Vandaag vertelt het evangelie ons dat Jezus zijn leerlingen, zijn vrienden op pad stuurt om de Blijde Boodschap te gaan prediken. Ze zullen niet overal hartelijk ontvangen worden, maar dikwijls tegenwind krijgen.
Ook Paulus spreekt over het lijden dat hij omwille van Jezus moest doorstaan, het onbegrip, de afwijzing, de verwijten.
Toch spreekt het laatste zinnetje van het evangelie ons eens te meer over vreugde…
Zusters en broeders,
wat mij betreft:
ik denk er niet aan mij op iets anders te beroemen
dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus,
waardoor de wereld voor mij gekruisigd is
en ik voor de wereld gekruisigd ben.
(Galaten 6,14)
Ga nu, maar weet wel,
Ik stuur jullie als lammeren onder de wolven.
…
Verheug je er echter niet over
dat de geesten zich aan jullie onderwerpen,
maar verheug je
omdat jullie naam in de hemel is opgetekend.
(Lucas 10,3 en 20)
… ALS LAMMEREN TUSSEN WOLVEN’
Meer dan 20 jaar geleden viel het communisme in de Sovjet-Unie, en de godsdienst kwam weer tot leven. 70 jaar was niet genoeg om het geloof uit te roeien. Het atheïsme was verplichte leerstof, priesters moesten naar Siberië, elke geloofsbeleving werd verboden. En toch bleef dit geloof overleven. Moeders en grootmoeders bewaarden het en gaven het door. Zij hadden geen opleiding en geen mandaat. Zij gaven het gewoon door zoals ze van nature het leven zelf doorgeven.
Vandaag zien we in het westen een overeenkomst met wat toen in Rusland gebeurde. Een praktisch atheïsme wordt opgedrongen. Geloven wordt ouderwets genoemd. Religieuze symbolen worden belachelijk gemaakt. Priesters worden niet verbannen, maar lege seminaries zijn veel doeltreffender.
Geloof is vervangen door de cultus van het ‘ik’ en een extreem materialisme. Het aantal priesters is de voorbije jaren drastisch teruggelopen en een nieuw evenwicht lijkt niet meteen in zicht. Zullen ook hier moeders en grootmoeders het geloof bewaren en doorgeven, even gewoon als ze het leven zelf doorgeven?
Geloof doorgeven is geen kennis doorgeven. Het is iets van jezelf delen, iets van je eigen aanvoelen. Toen Jezus zei: ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken’, sprak Hij niet over een les godsdienst, maar over een besef dat Hij er is en dat Hij onze diepste vreugde en onze diepste vrede is.
Geloven is vooral een manier van leven en van omgaan met mekaar. De 72 leerlingen die Jezus op pad zond waren geen leraars en hadden geen opleiding. Maar zij moesten wel een vrede uitstralen onbezorgd en vrij. Hun geluk was immers niet afhankelijk van bezit of prestige.
Zullen de moeders en grootmoeders bij ons erin slagen om de vrede en de vreugde van hun geloof door te geven aan hun kinderen en kleinkinderen? Zal het geloof overleven tot het materialisme ineenstuikt?
Een leven dat alleen het eigen ‘ik’ ziet, leidt tot wanhoop en ontreddering. De slangen en schorpioenen worden al zichtbaar in de stijgende misdaad en in de wansmakelijke vormen van corruptie en zedelijk verval.
Die 72 leerlingen van Jezus waren gewone mensen zoals wij. Vandaag zegt Hij tot ons ‘Ga dan, Ik zend u als lammeren tussen de wolven. Maar weet het wel: Het rijk Gods is nabij.’
Als wij luisteren naar het Woord van God, zijn er soms dingen, die wat hard aankomen, en die wij liever niet zouden horen. Zo is het ook vandaag: wie Jezus wil volgen, moet meer dan eens heel wat opgeven. Om deze weg te gaan moeten wij sterven aan onszelf in veel kleine en soms ook grotere dingen: met geduld en offer, bijwijlen in verdriet en eenzaamheid.
