Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
11-06-2016
ZONDAG 12 JUNI 2016
11de ZONDAG C – 12 JUNI 2016
‘OVER EIGENWAAN EN MEDEDOGEN’
‘Over eigenwaan en mededogen’ staat er vandaag bovenaan ons misblaadje. Het zijn woorden die we niet dikwijls gebruiken, en toch zijn ze belangrijk. ‘Eigenwaan’ dat is verwaandheid. Zelfvoldaan zijn. We kennen dat wel: ‘Wat ben ik toch een goede mens. Als er meer mensen waren zoals ik, de wereld zou nogal wat beter zijn.’ Straks, in het evangelie zien we zo iemand, een farizeeër, een zekere Simon, die door en door overtuigd is van zijn eigen goedheid. ‘Zoals ik, zo zijn er niet veel!’
We zien ook iemand anders, een vrouw die zich door en door ellendig voelt. Jarenlang heeft zij verkeerd geleefd, een zondares wordt zij genoemd, en haar naam wordt niet vermeld. Na al die jaren heeft zij alle moed verloren. Ten einde raad gaat zij naar Jezus toe, schreiend van miserie.
Simon, de farizeeër, wrijft zich in de handen: hij is fier op zichzelf. En de mensen zullen weer eens kunnen zien hoe voortreffelijk hij wel is. En hij is ook nieuwsgierig: ‘wat gaat er nu gebeuren? Wat zal Jezus doen?’
Maar opnieuw is de houding van Jezus heel anders. Hij ziet het leed van die vrouw en voelt mee met haar verdriet, ook al is het allemaal haar eigen schuld. En hij schenkt vergiffenis … dat is mededogen.
Evangelie: Lucas 7, 36-50
‘Huilend ging ze achter Hem staan, bij zijn voeten.’
‘Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn,
want ze heeft veel liefde betoond.
Maar aan wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde.'
‘HUIL MAAR NIET’
Alweer een tafereeltje uit het dagelijkse leven dat we ons gemakkelijk kunnen voorstellen. Een feestmaal, en drie mensen in de kijker: Jezus, de zondares en Simon, de zelfvoldane gastheer, die overtuigd is van zijn eigen goedheid.
Zou Jezus een profeet zijn? Zeker niet, zegt Simon: een profeet veroordeelt mensen omwille van hun zonden. Bij die vrouw is die zonde toch duidelijk! En Jezus doorziet dat niet eens en hij veroordeelt haar niet.
Maar misschien WIL Jezus niet veroordelen omdat Hij verder kijkt: Hij WIL de goedheid en de liefde zien. Om de zonde op te merken moet je geen profeet zijn! Iedereen ziet die wel – en roddelt er ook wel over – want de zonde steekt de ogen uit. Maar het goede WÍLLEN zien, dat is uitzonderlijk!
Bij Simon zien wij dan de echte zonde. En zoals zo dikwijls gebeurt, wordt die netjes weggemoffeld in een deftige manier van doen. Simon veroordeelt zonder genade, omdat hij zo vol is van zichzelf. En daardoor vergeet hij dingen, die normaal en goed zijn: water gieten over de bestofte voeten van de gast, hem omarmen, reukwerk aanbieden ...
Het einde van het verhaal is dan ook verrassend en rijk aan inhoud, zelfs vandaag nog: de zondares blijktde echte leerling van Jezus. Niet omwille van haar zonden maar omdat zij zonder ophouden weentom haar manier van leven. Zij voelt zich ellendig en hunkert naar eerlijkheid en zo komt zij bij Jezus, schreiend van miserie en vol van berouw.
En daardoor toont zij haar grote, overvloedige liefde: de voeten van Jezus wast ze met haar tranen en zalft ze, terwijl Simon, de man van de schone schijn, de goedheid en de liefde verleerd heeft, omdat hij zo overtuigd is van zijn eigen volmaaktheid. Zij echter weet dat zij zwak is, en zo kan zij openstaan voor de milde barmhartigheid van Jezus.
De harde woorden zijn voor Simon, omdat hij zo vol is van zichzelf. De mildheid, de barmhartigheid echter is voor de vrouw, die weet dat zij een mens is, die weleens tekortschiet, net zoals dat ook bij ons gebeurt, net zoals wij mededogen nodig hebben.
