1960 – Zondag 28 februari : B.J.B.-Cross te Ramsdonk.
Deze loopcross, georganiseerd door het gewest Londerzeel, vond plaats in de weide van Jozef Van Ranst. Om 15 uur werd de start gegeven aan de kadetten die 800 meter hadden af te leggen, hierna kwamen de scholieren aan de beurt die 4.000 meter moesten doen en als laatste de seniors die 6.000 meter moesten lopen.
De uitslagen van de Leestenaars Scholieren : 2de August Emmeregs, 4de Louis Van Winghe, 7de Edward Diddens, 8ste Florent Daelemans.
Seniors : 6de Achiel Van Winghe, 9de Jos De Smet. (G.v.A., 2 maart 1960)
“Van de derde vergadering gehouden dit jaar zou men kunnen zeggen “het zag er maar slapjes uit”, weinig belangstelling, een 14-tal aanwezigen bij het begin, aantal dat groeide tot rond de dertig. E.H. Proost was weerhouden door de avondmis en de heer Voorzitter scheen ook al geen bijzondere mededeling te hebben, maar wat hij wel had, dat was een goeie voordrachtgever, Mr V. D. Kuylen die weet zijn woord te doen. Om te beginnen haalde hij aan hoe de landbouwers van de kleine bedrijven zich opgewerkt hebben tot welstellende mensen die niet meer moeten onderdoen inzake kleding, huisvesting e.a. voor de stedelingen, daarna waarschuwde hij dat we met de hulp van de technische voorlichting van de Boerenbond en Ministerie van Landbouw, die als de beste van de wereld mag beschouwd worden, nog meer ons best moeten doen om extra producten voort te brengen en alzo onze plaats te verdedigen op de Euromarkt. Zo kwam hij tot het doel van zijn voordracht, namelijk “GROENTENVOEDERWINNING”. Wij moeten trachten, zo zegde spreker, ons vee zo goed mogelijk te voeden met zo weinig mogelijk kosten. Dat kunnen we allen met onze weiden doelmatig te bemesten, en onkruid tijdig en volkomen te bestrijden, en als teeltafwisseling groenvoeder te zaaien. Hij behandelde achtereenvolgens, met de nodige uitleg over bemesting en waarde-verhouding (eiwit-zetmeel), de teelt van : snijrogge-jong gras, maïs-oud gras, rapen, mergkolen-spruitkoppen-bitterwortelen, beetloof, groene erwten, silo voeders. Hij raadde ook aan het eens te beproeven met luserne hooi dat hier nog weinig gekend, maar toch grote waarde als gedroogd voeder schijnt te hebben; volgde nog zomer rogge en Italiaans raaigras. Als besluit nam hij : wie na veeverbetering ook nog voldoende aandacht besteed aan groenvoederwinning zal zijn plaats behouden in de maatschappij, en hoeft niet te vrezen voor de driegende onweerswolk, EUROMARKT. Na de spreekbeurt werden nog enkele vragen gesteld door de aanwezigen. Met de mededeling, dat volgende vergadering begint te 8u30 en niet 7u30 en het gebed werd deze avond geëindigd. M. Van Steenwinkel.”
Beste gildezusters, de jaarspreuk die heel onze werking in 1960 zal belichten en bezielen luidt : “Met open oog en open hart, God en de mensen in liefde ontmoeten.” Schoner kan het wel niet ! Met zo’n leuze voor ogen en daarbij met een onverwoestbaar vertrouwen op Gods Vaderlijke hulp en op de moederlijke bescherming van O.L.Vrouwke, vatten we met een blij optimisme het werkjaar 1960 aan tot meer glorie voor God en tot meer geestelijke en stoffelijke welvaart van onze duurbare leden en hun schone gezinnen.
Onze vergaderingen in 1960
-14 februari : algemene vergadering met voordracht over : “Water, vriend en vijand.” -24 april : algemene vergadering met voordracht over “Gezond wonen”. -3 juli : feestvergadering met voordracht over : “Begrip voor de jeugd van deze tijd”. -9 oktober : algemene vergadering met voordracht over : “Gezond leven om niet ziek te worden”.
Godsdienstige activiteiten
-Retraite te Antwerpen van 22 tot 25 februari met predikant E.P. Verfaille. -Kapellekenshulde : zondag 1 mei. -Lourdesbedevaart : van 10 tot 17 mei. -Recollectie : 13 november. -Bedevaart Scherpenheuvel en Leuven : 5 oktober.
Lesnamiddagen
-2 februari : Veeverbetering op nieuwe banen. -10 maart : Onderhoud van vloeren. -5 mei : Dagelijkse verzorging van de zieke. De ziekenkamer. -14 juli : Gebruik van elektrische toestellen. -19 oktober : Zelf diepvriezen van voedingsmiddelen.
Voor onze gezinnen
Onder-Onsje voor moeders met opgroeiende kinderen : half november. Onder-Onsje voor jongghuwden : begin 1961.
Uitstappen
-Provinciale gildedag Antwerpen in april. -Uitstap naar Gent (bloemententoonstelling) en Oostakker : einde mei. -Uitstap naar West-Vlaanderen en de zeekust : einde juni. -Uitstap naar Antwerpen : dierentuin en Noordkasteel voor moeders met hun kinderen tijdens het groot verlof.
Foto’s :
-Leestenaars die in de prijzen vielen in de cross te Ramsdonk : Gust Emmeregs, Louis Van Winghe, Edward “Warre” Diddens en Jos De Smet, allen hier op oudere leeftijd.
-Verslaggever van de vergadering van de Boerengilde : Modest Van Steenwinkel.
1960 – 14 februari : Eerste Algemene Vergadering Parochiale Vrouwengilde.
Er waren 135 leden komen opdagen voor volgend programma : -de godsdienstige spreekbeurt van de pastoor : “De waarachtige ontmoeting met Christus”. -voordracht door dhr Vrielinck over “Water, vriend en vijand”. -koffie en koeken. -trekking twee Lourdesafgevaardigden, laureaten waren Rosalie Simons-Hellemans uit de Mechelbaan en Victorina Lamberts-Verlinden uit de Rennekouter. Zij zullen alle leden vertegenwoordigen bij de grote Lourdesbedevaart van 10 tot 17 mei. (“DB”, nr.2 van 1960)
1960 – 15 februari : Vergadering Boerengilde.
“De Boerengilde hield een samenkomst bij Apers aan de brug waaronder een voordracht gehouden werd door de heer Fr. Van Assche over “Slateelt”. Dat deze voordracht van belang was bewees de belangstelling ; achterblijvers hebben wat gemist. Een volgende maal zeker nog meer interesse.” (DB, nr.2 van 1960)
1960 – 15 februari : Bijeenkomst ijveraars mannenbond H. Hart in de pastorij.
1960 – 16 februari – G.v.A. : Diefstal van fietstaksplaat.
Van de fiets van Yvonne Van de Sande, die geparkeerd stond aan een winkel in de Juniorslaan, werd de nieuwe taksplaat gestolen.
1960 – Donderdag 18 februari : Bestrijding der rundertuberculose.
De jaarlijkse algemene vergadering vond plaats op donderdag 18 februari om 18 uur bij de gebroeders Apers aan de Zennebrug. De algemeen secretaris Ingenieur N. Verhaegen, hield een spreekbeurt geïllustreerd met filmbeelden. (G.v.A., 17/2)
1960 – 19 februari : Familie Louis De Croes – Emmerance Van den Heuvel zwaar beproefd.
“Deze dag werden de echtelingen De Croes-Van den Heuvel zwaar beproefd. In een tijdspanne van vijf uur overleed enerzijds de vader en anderzijds de schoonmoeder uit dit huisgezin.” (DB) Op deze 19de februari 1960 overleden zowel Jaak De Croes, de vader van Louis als Octavia Rozalia De Win, de moeder van Emmerance Van den Heuvel, de uitbaters van café De Zwaan op het dorp. Dubbele rouw in de familie.
