Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
28-06-2025
FEEST VAN DE HEILIGEN PETRUS EN PAULUS
29 JUNI
HEILIGEN PETRUS EN PAULUS
De Kerk viert vandaag de heilige apostelen Petrus en Paulus. Ze kiest ervoor om ze samen te gedenken omdat ze onafscheidelijk zijn in hun belijdenis van de Verrezen Christus. Beiden werden geroepen om zijn evangelie te verkondigen, beiden deden dat met een uitzonderlijke liefde en overgave.
Op een dag vroeg Jezus aan zijn leerlingen: wie ben Ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Waarop Jezus hem antwoordde: jij bent Petrus; dat woord betekent steenrots. Op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen.
In de grote massa mannen en vrouwen
- of ze nu christen zijn of niet -
zijn er mensen op zoek
naar een mensheid die echt menselijk is
en die zich opent naar God toe.
Hopelijk ontmoeten die mensen op hun weg
een kerk, die zich van macht heeft ontdaan,
een kerk, die arm is, zoals God arm is,
een kerk, die is teruggekeerd naar het wezenlijke,
een kerk, die rijk is met het evangelie alleen.
Guy Riobé, bisschop van Orléans, + 1978
Foto’s:
1. Abdij van Jequitiba, Bahia, Brasil.
2. Kerk van Mundo Novo, Bahia, Brasil. Bezoek van Vlaamse jongeren tijdens de Wereldjongerendagen van 203.
Ik ben voor enkele dagen op vakantie in Paraiba, bij Jef Floren, een studiegenoot uit het College voor Latijns-Amerika. Het is Allerzielen in Mamanguape. Een totaal andere sfeer dan in België, bijna een feest. Er is hier geen herfst met vallende baderen, geen nostalgie, alleen broeiende zon want het is weer volop zomer. Dus geen druilerige preken over de natuur die lijkt te vergaan maar in de lente wel weer zal verrijzen. We kennen die clichés.
In de vroege morgen een mis op het kerkhof met honderden mensen. Ik sta er alleen voor want de collega’s celebreren op andere begraafplaatsen. Er is gezorgd voor een koor en de liederen worden ingezongen, met gitaren en slagwerk natuurlijk. Geen sombere teksten. God is Vader, en kan zijn filhos en filhas niet vergeten. Wij zijn zijn volk.
Tijdens het eucharistisch gebed roept iedereen luidop de namen van overleden familieleden waarvoor gebeden wordt. Dat duurt zo een vijftal minuten en veroorzaakt nogal wat beroering, honderden mensen die namen roepen. ‘Lembrar’ heet dat, in leven houden. Nadien valt alles ingetogen stil en na enkele minuten gaat de mis verder. Indrukwekkend en hoopvol want ze zijn nu geborgen in Gods hand.
Weinig bloemen op de graven maar wel verse kalk. Kinderen zeulen rond met grote borstels en emmers witte en blauwe kalk om de grafstenen te “witten” en te “blauwen”. De blauwers komen eerst om het kruis te kleuren en dan volgen de witters die de grafsteen weer mooi wit maken. Grappig die kinderen die druipen van de kalk, dikke blauwe of witte kledders op hun bruine lijf. Je loopt er best niet tegenaan want dan ben je ook gekleurd. Het werk is zo klaar want de kalk droogt snel. De kinderen hebben hun centavos verdiend. De graven zijn weer schoon. Het kerkhof helemaal opgefrist. Graças a Deus.
Tegen de avond komen de mensen terug naar de begraafplaats. Duizenden kaarsen worden ontstoken en velen brengen een stuk van de nacht door op het kerkhof. Er wordt gebeden en gezongen en vooral ook veel gepraat over en tegen de overledene, een heel aparte sfeer.
Met padre Jozef rijden we rond in het duister. De hemel raakt de aarde. Van ver zie je overal helverlichte plekken in het landschap, overal waar een begraafplaats of enkele graven samen te vinden zijn. Langs de baan ook veel kaarsen bij de kruisen waar mensen door een ongeluk om het leven gekomen zijn.
Novemberdagen helemaal anders dan bij ons, niet zo triest, veel licht en hoop, leven en dood liggen bij elkaar en we geloven toch in de hemel, niet? God is toch goed.
