Troost onszelf om anderen te troosten
161. Door het Hart van Christus en Zijn zelfovergave tot aan de dood te overdenken, vinden we zelf grote troost. Het verdriet dat we in ons hart voelen, maakt plaats voor volledig vertrouwen en uiteindelijk is wat blijft dankbaarheid, tederheid, vrede; wat blijft is de liefde van Christus die in ons leven heerst. Berouw is dus “geen bron van angst, maar van genezing voor de ziel, omdat het als een balsem op de wonden van zonde werkt en ons voorbereidt om de liefkozing van de Heer te ontvangen”. Ons lijden is verbonden met het lijden van Christus aan het Kruis. Als we geloven dat genade elke afstand kan overbruggen, betekent dit dat Christus zich door Zijn lijden verenigde met het lijden van Zijn discipelen op elke tijd en plaats. Op deze manier kunnen we, wanneer we lijden ondergaan, ook de innerlijke troost ervaren van de wetenschap dat Christus met ons lijdt. Als we Hem proberen te troosten, zullen we onszelf getroost vinden.
162. Op een gegeven moment, in onze overpeinzing, zouden we echter ook de dringende smeekbede van de Heer moeten horen: “Troost, troost Mijn volk!” (Jes. 40:1). Zoals de H. Paulus ons vertelt, biedt God ons troost “zodat wij hen die in welke nood dan ook, zijn, kunnen troosten met de troost waarmee wij zelf door God getroost worden” (2 Kor. 1:4).
163. Dit daagt ons vervolgens uit om een dieper begrip te zoeken van de gemeenschappelijke, sociale en missionaire dimensie van alle authentieke toewijding aan het Hart van Christus. Want net zoals het Hart van Christus ons naar de Vader leidt, zendt het ons uit naar onze broeders en zusters. In de vruchten van dienstbaarheid, broederschap en missie die het Hart van Christus in ons leven inspireert, wordt de wil van de Vader vervuld. Op deze manier maken we de cirkel rond: “Mijn Vader wordt hierdoor verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt” (Joh. 15:8).
5e HOOFDSTUK: LIEFDE OM LIEFDE
164. In de spirituele ervaringen van de H. Margaretha Maria Alacoque komen we, samen met een vurige liefdesverklaring voor Jezus Christus, een diep persoonlijke en uitdagende uitnodiging tegen om ons leven aan de Heer toe te vertrouwen. De wetenschap dat we geliefd zijn en het volledige vertrouwen in die liefde, verminderen op geen enkele manier onze wens om genereus te reageren, ondanks onze zwakheid en onze vele tekortkomingen.
EEN KLACHT EN EEN VERZOEK
165. Beginnend met Zijn 2de grote verschijning aan de H. Margaretha Maria, sprak Jezus over de droefheid die Hij voelt omdat Zijn grote liefde voor de mensheid in ruil daarvoor “niets dan ondankbaarheid en onverschilligheid”, “kilheid en minachting” ontvangt. En dit, voegde Hij toe, “is voor Mij nog erger dan alles wat Ik in Mijn lijden heb doorstaan”.
166. Jezus sprak over Zijn dorst naar liefde en openbaarde dat Zijn Hart niet onverschillig is voor de manier waarop wij op die dorst reageren. In Zijn woorden: “Ik dorst, maar met een zo vurige dorst om door mensen in het Allerheiligste Sacrament bemind te worden, dat deze dorst Mij verteert; en Ik heb niemand ontmoet die, overeenkomstig Mijn verlangen, een poging doet om Mijn dorst te lessen, en een wederdienst levert voor Mijn liefde”. Jezus vraagt om liefde. Zodra het gelovige hart dit beseft, is zijn spontane reactie er één van liefde, niet een verlangen om offers te vermenigvuldigen of simpelweg een zware plicht te vervullen: "Ik ontving van mijn God overvloedige genaden van Zijn liefde, en ik voelde mij bewogen door het verlangen om op sommige daarvan te reageren en te reageren met liefde voor liefde". Zoals mijn voorganger Leo XIII opmerkte, door het beeld van Zijn Heilig Hart, beweegt de liefde van Christus "ons om liefde met liefde te beantwoorden".
CHRISTUS' LIEFDE UITBREIDEN NAAR ONZE BROEDERS EN ZUSTERS
167. We moeten nogmaals het woord van God ter hand nemen en ons realiseren dat ons beste antwoord op de liefde van Christus' hart is om onze broeders en zusters lief te hebben. Er is geen betere manier voor ons om liefde met liefde te beantwoorden. De Schrift maakt dit overduidelijk:
"Zoals u gedaan hebt voor één van de minste van deze van Mijn broeders, hebt u voor Mij gedaan" (Mt 25:40).
“Want de hele wet is samengevat in één gebod: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’” (Gal. 5:14).
