Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
10-06-2017
BIJ VADERDAG
BIJ VADERDAG
EEN HERINNERING VAN LANG GELEDEN
VADERS HANDEN
Bartje gaat toch naar de voorkamer. De lamp brandt er laag, hij draait die wat hoger. Hij doet de deur naar het achterhuis dicht. Daar ligt vader op het bed; op dezelfde plaats, waar eens het lijk van moeder lag, ligt nu het zijne. Zijn hoofd is bedekt met een doek. Zijn handen slechts zijn zichtbaar.
Vaders handen. Ze liggen naast elkaar op het witte laken, bruin en verweerd, de linkerarm iets meer gestrekt dan de rechter, de vingers half geopend; zoals ze gegroeid zijn naar de steel van de schop, zo liggen ze nog op het doodsbed. O, Bartje kent die handen. Hij heeft er als kleine jongen al stil naar gekeken, met bewondering en met afschuw. Hij heeft ze gevoeld aan zijn lichaam, die handen als mokers, wanneer hij ondeugend geweest was, en ook wel onverdiend. Maar ze hebben hem ook gedragen, toen hij klein was – hij heeft in die grote handen geslapen als in een bed. Ze hebben hem eens uit de sloot gered, toen hij bijna verdronken was. Ze hebben zich ook een enkele maal zegenend op zijn hoofd gelegd. En ze hebben voor hem gewerkt....
Zie, hoe ze voor hem hebben gewerkt, voor hem en voor de anderen. Hoe breed zijn vaders handen, hoe misvormd door het werk, door littekens en bulten en schrammen. Het vuil van de aarde is er ingegroeid, dat heeft moeder Geesse niet weg kunnen wassen. Schoppen zijn het geworden, klauwen zijn het geworden met versleten nagels – met een eeltlaag in kussens er op. Hoeveel centenaars hebben die handen getild voor vrouw en gezin? Hebben ze niet bijna de halve aarde getild?....
Vaders handen – die waren het voornaamste van vader. Zijn woorden waren niet veel, zijn ogen waren maar somber, maar zijn handen, daarin staat zijn hele leven gegraveerd. Ze hebben zich niet meer gevouwen dan nodig was en ze hebben zich vaak opstandig tot een vuist gebald, tot een ijzerharde hamer tegen de boeren en tegen het werk. Eens hebben ze zelfs een trotsen boer de deur uitgeslagen, toen die er slechts slavenhanden in wilde zien. En toch hebben ze zich weer gehoorzaam ontsloten om de schop te vatten – altijd weer – en hebben gestreden en gezwoegd en gegraven in de aarde en geklauwd in de mest, om aan de avond het blanke brood te kunnen vasthouden en uit te delen aan de kinderen. Nu liggen ze dood en het schijnt, alsof ze nòg vragen om de schop, om te mogen werken voor het gezin.
Bartje streelt die handen, die poten van het mensdier, dat vader was. De witte haren zijn als stoppels zo hard. Hij ziet zijn eigen handen er bij – twee paar handen liggen naast elkaar op het laken, van den ouden arbeider en van den jongen. Het zijn dezelfde handen. Wat smaller nog en wat slanker die van Bartje, wat lichter-bruin en niet zo misvormd. Maar eens zullen ze ook zo worden. Zulke handen zal Bartje hebben, als hij op zijn doodsbed ligt....
Vaders handen.... Nu rusten ze, voorgoed. Nu zullen ze stof worden in het stof, dat ze bewerkten. Hoe zei vader het vroeger? Een mens wroet net zo lang in de aarde, tot hij zich de aarde in heeft gewroet.... Bartje vat die handen in de zijne. Hij heeft die dikwijls vervloekt, als ze hem sloegen. ‘Vader, vergeef, dat ik het durfde!’.... Hij streelt ze nu, maar hij heeft ze nooit bij vaders leven gestreeld. ‘Vader, vergeef. En vergeef het ook, dat ik U jarenlang heb vergeten en mijn eigen weg ben gegaan, slechts mijn eigen geluk heb gezocht’....
Nu groeit er toch een heet verdriet in Bartje, - een vlijmende smart om de handen van zijn vader. Hij buigt zich over het bed en zijn tranen vallen op die handen en liggen te glinsteren in het licht van de lamp tussen de dikke aders.
Uit: Anne de Vries, ‘Bartje zoekt het geluk’. pp.172-173
Onze laatste dag Friesland begon met een vrije wandeling door Leeuwarden, de hoofdstad van de provincie – Ljouwert in de eigen Friese taal:
‘Ljouwert is ûntstien út trije terpen oan de eastlike igge fan de Middelsee.
