Mijn manuscripten
Inhoud blog
  • Manuscripten

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    10-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    De oude rechter voelde zich zwak en lusteloos.  Hij staarde met enig afgrijzen naar zijn dure Perzische tapijt en schudde knikkebollend zijn hoofd.
    “TSSSSJJJAKK”…  het akelige geluid liet opnieuw van zich horen.  Van Daelen voelde zich ellendig en miserabel.  Hij had echter geen keuze dan de gruwelijkheid van dat geluid in al zijn plechtstatige majesteit te ervaren.
    “TSSSSJJJAKK”,  dit keer leek het interval tussen het eerste en daarop volgende getsjak korter te worden.  Dat was de eerste keer dat de oude rechter dat meemaakte.  De oude man liep naar de gang en luisterde scherp.
    “TSSSSJJJAKK”  …  daar was het weer.  Hij trachtte de herkomst van het akelige lawaai te oriënteren.  Het leek van beneden te komen,  vanuit de grote hall,  kennelijk was het afkomstig uit de duistere catacomben in de onderaardse kerkers  Moeizaam hervatte de oude rechter zijn zoektocht naar de oorzaak van het getsjak en het geschuifel.  Hij bereikte de brede witte marmeren trap.  Met beide handen hield hij zich vast aan de leuning terwijl hij trede na trede afdaalde.
    Het was al vrij duister in de grote hall.  Het bleke maanlicht wierp grillige boosaardige donkere schaduwen op de vloer.  Het leek alsof de schaduwen een eigen leven leidden.
    Snel wendde de oude rechter zijn blik af en richtte zich naar de conciërgeverblijven,  vlak naast de ingang van het gerechtsgebouw.  Door het raampje leek een zwak licht van een kaars te branden. 
    De oude man begon als een gek op de deur te kloppen.
    “Alfred… Alfred…  ben je daar ?  Open vlug die deur.”,  krijste hij luid.
    Er kwam echter geen reactie.  Alfred leek zich niet in zijn verblijf te bevinden.
    Haast paniekerig herhaalde Van Daelen zijn getier en geroep,  terwijl hij met beide vuisten op de deur trommelde.
    Een knokige ijskoude skeletachtige hand greep naar zijn schouder en deed het hart van de oude rechter haast stilstaan.


