Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
08-05-2021
ZESDE PAASZONDAG
6de Paaszondag B – 9 mei 2021
‘God is Liefde’
De eeuwen door hebben mensen gepalaverd over vragen in verband met God: bestaat Hij eigenlijk wel? Wie of wat is Hij nu eigenlijk? Hoe kunnen wij ons een beeld van Hem vormen? Zowel in de lezing als in het evangelie geeft Johannes ons een bijzonder hoopvol inzicht.
‘De mens zonder liefde kent God niet,
want God is liefde.’
(1ste Brief van Johannes 4,8)
‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’
(Johannes 15,13)
‘ZEG MIJ EENS: WIE IS GOD?’
Een joods verhaal vertelt dat een rabbi eens aan een leerling vroeg: 'zeg mij eens: wat is dat, God?' Hij herhaalde de vraag, een tweede maal, een derde maal. Maar de leerling zweeg. Daarom vroeg de rabbi: 'waarom zeg je niets?' En de leerling antwoordde: 'omdat ik het niet weet!' En de rabbi dacht verder: 'weet ik er dan meer van? Het is duidelijk dat God bestaat, en dat er niets is buiten Hem. Maar verder weet ik niets.'
Zo is het enerzijds, maar Johannes schrijft ook: 'God is liefde.' Zo hebben wij Hem leren kennen, als goedheid, barmhartigheid en zelfvergeten liefde. Het is de moeite om dat te blijven doorvertellen. De eeuwen door hebben vele mensen dat gedaan, overtuigd en enthousiast. Het blijft ook vandaag de moeite waard, om het voort te zeggen, om het voort te doen. God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft en er nadien nooit meer naar omziet. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons niet aan. God is Liefde: en liefde is aanwezigheid, mildheid, tederheid, barmhartigheid. Daarom heeft God zich in Jezus getoond om ons nabij te zijn.
Er is een ander verhaal over die Johannes, die geschreven heeft: 'God is Liefde! En als iemand zegt dat Hij God liefheeft, die hij niet ziet, maar zijn broeder niet liefheeft, die hij wel ziet, is hij eenvoudigweg een leugenaar.' Over deze Johannes is dit verhaal bewaard, dat gesitueerd wordt aan het einde van zijn lange leven. Ook dan zat hij nog uren en uren bij zijn jongere leerlingen, die aan zijn voeten plaats namen. Op een dag maakte één van de leerlingen zijn beklag: 'Johannes, jij spreekt altijd over liefde, over Gods liefde voor ons en over onze liefde voor elkaar. Waarom vertel je nooit eens iets anders aan ons dan over die liefde?' De leerling, die ooit zijn hoofd had laten rusten aan het hart van de mensgeworden God, zou dan geantwoord hebben: 'Omdat er niets anders is, alleen liefde ... liefde ... liefde.'
ZOALS U
Zoals u hier hebt liefgehad,
ons als een broeder toevertrouwd,
met hart en ziel, zo wilt u dat
ook ik van al uw mensen houd.
Zoals u ons hebt opgericht
door al uw aandacht en geduld
en ons weer zette in het licht
voorbij de sleur, voorbij de schuld;
zoals u doven horen deed,
en lammen lopen, blinden zien,
de warme hoop in alle leed,
zo wilt u dat ik mensen dien.
Zoals u was in alles goed
en mild, altijd en overal,
en schaamteloos vol goede moed,
zo wilt u dat ik worden zal.
Zoals u hier bent rondgegaan,
en heel de wereld weet nog hoe,
en elke mens hebt welgedaan,
zo wilt u, meester, dat ik doe.
Zo blijft u leven na uw dood,
als licht in angst, als troost in pijn.
Zo blijft u onze lotgenoot.
En zo zal God verheerlijkt zijn.
Michel van der Plas
De eerste 3 afbeeldingen zijn beeldhouwwerken van Valéry Stuyver:
De eerste zeven staties van de Kruisweg
De staties 8-14 van de Kruisweg
Detail van een meer dan levensgroot crucifix: het hoofd van de Gekruisigde
Als ik aan de meimaand-Mariamaand denk, zie ik mezelf altijd weer huppelen. Want toen ik klein was trokken we elke avond van mei met de buren naar het kapelletje aan de oude lindeboom bij het begin van onze straat.
De volwassenen op een rustige tred, na een dag werken, in gesprek met elkaar. De kinderen daar tussendoor rennend (de jongens) en huppelend (de meisjes). Het was een extra stuk speeltijd. We lachten en sprongen door de zorgeloze lenteavonden.
Eén buurgezin zorgde er elk jaar voor dat het Mariabeeldje er mooi verzorgd uitzag: opgepoetst en van spinnenwebben ontdaan. Het kleine boomkapelletje kreeg een nieuwe laag verf en een krans van nieuwe papieren bloemen in wit en blauw.
Met zijn allen stonden we in een halve cirkel op straat rondom het Mariabeeldje.