Maar wie door zijn levenswijze de Heer volgt in zijn sterven, zal ook met Hem verrijzen in zijn vreugde. Of in meer dagelijkse woorden: wie zijn eigenbelang eens vergeet, ervaart dat het deugd doet een ander gelukkig en blij te maken.
Zusters en broeders,
gij zijt geroepen om vrije mensen te zijn!
Misbruik die vrijheid echter niet voor de zelfzucht
maar dien elkaar in liefde.
(Galaten 5,13)
Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen,
ging Hij vastberaden op weg naar Jeruzalem.
Onderweg zei iemand tot Hem:
‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’
(Lucas 9,51 en 57)
OP WEG MET JEZUS
Dit stukje evangelie tekent een keerpunt in Jezus' leven. Hij trok door Galilea, riep zijn leerlingen, genas zieken naar lichaam en ziel, en schonk vergeving aan zondaars. Nu zal Hij naar Jeruzalem gaan, de plaats van zijn lijden en dood. Hij gaat Zijn opdracht voltooien ondanks de vijandschap, die Hij zal ontmoeten: de machtigen voelen zich bedreigd, omdat Hij een liefdevolle God predikt, en geen boeman. Jezus' weg van Liefde moet verworpenheid en vijandschap meebrengen. Hij is een bedreiging voor wie zich zelve zoekt. Daarom staat er: Jezus kiest vastberaden voor die weg, die de tegenstand niet vreest, maar als een kruis op zich neemt.
Bij de eerste afwijzing al, zijn de leerlingen verbolgen. Jezus wijst hen terecht: Hij komt niet met macht en vuur, maar is de lijdende Dienaar. Hij is niet gekomen om te vernietigen, maar om tot leven te wekken! Jezus misbruikt zijn macht niet, Hij vertrapt geen mensen, maar kiest bewust voor de liefde, die haar kruis draagt, ten einde toe, tot op Calvarie.
De weg van Jezus is geen gezapig tochtje. Wie Hem volgt, moet keuzes maken. Aan die drie mensen, die Hem willen volgen, stelt Hij strenge eisen. Laten we ze echter goed verstaan: gezin en vrienden zijn niet verkeerd. Maar Jezus wijst mensen af die vasthangen aan wat de liefde in de weg staat.
Meestal is er geen conflict tussen wat Jezus oplegt en wat menselijk schoon is. De liefde vraagt ons dat wij zorgen voor ons gezin, onze doden en onze vrienden. Wat Jezus wil, tonen wij juist door deze warme genegenheid.
Maar, uitzonderlijk, bij overdreven gehechtheid, kunnen wij niet liefdevol zijn. Dan vraagt de Heer ons te kiezen voor de liefde die zichzelf vergeet. De voorbeelden zijn extreem maar ze tonen ons: altijd moet de liefde voorrang krijgen. In de omstandigheden die het leven zelf aanbrengt, dienen wij steeds opnieuw, vastberadenenradicaal te kiezen voor die ene weg: de liefde, die zichzelf niet zoekt.
Het is niet makkelijk, maar … zo ging de Heer ons voor.
Ook ik wil Jezus volgen, Heer, en zijn manier van leven tot de mijne maken.
Maar vaak ontbreekt mij de durf om dat resoluut te doen en om alleen maar voor Jou en voor jouw droom te kiezen.
Doe mij dan geloven dat jij het goed met mij voor hebt en dat je mij alleen maar vrede en geluk wilt schenken.
Toen wij nog jong waren, was de tijd heel anders dan nu. Om maar een voorbeeldje te noemen: er was geen TV en we konden dus ook niet naar het EK-voetbal kijken. Maar in onze vrije tijd gingen we wel wandelen of fietsen, en ’s avonds praatten we urenlang. Meestal over heel gewone dingen, maar soms gebeurde het dat iemand een dieper onderwerp ter sprake bracht … en dan bleven we daarover doorbomen.
Zo is het stukje evangelie vandaag. Jezus had weer eens een lange dag gewandeld met zijn vrienden. Omdat Hij ook al heel wat wondere dingen gezegd en gedaan had, wist Hij dat de mensen, achter zijn rug, over Hem praatten. En dan vraagt Hij: ‘wat zeggen de mensen zoal over Mij.’
