Het vertrek uit Burgos gaat vlot. Buiten de stad wordt het frisser en mistiger. Buiten twee franse broden hebben we voor vandaag nog geen proviand gekocht en we hopen op een winkeltje. De heuvels volgen mekaar weer op en het ene graanveld volgt weer op het andere. Een gevoel van eentonigheid en saaiheid overvalt me (nelly). Mijn hoofd sputtert tegen en mijn benen worden loodzwaar. Een zeer aanlokkelijke gedachte komt in me op : 'als er hier nu een trein naar Brussel zou voorbijrijden zou ik geen moment aarzelen en erop springen. Ontplof Santiago de Compostella! '.
Maar ja, natuurlijk komt er geen trein naar Brussel voorbijrijden in die eindeloze, gele stoppelvelden. Ik moet dus vooruit. Tot overmaat van ramp geen proviand, dus de studentenhaver wordt bovengehaald. Ik mag wat zagen en zeuren en dat helpt. Na de tiende rozijn ben ik er weer bovenop.
Om 12h besluiten we dan maar om de broden te verorberen met de overschot van het pakje lekkere boter van de vorige dagen. De moraal is weer picco-bello. Ook de zon laat zich weer zien. We fietsen voorbij een ruine van de oude abdij 'San Anton' waar Dan onze pelgrimsboekjes voorziet van de zoveelste stempel.
Na 66 km komen we toe aan de albergue voor pelgrims waar we twee kamers hebben gereserveerd. Er hangt een vrolijke en gezellige sfeer. Sommigen komen een praatje maken, anderen zitten in groepjes te keuvelen. Wij doen ons dagelijks wasje en na een uurtje hangt alles weer aan de draad te drogen.
|