Op de begraafplaats van Mamanguape enkele graven van Duitsers die hier rond 1930 binnengetuimeld zijn, zwarte gietijzeren kruisen. ‘Hoe lelijk’, zeggen de mensen, wie zet er nu zoiets somber bij een graf, maar ja, het zijn vreemdelingen. We moeten dat verstaan. In hun land is alles koud en duister. ‘Que tristeza’
Ik denk, hoe zal het met Kerstmis zijn? Kerstmis is veel minder, zegt de collega, weliswaar een feest maar zonder veel uitbundigheid. Daarvoor dient São João Batista, dat is hier het familiefeest. Afwachten dus.
In Salvador staan er al enkele kerstbomen bij het winkelcentrum Iguatemi te pronken. Die steken belachelijk af bij de palmbomen die er vlak naast groeien. Een valse dennenboom met gekleurde ballen en plastieksneeuw onder een stralende zon. De commerce op haar best. Je krijgt er de slappe lach van.
Als ik het kerkje van Cobé binnenkom hoor ik een zucht van verlichting. Ik ben twee uur te laat, een platte band en een vervuilde luchtfilter. Met deze droogte rij je permanent in een stofwolk. Normaal zou dit oponthoud geen probleem moeten zijn maar vandaag is het wel wat vervelend. Joaquim en Ana worden gevierd, de patroonheiligen van Cobé. Je mag de São en de Santa niet te lang laten wachten.
Om Cobé te vinden moet je geen wegenkaart raadplegen. De makers van wegenkaarten vinden Cobé te klein om er zelfs maar een stipje aan te wijden. Cobé bestaat niet op de wegenkaarten. Cobé, dat zijn twee straten, een straat met kasseien en een straat met niets, met slijk in de winter en met stof in de zomer. Waar de twee straten samenkomen is er een plein met wat aanplantingen en het mooiste gebouw van Cobé, de kleine kerk van ‘Joaquim en Sant´Ana.’ Die verbinden rijk en arm in Cobé, of beter arm en straatarm.
Er was even wat ongerustheid. Zou de padre ons vergeten hebben? ‘Zie je wel dat ik gelijk heb!’ roept een oudere vrouw triomfantelijk. ‘São Joaquim en Sant´Ana laten ons nooit in de steek’ Ze zijn te vertrouwen. Ze zijn onze beschermers. Ze brengen de padre vanzelf naar de kerk, met of zonder wagen.
Het kerkje zit afgeladen vol. Alle deuren en vensters staan open maar het blijft evengoed bloedheet. Voor São Joaquim en Sant´Ana moet je wat over hebben. Ze beschermen, zeker en vast, maar eens per jaar moeten ze daarvoor bedankt worden. Dat dit wat ongemakken met zich meebrengt is normaal. We maken het hen ook niet gemakkelijk.
De massa vertrouwelingen van de São en de Santa wijken uiteen zodat ik tot bij het altaar kom. Ondertussen wordt er gezongen: ‘Seja bem vindo lélé, seja bem vindo lálá’ Welkom, welkom beste mensen van Cobé, van Mundo Novo, van Alto Bonito, van Riacho dos Patos. Alle aanwezigen uit de nabijgelegen gehuchten en alle familieleden die vanuit het verre São Paulo zijn teruggekeerd naar het geboortedorp voor het patroonsfeest worden vernoemd. Dat duurt zo een klein halfuur. Lélé en lálá voor iedereen. Welkom, welkom. We hoeven ons niet te op te winden. We hebben twee volle dagen voor ons om te feesten.
Er wordt overlegd wat er nu moet gebeuren. De padre moet de mis opdragen, er moeten kinderen gedoopt, er willen enkele koppels huwen en natuurlijk moet er een processie zijn. Hoe schikken we dat? De processie houden we voor morgen want daarmee eindigt het feest. Na wat geharrewar wordt er beslist eerst de mis te zingen. Dat kan nog net voor de middag.
De bonen zijn nog niet helemaal gaar en het vlees moet ook nog wat hebben. Dat melden de senhoras die de kookpotten in het oog houden. Naast de kerk staan een aantal grote aluminium schotels te pruttelen op een houtvuur voor de gezamenlijke stamppot van bonen met vlees en groenten. De platte kuipen zijn eigenlijk doordeweekse wasteilen maar vandaag zijn ze bevorderd tot kookpotten.
