van Signy-l'Abbaye naar Château-Porcien en verder naar Reims
Ontbijt om 8h30.
Mevrouw Lefort regelt een afspraak met het
gemeentehuis van Château-Porcien,
en ik kan met een gerust hart vertrekken. Het pelgrimsverblijf is van de
gemeente en er zijn maar vier bedden.
En dan gaat het richting Château-Porcien.
Op aanraden van mevrouw Lefort volg ik niet het pad door de bossen, want met
mijn voet moet ik opletten, maar de gewone weg. Het is een secundaire weg met
heel weinig verkeer. Alles verloopt vlot tot in Lalobbe, en van daar tot in
Wasigny. Daar neem ik dan toch een onverharde weg door bossen en velden. Valt
in feite heel goed mee. In Wasigny moet ik even zoeken, en ten slotte kom ik op
een plein waar een middeleeuwse hal staat. Ik zet mijn kar even aan de kant om
een paar foto's te nemen, en word aangesproken door een vrouw die vraagt of ik
Belg ben. Zij is Nederlandse en heeft een huis Wasigny. Wanneer ze hoort, dat ik problemen heb met
mijn voet, nodigt zij mij uit voor een koffie bij haar thuis en stelt voor om
mij naar Château-Porcien te brengen. Daar ben ik heel blij meet. Mijn voet is helemaal
gezwollen.
Ze brengt mij tot aan de Mairie in Château-Porcien. Het is even vóór 14 uur
en het gemeentehuis is nog dicht. Het is een piepklein kamertje, net groot
genoeg voor twee stapelbedden naast elkaar.
Er is al iemand: George, een Pool die in
Litouwen woont. Hij is heel gelovig en zet zelfs zijn Mariabeeldje met het
kindje Jezus voor mij, om me te beschermen. In het eerste half uur dat ik er
ben, drinkt hij een fles wijn leeg. Dan gaat hij met zijn fiets een toerke
doen, en hij gaat kijken of er een bus of trein is naar Reims, want ik moet
heel goed opletten met mijn voet. Pelgrimstocht is geen calvarietocht, zegt
hij, en hij kan het weten: hij zwerft al 9 jaar rond op zijn fiets. Hij is
invalide: hij heeft een heel zwaar ongeval gehad, waarbij zijn wervelkolom
gebroken is en waarna hij twee jaar verlamd is geweest. Maar door zijn liefde
voor Jezus kan hij weer fietsen. En weg is hij.
Een uurtje later is hij terug. Ik lig op
mijn matras en reageer niet.
Weer een half uur later gaat de deur open en
komt er nog een pelgrim binnen: het is Lionel van twee dagen geleden. Hij is
totaal kapot, de afstand naar Château-Porcien was inderdaad te groot.
Hij weet niet wat hij moet denken als hij mij daar ziet zitten. Hij heeft mij
gisteren voorbijgestoken, en nu zit ik daar al.
Als George hoort dat er nog een vierde pelgrim
komt, besluit hij om met zijn fiets naar het volgende dorp te rijden. Op mijn
vraag of hij daar een overnachtingsplaats kent, krijgen we goede raad. Hij gaat
er zelfs bij zitten: Ik vraag altijd aan Jezus om voor mij te zorgen. Vraag aan
Jezus een overnachtingsplaats en hij zal er je een geven. Jezus laat zijn
kinderen nooit stikken.
Lionel is het nog niet gewoon en probeert nog
even zijn visie te geven, maar hij heeft ongelijk.
En weg is onze vreemde vogel.
Tegen 18u30 verwacht Lionel een vriendin, met
wie hij een eind zal optrekken. Vorig jaar is ze van Brussel naar Château-Porcien
gestapt en nu wil ze van hieruit verder gaan. Haar ouders brengen haar. Niet veel later komen ze aan. Als ze hoort
van de ontsteking aan mijn voet, vraagt ze haar ouders om mij naar Reims te
brengen.
We laden eerst mijn kar in de auto. Het is
wat foefelen, want we moeten er met zijn drieën in en er zitten al een paar
koffers in, maar het lukt.
We rijden naar La Maison Diocésaine van
Reims. Als we rond 20u aankomen is de hoofdingang gesloten en moeten we naar de
achterkant van het gebouw. De bewaking komt even later opendoen en laat de pèlerin blessé binnen.
En zo zit ik tegen
20u op een kamer. Het is blijkbaar heel typisch voor een pelgrim: je ziet maar
wat de dag brengt.
In elk geval, ik zit hier beter dan
onderweg. Een paar dagen rust en zien wat mijn voet doet. Die zal alles
bepalen.
Het is een klein kamertje: bed,
minitafeltje, toilet met douchecabine. We zullen het ermee doen.