“Wij weten dat wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, omdat wij elkaar liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood” (1 Joh. 3:14).
“Wie zijn broeder of zuster die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God die hij niet heeft gezien, niet liefhebben” (1 Joh. 4:20).
168. Liefde voor onze broeders en zusters is niet alleen de vrucht van onze eigen inspanningen; het vereist de transformatie van onze egoïstische harten. Dit besef leidde tot het vaak herhaalde gebed: “Jezus, maak ons hart meer als het Uwe”. De H. Paulus spoorde zijn toehoorders van zijn kant aan om niet te bidden om de kracht om goede werken te doen, maar “om onder u dezelfde gezindheid te hebben als in Christus Jezus” (Fil. 2:5).
169. We moeten niet vergeten dat in het Romeinse Rijk veel armen, buitenlanders en anderen die aan de rand van de maatschappij leefden, met respect, genegenheid en zorg werden ontvangen door Christenen. Dit verklaart waarom de afvallige keizer Julianus in één van zijn brieven erkende dat een reden waarom Christenen werden gerespecteerd en geïmiteerd, de hulp was die ze gaven aan de armen en vreemdelingen, die gewoonlijk werden genegeerd en met minachting werden behandeld. Voor Julianus was het ondraaglijk dat de Christenen die hij verachtte, “naast het voeden van hun eigen mensen, ook onze armen en behoeftigen voeden, die geen hulp van ons ontvangen”.
De keizer drong er dus op aan dat er liefdadigheidsinstellingen moesten worden opgericht om te concurreren met die van de Christenen en zo het respect van de maatschappij te winnen: “Er zouden in elke stad veel accommodaties moeten worden ingesteld, zodat de immigranten kunnen genieten van onze filantropie … en de Grieken gewend kunnen raken aan dergelijke werken van vrijgevigheid”. Julianus bereikte zijn doel niet, ongetwijfeld omdat er onder die werken niets te vergelijken was met de Christelijke naastenliefde die de unieke waardigheid van elke persoon respecteerde.
170. Door zich te associëren met de laagste rangen van de samenleving (vgl. Mt 25:31-46), “bracht Jezus de grote nieuwigheid van het erkennen van de waardigheid van elke persoon, vooral van degenen die als ‘onwaardig’ werden beschouwd. Dit nieuwe principe in de menselijke geschiedenis – dat benadrukt dat individuen nog meer ‘waardig’ zijn voor ons respect en onze liefde wanneer ze zwak, veracht of lijdend zijn, zelfs tot het punt dat ze de menselijke ‘figuur’ verliezen – heeft het gezicht van de wereld veranderd. Het heeft leven gegeven aan instellingen die zorgen voor degenen die zich in achtergestelde omstandigheden bevinden, zoals verlaten baby’s, wezen, ouderen die zonder hulp zijn achtergelaten, geesteszieken, mensen met ongeneeslijke ziekten of ernstige misvormingen, en degenen die op straat leven”.
171. Wanneer we het doorboorde Hart van de Heer overdenken, die “onze zwakheden op zich nam en onze ziekten droeg” (Mt 8:17), worden ook wij geïnspireerd om meer aandacht te hebben voor het lijden en de behoeften van anderen, en bevestigd in onze inspanningen om deel te nemen aan Zijn werk van bevrijding als instrumenten voor de verspreiding van Zijn liefde. Wanneer we mediteren over Christus’ zelfopoffering ten behoeve van allen, worden we er vanzelfsprekend toe geleid om ons af te vragen waarom ook wij niet bereid zouden moeten zijn om ons leven te geven voor anderen: “Wij kennen de liefde hieraan, dat Hij zijn leven voor ons heeft gegeven – en dat wij ons leven voor elkaar behoren te geven” (1 Joh 3:16).
ECHO'S IN DE GESCHIEDENIS VAN DE SPIRITUALITEIT
172. Deze band tussen toewijding aan het Hart van Jezus en toewijding aan onze broeders en zusters is een constante geweest in de geschiedenis van de Christelijke spiritualiteit. Laten we een paar voorbeelden overwegen.
Een bron zijn waaruit anderen kunnen drinken
173. Vanaf Origenes hebben verschillende Kerkvaders nagedacht over de woorden van Johannes 7:38 – “uit zijn hart zullen stromen van levend water vloeien” – die verwijzen naar hen die, nadat ze van Christus hebben gedronken, hun geloof in Hem hebben gesteld. Onze vereniging met Christus is niet alleen bedoeld om onze eigen dorst te lessen, maar ook om ons bronnen van levend water voor anderen te maken. Origenes schreef dat Christus Zijn belofte nakomt door bronnen van vers water in ons te laten opwellen: “De menselijke ziel, gemaakt naar het beeld van God, kan zelf putten, fonteinen en rivieren bevatten en uitstorten”.