Dopen doen we straks, rond vier uur, en trouwen vanavond, dan hebben de bruiden tijd genoeg om zich mooi te maken.
We zingen dus eerst de mis. Dona Luzia, de gepensioneerde lerares van Cobé, maakt enige bewegingen die de maat moeten voorstellen. Je kan evengoed denken dat ze vliegen wegjaagt. Er valt weinig uit op te maken maar het is de maat. Geen mens die daaraan twijfelt.
Dona Luzia is het onbetwiste gezag in Cobé. Ze kan lezen en schrijven. Ze heeft generaties Cobézanos voorbereid op hun uittocht naar het verre São Paulo. Vandaag is het voor haar een hoogdag. Veel van haar oud-leerlingen zijn op bezoek met vrouw en kinderen.
Sâo Joaquim en Sant´Ana brengen voor enkele dagen de families terug bijeen. Sommige uitgeweken Cobézanos zijn er in geslaagd hun weg te maken in São Paulo als metser of schrijnwerker en zijn terugggkeerd met hun eigen wagen. Anderen hebben minder geluk gehad en zijn een drietal dagen onderweg geweest met de lijnbus of de ‘pau de arara’, open vrachtwagens boordevol mensen, waar achterop een aantal smalle planken worden gemonteerd die zitplaatsen moeten voorstellen.
Dona Luzia heeft iedereen een plaats bezorgd. De kinderen mogen op de grond zitten rond het altaar. De meisjes van het koor moeten plaats nemen aan de linkerkant, dichtbij de koorleidster. De beste plaatsen in het midden van de kerk worden toegewezen aan de vrome leden van het ‘Apostolaat van het Gebed’. De overige kerkgangers zoeken het maar uit daar ze niet tot het vaste cliënteel van het kerkje behoren.
Het is een bonte bende. De meisjes hebben zich opgemaakt met goedkope lippenstift en andere attributen om zekere blikken op zich te vestigen. Vanavond wordt er gedanst! Dona Luzia heeft er wel voor gezorgd dat ze hun schooluniform aanhebben om buitenissigheden te vermijden. De dames en heren van het ‘Apostolaat van het Gebed’ zijn getooid met het rode lint en de medaille van het genootschap. Zij zijn de vaste ijveraars van São Joaquim en Sant´Ana. Ze ijveren er ieder jaar voor dat er niets op het feest ontbreekt .
De kerk geurt naar zeep en reukwerk. Iedereen ziet er keurig uit. Je kan nauwelijks merken dat veel van deze mensen in huizen van leem en stokken wonen. Achteraan in de kerk staan de vaqueros, de koewachters, wat onhandig aan hun leren hoed te friemelen. Eens per jaar komen ze ook naar de kerk om de bescherming van São Joaquim en Sant´Ana af te smeken. Ze zijn de enigen die zich niet speciaal voor het feest hebben uitgedost. Ze brengen de lucht mee van koemest en paardenzweet. Buiten de kerk staan hun paarden te hinniken. Die worden straks na de mis gezegend.
De mis duurt een paar uur. Onophoudend wordt er gezongen. De bijbel wordt in processie binnengebracht en plechtig op de lezenaar gelegd. Na iedere lezing wordt er in de handen geklapt. De homilie van de padre wordt onderbroken en aangevuld door bedenkingen van de kerkgangers. We mediteren vandaag over het evangelie van de kostbare parel.
Wie zijn de kostbare parels van onze gemeenschap? Onze kinderen zijn onze parels! Dona Luzia is ook een parel! Ze heeft ons allemaal leren lezen en schrijven. Er zijn nog parels in ons midden: Senhor Joâo die voor de bonen en het vuurwerk heeft gezorgd, Dona Elza die het altaar met rozen heeft versierd.
Ineens ontdekken we hoeveel kostbare parels er wel zijn in onze gemeenschap. Er wordt enthousiast geroepen voor de kinderen, voor Dona Luzia, voor onze heilige patroon Joaquim, voor onze heilige patrones Sant’Ana, en voor Jezus en zijn woord. Viva de kinderen, viva Dona Luzia, viva Joaquim e Sant´Ana, viva Jesus ...