Jaak DE CROES
Jaak De Croes was te Mechelen geboren op 10 juni 1885. Hij was oudstrijder van 1914-1918 (Vuurkruiser) en gehuwd met Maria Van der Auwera (°Mechelen 23/3/1890, +Mechelen 4/1/1946). “Hij was een rechtschapen man, goedhartig en eerlijk in zijn levenswandel. Eenvoudig en oprecht van omgang, werd hij geacht door al wie hem kende en zijn aandenken zal bij ieder in ere blijven…” Uit zijn doodsprentje.
Octavia – Rozalia DE WIN
Octavie was te Leest geboren op 17 november 1880 en gehuwd met Jan-Baptist Van Den Heuvel. Na hun huwelijk betrok het echtpaar een huisje in de Molenstraat om kort nadien naar de Warande te verhuizen. In 1920 verhuisde het gezin naar een boerderijtje in de Winkelstraat en in 1934 vonden we de familie terug in de Elleboogstraat en was vader Van den Heuvel werkzaam in het Arsenaal. Het gezin bestond toen uit drie jongens en evenveel meisjes. “Ons hart, overstelpt van droefheid, is gebroken en onze ogen wenen want moeder is overleden, een eenvoudige, goede, werkzame moeder en grootmoeder; troost, steun en voorbeeld van hare talrijke kinderen en kleinkinderen. Eenvoudig, stil en vol goedheid heeft zij geleefd en onvermoeid gezorgd voor haar huisgezin. Een voorbeeld was zij van nederige plichtsbetrachting, van toewijding en onbegrensde offervaardigheid, onbewust van de grootheid van haar schone sterke ziel.” Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje.
Jan-Baptist Van den Heuvel was geboren te Leest op 17 november 1876 en er overleden op 12 februari 1950. Octavie overleed tien jaar later eveneens te Leest op 19 februari 1960.
1960 – 21 februari : Dansavond St Cecilia.
1960 – Van 22 tot 25 februari : Parochiale Vrouwengilde - Retraite te Antwerpen.
Predikant : E.P. Verfaille. (DB)
1960 – 23 februari : Spreekbeurt Pater De Laet.
Op initiatief van de KWB hield pater De Laet, missionaris van de Witte Paters, een spreekbeurt over zijn belevenissen in Kongo, voor de studiekring van de KWB. (DB)
1960 – 23 februari : Kookdemonstratie.
“Een kookdemonstratie werd gehouden door de elektriciteitsmaatschappij. Het ging over het klaarmaken van o.m. taarten bij middel van de elektrische cuisiniëre. Deze demonstratie ging door in “Ons Parochiehuis”. (DB)
Foto’s : -Jaak De Croes overleed op dezelfde dag als de schoonmoeder van zijn zoon. -De “Vuurkaart” van oudstrijder-vuurkruiser Jaak De Croes. -Octavie De Win. -Rouwbrief van Octavie.
1960 – Zaterdag 6 februari : Huwelijk Alfons Polspoel-Lisette Fierens.
“De Heer en Mevrouw Jan Fierens-Christiaens en de Heer en Mevrouw Frans Polspoel-Maes, hebben de eer u het huwelijk aan te kondigen van hun dochter Lisette...en hun zoon Alfons... De huwelijksinzegening gevolgd van de plechtige Heilige Mis, zal plaats hebben op zaterdag 6 februari 1960 te 10 uur, in de parochiekerk van de H. Niklaas te Leest. Adres ouders bruid : Winkelstraat 17 Leest. Adres ouders bruidegom : Vinkstraat 3 Leest. Gelegenheidsadres: Winkelstraat 16 Leest."
In de zomer van 2019 kreeg ik een telefoontje van een pientere dame op leeftijd uit de Winkelstraat te Leest met het verzoek om eens langs te komen. Ze stelde zich voor als Lisette Fierens, nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin aldaar. Ik kende Lisette nog van meer dan tien jaar geleden toen ik onderzoek deed naar de geschiedenis van dat hof en zij had me toen meer dan geholpen. Tijdens onze volgende ontmoeting, die uiterst aangenaam verliep, gaf zij me een eigenhandig uitgetypt manuscript mee waarin ze haar jeugdherinneringen had opgetekend, vooral haar ervaringen met Leest. Herinneringen die ze met iedereen wou delen. Alhoewel geboortig van Vilvoorde waar ze nog een tijdlang in de “Far West” gewoond heeft en later ook nog in Hombeek en Mechelen is haar hart altijd voor Leest blijven kloppen.
De eerste rechtstreekse voorvader van Lisette die zich in het dorp vestigde was Petrus Fierens, in het jaar 1669, na zijn huwelijk met Maria Huysmans. Hij was afkomstig van Puurs, zij was een authentieke Leestse. De volgende generaties Fierens zouden tot de tegenwoordige tijd het dorp blijven bewonen.
In dit werkje neemt ze geen blad voor haar mond en vertelt vrijuit over haar familie en haar jeugd. Haar ervaringen in de meisjesschool als leerlinge bij juffrouw De Boeck en de minder populaire juffrouw Maria, de spelletjes die ze speelden, de invloed van de katholieke kerk, over haar buren, over de dorpsdokter, de herbergen in het dorp, de bijnamen, haar ontmoeting met haar latere echtgenoot, over haar liefde voor Leest en haar afkeer voor de fusie met Mechelen. Met haar goedkeuring en om uiting te geven aan mijn respect voor Lisette heb ik haar fraai proza opgesmukt met foto’s uit mijn archief en ook van haarzelf en die voorzien van commentaar.
Lisette en haar man Fons Polspoel hebben op hun beurt gezorgd voor een mooi nageslacht : drie dochters, één zoon, tien kleinkinderen en nog een aantal achterkleinkinderen zetten hun bloedlijn onafgebroken voort. Daar mag ze terecht fier over zijn. Marcel Van Hoof
1960 – 9 februari : Overlijden van Albert VAN STEEN.
Op 11 februari verscheen in G.v.A. het overlijdensbericht van Albert Van Steen :
"Hij was te Leest geboren op 16 mei 1900 en hij overleed godsvruchtig te Mechelen op 9 februari 1960. Hij was gehuwd met Emma Van Eycken. De plechtige lijkdienst, gevolgd van de begrafenis op het stedelijk kerkhof van Mechelen vond plaats op vrijdag 12 februari te 11 uur in de kerk van het H. Hart. Vereniging aan het sterfhuis Auwegemstraat 5 om 10u15. De begrafenis werd georganiseerd door de firma Van den Brande van de Koningin Astridlaan 232."
Albert Van Steen was een zoon van Frans Van Steen (°Steenhuffel) en van Regina Daes (°Rumst) en een broer van de populaire Leestse kleermaker Amandus “Mandus” Van Steen.
Foto’s :
-Huwelijksfoto van Alfons Polspoel en Lisette Fierens.
-Lisette met het manuscript van haar verhaal in augustus 2019.
-Lisette is een nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin in de Winkelstraat.
-Mooie foto van Lisette tussen haar nazaten.
-Het huwelijk van Alice Van Steen met Frans Keulemans bracht alle kinderen Van Steen nog eens samen. Bovenaan uiterst rechts vinden we Albert terug naast zijn vrouw Emma Van Eycken.
1960 – 6 februari : Begrafenis Willem-Frans HUYBRECHTS.
