribbe waarin de pasgeboren Jezus lag, de Zoon Gods. Er is evenwel enige discussie over die tekst. In het Grieks staat er: δόξα ἐν ὑψίστοις θεῷ καὶ ἐπὶ γῆς εἰρήνη ἐν ἀνθρώποις εὐδοκίας, in het Latijn vertaald als gloria in excelsis (of altissimis) deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis. De discussie gaat over εὐδοκίας en bonae voluntatis (overigens een ietwat vreemde grammaticale constructie in beide talen). De vredesboodschap of -wens van de engelen is gericht tot de mensen van goede wil, zo vertaalde men vroeger die woorden. Nu zegt men dat het gaat om de mensen in wie God zijn welbehagen heeft. Dat verschil wordt veroorzaakt door de interpretatie die men geeft aan die goedwilligheid. Is dat de goede wil van de mensen? Of die van God? εὐδοκία komt uitsluitend in het Bijbels Grieks voor, en altijd in verband met God. Het ziet er dus naar uit dat de meer recente vertaling de juiste is. Maar wat betekent ze dan? Waarom verkondigen de engelen vrede op aarde aan mensen die God welgevallig zijn, of die hij liefheeft, of tegenover wie hij welwillend staat? Wat moet men doen om God te behagen? Hem eer betuigen? Dat sluit inderdaad aan bij de rest van de tekst van het Gloria, en bij het eerste deel van de zin bij Lucas, namelijk ‘Glorie aan God in den hoge’. Ook daar gaat het om God, en God heeft enkel de mensen lief die hem eren en prijzen, en alleen hun wordt vrede toegewenst of beloofd. In die zin past de tekst van die zeer oude hymne perfect in de godsdienst, waar God alles betekent, en de mens voor alles volledig van hem afhankelijk is. Alleen God kan vrede schenken. ‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u.’ (Joh. 14, 27).

    De andere uitleg, namelijk dat vrede toekomt, of toegewenst wordt aan mensen die van goede wil zijn, lijkt veel evidenter, en dus veel aannemelijker. Als, en alleen als iedereen van goede wil is, kan er vrede heersen. Dat kan iedereen begrijpen, ook zonder God, ook zonder de Christus, ook zonder engelen, ook zonder Kerk. En dat is wat waarvoor ik pleit. Het volstaat dat men van goede wil is, dat men niet kwaadwillig of boosaardig is, opdat er vrede zou heersen. Er moeten niet meer wapens zijn, maar meer mensen van goede wil.

    Beschuldig ik dan Poetin van kwade wil, is hij de immorele misdadiger waarvoor hij nu doorgaat (terwijl hij dat vroeger duidelijk niet was, en denk aan de Olympische winterspelen in Sotsji, in 2014, nota bene)? Ja, dat doe ik, maar niet omdat hij zo nodig Rusland weer groot wil maken (MRGA?), maar wegens de gewelddadige middelen die hij gebruikt. En tezelfdertijd beschuldig ik iedereen die zich uitspreekt voor de een militaire oplossing van het oorlogsconflict in Oekraïne en van alle andere gewelddadige conflicten waar ook ter wereld, en zelfs wie pleit voor bewapening en verhoogde militaire uitgaven, en al wie andere mensen als te bestrijden vijanden beschouwt. Er is geen enkele reden, principieel, emotioneel of praktisch, die geweld verantwoordt. En er is niets dat niet vreedzaam kan opgelost worden, althans als er goede wil is.

    Vandaag is er een militair opbod aan de gang. Men bereidt zich voor op oorlog, zogezegd omdat men vrede wil. Si vis pacem para bellum. Die uitdrukking, die teruggaat op een onbelangrijke, verwarde verzameling, waarschijnlijk van rond het jaar 400, van allerlei teksten over militaire aangelegenheden, van een obscure Romein, Vegetius, van wie we overigens niets weten. Als gezagsargument is de spreuk dus waardeloos. Er zijn overigens heel wat zinvollere varianten: si vis bellum, para pacem: als je oorlog wil gaan voeren, bereid dan de vrede voor; si vis pacem, para pactum: als je oorlog wil gaan voeren, bereid je dan voor op een verdrag; si vis pacem, para iustitiam: als je vrede wil, zorg voor rechtvaardigheid; si vis pacem, para pacem: als je vrede wil, sluit dan vrede. Dat laatste is wat ons vandaag te doen staat: voor vrede zorgen, veeleer dan ons voorbereiden op oorlog. Want zoals uit de geschiedenis blijkt, is de voorbereiding op de oorlog zelf vaak de aanleiding voor oorlog. Wat als een legitieme reactie op een al dan niet reële dreiging geldt voor de ene, is voor de andere een onverantwoorde en onaanvaardbare provocatie. Als men beschikt over enorme wapenarsenalen en een groot leger, is trouwens de verleiding onvermijdelijk om daarvan gebruik te maken. Er zijn een twintigtal kleinere landen en ministaatjes die geen staand leger hebben; we kunnen er zeker van zijn dat die althans geen wereldbrand zullen veroorzaken. Als die er komt zal een machtige militaire staat daartoe overgaan, hetzij door eerst zogenaamd preventief aan te vallen, tenzij om een aanval te weerstaan of te bestraffen.

    Laten we ten slotte de Cubacrisis van oktober 1962 indachtig zijn. Door de escalatie van de nucleaire wapenopbouw kwamen de USA en de USSR oog in oog te staan, maar dankzij intens schriftelijk overleg tussen Kennedy en Chroesjtsjov werd een open conflict vermeden door wederzijdse toegevingen over de afbouw van tegen elkaar opgestelde kernraketten. Een dergelijk overleg kost niets. Het alternatief kon toen, en kan ook nu weer het einde betekenen van de beschaafde wereld.

    Si vis pacem, para pacem. Et in terra pax hominibus bonae voluntatis.

     


    Categorie:samenleving
    20-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Christelijke moraal, atheïstische ethiek

    Christelijke moraal en atheïstische ethiek

    Christelijke tegenstanders van het atheïsme hebben altijd als een van hun belangrijkste redenen voor hun afkeer en verwerping gegeven dat atheïsten geen morele voorschriften erkennen en zich in alles uitsluitend laten leiden door hun aandriften. De christelijke morele voorschriften waren voor hen de enige. Een atheïst kon dus geen moraal hebben. Men kan echter terecht de vraag stellen of die christelijke voorschriften werkelijk de enig mogelijke zijn, en ook of ze juist zijn. Zijn er morele voorschriften naast de christelijke, en zijn er die in tegenspraak zijn met de christelijke? En kleven atheïsten een moraal aan, of hebben de christelijke tegenstanders gelijk, en zijn atheïsten noodzakelijkerwijs libertijnen in de slechtste zin van het woord?

    Die laatste veronderstelling is misschien nog enigszins begrijpelijk vanuit een fundamentalistisch christelijk standpunt, maar is ze logisch? Is wie het bestaan van de christelijke God, of elke god ontkent ipso facto en noodzakelijkerwijs een amoreel of immoreel persoon? Is het omgekeerde dan ook waar: zijn alle christenen ipso facto en noodzakelijkerwijs morele personen? Het ziet er veeleer naar uit dat er in de praktijk zowel onder de christenen als onder de atheïsten morele en immorele en amorele personen zijn, of personen die zo handelen. Het lijkt redelijk dus om aan te nemen dat ethisch gedrag niet rechtstreeks afhankelijk is van het feit of men gelovig is of ongelovig. Atheïsme leidt in de praktijk niet altijd en overal tot immoraliteit, die aloude veronderstelling van de christenen is logisch niet houdbaar, en door de praktijk tegengesproken.

