1984
Meinummer De Band : Mensen van
hier, ver weg.
Regelmatig heb je in De Band
brieven kunnen lezen van onze missionarissen in Zaïre en Chili. Nu brengt De
Band u het verhaal van een Leestenaar die omwille van zijn werk, zijn job, meer
dan 3 maand in Tunesië verbleef.
Frans
SCHAERLAECKENS is lasser bij Acomal. In opdracht voor Samic,
is hij ketel en droogoven gaan oprichten in een steenbakkerij in Beja, 110 km
ten zuiden van Tunis. Drie maal was hij weg voor een maand en laatst nog met
Pasen was hij er weer om een dringende herstelling uit te voeren.
Wij gaan hem opzoeken in zijn
huis in de Juniorslaan, naast de Stenen Beek. Samen met vrouw, dochter en
schoonzoon zit hij te kaarten. De kaarten worden neergelegd, naast elke speler
ligt een hoopje frankskens. In de hoek, in een loopren, staat de kleindochter
met grote ogen alles aan te staren. De TV staat af. Het huiselijk geluk straalt
zo uit het tafereel.
-Frans, wat heb je ginder
eigenlijk moeten doen ?
-Wel, mijn belangrijkste werk
was het lassen van de buisleidingen, het monteren van een stoomgenerator en een
thermische olieketel. De stoom was er nodig om de klei te drogen vooraleer de
stenen gevormd worden en de hete olie moest de stenen in de droogoven bakken.
Mijn kameraad, een jongen van Heist-op-den-Berg, zorgde voor al de elektrische
aansluitingen, al de rest t.t.z. buizen, tremies, charpente, enz. was voor mij.
-En moet ge dat werk dan alleen
doen ?
-Neen, ik had 4 helpers van
ginder. Goeie, brave mannen, maar ge moet hen alles zelf leren. Zo had ik
altijd 2 meters bij. Ene voor mij en ene voor mijn helpers : als ze een stuk
buis moesten halen, dan duidde ik op die tweede meter aan hoeveel centimeters
dik die moest zijn, de lengte ging ik dan ook altijd zelf kontroleren, afzagen
deden zij wel zelf maar meestal scheef. Maar ja, die jongens hadden nooit
school gelopen. In hun jeugd hadden ze wat op de schapen gelet of rondgelopen
in de velden met zonnebloemen om met roepen en met slingers er de vogels te
verjagen. Maar goeie kerels zijn het, vriendschap dat ge er van krijgt, dan kan
ik niet vertellen. Terwijl ik aan t werken was kwamen ze voorzichtig mijn
zweet afkuisen. Wanneer ik voor de tweede keer terugging, kwam er ene echt rond
mijne hals gevlogen en hij kuste mij. Dat kunt ge u hier niet voorstellen dat
er ene hier in de fabriek u zo ontvangt.
En eerlijk, ja echt eerlijk
zijn ze : ge kon gerust al uw gerief laten liggen, ook uwe portefeuille, nooit
zou er iets weg zijn. Ik had er ene een klein stukje potlood meegegeven om iets
af te meten. s Anderendaags stond hij mij op te wachten en met veel gestes
verontschuldigde hij zich dat hij vergeten was me de avond voordien het
potloodje terug te geven.
-En toch hebben de mensen het
ginder niet breed !
-Armoede, ge moet het gezien
hebben. In de steenfabriek, wanneer ze werkt zijn er een 50-tal arbeiders. Die
verdienen een halve dinar, dit is ongeveer35 fr. per uur. Als er tenminste geld
is. Nu was er geen geld, en de mensen waren al in geen 5 maand betaald.
-En toch komen ze werken ?
-Ja, want zij hebben
vertrouwen. Als er terug geld is werden ze echt wel betaald. De fabriek is
eigendom van een dokter die in de stad Beja woont, maar die wel dikwijls komt
zien. Ook de zoon van Boerguiba, de president, heeft iets met de fabriek te
maken. Maar wat kunnen de mensen doen : dop, ziekteverzekering, pensioen
bestaan er allemaal niet. Ge moet werken wil je iets hebben. Nu werken is ook
een groot woord : als ze geen goesting hebben gaan ze ook niet werken en
niemand zegt er iets van. Met een man of 20 van hier kunt ge dat fabriek wel
doen draaien, ginder hebben ze er 50 nodig. En ge moet ze zien toekomen. De
fabriek ligt op een 5 km van het stadje Boja (20.000 inwoners). Voor de autobus
hebben ze geen geld, ze komen met de ezel. De ezel is het persoonlijk
vervoermiddel zoals onze velo of auto. Ge moet die ezels dan allemaal zien
staan, gebonden met een koord van hun poot naar hun hals zodat ze nog van het
magere gras kunnen eten, maar niet ver kunnen gaan lopen.