“Willem Huybrechts, lokaalhouder van Sint Cecilia werd ten grave gedragen. Honderden hadden er aan gehouden deze sympathieke figuur naar zijn laatste rustplaats te vergezellen. Dit gebeurde onder de treurtonen van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia waarvan hij een groot weldoener was.” (DB maart 1960)
Willem-Frans Huybrechts, “Sooike”, ook “Soeike” genoemd, was te Leest geboren op 29 december 1906. Hij was gehuwd met Joanna Mathilde “Jeanne” De Bruyn (°Bornem 20/9/1906, +Bonheiden 23/4/1976). Zij waren de ouders van Leopold “Pol” Huybrechts. Bij de begrafenis van “Sooike” hield August Lauwers volgende afscheidstoespraak : "Duurbare vriend, achtbare familieleden en vrienden van de overledene. Het zal velen onder ons tijd en moeite kosten om zich terdege te realiseren dat onze vriend, Frans Huybrechts, niet meer is. Het is moeilijk te wennen aan de gedachte dat deze altijd tot dienst bereide mens ons voorgoed ontvallen is. In naam van de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia is het mijn pijnlijke taak een laatste hulde en afscheidsgroet te brengen aan ons zo diepbetreurd lid-lokaalhouder. In u Frans, verliest onze Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia een toegewijd en ijverig lid en verliezen wij een goede vriend. Op ieder ogenblik, in gelijk welke omstandigheid, mocht onze koninklijke fanfare zeker zijn van uw dienstwilligheid en daadwerkelijke hulp. Gij volbracht uw taak Frans, in volkomen eenvoud. Gij verlangde hiervoor geen dankwoorden of zocht geen lof. Ja, Frans, uw heengaan is voor ons een groot verlies en gij laat een onvervangbare leemte in onze rangen na. Maar wat is onze droefheid in vergelijking met het ontzaglijke leed dat uw familie treft. Voor hen is uw heengaan een onherstelbaar verlies. Zij hoopten nog vele jaren uw liefde en genegenheid te mogen ondervinden. De Heer van leven en dood besliste er echter anders over. Wij buigen he hoofd voor zijn Goddelijke wil. Zwaarbeproefde familie, uw geliefde echtgenoot en vader is niet meer op aarde, doch als christenen weten wij, dat hij nu eerst begonnen is aan het eigenlijke leven, het eeuwig leven, waartoe wij allen voorbestemd zijn. Duurbare familie, wij delen in uw zware rouw om dit grote verlies. Namens de koninklijke fanfare Sint-Cecilia drukken wij ons aller christelijke deelneming uit. Wij houden zijn aandenken in hoge ere.”
Willem-Frans overleed te Mechelen op 1 februari 1960 : “Hij minachtte niemand, deed niemand nadeel, heeft geen laster gekend en uit liefde tot God bewees hij gaarne dienst aan elkeen, iets zeer zeldzaams in deze moderne tijden. Daarom zal hij ’n blijvende herinnering zijn bij allen die hem gekend hebben.” (Uit zijn gedachtenisprentje)
“Frans Huybrechts was een lokaalhouder die door de Cecilianen op handen werd gedragen omdat hij uit volle overtuiging op zijn manier meewerkte aan de uitbouw van de fanfare. Alle concerten en een groot deel van de repetities vonden plaats in het fanfarelokaal. Maar ook op de werkdagen was er volk in de zaak. Landbouwers die van de markt kwamen en arbeiders die van hun werk naar huis gingen, kwamen langs om nog wat met elkaar te babbelen of om het laatste nieuws van de fanfare te vernemen. Op zondagvoormiddag na de mis was de zaak vol. Er werd aan zo goed als alle tafels met de kaart gespeeld. Het fanfarelokaal was in die tijd het echte centrum van het verenigingsleven. Aan de muren van het café hingen alle diploma’s van de muziekwedstrijden die de fanfare had weten te winnen. De bekers stonden op de schouw boven de “Leuvense stoof”. Het verhaal deed de ronde dat wanneer Frans Huybrechts vond dat er te weinig volk in het café was hij naar de andere cafés in het dorp trok en daar een rondje betaalde. Wanneer hij dan terug thuis in de eigen zaak kwam, was die meestal met klanten gevuld. Na het overlijden van Sooike zette zijn echtgenote de zaak verder met medewerking van haar zoon Pol Huybrechts en zijn echtgenote Maria Buggenhout. In die tijd waren er nog geregeld bals van de Leestse verenigingen, vooral van de fanfare : het groot bal, het carnavalbal en natuurlijk de bals ter gelegenheid van het ledenfeest. De kermisbals organiseerde Jeanne zelf voor eigen rekening. Vooral het bal op tweede paasdag was telkens een reuzengroot succes…” (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
1960 – Zaterdag 6 februari : Ongeval met Leestenaar.
Op de Antwerpsesteenweg te Mechelen botste de Jan Loockx uit Mechelen met zijn scooter op de fietsende Jan De Boeck uit Leest. Eerstgenoemde liep een armbreuk op en werd naar het ziekenhuis overgebracht. De Leestenaar liep lichte kneuzingen op. (G.v.A., 6/2)
Foto’s :
-Rouwstoet ter gelegenheid van de begrafenis van Willem-Frans Huybrechts. Vooraan een afvaardiging van het bestuur en de vaandeldrager : Frans Robijns, Vic Verschueren, Karel Lauwens en August Lauwers.
-Willem-Frans “Soeike” en zijn echtgenote Jeanne De Bruyn.
-“Soeike” was tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van het Geheim Leger.
-Hij organiseerde na de oorlog verschillende reizen naar diverse bestemmingen. Op de foto staat hij uiterst rechts voor de futuristische bus.
-Hetzelfde reisgezelschap op dezelfde bestemming Lourdes anno 1953.
1960 – Maandag 18 januari : Algemene vergadering Bond der kroostrijke gezinnen.
De afdeling Leest van deze Bond hield zijn algemene vergadering om 19u30 in ‘Ons Parochiehuis’. Als spreker trad dhr Verbeeck op, een lid van de propagandadienst van het centraal secretariaat. Vooraf werd een kleurfilm vertoont, waarin een humoristische causerie volgde met als titel : “Hou je van mij ?” Tot slot volgde nog een tombola. Iedereen, ook niet-leden waren welkom, uitgenomen personen onder de 18 jaar.
1960 – Woensdag 20 en donderdag 21 januari : Bedeling taksplaten.
Van 9 tot 12 uur kon men in het gemeentehuis van Leest taksplaten bekomen. Rijwielen : 100 fr., bromfietsen : 135 frank, stootkarren en triporteurs : 105 frank, handelskarren : 420 frank, honden : 200 frank.
1960 – 21 januari – G.v.A. : Aanrijding met vluchtmisdrijf.
“De fietser C. Fr. uit Leest veroorzaakte te Mechelen een aanrijding met een bromfietser die hierbij ten gronde stuikte. Genoemde wielrijder vervolgde ongestoord zijn weg zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Een automobilist was echter getuige van de aanrijding en achtervolgde de vluchter die hij dan ook kon vereenzelvigen. Voor de rechtbank verschijnend werd de fietser die door de politierechter eens goed onder handen werd genomen verwezen tot een geldboete van 2.000 frank en tot 2 maand ontzetting.”
1960 – 27 januari – G.v.A. : Klacht van Jan Verlinden.
“Klacht werd op het politiebureel ontvangen van Verlinden Jan, wonende te Leest, wegens het feit dat hij op 16 januari 1960 met zijn auto aangereden werd op de Zandpoortvest, door een ander voertuig waarvan de bestuurder zijn weg vervolgde. Stoffelijke schade.”
1960 – 31 januari : Onze Grote Chiro-avond.