    Laten we een concreet voorbeeld nemen om onze stelling te toetsen. De christelijke Kerken verbieden overspel of buitenechtelijke seksuele relaties. De Belgische wetgeving doet dat niet, al is dat wel een heel belangrijk element bij de behandeling van echtscheiding en andere wettelijke afspraken tussen gehuwden. Op grond van ernstige studies blijken buitenechtelijke seksuele relaties niet significant meer voor te komen bij ongelovigen. Atheïsme is met andere woorden geen vrijgeleide voor dergelijk gedrag, zet er niet toe aan, of is niet het gevolg van het feit dat men het kerkelijke verbod verwerpt. Huwelijkstrouw is een waarde die algemeen gerespecteerd wordt, maar een ruime minderheid van mensen is ooit weleens ontrouw, gelovigen zowel als ongelovigen. Het is aannemelijk dat hetzelfde geldt voor andere waarden.

    Christenen kleven de morele voorschriften aan van hun godsdienst, die gesteund is op een goddelijke openbaring en op de kerkelijke traditie. Dat veronderstelt niet alleen dat men zonder meer bereid is om irrationele, onbegrijpelijke, mysterieuze zaken voor waar aan te nemen, maar ook dat men zich op moreel gebied klakkeloos onderwerpt aan een ondemocratisch kerkelijk gezag. De Kerk gebiedt, op grond van gezagsargumenten, wat verboden, toegelaten of verplicht is. Wie die geboden niet naleeft, zal gestraft worden, hier en later; wie dat wel doet wacht de eeuwige zaligheid.

    Atheïsten zijn personen die ofwel geen kennis hebben van de godsdienst, of de fundamentele geboden van de Kerk verwerpen omdat ze het er niet mee eens zijn, of het kerkelijk gezag verwerpen omdat het niet democratisch en dus niet legitiem is, of het bestaan van de God van de Kerken, de grondslag van de openbaring, ontkennen. Dat betekent evident niet dat zij alle ethische regels verwerpen. Atheïsten laten zich leiden door wat de rede en de wetten en de zeden en gewoonten van hun omgeving voorschrijven. Dat is in feite — in het beste geval —ook waarop de godsdienstige moraal gebaseerd is, wat de Kerken zelf daarover ook beweren. Er zullen dus uiteraard veel overeenkomsten zijn, maar allicht ook verschillen. Het is bijvoorbeeld geweten dat christenen zich principieel verzetten tegen echtscheiding, abortus, euthanasie, het homohuwelijk en nog wel andere zaken. Maar dat belet niet dat die zaken bij christenen evengoed voorkomen, en het betekent evenmin dat atheïsten ze principieel zouden moeten toepassen, goedkeuren of propageren; zij zullen in dat verband veeleer wijzen op de grootst mogelijke individuele vrijheid binnen de grenzen van de wet, waarbij elk individu naar eigen inzicht beslist over de eigen handelingen.

    Er is geen enkele reden waarom een ongelovige atheïst zich niet zou laten leiden door ethische voorschriften. Dat zou immers zeer onredelijk en asociaal zijn, en van bewuste atheïsten kan en mag men wel degelijk verwachten dat ze zowel redelijk als maatschappelijk bewust denken en handelen. Atheïsme is immers nu nog altijd, zoals vroeger, een weloverwogen keuze, tegen de stroom in, tegen elke bovennatuurlijke aanspraak, tegen alle irrationaliteit. Dezelfde redelijkheid die iemand ertoe brengt om te beseffen dat er geen God is, leidt tot het inzicht dat men ook zonder God en godsdienst ertoe gehouden is om redelijk, dat wil zeggen ethisch te handelen. Het is dus niet zo dat als men niet in God gelooft, werkelijk alles toegelaten is. Het lijkt zelfs erg onwaarschijnlijk dat er normale personen zijn die dat denken en ernaar handelen. De compleet bandeloze atheïst bestaat hoofdzakelijk in de verbeelding en de kwalijke argumentatie van de Kerken. En als er dergelijke personen zijn, zullen die zowel door gelovigen als ongelovigen terecht veroordeeld worden voor hun gedrag, dat men ook veroordeelt als het bij gelovigen voorkomt.

    Net zoals men van christengelovigen mag verwachten dat ze zich houden aan de voorschriften van hun godsdienst, mag men van atheïsten verwachten dat ze zich houden aan wat de rede en de samenleving voorschrijft. Het is daarbij niet onwaarschijnlijk dat redelijke mensen misschien wel iets meer geneigd zullen zijn om zich daaraan te houden uit overtuiging, dan gelovigen zich moreel verplicht zullen voelen om de opgelegde geboden en verboden van hun Kerk strikt na te leven, zelfs niet uit vrees voor een eeuwige verdoeming in de hel, of op hoop van een eeuwige zaligheid in de hemel.

    Godsdienst is vandaag voor meer geëmancipeerde mensen niet meer bepalend voor hun leven, noch vertegenwoordigt die het belangrijkste morele gezag in de samenleving. Door de drastische reductie van de invloed van de godsdienst zijn er, naast diegenen die met kennis van zaken kiezen voor een leven en denken zonder God, ook steeds meer mensen die feitelijk atheïstisch zijn omdat ze niet meer zoals vroeger van jongs af aan geïndoctrineerd worden. De secularisering blijkt zich door te zetten, godsdienst wordt een marginaal verschijnsel, zij het met nog heel wat inconsequente restverschijnselen en hardnekkige gewoonten, zelfs in de meest ontkerkelijkte landen zoals België. Hoe meer de Kerken zich vastklampen aan voorbijgestreefde en onverdedigbare irrationele opvattingen en aan hun ondemocratische structuren, hoe sneller mensen zich ervan zullen afkeren. Het is niet aannemelijk dat er een kentering in de andere richting zou komen, alles wijst erop dat de mensheid langzaam maar zeker minder godsdienstig wordt naarmate de welstand en de verstandelijke ontwikkeling voortschrijdt.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    13-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Al te vroeg gestorven

    Al te vroeg gestorven

    Hoewel we zeker weten dat we ooit zullen sterven, wordt de dood door vrijwel iedereen gevreesd als het ergste, ultieme onheil. Men lijkt zich echter gemakkelijker te verzoenen met de onvermijdelijkheid van de dood wanneer die iemand wegneemt na een voldragen en zeker na een heel succesvol leven. Wanneer de dood heel vroeg komt in een mensenleven, voelt men dat aan als een tragedie, niet het minst wanneer het veelbelovende jongeren betreft, die al heel vroeg blijk gaven van uitzonderlijke talenten. Sinds de oudheid heeft men aan de hevige emoties die een dergelijke vroege dood oproepen op een heel bijzondere manier uitdrukking gegeven: wie de goden liefhebben, sterft jong. De goden, of God, roept het eerst tot zich wie door hen of Hem het meest bemind wordt. Dat is enerzijds een eerbetoon aan de jonge overledene, een lieveling van de goden, door hen begunstigd met uitzonderlijke kwaliteiten; anderzijds is het een poging om het verdriet te leningen van hen die zo vroeg een geliefde moeten verliezen: de overledene is immers door de goden zo vroeg tot hen geroepen, als het ware als een nog grotere gunst dan wanneer die een lang leven zou vergund zijn. Het is omdat ze iemand het meest liefhebben dat ze die persoon vroeger uit dit leven wegnemen.

    Een van de eerste gezegden die dat illustreren vinden we bij de Griekse toneeldichter Menander (ca. 342-290): Ὅν οἱ θεοὶ φιλοῦσιν, ἀποθνήσϰει νέος (uit Δὶς Ἐξαπατῶν - Dis Exapatōn, De dubbele bedrieger, fragment 4): Wie de goden liefhebben, sterft jong. Menander kende veel navolgers, onder wie ook Plautus (251-184), die Menander citeert: Bacchides 1. 817 quem di diligunt, Adolescens moritur. Wellicht was het al lang een staande uitdrukking, maar we hebben enkel de vroegste literaire fragmenten om daarvan te getuigen. Sindsdien is het een gevleugeld woord gebleven, overgenomen in zowat alle talen als gemeenschappelijk erfgoed. In de Nederlandse literatuur vinden we het bijvoorbeeld al bij Willem Kloos over de jong gestorven dichter Jacques Perk in zijn inleiding tot diens gedichten, naar E.J. Potgieter en Bakhuizen van den Brink over de jonggestorven Aarnout Drost.