Heel af en toe moesten we opzij voor een auto die voorbij wilde, maar dat gebeurde niet vaak. Een van de buren bad een rozenhoedje voor en wij baden mee. Ongeveer in hetzelfde ritme (maar niet helemaal ;-) spraken we de oude gebeden uit, zonder erbij na te denken.
De woorden klonken als oude toverspreuken, waardig en krachtig. Het ritueel bood rust en samenhorigheid. Het duurde lang en wij vonden het moeilijk om al die tijd stil te staan, wat ons regelmatig een strenge blik van een van onze ouders opleverde.
Na afloop slenterden de grote mensen weer naar huis en wij huppelden mee terug. Daarna stopten onze moeders ons in bed, want het begon al te schemeren. Aan zomeruur deden we toen nog niet.
Ons aller moeder Maria bleef in haar boomkapelletje tot de volgende avond.
Later werd de lindeboom omgehakt voor de aanleg van een nieuwe woonwijk. Maar het boomkapelletje werd verderop in de straat opgehangen aan een boom in iemands tuin, langs de straat.
Ik woon al lang niet meer in de straat van mijn jeugd, maar ik denk niet dat er nog mensen samenkomen om te bidden. Met het veel drukkere auto- en busverkeer daar zou het ook lastig zijn.
Toch zijn er nog zoveel plekken in straten en velden waar Mariabeeldjes hangen. Het zijn vaak heel oude kapelletjes, waar Maria in de loop der jaren al veel heeft zien veranderen, maar desondanks altijd bij ons blijft.
Zoals ze dat ook deed bij haar zoon Jezus. Want moeder zijn van een bijzonder kind dat radicaal de weg van de liefde koos, dat moet niet gemakkelijk zijn geweest. Zij bleef overtuigd dat zijn weg de juiste was en liet hem nooit in de steek.
Als mensen het moeilijk hebben in hun leven, voelen ze Maria vaak dichterbij dan Jezus.
Iets minder hoog verheven en makkelijker te benaderen met aardse miserie. En dankzij haar horen we toch ook weer bij Jezus.
Geen slecht idee dus om als we langs een beeldje of kapelletje komen, even Maria te groeten. Meimaand Mariamaand, ook voor ons nu.
Kolet Janssen, KerkNet Nieuwsbrief, zondag 2 mei 2021.
Vandaag zegt Jezus deze mooie woorden in het evangelie van de wijnstok en de ranken. ‘Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en ik,’ en ‘Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht’.
Het volstaat niet om Zijn boodschap even te beluisteren, en er een moment door ontroerd te worden. Het komt erop aan zijn woorden zo diep te laten doordringen, dat ze een tweede, nieuwe natuur voor ons worden.
Zo onderlijnt Jezus toch wel heel sterk hoe belangrijk het is om met Hem verbonden te blijven. Dat is geen dromerige toestand om ons gelukzalig te voelen en weg te zweven van onze dagelijkse bezigheden. HIJ LEEFT IN ONS ! In ons leven van elke dag. Als wij met Hem verbonden blijven, blijft Hij in ons en is Hij werkzaam in ons. Deze verbondenheid heeft twee kanten: wij kunnen niets zonder Hem, want Hij bezielt ons. En anderzijds is Hij in deze wereld aanwezig door ons hart en onze handen. Alleen zo kan Hij werkzaam zijn tussen de mensen.
Zoals de Heilige Franciscus bad: ‘Heer, maak mij tot een werktuig van uw liefde.’
Meestal verloopt ons leven heel normaal met de gewone dingen van elke dag. Maar vandaag lezen we in het evangelie een gebeurtenis, die allesbehalve gewoon of alledaags is: met drie leerlingen gaat Jezus naar de berg Tabor en daar doet zich iets heel vreemds voor: Jezus krijgt het gezelschap van Mozes en Elia en zijn gedaante wordt helemaal anders. Een zonderling gebeuren met een rijke betekenis …
Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen bleker ter wereld maken kan. Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.
Boven op de berg zien de apostelen een glimp van een leven, dat uitstijgt boven het geschonden leven hier op aarde. In dit visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zien zij méér dan de gebrokenheid van dit bestaan. Het is een voorafbeelding van de heerlijkheid na Jezus’ verrijzenis. Maar die komt er slechts na de pijn van zijn lijden en zijn dood.
Vandaag kennen wij deze heerlijkheid nog niet. Die nieuwe hemel en die nieuwe aarde blijven onze hoop voor de toekomst. Nu zien we nog een wereld vol pijn: met kinderen die gedood worden in zinloze oorlogen en met mensen, die van honger omkomen of gemarteld worden. We leven nog in een wereld die gebukt gaat onder onrecht en zonde. Die verheerlijking is – met de verrijzenis van Jezus – de toekomst, die ons beloofd is.
Goede mensen kunnen in onze gebroken wereld kleine stappen zetten naar die heerlijkheid van de toekomst. Want de glorie van de verrezen Jezus kan maar stralen in een wereld met meer gerechtigheid. Een nieuwe wereld ook met meer zorg voor de gekwetste mensen die nu de lijdende Jezus tonen.
