Jantje zag eens pruimen hangen, O !!! als eieren zo groot ! 't Scheen dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader 't hem verbood. "Hier is, zei hij, noch mijn vader, noch de tuinman die het ziet..... aan een boom zo volgeladen, mist men vijf, zes pruimen niet.... Maar..... ik wil gehoorzaam wezen ! En niet plukken, ik loop heen...... Zou ik om een handvol pruimen ongehoorzaam wezen ? NEEN....." Voort ging Jantje... maar zijn vader, die hem stil beluisterd had, kwam hem in het lopen tegen, vooraan op het middenpad. " Kom mijn Jantje " zei de vader " kom mijn kleine hartedief, nu zal ik u pruimen plukken...... nu heeft vader Jantje lief... " Daarop ging papa aan 't schudden.... Jantje raapte schielijk op. Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen.... En liep heen op een galop....... DIT IS EEN GEDICHT DAT WE IN DE LAGERE SCHOOL VAN BUITEN MOESTEN AFRAMMELEN. HET IS VAN HIERONYMUS VAN ALPHEN (°1746 en +1803).