Tijdens de offerande brengt iedereen wat mee voor het feest, maniokwortels, bananen, rijst, bonen, olie. We danken voor wat de aarde voorbrengt met de zegen van de Heer. We danken voor de regen die dit jaar niet ontbrak. We bidden opdat de mais verder goed mag groeien, dat de kinderen gezond mogen blijven en dat de heiligen ons blijven beschermen.
Het wordt stil in de kerk tijdens de consecratie. De mensen heffen de linkerhand omhoog als teken van aanbidding. De ingetogenheid van deze eenvoudige mensen maakt indruk. Hij is hier onder ons, Hij die zijn leven gaf om ons te redden, Hij die méér is dan al wat niet deugt in deze wereld, Jezus ons Heil.
Met de vredeswens wordt de stilte weer doorbroken. Iedereen omhelst iedereen. Dona Luzia wordt bedolven onder de ‘abraços’ van haar oud-leerlingen. Liturgie en leven lopen door elkaar.
Nog voor het einde van de mis laat senhor João het vuurwerk knallen. Het is een oorverdovend lawaai. De kleinsten schrikken en beginnen luidskeels te huilen. Het zit namelijk zo; São Joaquim en Sant´Ana hebben recht op vuurwerk dadelijk na de mis.
Het feestelijk geknal mag niet uitblijven. Anders verliezen de heiligen hun geduld. Senhor João was wat te snel met zijn actie. Doch daarom niet getreurd. Na het feestelijk gespetter volgt de communie en een ingetogen gebed. Nog tijdens de zegen stormt iedereen naar buiten en gooit zich op de stamppot met bonen. Die is veel beter dan vorig jaar. Er zit meer vlees in, en de aperitief mag er ook wezen, caipirinha, rhum met lemoensap en suiker. Caipirinha alleen voor de stoere binken, niet voor de vrouwen en de kinderen. Die drinken limonade. En de padre?
Daar wordt even over getwijfeld. De padre hoort geen alcohol te drinken. Alcohol behoort tot het domein der zonden. Maar het is feest! Dus mag het voor de padre ook caipirinha zijn, als hij er maar geen gewoonte van maakt!
De eerste foto toont het tabernakel in de kerk van Boekhoute. De andere foto's tonen drie goede vrienden tijdens de eucharistie: Padre Frans Verhelle, Dom André Dewitte en Padre Jef Floren. Dom André en Padre Frans werkten als missionaris in Brazilië maar zijn ondertussen overleden. Padre Jef is nog steeds werkzaam daar.
Santo Antônio, ja, daar wordt niet mee gelachen. Ik moet naar Barra want padre Nicanor is onwel geworden. Nicanor is 83 en nog altijd pastoor van Mundo Novo. Barra is een klein gehucht dat tot de parochie behoort. Vroeger was er een treinhalte. De trein hield er enkele uren halt en leverde ondertussen het cliënteel voor de talrijke bordelen van Barra. Trein en bordelen zijn nu verdwenen maar de slechte naam van Barra is blijven bestaan.
Het verdachte gehucht is uitgegroeid tot een kleine gemeenschap van mensen die echt voor elkaar opkomen. En nu is padre Nicanor ziek, en morgen is het Santo Antônio. We kunnen het kleine dappere Barra dat zo intens voor een nieuw bestaan vecht niet zonder zijn heilige laten. Dus weerom over aarden wegen, putten en bulten naar Barra.
Het is al donker en mijn ogen zijn niet zo best. Ik heb last van mijn diabetes. Maar ik heb geluk, ik moet niet zelf rijden. Zélia, een jonge Franciscaanse zuster van Mundo Novo, brengt mij naar Barra. Ze watervalt van woorden. Ze heeft ook een indukwekkend postuur. ‘Van links naar rechts tante Stien’ denk ik oneerbiedig. Hoe komt Toon Hermans zo ineens in mijn hoofd dwarrelen, zo ver van huis op een verloren weg in Bahia . Lijd ik al aan ‘saudades’ , heb ik heimwee naar België. Voor zover ik weet, helemaal niet maar hoe kronkelen onze hersenen.