    Ook in een christelijk perspectief past deze als troostend bedoelde gedachte. Alle vrome christenen wacht een beter leven in het hiernamaals, zo verzekert men hun bij elke uitvaartdienst. Hoe vroeger men de hemelse zaligheid bereikt, hoe beter dus in feite, al is niemand geneigd dat letterlijk te nemen, en zich te verheugen, ondanks de expliciete en uitdagende liturgische aansporingen daartoe, over een al dan niet vroegtijdig overlijden. Hoewel men het zo voorstelt, gaat het hier eigenlijk niet om het nadrukkelijk verkondigen van het belangrijkste dogma van het christendom, namelijk het leven na de dood, maar om het formuleren van een vrome gedachte die de terecht bedroefde nabestaanden toch enige troost zou moeten bieden. De god van het christendom is een liefhebbende vader, van wie men niet kan aannemen dat hij zijn kinderen ombrengt, en dan zeker niet de mooiste en meestbegaafde, die daarom als zijn meest geliefde beschouwd worden. De mens, ook de christenmens, stuit hier op de onoverkomelijke moeilijkheid om het reële leed van leven en dood te verzoenen met het idee van een liefhebbende god, en om de natuurlijke drang om zichzelf in stand te houden te verlaten voor een vermetel geloof in een beter leven in het hiernamaals.

    De goden van de antieken zijn niet meer, wat Raymond Jean De Kremer, (ooit…) beter bekend als Jean Ray, verbeeldt in zijn roman Malpertuis (1955, vertaald door – natuurlijk – Hubert Lampo en verfilmd in 1972 door Harry Kümel, met niemand minder dan Orson Welles, Susan Hampshire, Michel Bouquet, Sylvie Vartan). Het zijn dus niet meer de goden die hun meest geliefden het eerst tot zich roepen, noch de christelijke god, tenzij misschien voor de meest vrome of fundamentalistische gelovigen, en dan nog alleen bij manier van spreken, als een al dan niet overtuigend woord bij een smartelijk overlijden.

    Atheïsten houden niet minder (en allicht ook niet meer) van het leven dan anderen. Ook zij ervaren de dood als negatief, een einde en in hun overtuiging zelfs een definitief einde. Toch is dat daarom voor hen geen reden tot grotere droefheid, veroorzaakt door het ontbreken van elk vooruitzicht op een hemelse zaligheid. Het vermetele vrome geloof heeft bij hen plaats gemaakt voor een veel realistischer besef van de onvermijdelijkheid van de dood voor alle levende wezens, de vergankelijkheid van al wat leeft. Weten dat men deel uitmaakt van een groter geheel en onderworpen is aan de noodzakelijke natuurwetten is voor hen een grotere, en in alle geval een meer gefundeerde troost bij het afscheid, ook als dat door omstandigheden vroeger komt dan verwacht, of mensen treft die zich onderscheiden hebben door hun lichamelijke of mentale kwaliteiten. Ook atheïsten hebben behoefte aan rituelen, maar nemen geen vrede met ongeloofwaardige verhalen over een persoonlijke God en hemel of hel als beloning of straf. Rouwenden wensen niet tijdens een kerkelijke plechtigheid in het beste geval tijdelijk getroost te worden met lege woorden en rituelen die hun betekenis verloren hebben. Ze hebben nood aan de volle erkenning van de complexe, eerlijke en ware gevoelens die ze ervaren bij het overlijden van hun medemens. Ze willen leven en dood tevens kunnen zien in een ruimer kader dat strookt met hun ervaring van elke dag en met de inzichten van de wetenschap over de wereld waarin ze leven, en niet gedwongen worden een wereldbeeld aan te kleven dat daarmee fundamenteel in strijd is.

    Er zijn geen liefhebbende goden, en ook de christelijke God is geen liefhebbende vader. De regen valt gelijkelijk op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen, dat wil zeggen dat de natuurwetten voor iedereen gelden, dat alles noodzakelijkerwijs gebeurt als oorzaak en gevolg, en niet omdat een bovennatuurlijk opperwezen het zo wil en daarbij zijn voorkeuren laat gelden. De natuur, of al wat is, is het enige dat er is. Als men wil, mag men dat God noemen, maar elke gelijkenis met antieke of christelijke goden is dan ongepast.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    07-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La perfection n'est pas de ce monde.

    La perfection n’est pas de ce monde.

    Alsof we dat nog niet wisten… Maar beseffen we het wel goed genoeg? Vaak lijken we die perfectie wel degelijk te verwachten, en zelfs te eisen, bijvoorbeeld wanneer we een aankoop doen, maar vooral als het over de anderen gaat, en dan speciaal als het instellingen betreft.

    We kopen een auto en gaan er zonder meer vanuit dat hij gedurende vele jaren behoorlijk zal functioneren, zonder noemenswaardige onderhoudskosten. Van een televisietoestel, een hifiset, een computer of smartphone verwachten we optimale kwaliteit zonder enige slijtage. Enzovoort. Nochtans is dat niet evident, als je bekijkt hoe ingewikkeld zo’n toestel is, en hoe relatief weinig het kost.

    Met diensten is het net zo. Gemeentelijke diensten, regionale of nationale, we zijn nooit met minder tevreden dan de perfectie. We willen niet wachten, en de dienstverlening moet vlekkeloos zijn. Als de staat iets doet, moet het perfect zijn.

    En ook van onze medemensen vragen we dat ze op hun manier volmaakt zijn. Ze mogen geen steken laten vallen, niet ziek of afwezig zijn als we hen nodig hebben, niet aan depressies lijden, kortom in niets tekortschieten.

    Dat is in feite heel vreemd, want voor onszelf zijn we heel wat toleranter. Wie betaalt er nu een factuur op de dag dat ze in de brievenbus valt? En dat terwijl je de goederen of diensten al een hele tijd tevoren verkregen hebt. Als we ons niet goed voelen, zijn we niet om aan te spreken en ligt ons rendement heel wat lager dan gewoonlijk. We laten ons niet opjagen, we eisen dat men rekening houdt met onze specifieke mogelijkheden en beperkingen, zelfs met de vraag of we wel zin hebben.

    Er is met andere woorden een scherp contrast tussen de houding die we aannemen tegenover onszelf, en onze verwachtingen tegenover de rest van de wereld. Maar als iedereen evenveel recht heeft op dezelfde welwillendheid vanwege de anderen als wijzelf, is het meteen duidelijk dat onze hoge verwachtingen en eisen tegenover de anderen volkomen onterecht zijn. Dat is een eerste vaststelling: wij zijn niet volmaakt, en de andere mensen zijn evenmin volmaakt.

    Is er enige reden waarom we zouden mogen verwachten dat de wereld wel volmaakt is?

    De wereld is niet chaotisch. Er zijn onveranderlijke natuurwetten die de wereld draaiend houden. De maan gaat niet plots van haar baan afwijken, de zon gaat elke dag op, water stroomt naar beneden, de appel valt van de boom. Dat zijn eenvoudige vaststellingen waar we geen moeite mee hebben. Men zou kunnen zeggen dat die onveranderlijkheid een feitelijke volmaaktheid is. Maar onze wereld is veel ingewikkelder dan dat, en dat komt vooral omdat er leven is op aarde, en water, en nog zoveel meer. Naast de natuurwetten zijn er talloze andere wetmatigheden die eigen zijn aan specifieke verschijnselen en situaties, zowel natuurlijke, zoals beschreven door de biologie, als anorganische of kunstmatige, zoals beschreven door de positieve wetenschappen. Daardoor ontstaat er een uiterst complex samenspel van een ongelooflijk aantal verschillende elementen die in ongelooflijk grote aantallen voorkomen. De eenvoudige natuurwetten blijven vanzelfsprekend gelden, maar zijn ontoereikend om het volledige samenspel te verklaren, laat staan te voorspellen.