Als we naar ons misblaadje kijken, dan zien we een foto, die heel duidelijk is: een bejaarde vrouw, die geholpen wordt door twee verzorgenden. Dat zien we hier soms ook wel in het rusthuis. En misschien denken we wel: dat is toch een beetje ouderwets, want nu hebben we een rollator of een rolstoel.
En daaronder staan dan die magische woorden: ‘Ik zeg je: sta op’. En dan denken we misschien: ‘Als Jezus dat ook eens tegen mij wilde zeggen! Dat ik opnieuw kan rechtstaan en zelf gaan’. Het is goed verstaanbaar dat we zo zouden denken en dat we dit zouden wensen.
Maar in de mis van vandaag ligt er een andere klemtoon. Jezus toont ons in het evangelie dat Hij met mensen begaan is. En Hij vraagt aan ons hetzelfde. Hij vraagt ons om barmhartig en zachtmoedig naar mensen toe te gaan, als zij gebukt gaan onder een groot verdriet:
mee-levend, mee-lijdend, mee-dragend ...
Zo zeggen ook wij als het ware, net als Jezus: ‘Mijn vriend, ik zeg je, sta op.’
Evangelie: ‘De jongeling van Naïn (Lucas 7,11-17)
‘HUIL MAAR NIET’
Bij dit stukje evangelie – Jezus die een dode jongen weer tot leven wekt – denken we meteen: ‘Wat is daar eigenlijk gebeurd? Kan dat wel?’ Het is een verkeerde vraag. Het evangelie is geen krant of verslag. Het vertelt verhalen om Jezus te leren kennen en ons zo tot geloof te brengen. Daarover gaat het: wat wil Lucas ons over Jezus bijbrengen?
Lucas heeft in heel zijn evangelie één groot thema: dat Gods liefde uitgaat naar ‘alle’ mensen, in het bijzonder, naar kleinen en zwakken’. Zo vinden we bv. alleen bij Lucas het verhaal dat de geboorte van Jezus eerst aan eenvoudige herders werd verkondigd. Matteüs geeft hier een andere klemtoon door te vertellen van de drie wijzen of magiërs die het kind komen aanbidden en geschenken geven
In het verhaal van vandaag ligt de klemtoon op het medelijden van Jezus met de weduwe. Getuige de korte zinsneden: `Huil maar niet' en ‘Hij gaf de jongen weer aan zijn moeder. Bij de Joden van toen werden weduwen aan hun lot overgelaten. Zij waren de kleinsten en de armsten van het volk. Bovendien werd de vroege dood van een kind gezien als een straf van God. Een weduwe, die haar enig kind verloor, die was dus totaal verworpen.
Maar Jezus is anders! Hij leeft mee. Hij troost haar en geeft haar haar zoon terug. ‘Sta op!’, zegt Hij want Hij is de Heer die leven geeft.
Jezus toont ons dat God geraakt wordt door het leed van de mensen. Dat God zich ontfermt om kleine mensen. En dat Hij het leven wil en niet de dood.
Lucas wilde ons niet zeggen dat Jezus een grote wonderdoener was, maar wel dat God begaan is met zijn mensen, in het bijzonder met diegenen die verstoten worden: de kleinen, de zwakken, de rechtelozen.
En ook dat God echt leven kan geven! Niet door wonderen, maar door ons hart en door onze handen. Een oude film zei: ‘God heeft mensen nodig.’ Inderdaad: God heeft ons nodig om zijn hart en zijn handen te zijn in onze wereld. En om op die manier wonderen te doen, mensen op te wekken en leven te geven.
Misschien waren we wel eens bij de uitvaart van iemand over wie niets moois te zeggen viel. We kregen dan het gevoel: hoe arm is dit leven. Hij hield van niemand en niemand hield van hem. Hij haatte de anderen en hij gebruikte ze alleen maar voor zijn eigen geluk, dat hij toch nooit vond. Hij bleef alleen. Hij was er voor niemand en niemand was er voor hem.
En wij kennen ook de begrafenissen van goede mensen. Dan zien we allen, die van hen liefde hebben gekregen, en die er ook liefde aan geschonken hebben, en wij prijzen dan die goedheid, die warmte, die tederheid.
Daarom blijft het feest van het Heilig Hart betekenisvol. Niets, maar dan ook niets, is ons leven waard, zonder de liefde. In het licht van de liefde komt al de rest op de tweede plaats.
Wij weten alleen dat juist die liefde, gegeven en gekregen, bepalend is voor de waarde, de zin en de inhoud van ons leven. Het enige waar het op aankomt … en van deze liefde mogen wij geloven, dat zij sterker is dan de dood. En daarom bidden wij: ‘Heer Jezus, maak ons hart gelijk aan het Uwe!’
