Het momentele leegstaande gasthuis dat door de rechtbank zal worden ingenomen.
Uit de tekst
'Adrianus Noëz, hij kwam met een heel leger naar Mechelen'
Het kostte de Mechelaars150.000 gulden voor de maand november 1747, 11.000 soldaten te huisvesten. Bovendien hieven de Fransen belastingen op bier, wijn, paarden en karren, bestrating en allerlei handels verrichtingen.
Uit de tekst
'Adrianus Noëz, hij kwammet een heel leger naar Mechelen'
Mei 1747
Kardinaal Aartsbisschop Tomas Philippusd’ Alsace verwelkomde de Franse koning Lodewijck XV hartelijk en sprak in zijn rede de beroemd geworden gedurfde wensen uit.:
‘Sire, le Dieu des armées est aussi le Dieu des miséricordes. Pendant votre Majesté lui rend des actions de grâces pour ses victoires, nous lui adressons de voeux pour les faire heureusement cesser par une paix prompte et durable. ‘
Het voormailge paleis van Margareta van York, echtgenote Karel de Stoute. Thans schouwburg van de stad.
Keizerstraat met links gewezen paleis Margareta van York vanuit Veemarkt gezien
Binnenzicht paleis Margareta van Oostenrijk, momenteel gerechtshof.
Uit de tekst
"Uit de huwelijksakte van Adrianus Noëz en Maria la Fors"
De Royal Cravattes
Ze droegen in 1740 een blauwe mantel met een rode voering, een witte gestikte draagriem schuin over de rug. De broek was gemaakt uit dierenvel, de hoed, drie duim breed, afgeboord met een fijne zilverdraad. Hun vaandel was gemaakt uit blauwe zijde afgeboord met goudachtige franjes met in het midden een zon en vier lelies op de hoeken van de vlag
Was iemand onbemiddeld dan kon hij steun krijgen van de Armenkamers, laat ons zeggen de vroegere OCMW .Verhuisde zo iemand naar een andere gemeente dan moest de gemeente van vertrek een “borgbrief “meegeven, waarin ze verklaarde dat zij borg stond voor de verhuizer in geval deze hulp zou nodig hebben in zijn nieuwe gemeente. Logisch want hij had daar nog geen frank belasting betaald. Weze opgemerkt dat vele gemeenten geen borgbrief gaven, omdat zij die ook niet vroegen aan een andere gemeente.
Maria Theresia verplichtte in 1750 de borgbrief. Er werden ook reeds borgbrieven gevonden midden 17e eeuw.
Op het Rijksarchief liggen borgbrieven van H.Geesttafels op naam van 18 gemeenten uit de provincie Antwerpen*.
In het stadsarchief van Mechelen zijn ze niet te vinden, mogelijk ergens anders gerangschikt. In de randgemeenten van Mechelen, vond men wel borgbrieven door Mechelen uitgeschreven.
Mijn grootvader Desideer Bellon ( 1899 -1964) huwde in 1921 met mijn grootmoeder Maria Noëz ( 1896 -1984). Als we over genealogie spreken moeten we ook de geschiedenis onderzoeken van de aangetrouwde partners. Ook hun genen en karaktertrekken spelen een rol in de verdere afstamming. Uit waardering voor mijn grootmoeder begin ik met haar familiegeschiedenis: De Noëzs.
Ik nam me voor zowel hun persoonlijke geschiedenis, geschreven in historisch Mechelen, als hun verbondenheid met deze stad, in kaart te brengen. Brokjes histories, gewoonten en gebruiken over het leven in Mechelen moet de familie Noëz beter uit de verf latenkomen. Allerlei fotos, krantenknipsels, humor, omkaderen een tijdsbeeld waarin een gezin leefde.Zelf ben ik geboren in Mechelen, heb ik er school gelopen, heb ik gesupporterd voor de Malinois", genoot ik van de bloemenstoeten, het klokkenwerpen, de foor. Zag ik de grote films in de Eldorado en de Rio zoals de Tien Gebodenen Ben Hur. In Mechelen was het goed om te leven. Regelmatigkom ik er terug en ontdek ik nu de ziel van de stad en de verbondenheid van een familie, dieer een stukje industriële geschiedenis maakte. De titel legt al iets blooten wil ik met ditfamilieverhaal ook begrip opbrengen voor onzehuidige dakdekkers, die, soms in gevaarlijke omstandigheden, de finishing touch plaatsen oponze gebouwen. Het dak van een gebouw is als een hoedvoor een mens: Sierlijk, frivool,stijf, opvallend, beschuttend tegen zon en regen.
Op 27 april 1748 komt ene Adrianus Josephus Noëz, samen met zijn madam Maria La Fors, naar de kerk Sint -Jan in Mechelen om er hun zoon Martinus Josephus te laten dopen.Vanwaar Adrianus kwam is voorlopig niet geweten.In ieder geval is hijmet veel spektakel in Mechelen terecht gekomen. Zijn twee zonen komen in de bouw terecht. Ze zijn leidekkers, zeg maar dakwerkers. Ze zijn de eersten van een generatie Noëzs die in Mechelen een ferme vinger in de pap zullen hebben in het bouwen van huizen, het herstellen van kerken en stadsgebouwen.Samen met de metselaars hadden zij de coördinatie van heel wat bouwwerken. Velen vanhen blonken uit in hun ambacht en verkregen de titel van meester leidekker. De meester leidekkers hadden arbeiders in dienst, deden aan prospectie en construeerden burgerwoningen, zorgden voor deaankoop van hun bouwmateriaal. Dezeambacht was misschien niet de goudmijn. Arm zullen ze er zeker niet van geworden zijn. Hierover hebben we al sterke aanwijzingen. De stiel ging over van vader op zoon, zodat bijna alle mannelijke Noëzs leidekkers werden. Uit akten vond ik dat enkeleNoëzs,in Dobbelhuizen woonden. Dat waren woningen, die onder andere aan de Dijle lagen, waarvan de achterkant aan de oever uitkwam om er het materiaal, dat men per schip aanbracht, rechtstreeks te lossen en ze vervolgens aan de voorkant op karren te laden. Reden waarom weverschillende Noëzs in de Lange Schipstraat[1] aantreffen.Ook op de Korenmarkt hadden er een paar generatieslang hun verblijfplaats. We treffen er ook aanin de lange Nieuwstraat, het Groot Begijnhof en in de Keizerstraat.
