Brief voor de vasten: ‘mijn sneeuwvrije voordeur’
Goede vrienden,
Zal het deze winter nog sneeuwen? Ik weet het niet. Wanneer het sneeuwt, moet iedere Belg de stoep voor zijn eigen huis sneeuwvrij maken, met zout of met schop en borstel. Deze wettelijke verplichting is opgenomen in de politiecodex. De GAS-boete verschilt volgens de gemeente en kan oplopen tot maximaal 250 euro. Als ieder zijn sneeuw opruimt, is de hele stoep opnieuw bruikbaar en veilig.
Vandaag beginnen christenen wereldwijd aan de vastentijd of veertigdagentijd. Dit is vanouds een tijd van bekering en van zuivering. Een tijd om te vegen voor eigen voordeur. Een tijd om borstel of schop in eigen handen te nemen. Is dat nodig? Af en toe wel. Wanneer de samenleving niet loopt als verwacht, kijken we naar ‘de’ overheid om nieuwe wetten en regels uit te vaardigen. Wanneer we ons onveilig voelen, vinden we dat ‘de’ integratie niet gelukt is. Wanneer de kansarmoede toeneemt, stellen we ‘de’ economie en ‘het’ sociaal systeem daarvoor verantwoordelijk. Wanneer de parochie niet goed draait, moeten ‘de’ Kerk en ‘de’ pastores het ontgelden. Wanneer we met de wagen weer eens aanschuiven in de file, moet ‘de’ verkeersoverlast het ontgelden. Wanneer de luchtvervuiling hoge cijfers haalt, halen we uit naar ‘het’ milieu en ‘de’ opwarming van de aarde. Niet ten onrechte, overigens. Al deze vragen en problemen overstijgen ons mateloos. Wij hebben er amper vat op. Ze stemmen ons soms moedeloos of somber. Tegelijk weten we: zo kan het niet blijven.
Alleen is de vraag: waar zit ‘ik’ in dat grote verhaal? Waar staat mijn voordeur in deze straat? Zoveel immers is duidelijk: ik heb een voordeur met toegang tot elk van deze grote verhalen. Heel de straat kan ik niet vegen, mijn voordeur sneeuwvrij maken wel. Daar ligt voor ieder van ons een grote uitdaging. Hoe kan ‘ik’ bijdragen tot de oplossing van ‘het’ probleem? Waar kan ‘ik’ alvast een begin maken met verandering en vernieuwing? Hoe kan ‘ik’ mensen laten voelen dat ze wel degelijk behoren tot onze buurt en tot onze vriendenkring? Hoe kan ‘ik’ bijdragen tot een gezonder leefmilieu en minder vervuiling? Hoe kan ‘ik’ werken aan een cultuur van respect en waardering? Hoe kan ‘ik’ een meerwaarde zijn voor de christelijke gemeenschap? En ook: welke prijs wil ‘ik’ met het ‘mijne’ daarvoor betalen? Wat heb ‘ik’ ervoor over? Het is geen populaire boodschap. Toch blijft de kerkgemeenschap het herhalen: blijf niet wachten op ‘wij’ en ‘zij’, wanneer je kan beginnen met ‘ik’. Neem de borstel of de schop in eigen handen! Dan gaat alvast één voordeur weer open.
Op Aswoensdag gaan wij naar de kerk voor een gebedsviering of een eucharistieviering met oplegging van askruisjes. We beginnen op die dag aan een tijd van bekering en zuivering in voorbereiding op Pasen. Die oefening begint uiteraard bij onszelf. Ieder van ons moet opnieuw ‘ik’ leren plaatsen voor bepaalde werkwoorden. Het is een heuse oefening om opnieuw ‘ik’ te zeggen bij werkwoorden als delen, vergeven, uitnodigen, bidden, geloven, danken, loslaten, liefhebben of versoberen. Toch weten we: van zulk een oefening kunnen ik en de anderen alleen gelukkiger worden. De weg naar de vreugde loopt langs een zuiver hart, dat bij zichzelf durft beginnen. Zo bidden we trouwens op Aswoensdag: „Want Gij, God, gunt Uw gelovigen de vreugde jaarlijks met een zuiver hart naar het paasfeest toe te gaan: dit is een tijd van meer toeleg op het bidden en grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, van grotere trouw aan de sacramenten, waarin wij zijn herboren” (Prefatie I van de Veertigdagentijd). De vreugde om de borstel of schop in eigen handen te nemen en opnieuw ‘ik’ te durven zeggen: die vreugde wens ik je toe in de veertigdagentijd!
+ Johan Bonny
Bisschop van Antwerpen
16-02-2015, 21:27
Geschreven door Parochie Sint-Martinus
|