Tweeduizend jaar geleden werd er op de weg tussen Jeruzalem en Jericho een eenzame reiziger overvallen. Niemand - zelfs niet de priester die langskwam stak een hand uit om de man te helpen. Maar vlak voordat hij het bewustzijn verloor, zag hij een vriendelijk gezicht dat zich over hem heen boog en voelde hij hoe twee sterke armen hem optilden en op een ezeltje zetten. Toen hij de volgende dag bijkwam, lag hij in een herberg; zijn wonden verzorgd, zijn dorst gelest. Zijn weldoener was inmiddels verder gereisd, maar had alle kosten op zich genomen. 'Wie is deze man, dat hij zich zomaar over mij ontfermt?', vroeg de reiziger. De waard glimlachtte: 'Zijn naam is Samaritaan.'
Wat we al tweeduizend jaar weten, is nu ook wetenschappelijk aangetoond: Samaritanen zijn zeldzaam. Maar er is ook goed nieuws: altruïsme is te leren. Natuurlijke Samaritanen zijn schaars omdat ze - zo blijkt uit onderzoek - altijd uit een zeer goed nest komen, omringd door zorg en liefde. Mensen die onder moeilijke omstandigheden opgroeien, raken hun natuurlijke vermogen om voor anderen te zorgen kwijt. Helaas geldt dat voor de meesten van ons. Echtscheidingen, incest, stress en het dagelijkse portie televisiegeweld maken dat we ons vertrouwen en onschuld al vroeg kwijt zijn. Maar gelukkig ontpoppen sommigen zich op latere leeftijd toch nog tot echte Samaritanen. Het blijkt dat het helen van een moeilijke jeugd en het daaruit voortvloeiende gebrek aan eigenliefde bij veel mensen via de weg van het leren zorgen voor anderen gaat. Dat is in eerste instantie vaak makkelijker dan voor onszelf zorgen. Op een indirecte manier herstellen we zo de liefdesrelatie met onszelf. Loesje zei het al: 'Heb u naaste lief, want dat ben ik'.
helemaal mee eens
|