“Voor een goedgevulde zaal en aangekondigd door trommelgeroffel begon de feestavond om 18u40, precies 10 minuten over tijd. De aangekondigde grote Chiro-avond beloofde iets te zullen worden, daar getuigde de eenvoudige inzet ten volle van. De ontroerende “OPERA” van de Zenne zowel als de “ONVOLTOOIDE OPERETTE” van de Visser, bracht nadien de gewenste stemming in de zaal…de beoogde atmosfeer was er. Och ja, het opvoeren van het “ZEGELIED”en de “TROMMELJONGEN” zijn van wat minder kwaliteit geweest maar wat wilt ge ? Jongens kunnen toch niet altijd het aux sérieux nemen als de meisjes ? De film van de 60.000 ! moeten we daar niet op terug komen ; geweldig ! “GROOTS !” “MACHTIG !” En die kleuren. Weet ge wat ? Er zijn mensen die zeggen dat de pauze zeer fijn was ! De hoofdschotel “HET LICHT DER BERGEN” was ook een hoofdschotel. Wat deze film ons te zien liet was een brok uit het echte, het ongekunstelde, het reële leven. We zijn er van overtuigd dat men van deze film genoten heeft. (waartoe anders de tranen bij VELE mensen ?) Wat we zagen weet iedereen en er blijft ons juist te zeggen : “IN EEN WOORD” ’t was “FIJN”. Wat we nu verder gaan doen is het volgende. De vastenwerking staat voor de deur, daar gaan onze afdelingen zich thans op toeleggen om er een schone vastenwerking van te maken ; maar ook de kerels zullen zich verbeten vasthouden aan hun opgelegde taak… In ieder geval, vele groeten aan al de Chirojongens, aan alle soldaten, ouders en lezers van De Band maar vooral aan leider Jos Verlinden. Leider van dienst.” (DB, januari 1960)
1960 – 2 februari : Vrouwengilde - Technische les met bespreking.
De heer Hellemans uit Duffel behandelde het onderwerp “Veeverbetering op nieuwe banen”. Uitzonderlijk was deze activiteit gemengd, ook de mannen mochten meeluisteren. Intussen bedroeg het ledenaantal 227. (DB, nr. 2 van 1960)
1960 – Woensdag 3 februari : Dodelijk verkeersongeval te Herent.
Die dag had op de baan Leuven-Mechelen, op grondgebied Herent, een botsing plaats die het leven kostte aan twee motorrijders. Een motorrijder met duozitter, kwam vanop de baan van Tildonk en negeerde de stop-plaat en het knipperlicht, met volle vaart de grote baan opgereden. Daar kwam hij in aanrijding met een vrachtwagen van de Mechelse firma De Rooster. Door de slag schoot de motor in brand. De chauffeur van de vrachtwagen, Victor Verschueren uit Leest, slaagde erin, geholpen door enkele omstaanders, de brand te blussen. De motor was echter door de brand totaal vernield. Een ziekenwagen, die toevallig kwam aangereden, vervoerde de motorrijder naar Leuven terwijl een andere ziekenwagen de duozitter meenam. De motorvoerder A. Peeters uit Wilsele was echter op slag dood en de duozitter O. Van Hulle, eveneens uit Wilsele had zulke brandwonden opgelopen dat hij onderweg overleed. Aan de vrachtwagen werd zware schade toegebracht. Het onderzoek ter plaatse werd geleid door politiecommissaris Van den Brande. (G.v.A., 4/2)
N.v.d.r. : In de krant was waarschijnlijk een fout gebeurd in verband met de naam van de vrachtwagenbestuurder. De identiteit van Vic Verschuren (Verschuren zonder de letter E) (°Leest 5/5/1930 +Mechelen 24/1/2003) , gehuwd met Ida Mertens beantwoordde meer aan de gegevens van het krantenartikel.
Foto’s :
-Een fietstaksplaat van de provincie Antwerpen, hier van het jaar 1956.
-De filmaffiche van “Het licht der bergen”,een Belgische film uit 1955 van Gust Geens en Hugo Van den Hoegaerde naar het gelijknamige boek van Franz Weiser.
-De Chiro van Leest tijdens een processie in 1960. Vooraan : Marc Lamberts, Guido Hellemans en Jos Verlinden.
-Victor Verschuren, in de tekst staat de naam mogelijk foutief met een E genoteerd, was vermoedelijk de chauffeur van de vrachtwagen.
1960 – Vrijdag 8 januari : Dodelijk verkeersongeval te Leest.
G.v.A., 9 januari : “Op de Juniorslaan te Leest had vrijdagmorgen omstreeks 8 uur een aanrijding plaats waarbij een inwoner van genoemde gemeente de dood vond. Langsheen de Juniorslaan stond een autocamion met aanhangwagen van de internationale transportfirma Koeneman en Zonen, geparkeerd deels op de rijbaan en deels op de grasberm. Een personenwagen bestuurd door de hovenier Robeyns Frans, wonende Kleine Heide, is met volle geweld tegen de achterzijde van de camion gebotst. Hierbij werd genoemde bestuurder Frans Robeyns vrijwel op slag gedood terwijl zijn 40-jarige dochter mevr. Raymond Teughels – Rosa Robeyns die naast hem was gezeten minder erge verwondingen opliep en ter verpleging naar de St-Romboutskliniek werd overgebracht. Het stoffelijk overschot van het slachtoffer werd naar het gemeentelijk dodenhuis overgebracht. Het Parket, samengesteld uit onderzoeksrechter Lowagie, subsituut De Mesmaeker en griffier Audiëns, stapte ter plaatse af, terwijl de Rijkswacht van Blaasveld de nodige vaststellingen deed.” (Onderaan een foto van het ongeval)
Frans Robeyns was te Tisselt geboren op 20 januari 1893 en gehuwd met Elisabeth Hieckeleers. “Mannelijke rechtschapenheid en innemende goedheid kenmerkten de dierbare overledene. In alle eenvoud volbracht hij de hem opgedragen taak, edelmoedig diende hij zijn evenmens, daarom ook zal zijn aandenken duurbaar zijn aan al degenen die hem gekend hebben..” Mooie woorden uit zijn bidprentje.
1960 – 17 januari : Afscheidsfeest van zuster Liberta (Paulina Robijns).
“Laten we maar beginnen met het ronduit te zeggen dat deze avond als afscheid van E. Zuster Liberta een waardige en welgeslaagde avond is geweest. Ondanks het gure weder was de opkomst zeer bevredigend en mochten we andermaal meer dan twee uren nader kennis maken met het missieleven. De feestavond werd ingezet door de “Koninklijke Fanfare Arbeid Adelt” onder leiding van de heer Van der Taelen, om plaats te maken voor de “Koninklijke Fanfare Ste Cecilia” onder leiding van de heer Rik De Bruyn. De muziek had het voorbereidend werk gedaan om dan de hoofdschotel ten beste te krijgen. Terwijl plaats geruimd werd om de filmvertoning te geven werd door Mejuffer Rheinhard enkele woordjes gezegd en dan nog wel terloops voor “haar Linneke” en deed vooral een beroep op de vrijgevigheid der aanwezigen om in de mate van het mogelijke geldelijke steun te verlenen. De filmvertoning zelf was een parel ! Met omlijsting van zeer gepaste muziek hebben de aanwezigen mogen kennis maken met een der schoonste missiewerken n.l. “bij de Melaatsen”. Zou iemand, zonder die werkelijke toestanden te hebben gezien zich wel een gedacht kunnen vormen hebben van het apostolaat dat deze Missiezusters en leken volbrengen ten bate van onze zwarte broeders en zusters ? Heeft men zich ooit kunnen indenken dat er zoveel leed heerst en wat zou er geworden van hen indien geen hulp zou verleend worden om die ongelukkigen te troosten, te verzorgen en…te genezen. Zou men die bewondering kunnen ontzeggen aan die zusters en priesters-missionarissen die jarenlang vertoeven bij hen die bij hun afwezigheid, verstotelingen zouden zijn en blijven ? Laten wij naar hen met fierheid opzien ! Buigen wij eerbiedig het hoofd voor die eenvoudigen en grote helden, die de WAARHEID met woord en daad toepassen tot heil der ongelukkigen. Wat we te zien kregen was eenvoudig, enig en schoon, en allen die de gelegenheid hadden gegrepen om tegenwoordig te zijn zullen die dag nog lang geheugen. Met een dankwoord van zuster E. Zuster Liberta besloot deze avond in de beste stemming en elkeen toog ten zeerste voldaan naar huis. Wij wensen onze dorpsgenote een voorspoedige reis toe, het behoud van een goede gezondheid en een verder mooi apostolaat door Gods zegen ! Spectator.” (De Band, nr.1-1960)
G.v.A. van 14 januari : Afscheidsfeest.