Onze Noëzs werkten voorstad en voorkerk.Zo toont een rekening van O.L.V o/d Dijle aan datdeze parochie nog achterstallen van lonen diende te betalen aan Noëz Joannes.Noëz.J osse sleeptein 1870een groots contract binnen omhet gehele dak van eerder genoemde kerk te restaureren. De Noëzs waren sterk verbonden met de stad Mechelen die dikwijls hun opdrachtgever was.Stadsrekeningen bewijzen dat.Sinds begin van de 19 de eeuw verplichtte het Mechels brandreglemento.a. de meester schaliedekkersdienst te nemen bij de brandweer. Dakdekkers kenden immers de constructies vanhuizen en haddenbovendiengeen hoogtevrees. Zij waren gewoon op steile daken te klimmen en te werken. Bij de brandweer in Mechelen hebben zij geschiedenis gemaakt en dat tot 1979. Sinds het jaar 1822 komen hun namen voor in de registers.Er zijn er die heldenmoed hebben gehad, daarvoor medailles hebben gekregen, brigadier en hetzelfs tot bevelhebber hebben gebracht.
De Mechelse brandweer herbergt in haar museumheel wat fotos en geschriften van en over hen.
De Noëzs hadden ook iets met het militaire.Nu Belgiënet 175jaar onafhankelijkheid vierde, moeten we het leven van Joannes Baptista Noëz belichten, die verplicht werd tijdens de dagen van de Belgische omwenteling dienst te kloppen bij de burgerwacht. Door wettelijke omstandigheden moest hij deel nemen aan de tiendaagse veldtocht tegen Willem van Oranje.In het rijtje militie vinden we nog Noëzs die hun strepen hebben gehaald bij het Belgische leger.
Opkomend voor hun idee, in de woelige sociale periode kort en na de eeuwwisseling, schoten zowel de vader als de broer van mijn grootmoederer het leven bij in. De 19de eeuw kraakte onder de sociale en technische veranderingen, waarbij liberalisme en katholicismevoor de nodige harde confrontaties zorgden, terwijl tussendoor met een regelmaat cholera en hongersnood het leven kwamen verstoren.Hoe ze het beleefden wil ik zo goed als mogelijk beschrijven.
Ziehier dus de geschiedenis van de Noëzs levend en werkend in de stad Mechelen.
In 1740 overleed Karel VI van het Roomse Rijk. Gezien zijn dood wat vroeger kwam dan verwacht en de opvolgster, zijn dochter,amper 23 jaar was, bracht dit spanning teweeg bij de grote regeerders van toen.
De papa van Maria Theresia- wat doen vaders al niet voor hun dochter(s)-had hemel en aarde bewogen omdat dochterlief kon regeren over zijngehele Habsburgse rijk. Daarvoor moest hij dewettelijke regel de Pragmatieke Sanctie weten te aanvaarden binnen zijn rijk en ook daarbuiten.
Die Pragmatieke Sanctie,nog in het leven geroepen door onze Keizer Karel V,hield in dat het Habsburgse rijk één en onverdeelbaar bleef, bovendien in totaliteit erfelijk overging op de eerstgeborene zij het nu in vrouwelijke of mannelijke lijn.
Het rijk was akkoord. De andere Europese mogendheden stemden eigenlijk niet met volle goesting in.2
Dat bleekook al vlug na de dood van Karel VI.
Gezien de jonge leeftijd van MariaTheresia begon een deel van Europa te twijfelen aan haar capaciteiten om het Rijk van haar vader degelijk te leiden3. Deze drogreden werd in het leven geroepen omdat bepaalde vorsten de kans schoon zagen wat aan gebiedsuitbreiding te gaan doen.
Eén van die vorsten was die vanPruisen, toen erg ambitieus en erg sterk op militair gebied. Pruisen kon zich niet inhouden en viel Silezië4 binnen, rijk aan koper en nikkel.
Pruisen verklaarde de oorlog aan Oostenrijk. Frankrijk,Spanje, Beieren schaarden zich achter de Pruisen. Maria Theresia, een erg pittige en mijns inziens toch eenintelligente vrouwwistEngeland, Rusland en de Verenigde Provinciën( waaronder wij huidige Belgen) aan haar zijde te binden. De strijd van Karel VI voor zijn dochter had geen windeieren gelegd ! Dat zou de geschiedenis gaan bewijzen. Maria Theresia zou haar stempel kunnen gaan drukken op Europa, na een oorlog waarin duizenden krijgslieden werden opgetrommeld om ten strijde te gaan trekken. Centraal Europa leek opnieuw het geschikte slagveld.
Hier en daar zouden de schone en goed verzorgde Vlaamse akkers nog eens worden omgewoeld door duizenden soldaten, het landschap achterlatend vol met rommel en uitgelopen lijken.
Deelgenoot in deze geschiedenis werd Adrianus Josephus Noëz. Hij zou de sulfer van de kanonnen moeten opsnuiven, het bloed moeten zien vloeien van makkers en vijanden. Uiteindelijk zou hij rust en vrede vinden in de stad Mechelen.Of hoe de grote geschiedenis ervoor gezorgd heeft dat ik en mijn nazaten hier in Vlaanderen zijn geboren en grootgebracht.