(gedeeltelijk geïnspireerd door een gedachte van Dietrich Bonnhoeffer)
--- --- ---
Geef ons een gemoed dat voor U ontvankelijk is…
Erbarm U over ons streven,
dat wij onder uw ogen
in liefde en geloof,
rechtvaardigheid en ootmoed,
U mogen volgen,
in zelftucht en trouw en moed,
en U ontmoeten in stilte.
Geef ons een zuiver gemoed,
dat wij U mogen zien,
een nederig gemoed,
dat wij U mogen horen,
een liefdevol gemoed,
dat wij U mogen dienen,
een gelovig gemoed,
dat wij U mogen loven.
U, die ik niet ken
maar aan wie ik toebehoor.
U, die ik niet begrijp
maar die mij hebt gewijd
aan mijn eigen lot.
U!
Dag Hammarskjöld
(Dag Hammarskjöld was secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 10 april 1953 tot 18 september 1961 toen hij stierf als gevolg van een vliegtuigongeluk tijdens zijn vredesmissie in Congo)
Sacramentsdag, we kennen dat feest ongetwijfeld nog van lang geleden, toen we kind waren: de processie, die uitging, de huizen, die versierd waren, soms bloemen op straat, hier en daar een kapelleke aan de voordeur, en wijzelf, die als kind mochten meegaan in de processie … het zijn mooie herinneringen, waar we graag aan terugdenken.
We vieren dat Jezus in brood en wijn bij ons wil blijven. ‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt’. Het zijn de woorden van de consecratie, die een groot geloof uitdrukken … maar die woorden moeten ook zichtbaar worden in ons dagelijkse leven.
Als wij daar niet delen van onszelf, zijn het enkel woorden in de wind. Ons hele leven moet doordrongen worden door wat Jezus zegde bij het Laatste Avondmaal: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.’
--- --- ---
Er was eens een grote groep mensen bijeengekomen
en toen riep Jezus zijn leerlingen bij zich en zei:
In de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren leven wij, in de verwachting van de Heilige Geest – maar met deze verwachting, en met deze Heilige Geest, hebben wij het misschien wel wat moeilijk.
Een kleine vaststelling kan helpen; onze kerk heeft het dezer dagen zeker niet gemakkelijk; dat is ook vroeger zo geweest. Dat zij standhoudt, ondanks problemen en vele eigen tekorten kan erop wijzen dat zij gesteund wordt door Gods eigen kracht.
Ze stenigden Stefanus, terwijl hij bad:
`Heer Jezus, ontvang mijn geest.'
(Handelingen 7,59)
Rechtvaardige Vader,
hoewel de wereld U niet heeft gekend
– Ik heb U gekend –
zijn zij het die hebben erkend
dat U Mij gezonden hebt.
(Johannes 17,25)
KOM, HEILIGE GEEST
De marteling van de Heilige Stefanus blijft één van die verhalen uit de vroege Kerk, die ons nog altijd aangrijpen. Ook hier kunnen we zeggen: het is een verhaal van vroeger, maar het is evenzeer een verhaal van onze tijd. Ik zou dit alleen maar willen illustreren met een berichtje uit het bisdom Ruy Barbosa, dat ik enkele weken geleden ontving. In een klein stadje, Mairi, was een oude winkelier van bijna 80 jaar vermoord, voor wat luttele centjes, die hij met zijn kleine winkeltje verdiend had. Men verdenkt 2 jongens van 16 en 17 jaar, later blijkt dat zij niet de daders waren. Maar een volkswoede was al losgebarsten, en een aantal mensen uit het stadje hadden de 2 jongens gelyncht, vermoord dus. Een spiraal van geweld leek uit te breken in het kleine stadje. De bisschop heeft dan gereageerd om het geweld te stoppen, en in zijn brief aan de mensen van Mairi, schrijft hij deze mooie woorden:
‘Ik denk nu aan Onze Lieve Vrouw,
aan de voeten van het kruis van haar zoon Jezus,
onschuldig, maar veroordeeld en vermoord.
In Mairi vereren wij Moeder Maria
precies als Onze Lieve Vrouw van Smarten.
Zou er enig verschil zijn in het verdriet
van de familieleden van de oude winkelier Nicanor,
het verdriet van de moeders van die jongens die afgemaakt werden,
en het verdriet van de moeder van Jezus?’