“Na een welverdiende rust van enkele maanden vertrekt binnen enkele weken voor de derde maal naar Kongo, Zuster Liberta, van de Zusters van het H. Hart. Te dezer gelegenheid had zondag in “Ons Parochiehuis” een intieme feestvergadering plaats, waarop heel Leest wilde tegenwoordig zijn om hulde te brengen en dank te betuigen aan een van haar verdienstelijkste dorpsgenoten, in de wereld juffrouw Pauline Robijns. De zaal liep weldra bomvol. Vooraan zaten de ouders en familieleden van de Eerw. Zuster, Z.E. Pastoor en Onderpastoor alsmede E.P. De Laet, eveneens een missionaris in verlofperiode uit Kongo. Z.E.H. Pastoor leidde de vergadering in met een korte toespraak, waarin hij wees op het karakter van deze feest- en afscheidsvergadering en bracht een warme hulde aan de Zuster voor haar prachtig en heerlijk missiewerk. Daarna kwam juffrouw Rheinhard nog eens de “feestelinge” bedanken in naam van haar vroegere oude B.J.B.-zusters. Vervolgens kregen de aanwezigen enkele muzikale uitvoeringen ten gehore door de beide plaatselijke Kon. Fanfares. Nu volgde een prachtige kleurfilm over het “Dorp der Melaatsen in Kongo” afgerold door de E.P. van het H. Hart. Deze mooie film was meer een goede documentair over deze vreselijke ziekte, die thans geneesbaar schijnt, mits op tijd een goede verzorging. Tussenin deed de Eerw. Zuster een omhaling ten voordele van haar missie. Op het einde dankte zij al de aanwezigen om hun milde gift en vroeg nogmaals de steun van al haar dorpsgenoten vooral een vurig gebed voor haar en haar zo duurbare zwarten in Kongo.”
Joanna Paulina Robijns werd in de Blaasveldstraat te Leest geboren op 9 oktober 1911 en ze overleed te Borgerhout op 3 februari 1993. Daar werd haar uitvaart gevierd waarna ze begraven werd te Rumst. Meer over zuster M. Liberta in deze Kronieken : 3/2/1993.
Foto’s :
-De personenwagen waarin Frans Robeyns aan zijn einde kwam. (Foto : G.v.A)
-De laatste rustplaats van Frans en zijn echtgenote op het kerkhof van Leest.
-Tweemaal Pauline Robijns, zuster Liberta.
-Maria Rheinhard, “Jufra Marja”, nam ook deel aan het afscheidsfeest van “haar Linneke”.
1960 – Zondag 3 januari : De Landelijke Jeugd in nieuw lokaal.
De meisjes van de Landelijke Jeugd kregen van de pastoor een nieuw lokaal toegewezen in “ons Parochiehuis”.
Kom toch eens kijken
“Zoals elke beweging heeft ook de Landelijke Jeugd van Leest, met veel moed 1960 aangepakt. We moeten op de eerste zondag van ’t jaar voor de eerste keer in ons “eigen” lokaal. Een grote gebeurtenis moet u weten ! We namen in ’t begin soms nog wel eens een verkeerde deur, maar er zijn nog mensen die zich hiermee vergissen. Er kwam o.a. een Mijnheer aan onze deur kloppen : “zijn de Chirojongens hier niet ?”vroeg hij heel verwonderd, “welnee Mijnheer, ’t is hier Landelijke Jeugd”, de Chiro zit ginderachter… Dus voor degenen die ons adres nog niet zouden kennen : Leidersjeugd, Ons Parochiehuis, eerste deur rechts. Ge loopt er bijna vlak binnen als ge door ’t poortje zijt. Misschien zou dit wel van nut kunnen zijn voor de meisjes die nog niet bij onze groep behoren. We nodigen allen vriendelijk uit en hopen dat er velen zullen zijn die eens komen kijken…och ja, nu denk ik weer aan iets. Men heeft me gevraagd het liedje van de landelijke jeugd in De Band te laten zetten. En…belofte …mannen zijt ge klaar.
Dan beginnen we :
-komt toch eens kijken, -hoe ’t gaat in de Landelijke Jeugd. -’t Zal dadelijk blijken, -daar is steeds zon en vreugd.
-Eenieder zorgt voor een blije lach, -een fris humeur en een “goeie dag” -en komt er dan een nieuwe bij, -dan zingen we samen vrij : komt toch eens….
-We kregen nu ook een goed lokaal, -de verf die komt er nog wel aan -en tafels, stoelen zijn besteld, -Mijnheer Pastoor heeft nog geld. Komt toch eens…
-’t Is trektocht, speurtocht in de wei, -of binnenspel bij regentij. -De avond is daar veel te snel -Goenacht en slape wel…Komt toch eens …
Natuurlijk, Mijnheer Pastoor heeft er hopen geld aan uitgegeven, maar we zijn hem dan ook heel dankbaar. Het is een prachtig lokaaltje geworden, ’t was eerste klas om er op 17 januari lekkere koeken te smullen. Wat er verder nog allemaal op het programma staat gaan we nog niet vertellen, daar hoort ge later nog wel van. Aan u, meisjes van de Landelijke Jeugd zeggen we nog dit : vergeet uw wachtwoord niet en breng vele nieuwe leden mee, dan kunnen we samen werken en zingen : KOM TOCH EENS KIJKEN… Hilde Silverans.” (DB, januari 1960)
1960 – 5 januari : Sergeant milicien Walter VAN DE POEL.
-Antwerpen, 5/1/1960 : “Hier kom ik dan met mijn nogal late nieuwjaarswensen aandraven. Ik heb uw kerstkaartje hier wat laattijdig ontvangen, maar het is nooit te laat om iemand geluk en voorspoed te wensen. Aan allen die ik met kerstmis niet ontmoet heb, een zalig kerstfeest en aan allen een gelukkig Nieuwjaar. Van harte wil ik u danken voor de geschenken en wensen. Het spijt me beste vrienden, dat ik u niet vaker kunnen schrijven heb, maar de laatste maanden, en vooral de laatste dagen, heb ik daar ongelukkiglijk de tijd nog niet voor gekregen, want ons sergeantenleven wordt druk bezet, vooral in troebele tijden zoals we er nu beleven. Elke dag zit hier vol emotionele spanningen. Elk ogenblik kunnen we bevel krijgen met een bende camions te vertrekken voor onbepaalde tijd. Het is hier alles behalve plezierig. Doch we hopen op een spoedig afzwaaien. Onze lintmeter is al met een paar cijfers verkort. Nog 143 dagen jongens. Maar met al die blijde vooruitzichten blijft het hier toch maar door en door triestig, beter kan ik het niet uitdrukken. De toestand is hier werkelijk onbeschrijfbaar. En als ge dan ’s avonds maar eens buiten mocht, maar daar is geen denken aan. Beste vrienden, laten we hopen dat alles rap voorbij is en dat ik gauw weer mijn burgerkostuum aan mag trekken. Tot binnenkort jongens, ’t sergeantje van de Bist.”
Foto’s :
-Twee kiekjes van de Landelijke Jeugd uit die periode.
-Leidster en verslaggeefster Hilde Silverans.
-Twee foto’s met Walter Van de Poel, onderaan als derde van links.