Tussen het geronk van de motor door krijg ik les. Santo Antônio is hier zowat de patroon van de ‘namorados’. Dat zijn de verliefden dus. Valentijn heeft in Barra geen opdracht, wel in Rio en São Paulo. Dat zijn steden die Europa naäpen en commerce doen met Valentijn, de valse onderkruiper. Valentijn is daar trouwens al lang geen Santo meer. In Barra behoren de ‘namorados’ gelukkig nog tot het werkveld van Santo Antônio. De Santo zorgt er trouwens ook voor dat iedere jonge vrouw een prachtige baby krijgt. Zo is Santo Antônio, alles voor de verliefden en de gehuwden, voor de ‘namorados’ en de ‘casados.’ Ja, we kunnen hem niet missen, de Santo.
Wat zal er in Barra gebeuren vanavond? Er zal een viering zijn , en nadien gaan we de processie en de mis van morgen voorbereiden. We zullen de Santo eens laten zien wat we voor hem over hebben.
Ik aarzelend, een beetje wantrouwig. Wat staat er mij weer te wachten, een viering van verliefden, hoe moet dat? En ik ben vanzelf al een nuchtere vreemdeling. Wordt dat niet weer een potje Braziliaans snottebellen?
Het kleine kerkje, blauw-wit, vol licht en gezang en enthousiaste mensen. Ik krijg een plaats tussen de mensen, een gammele bank die ieder ogenblik dreigt door te breken. Ja, ik ben ook een beetje van links naar rechts tante Stien. De kerkbanken zijn berekend op bescheidener exemplaren.
Vooraan een groepje jongeren met stralende blik. Dat zijn ze dus de ‘namorados’. Maar ze zijn niet alleen, de kinderen zijn er ook bij, en de papais en de mamais van de namorados en de hele oude rimpelmensen zijn er ook, iedereen is er dus.
Mensen, we hebben een padre, we hebben dus morgen een processie en een mis! De Santo mag tevreden zijn, geen reclamaties, hij krijgt zijn deel, ‘em nome do Pai, do Filho e do Espírito Santo’. En de viering is al bezig. Ze wisselen elkaar af, de namorados. Er wordt gebeden, gezongen, teksten uit de bijbel en niet de simpelste, het boek Wijsheid, Paulus aan de Corinthiërs, de Bergrede. Wie kent er dat nog bij ons?
Er volgt een schitterende uitleg van een jongeman over de liefde. Geen beuzelpraat. De gerimpelden laten zich ook horen. Grootvader Zé uit de roça veert recht en vertelt zijn leven. Zijn vrouw is te vroeg gestorven, ze was pas 88. Jongens en meisjes, de liefde is heerlijk. Dat weten de jongeren ook al. Maar ge moet trouw blijven en dat is niet gemakkelijk en pas ook op voor de droogte, altijd wat bonen in reserve houden om te kunnen planten maar in ‘32 en ‘33 hadden we helemaal niets, alle bonen waren op en de maïs was ook mislukt en ik moest ver in de stad gaan werken maar het heeft gelukkig maar een jaar geduurd, want toen heeft het weer geregend, en ik had acht kinderen en ze zijn goed getrouwd en ze hebben ook een goed huwelijk en ik heb al meer dan honderd kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Zo gaat ‘papai’ nog een eindje door. Hij spreekt met heel zijn lijf, de handen breed cirkelend in de lucht. Geen mens die er aan denkt hem te onderbreken.
Het verhaal is niet nieuw en ook niet bijster origineel maar het is een echt verhaal van een echt leven. En daar heeft men eerbied voor. De ‘mamais’ lachen een beetje. ‘Papai Zé is weer bezig’. De kinderen wiebelen ongedurig op de kerkbanken. ‘Wij trouwen niet, wij blijven thuis’.
Ik moet ook naar voor om commentaar te geven op het evangelie. Dat was in mijn scenario niet voorzien, in het scenario van de namorados wel. Ik sta daar dus totaal onvoorbereid wat portugees aan elkaar te breien. Waar ligt mijn woordenboek, waar zijn mijn teksten? In Mundo Novo, daar ligt alles, zeker weten. Ik parel nogal van het zweet.
De mensen luisteren aandachtig naar mijn gestuntel. Papai knikt, hij gaat akkoord. Met wat? Ik weet pertinent dat ik totaal onverstaanbaar ben. Maar niet getreurd, op mijn literair stuntwerk volgt er toch handgeklap en het is ‘muito bem’.