s Middags maken ze hun eten
zelf klaar : wat macaroni met tomatensaus in een vuile pot, vuur eronder van
wat afval-hout en met drie, vier man eten ze uit dezelfde pot. Zo maken ze ook
thee : ze riepen me dikwijls om eens te komen proeven van hun thee, maar ik was
er niet scheutig op, proper is anders. Hun huizen zijn gebouwd met zandsteen en
leem, in de vorm van een hut, best te vergelijken met de hooihoopers die
vroeger hier op de velden stonden.
Ik ben er nooit binnen geraakt,
ik heb het wel dikwijls gevraagd maar nooit lieten ze me er binnen, waarom dat
weet ik niet, maar het zal er wel een en ander binnen geweest zijn.
-En hoe leven die mensen ginder
?
-De mannen die doen niets, echt
niets : die zitten daar urenlang te zitten, in de schaduw van een boom en
sommigen zijn nog te lui zich te verzetten als ze in de zon komen te zitten.
De vrouwen dat zijn de slaven.
Ik heb er gezien die van s morgens tot s avonds in temperaturen van 35 tot 40
graden staan te hakken op het veld in een rij van 20-30 vrouwen. Urenlang staan
ze gebukt. Anderzijds ziet gij ze de bergen intrekken om water te halen : op de
rug een jerrycan en op de borst een klein kind gebonden. Want water is er het
probleem : ik heb een vrouw water zien scheppen met een klein potje uit een
plas. Maar als ze niet aan het werken zijn ziet ge daar geen vrouwen buiten.
Trouwens, ze dragen nog allemaal de sluier. Enkele keren zijn wij op zondag
naar het strand geweest, 70 km ver, de enige vrouw die daar te zien was, was
een Duitse.
In
het nummer van juli/augustus verscheen het vervolg :
-En van wat leven die mensen
daar ?
-Ja, daar is daar wel landbouw.
Maar de grond is moeilijk te bewerken, hij zit vol rotsen en stenen. Hij wordt
daarom ook niet omgeploegd, maar wel met schijven achter traktoren allemaal
merk Ferguson- opengesneden. Daarna komen de vrouwen dan met een hak de grond
klein hakken. Ik heb gezien dat nu eind april al gerst geoogst werd. Dat was
dan met een pikdorser van Claeys. Die liet nog 50 cm boven de grond staan om de
rotsstenen te vermijden. Ook zijn er schapenboeren, hier en daar ziet men grote
netten als grote tenten opengespannen, daar gaan tot wel 500 schapen onder
schuilen tegen de grote hitte, want warm is het ginder : 37° met Pasen.
-Frans, ge hebt nog niet veel
verteld over u zelf. Hoe leeft ge ginder ?
-Och, wij trekken goed ons
plan. Wij, dat zijn mijn werkmakker en Gunther, een Duitser die bij Samic
werkt, dus met drie wonen wij in een gewoon huis. Wij hebben elk een kamertje,
slapen doe ik goed, in een short boven op het bed en met alle deuren en
vensters open en een ventilator die als een molentje toch voor wat trok zorgt.
Ons eten koken wij zelf, dat is
eigenlijk het werk van Gunther. Wij kopen het eten op de markt zelf. Als mijn
vrouw dat zou zien, ze zou in geen veertien dagen eten : zo vuil. Als ge een
kieken koopt, dan leeft dat nog en ze doen het dood als ge er bijstaat. Een
schaap hangt aan een boom : maag en ingewanden liggen ernaast, de kop hangt er
nog aan en het vlees dat ge koopt snijden ze er zo af. Maar de appelsienen en
de mandarines zijn er zo lekker; ik heb er verschillende kilos van
meegebracht. Zo goed vind ge ze hier niet. Ook waren er ginder al volop nieuwe
patatten.
-En hoe werkt ge ginder ?
Hoeveel uren doet ge ?
-Ge zijt eigenlijk uzelf baas.
