|
9/3 Moslim in gesprek met Jordan Peterson - Divinity of Jesus
* Muhammad Hijab probeert het klassieke atheïstische bezwaar door te duwen. Als alles een schepper nodig heeft, wie heeft God dan geschapen? Maar Jordan Peterson is slim genoeg om deze val te omzeilen Het echte probleem hier is dat Hijab de vraag verschuift zonder het fundamentele verschil tussen het universum en God aan te pakken. Petersons argument is geworteld in het idee dat iets niet uit het niets kan komen. Dat is niet alleen een religieuze bewering, het is een filosofisch en wetenschappelijk principe.
Het universum had een begin. Tijd, ruimte en materie ontstonden allemaal op een specifiek punt, wat betekent dat ze een externe oorzaak nodig hebben. Dat is elementaire causaliteit. Nu probeert Hijab het argument complexiteit vereist uitleg te gebruiken, verwijzend naar Richard Dawkins. Maar dat is een verkeerd begrip van het probleem Complexiteit en gecreëerde dingen zoals een elektrisch scheerapparaat vereisen een uitleg omdat het contingent is Het hangt af van iets anders.
Maar God is per definitie niet contingent. Hij is noodzakelijk. Hij bestaat niet uit onderdelen hoeft niet te worden geassembleerd en is niet gebonden aan tijd of ruimte. Hij is de eerste oorzaak Wat Hijab hier mist, is dat een oneindige regressie van oorzaken logisch absurd is. Als een schepper een schepper nodig had, die schepper had weer een schepper nodig enzovoort. Dan zouden we nooit tot een echt universum komen. Er moet een eerste oorzaakloze oorzaak zijn, iets eeuwigs en zelfbestaands. Dat is God.
* Peterson dringt hier echt aan op de kern van de zaak. Wat betekent geloof eigenlijk in de islam. En hoe verhoudt het zich tot menselijke waarde. Muhammad Hijab beweert dat mensen waardigheid hebben omdat God die aan hen heeft gegeven en dat alles zich aan God onderwerpt, vrijwillig of onvrijwillig. Maar hier begint zijn argument te haperen.
1. Als alles zich aan God onderwerpt, inclusief de wetten van de natuur, dan wordt de vrije wil een probleem. Hijab erkent dit probleem door theologisch compatibilisme aan te halen, wat gewoon een mooie manier is om te zeggen dat mensen op de een of andere manier zowel voorbestemd zijn als een vrije wil hebben. Maar dat is een tegenstrijdigheid. Als onderwerping de kern van de islam is, hoe kan liefde dan oprecht zijn. Liefde vereist keuze. Als God mensen enkel heeft geschapen om zich te onderwerpen, dan is liefde gewoon gehoorzaamheid en geen daad van vrije toewijding. Dat is precies waarom Peterson gelijk heeft om hem hierop aan te dringen. Onderwerping en liefde zijn niet hetzelfde.
2. Hijab brengt het idee van de Fitra ter sprake, een aangeboren menselijk instinct om in God te geloven. Hij verwijst naar onderzoeken die aantonen dat kinderen van nature in een hogere macht geloven Dat is eigenlijk een goed punt, maar hier is het probleem Als geloof in God instinctief is, waarom heeft de islam zo'n strikte onderwerping en controle nodig? Waarom al die regels en handhaving? Als geloof natuurlijk is, zou het dan niet het meest vrije, open en ongedwongen ding ter wereld moeten zijn?
Dit is waar Peterson de spijker op zijn kop slaat. Hij wijst erop dat zodra je over God argumenteert in strikt logische, propositionele termen, je reeds iets hebt toegegeven. De belangrijkere vraag is wat het doel van geloof is. Dat is waar het christendom en de islam uiteenlopen In het christendom gaat geloof niet alleen over het erkennen dat God bestaat, het gaat over het vertrouwen in Zijn goedheid en leven in reactie op die liefde. Het is geloof in actie, niet alleen onderwerping aan een reeks regels. Dat is precies waar Peterson op doelt. Geloof is niet alleen een intellectuele oefening, het gaat over hoe je leeft.
* Hijab blijft benadrukken dat onderwerping aan God alleen kan worden bereikt door openbaring, met name de Koran.
1. Als onderwerping de enige manier is om toegang te krijgen tot het goede, dan gaat het ervan uit dat moraliteit volledig onkenbaar is zonder goddelijke instructie. Maar de geschiedenis bewijst het tegendeel. Er zijn talloze voorbeelden van zowel religieuze als seculiere samenlevingen, die morele systemen hebben ontwikkeld op basis van rede, natuurwet en menselijke ervaring. Het idee dat mensen het goede niet kunnen herkennen tenzij ze expliciete instructies krijgen, spreekt de fundamentele menselijke natuur tegen. Zelfs jonge kinderen vertonen een aangeboren gevoel voor goed en kwaad, lang voordat ze worden blootgesteld aan een religieuze tekst.