Wij zijn daar ook wel nieuwsgierig naar om te weten wat de mensen over ons denken. Het is dus nog maar eens een situatie die we ons gemakkelijk kunnen voorstellen … maar het gesprek neemt algauw een onverwachte, diepe wending en vraagt een groot geloof.
Evangelie: Lucas 9,18-24
Hij stelde hun de vraag: `Wie zeggen de mensen dat Ik ben?'
`En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?'
Petrus antwoordde:
`De Messias, die door God gezonden is.'
ELKE DAG IN JEZUS’ SPOOR
Jezus en zijn vrienden waren al een hele tijd samen op weg. Meer en meer werden zijn vrienden ook geboeid door zijn persoon: Hij had al zoveel vreemde dingen gezegd en gedaan. En dan stelt Jezus plots die bijzondere vraag: `Wie denken jullie dat Ik ben?' En Petrus antwoordt daarop: `Gij zijt de Messias, die door God gezonden is.' Of in eenvoudige woorden: ‘Jij bent iemand die door en door van God doordrongen is.
Ook in ons leven is die vraag weleens opgekomen: ‘Wie is die Jezus nu eigenlijk?’ Op school hadden we het juiste antwoord geleerd: ‘Jezus is de Messias.’ En wellicht begrepen we dat helemaal niet, zoals ook Petrus de diepe inhoud van zijn antwoord wel niet verstaan zal hebben.
Hoe moeten we dat inderdaad verstaan? Hoe is Jezus die Messias, die helemaal van God doordrongen is? Daar gaat Jezus vandaag zelf op in. Hij zegt dat Hij door de mensen verworpen zal worden en veel zal moeten lijden. Pas daarna, in de verrijzenis, zal Hij tot zijn volle heerlijkheid komen. Het antwoord van Petrus was dus wel juist: ‘Jezus is de Messias’ Maar Petrus moet dat woord nog beter leren begrijpen. De Messias is Diegene die uit liefde zijn kruis opneemt en in het lijden ten einde toe gaat. Zozeer is Hij doordrongen van Gods liefde!
Ook voor ons moet dit het beeld zijn van de Messias Jezus. Wij weten immers hoe Hij concreet die weg gegaan is. Dit is de juiste voorstelling van onze Heer Jezus: Hij die uit liefde zijn lijden opneemt, ten einde toe!
Wie in deze Jezus gelooft, zal ook dezelfde weg moeten gaan en in zijn spoor treden. Hij vraagt van ons – zijn leerlingen vandaag – dat ook wij het kruis dat de liefde altijd meebrengt op te nemen.
De liefde is vanzelfsprekend de diepste vreugde in een mensenleven – maar echte liefde kan nooit zonder lijden. Hoe meer je van iemand houdt, hoe meer je ook gekwetst kan worden. En daarom zegt Jezus vandaag heel terecht: `Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf vergeten, dagelijks zijn kruis opnemen en Mij volgen.’
Alleen zo kunnen we de volle vreugde, het volle Leven vinden.
‘Over eigenwaan en mededogen’ staat er vandaag bovenaan ons misblaadje. Het zijn woorden die we niet dikwijls gebruiken, en toch zijn ze belangrijk. ‘Eigenwaan’ dat is verwaandheid. Zelfvoldaan zijn. We kennen dat wel: ‘Wat ben ik toch een goede mens. Als er meer mensen waren zoals ik, de wereld zou nogal wat beter zijn.’ Straks, in het evangelie zien we zo iemand, een farizeeër, een zekere Simon, die door en door overtuigd is van zijn eigen goedheid. ‘Zoals ik, zo zijn er niet veel!’
We zien ook iemand anders, een vrouw die zich door en door ellendig voelt. Jarenlang heeft zij verkeerd geleefd, een zondares wordt zij genoemd, en haar naam wordt niet vermeld. Na al die jaren heeft zij alle moed verloren. Ten einde raad gaat zij naar Jezus toe, schreiend van miserie.
Simon, de farizeeër, wrijft zich in de handen: hij is fier op zichzelf. En de mensen zullen weer eens kunnen zien hoe voortreffelijk hij wel is. En hij is ook nieuwsgierig: ‘wat gaat er nu gebeuren? Wat zal Jezus doen?’
