SMEKEN OM ONSTERFELIJKHEID
En dan
mijn liefste
zal ik zingen als jij bij me komt
of wacht ik tevergeefs de uren
de dageraad is mild geweest
dauw legde zich op rozen
zwaluwen vlogen de ochtend open
plots voelde ik een weke pijn.
was het een verlangen
of het knarsend vuur
dat mij verbrandde?
het licht
dat jong de dag inviel
deed mij denken aan mijn jeugd.
waarom mijn liefste
zijn woorden zo bewegingloos op papier
zijn ze zo sprakeloos als ik
wanneer je mij omarmt?
klopt ons hart de woorden uit elkaar
of zijn ze voor de
eeuwigheid bestemd?
doorschijnend was de middagzon
broos en breekbaar
als kristal
sluiers die om bloemen hingen
werden vlindervleugels
overvloeiend in eigen kleur.
door dit aanschouwen
werd ik week als brood
terwijl je naam op mijn lippen lag.
loom werd ik
door zonnestralen,
sloot mijn ogen zag mijn graf.
de huiver heeft mij neergebogen
aarde werd toen aangeraakt.
maar ja
mijn liefste
ik was getuigen
toen de zon weer onderging.
vele nachten zijn sinds
reeds gekomen
bange vogels vlogen heen
doch in stilte was de avond en mijn ik alleen.
ik zocht de klank
van je huid
je eenzaamheid tussen het gras.
het hemelsblauw gaf weer hoop
deed zachtgebekte vogels zweven,
zwervers worden tussen jou en mij
hoe prangend zijn mijn vragen
hoe schamel is mijn troost
als ik niet weet
hoe meeuwen overleven
in de winter
geheiligd is dit zwijgen
de zang van engelen is bedroefd
hun vleugels zijn gescheurd
zij leven nu met stille stem
en kennen onze pijn van dagen
ik wandel door een doolhof heen
zoek tegenspraak in mij
de vragen in een glazen stulp
waarop het antwoord steeds ontwijkt
zeg me liefste
waarom beeft zo vaak mijn hand
en trilt mijn stem bij spreken
waarom struikel ik van weemoed
betast ik de bodem van de put
hoop ik op warmte van je liefde
het vuur de onderhuids brandt
weet je liefste
we kennen de geheimen
van verdriet en afstand houden
maar voelen ook de pijn
mijn hart is als een gebarsten glas
dat naar zachtheid van je lijf verlangt
nauwelijks nog zeg je mij
hoe ik rusten kan
ik strek mijn vingers naar de jouwe
maar kilte voelt
de slaap van ver
dan denk ik morgen
morgen vlucht ik uit mijn huid
doorbreek de eenzaamheid
met roepen hoe de regen schrijft
dat we beiden wachten op elkander
is het soms de dwaze wind
die onze wegen scheiden doet
hoe ik ook vecht
bomen slaan woest hun takken uit
bessen tonen de kleur van schaamte
als ik even dood wil zijn
maar mijn liefste wat is leven
als ik niet als de vogels ben
vrij
onbezorgd
met sterke vleugels
smachtend naar jouw blik
weldra is het weer augustus
dan oogst men vruchtbaarheid
uit korenhalmen
en scheurt men de kalender af
dagen korten
avonden worden langer
hoe moet ik leven
als ik steeds maar dwalen moet
zoekend naar die glim
luisteren naar
de afwezigheid van je stem
ik wil in je woorden liggen
maar ook bij nacht liefst in je bed
heb je
je pijn reeds verbonden
of wacht je
tot ik een pleister plak
is het geen kalvarie
te weten dat de tijd verglijdt
mijn huis is ook je onderkomen
ik geef je de sleutel van mijn hart
bezit met mij de kleine dingen
stelp het bloeden diep in mij
sus mijn angst
maak me reiziger bij jou
laat de onrust in mij sterven
gun me rust
na dit pijnlijk bonzen van mijn hart
mensen rondom ons
kijken nieuwsgierig
ze weten en ze weten niet
wat liefde al vermag
zeg me de waarheid
kleur mijn leven
of leef je in verborgen zwijgen
laat je me de twijfel
uit de bomen
of ben je herder
hoeder
of behoeder
die soms maar
het roepen hoort
weet je
liefste laat me doorbreken
in je dromen
geef me bestendigheid
in je bestaan
of is het waan te denken
dat je me in de morgen wekken zal
met je armen om mijn middel
dat we samen rijden naar de zee
dat we in bewondering staan
voor wegberm in rode gloed
waar papavers wuiven
naar een zomerlied
ach liefste
al bezitten we geen jeugd meer
hunker kent geen tijd
wie heeft in ons de vlam ontstoken
die wakkert en soms laaiend wordt
welk is het bindmiddel
dat ons samenbrengt
zijn het de eindelozen woorden
is het de liefde die steeds groeit
is het de zwerver die ons stuwt
is het
het ongezien verlangen
als straks
mijn liefste
je schaduw een rustplaats zoekt
kom dan naar dit huis
waar zwijgen wordt doorbroken
en eenzaamheid wordt
weggestuurd
en als dan
mijn liefste
je zachter liggen wil
kom dan dicht bij mij
laat ons beminden zijn
die smeken om onsterfelijkheid.
Edith Oeyen
14-02-2010 om 00:00
geschreven door Edith Oeyen
|