“In ons blad van november 1959 hebben wij een ingezonden bericht opgenomen nopens het aanstaande zestigjarig bestaan van de K.Fanfare Ste Cecilia van Leest. Ten einde onze gemeentebewoners meer vertrouwd te maken met alles wat er gepresteerd werd en wordt, zijn wij ons licht gaan opsteken om te weten te komen hoe deze muziekmaatschappij tot stand kwam en verder evolueerde : in één woord de geschiedenis ervan te kennen. In onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de gekende hoeven o.m. “de Rendelbeekhoeve”, deze van “Kobe Lates”, “Ter Moortere” e.a. en waar sedert 1552 de goede mensen ter kerke worden opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen, met de open natuur om zodoende het educatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief te hebben. Peter Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan de muziek te beoefenen. Onder die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan boord en de stevige hand aan het rad. Het was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een tocht van 5 maand op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt worden. De statuten van de muziekmaatschappij Sint Cecilia werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het gemoedelijke Leest. Het was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Van Hoof Constant en opstapten naar het dorp met als stapmars “Hulde aan Mr Mathys” getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als terminuspunt “De Vlaamse Leeuw” gehouden door lokaalhouder Van den Heuvel Theodoor tot in het jaar 1906. In dat jaar kwam er een nieuwe lokaalhouder, n.l. Wannes Van Crombruggen om opgevolgd te worden door Verschueren Emiel, en vanaf 1931 door Huybrechts Frans, met terug als uithangbord “Ste Cecilia”. Terloops moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan waren. Alles begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, dus 1902, ontvingen de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming “Fanfare Ste Cecilia 1899”. Wie zou ooit durven denken hebben dat zo een “sosjeteitje” zo snel een poging zou gedaan hebben om “medaljes” te veroveren ? Er staat ergens geschreven : “de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid”, ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen. De geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om te vernemen ; medailles werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel (1902), Oostende (1902), O.L.Vr.Waver (1902), Antwerpen (1903), Hombeek-Heike (1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906), Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt (1909), Blaasveld (1911), Kap./o.d./Bos(1913), Oostende (1925), Humbeek (1934) en Mechelen (1934). De hogervernoemde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik DE BRUYN, dat was in 1938. Op welke manier de muziekmaatschappij onder deze leiding verder evolueerde zullen we een volgende maal vertellen.”
Het vervolg verscheen in De Band nr. 2 van 1960 : “De periode van 1899 tot 1938 waren jaren van zwaar labeur geweest, van opoffering en uithoudingsvermogen om al het braakliggende land te herschapen in weelderige velden en bloeiende wijngaarden. Het zaad met volle handen op de akkers uitgeworpen bracht een rijke oogst. Van nà de tweede wereldoorlog tot op heden werd deelgenomen aan 16 muziekwedstrijden : (Oud-Turnhout-Hemiksem-Berlaar-Londerzeel-Londerzeel St Jozef-Eikevliet-Hingene-Willebroek-Antwerpen-Itegem-Tisselt-Wolvertem Westrode-Westmeerbeek(2)-Londerzeel-Pulle-Oostduinkerke.) DE UITSLAGEN :16 eerste prijzen met lof van de jury – één erediploma – één ere-wimpel. Begonnen in een marswedstrijd lagere en een korpswedstrijd in 3de afdeling te Oud-Turnhout was de overgang naar 2de afdeling in ’t zelfde jaar 1948 een feit en dit te Hemiksem om in 1954 naar 1ste afdeling over te gaan. De viering van het zilveren jubileum had plaats in 1924 en de benoeming tot Koninklijke Fanfare in 1954. Voor Chef en muzikanten moet het wel de schoonste beloning geweest zijn voor de dikwijls afmattende herhalingen en verplaatsingen. Het mag gezegd dat men trots mag zijn op het verleden en door volharding de toekomst vol vertrouwen mag tegemoed gegaan worden. De muziek spreekt tot het hart en hoe dikwijls heeft LEEST niet gezinderd onder haar opwekkende tonen ? De muziek is vreugde die zovelen gelukkig maakt, want wij stervelingen zijn zo onvolmaakt dat we soms geen vreugde vinden maar ons gegeven wordt door de muziek. ’t Is werk dat gelukkig maakt. Wij zijn geschapen om te veroveren ; het grootste werk van de mens is te bouwen aan de volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid om een volwaardig mens te worden. Een aanhoudende activiteit ontwikkelen is bijdragen tot het welzijn van de gemeenschap. Moge de “Koninklijke Fanfare Ste Cecilia” onder de leiding van de heer RIK DE BRUYN, groots door zijn eenvoud, op de handen gedragen door iedereen, gekend door zijn leuze “voor kerk, kunst en cultuur” verder bloeien ! Dat de klanken hunner instrumenten mogen voortwiegen over weiden en velden en de echo moge opgenomen worden door de bomen waar de vogels ze zullen beluisteren ; dat zij mogen doordringen tot bij onze landbouwers als CREDO om nog lang te mogen genieten van de goddelijke muziek ! AD MULTOS ANNOS ! L.V.L.”
Viering zestigjarig bestaan met een muziekwedstrijd
In mei 1960 werd het 60-jarig bestaan van de vereniging toch nog met succes gevierd. De feestelijkheden werden geopend op woensdag 25 mei met een concert tegeven door de Kon. Fanfare “Arbeid Adelt” Leest, de Kon. Fanfare St. Cecilia Heffen en het Trompetkorps van de Kon. Wielerclub Hombeek. De tweede “Grote Internationale Muziekwedstrijd voor harmonieën en fanfares” van St Cecilia Leest had plaats op 26, 28 en 30 mei. Aan deze wedstrijd namen 43 muziekverenigingen deel. De wedstrijd werd georganiseerd op een terrein aan de Juniorslaan in de buurt van de Aa-beek. Op de Juniorslaan werd de marsenwedstrijd gehouden en de concertwedstrijd had plaats op een kiosk op het feestterrein. Aan de wedstrijd namen naast Vlaamse ook Waalse en Nederlandse verenigingen deel.
Foto’s :
-De allereerste muzikant van Sint-Cecilia garde Constant Van Hoof.
-Rik De Bruyn.
-De Kon. Fanfare Sint-Cecilia in 1953.
-De voorpagina van de brochure van de wedstrijd van 1960.