De woorden van de bisschop bleven niet zonder gevolg. Enkele dagen later wordt er spontaan een vredesmars gehouden. ‘Er waren er geen die vooroplepen, omdat zij opgeroepen hadden tot deze mars. Het was een initiatief van het volk zelf: duizenden mensen, mannen en vrouwen, van alle groepen en kerken, van de allerkleinsten tot de alleroudsten: allen samen voor deze betoging van menselijke waardigheid en vrede.’
Het is het verhaal van Stefanus, zoals het vandaag gebeurt: onschuldigen die, net als Stefanus, gedood worden…en die evenzeer als hij als het ware de woorden hernemen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.’
Laten wij hopen dat van ons niet letterlijk hetzelfde gevraagd wordt. Maar laten wij proberen om ons geloof te beleven in de gewone dingen van elke dag; dan is de Geest van Jezus ook nu nog werkzaam in onze wereld: ‘Kom, Heilige Geest… ‘. Het is een mooi gebed. Mogen het geen holle, inhoudsloze woorden zijn.
Straks horen we in het evangelie weer eens enkele woorden van Jezus bij het laatste Avondmaal. Hij wijst zijn leerlingen erop dat Hij weldra zal heengaan, maar Hij wil hen niet als wezen vereenzaamd achterlaten. Hij zal bij hen, en ook bij ons, op verschillende wijzen aanwezig blijven:
door de Blijde Boodschap van bevrijding die Hij ons gebracht heeft,
door de Helper die de Vader ons schenkt: de heilige Geest,
en door de vrede die Hij neerleg in ons hart.
Het zijn woorden van bemoediging en troost als we ervoor openstaan!
Dat is het wat Ik jullie te zeggen had,
nu Ik nog bij jullie ben.
De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
(Johannes 14, 25-26)
‘DE HELPER, DIE IK ZAL ZENDEN’
Opnieuw waren we in het evangelie aanwezig bij het Laatste Avondmaal. We waren getuigen van de laatste uren van Jezus hier op aarde, zoals we misschien ooit aan een sterfbed stonden en bedroefd waren. Die stemming – als bij een sterfbed – was er die avond! En dan gebeurt er iets heel wonder: Jezus zelf – Hij, die gaat sterven – Hij zelf troost en bemoedigt: ‘Je mag de moed niet verliezen. Want de Vader zal een Helper zenden.’
Hij zal gemarteld en gedood worden, maar ook nadien zal Hij bij ons blijven. Niet zichtbaar of tastbaar, maar wel even LEVEND en even aanwezig. Het is moeilijk om het ons voor te stellen, maar het gebeurt DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. We zeggen dat soms in een heel mooi gebed: ‘Goede God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop.’ Waar dat gebeurt, blijft Jezus LEVEND onder ons. DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Het is een beetje zoals op die koperen plaat stond, die vroeger misschien bij ons thuis aan de muur hing, toen we nog kind waren: ‘Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is het leven goed, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.’ DAAR en DAN leeft de GEEST van Jezus: waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.
Jaren geleden moest er eens een belangrijke politieke benoeming gebeuren. Het was rond Pinksteren en iemand zei spottend: ‘Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de goede keuze zal maken.’ We mogen die spot ook ernstig nemen, want Hij sluit aan bij Jezus’ eigen woorden: ‘De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet.’ Als die wereld zich liet leiden door de Goede Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Als die wereld zich zou laten leiden door die Heilige Geest, dan zou Jezus LEVEND onder ons aanwezig zijn, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid ...
Als je God en de eeuwigheid zoekt, moet alles wat je gewend bent ondersteboven.
Ten eerste: leer LOSLATEN. Niet alleen materiële dingen, maar ook gewoontes of gedachten waar je aan gehecht bent. Laat alles verloren gaan waarmee je jezelf overeind houdt. Daardoor ontstaat er plaats voor God. God daalt in je neer en neemt je in zich op. Je wordt in God veranderd.
Ten tweede: leer DULDEN. Wees geduldig en verdraag wat je overkomt naar best vermogen, lief of leed, geluk of ongeluk. Zeg tegen God: ik weet niet waarom U dit laat gebeuren, mij lijkt het niet goed, maar ik weet niet hoe U daarover denkt. Ik vertrouw op uw goedheid.
Ten derde: leer MINNEN. Je leert nooit beter liefhebben dan door dat loslaten en dulden. In de grondeloze, gelaten, geduldige mens daalt God neer, en de ziel heeft God lief, en God neemt haar in zich op.
