LOWIE POMPIER: een brandweerman die lekker kookt
Is er in Lebbeke sprake van één pompier van wie de volksmond zijn voornaam zonder aarzelen koppelt aan de job van brandweerman, beseft eenieder dat het Lowie Pompier betreft. Al heet Lowie volgens de burgerlijke stand Louis Van Damme en niet Pompier.
In april wordt hij tachtig. Al negen jaar geniet hij, na een carrière van 35 jaar als brandweerman, van zijn pensioen. En recent verhuisde hij met zijn ‘maddam’ van ’t ‘ Hoeksken’ naar de Jozef Cardijnstraat. In wat sommigen de ‘bloemmewoiëk’ noemen. Met straatnamen vol anjers, azalea’s, irissen, magnolia’s en begonia’s een vanzelfsprekendheid. Al roepen Rode Kruis en Jozef Cardijn niet meteen dezelfde associaties op. Zijn woning valt meteen op, want in de voortuin houdt een pompier, in miniformaat, klaar om in te grijpen, de wacht. Louis werd geboren in Merchtem, groeide op in Opwijk en woont sinds zijn huwelijk in Lebbeke. Bij de Lebbeekse brandweer belandde hij via zijn nonkel, Frans Luypaert, die al actief was bij de pompiers. “Nonkel Frans was de man van tante Julia, de zuster van mijn moeder”, voegt hij eraan genealogisch correct aan toe. Hij was loodgieter in de Kapellekensbaan.” Naar hoeveel branden Louis ooit uitrukte, is hij vergeten. Zijn eerste herinnert hij zich nog. “In de lompenfabriek De Saedeleir, bij Steikke Jaanis”, voorin de Baasrodestraat waar zich nu Van der Schueren bevindt. Een stevig brandje. We kwamen daar vaker over de vloer. Op de koer zijn nu nog de gevolgen te zien.”
Altijd supergraag gekookt
Louis blikt met genoegen terug op zijn carrière bij de brandweer. “Ik ben ooit, zowat veertig jaar geleden, ook begonnen met het organiseren van de jaarlijkse mosselfestijnen”, vertelt hij. “Eerst in zaal Ons Huis, later in de kazerne zelf. Jarenlang bereidde ik jaarlijks om de vier maanden 150 kilo kop/kipkap. De vraag was niet bij te houden.” Die bereidingen leerde Louis in de Poelstraat, waar de vader van Gaston Van den Berghe, van de Buggenhoutse Grega hammen, een kleine beenhouwerij dreef. Die leerde hem trouwens ook lekkere pensen maken. “En paardenworsten heb ik recent, ook als vriendendienst klaargemaakt bij de Griek op de Hogeweg. Voor de mannen van de biljartclub. Ze smaakten super. Kreeg ik trouwens van overal te horen. Jammer genoeg was ik verplicht mijn kookmateriaal weg te schenken”, besluit hij. “In mijn nieuwe thuis heb ik overigens amper ruimte om te koken.” “Hoe ik dan nu mijn dagen doorbreng? Ik trek wel mijn plan. Eens klappen aan de toog kan deugd doen. Op zondagmorgen vind je me meestal in ’t Toreken. Samen met nog ‘ne Lowie’, maar die heet Macharis en hij kan niet zo goed koken als ik. En branden geblust heeft hij, bij mijn weten, ook nog nooit gedaan. En ik heb nog nooit in mijn leven bier gedronken …
Bron : "KRAMIEK" nr 2 - februari 2018 Bewerking : Mi.B
|