Maar opnieuw is de houding van Jezus heel anders. Hij ziet het leed van die vrouw en voelt mee met haar verdriet, ook al is het allemaal haar eigen schuld. En hij schenkt vergiffenis … dat is mededogen.
Evangelie: Lucas 7, 36-50
‘Huilend ging ze achter Hem staan, bij zijn voeten.’
‘Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn,
want ze heeft veel liefde betoond.
Maar aan wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde.'
‘HUIL MAAR NIET’
Alweer een tafereeltje uit het dagelijkse leven dat we ons gemakkelijk kunnen voorstellen. Een feestmaal, en drie mensen in de kijker: Jezus, de zondares en Simon, de zelfvoldane gastheer, die overtuigd is van zijn eigen goedheid.
Zou Jezus een profeet zijn? Zeker niet, zegt Simon: een profeet veroordeelt mensen omwille van hun zonden. Bij die vrouw is die zonde toch duidelijk! En Jezus doorziet dat niet eens en hij veroordeelt haar niet.
Maar misschien WIL Jezus niet veroordelen omdat Hij verder kijkt: Hij WIL de goedheid en de liefde zien. Om de zonde op te merken moet je geen profeet zijn! Iedereen ziet die wel – en roddelt er ook wel over – want de zonde steekt de ogen uit. Maar het goede WÍLLEN zien, dat is uitzonderlijk!
Bij Simon zien wij dan de echte zonde. En zoals zo dikwijls gebeurt, wordt die netjes weggemoffeld in een deftige manier van doen. Simon veroordeelt zonder genade, omdat hij zo vol is van zichzelf. En daardoor vergeet hij dingen, die normaal en goed zijn: water gieten over de bestofte voeten van de gast, hem omarmen, reukwerk aanbieden ...
Het einde van het verhaal is dan ook verrassend en rijk aan inhoud, zelfs vandaag nog: de zondares blijktde echte leerling van Jezus. Niet omwille van haar zonden maar omdat zij zonder ophouden weentom haar manier van leven. Zij voelt zich ellendig en hunkert naar eerlijkheid en zo komt zij bij Jezus, schreiend van miserie en vol van berouw.
En daardoor toont zij haar grote, overvloedige liefde: de voeten van Jezus wast ze met haar tranen en zalft ze, terwijl Simon, de man van de schone schijn, de goedheid en de liefde verleerd heeft, omdat hij zo overtuigd is van zijn eigen volmaaktheid. Zij echter weet dat zij zwak is, en zo kan zij openstaan voor de milde barmhartigheid van Jezus.
De harde woorden zijn voor Simon, omdat hij zo vol is van zichzelf. De mildheid, de barmhartigheid echter is voor de vrouw, die weet dat zij een mens is, die weleens tekortschiet, net zoals dat ook bij ons gebeurt, net zoals wij mededogen nodig hebben.
Als we naar ons misblaadje kijken, dan zien we een foto, die heel duidelijk is: een bejaarde vrouw, die geholpen wordt door twee verzorgenden. Dat zien we hier soms ook wel in het rusthuis. En misschien denken we wel: dat is toch een beetje ouderwets, want nu hebben we een rollator of een rolstoel.
En daaronder staan dan die magische woorden: ‘Ik zeg je: sta op’. En dan denken we misschien: ‘Als Jezus dat ook eens tegen mij wilde zeggen! Dat ik opnieuw kan rechtstaan en zelf gaan’. Het is goed verstaanbaar dat we zo zouden denken en dat we dit zouden wensen.
Maar in de mis van vandaag ligt er een andere klemtoon. Jezus toont ons in het evangelie dat Hij met mensen begaan is. En Hij vraagt aan ons hetzelfde. Hij vraagt ons om barmhartig en zachtmoedig naar mensen toe te gaan, als zij gebukt gaan onder een groot verdriet:
mee-levend, mee-lijdend, mee-dragend ...
Zo zeggen ook wij als het ware, net als Jezus: ‘Mijn vriend, ik zeg je, sta op.’