    Die complexiteit is zo groot dat ze vaak op chaos lijkt. De weersomstandigheden zijn daarvan een goed voorbeeld. We weten dat alles gewoon het gevolg is van de natuurwetten, maar als je de diversiteit en de intensiteit van de natuurverschijnselen bekijkt, dan is het meteen duidelijk dat men vanuit menselijk standpunt niet meer kan spreken van enige volmaaktheid: het regent te veel, of te weinig, er is te veel zon, of te weinig enzovoort, en alle voorspellingen zijn gebrekkig en enkel op korte termijn betrouwbaar. De perfecte harmonie der sferen uit een vroeger stadium van de wetenschap is volkomen zoek. We weten nu dat onze zon niet zal blijven schijnen en dat bijgevolg ook onze aarde gedoemd is om onbewoonbaar te worden. Er is met andere woorden geen enkele reden waarom onze natuurlijke omgeving perfect zou zijn.

    Als we dan bekijken hoe de mens het er op deze aarde van af brengt, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat het er allesbehalve ‘volmaakt’ aan toe gaat. Het samenleven brengt zijn problemen mee, zowel op het niveau van twee individuen als voor elke ruimere combinatie, en zeker voor acht miljard exemplaren. Het is vandaag zelfs onmogelijk om iedereen een min of meer menswaardig bestaan te garanderen, en als we uitgaan van de vooruitgang die we de laatste tienduizend jaar geboekt hebben, ziet het er niet naar uit dat we zelfs dat minimale ideaal binnen afzienbare tijd zullen bereiken. Van volmaaktheid op enige noemenswaardige schaal is nog lang geen sprake. Bovendien is de welvaart ook schrijnend ongelijk verdeeld: er is een beperkt aantal mensen dat zwelgt in rijkdom, terwijl miljarden anderen in diepe armoede en ellende leven en sterven.

    Volmaaktheid is dus inderdaad niet van deze wereld.

    Het is belangrijk dat we dat inzien, en dat we onze verwachtingen aanpassen aan die algemene waarheid. Het zou al een hele stap zijn indien we voor de anderen slechts zo veeleisend zouden zijn als we voor onszelf zijn, en voor onszelf zo veeleisend als we voor de anderen plegen te zijn. De volmaaktheid bestaat niet, of ze is voorlopig of wellicht zelfs voor altijd onbereikbaar. Als we alles beoordelen vanuit de absolute volmaaktheid, zelfs binnen de grenzen van het mogelijke, dan staan ons bittere teleurstellingen te wachten. Als alleen het beste goed genoeg is, is niets nog goed genoeg.

    Betekent dat dan dat we niet meer mogen of moeten streven naar de perfectie?

    Helemaal niet, natuurlijk. Van nature kan de mensheid blijkbaar niet anders dan gebruik maken van de mogelijkheden die we hebben in dit universum, op alle niveaus en in alle domeinen. Als je onze beschavingsgeschiedenis bekijkt, dan zie je dat we al een enorme weg hebben afgelegd. Er leven nu meer mensen in relatieve gezondheid, welstand, veiligheid en vrede dan ooit het geval is geweest, en een zeer aanzienlijk aantal leeft in een luxe die zelfs honderd jaar geleden ondenkbaar was. De technologische vooruitgang is spectaculair. We zien dus mogelijkheden om onze situatie te veranderen en we grijpen die met beide handen en met een verbazingwekkende vernuftigheid aan. Het gaat daarbij zowel om het verbeteren of optimaliseren van bestaande toestanden en hulpmiddelen als om het ontwikkelen van volkomen nieuwe, de ene al nuttiger of onmisbaarder dan de andere.

    Het volmaakte is dus een illusie en een steeds veranderend streefdoel veeleer dan een realiteit. Wereldverbeteraars gaan uit van een volmaakte heilsstaat, maar die blijkt hogelijk te verschillen, en niet slechts in de details, zowel wat het nagestreefde einddoel betreft als de manier om dat te bereiken. De grote en kleine historische pogingen in die richting hebben ons geleerd dat er aan alle goedbedoelde systemen onverwachte nadelen verbonden zijn. We zijn terecht huiverachtig geworden tegenover oude en nieuwe profeten en koene leiders. Het zal dus veeleer een constant uitproberen zijn van de mogelijkheden en de middelen dat ons telkens een stap verder brengt in een bepaalde richting, zonder dat we er zeker van zijn dat het uiteindelijk de juiste richting is. Als er een zekere, onfeilbare, universeel geldende geluksformule was, dan hadden we die waarschijnlijk al gevonden, of vermoed, maar dat is manifest niet zo. We leren met vallen en opstaan, en dat moeten we blijven doen.

    Het is immers niet zo dat het ideaal, of de perfectie zich helder en klaar aftekent, of dat iedereen hetzelfde ideaal voor ogen heeft of nastreeft. Men mag zelfs niet verwachten dat het zo is, want dan legt men zijn eigen ideaal op aan anderen, en dat is niet wenselijk, dat is zelfs de bron van alle kwaad. Samenleven is niet optimaal als iedereen hetzelfde doet; dat is wat men dacht in de dictatoriale systemen van de eerste helft van de twintigste eeuw. Samenleven is een veel subtieler evenwicht tussen verschillende persoonlijke of groepsidealen, een compromis tussen min of meer tegenstrijdige belangen, waarbij men rekening houdt met de persoonlijke vrijheid van iedereen en zo met het eigen belang van zoveel mogelijk mensen. Mensen zijn uniek, daar is niets aan te veranderen, en dus moet men niet proberen om ze allemaal eender te maken, of ze dwingen om allemaal op dezelfde manier te leven.

    Dat is vooral een zware opgave voor mensen die bezield zijn met hoge idealen en begiftigd met een scherp verstand. Die zien de schrijnende onvolmaaktheid om zich heen, in schril contrast met de perfectie die ze nastreven; ze zien zelfs manieren en middelen om de bestaande onbevredigende toestand te verbeteren, maar ze stuiten op het onbegrip en de onwil van anderen, die vaak niet eens het probleem zien, en bijgevolg niet geïnteresseerd zijn in de oplossing. Voortrekker zijn is geen gemakkelijke taak, en mensen die dat van nature zijn, worden vaak verteerd door hun passionele inzet voor een betere samenleving en de tegenstand die ze daarbij ondervinden. Moeten zij dan hun inspanningen staken, en iedereen maar laten betijen? Natuurlijk niet. Vooreerst zijn ze daartoe niet in staat, maar bovendien zijn die mensen ook noodzakelijk om de evolutie naar een steeds betere toestand op gang te houden. De moeilijkheid is vooral hierin gelegen dat zij ongeduldig en gefrustreerd raken door hun minder verstandige, minder energieke, minder idealistische, minder veeleisende medemensen, en dat zij hen als onwillig gaan beschouwen om mee te werken aan het grote project om althans een stukje van de wereld te verbeteren, als tegenstanders die zich verzetten tegen voor de hand liggende oplossingen voor evidente problemen.