Ik werkte alle dagen zo een 9 uur, ook op zaterdag. s Zondags dikwijls ook nog
in de voormiddag. Ge moet dat zelf wat zien hoe uw werk te regelen. Op
zondagnamiddag trokken wij er dan meestal op uit, de toerist spelen. Zo
bezochten wij Kerouwa nog meer naar het zuiden, waar ze tapijten weven.
s Avonds konden wij heel goed
BRT3, de Wereldomroep ontvangen en dan brieven schrijven, u wassen en vroeg
gaan slapen. Wij zijn ook eens uitgenodigd bij de bedrijfsleider thuis, die had
er eigenlijk een feest voor ons van gemaakt : tomatensoep en cous-cous. Maar
hoe ik ook wou, ik kon het allemaal niet binnenkrijgen : zo pikant, mijn keel
brandde. Daar heb ik ook TV gezien : slechts 1 kanaal en niet anders dan over
Bourgiba. Die man staat ook overal met zijn foto op alle pleinen en straten. Verleden
jaar zijn er relletjes geweest omdat de broodprijs opsloeg. Dan zijn er veel
doden gevallen. Ik was ginder toen niet. Wat ik wel gezien heb dat er in Tunis
tanks met soldaten stonden op alle hoeken van de straten. Dat geeft maar een
aardig gevoel. Maar verder zijt ge er veilig. Wel is er veel controle van de
politie die uw auto tegenhouden. Maar die van Beja kende ons al goed en was
zeer vriendelijk en iedere keer handen geven. De mensen zijn blij dat ge hen
komt helpen, ge zijt ginder gaarne gezien.
-Frans, wij horen dat ge ginder
gaarne waart.
-Ja, ik heb altijd gaarne
montage gedaan. En ginder kunt ge bewijzen dat ge uw stiel kent. De mensen
ginder appreciëren dat : ze noemen u monsieur le spécialiste of monsieur
Francis want zo noemden ze mij. En ge moet ook wat met de mensen kunnen
omgaan. Ik heb voor al mijn mannen zo een werkpetje met Samic meegedaan en blij
dat ze waren. Ge moet hen ook begrijpen : neem nu de periode van de Ramadam,
hunne vasten. Dan mogen ze niet eten of drinken gedurende de ganse dag, s
avonds na zonsondergang eten ze dan en vieren feest tot stukken in de nacht.
Ahwel, dan vroeg ik van mijn helpers wat te werken in de voormiddag, s
namiddags mochten ze dan naar huis. Met 40° warmte zonder eten of drinken zoudt
ge er toch niets van gedaan gekregen hebben.
-En gaat ge nog terug ?
-Ze zijn van de fabriek komen
vragen om naar Algerië te gaan voor drie maanden. Dat is wel wat lang van huis
weg. Wellicht kan dat gesplitst worden in korte periodes. En Algerië schijnt
strenger te zijn dan Tuniesië. Of ik ga
Frans zegt niets meer. Hij
kijkt eens naar zijn vrouw. Want dat hoort ook bij het op-montage-gaan in de
vreemde. De man is weg, de vrouw blijft alleen thuis. Ook zij brengt haar
offers. Zij is de sterkte van het thuisfront.
In
2013 bracht ik een bezoek aan Frans op een mooie zomernamiddag. Hij herinnert
zich bovenstaand interview voor De Band nog goed. Robert Verbruggen en Karel
Duysburg hadden hem dat toen afgenomen. Mij interesseert vooral het vervolg.
Frans
werd te Blaasveld geboren op 16 juli 1932 en hij huwde met de Leestse Maria Van
den Heuvel die hem twee kinderen schonk : Marie-Louise en Willy. Intussen zijn
zij de fiere grootouders van An en Wendy.
Frans
en Maria wonen nog steeds aan de Stenen Beek op de Juniorslaan. In een mooi
onderhouden huis met een fraaie tuin. Dat laatste is geen toeval. Frans heeft
zijn hart en zijn ziel verpand aan zijn tuin en dat is te merken aan elk
detail. Zijn buxussen zijn in de wonderlijkste vormen gesnoeid, zijn taxushaag
is perfect gecoupeerd en alles in zijn voor- en achtertuin oogt fleurig en
weldadig.
Negenentwintig
jaar geleden hadden mijn voorgangers twee edities van De Band nodig om hun
gesprek met Frans te publiceren. Niet verwonderlijk. Zon extraverte mens met
het hart op de tong en op de juiste plaats. Intussen is hij 81 en nog steeds
even lucide en zo kwiek als een vijftigjarige.