Evangelie: ‘De jongeling van Naïn (Lucas 7,11-17)
‘HUIL MAAR NIET’
Bij dit stukje evangelie – Jezus die een dode jongen weer tot leven wekt – denken we meteen: ‘Wat is daar eigenlijk gebeurd? Kan dat wel?’ Het is een verkeerde vraag. Het evangelie is geen krant of verslag. Het vertelt verhalen om Jezus te leren kennen en ons zo tot geloof te brengen. Daarover gaat het: wat wil Lucas ons over Jezus bijbrengen?
Lucas heeft in heel zijn evangelie één groot thema: dat Gods liefde uitgaat naar ‘alle’ mensen, in het bijzonder, naar kleinen en zwakken’. Zo vinden we bv. alleen bij Lucas het verhaal dat de geboorte van Jezus eerst aan eenvoudige herders werd verkondigd. Matteüs geeft hier een andere klemtoon door te vertellen van de drie wijzen of magiërs die het kind komen aanbidden en geschenken geven
In het verhaal van vandaag ligt de klemtoon op het medelijden van Jezus met de weduwe. Getuige de korte zinsneden: `Huil maar niet' en ‘Hij gaf de jongen weer aan zijn moeder. Bij de Joden van toen werden weduwen aan hun lot overgelaten. Zij waren de kleinsten en de armsten van het volk. Bovendien werd de vroege dood van een kind gezien als een straf van God. Een weduwe, die haar enig kind verloor, die was dus totaal verworpen.
Maar Jezus is anders! Hij leeft mee. Hij troost haar en geeft haar haar zoon terug. ‘Sta op!’, zegt Hij want Hij is de Heer die leven geeft.
Jezus toont ons dat God geraakt wordt door het leed van de mensen. Dat God zich ontfermt om kleine mensen. En dat Hij het leven wil en niet de dood.
Lucas wilde ons niet zeggen dat Jezus een grote wonderdoener was, maar wel dat God begaan is met zijn mensen, in het bijzonder met diegenen die verstoten worden: de kleinen, de zwakken, de rechtelozen.
En ook dat God echt leven kan geven! Niet door wonderen, maar door ons hart en door onze handen. Een oude film zei: ‘God heeft mensen nodig.’ Inderdaad: God heeft ons nodig om zijn hart en zijn handen te zijn in onze wereld. En om op die manier wonderen te doen, mensen op te wekken en leven te geven.
Misschien waren we wel eens bij de uitvaart van iemand over wie niets moois te zeggen viel. We kregen dan het gevoel: hoe arm is dit leven. Hij hield van niemand en niemand hield van hem. Hij haatte de anderen en hij gebruikte ze alleen maar voor zijn eigen geluk, dat hij toch nooit vond. Hij bleef alleen. Hij was er voor niemand en niemand was er voor hem.
En wij kennen ook de begrafenissen van goede mensen. Dan zien we allen, die van hen liefde hebben gekregen, en die er ook liefde aan geschonken hebben, en wij prijzen dan die goedheid, die warmte, die tederheid.
Daarom blijft het feest van het Heilig Hart betekenisvol. Niets, maar dan ook niets, is ons leven waard, zonder de liefde. In het licht van de liefde komt al de rest op de tweede plaats.
Wij weten alleen dat juist die liefde, gegeven en gekregen, bepalend is voor de waarde, de zin en de inhoud van ons leven. Het enige waar het op aankomt … en van deze liefde mogen wij geloven, dat zij sterker is dan de dood. En daarom bidden wij: ‘Heer Jezus, maak ons hart gelijk aan het Uwe!’
(gedeeltelijk geïnspireerd door een gedachte van Dietrich Bonnhoeffer)
--- --- ---
Geef ons een gemoed dat voor U ontvankelijk is…
Erbarm U over ons streven,
dat wij onder uw ogen
in liefde en geloof,
rechtvaardigheid en ootmoed,
U mogen volgen,
in zelftucht en trouw en moed,
en U ontmoeten in stilte.
Geef ons een zuiver gemoed,
dat wij U mogen zien,
een nederig gemoed,
dat wij U mogen horen,
een liefdevol gemoed,
dat wij U mogen dienen,
een gelovig gemoed,
dat wij U mogen loven.