174. De H. Ambrosius raadde aan om diep van Christus te drinken, “opdat de bron van water dat opwelt tot het eeuwige leven in u mag overstromen”. Marius Victorinus was ervan overtuigd dat de Heilige Geest zichzelf in zo’n overvloed heeft gegeven dat “iedereen die Hem ontvangt, een hart wordt dat stromen van levend water uitstort”. De H. Augustinus zag deze stroom die uit de gelovige vloeide als welwillendheid. De H. Thomas van Aquino beweerde aldus dat wanneer iemand “zich haast om verschillende genadegaven die hij van God heeft ontvangen, te delen, levend water uit zijn hart stroomt”.
175. Hoewel “het offer dat aan het Kruis in liefdevolle gehoorzaamheid wordt gebracht, de meest overvloedige en oneindige genoegdoening voor de zonden van de mensheid oplevert”, verlengt en schenkt de Kerk, geboren uit het Hart van Christus, op elke tijd en plaats de vruchten van dat ene verlossende Lijden, die mannen en vrouwen leidt tot directe vereniging met de Heer.
176. In het hart van de Kerk kan de bemiddeling van Maria, als onze Voorspreekster en Moeder, alleen worden begrepen als “een delen in de ene bron, die de bemiddeling van Christus zelf is”, de enige Verlosser. Om deze reden “aarzelt de Kerk niet om de ondergeschikte rol (Noot Claudia: het is Franciscus blijkbaar niet gegeven om de belangrijke rol van Maria te onderstrepen. Ze is Middelares van alle genade, Mede-verlosseres en Voorspreekster. Door Maria kom je tot Jezus.) van Maria te belijden”.
De devotie tot het Hart van Maria doet op geen enkele manier afbreuk aan de enige eredienst die het Hart van Christus toekomt, maar vergroot deze juist: “Maria’s functie als Moeder van de mensheid verduistert of vermindert deze unieke bemiddeling van Christus op geen enkele manier, maar toont juist de kracht ervan”. Dankzij de overvloedige genaden die uit de open Zijde van Christus stromen, worden de Kerk, de Maagd Maria en alle gelovigen op verschillende manieren zelf stromen van levend water. Op deze manier toont Christus Zijn glorie in en door onze kleinheid.
Broederschap en mystiek
177. De H. Bernardus, die ons aanspoort tot vereniging met het Hart van Christus, put uit de rijkdom van deze devotie om op te roepen tot een bekering die gegrond is in de liefde. Bernardus geloofde dat onze genegenheden, die tot slaaf zijn gemaakt door genoegens, niettemin getransformeerd en bevrijd kunnen worden, niet door blinde gehoorzaamheid aan een gebod, maar eerder als reactie op de verrukkelijke liefde van Christus. (Noot Claudia: De 10 geboden moeten volkomen worden nageleefd, dit is geen blinde gehoorzaamheid, maar verplichte gehoorzaamheid.)
Het kwaad wordt overwonnen door het goede, overwonnen door de bloei van de liefde: “Heb de Heer, uw God, lief met de volledige en diepe genegenheid van heel uw hart; heb Hem lief met uw geest die geheel waakzaam en vastberaden is; heb Hem lief met al uw kracht, zozeer zelfs dat u niet bang zou zijn om te sterven uit liefde voor Hem… Uw genegenheid voor de Heer Jezus moet zowel zoet als intiem zijn, om de zoete verleidingen van het zinnelijke leven te weerstaan. Zoetheid overwint zoetheid, zoals de ene spijker de andere uitdrijft”.
178. De H. Franciscus van Sales was bijzonder onder de indruk van Jezus’ woorden: “Leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11:29). Zelfs in de meest eenvoudige en alledaagse dingen, zei hij, kunnen we het Hart van de Heer “stelen”. “Wie Hem op een aanvaardbare manier wil dienen, moet niet alleen aandacht schenken aan verheven en belangrijke zaken, maar ook aan dingen die klein en onbelangrijk zijn, want door beide kunnen we Zijn hart en liefde winnen… Ik bedoel de dagelijkse verdraagzaamheid, de hoofdpijn, de kiespijn, de zware kou; de vermoeiende eigenaardigheden van een echtgenoot of echtgenote, het gebroken glas, het verlies van een ring, een zakdoek, een handschoen; de spot van een buurman; de inspanning om vroeg naar bed te gaan om vroeg op te staan voor gebed of communie, de kleine verlegenheid die sommige mensen voelen bij het openlijk vervullen van religieuze plichten…
Wees er zeker van dat al dit lijden, hoe klein het ook is, als het liefdevol wordt aanvaard, het meest aangenaam is voor Gods goedheid”. Uiteindelijk wordt ons antwoord op de liefde van het Hart van Christus echter gemanifesteerd in de liefde voor onze naaste: “een liefde die vast, constant, standvastig is, niet bekommerd om triviale zaken of de positie van mensen in het leven, niet onderhevig aan veranderingen of vijandigheid… Onze Heer heeft ons onophoudelijk lief, verdraagt zoveel van onze gebreken en onze fouten. Juist daarom moeten we hetzelfde doen met onze broeders en zusters, nooit moe wordend hen te verdragen”.