Laten wij bidden dat dit visioen van de Taborberg in ons levendig mag blijven, boven alle leed en onrecht uit, zoals ook Jezus zelf slechts door lijden en dood tot de heerlijkheid van de verrijzenis is gekomen.
Straks krijgen we in de eerste lezing een stukje uit het boek Job. De naam is ons wellicht nog bekend uit uitdrukkingen van vroeger: ‘Zo arm als Job’, of ‘Job op zijn mesthoop’.
Aanvankelijk is Job rijk en gelukkig, en ook zeer vroom en rechtvaardig. Maar dan wordt alles hem afgenomen: eerst verliest hij al zijn bezittingen, daarna zijn kinderen, en tenslotte wordt hij getroffen door een vreemde huidziekte.
Het gaat dus over de eeuwenoude vraag: waarom moeten mensen lijden? En daarbij in het bijzonder: waarom moeten goede mensen lijden?
Als ik ga slapen, vraag ik: “Wanneer sta ik weer op?”
Maar de avond duurt en duurt
en onrust vervult me tot de ochtendwind komt.
(Job 7,4)
In een mooi gedicht lezen we:
‘Vervloekt en ongezegend is het lijden
totdat men leert onder het kruis te staan.
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.’
Er schuilt veel waarheid in deze woorden van Werumeus Buning. We moeten geen antwoord zoeken op de vraag: waarom moeten goede mensen lijden? Dit lijden bestaat en we weten niet waarom. We hebben er geen echte verklaring voor en daar kunnen wij het echt moeilijk mee hebben.
Geen afdoende verklaring dus. Maar we kunnen wel leren om in rust, vreugde en innerlijke vrede te leven, ondanks leed, verdriet en pijn – hoe moeilijk dit soms ook kan zijn.
Jezus heeft ons in zijn kruis en zijn opstanding getoond, dat dit leed niet het einde is. Het gebeurt … maar er blijft toekomst en hoop, ook voorbij dit lijden. In geloof mogen wij dit aannemen, op het Woord van Jezus, de meest betrouwbare van alle mensen, die ooit geleefd hebben.
En diezelfde Jezus heeft ons ook getoond hoe wij het lijden wat draaglijker kunnen maken voor onze medemensen: door mee te leven, mee te dragen, mee te lijden. Door in ons leven hier reeds te tonen: lieve mens, je staat er niet alleen voor, ik sta bij je … Als een heel klein teken, hier en nu, van God, die ons beloofd heeft: ‘Ik zal er altijd zijn voor u’.
Je moet voor jezelf helder maken wie je toegang wilt geven tot je innerlijk leven en wanneer. Jarenlang heb je anderen bij je in en uit laten lopen, naargelang zij dat wensten en nodig hadden. Op die manier was je niet langer baas in eigen huis, en je voelde je in toenemende mate gebruikt. En daardoor werd je gauw moe, geïrriteerd, boos en lichtgeraakt.
Stel je een middeleeuws kasteel voor, met een slotgracht. Je kunt alleen via de ophaalbrug het kasteel binnen. De kasteelheer moet kunnen beslissen wanneer de brug opgehaald en neergelaten wordt. Als hij dat niet kan, wordt hij mogelijk het slachtoffer van vijanden, vreemde snoeshanen en zwervers. Hij blijft zich onveilig voelen in zijn eigen kasteel.
Het is belangrijk voor je om je ophaalbrug onder controle te houden. Je moet van tijd tot tijd je brug ophalen en de gelegenheid hebben om alleen te zijn of alleen met mensen die je na staan. Laat het nooit zover komen dat je publiek domein wordt, waar iedereen naar believen in en uit kan lopen. Je denkt misschien dat je edelmoedig bent als je iedereen maar laat komen en gaan. Het kost je evenwel je ziel, dat zul je spoedig merken.
Als je zelf de beschikking houdt over je ophaalbrug, zul je nieuwe vreugde en vrede in je hart vinden en in staat zijn die met anderen te delen.
Henri Nouwen (In:‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
In het evangelie van vandaag horen we dat Jezus de mensen in zijn omgeving oproept om zich te bekeren en te geloven in de Blijde Boodschap van het Koninkrijk van God. Enkele vissers roept Hij daarbij meer uitdrukkelijk: ‘Kom en volg Mij’. En zo ontstaat een eerste groepje van leerlingen of dichte vrienden, die met Hem meetrekken en Hem volgen op zijn weg.
Vandaag – zoveel eeuwen later – zijn wij zijn leerlingen, zijn volgelingen, zijn vrienden. Daarom zijn we hier samen. Om Hem beter te leren kennen, inniger met Hem verbonden te zijn en Hem te blijven volgen.
In die dagen sprak de Heer tot Jona:
Sta op, ga naar Ninivé…
…Jona ging op weg
zoals de Heer hem bevolen had.