Zuster Melanie (Christine De Laet) tastte in haar herinneringen : “Gebrilde geleerden hebben, van onder het stof der eeuwen, de geschiedenis van Leest opgedolven en voor onze verbaasde blikken de gloriedagen van voorheen doen herleven. Maar laten we ook een stukje domein betreden “waar nooit mensenhand de voet heeft gezet”, nl. dat van de kruistochten, want ’t is toch vanzelfsprekend dat Leest, hetwelk zo menig held voor de boerenkrijg en zoveel geld voor alle ander krijg gegeven heeft, ook zijn kruisvaarders moet gehad hebben. Een bewijs ? Is er bij ons niet een straat die nu nog “de Kruisweg” heet ? Zijn er bij ons niet de “kruistochters” ? Wat zeg ik ? Leest is er vol van. En Godfried van Bouillon’s leuze : “God wil het !” is ook nog de onze. ’t Is dus duidelijk dat wij kruisvaardersbloed in onze aderen hebben. Er is echter nog meer ; wij zijn van oude adel. Leest klimt op tot de meest eerbiedwaardige oudheid. Heeft het de overblijfselen niet van een antieke Romeinse villa ? Treft men er nog niet namen aan als Juul, Cesar, August, Constant enz ? Waar besloegen Julius Caesar, Augustus, Constantijn de Grote, alle keizers en koningen hun paarden tenzij bij ons, vermits men toch bij ons hoefijzertjes uit die tijd terugvond. Wie zal het tegenspreken, dat Leest, hetwelk Romeinse heirbanen had, dat Leest-Centraal van oudsher een kruispunt der wegen was van Noord naar Zuid, van Oost naar West ? Ligt het niet tussen Mechelen dat de Pausen kiest en het beroemd Breendonk, bakermat van heldenmoed ? Ligt het niet tussen Battel en Heffen, tussen Hombeek en Blaasveld, ja zelfs met een hoekje tussen Tisselt en Triest ? En vandaar, over slechts enige landen heen, ’t is maar een boogscheut verder, bereikt ge Triest Zuid, of op zijn Frans-Italiaans : “Triëst”, de wereldhaven, kruispunt van Europa, Azië en Afrika, ja Amerika enz. Daar staat Leest allemaal mee in betrekking. Oudste en jongste geschiedenis omhelzen elkaar te Leest. Is het dan te verwonderen dat Leest zo een aantrekkingskracht heeft ? Dat niet alleen grote doorluchtigheden, maar ook marskramers en andere klanten en kornuiten, Leest kruisen op hun doortochten ? Wat kwam er, toen we nog in de kinderschoenen of –blokken liepen, allemaal niet langs de straat, om met veel larie en tamtam, zijn chronische aanwezigheid te trompetteren ! Dinsdag kan geen dinsdag zijn zonder zijn springvloed van “z-a-a-n-d !”waar we al dadelijk op aanrukten, gewapend met een emmer en zes centen, zodat de huisvloer dan weer in ’t wit stond en voor een week bestand was tegen de onbesuisde aanvallen van allerlei voeten of kattenpoten. Ja, dat zand moet u weten was destijds een macht te Leest. Als Dumont eens drastisch wilde optreden tegen een telaatkomer als V.D.G. bv., dan luidde zijn decreet : “V.D.G., volgens de wet, naar Blaasveld om zand !” Maar zand had nog meer dan een gewone, het had een mysterieuze macht : het maakte de mensen, vooral de mannen, tureluut. Zouden er soms geen bewijzen zijn ? Een lange slungel van sliereslarie, met zijn eigen broek en jas aan, liep met een emmer naar…maar ’t was Seppe de zandman niet : ’t was Van Schoor, die vroeg zonder hartkloppingen : “Posselaan en van allester, ma maske ?” –Denk toch maar : “ma maske !” met een moustache ! En ook : een moustache die, met een emmer, porselein en plus nog “van allester” loopt kopen, voor zes centen ! Maar nu van Van Schoor gesproken : die kwam nog al eens overgewaaid en men mocht hem wel graag, al kon hij soms wel eens iemand een onlekkere kool stoven. In ruil tegen alle rommel, schonk Van Schoor speelgoed, snuisterijen en vooral “van allester”. Verrukt door al die schittering, liep ik eens stiekem, vaders nieuwe schoenen halen en “verkocht” ze aan Van Schoor voor wat goudpareltjes, welke broze kostbaarheid ik zo stevig in mijn knuist drukte, dat ik ze dra tot pulver kapot kneep natuurlijk. De grote kat kwam echter pas voorgoed op de koord dansen met die verdwenen schoenen onzaliger gedachtenis : o jéékes toch ! ’s Vrijdags morgens spoot als een fusee, een scherp gerekt : “Goeie verse vi-i-is” de lucht in, dat het u door ziel en zenus scheurde. Donderdags namiddags kwam de “petrolkar” met keldersprongen aanrammelen. Haar holle gebarsten bel klepte en jengelde daarbovenuit een alarm als : “ ’t Land is in nood !” Pol, één blinkende blauwe vettigheid, wipte van zijn bok, tapte tapte, scharrelde naar zijn beurs, telde, lachte al zijn scheve tanden en zijn sjiek bloot en “merci”, hoepsa ! ’s Maandags kwam Jaakske aansjorren met zijn klutske patatten, zijn lege klak, zijn Vader onzen en soms een geërfd “Ideaal” erbij. Nu of er in een klutske patatten en een lege klak veel inzit weet ik niet, maar met gebed en ideaal kan men wel een kerel worden, ja een hele kanjer van een kerel, dat is zeker. ’s Zondags in de zomer meldde een hoog blij getuut-tuut, de komst van Wiske. Daar draafden alle dorstigen ijlings naartoe. Een ronde broekpagadder uit de buurt kwam dan rood puffend binnenvallen : “Adele : ga, twee centenhalf : crème de glacé is daar !” Een uur of zo later, raakte ook soms de lucht vol schor geroep en dra ook vol afvliegende koppen en poten van “gernôôôt !” De rest ging volgens iedere devotie, hap-snap-snorum, busken of buksken in. Er was ook nog de dubbelganger Guske, bij wie het was lijk bij den Bolle zijn bierglas : vol-leeg-leeg-vol. Zijn vol karreke kraaide : “Mosselééé !”, zijn leeg kakelde : “Voddééé, vodden en bieéééné”. En zijn eigen benen mochten een vierde van hun leven luieren, tot ze in de Zenne schoten, helaas. Nu dat was hun schuld niet, noch die van de Zenne, en de onze ook niet. Alle jaren verscheen op het Leestse werelddeel de figuur van “Pikken en Zeisen” om ons zijn voorraad ijzergerammel, sproethanden en Vlaams met dik Duits haar op ten toon te spreiden. Eens kwam er ook een kwidam om ons te beschermen tegen ketters en ander goddeloos gebroed en krees, honderd uit, langs de straat : “Almanakken van Snoeck, Kerkboeken zonder énen vloek !” Doch daar er bij ons geen kerkboeken zijn met vloeken of vloekskens, kwam hij niet meer terug. En nu nog een heuglijk gesprek, getuige van wat men te Leest aantreft als Vlaamse zin voor realisme, mystiek en bondige zeggingskracht. Het gebeurde met een “Pijt” uit de buurt : en wat zijn Pijten ! Met een hardhorige Pijt, een Pijt vooral met een vanaf haar Doopsel, hartgrondige afschuw voor de duivel en zijn pomperijen.- Welnu, Pijt was alleen thuis. Buiten regende het pijpenstelen, lange en dikke ! Komt daar een geheimzinnige Witte Berg naderbij schuiven en daaronder twee lodderbenen, die spoedig het eigendom blijken te zijn van een kromme leurder. De berg klopt op de deur, bonkt, tremt en tamboert : niets. Kijkt…door ’t sleutelgat. –Pijt vermoedt vaag, sluipt nog krommer dan krom, nabij, loert…ook door ’t sleutelgat : vier ogen in een zachtzinnig sleutelgat…dat plots davert van een vervaarlijk : “Zwette Ros, koopte geen honderd ellen lijnwaad ?” –Kon dat nu de Engel Gabriël zijn ? Peins nu toch eens : tegen zo’n brave Pijt en “Zwette Ros” nog wel ! Pijts stem rettelt op een siebot dan ook scherp schetterend terug :”Loopt zwetten duuvel !” Dat was historisch, het eerste interview. Kunst, wetenschap, politiek, ’t is tegenwoordig over heel de wereld, al interview dat de klok slaat. Maar Leest heeft er het brevet van : bij ons is dat ding geboren toen met Pijt, in dat sleutelgat. Hoe echt, hoe juist, hoe schoon, of kan het soms raker ”inter-view” ? Dat sleutelgat moest men bewaren, in een museum, ergens goed in ’t zicht, met eropgespoten : “Leest 1908, of daaromtrent toch.” Maar die historie van Pijt had nog een staartje : bij het horen van Pijts bewering is de Witte Berg snel met benen en al, zuidwaarts afgezakt. Pijt grijpt nog gauw echter een koterhaak, en door haar tandeloze mond en de pijpenstelen heen, sist ze hem nog een schoon schietgebed achterna. ’t Was een beetje te laat, maar anders, met haar ogen en met die koterhaak, had ze Turken kunnen verslaan in de kruistochten ! En nu, dierbare oude beelden, die me een poos hebben verblijd, moeten we afscheid nemen. God plaatste ons hier aan een schone, grote taak, die ons volledig opeist, maar aan dewelke we ons gaarne geven voor Hem, met volle inzet. Wie van de Leestse jongeren komt hier mede de schouder aan het wiel zetten en ons nu wat vertellen over Leest en zijn “Nieuwe Beelden” ?” (DB, januari 1960)
1960 – Januarinummer “De Band” : Nieuws van de K.W.B.