179. De H. Charles de Foucauld probeerde Jezus na te volgen door te leven en te handelen zoals hij deed, in een voortdurende poging om te doen wat Jezus in zijn plaats zou hebben gedaan. Alleen door zich te conformeren aan de gevoelens van het Hart van Christus kon hij dit doel volledig bereiken. Ook hier vinden we het idee van “liefde om liefde”. In zijn woorden: “Ik verlang naar lijden om liefde met liefde te beantwoorden, om Hem na te volgen… om in Zijn werk te treden, om mijzelf met Hem aan te bieden, het niets dat ik ben, als een offer, als een slachtoffer, voor de heiliging van de mensen”.
Het verlangen om de liefde van Jezus aan anderen te brengen, zijn missionaire zendingswerk naar de armste en meest vergeten mensen van onze wereld, bracht hem ertoe om als zijn embleem de woorden “Iesus-Caritas” te nemen, met het symbool van het Hart van Christus bekroond door een Kruis. Dit was ook geen lichtzinnige beslissing: “Met al mijn kracht probeer ik aan deze arme, verloren broeders te laten zien en te bewijzen dat onze religie geheel en al liefdadigheid is, geheel en al broederschap, en dat haar embleem een hart is”. Hij wilde zich met andere broeders vestigen “in Marokko, in de naam van het Hart van Jezus”. Op deze manier kon hun evangelisatiewerk naar buiten uitstralen: “De naastenliefde moet uitstralen vanuit onze broederschappen, zoals ze uitstraalt vanuit het Hart van Jezus”. Dit verlangen maakte hem geleidelijk tot een “universele broeder”. Hij liet zich vormen door het Hart van Christus en probeerde de hele lijdende mensheid te herbergen in zijn broederlijk hart: “Ons hart, zoals dat van Jezus, moet alle mannen en vrouwen omvatten”. “De liefde van het hart van Jezus voor mannen en vrouwen, de liefde die Hij toonde in Zijn Lijden, dat is wat we nodig hebben voor alle mensen”.
180. Pater Henri Huvelin, de geestelijk leider van de H. Charles de Foucauld, merkte op dat “wanneer onze Heer in een hart woont, hij het zulke gevoelens geeft, en dit hart uitreikt naar de minste van onze broeders en zusters. Zo was het hart van de H. Vincentius a Paulo… Wanneer onze Heer in de ziel van een Priester leeft, laat hij hem uitreiken naar de armen”. Het is belangrijk om te beseffen dat de apostolische ijver van de H. Vincentius, zoals Pater Huvelin het beschrijft, ook werd gevoed door devotie tot het Hart van Christus. De H. Vincentius spoorde zijn medebroeders aan om “in het Hart van onze Heer een woord van troost te vinden voor de arme zieke”.
Als dat woord overtuigend moet zijn, moet ons eigen hart eerst zijn veranderd door de liefde en tederheid van het Hart van Christus. De H. Vincentius herhaalde deze overtuiging vaak in zijn homilieën en raadgevingen, en het werd een opvallend kenmerk van de Constituties van zijn Congregatie: “We moeten een grote inspanning doen om de volgende les te leren, die ook door Christus is geleerd: ‘Leer van Mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart’. We moeten onthouden dat Hij zelf heeft gezegd dat we door zachtmoedigheid de aarde beërven. Als we hiernaar handelen, zullen we mensen voor ons winnen, zodat ze zich tot de Heer zullen wenden. Dat zal niet gebeuren als we mensen hard of scherp behandelen”.
EERHERSTEL: BOUWEN OP DE RUÏNES
181. Alles wat tot nu toe is gezegd, stelt ons in staat om in het licht van Gods woord de juiste betekenis te begrijpen van het “eerherstel” aan het Hart van Christus die de Heer van ons verwacht, met de hulp van Zijn genade, om “aan te bieden”. De vraag is veel besproken, maar de H. Johannes Paulus II heeft ons een duidelijk antwoord gegeven dat Christenen vandaag de dag kan leiden naar een geest van eerherstel die nauwer is afgestemd op de Evangeliën.