2 Evas beeld. De geschiedenis van de vrouw in de Europese cultuur blz. 138
De enorme Franse legers verzamelden zich op de velden rond het dorpje Fontenoy dicht bij de stad Doornik.
Lodewijck XV had een leger van wel 100.000 man waaronder Adrianus Noëz. De geallieerden samen met de Engelsen hadden zon 40 000 man.5
Monsieur le Roi Louis XV kwamin hoogst eigen persoon naar het slagveld om de clash met de Engelsen en de Oostenrijkers van nabij te beleven. Zijn Maarschalk, VanSaksen, een meester in de krijgskunde, stond bekend alsiemand met nieuwe ideeën omtrent oorlogvoering. Hij kon vlug beslissingen nemen, was sterk in communicatie en legde voor zijn soldaten de zaken op een klare en begrijpelijke taal uit.
De Fransen hadden evenwel sinds de middeleeuwen niet meer gewonnen van de Engelsen6. Bovendien was Van Saksenop de dag van het wapentreffen ziek. De man leed aan waterzucht en had juist nu dikke voeten. Hij kon zelfs niet op zijn paard geraken ! Zenuwachtigheid in het Franse kamp. Lodewijck XV zat voortdurend in zijn snuifdoos en krabte regelmatig in zijn pruik.
De strijd moest beginnen. De Engelsen nodigden de Fransen uit eerst te schieten. Hun bevelhebber Cumberland was een hoffelijk man in zon omstandigheden. Van Saksen zei wijselijk neen. Na een schietbeurt moesten trouwens de geweren herladen worden en dat nam wat tijd in beslag, het ogenblik voor de tegenpartij om te vuren en alzowat soldaten neer te maaien. De Engelsen waren inmiddels tot ongeveer vijftig stappen verwijderd van de Fransen. De Franse soldaten stonden oog in oog met hun vijand. Angstige ogenblikken, eeuwig durende seconden gingen voorbij. Geen schot werd gelost. doodse stilte.
Fire !
Er galmden salvos uit honderden Engelse geweren. De lucht stonk meteen naar sulfer.De kogels troffen opvallend veel Fransen. Er vielen meteen 95 doden en raakten 19 officieren en 295 soldaten gewond7. Meteen ontreddering in het Franse kamp. Van Saksen greep in, ondanks zijn dikke voeten. Hij had inmiddels een rieten kar gekregen waar hij kon inzitten getrokken door vier paarden. Hij joeg zijn gespan langszijn gelederen, gaf de juiste bevelenen wist zijn troepen in een mum van tijd terug in slagorde te brengen. Vanuit de achtergrond bulderden Franse kanonnen. DeFranse liniesstonden tactischopgesteld. De ene aan een bosrand, de andere één kilometer noorderlijker. Daartussen wrong zich het geallieerde leger dat meer en meer in de sandwichgreep kwam van de Fransen. Van Saksen zag dathet goed was. Cumberland had de ongelukkige situatie van zijn troepen niet onmiddellijk door. Mars was de Fransen goedgezind. Van Saksen behaaldedeoverwinning ! Lodewijck XV was buiten zinnen ! Onvoorstelbaar !Frankrijk werd plotselingtrotsopLouis... van toen afLe bien aimé genoemd.
De geschiedenis wou dat Engeland zich moest terugtrekken uit de strijd wegens problemen in Schotland. Voor de Fransen lag deweg naar Holland vrij. Stad na stad, gemeente na gemeente viel in handen van de Fransen. In Vlaanderen wapperden de tricolore vlaggen. De Vlamingen leken tevreden. Eindelijk verlost van de Oostenrijkers(?) en de Hollanders in de randgebieden. Men zong het hier en daar uit:
Laet ons den goede God bedanken
Omdat Bourbon met goed beleijt
Den vijand van Gods kerk komt kranken
En van den bok de schaepen scheydt
Hij salder meinigh duyts verjaegen. Die in ons land bedorven zijn
Adriaan Noëz, hij kwam met een heel leger naar Mechelen
Inname van de stad
Ik zocht naar iemand die me wat zinnigs kan vertellenover wat er zoal in die dagen van mei 1747 te Mechelen is gebeurd.J David lijkt me de geschikte man te zijn. Hij is een historicus uit midden 19e eeuw en heeft heel wat bijeen geschreven over de geschiedenis van de stad Mechelen9
Mechelen diende tot overgaef gedwongen. Den 12 mei 1747 van op den toren zagen de Mechelaeren het vijandelijke leger naderen.De schrik sloeg hen om het vege lyf. Schrijft David.
Beangstigende ogen zagen vanaf de einder rijen soldaten, blokken manschappen enruiters naderen. Het gehele landschap was blauw wit-geel gekleurd. Vlaggen en standaarden kwamen gestaag dichter. De stilte over het landschap verdween langzaam en werd opgevuld met het geroffel van honderden trommels die de kandans voor de marcherende troepen aangaven. Dit was te overweldigend ! Deze stad was te klein om te kunnen weerstaan aan dit naderende leger. Een leger dat Brussel zonder al teveel moeite had ingenomen.
Een optimistische magistraat, voorwaar jong en gedreven, die zich op de Brusselse vest bevond, sprak en riep over het sluiten van een verdrag.
De Franschman willende dat men zich overgave zonder eeniggesprek. De Franschen kwamen in menigte binnen langs twee poorten en na volgens de gewone krijgsregelsal de uitgangen bezet te hebben, namen zy feitelyk hunnen intrek by de burgers, by de geestelijken, in de kloostersen in den Gildenkaemers, maer zonder iemand int byzonder kwaed te doen.