U, die ik niet ken
maar aan wie ik toebehoor.
U, die ik niet begrijp
maar die mij hebt gewijd
aan mijn eigen lot.
U!
Dag Hammarskjöld
(Dag Hammarskjöld was secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 10 april 1953 tot 18 september 1961 toen hij stierf als gevolg van een vliegtuigongeluk tijdens zijn vredesmissie in Congo)
Sacramentsdag, we kennen dat feest ongetwijfeld nog van lang geleden, toen we kind waren: de processie, die uitging, de huizen, die versierd waren, soms bloemen op straat, hier en daar een kapelleke aan de voordeur, en wijzelf, die als kind mochten meegaan in de processie … het zijn mooie herinneringen, waar we graag aan terugdenken.
We vieren dat Jezus in brood en wijn bij ons wil blijven. ‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt’. Het zijn de woorden van de consecratie, die een groot geloof uitdrukken … maar die woorden moeten ook zichtbaar worden in ons dagelijkse leven.
Als wij daar niet delen van onszelf, zijn het enkel woorden in de wind. Ons hele leven moet doordrongen worden door wat Jezus zegde bij het Laatste Avondmaal: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.’
--- --- ---
Er was eens een grote groep mensen bijeengekomen
en toen riep Jezus zijn leerlingen bij zich en zei:
In de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren leven wij, in de verwachting van de Heilige Geest – maar met deze verwachting, en met deze Heilige Geest, hebben wij het misschien wel wat moeilijk.
Een kleine vaststelling kan helpen; onze kerk heeft het dezer dagen zeker niet gemakkelijk; dat is ook vroeger zo geweest. Dat zij standhoudt, ondanks problemen en vele eigen tekorten kan erop wijzen dat zij gesteund wordt door Gods eigen kracht.
Ze stenigden Stefanus, terwijl hij bad:
`Heer Jezus, ontvang mijn geest.'
(Handelingen 7,59)
Rechtvaardige Vader,
hoewel de wereld U niet heeft gekend
– Ik heb U gekend –
zijn zij het die hebben erkend
dat U Mij gezonden hebt.
(Johannes 17,25)
KOM, HEILIGE GEEST
De marteling van de Heilige Stefanus blijft één van die verhalen uit de vroege Kerk, die ons nog altijd aangrijpen. Ook hier kunnen we zeggen: het is een verhaal van vroeger, maar het is evenzeer een verhaal van onze tijd. Ik zou dit alleen maar willen illustreren met een berichtje uit het bisdom Ruy Barbosa, dat ik enkele weken geleden ontving. In een klein stadje, Mairi, was een oude winkelier van bijna 80 jaar vermoord, voor wat luttele centjes, die hij met zijn kleine winkeltje verdiend had. Men verdenkt 2 jongens van 16 en 17 jaar, later blijkt dat zij niet de daders waren. Maar een volkswoede was al losgebarsten, en een aantal mensen uit het stadje hadden de 2 jongens gelyncht, vermoord dus. Een spiraal van geweld leek uit te breken in het kleine stadje. De bisschop heeft dan gereageerd om het geweld te stoppen, en in zijn brief aan de mensen van Mairi, schrijft hij deze mooie woorden:
‘Ik denk nu aan Onze Lieve Vrouw,
aan de voeten van het kruis van haar zoon Jezus,
onschuldig, maar veroordeeld en vermoord.
In Mairi vereren wij Moeder Maria
precies als Onze Lieve Vrouw van Smarten.
Zou er enig verschil zijn in het verdriet
van de familieleden van de oude winkelier Nicanor,
het verdriet van de moeders van die jongens die afgemaakt werden,
en het verdriet van de moeder van Jezus?’
De woorden van de bisschop bleven niet zonder gevolg. Enkele dagen later wordt er spontaan een vredesmars gehouden. ‘Er waren er geen die vooroplepen, omdat zij opgeroepen hadden tot deze mars. Het was een initiatief van het volk zelf: duizenden mensen, mannen en vrouwen, van alle groepen en kerken, van de allerkleinsten tot de alleroudsten: allen samen voor deze betoging van menselijke waardigheid en vrede.’
