De teutenhandel is een streekgebonden fenomeen dat het economisch bestaan van heel Noord-Limburg (B) en van een stukje van Noord-Brabant (Nl) gedurende meer dan drie eeuwen (eind 16e tot eind 19e - begin 20e E) heeft bepaald en beïnvloed.
Tot de bekendste teutendorpen behoren Lommel, Hamont-Achel, Kaulille, Bocholt, Overpelt, Neerpelt, Hechtel-Eksel, Sint-Huibrechts-Lille, Bladel, Eersel, Luyksgestel, Bergeijk. Binnen deze regio was Lommel één van de belangrijkste teutendorpen, dit wil zeggen dat Lommel in verhouding tot het totale aantal inwoners het grootste aantal teuten telde.
Teuten waren rondreizende handelaars en ambachtslui. Ze waren actief vanaf het einde van de 16e E tot het einde van de 19e - begin 20e E. Vanuit hun thuisbasis trokken ze met hun koopwaar op de rug naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en sommigen zelfs tot Denemarken. Ze verkochten er koperwaren (goorteuten), aardewerk (gleissteuten), textiel (tafteuten), menselijk haar en ze beoefenden het veesnijdersambacht. Ze waren zeer strikt georganiseerd in compagnieën en verleenden krediet aan hun klanten.
Op het einde van de 19e - begin 20e E kwam er een abrupt einde aan de teutenhandel. Voornamelijk omdat men in het buitenland een reglementering uitvaardigde dat de teuten zich definitief in hun handelsgebied dienden te vestigen als ze er nog wilden handel drijven.
In het teutenmuseum, dat overigens het enige is in heel de regio, wordt de bezoeker ondergedompeld in de unieke wereld van de teuten: hun handelswaar, taal, kledij, hun organisatie, hun kredietstelsel, het leven op het thuisfront
alle mogelijke aspecten van de teutenhandel, van de oorprong tot aan de teloorgang, komen aan bod.
Ook op deze site Teuten kan je veel informatie vinden over de Teuten in Hamont-Achel
|