De sociale betekenis van eerherstel aan het Hart van Christus
182. De H. Johannes Paulus legde uit dat door onszelf samen toe te vertrouwen aan het Hart van Christus, “over de ruïnes die door haat en geweld zijn verzameld, de zeer gewenste beschaving van de liefde, het Koninkrijk van het Hart van Christus, kan worden opgebouwd”. Dit vereist duidelijk dat we “kinderlijke liefde voor God en liefde voor de naaste verenigen”, en dit is inderdaad “de ware genoegdoening die door het Hart van de Verlosser wordt gevraagd”. In eenheid met Christus, te midden van de ruïnes die we in deze wereld hebben achtergelaten door onze zonden, worden we geroepen om een nieuwe beschaving van liefde op te bouwen. Dat is wat het betekent om genoegdoening te doen zoals het Hart van Christus dat van ons wil. Te midden van de verwoesting die door het kwaad wordt aangericht, verlangt het Hart van Christus dat we met Hem samenwerken om goedheid en schoonheid in onze wereld te herstellen.
183. Alle zonden schaden de Kerk en de samenleving; als gevolg daarvan “kan elke zonde ongetwijfeld worden beschouwd als een sociale zonde” en dit geldt met name voor die zonden die “door hun aard zelf een directe aanval op de naaste vormen”. (Noot Claudia: Franciscus negeert het feit dat zonden ook tegen God zelf worden bedreven en deze zijn erger dan de andere, omdat het de Schepper zelf betreft. Heiligschennissen, godslasteringen, zonden tegen de H. Geest, enz.) De H. Johannes Paulus II legde uit dat de herhaling van deze zonden tegen anderen vaak een “structuur van zonde” consolideert die een effect heeft op de ontwikkeling van volkeren. Vaak is dit onderdeel van een dominante mentaliteit die normaal of redelijk acht wat slechts egoïsme en onverschilligheid is. Dit leidt dan tot sociale vervreemding: “Een samenleving is vervreemd als haar vormen van sociale organisatie, productie en consumptie het moeilijker maken om de gave van zichzelf aan te bieden en solidariteit tussen mensen te vestigen”. Het is niet alleen een morele norm die ons ertoe brengt deze vervreemde sociale structuren bloot te leggen en te weerstaan en om inspanningen binnen de samenleving te ondersteunen om het algemeen belang te herstellen en te consolideren.
Het is veeleer onze “bekering van hart” die “de verplichting oplegt” om deze structuren te herstellen. Het is ons antwoord op de liefde van het Hart van Jezus, die ons leert om op onze beurt lief te hebben. (Noot Claudia: Franciscus gaat terug zijn bekende pad op, dat van sociale problemen op te lossen, die allen ondergeschikt zijn aan de problemen waar de mens tegenwoordig mee te maken heeft: het blijven steken in het wereldse, in plaats van de blik te richten naar het Hemelse. De redding van de ziel staat bij Franciscus niet op zijn agenda. Maar dit is wat op de eerste plaats komt op de Hemelse agenda.)
184. Juist omdat evangelisch eerherstel deze vitale sociale dimensie bezitten, moeten onze daden van liefde, dienstbaarheid en verzoening, om werkelijk eerherstel te kunnen zijn, geïnspireerd, gemotiveerd en bekrachtigd worden door Christus. De H. Johannes Paulus II merkte ook op dat “om de beschaving van de liefde op te bouwen”, onze wereld vandaag de dag het Hart van Christus nodig heeft. Christelijk eerherstel kan niet eenvoudigweg worden begrepen als een verzameling van externe werken, hoe onmisbaar en soms bewonderenswaardig ze ook mogen zijn.
Deze hebben een “mystiek” nodig, een ziel, een betekenis die hen kracht, drive en onvermoeibare creativiteit verleent. Ze hebben het leven, het vuur en het licht nodig die uitstralen vanuit het Hart van Christus. (Noot Claudia: Franciscus vergeet dat de echte daden van liefde de bekering van de zielen van de medemens zijn. De ziel is onsterfelijk en alle wereldse problemen van sociale aard verzinken in het niets, als de ziel voor eeuwig in de Hel kan belanden. Wat heeft een arme, verdrukte, verworpene van de maatschappij eraan, als hij verder nog voor de eeuwigheid lijdt in de Hel? Het is de bedoeling dat elke mens in de Hemel geraakt, waar er geen pijn, lijden en dood meer zijn. Deze bovennatuurlijke realiteit wordt door Franciscus elke keer ontkent.)
Gewonde harten helen
185. Ook is een louter uiterlijk eerherstel niet voldoende, noch voor onze wereld, noch voor het Hart van Christus. Als ieder van ons zijn of haar eigen zonden en hun effect op anderen overweegt, zullen we beseffen dat het herstellen van de schade die aan deze wereld is toegebracht ook vraagt om een verlangen om gewonde harten te helen waar de diepste schade is toegebracht en de pijn het pijnlijkst is.
186. Een geest van eerherstel leidt ons dus tot de hoop dat elke wonde kan worden geheeld, hoe diep die ook mag zijn. Volledige herstel kan soms onmogelijk lijken, zoals wanneer goederen of geliefden definitief verloren zijn gegaan, of wanneer bepaalde situaties onherstelbaar zijn geworden. Toch is de intentie om het goed te maken, en dat op een concrete manier te doen, essentieel voor het proces van verzoening en een terugkeer naar vrede van hart”.