De stêd hat 95.949 ynwenners (desimber 2013)
en is dêrmei de grutste stêd binnen de provinsje.
DE bezienswaardigheid van de stad lijkt mij de scheve toren ‘Oldehove’, al vele jaren de trots van Leeuwarden:
'As je ome sège mutte teugen de Oldehove',
dan betekent dat, dat je een geboren en getogen Leeuwarder bent.’
Een echte Leeuwarder kan dan ook niet lang van huis.
‘A'k de Oldehove niet siën ken, dan foël ik my onwennich'.
En als je
'troud binne met 'e Oldehove',
dan zul je de stad nooit verlaten!
Even verder ontmoette ik opnieuw in bronzen gestalte een oude bekende uit mijn schooltijd, geen kardinaal deze keer, maar de strijdvaardige socialistische dichter en staatsman, Jelles Troelstra. Alvorens zich rond zijn dertigste tot de ‘Internationale’ te bekeren en het socialistische gedachtengoed aan te kleven geloofde Troelstra evenwel hartstochtelijk in de ideologie van het vrije Friesland:
Door de wilde zee besprongen, Duizend malen steeds opnieuw, Vaak belaagd maar nooit bedwongen, Waren Friezen fier en vrij; Vrijheid was de hoogste wet In het hart der edele Friezen.
Anderhalf uurtje later kozen we richting Hemrik voor een bezoekje aan de vermaarde stoeterij ‘Het swarte Paert’, naar eigen zeggen even uniek als het Friese Paard zelf … en ja, ook wie niet echt op paarden uit is, genoot volop van de dressuur die amazone Joyce ten beste gaf op haar merrie, Isabella … heerlijk en verbazend hoe amazone en paard op een bijzonder fijnzinnige wijze met elkaar communiceerden.
Een heerlijke koffietafel nog, en dan huiswaarts … met eerst nog een uurtje genieten van de unieke Friese mix van land en water.
‘oan’t sjen, Fryslân’
---
Dankbaarheid is slechts mogelijk
omdat mensen terug kunnen denken,
omdat er geschiedenis is,
omdat er een verleden is dat je indachtig kan blijven.
Danken komt van ‘denken aan’.
Gebeurde dingen en voorbije belevenissen
kunnen wij ons uitdrukkelijk voor de geest halen.
Daaruit kan dankbaarheid geboren worden:
blij zijn om die geschiedenis, om het voorbije goede.
Dankbare mensen
zijn mensen die weten hoe kostbaar het leven is
en hoe relatief vele dingen zijn;
die aanvoelen dat ook het minder goede en het slechte relatief zijn
De Wadden ademen rust en kalmte: voor mij – en voor de meeste reisgezellen – was een dagje Ameland dan ook het hoogtepunt van onze vierdaagse uitstap naar Friesland, zo dichtbij en toch zo vergeten.
Onze autocar bleef in Holwerd en we namen de veerboot naar Nes, het grootste van de vier dorpen, die Ameland rijk is. We genoten volop van een rondrit op het eiland, met de geestige en leerrijke uitleg van een geboren en getogen Amelander. Hij had iets van Toon Hermans: de lichtvoetige humor in de verhalen die hij vertelde deed niet schateren maar monkelen. Op en top een staaltje van ‘vrolijk leren’, waarbij achter elke bocht een nieuwe verrassing wachtte met eeuwenoude huisjes tussen duin en polder.
Na de rondrit was er nog tijd voor een individuele wandeling. Een eerste verrassing was een ‘blij weerzien’ – zij het in de bronzen vorm van een standbeeld – met Kardinaal De Jong, die als kerkhistoricus ‘mijn jeugd verblijd had’. Het is mij een raadsel hoe deze prelaat, in 1885 geboren in Nes, begin vorige eeuw zijn weg gevonden had vanop zijn rustig Waddeneiland naar het woelige Rome en de tumultueuze RKK van Nederland.
En er was nog een bezoek – en alweer een boeiend gesprek met een gelovige kerkdame – aan de Sint-Clemenskerk, die na een brand in 2005 nu mooier dan ooit uit haar as verrezen was. Een glasraam hield er de herinnering levend aan die andere eminente Fries, Titus Brandsma, in 1881 geboren in Bolsward en in 1942 als held en martelaar ter dood gebracht in Dachau.