(Jona 3,1-2)
Jezus sprak tot hen: 'Komt, volgt Mij, …
… Terstond lieten zij hun netten in de steek
en volgden Hem.
(Marcus 1,16)
TWEE LICHTENDE VOORBEELDEN
Heb je al gehoord van Zuster Emmanuelle ? Neen, laat me jullie iets vertellen over deze kranige dame… . Een glimlach als een zonsopgang, een grote mond en dito hart. Dat is het minste wat je van haar kan zeggen!
In november 1908 werd ze geboren, in Brussel, als Madeleine Cinquin. Ze was een ‘mevrouwtje Nee !’, ondeugend en zelfbewust, altijd in voor een grapje, die opeens wèl wou opletten toen er, door een vurige godsdienstleraar, verteld werd over Jezus ‘alsof Hij naast hem stond’.
Tegen het advies van iedereen in, koos ze ervoor de weg van Jezus te volgen en kloosterzuster te worden. Hoe dat kwam ? Ze vertelt : ‘Niet ik wilde dat’, zegt ze, ‘ maar Hij’. In mijn jonge jaren hield ik veel van reizen, dansen, plezier maken, maar dat alles bracht me toch niet de echte vreugde. Mijn hart bleef leeg.
Als tiener was ik al gefascineerd door Pater Damiaan. Hij gaf zijn leven voor de melaatsen op het eiland Molokaï en stierf eraan. Zijn voorbeeld heeft mijn leven veranderd. Op mijn beurt voelde ik een diepe roeping in mij : ‘Jezus liefhebben in armen en ongelukkige kinderen’.
Ze werd een heel geliefde missiezuster die jarenlang lesgaf aan arme kinderen in Turkije, Tunesië en Egypte. Toen ze met pensioen mocht, besloot ze haar leven te delen met de voddenrapers in Caïro, Egypte. De ‘zabbaline’ of voddenrapers wonen bij de Dodenstad. Daar ligt de grote vuilnisbelt van de stad Caïro. De voddenrapers moeten hun voedsel op deze vuilnisbelt trachten te vinden. Bovendien proberen ze weggegooid maar nog bruikbaar materiaal door te verkopen voor recyclage. Deze mensen leven dus letterlijk van de vuilnis van de rijken. Bij deze armsten der armen wou Zuster Emmanuelle werken en wonen om hen een menswaardiger leven te geven. Ze zette er zich in om de ellende en het analfabetisme te bestrijden. Op deze plek wou ze echt leven en sterven, in het stinkende stof, dicht bij haar voddenrapers.
Maar in 1993 riepen haar oversten haar terug naar Frankrijk. Ze had toen de respectabele leeftijd van 84 bereikt. En nog steeds kon Zuster Emmanuelle het niet laten: ze start er een project ‘begeleid wonen voor drugsverslaafde jongeren’ op en brengt haar tijd door bij daklozen. Naast al deze activiteiten neemt ze haar toevlucht tot het gebed, samen met andere bejaarde religieuzen, ergens in een okerkleurig dorpje in de buurt.
Jezus roept ons voortdurend op om het goede te doen, onze naaste te helpen. Zuster Emmanuelle volgt op hoge leeftijd nog steeds haar roeping. Hààr grote voorbeeld was Pater Damiaan. Zij wou, net zoals hij, een leven leiden waarbij ze zich kon inzetten voor en bij de armsten der armen. Hiermee beantwoorden zij beiden de oproep van Jezus op een onnavolgbare manier: ze gaven àlles van zichzelf voor hun naaste.
Zuster Emmanuelle kan ook op haar beurt een levend voorbeeld zijn voor ons. Vanzelfsprekend is niet iedereen geroepen om zo een zware taak als die van deze twee zendelingen te volbrengen. Maar wèl wordt elke mens door God geroepen om zijn eigen opdracht te vervullen. Iedereen heeft zijn eigen talenten, en met deze mogelijkheden worden wij door God opgeroepen om goed te zijn voor elkaar. Ons leven is een opgave om altijd het goede te doen en het beste in de anderen naar boven te brengen.
Allemaal kennen we wel iemand in de klas of op het werk die we niet zo leuk vinden omdat hij of zij dingen doet die niet echt lief zijn. Op dat ogenblik vraagt Jezus van ons dat we ook voor deze mensen vriendelijk zijn en het positieve in hen blijven zien. Dat is wat Jezus van ons vraagt. Dat heeft Hij duidelijk willen maken met zijn hele leven. Wij kunnen zijn levensverhaal, zijn boodschap na tweeduizend jaar nog altijd horen in het evangelie.
Jezus roept ons en vraagt ons Hem te volgen. Door ‘ja’ te zeggen op zijn vraag kunnen we niet alleen de wereld beter en mooier maken, maar dragen we zelf zijn boodschap verder uit. Indien we zijn vraag met een overtuigend ‘ja’ beantwoorden en goed zijn voor alle mensen, zullen we ook zèlf gelukkigere mensen worden, omdat we op die manier meebouwen aan een stukje hemel op aarde.