    Nu hoor je mij niet zeggen dat die voortrekkers helemaal ongelijk hebben: een goed deel van de mensen is niet geïnteresseerd in een optimale wereld, ze zijn al blij als ze hun ding mogen doen en met enig succes kunnen overleven in een veeleisende wereld. Ze stellen zich tevreden met minder dan de perfectie, soms veel, heel veel minder, en vormen zo niet alleen een hinderpaal, maar tevens een belasting voor anderen die betere bedoelingen hebben. Taken die de ene van zich afschuift, komen onvermijdelijk terecht op de schouders van anderen, of blijven onuitgevoerd, wat in het nadeel speelt van de gemeenschap. Iedereen is onvolmaakt, maar de ene is wel heel wat onvolmaakter dan de andere. Soms zijn daar goede redenen en oorzaken voor, maar soms drijft men het onvolmaakt zijn wel heel ver, en bewust, wat aanleiding geeft tot asociaal gedrag en zelfs tot misdadigheid. Ook dat moeten we erkennen en beoordelen en waar nodig veroordelen, hetzij als een persoonlijke opinie, hetzij door een maatschappelijke sanctie, opgelegd door de bevoegde instanties.

    Ik besluit. De perfectie van de dingen is niet evident: het kan immers vele kanten uit, en meestal zijn wij het niet eens over de richting die het moet uitgaan, noch over de manier waarop. En de perfectie is ook niet altijd concreet realiseerbaar, zelfs niet als we zouden weten wat, en hoe. Maar wij zijn van nature geneigd om te streven naar wat goed is voor onszelf, en we beseffen uiteindelijk dat dit enkel mogelijk is door met elkaar samen te werken als gelijken.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    06-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Openbaring

    Openbaring

    Hoe weten we dat er een God is? Volgens de katholieke en andere Kerken gebeurt dat op twee manieren. Enerzijds kan de mens met zijn mentale vermogens in het universum de sporen ontdekken van een goddelijke aanwezigheid en werkzaamheid. De ordening en de doelgerichtheid van het universum zijn immers niet denkbaar zonder een hogere, bovennatuurlijke instantie die daarvoor rechtstreeks verantwoordelijk is. Zonder deze goddelijke activiteit zou er enkel chaos zijn, of niets. Anderzijds is er echter ook een kennis van God die niet het loutere resultaat is van onze eigen mentale vermogens. God openbaart zich rechtstreeks aan de mensheid. De kennis die wij op die manier van God hebben, gaat uitsluitend uit van God zelf. Hij onthult zich aan mensen, maakt zich kenbaar, treedt de mensen tegemoet, reikt de hand aan de mens zoals op de overbekende afbeelding van Michelangelo in de Sixtijnse kapel. Indien de eerste manier van God te kennen nog kan worden gerelativeerd door ze te beschouwen als een vorm van ver- of inbeelding, een illusie, een waanbeeld (The God Delusion zoals Dawkins het zegt), is die zelfopenbaring door God onmiskenbaar, authentiek en niet aan twijfel of menselijke interpretatie onderhevig, althans volgens de Kerk.

    Hoe gebeurt die openbaring, die de grondslag is van het geloof in God en van de kennis van God? Hoe heeft hij zichzelf geopenbaard? De Kerken stellen dat ook de eerste vorm van Godskennis, namelijk door het rationele inzicht in de ordelijkheid en de doelgerichtheid van het universum een vorm van openbaring is. Maar precies omdat het om een menselijke en dus beperkte manier van kennen gaat, is het een onvolmaakte, precaire openbaring: het universum laat zich passief kennen, laat zich verkennen, onthullen en begrijpen door de mens, doch enkel in de mate dat de mens daartoe in staat is. Een dergelijke openbaring kan nooit volledig en volmaakt zijn, de mens kan het universum nooit volledig doorgronden of beheersen. Een volmaakte en volkomen openbaring kan enkel gebeuren door God zelf, op zijn initiatief, en met zijn almacht, zonder menselijke beperkingen. Het gaat in die tweede vorm van openbaring dus om een bovennatuurlijke kennis die aan de mens vergund wordt als een uitzonderlijke genade.

    De katholieke Kerk stelt dat God zich in de loop van de geschiedenis herhaaldelijk geopenbaard heeft aan bepaalde mensen, en in het bijzonder aan één volk, het uitverkoren Godsvolk, het Hebreeuwse of Joodse volk. Door zich te manifesteren aan de profeten en de leiders van dat volk heeft hij niet alleen zijn bestaan onthuld, maar ook zijn wetten, geboden en voorschriften. Hoe weten we dat? Omdat we daarvan een schriftelijk relaas hebben, het Oude Testament. Vanzelfsprekend zijn die geschriften opgesteld door mensen, maar die auteurs waren geïnspireerd door God, ze waren bevlogen door zijn Heilige Geest, en dus zijn dat betrouwbare en zelfs onfeilbare getuigenissen. Maar er is meer: men is niet louter afhankelijk van deze schriftelijke overlevering. Er is ook een mondelinge traditie, het gesproken woord dat van generatie op generatie door de Kerk overgeleverd wordt en dat naar waarheid getuigt van wat er gebeurd is.

    De katholieke Kerk aanvaardt deze openbaring, maar stelt dat die in alle opzichten overtroffen wordt door de Menswording van Gods eigen Zoon, Jezus van Nazareth, de gezalfde of Christus. Jezus is het Woord van God zelf, door zijn mond sprak God zelf. Hij heeft waarlijk geleefd, heeft geleden, is gestorven en begraven, en is waarlijk verrezen en ten hemel opgestegen. Hoe weten we dat? Op dezelfde manier als hierboven: we hebben daarvan enerzijds een schriftelijk getuigenis, het Nieuwe Testament, geïnspireerd door de Heilige Geest, evenals een apostolische mondelinge traditie in een ononderbroken lijn van betrouwbare getuigen, Gods Kerk.

    Meteen vallen de zwakke punten in deze dogma’s op.

    We gaan hier niet in op de eerste vorm van openbaring, het inzicht dat de mens heeft in het universum en dat leidt tot een rationele godskennis. Intelligent Design is een allesbehalve intelligente en een al te simplistische redenering. Er is geen enkele reden waarom het inzicht in de ordelijkheid van het universum zou moeten leiden tot het idee van een Schepper met uitdrukkelijke, mensgerichte bedoelingen. Er zijn ten minste evenveel aanwijzingen en zelfs bewijzen van het tegendeel.

    De zelfopenbaring van God steunt op gebeurtenissen waarvan er een mondeling en een schriftelijk getuigenis bestaat. Het mondelinge getuigenis is niet geïnspireerd door de Heilige Geest, het is een historische overlevering onder mensen, en dus is dat getuigenis het voorwerp van de historische kritiek. Dat geldt voor de lotgevallen van het Hebreeuwse volk, maar eveneens voor de gebeurtenissen rond de persoon van Jezus van Nazareth. Paulus beroept zich op ooggetuigen van de verrezen Jezus in 1 Kor. 15, en maakt heel zijn prediking daarvan afhankelijk. Nog los van het redelijke voorbehoud dat elke zinnige mens maakt tegenover mondelinge getuigenissen in het algemeen, kan men niet verwachten dat men voetstoots aanneemt dat iemand sterft en daarna verrijst en verschijnt aan andere mensen. De voor de hand liggende verklaring is dat het gaat om hallucinaties, die voor de betrokken personen allicht uiterst overtuigend waren. Voor de schriftelijke getuigenissen kan men zonder meer dezelfde redenering maken. Dat de Kerk aan die schriftelijke overlevering een grotere waarheidswaarde toekent omdat ze geïnspireerd zou zijn door God zelf, namelijk door zijn Heilige Geest, is een petitio principii: men gaat uit van het bestaan van God en zijn Heilige Geest om te bewijzen dat de getuigenissen daarover waar zijn.

    Welke concrete gronden zijn er dan in feite voor een goddelijke openbaring? Als men de historische mondelinge overlevering met de nodige schroom en argwaan beschouwt, en de schriftelijke onderwerpt aan de elementaire eisen van de tekstkritiek, moet men tot de conclusie komen dat de onwaarschijnlijkheid van het verhaalde onnoemelijk veel groter is dan de eventuele betrouwbaarheid van de getuigen en van de getuigenissen (het argument van Hume). Er is geen enkel historisch bewijs van het bestaan of het optreden van ‘Jezus’, noch van ‘Paulus’. Er zijn alleen de verhalen, en de totstandkoming en de overlevering van die teksten is ten minste dubieus en betwistbaar, zodat de betrouwbaarheid ervan objectief gezien veeleer gering is, zelfs voor de niet-miraculeuze aspecten daarvan, zodat men die teksten het best als vrome fictie benadert.

