De Winterkabouter
Uit loodgrijze luchten valt langzaam de sneeuw in grillige bochtige baan Zo licht als een veertje, zo blank als een meeuw zo dicht als de sterretjes staan
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit
Al gauw zie je buiten in veld en landdauw het werk van de vallende vlok Daar reist aan de einder in nevelig blauw het bos in zijn wit wollen rok
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit
Op bouwland en bomen, op velden en hei rust vluchtig de donzige vacht Zacht wordt in het licht van de tanende zon het blauw in de eenzame nacht
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit.
|