    De tocht doorheen de gutsende ijskoude regen was geen lachertje.  Hij had uiteraard een koets kunnen vragen doch liet het zo.  Na een dik halfuur bereikte hij de oude gevangenis van Antwerpen.  De procureur was door en door nat maar dat was wel het minste van zijn bekommernissen.
    Hij begaf zich naar het planton waar een zuur kijkende wachtmeester hem onwillig vragend aanstaarde.
    “Ik kom voor gevangene Van Dender.  Mijn naam is Van Daelen,  procureur des Konings.”,  gromde hij bars.
    “Weroem motte gaai em spreken  ?”,  klonk het in een vreselijk nasaal Antwerps dialect.
    “Dat gaat u niet aan.  Breng me onmiddellijk bij de gevangene.”, zei de procureur met nauwelijks verholen woede.
    De wachtmeester haalde onverschillig zijn schouders op en riep knalhard om zijn ondergeschikte die hijgend kwam aangelopen.
    “Breng meneer de procureur naar die verdomde menseneter.”,  grommelde hij.
    De geüniformeerde cipier klakte stram met zijn hielen en wenkte Van Daelen.
    Zwijgend bereikten beide mannen de cel van Van Dender.
    “Meneer… zou u wel binnengaan ?  Het stinkt er vreselijk en die man is levensgevaarlijk
    “Maakt u zich geen zorgen.  Ik ben wel meer gewend dan een luchtje van bedenkelijk allooi.”,  riposteerde Van Daelen kortaf.
    Secondenlang weerklonk alleen het piepend geschuif van roestige grendels en het ratelend geknars van de oude gevangenissleutel.
    De procureur stapte langzaam binnen.  Hij zag een vormeloze gedaante in een donkere hoek,  temidden van stinkend stro zitten.  De gedaante had een kap over het hoofd getrokken zodat Van Daelen zijn gezicht niet kon waarnemen.
    De geur van oude urine vermengde zich met het weinig aantrekkelijke aroma van rottende koolsoep.  Van Daelen zag een mok met een grijsgroene vloeistof waar al een dikke laag schimmel op dreef.  Haast kokhalzend wendde de procureur zich af van het stinkende tafereel.
    “Welkom heer procureur.  Neemt u plaats.”,  klonk het plots beschaafd en vriendelijk.
    “TSSSSJJJAKK”…  een oorverdovend geluid benam Van Daelen haast de adem.
    “Ze zijn hun speelgoed aan het testen.”,  zei de gevangene vrolijk.
    “Speelgoed ?”
    “De guillotine.”,  vulde Van Dender nog steeds vrolijk, aan.
    “U komt om hulp,  nietwaar heer procureur ?  U zit met twijfels.  Vertel ze me maar.”,  klonk het nog steeds vriendelijk.
    Van Daelen was van zijn stuk gebracht maar probeerde het niet te laten merken.  De gedaante leek te staren naar een bepaald punt op de muur tegenover hem.  De procureur trachtte zijn blik te volgen.  Er kleefde iets op de vuile groezelige gewitte muur.
    Het was een potloodtekening.  Van Daelen stond recht om het ding beter te bekijken en merkte tot zijn ontzetting dat het een portret was van zijn eigen gezicht.
    “Een meesterwerkje hé ?  Al zeg ik het zelf.”,  grinnikte Van Dender.
    Hij ging verder maar werd onderbroken door een nieuwe venijnige “TSSSSJJJAKK”
    “Ze kunnen hun plezier kennelijk niet op.”,  grapte de gevangene.
    Geïrriteerd wendde Van Daelen zich naar de deur en riep de cipier die haastig kwam aangelopen.  Een procureur laat je immers niet wachten.
    “Hou daarmee op.”,  siste  de magistraat woedend.
    “Euh…  met wat meneer ?”
    “Dat enerverend lawaai, gij godvergeten idioot !”
    De cipier keek hem verbaasd aan.  Hij had immers geen weet van lawaai.  Het was eerder rustig en stil.  Maar hij besloot het spel mee te spelen en antwoordde:
    “Goed meneer.”
    Van Daelen hoorde de gevangene grinniken.
    “Denkt u nu echt dat ze daarmee zullen ophouden waarde heer procureur ?”
    Gustaaf ging er niet op in en nam weer plaats op de kleine kruk.
    “Vertel me eens…  wat dreef je ertoe dat kleine meisje en haar zwangere moeder te vermoorden en op te eten ?”
    “Heehee…  ik wist dat u deze vraag zou stellen.  Het is echter heel simpel maar sta me toe enkele verduidelijkingen te plaatsen alvorens ik tot de kern van uw vraag kom.”,  klonk het vormelijk beleefd.
    Van Dender scheen diep adem te halen alsof hij een duik wilde nemen in de mistige verten van zijn verdorven leven.
    “Zoals u weet werd ik verder grootgebracht door Maaike,  nadat moeder haar laatste syfilisadem uitblies in haar bed tijdens haar werk, voedde Maaike me met harde korsten droog beschimmeld brood die zij in wat oude verzuurde melk sopte.  Ze wiegde me ook vaak in slaap,  dicht tegen de warme haard.  Af en toe kon ik een op en neer wippende behaarde, door cellulitis geteisterde kont van een klant zien op haar bed.  De atmosfeer was vaak bezwangerd met een kakofonie van gehijg,  gezucht en aaaaa’s.  Feitelijk werden deze geluiden mijn persoonlijk wiegenliedje.  Als baby en kleuter verliet ik haar peeskamertje nooit want dat belette Maaike me.  Ook de Madame wist van mijn bestaan.  Maar Maaike was immers haar beste werkpaard en dus liet ze het maar toe
    De gevangene hield even op om een teug te nemen van zijn mok gevuld met half doorschijnend vuil water.  Van Daelen kon duidelijk de beschimmelde mufheid ervan ruiken.
    “Maaike leerde mezelf weg te werken en doodstil te wachten als ze een klant in haar peeskamertje ontving.  Ik groeide dus op temidden van orgasme geluiden en rondvliegend grijsachtig sperma.  Toen ik 10 jaar werd leerde ze me haar kamertje netjes te houden.  Ik was blij met deze verandering want weet je was het is om al die jaren niets te doen,  zelfs niet eens te praten ?  Ik kweet me goed van mijn taak en zelfs zo goed dat Maaike door haar klanten werd beschouwd als de properste hoer in de stad.  Daardoor kon mijn pleegmoedertje meer vragen en derhalve haar Madame met trots vervullen.  Later mocht ik ook de kamertjes van de vijf andere teefjes reinigen.  Spoedig werd Madame’s kot het netste bordeel van de stad en verveelvoudigde haar klantenbestand.”
    Van Dender scheen zichzelf een rustpauze toe te kennen.  Dat irriteerde de jonge procureur mateloos maar hij wist dat hij de gevangene niet kon dwingen.
    “Ga verder, verdomme.”,  knarste Van Daelen woedend om de onderbreking.