2. Hijab beweert dat de Koran de enige onvervalste openbaring is, terwijl eerdere geschriften, de Thora en de Evangeliën, aangetast zijn, maar er is geen historisch of tekstueel bewijs om dit te ondersteunen. De Dode Zeerollen bevestigen bijvoorbeeld de opmerkelijke consistentie van Bijbelse teksten door de duizenden jaren heen. Ondertussen erkennen islamitische geleerden zelf dat de Koran variaties heeft in recitaties, wat betekent dat de bewering van perfecte bewaring niet zo waterdicht is als wordt gepresenteerd.
Ten slotte heeft Peterson gelijk om terug te vechten tegen de manier waarop geloof wordt gedemonstreerd. In het christendom gaat geloof niet alleen over geloof. Het gaat om actie, om vertrouwen in het goede en om het naleven ervan. Hijab probeert te zeggen dat de islam hiermee instemt, maar spreekt zichzelf vervolgens onmiddellijk tegen door erop aan te dringen dat onderwerping moet komen door strikte naleving van de openbaring, die persoonlijke verantwoordelijkheid wegneemt en vervangt door gehoorzaamheid.
* Nu legt Peterson een andere belangrijke tegenstrijdigheid bloot in het argument van Hijab. De claim van de islam op universalisme, terwijl tegelijkertijd de goddelijke aard van Christus wordt verworpen Hijab probeert de islam neer te zetten als een voortzetting van de leringen van Jezus. Zelfs Jesaja 42 wordt aangehaald om te suggereren dat Mohammed in de Bijbel werd geprofeteerd, maar dit argument valt om meerdere redenen uit elkaar. 1 Jesaja 42 verwijst niet naar Mohammed.
De passage beschrijft een dienaar van God die gerechtigheid brengt aan de naties, maar niets in de tekst suggereert een Arabische profeet. In feite noemt Jesaja 42:6 deze figuur expliciet een verbond voor de mensen en een licht voor de heidenen, wat in lijn is met de missie van Jezus, niet Mohammed, wiens leringen niet benadrukken dat hij een licht is voor de naties, op dezelfde manier als het argument van Hijab is gebaseerd op de veronderstelling dat Khedar, een afstammeling van Ismaël, op de een of andere manier verwijst naar Mohammed. Maar er is geen directe taalkundige of historische link tussen deze profetie en de islam.
Ten tweede wijst Peterson op iets cruciaals. De nadruk van het christendom op de incarnatie van God in Christus lost een diep filosofisch probleem op dat de islam niet kan. In de geschiedenis hebben culturen geworsteld met het idee van een verre abstracte God. De christelijke leer van Jezus als God die vlees werd overbrugt de kloof tussen het oneindige en het persoonlijke, waardoor goddelijke waarheid tastbaar wordt. In de wereld dringt de islam daarentegen aan op een puur transcendente God die kan leiden tot een losstaand en onpersoonlijk begrip van geloof.
Ten derde probeert Hijab probeert te betogen dat profeten een speciale relatie met God hebben, maar niet goddelijk zijn. Toch zijn deze figuren, zoals Peterson aangeeft, duidelijk verheven boven gewone mensen, waardoor het moeilijk is om een scherpe grens te trekken tussen hun status en goddelijkheid. Als profeten onfeilbaar zijn en de hoogste deugd bezitten zoals Hijab beweert, dan weerspiegelen ze reeds goddelijke eigenschappen op een uitzonderlijke manier Dit is precies wat het christendom in Jezus herkent, niet alleen als een profeet, maar als de ultieme belichaming van goddelijke goedheid.
* Peterson dringt hier aan op een moeilijke vraag en Hijab worstelt om het verhaal opnieuw te kaderen. De realiteit is dat de islam bijna onmiddellijk na de dood van Mohammed uiteenviel, wat leidde tot bloedige conflicten die de moslimwereld vandaag de dag nog steeds verdelen. Dat is niet alleen een historische voetnoot. Het is een fundamenteel probleem met de manier waarop macht in de vroege islam was gestructureerd. Als Mohammed de laatste profeet was en zijn boodschap was duidelijk waarom zijn naaste volgelingen er zo snel bij om oorlog te voeren?
Hijab probeert dit af te leiden door te zeggen dat de splitsing niet zo bloederig was, maar de geschiedenis vertelt een ander verhaal. De oorlogen tussen rivaliserende moslimfacties zoals de Slag bij Cifin en de Slag bij de Kameel zetten een reeks van geweld in gang die nooit echt stopte. Hussein, de kleinzoon van Mohammed, werd afgeslacht in Carbala en zijn aanhangers werden afgeslacht. Dit was niet alleen een politiek geschil, het was bruut en diep persoonlijk.
Vervolgens probeert Hijab de verovering van Mohammed te vergelijken met de wederkomst van Jezus. Een argument dat nergens op slaat. Jezus leidde nooit legers, veroverde nooit steden of executeerde geen tegenstanders. Zijn boodschap was volledig gebaseerd op liefde, vergeving en geweldloosheid. Het idee dat de christelijke leer van het goddelijk oordeel aan het einde der tijden op de een of andere manier gelijkwaardig is aan de militaire campagnes van Mohammed is een zwakke poging om de focus te verleggen.