Want, het evangelie mag dan al ‘goed nieuws’ heten en ‘de Blijde Boodschap voor mensen van alle tijden’ zijn, één ding is zeker: het evangelie kan alléén maar goed nieuws worden voor ons als wij vandaag de handen in elkaar slaan en dat evangelie in daden gaan omzetten!
Ook een kerk die geen kerk meer is, kan je helpen om meer christen te worden.
Een poos geleden bezochten we Eindhoven, de plek waar mijn man opgroeide. Bij het binnenrijden van de stad doemde er een grote kerk op. ‘A ja’, riep mijn man uit. ‘Dat is de kerk van Jezus Waaghals.’ In de behoorlijk veranderde omgeving bleek die kerk een vast herkenningspunt.
Jezus Waaghals? Niet bepaald een omschrijving die bij mij een Bijbels belletje deed rinkelen. ‘Zo noemen de mensen die kerk’, legde mijn man uit, ‘vanwege het beeld op de toren. Het is eigenlijk de Heilig Hartkerk of de paterskerk, geloof ik.’
Ik keek omhoog. Op de torenspits stond een groot Heilig Hartbeeld.
Jezus met wijd open armen en een soort kroon op zijn hoofd.
Zo hoog en het zag er nog groot uit, dus in het echt moest het wel gigantisch zijn. (4 meter hoog en 800 kilogram, las ik later.)
Jezus Waaghals, geen echt eerbiedige naam, maar toch ook geen spotnaam. Want om daar zo hoog in die houding op de toren te staan, moest je wel iets van een waaghals hebben. Duidelijk niet bang om te vallen. Vol vertrouwen, met die gespreide armen. Niet als een evenwichtskunstenaar, maar in een uitnodigend gebaar naar ons toe.
Het was gedurfd van God om zijn Zoon naar de mensen te sturen.
Het was een waagstuk om te leven zoals Jezus, radicaal van God en van mensen te houden, en zich niets aan te trekken van machthebbers allerhande.
Paulus was een waaghals om overal over Jezus te gaan vertellen. En zoveel christenen na hem riskeerden heel veel (soms hun eigen leven) om die rare droom van vrede en gerechtigheid mee vorm te geven, tot in onze tijd.
Er is veel veranderd in Eindhoven. De paters Augustijnen wonen niet meer in het klooster, waar de kerk bij hoorde. De kerk is niet meer als kerk in gebruik. Hij is nu eigendom van Dela, een uitvaartverzekeraar. Voor rituelen rond trouwen en rouwen kun je de kerkruimte huren als ceremoniehuis.
Je kunt sinds kort het Jezusbeeld op de spits tegen betaling laten oplichten in een kleur naar keuze als je een baby hebt gekregen, zodat iedereen in de stad kan meegenieten van het nieuwe leven.
En in coronatijden wordt Jezus Waaghals elke donderdagavond groen verlicht, als teken van hoop.
Jezus Waaghals omarmt het allemaal. Paters of geen paters, kerk of niet, verlicht of niet, hij spreidt zijn armen om iedereen op te vangen. Nederig neem ik me voor om af en toe wat meer waaghals te worden.
Kolet Janssen, Kerknet NieuwsBrief 17 januari 2021
Vandaag horen we twee verhalen over de roeping van mensen: de kleine Samuel, en ook enkele vissers. Het zijn oude verhalen, maar we kunnen ze toepassen op ons eigen leven.
De mens worden zoals God van ons verwacht – want dat is toch onze persoonlijke roeping – dat gaat niet vanzelf. We zien in onszelf ook andere neigingen en we leven niet altijd zoals God hoopt en vraagt.
Samuel legde zich weer te slapen,
en de HEER kwam bij hem staan
en riep net als de voorgaande keren:
‘Samuel! Samuel!’
En Samuel antwoordde:
‘Spreek, uw dienaar luistert.
(Uit het 1ste Boek Samuel 3,10)
Jezus keerde zich om
en toen Hij zag dat zij Hem volgden,
vroeg Hij hun: ‘Wat verlangt gij?’
Ze zeiden tot Hem:
‘Meester, waar verblijft Gij?’
Hij zei hun:
‘Ga maar mee om het te zien.’
Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield.
(Johannes 1, 37-39)
‘Daarop gingen ze mee … ‘
We hoorden hoe mensen – Samuel en de twee leerlingen – door God aangesproken en geroepen werden. Dat gebeurt ook met ons. Ook wij worden, op een of andere wijze, door God aangesproken en geroepen.
Dan moeten we eerst leren zien of luisteren. We moeten leren aandachtig zijn voor God, die in ons leven kan opduiken. Dat kan gebeuren in heel gewone dingen, zoals iemand die goed is en zorgt voor een andere mens. God leren zien in gewone, kleine dingen, dat is een eerste stap.
De tweede stap is dan dat we ons daardoor laten raken. Die mens, die zo goed is en zorg draagt, dat wordt een beeld van God die oneindig goed is. God spreekt ons aan en komt tot ons door die andere mens. We zien God in die andere mens. En dat raakt ons.