    Openbaring is dus een term die in deze betekenis uitsluitend thuishoort in een gelovig discours. Buiten de religieuze context is de term openbaring zinloos en wordt dus niet gebruikt. Het heeft dan ook geen zin om te proberen niet-gelovigen te overtuigen met een beroep op enige vorm van goddelijke openbaring. Er is in feite geen ‘goddelijke’ openbaring, doch enkel menselijke beïnvloeding. Menselijke ideeën worden voorgesteld als bovennatuurlijk geopenbaarde waarheden, doch zonder enig geldig bewijs of ernstig argument. Wie zich daardoor wil laten overtuigen, heeft daartoe vanzelfsprekend het volste recht, maar men moet beseffen dat men zich dan overgeeft aan de irrationaliteit en zich blootstelt aan de emotionele beïnvloeding door anderen, van wier goede bedoelingen men niet zeker kan zijn.


    Categorie:God of geen god?
    28-01-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elke mens is uniek

    Elke mens is uniek.

    Het is de nooit eerder beproefde combinatie van de genen van onze twee ouders en van hun schier eindeloze rij voorouders die maakt dat wij op zo goed als alle punten verschillen van de honderd miljard andere mensen die er ooit geweest zijn.

    Akkoord, we lijken wel op elkaar, maar dat is erg oppervlakkig. Als we wat beter kijken en wat dieper graven, dan komen de verschillen duidelijk naar voren. Dat is vooral zo met ons innerlijk leven, onze gedachten. Alleen wijzelf kennen die intiem. We geven onze beloken denkwereld niet zomaar bloot, we zijn daarin heel discreet. En wat we erover loslaten is maar een vage afspiegeling van de radicale puurheid en de onmeetbare rijkdom die ons denken en voelen voor onszelf heeft.

    Elke nieuwe mens is een kras experiment van de natuur. Het is niet te voorspellen wat die concrete en unieke combinatie van genen zal opleveren. Het kan meevallen, en dan heb je een aantrekkelijk en gezond lichaam, dat zijn functies omzeggens perfect vervult voor vele jaren. En een verstand dat draait als een liertje en je het leven gemakkelijk maakt. Het kan ook tegenvallen, vroeg of laat, een beetje of helemaal. Je lichaam kan het laten afweten of je bent geboren met een beperking. Ook je hersenen en je denken en voelen kunnen mankementen vertonen, overduidelijke of bijna onmerkbare. Er is een enorme waaier van mogelijkheden tussen het nooit gerealiseerde volmaakte en de talloze exemplaren die niet eens levensvatbaar zijn of sterven bij de geboorte. Daarbinnen bekleden we elk onze eigen plaats. Op iedere van de ontelbare factoren die ons mens-zijn bepalen, scoren we hoog of laag op een schaal die telkens gaat van nul tot oneindig. De schokkende lijn die al die punten verbindt, vormt de grillige unieke levenscurve van elke mens die er ooit geweest is, die er ooit zal zijn.

    Wat bazelen wij dan over normaal en abnormaal? Wat is die norm? Niet de absolute volmaaktheid op alle punten, want dan zijn we allen abnormaal. Een gemiddelde dan. Maar welk gemiddelde? Op alle denkbare en onvermoede punten? Een beetje mooi, een beetje slim, een beetje handig, een beetje artistiek enzovoort. Dat gemiddelde bestaat niet en is ook nauwelijks aantrekkelijk, dat is geen ideaal en kan dus ook de maatstaf niet zijn waaraan we iedereen meten. Misschien is normaal dan het ontbreken van gebreken. Maar welke gebreken en wat is een gebrek? Een been tekort, flaporen, geen beharing, spleetogen, donkere huidskleur, lispelen, ingegroeide teennagels?

    Zo komen we er duidelijk niet. We moeten in tegendeel uiteindelijk aanvaarden dat mensen, zoals planten en dieren, in een grote variëteit komen en toch allemaal mensen zijn. We moeten elke mens nemen zoals hij of zij is. Dat lukt ons vrij aardig zolang het over mensen gaat die niet te veel gebreken of afwijkingen vertonen. Aantrekkelijke mensen hebben succes, slimme mensen doen het goed. Met de mindere exemplaren hebben we het veel moeilijker.

    Dat is vooral zo wanneer het gaat over ons innerlijk leven, ons denken en voelen en over de gevolgen die dat heeft voor ons gedrag, ons contact met de andere mensen, onze prestaties. Afwijkingen van de gewone manier van doen zijn storend voor anderen maar ook voor onszelf, ze verstoren onze gemoedsrust, ze bevreemden, ze zijn verontrustend en zelfs afstotelijk naarmate ze meer opvallend en diepgaand zijn.

    Wij reageren daarop meestal door ze te negeren, zowel bij anderen als bij onszelf. We verstoppen mensen met psychische moeilijkheden of mentale beperkingen in instellingen, verbannen ze van de werkvloer en uit de maatschappij, ontzeggen ze hun plaats onder de ‘normale’ mensen, verbieden hun seks te hebben… we schrijven hen af, we doen alsof ze er niet meer zijn als we hen met een karige uitkering ergens uit het zicht geplaatst hebben.

    Wanneer we zo op anderen reageren, heeft dat ook gevolgen voor de manier waarop we omgaan met onze eigen afwijkingen en beperkingen. Uit vrees voor het ostracisme, de ongenadige uitsluiting door onze omgeving, verbergen we zo goed en zo lang mogelijk al wat maar enigszins zou kunnen afwijken van wat gangbaar en aanvaard is. We imiteren als ware angsthazen het oppervlakkige en vermeende normale gedrag van onze omgeving, we spelen toneel, of verstoppertje, we ontkennen zo intens dat er iets aan de hand is, dat we het op den duur zelf niet meer weten.

    Dat loopt meestal niet goed af. Mensen zijn niet echt goed in een dubbelleven leiden, een normaal bestaan naast het afwijkende. Het echte, authentieke en unieke maar afwijkende eist onweerstaanbaar zijn plaats op. Wanneer we dat niet toelaten en zichtbaar maken, door het openlijk te beleven en er open over te spreken, als we niet uit de kast komen, als we het niet integreren in onze hele persoonlijkheid, in wie we zijn voor onszelf en de anderen, dan gaat dat verborgen bestaan een eigen plaats innemen. We beleven het in het donker, in de verborgenheid, stiekem, in den duik. Dan beginnen de moeilijkheden pas goed. Onze twee levens beginnen te botsen met elkaar, omdat ze zo onverzoenbaar zijn. Uiterlijk zijn we heel normaal, we overdrijven zelfs in onze normaliteit of banaliteit, in onze sociale contacten, in onze opgeruimde zorgeloosheid, in onze dienstbaarheid aan de gemeenschap. Maar diep in ons hart heerst er drieste razernij en zwarte wanhoop en wezenloze vertwijfeling.

    De wonden daardoor geslagen beginnen, indien niet deskundig en liefdevol verzorgd, te etteren. De beschamende aftakeling zet in, tot op een dag het kaartenhuisje van de normaliteit ineenstort en wij in al onze abnormale kwetsbaarheid naakt voor de wereld staan, oog in oog met onze verdwaasde onmacht. Voor sommigen is er dan geen uitweg meer. Zij zijn gevlucht in de waanzin van hun o zo schrijnend eenzame duistere wereld, de andere lichtende, normale kant bestaat niet meer, is onbereikbaar, onleefbaar geworden.