Er is toch wel over en het t weer geschoten en zijn er doden gevallen ook langs Franse kant. Ik las in de geschiedenis over de Brusselpoort dat even buiten deze poort een put werd gemaakt om er deFranse gesneuvelden in te begraven10 !?
Rond de stad stondenverschillende legereenheden opgesteld. Mechelen was omkneld, afgesloten van de buitenwereld. Even mijmer ik weg en zie ikbinnen de stadsmurenruiters op en af rijden . Ze namen soldaten en hitsige verweerders gevangen De Grote Markt vulde zich metéén bonte en kleurige menigte van soldaten en ruiters . Trompetgeschalzorgde voor stilte op de markt. Het werd stil, want de grote baas was op komst. Enkel het briesen van de paarden en het gerinkel van wapentuig waren nog te horen . Vanuit de IJzeren Leen kletterde een escorte ruiters die een koets begeleidde de Grote Markt op. Ze hield halt aan hetstadhuis.Van Saksen stapte uit. Een zegegeroep van de soldaten galmde doorheen Mechelen. Mechelen was Frans gebied geworden ! De tricolore zou gaan wapperen aan het gemeentehuis en werden er maatregelen getroffen voorveiligheid en gezorgd voor het onderkomen van Franse soldaten bij burgers. Bovendien moest de stad klaargemaakt worden voor de ontvangst van sa Majesté Le Roi de France, Louis XV !
Inderdaad de kroniekschrijvers meldden dat na drie dagen van schermutselingenMechelen in gereedheid werd gebracht om Lodewijck XV te ontvangen.
Vanaen de Brusselse poort tot aen de Sinte Rombouts kerk als mede vandaer tot aen Pitzenburg, waren op bevel de stedelijke overheid de huizen versierd, de straeten bestroeid met zavel en afgezet met dubbele ry krijgsvolk. Lodewijck XV nam bij de intrede de sleutels van de stad in ontvangst en reed naar de kathedraal onder het luiden van alle klokken en het spelen van de beiaard. In de kathedraal zouden meteengewaagde woordenworden gesproken.Kardinaal Aartsbisschop Tomas Philippusd Alsace verwelkomde de Franse koning hartelijk en sprak in zijn rede de beroemd geworden gedurfde wensen uit:
Sire, le Dieu des armées est aussi le Dieu des miséricordes. Pendant votre Majesté lui rend des actions de grâces pour ses victoires, nous lui adressons de voeux pour les faire heureusement cesser par une paix prompte et durable.
In zijn tegenrede repliceerde Lodewijck XV op deze woorden:
Monsieur le Cardinal, vos voeux sont conformes à mes désirs que ne tendent qua porter mes ennemis à la Paix.
De koning, zijn officieren en zijn edellieden kregen luxueus onderdak. Liters wijn vloeiden rijkelijk. In de stadsrekeningen staat te lezen dat722 potten bourgogne wyn werden uitgedeeld !
Op den 18de Mei trok Lodewijckmet zijn leger naar Contich. Einde Juni begon den strijd om Bergen Op Zoom, onneembaar geacht. Maer ook die Hollanders moesten na vyf en sestig daegen de stryd opgeven.
Lodewijck XV had zijn doel bereikt. Op 16 september 1747 eindigde het strijdgewoel.
De eerste bezettingsdagen
In de bezettingsdagen van 1746 was Mechelen een bonte stad wriemelend van soldaten, jongens, meisjes, vreemdelingen, jongleurs. Een leger sleurde achter zich een massa volk mee.Dat was al zo in de Romeinse tijd. Veel van de meelopers zochten het voordeelom onderweg hun producten te verkopen aan soldaten en de plaatselijke bevolking. Het lief van een soldaat trok mee op.Andere meiden zorgden voor vertroosting van eenzame krijgers. Gesneuvelden soldaten werden ontdaan van gouden tanden en ringen.De schare mensen die achter het leger Van Saksen aanholden voelden zich op de koop toe veilig temeer de ene overwinning na de andere werd behaald. In elke overwonnen stad werd er gefeest. Zo ook in Mechelen.Overal in de stad, op de Grote Markt, voor het stadhuis, bij de kerkhoven, in den Bruul, de Ijzerenleen, waren kraamkes en tenten opgesteld. Een reuze braderij, met veel versnapering en drank voor soldaten, voor het bonte levensluchtige volkje van vrouwtjes en avonturiers dat steeds het leger van de wulpse koning volgde11 .Er werd heel wat wijn, bier en sterke drank verkocht. Het kostte de Mechelaars150.000 gulden voor de maand november 1747, 11.000 man te huisvesten. Bovendien hieven de Fransen belastingen op bier, wijn, paarden en karren, bestrating en allerlei handels verrichtingen12.
Noëz Adrianus, één van hen, liep tussen die massa. Wat ging er doorheen zijn hoofd ? Wat bezielde deze man ?
Wat of wie zou hem aan deze stad binden ?Is hij tijdens de bezettingsdagen van Mechelen tot over zijn oren verliefdgeworden ? Wou hij zijn liefde voor het Mechelse meiske definitief bezegelen, nu een vrede nakende was ?
Volgens de geschriften gaan we voor het eerst officieel kennis met hem maken.De slag om Bergen op Zoom was toen net achter de rug. Naar mijn mening is hij niet mee moeten optrekken naar Holland. Heel wat Franse soldaten moeten zijn hier gebleven. De kronieken laten dat uitschijnen. Allicht heeft Adrianus alzo de tijd gehad om zijn huwelijk voor te bereiden. Inderdaad op22 september luidden de klokken van de Sint -Janskerk en juichten soldaten Adrianus toe.