De namorados weten van geen ophouden. De viering is al lang gedaan maar ze blijven palaveren over de liefde, de bijbel in de hand. Wij zetten ons in een andere hoek van het kerkje om de processie en de mis voor te bereiden. Papais en mamais zijn bezig Santo Antônio een bad te geven en zijn draagberrie te versieren. Papai Zé is even ontstemd. Hij mag de Santo niet helpen dragen, morgen, te oud en zwakke benen. De kinderen jagen achter de vliegen en wisselen prentjes van Ronaldinho, de ‘krakie’ van onze futebol.
Ik woon nu in Tapiramutá, het land van bananen en koffie. De bananen doen het redelijk, de koffieplanters klagen, te overvloedige regen toen het net niet mocht regenen. Als de koffieplanten in bloei staan mag het niet regenen om de bloesems niet te beschadigen. Alle koffieplanten bloeien vrijwel op hetzelfde moment, slechts één of twee dagen en als het dan regent, is bijna alles verloren.
Het heeft dus geregend op het verkeerde moment. Gevolg, de meeste landarbeiders worden afgedankt want er zal bijna geen koffie geplukt worden. Veel landarbeiders zijn al vertrokken naar het Zuiden, voor de oogst van het suikerriet.
Tapiramutá is een parochie van miserie zoals destijds de parochies in Vlaanderen van de ‘astepieten en de bietenmannen’. Geen werk, altijd op schok van de ene streek naar de andere, laag loon, geen sociale zekerheid en de vrouwen alleen thuis met de kinderen. Tapiramutá, een parochie met weinig stabiliteit, komen en gaan. We zijn de vasten begonnen in de kerk met ‘de processie van de de lege pannen’.
Indrukwekkend is dat, een oorverdovend gerammel met lege potten en pannen. Je moet geen lange preek afsteken: ‘lege pannen, waarom kinderen? Omdat er geen werk is, padre’. Papa is ver weg, ik heb dat niet graag, zucht een klein ventje, en onmiddellijk een koor van kinderen. Mijn papa is ook weg in São Paulo, en de mijne in Salvador voor het suikerriet, ‘Bóias Frias’, worden ze genoemd, de mannen van de koude gamellen, en er zijn er zo duizenden in onze streek.
In de kerk zie ik enkele mensen wenen. Lege pannen, bittere realiteit, maar de afwezigheid van papa vinden de kinderen veel erger dan de lege pannen. En wat doen we daaraan? Weinig en veel. Weinig, waar moet ge hier beginnen en dan nog als vreemdeling. Veel, want de mensen vragen of er een Eucharistie zal zijn, dan kunnen we bidden, dan is Deus tenminste nog bij ons, alleen Die blijft, alleen God blijft trouw al zijn we door iedereen verlaten.
Ik krijg brieven die vragen naar ‘mijn projecten’, heel lieve en medelevende vragen van mensen die ons willen steunen. Het belangrijkste project na tien maanden is voor mij nog altijd de taal leren, de mensen van binnenuit leren begrijpen en luisteren, luisteren, luisteren ... en bonen eten, bruine, witte, zwarte …
We hebben een aantal projecten in ons bisdom, water voor alle mensen in het jaar 2000, landbouwscholen, vorming van pastorale werkers. Er is heel veel samenwerking tussen alle kerkwerkers, priesters, zusters, catechisten, eenvoudige mensen van de roça, noem maar op, maar we verwachten geen plotse veranderingen. De structuren die ons domineren zijn machtiger dan onze povere middelen maar ze hebben geen hart. En als het hart stilvalt sterft iedere cultuur.
Dit jaar is onze munt, de Real, al met 20% gedevalueerd. Als deze brief jullie bereikt misschien al met 40%, maar de prijzen mogen niet stijgen zegt president Fernando Henrique. Zotte praat natuurlijk, het brood slaat op, de benzine slaat op, de olie, de bonen enz… Maar het loon van de meeste mensen blijft hetzelfde, als het al uitbetaald wordt …
Hebben onze projecten dan geen zin? Ja en neen. Tegenover de enorme kapitaalvlucht staan wij daar met onze goede wil en onze lege handen. Maar iedere cisterne die we bouwen met povere middelen is water voor een familie en vooral ook een signaal: het kan anders mits wat goede wil. Een kaarslicht in de duisternis, heel zwak en kwetsbaar, maar precies dit kwetsbaar lichtje wordt van ver gezien. De mensen beginnen vragen te stellen. Waarom hebben wij geen water en waarom geen scholen? Want de televisie staat in ieder huis van leem en houten paaltjes en toont een andere wereld.