En dan komt de derde stap: we luisteren naar God die ons aanspreekt en komen in beweging. We gaan – ondanks onze kleine kanten en gebreken – ook zelf proberen even goed te zijn. Dan kunnen we voor andere mensen een beetje zoals God worden. We stralen dan een beetje Gods eigen goedheid uit.
Zo eenvoudig is roeping: God spreekt ons aan, wij worden daardoor geraakt en luisteren, en dan gaan we zelf een beetje anders worden.
Trekvogels
Wat hebben ze gehoord,
dat ze hoog boven onze hoofden doet samentroepen
en op weg zet voor de lange trek?
Het zuchten van de wind over de kaalgeschoren velden?
Een roep, een onweerstaanbaar heimwee?
Of luchten die ijl beginnen te worden in de bomen?
Het zijn maar vogels.
En toch beschrijven zij de eeuwige beweging
die het leven eigen is.
Van de seizoenen, die je leren groeien.
Van komen en gaan.
Van verder durven kijken dan de ogen raden.
Van het gekregene weer los te laten
tot je zelf bijna gewichtloos wordt,
om je dan te wagen,
onbevangen, aan een nieuwe vlucht.
De twijfelwolken in,
duikend, maar vliegend op het licht.
De enige manier om perspectief te vinden,
voorbij de horizon.
Of, na de winter,
terug te keren, met een groene tak.
Kris Gelaude
De homilie, die hier gegeven wordt, is bestemd voor bejaarden in een WZC, die dementerend zijn. Daarom wordt een zeer eenvoudig taalgebruik gekozen. Dank, Omer
Kerstmis en de kersttijd zijn voorbij nu. Wij hebben de geboorte van Jezus en zijn eerste levensjaren hier op aarde met vreugde gevierd.
Vandaag gaan we een heel eind verder, wanneer Jezus rond zijn dertigste in het openbaar gaat optreden. En we horen in het evangelie dat Jezus door Johannes gedoopt wordt in de Jordaan.
Het is een uitnodiging om eens na te denken over ons eigen doopsel, en over onze bewuste keuze om Jezus na te volgen.
Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen,
hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde,
ik heb hem met mijn geest vervuld.
Hij zal alle volken het recht doen kennen.
Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet,
hij roept niet luidkeels in het openbaar;
het geknakte riet breekt hij niet af,
de kwijnende vlam zal hij niet doven.
(Jesaja 42,1-4)
Meteen toen Jezus uit het water kwam,
zag Hij de hemel openbreken
en de Geest als een duif op zich neerkomen.
En er klonk een stem uit de hemel:
`Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.'
(Marcus 1,10-11)
MIJN KIND, IN WIE IK VREUGDE VIND
Het waren mooie woorden in het evangelie. Wanneer Jezus uit het water komt, ziet Hij de hemel opengaan en de Heilige Geest daalt op Hem neer onder de vorm van een duif. En dan klinkt er een stem uit de hemel: `Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.'
Toen wij zelf als klein kindje gedoopt werden, heeft God op dezelfde wijze ook tot ons zijn liefde uitgesproken: 'jij bent mijn kind, van wie Ik heel veel hou en in wie Ik vreugde vind'. Helemaal heeft Hij ons toen zijn vriendschap en zijn liefde geschonken. En wij werden door en door kind van God.
Helemaal doordrongen van die liefde zijn wij dan onze lange weg gegaan van lief en leed tot op vandaag. Er waren dagen dat die liefde van God in ons zichtbaar was. En er waren ook andere dagen waarin wij verder van God verwijderd leken!
Laten wij dan altijd proberen om met heel ons hart te blijven geloven in de liefde, die Hij ons geschonken heeft en die Hij ons nog steeds toedraagt. En laten wij ook altijd proberen om vanuit die liefde te leven en op die manier onze omgeving een beetje meer tot een Rijk van God te maken.
Johannes doopt in de Jordaan, wanneer opeens de wolken breken en Jezus in gebed blijft staan, omdat een stem begint te spreken.
“Dit is mijn zoon van wie ik houd en heden geef ik hem uit handen, de Christus die mijn plan ontvouwt voor alle volken, alle landen.
Dit is mijn woord, dit is mijn stem, hem heb ik eeuwig uitverkoren, in hem kom ik tot u, door hem laat ik mij op de wereld horen.
Die armen, als hij van mij spreekt, in recht en redding doet geloven; die het geknakte riet niet breekt, de kleine vlaspit niet zal doven.
Dit is mijn liefde en mijn licht, dit is mijn heil vanuit de hoge dat vrijheid brengt en vrede sticht. In hem kom ik u onder ogen.”
Ik ben die voor je uitgaat op je wegen. Mijn sporen vind je op de weg waarlangs je gaat, soms in een woord dat zin geeft aan je leven, dan in een mens, die om je luist’ren vraagt.