De schoonheid van het vragen om vergeving
187. Goede bedoelingen zijn niet genoeg. Er moet een innerlijk verlangen zijn dat tot uitdrukking komt in onze uiterlijke daden. “Herstel, als het Christelijk moet zijn, het hart van de beledigde persoon moet raken en niet een simpele daad van vergeldende gerechtigheid moet zijn, veronderstelt twee veeleisende dingen: onze schuld erkennen en om vergeving vragen… Het is vanuit de eerlijke erkenning van het onrecht dat onze broeder of zuster is aangedaan, en vanuit het diepe en oprechte besef dat de liefde is aangetast, dat het verlangen om het goed te maken ontstaat”.
188. We moeten nooit denken dat het erkennen van onze zonden voor anderen op de een of andere manier vernederend of aanstootgevend is voor onze menselijke waardigheid. Integendeel, het vereist dat we stoppen onszelf te bedriegen en ons verleden erkennen voor wat het is, getekend door zonde, vooral in die gevallen waarin we onze broeders en zusters pijn hebben gedaan. “Zelfbeschuldiging is onderdeel van de Christelijke wijsheid… Het is aangenaam voor de Heer, omdat de Heer een berouwvol hart aanvaardt”.
189. Een onderdeel van deze geest van eerherstel is de gewoonte om vergeving te vragen aan onze broeders en zusters, wat grote nobelheid toont te midden van onze menselijke zwakheid. Vergeving vragen is een middel om relaties te genezen, want het “opent de dialoog opnieuw en manifesteert de wil om de band van broederlijke naastenliefde te herstellen…
Het raakt het hart van onze broeder of zuster, brengt troost en inspireert tot aanvaarding van de gevraagde vergeving. Zelfs als het onherstelbare niet volledig kan worden hersteld, kan liefde altijd herboren worden, waardoor de pijn draaglijk wordt”. (Noot Claudia: eerherstel is voornamelijk nodig om Gods toorn te kalmeren. Dit door gebed, door aanbidding, door de Biecht, door de H. Eucharistie, door vasten, door offer, door Gods Woord te overwegen enz. Franciscus vergeet dat we vooral vergeving moeten vragen aan God omwille van onze zondige werken en daden. Het is niet alleen vergeving vragen aan onze naaste, maar OOK vergeving voor onze zonden.)
190. Een hart dat in staat is tot berouw zal groeien in broederschap en solidariteit. Anders “gaan we achteruit en worden we oud van binnen”, terwijl wanneer “ons gebed eenvoudiger en dieper wordt, gegrond in aanbidding en verwondering in de aanwezigheid van God, we groeien en rijpen. We raken minder gehecht aan onszelf en meer gehecht aan Christus. Arm van geest geworden, komen we dichter bij de armen, degenen die het dierbaarst zijn voor God”. Dit leidt tot een ware geest van eerherstel, want “zij die berouw van hart voelen, voelen zich steeds meer broeders en zusters van alle zondaars van de wereld; ze doen afstand van hun superioriteitsgevoelens en harde oordelen, en worden vervuld van een brandend verlangen om liefde te tonen en herstel te brengen”.
Het gevoel van solidariteit dat voortkomt uit berouw maakt het ook mogelijk dat verzoening plaatsvindt. De persoon die in staat is tot berouw, “weent om hun zonden in plaats van woede en schandaal te voelen over de tekortkomingen van onze broeders en zusters. Er vindt een soort omkering plaats, waarbij de natuurlijke neiging om toegeeflijk te zijn voor onszelf en onbuigzaam voor anderen wordt omvergeworpen en we, door Gods genade, streng worden voor onszelf en barmhartig voor anderen”.
EERHERSTEL: EEN UITBREIDING VAN HET HART VAN CHRISTUS
191. Er is een andere, complementaire, benadering van eerherstel, die ons in staat stelt om het in een nog directere relatie te plaatsen met het Hart van Christus, zonder het aspect van concrete toewijding aan onze broeders en zusters uit te sluiten.
192. Elders heb ik gesuggereerd dat "God op een of andere manier heeft geprobeerd zichzelf te beperken op zo'n manier dat veel van de dingen die wij als kwaad, gevaren of bronnen van lijden beschouwen, in werkelijkheid deel uitmaken van de pijnen van de bevalling die Hij gebruikt om ons tot de daad van samenwerking met de Schepper te trekken". Deze samenwerking van onze kant kan de kracht en de liefde van God in ons leven en in de wereld laten groeien, terwijl onze weigering of onverschilligheid dit kan verhinderen. Verschillende passages in de Bijbel drukken dit metaforisch uit, zoals wanneer de Heer uitroept: "Als je maar tot Mij terugkeert, O Israël!" (vgl. Jer. 4:1). Of wanneer Hij, geconfronteerd met afwijzing door Zijn volk, zegt: “Mijn hart krimpt in Mij ineen; Mijn mededogen wordt warm en teder” (Hos. 11:8).
