De gewone zeehond en de grijze zeehond zijn vaste bewoners van de Nederlandse kust. Het zijn door verschillende richtlijnen en Conventies beschermde dieren. Als dwaalgasten afkomstig uit noordelijker zeeën komen af en toe ringelrobben, zadelrobben en klapmutsen voor in de zuidelijke Noordzee. Zeehonden maken deel uit van de vinpotigen.
Zeehonden eten voornamelijk vis. Om die in het vaak troebele water te kunnen vinden, gebruiken ze hun snorharen. Daarmee kunnen zeehonden de kleinste bewegingen van het water opvangen, zoals de waterverplaatsing van een zwemmende vis. Ze kunnen waarnemen waar de vis zich bevindt en hem vangen. Zeehonden hebben niet echt een voorkeur voor één soort vis. De soorten die ze eten kunnen, afhankelijk van het aanbod, per seizoen verschillen.
De hoeveelheid vis die in de zuidelijke Noordzee door zeehonden wordt gegeten is klein. Toch wordt de zeehond vaak als bedreiging gezien voor de visserij. In het verleden werden er afschotpremies uitgeloofd voor zeehonden vanwege de schade die ze zouden toebrengen. Plaatselijk kan vooral visserij met staand want of fuiken hinder van de dieren ondervinden. De zeehonden beschadigen bij het stelen van de vis zowel de netten als de vangst. Andere visserij kan zich storen aan de concurrentie van de zeehonden om de vis. De dieren worden over het algemeen als lastig ervaren, maar niet echt als een probleem gezien. Een uitzondering is de Schotse zalmkwekerij. Daarbij is het toegestaan zeehonden te schieten die schade toebrengen aan vis en tuig. Toch is het jaarlijkse verlies van de totale Schotse zalmindustrie door schade aan vis minder dan 1%.
|