    Uit de diepten waarin wij dan weggeleden zijn is er soms geen terugkeren meer. We blijven leven, opgesloten in de verbijstering van ons delirium en het onbegrip van onze omgeving, in de gesloten doolhof van ons op hol geslagen denken en voelen. Of we zetten die ene stap die ons nog redding kan brengen uit de verschrikking van ons bestaan, de stap die ons over de grens brengt waar eindelijk de rust van het eindeloos niets ons opwacht. Wat we niet meer aankunnen, laten we los, moegestreden, totaal op.

    Dit is een pleidooi voor abnormaliteit, een aanklacht tegen de banaliteit en de harteloosheid van het normale. Wij moeten aanvaarden dat iedereen anders is, dat er geen ideale norm is, dat niemand volmaakt is of zelfs maar in de buurt komt. We mogen van anderen niet eisen dat ze aan alle verwachtingen voldoen, we mogen dat ook van onszelf niet verwachten. Maar vooral: als wij vaststellen, wat wij ongetwijfeld onvermijdelijk ooit zullen doen, dat wij tekortschieten, dat wij minder dan ‘normaal’ zijn, dan moeten wij dat ook van onszelf aanvaarden, erover praten, het mededelen, het bekend en bespreekbaar maken, het niet verbergen, niet koesteren, niet uitvergroten.

    De statistieken over depressie, burn-out, alcoholisme, drugsverslaving, gebruik van antidepressiva, opname in de psychiatrie en helaas ook zelfdoding en pogingen daartoe in ons land zijn schrijnend op zichzelf, maar nog meer zo wanneer we ze vergelijken met onze buurlanden. Als we ervan uitgaan dat het weinig waarschijnlijk is dat wij op belangrijke punten erg zouden verschillen van bijvoorbeeld onze Nederlandse buren, dan kan het niet anders dan dat wij niet goed omgaan met onze eigen problemen en dat wij als maatschappij niet goed reageren op de problemen van de bevolking, dat men er in Nederland beter in slaagt om mensen die psychisch lijden te herkennen en erkennen, op te vangen, te begeleiden en zo te redden van maatschappelijke uitsluiting, waanzin en zelfdestructie.

    Er is niets verkeerd met het erkennen van je eigenheid, ook als die tamelijk of grondig verschillend en ontoereikend is. Elke mens heeft het recht zichzelf te zijn, niemand kan gedwongen worden anders te zijn dan hij of zij is. Elke mens mag zijn medemens aanspreken en om hulp vragen. Geen mens mag ooit die hulp weigeren. Wij zijn samen mens, of gaan aan onze onmenselijkheid ten onder.

     

     


    Categorie:samenleving
    23-01-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Me dunkt...

    Denken met je hele lijf en leden

    Er zijn maar weinig onderwerpen die ik hier in mijn Kroniek in de loop der jaren zo vaak behandeld heb als ons denken. Het is een aangelegenheid die me beroert sinds ik begon te denken, 79 jaar geleden. Stilaan zijn er mij enkele dingen duidelijker geworden. Zo zal niemand mij nog tegenspreken wanneer ik zeg dat denken een activiteit is van ons brein als een onderdeel van ons hele lichaam. Je kan denken zonder armen en benen en zelfs nog wat andere delen van je lichaam, maar niet zonder je hersenen, en je hersenen kunnen niet overleven zonder een aantal essentiële onderdelen van je lichaam. Als je hersenen falen, kan je lichaam nog overleven in sommige uitzonderlijke gevallen en enkel met veel hulp van buitenaf, maar dat is geen leven, zoals men zegt. Men is het er dus in het algemeen over eens dat denken onlosmakelijk verbonden is met een lichaam dat in vrij goede gezondheid verkeert.

    Maar niet iedereen aanvaardt ook de consequenties van die vaststelling. Enerzijds zijn er mensen die blijven volhouden dat er iets anders is dan de materie. Anderzijds zijn er mensen die beweren dat er niets anders kan bestaan dan de materie. En die twee opvattingen botsen voortdurend met elkaar, want ze kunnen niet allebei waar zijn.

    Of toch? Zoals veel anderen die hierover nadenken, voel ik aan dat die beide extreme houdingen, zoals de meeste andere ongenuanceerde opvattingen, de werkelijkheid niet adequaat weergeven. Hoe kunnen we dan, zonder afbreuk te doen aan ons vertrekpunt, namelijk dat materie en denken onlosmakelijk verbonden zijn, tot een voorstelling van zaken komen die meer recht doet aan de werkelijkheid van ons denken?

    De eerste opvatting hoeft niet noodzakelijk in strijd te zijn met onze basisovertuiging. Wij voelen allemaal aan dat denken iets anders is dan materie, althans als we met materie dode materie bedoelen. Gedachten bestaan niet uit atomen. Zelfs als we aannemen dat onze gedachten in onze hersenen gebeuren, is er iets meer dan de complexe elektromagnetische en chemische processen die daar plaatsvinden. Met denken (in de ruimste zin van het woord) bedoelen we veeleer ons bewustzijn van onszelf en van onze omgeving en onze voortdurende reactie daarop. Denken heeft te maken met zin en betekenis. De fysische activiteit van onze hersenen is slechts één dimensie van het denken. Als er alleen die was, zouden we het niet eens weten, zoals we ons ook niet bewust zijn van de fysische activiteit die zich afspeelt in onze pancreas of onze lever (tenzij die niet normaal functioneren). Het komt er dan op aan dat we zorgvuldig verwoorden wat we bedoelen als we zeggen dat er iets anders is dan de materie.

    Vooreerst moeten we een onderscheid maken tussen dode materie en levende. Levende materie is een vorm die dode materie kan aannemen en die zich kenmerkt door de vorming van organismen die in staat zijn te overleven en zich voort te planten in een omgeving. Alle levende wezens zijn bijzondere vormen van materie, maar nog steeds niets meer dan materie. Zij zijn echter in staat tot leven en overleven en in sommige gevallen zijn ze zo geëvolueerd dat hun brein sterk is toegenomen in omvang en complexiteit. Dat zijn de hogere diersoorten en de mens. Er is nog altijd geen reden om te stellen dat er daarom sprake zou zijn van iets anders dan materie. Het gaat er veeleer om tot wat die vormen van materie in staat zijn en waardoor zij zich onderscheiden van andere vormen. Men zou kunnen stellen dat elk levend wezen in zekere zin en in zekere mate ook denkt. Aangezien wij behoren tot de levende wezens denken wij ook, maar meer en beter. Denken is dus een activiteit van levende wezens en levende wezens zijn vormen van dode materie. Er is dus enerzijds niets anders dan materie, maar er zijn vormen van die materie die tot meer in staat zijn dan andere.

    Is denken dan iets anders dan materie? Dat is afhankelijk van hoe je materie definieert. Als denken een activiteit is van de levende materie, dan is denken evident iets anders dan de dode materie. Als men denken enkel ziet als de hoogste vorm, namelijk het menselijk denken, dan is denken uiteraard niet identiek met zelfs de mentale activiteit van de andere levende materie. Denken is inderdaad niet identiek met materie. Maar als men denken omschrijft als een activiteit van de levende materie, dan is denken niet minder materieel dan alle andere activiteiten van de levende materie.

    Het ziet er dus naar uit dat de kern van de zaak hierom draait: kan er denken zijn zonder materie? Als dat zo is, is er iets naast de materie. Als dat niet zo is, is er alleen materie.

    De personen die het denken fundamenteel onderscheiden van de materie beweren meestal ook dat het denken onafhankelijk gebeurt van het lichaam en zelfs kan gebeuren zonder het lichaam. Maar die opvatting wordt steeds moeilijker om vol te houden. De wetenschappen, zowel de humane als de positieve, komen steeds meer tot de bevinding dat het er niet zo aan toe gaat en dat zoiets zelfs onmogelijk is en wellicht altijd onmogelijk zal blijven, gezien onze constitutie. Het is echter absoluut niet noodzakelijk dat het denken onafhankelijk van de materie gebeurt om een nuttig onderscheid te kunnen maken tussen het denken en de materie. Er is immers materie die niet denkt en het denken van de materie neemt vele vormen aan en het denken is een fundamenteel onderscheid tussen de dode en de levende materie en het denken is ook precies wat de hogere levensvormen onderscheidt van de andere. Denken is ook voor personen die ervan overtuigd zijn dat er niets anders bestaat dan de materie het belangrijkste dat er is.