Hij trok de kerk in en nam aan het altaar de handen van Joanna Maria la Forsvast om samen voor Godeeuwige trouw aan elkaar te beloven.
9Uit geschiedenis van de stad en de Heerlijkheid van Mechelen stadsarchief Mechelen (SAM)
Uit de huwelijksakte van Adrianus Noëz en Maria la Fors
Hierkomt de bruid
Na iets meer dan 255 jaar na hun huwelijk mag ik de beurt hebben hun namen op een microfilm in het Rijksarchief te Beveren te lezen
13...
De pastoor van de Sint -Janskerk te Mechelen heeft de akte voor de eeuwigheid opgeschreven:
22 7bris 1747
Contraxerunt covam me infra scripto matrimonium Adrianus Josephus Noëz militaris legiones Dictae Royal Cravattes mora intra Fines Diocesis Mecliniensis et Joanna Maria la Force parochiana St Jois in huc civitate. Dispensante in tribus bannis Emenentissimo Dominus Cardinale Archiepiscopus; testibus Martino De Coster et Joanna De haegh
Hannau Pastore St Jois
Vrije vertaling:
In mijn aanwezigheid heb ik het huwelijk ingezegend van Adrianus Josephus, legioensoldaat van de zogeheten Koninklijke Cravatten, vertoevend binnen de grenzen van het diocees Mechelen en Maria la Force, parochiane van Sint -Jan dezer stad. Toelating verleend door Zijne Eerbiedwaardige Heer Kardinaal Aartsbisschop .Getuigen Martinus de Coster en Joanna De Haegh. Hannau, pastoor van Sint -Jan
Vandaar onze noodzakelijke inleiding tot de Oostenrijkse Successieoorlog. Ons bekruipt nu de nieuwsgierigheid om meer te weten te komen over deze Adrianus Noëz.
De Koninklijke Cravatten ! Niet niks ! Deze legereenheid is legendarisch. Er werd over hen heel wat geschreven. In oorsprong waren het Kroatische ruiters die aan heel wat veldslagen deelnamen. Door de verplaatsingen in het oorlogsveld werden andere nationaliteiten in hun eenheid opgenomen. Op de Europese slagvelden waren zij meermaals een onderdeel van het Franse leger zoals onder de Franse koningen Louis XIV en Louis XV 14. Ze droegen in 1740 een blauwe mantel met een rode voering, een witte gestikte draagriem schuin over de rug. De broek was gemaakt uit dierenvel, de hoed, drie duim breed, afgeboord met een fijne zilverdraad. Hun vaandel was gemaakt uit blauwe zijde afgeboord met goudachtige franjes met in het midden een zon en vier lelies op de hoeken van de vlag*. Beroemd geworden is hun halsdoek, het ereteken voor bewezen diensten, die sierlijk om de nek werd gestropt. Vandaar, tussen haakjes, onze huidige das en of cravatte-knopen. Met grote zekerheid mogen we dus veronderstellen hoe Adrianus Noëz er gekleed bij ging op zijn huwelijksdag. De pastoor vertelt over de militair Adrianus niet veel. Zo weten we niet of hij officier, onderofficier dan wel een gewone soldaat was. Ook meldt onze pastoor niet vanwaar Adrianus afkomstig is, datgene wat wij zo graag hadden willen weten. Maria La Fors, niet La Force zoals de pastoor schrijft, is duidelijk een Mechelse en is woonachtig in de parochie Sint -Jan, wat toen een welstellend deel van Mechelen leek te zijn. Opvallend in de akte is het feit dat de kardinaal toelating moest verlenen voor dit huwelijk. In de archieven van het Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen kwamen wij te weten dat er sinds de jaren 1638 er een kerkelijke verordening bestond dat huwelijken met soldaten dispensatie moesten vragen. Ons onderzoek in het aartsbisschoppelijk archief maakte ons niets wijzer omtrent de herkomst van Adrianus.
In ieder geval deze trotse soldaten moeten zeker zijn opgevallen bij de Mechelse meisjes daar onder de Sint- Rombouts toren. Graag hadden wij natuurlijk geweten, hoe Adrianus Maria heeft ontmoet. Wellicht heeft hij haar leren kennen in het huis waar hij werd ondergebracht als militair tijdens de bezettingsdagen. Zij heeft hem mogelijk bediend met eten en drank en op zon wijze kunnen natuurlijk ook romances ontstaan. Als we onze fantasie dan toch even de loop mogen laten gaan lijkt het mij dat Maria hem wel sterk heeft bekoord en leek de familiale toestand bij La Fors verre van onaangenaam te zijn. Het is toch een hele stap om te gaan huwen met een meiske uit den vreemde en de beslissing te nemen bij haar in Mechelen te blijven ? Zeker in een tijd waar de vrouw totaal onderdanig was aan de man en zij hém eerder zou gevolgd hebben waar dan ook. Misschien speelden andere motieven dan liefde mee? Europa kende veel armoede en werkloosheid. De economische toestand in Frankrijk, ik ga ervan uit dat Adrianus een Fransman was, leek slechter dan in de Nederlanden. Zo leken de lonen hier hoger te liggen dan in Frankrijk. Door de vrede van Aken in 1748 komen de Zuidelijke Nederlanden opnieuw in handen van Maria Theresia. Adrianus ziet zijn makkers vanuit Mechelen vertrekken op 25 januari 1749 onder het waakzame oog van de Oostenrijkse soldaten. Hoe moet hij zich gevoeld hebben ? Was er geen band met thuis ? Wat ging hij hier uitrichten ? Voelde, hij de Franse Revolutie gisten en hoopte hij, zoals vele anderen, op een beter bestaan onder de regering van Maria Theresia ? Wij weten uit onze geschiedenisboekjes dat er inderdaad een betere periode aanbrak. Een tijd van vrede, waar men werk maakte van de werkloosheid ,men oog had voor de armen die niet altijd dagelijks brood hadden en er voor hen hulpkassen werden opgericht. Tevens kwam er beter onderwijs en konden de mensen een beroep aanleren. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
13Rijksarchief Beveren of RAB film Sint -Jan 318769 14 zie internet:
Hieronder afbeeldingen van soldaten uit het Franse leger anno 1740. De tweede van rechts, die met de pijp, is een Royal Cravatte. Rechts de originele akte, het beeld is misschien niet zo duidelijk, hier en daar kan men toch zinsdelen lezen...