193. Ook al is het niet mogelijk om te spreken van nieuw lijden van de kant van de verheerlijkte Heer, “het Paasmysterie van Christus… en alles wat Christus is – alles wat Hij deed en leed voor alle mensen – neemt deel aan de Goddelijke eeuwigheid, en overstijgt zo alle tijden terwijl Hij in hen allen aanwezig wordt gemaakt”. We kunnen zeggen dat Hij de uitgebreide glorie van Zijn Verrijzenis heeft beperkt en de verspreiding van Zijn immense en brandende liefde heeft ingeperkt, om ruimte te laten voor onze vrije medewerking met Zijn Hart. (Noot Claudia: De Heer lijdt nog altijd de pijnen van het Lijden en dit door ons gebrek aan respect en liefde voor de H. Eucharistie.)
Onze afwijzing van Zijn liefde werpt een barrière op voor die genadige gave, terwijl onze vertrouwende aanvaarding ervan een ruimte opent, een kanaal waardoor het in onze harten kan stromen. Onze afwijzing of onverschilligheid beperkt de effecten van Zijn macht en de vruchtbaarheid van Zijn liefde in ons. Als Hij in mij geen openheid en vertrouwen vindt, wordt Zijn liefde – omdat Hij het zelf heeft gewild (Noot Claudia: omdat WIJ het zo willen, door onze vrije wil) – beroofd van zijn uitbreiding, uniek en onherhaalbaar, in mijn leven en in deze wereld, waar Hij mij oproept om Hem aanwezig te maken. Nogmaals, dit komt niet voort uit enige zwakte van Zijn kant, maar eerder uit Zijn oneindige vrijheid, Zijn mysterieuze kracht en Zijn volmaakte liefde voor ieder van ons. Wanneer Gods kracht zich openbaart in de zwakte van onze menselijke vrijheid, “kan alleen het geloof het onderscheiden”.
194. De H. Margaretha Maria vertelde dat Hij in één van Zijn verschijningen sprak over de hartstochtelijke liefde van Zijn Hart voor ons, en haar vertelde dat Hij “de vlammen van Zijn brandende liefde niet kon bedwingen, maar ze overal moest verspreiden”. Aangezien de Heer, die alles kan, in Zijn Goddelijke vrijheid onze medewerking wilde eisen, kan eerherstel worden begrepen als het verwijderen van de obstakels die we voor de uitbreiding van Christus’ liefde in de wereld plaatsen door ons gebrek aan vertrouwen, dankbaarheid en zelfopoffering.
Een offer aan de liefde
195. Om ons te helpen dieper over dit mysterie na te denken, kunnen we ons nogmaals wenden tot de stralende spiritualiteit van de H. Theresia van het Kind Jezus. Theresia was zich ervan bewust dat er in bepaalde kringen een extreme vorm van genoegdoening was ontstaan, gebaseerd op een bereidheid om zichzelf op te offeren voor anderen, en om in zekere zin een "bliksemafleider" te worden voor de kastijdingen van de goddelijke gerechtigheid. In haar woorden: "Ik dacht aan de zielen die zichzelf aanbieden als slachtoffers van Gods gerechtigheid om de straffen die voor zondaars zijn gereserveerd, af te wenden en ze over zichzelf af te roepen". Hoe groot en genereus zo'n offer ook mag lijken, ze vond het niet overdreven aantrekkelijk: "Ik voelde me er verre van aangetrokken om het te doen".
Zo'n grote nadruk op Gods gerechtigheid zou uiteindelijk kunnen leiden tot het idee dat Christus' offer op de een of andere manier onvolledig of slechts gedeeltelijk effectief was, of dat Zijn genade niet krachtig genoeg was. (Noot Claudia: Franciscus kan het echt niet laten. Offerzielen zijn bedoeld als bliksemafleiders, omdat we anders zoveel zware straffen te verduren krijgen. En dit is niet alleen voor offerzielen alleen. God vraagt offers aan iedere gelovige. Hij vraagt om alles op te offeren aan Hem om te dienen om zoveel mogelijk zielen die ver van Hem zijn verwijderd te bekeren, zodat ze niet in de Hel terecht komen. Bovendien is het alleen door gebed en offers dat de zware straffen die de hele wereld te wachten staan kunnen worden verzacht, en zelfs vermeden. Mensen willen vrede, maar hebben er geen gebed en offers voor over om dit te bewerkstelligen. De rozenkrans bidden om vrede te verkrijgen is in deze tijd geen luxe, gezien de precaire toestand waarin we ons op dit moment bevinden.)