Bron: DIE GROOTE EVANGELISCHE PEERLE
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
‘Kindertjes’, zo spreekt Jezus ons vandaag aan op een onnoemelijk tedere wijze! ‘Kindertjes, een nieuw gebod geef ik u: heb elkander lief’. ‘Nieuw’, noemt Hij dit gebod, en dan geeft Hij een toelichting daarbij: ‘zoals ik u heb liefgehad’. Daarin bestaat het nieuwe: ‘zoals Hij ons heeft liefgehad’. Want zijn manier van liefhebben is anders dan anders!
Jezus geeft ons niet alleen dit nieuwe gebod. Hij straalt die nieuwe liefde ook uit: vanuit die nieuwe liefde heeft Hij onder ons geleefd. Zo wordt Hij die unieke mens, om mee op weg te gaan: DE WEG, DE WAARHEID en HÉT LEVEN voor ons eigen, kleine leven doorheen onze eigen, kleine dagen. De mens, die ons wegwijs maakt, de waarheid toont, en een leven vol vreugde aanreikt.
Paulus en Barnabas bemoedigden de nieuwe leerlingen
en spoorden hen aan te volharden,
maar ze wezen er ook op
‘dat wij pas na veel beproevingen
het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’.
(Handelingen 14,22)
Daaraan zal iedereen kunnen zien
dat jullie leerlingen van Mij zijn:
als jullie onder elkaar de liefde bewaren.’
(Johannes 13,35)
DE PRIJS VAN DE LIEFDE
'Liefde is een zeldzaam kruid', is de titel van een boek van Maria Rosseels. Wat zeldzaam is, lokt tot namaak. Zo zijn er kunstbloemen, en die kunnen mooi zijn. Maar ze maken het heimwee naar echte bloemen alleen maar groter.
Er bestaan veel liedjes over de liefde. Willem Vermandere zong eens: ‘Er zijn van die zangers, die de liefde bezingen, lijk da wieder klappen van ‘t were’. Maar het lied van de echte liefde is uniek. Dat is iets helemaal anders dan ‘klappen van ’t were’.
Zo was de ervaring van Chiara Lubich, en haar vriendinnen, toen zij op het einde van de oorlog, tussen de bombardementen, het evangelie begonnen te lezen. Zij wisten natuurlijk dat de liefde belangrijk is. Maar in een flits zagen ze: dit is het nieuwe gebod, dat ons leven een nieuwe wending kan geven!
Het gaat erom te beminnen zoals Jezus liefhad. Het nieuwe van die liefde is Jezus zelf. In ons dagelijkse leven, gaan we naar Jezus kijken: wat zou Hij nu doen? Eén keer heeft Jezus gezegd: 'Leer van Mij ...'. Wat wij, volgens zijn woord, van Hem moeten leren, is dat Hij mild is en zachtmoedig van hart. Dit woord kan ons hart nieuw maken.
De context van het nieuwe gebod is het Laatste Avondmaal en het lijden van Jezus: in zijn lijden blijkt zijn liefde. Zijn liefde heeft alles te maken met de weg van het lijden. En dat lijden van Jezus begint bij het verraad van Judas. Met dit donkere verraad op de achtergrond schijnt het licht van zijn liefde nog feller. Ook nu nog worden mensen door vermeende vrienden in de steek gelaten. En kan de noodzaak van die nieuwe liefde feller schijnen.
Wat nieuw is, kan veel veranderen. Dit is ook zo voor de nieuwe liefde in een wereld vol wonden. Die nieuwe Liefde opent nieuwe einders. Daarom zegt Jezus dat men mensen als zijn leerlingen herkent, als zij elkaar liefhebben. Als zij liefhebben zoals Hij zelf liefhad. Niet het spreken over Jezus, niet de vergaderingen, maar het nieuwe gebod van Jezus spreekt tot het hart van de mensen. En kan alles nieuw maken … ook vandaag!
Er was eens een oude Chinese vrouw die twee grote kruiken had. Deze droeg ze op haar schouders aan de uiteinden van een stok. Een van de kruiken had een barst, de andere was perfect en bevatte steeds een volle lading water.