    “Mijn God, Alfred…  je liet me de pleuris schrikken.”,  kreet de oude Van Daelen hartstochtelijk uit.
    De congiërge trok zijn magere hand geschrokken terug en mompelde een stamelende verontschuldiging.
    “Het is al goed man…  maar doe dat verdomme nooit meer.”,  de rechter had zijn oude barsheid weergevonden.
    “Waarmee kan ik u van dienst zijn heer rechter ?”
    Van Daelen keek hem even besluitloos aan,  niet wetende wat te zeggen.
    “Eum… ik moet even naar de archieven.”,  hakkende hij.
    “Goed meneer,  ik haal de sleutel wel even voor u.”
    De magistraat had helemaal geen zin om alleen te gaan.
    “Oh nee Alfred.  Je gaat met me mee.  Als oude man ben ik niet goed meer te been.  Je moet me helpen en ondersteunen”
    De conciërge zuchtte diep.  Hij had een gloeiende hekel aan de kerkers die uiteindelijk uitmonden in de diepe catacomben waar ze tijdens de tachtigjarige oorlog van de Spaanse hertog Alva gevangenen gruwelijk martelden en ter dood brachten. 
    De conciërge trok een zuur gezicht.  Het idee die muf ruikende kelders in te gaan stond hem allerminst aan,  maar de rechter was ook zijn broodheer en dus had hij weinig keuze.
    “Goed meneer de rechter.”, kraste hij met een verstikt bang geluid.
    “Prima.  Haal twee kaarsen met kandelaar.  Dan gaan we de kelders in.”,  zei Van Daelen met licht overslaande stem.
    “Euh… meneer de rechter…  wat moeten we in de kelder gaan doen ?”,  de stem van Alfred klonk twee octaven hoger.
    De oude magistraat had deze vraag niet verwacht ofschoon het wel logisch was.  Hij kon de conciërge moeilijk verklappen dat het vreselijke ‘getsjak’ hem daartoe heeft gebracht.
    “Ik moet enkele oude dossiers terugvinden in verband met een moordzaak.  Het gaat om precedenten,  Alfred.”, klonk het weinig overtuigend.
    De conciërge begreep niets van het juridisch jargon maar knikte desalniettemin instemmend.
    De zwarte eikenhouten oude deur die naar de onderaardse krochten leidde was op twintig passen van beide mannen verwijderd.
    Elke stap leek een eeuwigheid te duren.  Alfred voelde zijn knieën knikken.  Hij vervloekte zichzelf naar de rechter te hebben geluisterd.
    De rijk blauw geaderde hand van de oude rechter naderde langzaam de grote bronzen deurklink en draaide die voorzichtig om.
    De deur ging traag open en een diep duister gaapte vanuit de opening vermengd met een rottende geur van verstikte aarde en gistende planten die letterlijk in het gezicht van beide mannen woei.

    Vervolg maandag 11 juli 2011  VROLIJKE FEESTDAG AAN ALLE VLAMINGEN GEWENST !



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (2)

    14-08-2011
    groetjes
    Uiteraard wens ik je ook lieve groetjes toe. Laat ons hopen dat het zonnetje een van die dagen doorbreekt zodat we geen vies weertje meer hebben zoals je schrijft in je blog. Helaas mocht ik mijn verhaal dat ik op mijn blog was begonnen, niet verder afmaken van mijn uitgever. Kortelings wordt het gepubliceerd in een boek van kort-verhalen. Sorry dus.

    14-08-2011, 14:52 geschreven door Remo


    Lieve groetjes
    2h6dqv7.jpg

    14-08-2011, 13:22 geschreven door valerieke


    Archief per week
  • 04/07-10/07 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Kort verhalen

    Wenst u meer te weten over mijn kort-verhalen ?



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!