En dan was er nog dit mooie, bijzonder evangelische welkom:
De tweede dag Friesland bood ons een rondrit door de provincie met een lokale gids, Mevrouw Anita Hellemans. Geboren in Groningen was zij, na haar huwelijk, tot Friese geadopteerd en … welbespraakt. Een spraakwaterval, bedeeld met vele weetjes van ditjes en datjes, die ons talloze wetenswaardigheden en anekdotes over de ‘elf steden’ (van de tocht) en andere plaatsen en personen bijbracht.
In Bolsward konden we niet voorbijgaan aan de unieke Martinikerk en – omdat het zwakke vlees ook wel wat wil – aan de lokale stokerij Sonnema Berenburg, de inventieve creatie van de ietwat eigenzinnige Fedde Sonnema uit de 19de eeuw. Dat zijn vondst ook lucratief was moge blijken uit het feit dat zijn brouwsel, tot op vandaag, ongewijzigd gebotteld wordt a rato van gemiddeld 10.000 liter per dag, bijna uitsluitend voor binnenlandse consumptie. Nederland lust dus ook wel wat!
We mochten genieten van de heel typische Friese dorpen, landschappen en meren. Voor mij was het hoogtepunt een bezoek aan Hindeloopen en zijn gereformeerde gemeente. In al zijn eenvoud is de Groote Kerk een echte parel, niet in het minst door enkele merkwaardige opschriften en een uitgebreid gesprek met een bezielde dame, lid van de gemeente.
Tijdens restauratiewerken in de jaren ’70 van vorige eeuw werd de toren enigszins ‘opgekrikt’, omdat deze teveel ‘uit het lood’ hing. Nog steeds lijkt het echter alsof de toren de neiging heeft op de kerk te willen vallen. Dit is vrij goed te zien op een van bijgaande foto’s.
Het ingangsportaal aan de zuidzijde werd in 1658 gemaakt door Claes Lykles voor de zuidelijke beuk. In het fries staat de tekst
"Des Heeren Woordt met Aendacht hoort komt daartoe met hoopen als hinden loopen"
Enkele foto’s vertellen iets over de strenge gebruiken, die tot voor kort in acht werden genomen, onder meer bij rouw en huwelijk.
Let ook op het Oudgriekse symbool van de vis of Ichtus: het is een acroniem, want iedere letter in het woord ἰχθύς is een afkorting voor een woord. Die woorden tezamen vormen de zin (vertaald): Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder. Zie onderstaand schema.
Tijdens de heenreis stopten we eerst, voor een korte koffiepauze, in het autovrije dorp Houten, bezuiden Utrecht: hoewel vreemd, een ervaring van rust die je zelden in een stadje aantreft.
Daarna ging de tocht verder naar Volendam, waar Aziatische toeristen in de meerderheid waren en volop kiekjes klikten maar ook het ‘vredesteken’ naar ons toe maakten.
Even verder waakte een stenen Saint Vincent de Paul (doorgaans benoemd als Vincentius a Paulo) vol toewijding over een jongentje waarover hij zich liefdevol ontfermde … en over de kerk die aan hem was toegewijd.
Nog in Volendam volgde tenslotte een bezoek aan de ‘Alidahoeve’, een kaasboerderij, die liet watertanden, annex klompenmakerij ‘De Vriendschap’, waar herinneringen uit de kindertijd op de boerderij in de Polder weer tot leven kwamen.
En tenslotte werd een langgekoesterde jongensdroom waargemaakt: over de Afsluitdijk – een sterk staaltje van de architect Cornelis Lely – reden we naar ons hotel in Leeuwarden.
SAINT VINCENT DE PAUL:
‘MET DE ARMEN AAN TAFEL’
Rond 1950 werd de film ‘Monsieur Vincent’ in de zalen gebracht. Scenario en dialogen waren van de hand van de Franse schrijver Jean Anouilh. Volgende woorden worden daarin aan de Heilige Vincent de Paul toegeschreven:
'De straat zal meestal lang zijn, de trappen steil
en de armen wel eens ondankbaar.
Jeanne, je zult gauw inzien dat de naastenliefde
een veel zwaarder last is om te dragen
dan de soepkom en de broodkorf.
Maar hou je zachtheid en je glimlach.
Het komt er niet alleen op aan om soep en brood te geven,
dat kunnen de rijken even goed.
Maar je bent de kleine dienster van de armen.
Zij zijn je meesters,
meesters die soms heel veeleisend kunnen zijn.
Dat zal je gauw ondervinden.
Hoe afstotelijk en vuil ze zijn,
hoe onrechtvaardig en grof,
hoe meer liefde je hun zal moeten geven.
Het is slechts om je liefde, alleen om je liefde,
dat de armen het je zullen vergeven dat je ze brood geeft.'