van Mardeuil naar Montmort
Ik sta vroeg, want ik wil met alles klaar
zijn vóór de kinderen aankomen voor de voorbewaking.
Dat is heel vroeg en het is nog koud. Het
eerste gedeelte van de tocht loopt door de wijngaarden; het terrein is
heuvelig. De route volgt de berg afwaarts, volgens het boekje tot in Piercy. Ik
kom uit in Épernay, op een andere plaats dan aangegeven in het boekje. Dat wil
zeggen dat ik een lange afstand de drukke hoofdweg moet volgen tot in Moussy,
waar ik weer kan aansluiten op de Santiagoroute Via Champiens. En dan gaat het
bergop. Als ik aan het kerkje kom, boven op de berg, sta ik helemaal in het
zweet. De tocht gaat verder bergopwaarts, nu over een met puin verharde weg,
over holten en bulten. Mijn kar blijft wonderlijk goed volgen.
Lap, platte band! Ik houd een bandplakpauze.
De vorige keer heb ik het niet goed gedaan en nu moet ik het overdoen. Om 3 uur
kom ik aan een boerderij. Het ziet er nog ver uit naar Montmort, en ik heb nog
geen overnachtingadres. Ik vraag aan een vrouw die naar de blaffende honden
komt kijken of ik mijn tent mag opzetten. Je ne suis pas la propriétaire,
zegt ze. Maar het is maar 5 km tot aan Montmort, zegt ze. Het is een (voor
plaatselijke normen) drukke weg. Ik probeer de contactpersonen in Montmort nogmaals
te bereiken, maar geen van beiden neemt op. Dus stap ik maar goed door; over
een uurtje moet ik er zeker zijn. Ik stap door en door en door, er komt geen
einde aan. Links bos, rechts bos. Uiteindelijk, na 2 uur stappen, zie ik de
eerste tekenen van een bewoonde wereld en een affiche waarop Montmort staat. Ik
bel nog eens een contactpersoon op en doe mijn verhaal: ik ben er bijna, maar
heb nog geen overnachtingadres. Ik krijg een verontwaardigde reactie: ik moet
48 uur op voorhand bellen! Mijn voet natuurlijk: ik weet niet hoever ik met
mijn voet kan stappen en daarom had ik nog niet gebeld, maar ik heb een tent
bij, en of ik die eventueel in de tuin van iemand kan zetten. Als ik aan La
Mairie ben, moet ik nog eens terugbellen, ze zal zien of ze iets kan regelen.
Ik stap door, nog een uur.
Montmort blijkt zijn naam niet gestolen te
hebben: het ligt op een berg. Met mijn kar achter me aan dan maar de berg op,
op zoek naar La Mairie. Een vriendelijke dame wijst me de weg, het is een paar
honderd meter verder. Ik stap er zo snel mogelijk heen, want het is al na 5
uur. Ik bel de dame op. Ze heeft iemand gevonden met een tuin, maar ik moet wel
in de tent slapen. Wachten aan La Mairie, ze komen me halen.
Plots staat er een jonge kerel voor mij, 17
jaar oud, denk ik. Tu es le pèlerin? Ik kom je halen, het is bij mijn
grootmoeder, je suis le petit-fils.
Ik loop hem achterna. Het is niet ver, een
paar honderd meter. Het is een huis met een grote tuin. De vrouw, « la grand-mère », bekijkt mij even en zegt dan: « Si tu veux, tu peux dormir à
lintérieur, j'ai encore une chambre libre. « Ik ga vlug op haar
voorstel in, want als ik in mijn tent slaap is ze morgenvroeg met dat weer
kleddernat.
Dan komt François, een van haar zonen, binnen.
Hij haalt een blikje bier uit de koelkast, want Belgen drinken bier. François
werkt in Noord-Ierland, als journalist voor een plaatselijke krant, en is hier
twee weken met vakantie.
We zijn met zijn vieren om te eten. We
beginnen met aperitiefhapjes en champagne - we zijn immers in de
Champagnestreek. Daarna kip met pasta en salade, met wijn natuurlijk - we zijn
niet voor niets in Frankrijk. Als afsluiter is er een schotel kaas.
François
is zowat overal geweest en kan zelfs tot tien tellen in het Nederlands.
Enthousiast vertelt hij dat de Fransen zot zijn van de Belgen, de Franstalige
Belgen dan toch. Hij kent er heel wat van, ook van Belgische films.
Na het eten kijken we nog wat teevee.
|