* Peterson stelt de juiste vraag: was de expansie van de islam puur defensief of was het een rijk als elk ander, gedreven door macht en verovering? Hijab ontkent de oorlogen niet, maar probeert ze te rechtvaardigen door te zeggen dat iedereen toen vocht. Dat is een afleiding, geen verdediging. Het echte probleem is dat de islam zich niet alleen uitbreidde om te overleven. Het drong agressief door in vreemde landen, van Spanje tot India. Het ging niet om zelfverdediging. Het ging om dominantie. Als expansie gelijk staat aan goddelijke waarheid, zoals Hijab impliceert, betekent dat dan dat elk succesvol rijk goddelijk was uitverkoren?
De Mongolen, de Romeinen? Die logica valt snel uit elkaar. En hier is nog een probleem. Als de islam voorbestemd was om de macht over te nemen, waarom stopte het dan? Hijab geeft toe dat het militaire falen was dat de islamitische expansie aan de grenzen van Europa stopte. Maar als het succes van de islam zijn goddelijke steun bewijst, bewijst het falen dan niet het tegenovergestelde?
Het kan niet twee dingen tegelijk doen. Peterson veroordeelt de islam niet ronduit. Hij probeert de tegenstrijdigheden ervan te begrijpen. En de grootste tegenstrijdigheid is deze. Als de islam bedoeld was om de ultieme, perfecte openbaring te zijn, waarom stopte het dan? Zoveel op het zwaard vertrouwen.
* Hijab werkt overuren om de islam te laten klinken als een voorvechter van vrede en pluralisme. Maar Peterson laat hem niet wegkomen. Het probleem is niet of de islam vredesverdragen kan hebben. Het probleem is of de fundamentele teksten in de geschiedenis vrede boven expansie stellen. Hijab beweert dat de islam geen religieuze levensstijlkeuzes afdwingt.
Toch staat de islamitische geschiedenis vol met gedwongen bekeringen, een halve status voor niet-moslims en wetten die de godsdienstvrijheid in islamitische staten beperken. Zelfs vandaag de dag spreken wetten tegen afvalligheid en godslastering in landen met een islamitische meerderheid zijn bewering tegen. Als de leringen van de islam zo tolerant zijn, waarom beperken zoveel islamitische landen dan religieuze expressie?
Dan is er nog de bewering dat de islam waarde hecht aan contracten. Zeker, er bestaan contracten in de islam, maar Hijab negeert dat gemakshalve. Vredesverdragen in de vroege islam werden vaak verbroken als het de moslims uitkwam. Het Verdrag van Huda werd verlaten toen de troepen van Mohammed de overhand kregen. Contracten gingen niet over blijvende vrede. Ze gingen over strategische pauzes totdat een militair voordeel was veiliggesteld.
Peterson raakt het grotere punt. Als waar geloof draait om een stralend voorbeeld zijn dat mensen aantrekt, waarom heeft de islam dan historisch gezien zo veel vertrouwd op politieke en militaire handhaving? Als vrede en vrijwillige bekering de prioriteit waren, zou de islamitische wereld niet zo'n lange geschiedenis van expansie door verovering hebben.
* Peterson sluit af door de spanning tussen traditionalisme en autoritarisme te confronteren. En Hijab worstelt met het beantwoorden ervan. De kwestie is niet of traditie stabiliteit biedt, dat doet het wel, maar hoe we kunnen voorkomen dat die stabiliteit verandert in onderdrukkende controle? Hijab vermijdt het aanpakken van het echte probleem. Het islamitische bestuur heeft vaak strenge wetten opgelegd aan persoonlijk gedrag, waardoor het moeilijk is om geloof te scheiden van autoritair bestuur.
Dan is er nog de bewering dat de islam compleet en perfect is. Maar als iets perfect is, zou het geen voortdurende rechtvaardiging nodig moeten hebben. Als de islam echt vanzelfsprekend is, waarom vereist het dan zulke rigide juridische structuren en theologische verdedigingen? Petersons punt is scherp. Geen enkel mens interpreteert heilige teksten perfect. Het erkennen van iemands eigen feilbaarheid is de sleutel tot het vermijden van dogmatisme. Hijabs reactie geeft toe dat hij streeft naar zekerheid, wat in wezen het autoritaire risico bevestigt waarvoor Peterson waarschuwde.
Uiteindelijk verschuift Hijab naar een diplomatieke toon die de nadruk legt op vrede en gemeenschappelijkheid. Maar Petersons zorgen blijven. Als de islam zo tolerant en open is als Hijab beweert, waarom heeft het dan zo'n geschiedenis van legalistische controle, godslastering, wetten en beperkte vrijheden? Een respectvolle dialoog is goed, maar de tegenstrijdigheden binnen het bestuur en de uitbreiding van de islam blijven onopgelost. Peterson laat de discussie open, maar de belangrijkste conclusie is duidelijk. Zekerheid zonder zelfonderzoek is gevaarlijk en de islam zoals gepresenteerd door Hijab biedt geen echte bescherming tegen dat risico.
|