Het is hard, de confrontatie met de armoede. Maar het doet mediteren en nadenken. De vraag uit het boek van Lode Zielens: ‘Moeder waarom leven wij?’ Ik leef hier als een monnik, met weinig maar met alles wat ik nodig heb, meubels van stoofhout, zegge één kast, één tafel en vijf stoelen, een oude bureau, vijf teljoren, zes tassen en een plastieken bak met lepels en vorken, wat potten en pannen. Ik heb een bed, veel te hard voor mijn rug, maar er zijn twee nieuwe besteld die op weg zijn, voor als er bezoekers komen.
En toch leef ik met overvloed want ik eet alle dagen, mijn huis is van steen en niet van modder en ik heb twee badkamers en een paar diplomas, waarmee ik kan lezen en schrijven en ook een beetje rekenen want dat is mijn sterkste kant niet. En, opperste zaligheid, iedere zondagavond is er een frisse pint, 600 mililiter Antartica, om de smaak niet te vergeten, heerlijk fris uit mijn koelkast, want die heb ik ook.
Dus, met weinig ben ik toch een rijk mens. Ik heb zelfs een nieuwe rode Golf, Lula genaamd, omdat Lula de voorzitter is van de Arbeiderspartij, de enige serieuze oppositiepartij waarop de hoop van velen gevestigd is.
De kerken lopen hier vol of leeg zoals bij ons. Met Aswoensdag een volle kerk omdat de mensen dan graag wat as meenemen naar huis om in het water te strooien als ze ziek zijn. Daar geneest ge dan rap van. Ja, in Gits was dat ook zo, met de palmtakken van Palmzondag, drie kuipen vol en ik moest er ieder jaar nog bijsnijden.
Ook hier hebben de mensen veel vragen en twijfels. Het aantal kerken neemt toe, de Assembléia de Deus, het ‘Quadrangular’ of het vierkantig evangelie, de Universele kerk van Jezus, de Pentecostais enz … Daarnaast overblijfselen van Afrikaanse godsdiensten, candomblé, macumba, orixás en allerhande esoterische toestanden.
Daartussen zijn de pastoors één van de velen, voor de enen de zonen van de duivel en voor de anderen de padre, de nabijheid van Deus in onze comunidade. Maar toch is er verschil met Europa. Er is de universele overtuiging dat er een God bestaat. Atheisme is hier een uitzondering. Onze president Fernando Henrique Cardoso heeft het eens gewaagd te verklaren dat hij agnosticist is. Alle Brazilianen verontwaardigd. Zijn politiek mandaat wankelde. De lepe vos had zich even ferm misrekend. Hij hoopte op sympathie maar kreeg het deksel op zijn neus.
Brasil is een vreemde cultuur met vreemde kronkels. Tijdens het laatste carnaval was het succeslied een naar mijn gevoel belachelijk godsdienstig lied van padre Marcelo Rossi, priester Marcel die al miljoenen CD´s verkocht heeft. Tekst van het lied: ‘Steek je handen omhoog om God te loven’. Een carnavalslied met een tekst over God. Stel je voor bij ons.
Dit lied werd zeer geaprecieerd door de gauwdieven die tijdens het enthoesiaste gezwaai met de armen omhoog wat dieper afdaalden om snel de beurzen te ledigen. Het beste carnavalslied in jaren vonden ze. Zoiets is allleen in Brasil mogelijk.
Zacht is de waterkant zacht is de groene weide; maar zachter kleurt het land ginds aan de overzijde.
Het riet, de oeverrand fluist'ren te allen tijde beloften in het land ginds aan de overzijde.
En staande hand in hand wij zwijgend turen beiden naar 't licht bewaasde land ginds aan de overzijde.
Zo na ons hart verwant zo ver van ons gescheiden; het onbereikbaar land ginds aan de overzijde.
Ida Gerhardt (1905-1997)
Foto’s 1 en 2 werden genomen bij het standbeeld van Jeanne d’Arc (1412-1431) in Béziers, Frankrijk. Het opschrift: 'Toen kwam er een stem, ongeveer rond het middaguur, een zomer, in de tuin van mijn vader.' De derde foto toont een glasraam van de Sagrada Familia in Barcelona, Spanje.