    Dat is een bron van heel veel misverstanden. Laat ons een naam geven aan de twee opvattingen die hier tegenover elkaar staan. Wie gelooft dat er iets anders bestaat dan materie, noemen we een dualist (van duo, twee): er bestaan ten minste twee verschillende dingen, materie en het niet-materiële, wat dat ook is. Wie alleen materie aanvaardt, is dan een monist (van monos, enig). Dualisten verwijten monisten dat ze het bestaan ontkennen van het niet-materiële en noemen hen materialisten. Ze beschouwen het denken als uitsluitend behorend tot het immateriële en beschuldigen de materialisten ervan dat ze het denken, voelen en alle andere hogere functies van de mens ontkennen of minachten. Zij zien zichzelf als de enige verdedigers van alles wat een mens een mens maakt, tegen de bedreiging van de materialisten die de mens als niets anders beschouwen dan de dode materie of de dieren.

    Dat zijn natuurlijk krasse beweringen, die helemaal niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. De materialistische monisten zijn geen idioten, maar wetenschappelijk gevormde en weldenkende mensen en ze behoren tot de meest overtuigde verdedigers van de hogere menselijke waarden. Er is dus helemaal geen tegenspraak tussen de beide groepen op dat punt. Het is niet omdat men niet aanvaardt dat er iets immaterieels bestaat dat men plots een barbaar wordt. Monisten hechten ten minste net zoveel belang aan het denken, steeds in de ruimste betekenis van het woord, als dualisten. Het verschil ligt enkel hierin dat zij het zien als een activiteit van de (levende) materie die zonder die materie onmogelijk is. Dat is op zich een volstrekt logische en plausibele gedachte, die niets afdoet van het belang of de waarde van het denken.

    Dat is dus inderdaad het breekpunt en het punt van overeenkomst: de enen verdedigen het denken door te zeggen dat het onafhankelijk is van de materie en zonder de materie kan bestaan, de anderen verdedigen het denken als een activiteit van de (levende) materie. Men zou dus kunnen stellen dat het om een onooglijk klein louter theoretisch verschil gaat, maar in de praktijk is dat helaas niet zo. Wanneer men immers aanneemt dat er iets is dat absoluut immaterieel is, heeft dat bepaalde gevolgen. Er ontstaat dan een parallelle wereld van het immateriële, naast de materiële. En die immateriële wereld lijkt dan veel belangrijker dan de materiële. Dat leidt onvermijdelijk tot een onderwaardering van het materiële.

    Wij hebben tot hiertoe niet gesproken over God en godsdienst. Het is echter zo dat monisten in alle gevallen niet-religieus zijn in de traditionele betekenis en dat in alle gevallen dualisten dat wel zijn. Dat kan ook niet anders. Wie alleen de materie aanvaardt en het denken ziet als een activiteit van de materie, kan niets aanvangen met een immateriële God, ziel, hemel, hel enzovoort. Wie gelooft in een immateriële wereld, gaat die bevolken met precies al dergelijke wezens, begrippen en plaatsen. Het zijn twee tegengestelde wereldbeelden en beide groepen proberen de wereld, waarin ze samen leven, in te richten volgens hun eigen opvattingen. Dat kan niet anders dan botsen en dat hebben we helaas al zo lang gezien als de mens bestaat.

    Dat hoeft echter niet zo te zijn. Waarom is het zo belangrijk voor dualisten dat er twee werelden bestaan en dat het denken immaterieel is? Wetenschappelijk en filosofisch is dat onhoudbaar. En het denken en voelen is niet minder belangrijk voor monisten. In de praktijk verdedigen ze dus grotendeels dezelfde waarden en dezelfde morele beginselen. Ik denk dus dat die vasthoudendheid, tegen alle beter weten in, een andere oorsprong en reden moet hebben. Wij treffen dualisme uitsluitend aan binnen godsdiensten en zonder uitzondering bij alle godsdiensten; het is dus een wezenskenmerk van godsdiensten. Godsdiensten zijn gericht op het organiseren van de maatschappij volgens bepaalde opvattingen die men een goddelijke oorsprong toedicht. Daartoe is het nodig dat men een wezen of wezens en plaatsen en begrippen bedenkt die boven de materie uitstijgen. Voor materialisten zijn dergelijke ideeën echter (vrome) verzinsels, die niet waar zijn en die ze dus ook niet kunnen geloven.

    Godsdiensten houden vast aan het immateriële omdat anders hun godsdienst in duigen valt. Een godsdienst zonder het immateriële lijkt onmogelijk; dat zou in alle geval een totaal andere godsdienst zijn dan de bestaande. De monistische materialisten zijn atheïsten, zij geloven niet in de goden van de godsdiensten en zijn ervoor beducht dat men nog nieuwe goden oproept of nieuwe godsdiensten creëert. Zij pleiten voor een seculiere samenleving, waarin mensen op verschillende manieren met elkaar samenleven, democratisch geleid door de beste inzichten waartoe zij zelf in staat zijn en zonder inmenging van buitenaardse wezens of ondemocratische godsdiensten.

    Het is in feite verbazingwekkend dat nog zoveel welmenende mensen vasthouden aan een totaal voorbijgestreefde dualistische wereldopvatting, terwijl zij de waarden waarin ze geloven ten minste evengoed kunnen beleven en verdedigen zonder een totaal onwaarschijnlijke immateriële wereld te moeten veronderstellen. In feite is het zelfs zo dat de meeste gelovigen die ook maar een minimum aan inzicht verworven hebben, dat immateriële niet echt geloven: het is een mysterie voor hen en in de praktijk houden ze er nauwelijks rekening mee. Het is dan dubbel jammer dat mensen die er grotendeels dezelfde mening op na houden over de echt belangrijke dingen, verdeeld worden door irrelevante mysteries. Het lijkt zoveel zinvoller dat alle welmenende mensen zich verenigen om van onze wereld het beste te maken, in plaats van te twisten over godsdienstige kwesties die uiteindelijk geen enkel verschil maken.

    Wat ik tot hiertoe evenmin heb ter sprake gebracht is het hiernamaals. De godsdiensten zijn de grote verdedigers van een leven na de dood en ook dat is enkel mogelijk als er een immateriële wereld is. Het idee van een leven na de dood verliest echter steeds meer veld. Het is een zo onwaarschijnlijke gedachte, dat men ze slechts door intense indoctrinatie ingang kan doen vinden en in stand kan houden en dat is precies wat godsdiensten doen. Maar tevergeefs, zo blijkt. Steeds meer mensen zien in dat het menselijk leven zoals alle leven eindig is. En zelfs als er daarna nog iets zou zijn, dan is het onmogelijk te weten wat dat zou zijn. Zelfs grote theologen en kerkvorsten zijn het over dat laatste eens: wij kunnen niets weten over het leven na de dood, we kunnen alleen geloven en hopen dat het er is. Maar met die gedachte aan het hiernamaals gaat het zoals met het idee van God: naarmate men vaststelt dat die begrippen inhoudsloos worden voor de concrete mens, verdwijnen ze geruisloos. Ga eens op een zondag naar een misviering in een kerk en tel de gelovigen, dan weet je wel hoe het gesteld is met het geloof in God en in het hiernamaals.

    Wij beginnen nu pas stilaan te ontdekken hoe we met onze hersenen denken. Maar dat we met onze hersenen denken, dat staat buiten kijf.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:godsdienst, atheïsme


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!