Ik ben op mijn 63ste
met pensioen gegaan, vertelt hij, Acomal is failliet gegaan in 86, maar ik ben nog een jaar blijven
werken voor de curators. In Algerië ben ik nooit geraakt maar wel in Ghana zes
weken-, in Nigeria, Libye en Frankrijk : Marseille en Arras. Naar deze laatste stad
trok ik met mijn Diana Durkopp Scooter. Een 200 cc, maar daarvoor kreeg ik van
mijn werkgever een autovergoeding. Met die Scooter ben ik aan het
benzinestation van Battelbrug omvergereden en ik heb hem nadien verkocht en ben
bij Garage Candries in Heffen een auto gaan kopen.
Het
zwarte gat heeft hij nooit gekend. Na zijn oppensioenstelling begon hij
tuinen te onderhouden. Op een bepaald
moment wel twaalf tegelijk. Een onvergetelijke klant was Luitenant-generaal
Constant Weyns (°Deurne, 25/12/1916, +Bonheiden 25/11/2003) uit Muizen. Daar
was hij kind aan huis. Die generaal was niet de eerste de beste. Gewezen chef
van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Landsverdediging, kabinetschef van
de Minister van Landsverdediging, Groot Officier in de Kroonorde, in de
Leopoldsorde, Officier in de Nationale Orde van de Verdienste (Frankrijk),
Commandeur in de Orde van de Heilige Gregorius de Grote (Vaticaanstad)
Hij woonde aan de Willendries
in Muizen en had een kapelletje in zijne hof onder de spoorweg voorbij
Planckendael. Elk jaar ging er een stoet uit van aan zijn villa tot aan het
kapelletje op de laatste zaterdag van mei. Die stoet werd geëscorteerd door een
fanfare uit Sint Lenaerts en nooit gedurende ruim 30 jaar heeft het die dag
geregend, nooit
Frans
was een fan van V.V. Leest en voetbalde
zelf ook in zijn jeugd. Zo was hij met Acomal actief in het Handelsverbond en
speelde toen o.a. tegen ploegen van Lamot en t Arsenaal.
Nadien
speelde hij voor de wasserij van Blaasveld en bij Racing Willebroek tot het
failissement.
Ik was nogal een harde, bekent
hij, snel en fysiek sterk.
Bij
Acomal was hij een uitmuntend lasser en een expert in het Salomo-lassen.
Aluminium aaneensmeden, niet simpel en niet iedereen gegeven. Geen toeval dan
ook dat hij voor zijn bedrijf zoveel buitenlandse missies heeft volbracht.
Met
zijn gezondheid gaat het nu goed maar in
1998 kreeg hij een hartinfarct.
Eén derde van mijn hart is
afgestorven. Regelmatig ga ik bij mijn dokter om een pikuur met vitamines om
een tekort aan te vullen en van mijn hartspecialist kreeg ik een streng dieet
voorgeschreven maar ik kan nog een hele dag werken.
Dat
is ook te merken aan zijn groententuin. Het aspergeveld ligt nu te rusten, maar
de kolen, boontjes, prei, selder, aardappelen zijn bijna klaar om geoogst te
worden en liggen er in hun perceeltjes onberispelijk
bij. De meeste vruchten zijn afkomstig van zaad dat hij zelf gekweekt heeft.
Zijn
vrouw Maria is er bijgekomen. Ook zij is een warme praatvaar.
Tijdens
ons afscheid vertelt zij nog een verhaal dat de punctualiteit van haar man, en
ook haar goede inborst, illustreert : Vorige
week kwamen hier twee jongens van een jaar of twaalf met het verzoek om onze
wagen te mogen wassen. Dat is een Renault Mègane van 12 jaar oud. Het was niet voor
een goed doel vertelden ze, maar om wat extra zakgeld te verdienen. Ik weet hoe
mijn man zijn auto soigneert en ik heb geweigerd, maar ik heb ze het geld zo
meegegeven
Marcel Van Hoof.
-Frans Schaerlaeckens.
-Frans mag terecht trots zijn
op zijn wonderlijke tuin.
-Ook in zijn achtertuin vind je
merkwaardige buxussen.
-Zijn moestuin ligt er in
optima forma bij.




|