Hoe Adrianus zijn tijd te Mechelen doorbracht weten we niet. Tot hiertoe vonden we geen document waarin werd vermeld welk beroep hijhier uitoefende en vanwaar hij afkomstig was. In de Poortersboeken, waarin de namen staanvan diegenen die zich komen vestigen binnen de muren van de stad en een beroep wensen uit te oefenen,vinden we zijn naam niet terug ! Je moest in die tijd geld hebben om in een stad te komen wonen en werken.De toepassing van de poorters praktijken waren blijkbaar al aan het tanen. Andere papieren zoals borgbrievenzijn niet gevonden .
Uit het huwelijk met Joanna Maria had hij vier kinderen, waarvan er twee vroegtijdig stierven. In het achtste jaar van zijn huwelijk sterft zijn vrouw die hem opdat ogenblik twee jonge kinderen achterlaat; Martinus was toen 7 jaar en Petrus 2 jaar.Mijnheer pastoor catalogeerde de begrafenis van Joanna Maria la Forsals eenkleyn lijk15. Hadden ze het dan toch niet zo breed ? Gezien de jonge leeftijd van de kinderen zien we Adrianus twee maanden later huwen met Maria Barbara Maschalé16. Voor die tijd heel gewoon. De zorg voor de kinderen was een zaak en een taak voor de vrouw. De man moest de centen binnenbrengen. Hij wist niets af van het huishouden. Niks Nieuwe man. In die tijd zouden ze er ferm om gelachen hebben.Maschalé wasweduwe van Frans Bourmens, een meester bakker, woonachtig in het huis de Poorte aan de Keizerstraat. Adrianus wordt eigenaar van dit huis17. Over dat huis later meer. Mogelijk kende Adrianus aleerder de familie Bourmens Maschalé. Het gaf me de aanzet om nate trekken of Adrianusniet de stiel van bakker aan het leren was. Het ambacht van bakkers hield naamlijsten bij van de leerjongens en van diegenen die meester in het vak zijn geworden. Geen Noëz te vinden !
Adrianus moet op 8 maart 1776 zijn tweedeechtgenote begraven18. De pastoor beschouwt de uitvaart als middelbaer. Uit dit tweede huwelijk zijn er geen kinderen gevonden. Adrianus Josephus overlijdthet jaar daarop en wordt op 24 juni 1777in de Sint Jans parochie begraven. Zijn begrafenisakte is kort en bondig: 24 juni 1777 begraeven Adrianus Josephus Noe, weduwnaer van maria barabara Mascha . met een dienst van een middelbaere uitvaert19.Geen geboortedatum. We weten niet eens hoe oud hij is geworden. Wel dat zijn materiële welstand met Maria Barbara er op vooruit is gegaan.
Naar mijn bescheiden oordeel heeft Adrianus als soldaat wat rijkdom vergaard door en met de oorlog. Ik las trouwens dat soldaten onder het regime van Lodewijck XIV en Lodewijck XV zich degelijk konden opwerken tijdens hun dienstjaren. De genoemde koningen betaaldengoed, ook na het afzwaaien kregen soldaten met verdienste een pensioen20.*
Hij lijkt me dus geen bedelaar, noch leegloper, noch een gigolo. Een stuk van zijn kapitaal zal zeker in het huis De Poorte gestoken hebben. Mogelijk heeft hijtijdens zijn leven wat bijgeklust of meegeholpen in de administratie.
Over Maria Barbara Maschalézouden we nog wat meer moetente weten komen. Zij lijkt mij geen Mechelse te zijn. Misschien kenden ze elkaar reeds vanuit de veldtochten en komen ze beiden uit Frankrijk?
Hopelijk vinden we nog wel iets in de loop der tijden. Niet alle mysteries moeten een oplossing krijgen
JoannaMaria La Fors
Van haar weten we niet zoveel. Ze is gedoopt op 30.08.1717 in de parochie van Sint - Jan en was de dochter van Gilbert La Fors en Catharina De Swert21. In de huwelijksakte wordt ze la Force genoemd. Wellicht was de pastoor Franstalig enheeft de militaire figuur van Adrianus een rol gespeeld.
De parochie Sint -Jan was geen armenparochie. Er woonden gegoede mensen en stonden er in de wijk degelijke en mooie huizen. We weten niet waar het koppel zich heeft gevestigd, daarvoor zouden we alle wijkboeken van de parochie moeten consulteren, wat onbegonnen werk is. In deze periode telde Mechelen een bevolking schommelend rond de 16000 inwoners22.