“Met genoegen hebben wij de roep van het nieuwe bestuur van Milac beantwoord om verder mee te werken aan haar werking ; wij wensen hun verder een zeer vruchtbare werking en zij mogen verder op onze algehele medewerking en sympathie rekenen. Zeer gemeend danken wij ook onze vriend JAN DE DECKER voor al wat hij gepresteerd heeft in dienst van Milac ; onze arbeiders hebben dat zeker gewaardeerd, want het is ten slotte toch onze vriend Jan die de stevige basis van de soldaten-actie heeft gelegd en in stand gehouden op onze parochie ; Jan nogmaals de dank van onze arbeiders voor dat alles. WAT NU MET DE KWB ? Na de verwezenlijkingen van de laatste maanden die wij hier niet meer moeten herhalen, hebben wij nog enkele bijzondere zaken voor ogen. In de eerste plaats een zekere hervorming van onze werking, namelijk het verdelen van de bestuurs-verantwoordelijkheid vereist onze studiekringen, voor welke Jan Casteels de organisatie op zich heeft genomen. Dat brengt met zich dat de studiekringen zeer veel aan interesse zullen winnen omdat er een meer diepgaande studie over de noden en problemen van onze arbeiders gemaakt wordt ; zodanig dat op dit punt zeker heel wat kan en zal verbeteren. Wat het kaarten betreft, heeft Gust Mollemans de zaken in handen genomen, en vermits Gust zelf een kwade klant voor het kaarten is mogen wij op dat punt gerust verklaren dat hij de rechte man op de rechte plaats is ; dus mogen wij van die kant enkele verbeteringen verwachten. Nog een bijzonder punt op ons programma is ons lokaal. Ons huidig lokaal gelijkt noch min noch meer een varkensstal ; om hierin verbetering te brengen zal het bestuur, mijnheer Pastoor om de toelating verzoeken verbouwingswerken uit te voeren en er nieuwe meubelen in te hebben, zodat onze arbeiders tenminste in een lokaal, hun waardig, zouden kunnen vergaderen, zodat wij in oktober waarschijnlijk de inhuldiging van een nieuw lokaal zullen krijgen. Dit alles zal natuurlijk een bom centen kosten, maar dat hebben wij er gaarne voor over. Wat onze verdere werking betreft geven wij volgende maand wat meer nieuws. dd. Verslaggever Polfliet Emiel.”
Foto’s :
-Christine De Laet (Zuster Melanie) naar een tekening van G. Herregods. -De klas van Christine in 1912. Zij staat op de onderste rij als zevende van links. (Foto : L.G., blz. 137) -Christine in zwart ornaat. -Jan Casteels, anno 2018, werkte mee aan de hervorming van de Leestse KWB. -Verslaggever Emiel Polfliet op oudere leeftijd.
1959 – Maandag 28 september : Edward Van Steenwinkel en Rosalia Andries 50 jaar getrouwd.
Na de herdenkingsmis werden Edward en Rosalie ontvangen op het gemeentehuis en ’s avonds om 19 uur werd er door de Kon. Fanfare Arbeid Adelt, waarvan hij reeds vele jaren erebestuurslid was, een serenade gebracht. Edward Van Steenwinkel werd te Hombeek geboren op 9 april 1886. Hij was reeds 15 jaar de dynamische voorzitter van de Kerkfabriek, waarvan hij 39 jaar deel uitmaakte en ook erelid van de Bond van het H. Hart. Hij overleed te Leest op 9 januari 1967. (DB, april 1959, G.v.M., 25/9)
“Hij was nederig van harte, minzaam in de omgang met zijn evenmens en altijd bereid een helpende hand toe te steken daar waar het nodig was. Zo had hij ieders genegenheid verworven.” (Mooie woorden uit zijn doodsprentje)
Iets meer dan een maand later, op 13 mei 1967 overleed zijn echtgenote Maria Rosalia Andries eveneens te Leest. Ook zij was in Hombeek geboren op 24 januari 1891.
1960 – Militielichting 1960.
De klasse 1960 telde 13 ingeschrevenen + 9 die ertoe hoorden wegens uitstel. Van die 22 militianen vroegen er 14 uitstel, zodat het contingent 1960 slechts uit 8 dienstplichtigen bestond. De 14 vragen om uitstel omvatten : 1 wegens kostwinnerschap, 7 wegens studieredenen, 4 wegens hoger onderwijs en 2 omwille van broederdiensten. Het ging hier om : Willy Slachmuylders, Firmin Van den Brande, Jan Verbruggen, Robert Verbruggen, Jorome Verbruggen, Walter Stuyck, Frans Fierens, Herman Bradt, Willy Bradt, Wilfried Hellemans, Guido Hellemans, Paul Polspoel, Julien Polspoel en Frans De Maeyer. (DB, januari 1959)
1960 – Burgerlijke stand 1960.
Geboorten
Beullens Eddy, De Prins Willy, Selleslagh Jozef, De Laet Stefaan, Muyldermans Beatrix, De Prins Frans, Bas Dirk, Van Praet Petrus, Van Dijck Viviane, Mertens Vera, Van Roy Lucia, Goossens Ludo, Moons Ermelinda, Piessens Paul, De Prins Frederika, Solie Rudi, Jacobs Marina, De Decker Hedwig, Robeyns Lucas, Spannael Madeleine, De Smet Nadine, De Prins Rudolf, Vloeberghen Maria, De Hondt Patrick, De Bleser Daniella, De Reydt Donald, Gobien Wilhelmus, De Meester Mark, Brugghemans Herman, De Wit Erna, Jules Emmanuel.
Overlijdens
Vloebergh Louis, Robeyns Frans, Cnops Veronica, Huybrechts Frans, De Croes Jaak, De Wit Octavie, Van den Bempt Victor, Leemans Eduard, De Prins Petrus, Boey Joannes, Gobien Willem, Van den Broeck Frans, Van den Eede Petrus, De Muyer Virginia, Somers Jan, Van Ingelghom Helena, Van Praet Jan, Van den Brande Louisa, Beullens Arnold, Gobien Victor. (DB, nr.1,1961)
1960 – Overlijden kind van Hugo Verlinden. (enkel jaartal bekend)
“We vernamen dat het eerste geboren kindje van onze sympathiek gebleven Hugo Verlinden, wonende te Bonheiden, kort na de geboorte overleden is. Wie zou Hugo niet kennen, hij die zoveel presteerde in de Parochiale werken onzer gemeente. Wij voelen het zeer goed aan dat dit pijnlijk treffen hem en zijn echtgenote zwaar moet wegen. Wij kunnen niet anders dan hen beiden ons medevoelen betuigen, zulks moge een kleine troost zijn.” (DB)
1960 – Januari : Samenstelling van het Milac-Comité.
Jan De Decker had zijn ontslag aangeboden als verantwoordelijke Voorzitter van De Band en van Milac. Het Milac-comité zag er toen als volgt uit : -Proost : Pater Clementiaan.
-Voorzitter en Verantwoordelijke uitgever : Leopold Bas.
-Secretaris-schatbewaarder : Cyriel Verbruggen.
-Leden : Lucien Beterams, Louis Ceulemans, Alfons De Smet, Frans Selleslagh, Louis Solie, Richard Van Praet, Frans Verbruggen, Jozef Vloeberghen en Louis Vloeberghen. (DB, januari 1960)
Foto’s :
-Edward Van Steenwinkel.
-Het graf van de echtelingen Van Steenwinkel-Andries op het kerkhof van Leest.