Op het einde van de lange wandeling van de rivier naar huis was de eerste kruik echter telkens maar half vol. Dit gebeurde twee jaar lang elke dag: de oude vrouw bracht telkens anderhalve kruik water mee naar huis. De perfecte kruik was natuurlijk erg trots op haar prestatie. Maar de arme kruik met de barst schaamde zich voor haar gebrek, omdat ze slechts de helft kon presteren van hetgeen van haar werd verwacht.
Na twee jaar, die haar als eindeloos falen voorkwamen, zei de kruik tegen de oude vrouw: Ik schaam me zo voor mijn barst waaruit de ganse weg naar jouw huis altijd water stroomt. De oude vrouw lachte. ‘Is het jou opgevallen dat er aan jouw kant van de weg bloemen bloeien, maar aan de kant van de andere kruik niet? Ik heb aan jouw kant bloemen gezaaid, omdat ik me van jouw gebrek bewust was. Je hebt mijn bloemen elke dag bij onze terugkeer water gegeven. Twee jaar lang heb ik die wondermooie bloemen kunnen plukken en er de tafel mee kunnen versieren.’ Ieder van ons heeft zo zijn heel eigen gebreken en fouten, maar het zijn de gebreken en de barsten die ons leven zo interessant en lonend maken.
Auteur onbekend. Overgenomen uit: ‘Kerkkoerier’, juni 2015
(‘Kerkkoerier’ is de periodiek van de parochie H. Maria, Sterre der Zee, Oost Zeeuws-Vlaanderen)
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder. Elke roeping begint bij Jezus die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we misschien lang geleden voor het eerst geluisterd, als kind ontroerd en geraakt door die vele verhalen over Hem. Naar Hem willen we ook vandaag blijven luisteren.
Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is een uitnodiging aan alle mensen van alle tijden en roept ook ons op tot toewijding en getuigenis, in woord en levenswijze. Laten wij dan ook een glimp van Jezus tonen en Gods liefde uitstralen bij de mensen, die de loop der dagen op onze weg plaatst.
De leerlingen echter waren vervuld van vreugde
en van de heilige Geest.
(Handelingen 13,52)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem. Ik ken ze en ze volgen Mij.’
(Johannes 10,27)
‘GEROEPEN OM JEZUS TE VOLGEN’
Allen zijn we geroepen om Jezus van nabij te volgen. Om met Hem op weg te gaan, ook als die weg ons misschien naar Jeruzalem brengt, de stad van zijn lijden maar ook van zijn verheerlijking.
Allen zijn we geroepen om net als Hij alles te geven opdat zijn Rijk zou komen.
Op de wegen van ons leven worden we opgeroepen om de minste te willen zijn en niet te heersen. Om de lasten van anderen te dragen en geen lasten op te leggen. Om arm te worden in gulle mildheid voor anderen. Om het kruis op te nemen als dit in ons leven komt. Om anderen vreugde te verschaffen. Om ons eigenbelang te laten varen ten bate van het leven van anderen.
Dit is de weg van het evangelie … Een weg die niet vanzelfsprekend is. Een weg die in tegenstroom durft roeien en tegen de tijdsgeest durft ingaan. Een weg ook die zijn waarde pas toont aan wie hem volgt.
Laten we daarom Jezus voor ogen houden. Laten we ook niet aarzelen om die weg te gaan die Hij is voor voorgegaan. En laten we hoopvol en vol verlangen uitzien naar wat ons beloofd is: liefde, vreugde en vrede.
‘Ik verkies een gehavende Kerk, gekneusd en vuil, omdat ze de straat is opgegaan, eerder dan een Kerk die ziek is, omdat ze in zichzelf zit opgesloten, gehecht aan het comfort van haar eigen zekerheden.
Ik hou niet van een Kerk die in het middelpunt wil staan en die uiteindelijk de gevangene wordt van een kluwen van bepalingen en procedures.
Als iets ons een heilige onrust en wakker geweten moet blijven bezorgen, dan is het dat zovelen van onze broeders en zusters zonder de kracht, het licht en de troost van de vriendschap van Jezus Christus leven, zonder een geloofsgemeenschap die hen opneemt, zonder een horizon die zin en leven geeft.
Meer dan de vrees ons te vergissen, hoop ik dat we bezield blijven door de vrees opgesloten te zitten…
– in structuren die ons een valse bescherming geven,
– in normen die ons tot onverbiddelijke rechters maken,
– in gewoontes waarin we ons comfortabel voelen, terwijl er buiten een uitgehongerde menigte wacht en Jezus maar tot ons blijft herhalen: ‘Jullie moeten hun te eten geven!’