Was jij mijn herder, niets zou mij ontbreken.
Breng mij naar bloeiende weiden doe mij liggen aan vlietend water dat mijn ziel op adem komt dat ik de rechte sporen weer kan gaan achter jou aan.
Jij mijn herder? Niets zal mij ontbreken.
Moet ik de afgrond in, de doodsvallei, ik ben bang maar ben jij naast mij ik zal niet doodgaan van angst.
Jij hebt de tafel al gedekt mijn spotters weten niet wat ze zien: dat jij mijn voeten wast, ze zalft met balsem mij inschenkt, drink maar, zeg je.
Niets zal mij ontbreken. Laat het zo blijven, dit geluk deze genade, al mijn levensdagen.
Dat tot in lengte van jaren Ik wonen zal bij jou in huis.
Psalm 23 in een bewerking van Huub Oosterhuis.
|