Over vrouwen van toen zijn er trouwens, in vergelijk met de mannen, weinig documenten te vinden. In de 18e eeuwhad een vrouw een triest bestaan. Jonge meisjes werden dikwijls verwaarloosd en als gehuwde vrouw had zij te gehoorzamen aan haar man. Als moeder moest ze soms alleen de pijnen van de bevalling doorstaan. Wettelijk had zij niets in de pap te brokken. Ze kon niet gelijk zijn aan de man omwille van haar sekse23. Ze was er om kinderen te krijgen en tot dienst van de man en het huishouden te staan. De man, zoals reeds gezegd, klopte lange werkuren en liet zich niet in met de huiselijke problemenen de opvoeding van de kinderen. De vrouw moest ervoor zorgen dat er alle dagen eten op tafel kwam, wat niet altijd evident was in die tijden. Ons Maria heeft perioden moeten meemaken dat oogsten mislukten, veeziekte voor levensduurte zorgde en in de Sint - Romboutskerk zeker is meegaan bidden opdat de natte zomer van 1766 zou keren. Enkele jaren later was de zomer zo warm en zo heet dat prijzen van de eetwaren hoogopliepen en talrijke Mechelse inwoners in grote ellende verkeerden24.Verder de zorg om de kinderen. Ze waren niet verplicht naar school te gaan zodat die jong dikwijls lang aan haar rokken bleven hangen. Ze diende tijd te maken voor scholing, moest hen schone manieren aanleren en hen aan het werk zetten. Zoniet doolden de kinderen doelloos op straat rond met de kans in één of andere bende terecht te komen.
De vrouwen waren zeker niet wereldvreemd.Ze wisten heel goed wat er inde stad en in het land gebeurde. De markt was daarvoor de idealeplaats en in destraat kende iedereen iedereen.Het was ook zij die, als kinderen ziek werden, middeltjes wisten te geven om de ziekte te verdrijven. Dat lukte niet altijd. Er was veel kindersterfte. In blijde verwachting zijn lag niet direct in de mond van onze voorouders. De kans was groot datkinderenvroegtijdig stierven.
Ook Joanna Maria zag twee van haar kinderen sterven.
Zijzelfstierf in het jaar1755 en werd op het Sint-Janskerkhof begraven op 5 september25. Ze werd 38 jaar oud. Akten van overlijden geven nooit de reden van overlijden. In de tijd van Maria en Adrianus was er buiten de talloze hoge koorts sterfgevallen regelmatig epidemieën van kinderpokken. Hieraan zijn heel wat mensengestorven.26
Hun Kinderen
Martinus Josephus, hun eerste zoon, bespreken we later. Uit zijn geslacht stamt Maria Noëz, mijn grootmoeder, voort. Martinus, met de blauwe ogen, huwtTheresia Van der Voordt. Hij wordt 61 jaar oud en is de eerste leidekker van de Mechelse familie Noëz. Theresia zal 80 jaar worden, wat voor die tijd al heel oud was.
Niclaes Joannes Baptista
Dit jongetje houden ze in Sint Jan boven de doopfontop12 oktober 1750 maar verliezen het kind een maand later27.
Adrianus Josephus
De pastoor doopt dit kindop 12 september 1751 . Ook dit kind baart zorgen. Ze moeten het een jaar later op 19 september begraven28.Even vraag ik me af of men het kindje de naam van de vaderof van diens grootvader gaf ?
Petrus Antonius
Hij krijgt het doopwater over zich op 25 februari 1753 28. Deze jongen groeit flink op en zal later huwen met Joanna Maria De Metser in de Sint - Rombouts kathedraal op 26 juli 1778 29. Van haar weten we ook weinig. Noch geboorte - noch sterfte datum zijn ons bekend. Haar overlijden situeren we tussen 1796 en 1807.
Na de dood van vader Adrianus komen we bij de verkoop van zijn huis de Poorte te weten dat Pierre aan de overkant woonde in huis het Zwaantje.
Pierre Antoineverdient, net zoals zijn broer zijn centen in de bouw als leidekker. Sinds het jaar 1769 heerste er in Mechelen een bouwkoorts. Velen veranderden hunhouten gevels in stenen om belastingsvrijdom te verkrijgen.In de lente van 1795 zien we hem samen met Martinus op reis naar Holland trekken en zullen zij in Antwerpen verschillende gemeenten bezoeken. Was dit in het kader van hun beroep ? Een plezierreisjes zal het wellicht niet geweest zijn. Mogelijk waren ze op de vlucht voor de Fransen.
In de bijgevoegde lijsten voor de aanvragen vanpaspoortengeeft men ons een uiterlijke beschrijving van Petrus Noëz: De man had blauwe ogen, bruine wenkbrauwenen een opvallende neus. Zijn gelaat was ovaal met een groot voorhoofd30. In het huwelijk schenkt Joahanna Mariahem twee dochters:
Marie Elisabeth lieten ze dopen in Sint -Rombouts op 1.08.1782 .
Peter was Martinus Josephus, meter Maria Cauthals uit de parochie Sint - Pieter.Mariehuwt Pierre Peeters waarvan we weinig weten. Ze woonden in sectie Dnr 71.
Op04.02.1841 komt haar zoon Jean François, 22 jaar. dagloner, het overlijden van zijn moederop het stadhuis aangegeven samen met JosephWery, stadswachter. Op dat ogenblik waren Petrus Antonius enJeanne Marie De Metserbeiden overleden. Zij ging 59 worden.
(overlijdensakte RAB film 0771281 akte 85) (geboorteakte RAB film318710 St Rumoldus 1782)
Marie Catherine op 27november 1794 gedoopt in Sint - Rumoldus (SintRombouts), huwt metHerman Vereyken een plafonneur. Marie Catherine overlijdt op 3.10.1836. Ze was toen 42 jaar. Ze stierf in het hospitaal in de O.L.Vrouwestraat. Ze was kantkloster.
(overlijdensakte RAB film 0771278 akte 538)( geboorteakte RAB film 318711 StRumoldus.)(foto handtekening Petrus Antonius en Joanna Maria De Metser)
Helaas geen jongen
In de volkstelling van 1799 horen we nog van het gezin Noëz De Metser. In die boeken stond genoteerd dat ze op de Botermarkt woonden in nr 29, dochter Marie Elisabeth nog bij hen inwoonde en er ook een Jean Middeler verbleef, een pruikenmaker die sinds 1776 in Mechelen verbleef.