196. Met haar grote spirituele inzicht ontdekte de H. Theresia dat we onszelf op een andere manier kunnen aanbieden, zonder de behoefte om de Goddelijke gerechtigheid te bevredigen, maar door de oneindige liefde van de Heer vrij te laten verspreiden: “O mijn God! Zal Uw versmade liefde opgesloten blijven in Uw Hart? Het lijkt mij dat als U zielen zou vinden die zichzelf als slachtoffers van de holocaust aan Uw liefde aanbieden, U ze snel zou verteren; het lijkt mij ook dat U blij zou zijn om de golven van oneindige tederheid in U niet tegen te houden”.
197. Hoewel er niets hoeft te worden toegevoegd aan het ene verlossende offer van Christus, blijft het waar dat onze vrije weigering het Hart van Christus kan verhinderen om de “golven van zijn oneindige tederheid” in deze wereld te verspreiden. Nogmaals, dit is omdat de Heer onze vrijheid wil respecteren. Meer dan de Goddelijke gerechtigheid was het het feit dat de liefde van Christus kon worden geweigerd dat het hart van de H. Theresia verontrustte, omdat voor haar Gods gerechtigheid alleen in het licht van Zijn liefde wordt begrepen. Zoals we hebben gezien, overwoog ze alle volmaaktheden van God door Zijn genade, en zag ze ze zo getransfigureerd en stralend van liefde. In haar woorden: “zelfs Zijn gerechtigheid (en misschien zelfs deze meer dan de anderen) lijkt mij gekleed in liefde”.
198. Dit was de oorsprong van haar offer, niet aan Gods gerechtigheid, maar aan Zijn barmhartige liefde. “Ik bied mezelf aan als een slachtoffer van de holocaust aan Uw barmhartige liefde, en vraag U om mij onophoudelijk te verteren, zodat de golven van oneindige tederheid die in U opgesloten zitten, overstromen in mijn ziel, en dat ik zo een martelaar van Uw liefde mag worden”. Het is belangrijk om te beseffen dat het voor Theresia niet alleen ging om het Hart van Christus haar hart te laten vullen, door haar volledige vertrouwen, met de schoonheid van Zijn liefde, maar ook om die liefde, door haar leven, te laten verspreiden naar anderen en zo de wereld te transformeren. Opnieuw, in haar woorden, “In het hart van de Kerk, mijn Moeder, zal ik liefde zijn… en zo zal mijn droom werkelijkheid worden”. De twee aspecten waren onlosmakelijk met elkaar verbonden.
199. De Heer aanvaardde haar offer. We zien dat ze kort daarna verklaarde dat ze een intense liefde voor anderen voelde en volhield dat die uit het Hart van Christus kwam, verlengd door haar. Zo vertelde ze haar zuster Léonie: “Ik hou duizend keer meer van je dan gewone zusters van elkaar houden, want ik kan je liefhebben met het Hart van onze Hemelse Bruidegom”. Later schreef ze aan Maurice Bellière: “Hoe graag zou ik u de tederheid van het Hart van Jezus willen laten begrijpen, wat Hij van u verwacht!”
Integriteit en harmonie
200. Zusters en broeders, ik stel voor dat we dit middel van eerherstel ontwikkelen, wat, in één woord, het Hart van Christus een nieuwe mogelijkheid biedt om in deze wereld de vlammen van Zijn vurige en genadige liefde te verspreiden. Hoewel het waar blijft dat eerherstel de wens inhoudt om “compensatie te bieden voor de verwondingen die aan de ongeschapen Liefde zijn toegebracht, hetzij door nalatigheid of door een ernstig vergrijp”, is de meest passende manier om dit te doen dat onze liefde de Heer een mogelijkheid biedt om zich te verspreiden, ter genoegdoening voor al die gelegenheden waarop Zijn liefde is afgewezen of geweigerd. Dit omvat meer dan alleen de “troost” van Christus waarover we in het vorige hoofdstuk spraken; het vindt uitdrukking in daden van broederlijke liefde waarmee we de wonden van de Kerk en van de wereld helen. Op deze manier bieden we de helende kracht van het hart van Christus nieuwe manieren om zichzelf uit te drukken.
201. De offers en het lijden die deze daden van naastenliefde vereisen, verenigen ons met het lijden van Christus. Op deze manier “zullen wij door die mystieke kruisiging waarover de apostel spreekt, de overvloedige vruchten van haar verzoening en boete ontvangen, voor onszelf en voor anderen”. Alleen Christus redt ons door Zijn offer aan het Kruis; alleen Hij verlost ons, want “er is één God; er is ook één Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die Zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen” (1 Tim. 2:5-6). Het eerherstel dat wij aanbieden is een vrijwillig aanvaarde deelname aan Zijn verlossende liefde en zijn ene offer. Zo vullen wij in ons vlees aan “wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, dat is de Kerk” (Kol. 1:24); en Christus zelf verlengt door ons de effecten van Zijn volledige en liefdevolle zelfgave.
|