Het is het verhaal van Stefanus, zoals het vandaag gebeurt: onschuldigen die, net als Stefanus, gedood worden…en die evenzeer als hij als het ware de woorden hernemen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.’
Laten wij hopen dat van ons niet letterlijk hetzelfde gevraagd wordt. Maar laten wij proberen om ons geloof te beleven in de gewone dingen van elke dag; dan is de Geest van Jezus ook nu nog werkzaam in onze wereld: ‘Kom, Heilige Geest… ‘. Het is een mooi gebed. Mogen het geen holle, inhoudsloze woorden zijn.
Straks horen we in het evangelie weer eens enkele woorden van Jezus bij het laatste Avondmaal. Hij wijst zijn leerlingen erop dat Hij weldra zal heengaan, maar Hij wil hen niet als wezen vereenzaamd achterlaten. Hij zal bij hen, en ook bij ons, op verschillende wijzen aanwezig blijven:
door de Blijde Boodschap van bevrijding die Hij ons gebracht heeft,
door de Helper die de Vader ons schenkt: de heilige Geest,
en door de vrede die Hij neerleg in ons hart.
Het zijn woorden van bemoediging en troost als we ervoor openstaan!
Dat is het wat Ik jullie te zeggen had,
nu Ik nog bij jullie ben.
De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
(Johannes 14, 25-26)
‘DE HELPER, DIE IK ZAL ZENDEN’
Opnieuw waren we in het evangelie aanwezig bij het Laatste Avondmaal. We waren getuigen van de laatste uren van Jezus hier op aarde, zoals we misschien ooit aan een sterfbed stonden en bedroefd waren. Die stemming – als bij een sterfbed – was er die avond! En dan gebeurt er iets heel wonder: Jezus zelf – Hij, die gaat sterven – Hij zelf troost en bemoedigt: ‘Je mag de moed niet verliezen. Want de Vader zal een Helper zenden.’
Hij zal gemarteld en gedood worden, maar ook nadien zal Hij bij ons blijven. Niet zichtbaar of tastbaar, maar wel even LEVEND en even aanwezig. Het is moeilijk om het ons voor te stellen, maar het gebeurt DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. We zeggen dat soms in een heel mooi gebed: ‘Goede God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop.’ Waar dat gebeurt, blijft Jezus LEVEND onder ons. DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Het is een beetje zoals op die koperen plaat stond, die vroeger misschien bij ons thuis aan de muur hing, toen we nog kind waren: ‘Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is het leven goed, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.’ DAAR en DAN leeft de GEEST van Jezus: waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.
Jaren geleden moest er eens een belangrijke politieke benoeming gebeuren. Het was rond Pinksteren en iemand zei spottend: ‘Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de goede keuze zal maken.’ We mogen die spot ook ernstig nemen, want Hij sluit aan bij Jezus’ eigen woorden: ‘De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet.’ Als die wereld zich liet leiden door de Goede Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Als die wereld zich zou laten leiden door die Heilige Geest, dan zou Jezus LEVEND onder ons aanwezig zijn, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid ...
Als je God en de eeuwigheid zoekt, moet alles wat je gewend bent ondersteboven.
Ten eerste: leer LOSLATEN. Niet alleen materiële dingen, maar ook gewoontes of gedachten waar je aan gehecht bent. Laat alles verloren gaan waarmee je jezelf overeind houdt. Daardoor ontstaat er plaats voor God. God daalt in je neer en neemt je in zich op. Je wordt in God veranderd.
Ten tweede: leer DULDEN. Wees geduldig en verdraag wat je overkomt naar best vermogen, lief of leed, geluk of ongeluk. Zeg tegen God: ik weet niet waarom U dit laat gebeuren, mij lijkt het niet goed, maar ik weet niet hoe U daarover denkt. Ik vertrouw op uw goedheid.
Ten derde: leer MINNEN. Je leert nooit beter liefhebben dan door dat loslaten en dulden. In de grondeloze, gelaten, geduldige mens daalt God neer, en de ziel heeft God lief, en God neemt haar in zich op.
Bron: DIE GROOTE EVANGELISCHE PEERLE
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)