Pierre Noëz, stierf op 23 april 1807 op de leeftijd van 54 jaar. In zijn overlijdensakte staat te lezen dat hij in de ziekenzaal van het Onze -.Lieve - Vrouw hospitaal te Mechelen is overleden om 2 uur in de namiddag31, wellicht aan één of andere ziekte.
Hier ziet u links een tekening van de Keizerstraat. Links achter, laatste huis vlak aan de Nekkerspoelpoort moet Adrianus Josephus hebben gewoond. In de buurt wellicht recht tegenover zijn woning, zou zijn zoon Petrus Antonius het pand Het Swaentje hebben gehuurd. Rechts, prent einde 18 e eeuw met uiterst links de mogelijke woning van Adrianus Noëz. ( Foto's stadsarchief Mechelen uit de verzameling Berlemont, copyright)
Uit het Wekelijks Bericht voor Mechelen en provincie, jaar 1777, staat de aankondiging voor de verkoop van het huis van Adrianus. In één adem wordt ook de woning vermeld waar zijn jongste zoon, Petrus Antonius woonde. Het was gebruikelijk in die tijd dat men een referentiepunt aangaf waar de woning, die te koop werd aangeboden, stond. (Stadsarchief Mechelen, kranten Wekelijks Bericht jaar 1777)
Pierre Noëz net geen 25 jaar toen zijn vader stierf, werd officieel, in die tijd, nog alsweeskind beschouwd.
Een familievorser moet altijdde akten van de weeskamer, in elk stads - en rijksarchief te vinden, raadplegen.
Zo ontdekte ik dat Adrianus een huis, de Poorte genaamd gelegen in Keizerstraat aan den hoek van de veste , als eigendom bezat32. Armen en wezen genoten extra bescherming in onze steden en gemeenten. Het bezit van de ouders werd er genoteerd in boeken, gekend als zijnde Staten van goed. Schepenbanken hielden strak toezicht op de verdeling van de goederen en stelden daartoe voogden en of in de taal vantoen momboirs aan.In de dossiers van de Schepengriffie van het jaar 1777 vond ik de akte waarin geacteerd staat dat Adrianus Pierets de opbrengstrenten plus de intresten, een niet onaardig bedrag van 200 gulden, aan de kinderen Martinus en Petrus Antonius had gegeven . Die intresten gingen terug tot het jaar 1760, het jaar dat Adrianus, volgens de wijkboeken, bij Maschalé introk.
De wijkboeken vertellen heel wat geschiendenis over de huizen en haar bewoners. Daar lasik dus dat Maschalé in 1747bij bakker Bourmens ging wonen enin 1760 het huis de Poorte belast was met een rente van 200 gulden. De financiële situatiesin verband met het huis staan geacteerd bij de Schepengriffie. Inderdaad in het jaar 1760 maken Adrianus en Maria Barbara akkoorden omtrent het huis de Poorte. Mijn hart klopte, bij het lezen van deze akte.Ik hoopte eindelijk de identiteit van Adrianus te weten te komen aangezien ik even daarvoor de akte over Bourmens en Maschalé had gelezen en de griffie het beroep van deze man had genoteerd.
Tevergeefs, niets, nul komma nul. De ambtenaar meldt enkel de naam Adrianus Noëz. Wat had Adrien te verbergen !?
Wil het lukken dat in het stadsarchief van Mechelen, het werk van Berlemont, beroemd onderzoeker naar de geschiedenis van straten en huizen van de stad Mechelen, het huis de Poorte van Adrianus een stamboom bevat. De eerste melding is die van het jaar 1777 waarin verwezen wordt naar een advertentie, verschenen in het Wekelijks Berichtvoor de stad en de Provincie van Mechelen.Daarin wordt het huis van Adrianus Noëz te koop aangeboden. Als referentiepunt vernoemt de krant het huis het Zwaantje met haar bewoner Petrus Antonius Noe. In het jaar 1782 staat het huis de Poorte andermaal te koop. Ook in de jaren 1812 en 1875 is er een verkoop van het huis, is het pand een herberg geworden met de naam Poorthuis. Tot in 1963 hield men er café en droeg de zaak nog dezelfde naam als in 1875. Nu in 2005 is er een kruidenierszaak in ondergebracht.
Tot vandaag is de herinnering aan Adrianus Josephus Noëz levendig gehouden daar aan de hoek Keizerstraat, Zwartzustersvest. Een warm gevoel
32Uitgave Vlaamse Vereniging Familiekunde nr 183 -187 Register 1776-1779
Aan de hoek van de Zwartzustersstraat en de Keizerstraat, in de jaren 1960, was hier het café "Het Poorthuis".Adrianus moest het geweten hebben... vele Mechelaars moeten dit café nog hebben gekend. (Uit de verzameling Berlemont stadsarchief Mechelen (copyright) Rechts de huidige situatie... een kruidenierszaak. (eigen foto)
(Je kan de foto twee maal vergroten- onderaan zal een icoon verschijnen waarop je voor de tweede vergroting kan drukken.)
Als je wat tuurt zal je wel onderstaande tekst kunnen lezen op het dokument. Na idem de derde regel: Dat op 22 oktober 1777( wat raar om een jaartal zo te gaan schrijven), Adrianus Pirets bekend heeft dat Martinus Noëz en Petrus Noëz ( derden schrijven de naam vaak verkeerd) kinderen van Adrianus tegen de voogd Adrianus Pirets wel degelijk geld afgegeven heeft een som van 200 gulden contant met intrest afkomstig van een huis dat in de Keizerstraat stond bij de Nekkerspoelpprt volgens de constitutiebrief van 1760...