Mijn boodschap lees je niet in sterrenbeelden, al praat men ook van eng’len in de nacht. Ik heb mijn vragen naar jou toegeschreven gewoon in mensen, in de taak die op je wacht.
Ik ben geen uitkomst van veel redeneren. Ik woon niet in wat zwevende gepraat. Ik kom je tastbaar in je kleine leven tegen en ben zo bang dat je me vallen laat.
Nu is het nacht en heel veel mensen zingen. Ook jij hebt voor dit feest een kerstboom opgericht. Maar mag ik in dit uur jou ook wat vragen? “Breng daar waar ’t donker is een vonkje van mijn licht.”
Driekoningen! De wijzen uit het Oosten volgden een ster, het was hun houvast. Ook wij zoeken houvast in ons leven, sterren, die ons de goede weg wijzen. En die licht en warmte geven, als kou en duisternis in ons de bovenhand hebben. Of die voor rust en vrede zorgen als we onzeker zijn.
Wij hopen op wondere dingen, die ons iets van God laten vermoeden en ons dichter bij Hem brengen .
Het is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld,
maar nu door de Geest geopenbaard
aan zijn heilige apostelen en profeten:
de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis,
maken deel uit van hetzelfde lichaam
en hebben ook deel aan de belofte,
op grond van het evangelie.
(Paulus aan de christenen van Efese 3,5-6)
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen
en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd
waarop de ster verschenen was.
Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht:
‘Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind,
en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan
opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’ …
En in een droom van Godswege gewaarschuwd
niet meer naar Herodes terug te keren,
vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
(Uit Matteüs 2,1-12)
‘LANGS EEN ANDERE WEG’
Een mooi kerstlied zingt, met de woorden van het engelenkoor, uit het geboorteverhaal van Lucas: ‘Vrede op aarde aan alle mensen, die van goede wille zijn.’
‘Van goede wille zijn’, is ontvankelijk zijn voor God en zijn genade. En vanuit die genade doen wat Jezus ‘zalig’ noemt in zijn Bergrede.
Mensen van goede wil zijn zalige mensen. Ze ontvangen Gods vrede en zien het goede, dat leeft in andere mensen. Zo brengen zij zelf ook vrede. En door hen zullen anderen ‘langs een andere weg’ leren gaan. Zoals de wijzen een andere weg kozen, na het zien van het kind in de kribbe.
De wijzen zochten met een ster een koning op een troon. Hoog gezeten. Iemand om naar op te kijken. Ze vonden een kind in een kribbe. Ze moesten naar beneden kijken. Die nieuwe invalshoek toonde de andere weg, die ze moesten gaan.
Ook wij zoeken het vaak bij de sterren en de sterken, terwijl God bovenal zichtbaar wordt in wat zwak, kwetsbaar en misschien gekwetst is. Eens we dat begrepen hebben, zullen ook wij een andere weg gaan om thuis te komen.
Welke weg?
‘Gods wegen zijn de wegen die Hij zelf is gegaan en die wij met Hem moeten gaan’, schreef Dietrich Bonhoeffer. Jezus kwam als een kind, niet als een koning. Alleen vanuit het onmogelijke kan de wereld vernieuwd worden.
Vanuit het onooglijke.
(Geïnspireerd door een kerstbezinning van Mark Van de Voorde)
Als 't Nieuwjaar is - 't is schoon om zien - schijnt elke mens een maatje groter, de gebaren wat ruimer, de glimlach veel breder.
Als 't Nieuwjaar is - 't is schoon om horen - wordt elke mens een beetje kleiner met meer en mooiere voornemens in de mond en wat uitgesproken spijt.
Als 't Nieuwjaar is - 't is goed om voelen - wordt elke mens een beetje week van binnen, zou hij ieder willen kussen en omhelzen en ieder mens het beste wensen.
Dit gebed werd oorspronkelijk geschreven door Dries Morel, zaliger gedachtenis, in 1997, bij zijn 50-jarig priesterjubileum op zijn geliefde Sint-Bernadetteparochie in Gent. Maar het kan evengoed vandaag, bij het begin van een nieuw jaar, gelezen en gebeden worden.
De jaren ons gegeven,
tijd van leven, van werk en van spel,
van succes en mislukking, alles wat voorbij is,
de mens, die we geworden zijn,
zegen dat alles, God,
zegen lief en leed.
De mensen die me hebben opgevangen
en aanvaard al die jaren,
de mensen, die me hebben geholpen,
geïnspireerd en gesteund,
zegen hen allen, God.
De kinderen die ik mocht opnemen
in onze gemeenschap,
de gezinnen, die gelukkig zijn,
en zij, die het moeilijk hebben,
de zieken, de eenzamen, de bedroefden,
die ik kon bezoeken en bemoedigen,
allen met wie en voor wie ik het Brood mocht breken,
Je hoop en je wanhoop bij God leggen, het is van alle tijden. Dat wordt op sommige plekken heel concreet.
Je moet er in ons land zelfs geen tijdscapsule voor hebben. Gewoon op bezoek gaan naar één van de mooiste dorpjes van Wallonië volstaat. Er bestaat daar een hele lijst van en het zijn stuk voor stuk goed bewaarde geheimen.
De Franse priester Hadelin was in de zevende eeuw druk bezig in onze streken. Hij was de leraar van de 9-jarige koning Siegbert en stichtte samen met Remaclus de abdij van Stavelot. In 669 had hij genoeg van al die drukte en gaf hij zijn leven een radicale draai. Hoe modern klinkt dat in onze oren!
Hij trok zich terug in een grot in een verlaten vallei.
Een paar vrienden van hem deden dat ook en woonden in ‘cellen’ in zijn buurt. Zo ontstond het dorpje dat tot op vandaag ‘Celles’ heet. Mensen kwamen van overal naar Hadelin toe, met hun hoop en hun wanhoop, hun pijn en hun liefde.
En zoals dat gaat als er iemand luistert met God in zijn hart: er gebeurden wonderen.
Mensen gingen gesterkt en getroost naar huis. Ook na de dood van Sint Hadelin bleven de pelgrims komen. Rond het schrijn met zijn overblijfselen werd een heiligdom gebouwd en later een Benedictijnerklooster. De Noormannen vallen er binnen, roven het leeg en steken het in brand. Maar het wordt weer opgebouwd en er strijken 12 kanunniken neer. Er zijn zoveel pelgrims dat het dorpje er welvarend van wordt. Tot ook dat weer voorbijgaat.
Alleen het kerkje blijft en je kunt er nog steeds zo binnenstappen. In de muur van de crypte zie je de nis, helemaal op maat voor het schrijn van Hadelin. Er staat ook een steen die een Gallische soldaat uit het Romeinse leger schonk als dank. Het wijwatervat, nu even buiten gebruik, is een doopvont uit de dertiende eeuw.
De houten koorbanken waarop de kanunniken zaten, zijn de oudste van België. Heel eenvoudig, aan de zijkant zie ik een uitgesneden haan. Er staat ook een kleine stenen koorlessenaar waarin sierlijke blaadjes zijn uitgekapt.
Het is heel bijzonder om op één plaats zo bewust terug te kunnen gaan naar al die momenten uit de geschiedenis.
De Romeinen, de Noormannen, de middeleeuwse pelgrims, ze lopen hier kriskras door elkaar en lieten hun sporen achter. Wie hier kwam met een eerlijk hart, legde zijn verlangens bij onze God en Vader, voor wie de eeuwen niet meer zijn dan een ademtocht.
Mensen zijn hier gekomen met persoonlijk verdriet, met zorgen om oorlog en ziekte, met wanhoop om verlies van have en goed door branden, misoogsten of gevechten.
Corona kan er ook nog wel bij, denk ik.
We lijken veel meer op de mensen van vroeger dan we denken. Gelukkig laat God ons nooit in de steek.
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn. Dat horen we vandaag in de twee lezingen.
Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en zijn Heer – over het water – tegemoet gaat, komt Jezus zelf naar hem toe en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
‘HIJ IS MIJN VADER’
Vele jaren geleden las ik een verhaaltje, dat goed aansluit bij het evangelie van vandaag. De auteur ben ik – helaas – vergeten, maar het verhaaltje ging ongeveer zo.
Hoog boven een marktplein had een koorddanser een koord gespannen. Alle mensen stonden aan de grond genageld toen de koorddanser heel rustig wandelde over de koord.
Het einde van het nummer was een sensatie. Er stond daar een pyloon, en er was ook een kruiwagen. De koorddanser riep: ‘Durf ik er overgaan, met de kruiwagen?’
Uit meer dan duizend kelen klonk het antwoord: ‘Ja’.
‘Heb je genoeg vertrouwen in wat ik kan?’ ‘Ja’, klonk het even luid.
‘Wil er dan iemand in de kruiwagen komen zitten?’ Dat was teveel gevraagd. Niemand durfde, niemand had de moed, niemand had genoeg vertrouwen.
En dan was er opeens een stemmetje, heel achteraan en ongezien. Het stemmetje zei: ‘Ik durf het, ik vertrouw je.’
Het was een kindje, en het klom hoog in de pyloon, en dan ging het in de kruiwagen zitten. De koorddanser ging over de koord, met het kindje in de kruiwagen. De mensen klapten in de handen.
Toen het kindje weer beneden was, vroegen de mensen: ‘Heb je geen schrik gehad, ben je niet bang geweest?’
‘Schrik of bang?’ zei het kindje. ‘Waarom? Hij is mijn vader.’
Laat dit zinnetje ons bijblijven: ‘Hij is mijn Vader’. Dan kunnen ook wij aan wat ondoenbaar of onmogelijk lijkt. Dan krijgen wij opnieuw vertrouwen als de moed ons in de schoenen zinkt. Dan kunnen ook wij, om het met de woorden van het evangelie te zeggen: over water wandelen.