UNTERLAUTEN, GONGGRIJP EN HET ZESDE ZINTUIG
"Sommige dingen kan je alleen maar vaststelllen." De lucht draagt weer grijs, als eentonig uniform in januaridagen. Boris, de hond van boer Nest stapt door het veld. Het regent hard, de aarde ligt nog diep te bed en de mist sluimert nog over de jonge morgen. In de greppels ligt het water uit de hemelsluizen er stil bij. De beek aan de bosrand voelt zich toch een beetje beduusd met al dat water in zich. Elbert (al vroeg wakker) bladert door grauwe velden die doorweekte stoppels vertonen. De krakende dode weilanden ten einde van droeve regendagen maken een loos gebaar. Het is kil voor wie de warmte mist. Een vogel zoekt -voorlopig vruchteloos- stro om een nest te maken.
Unterlauten, Gonggrijp en het zesde zintuig.
Vroeg, té vroeg wakker en terwijl ze op de klok kijkt draait ze zich nog even om. “Ik heb nog tijd”, denkt ze.
Elke nacht omhelst intiem haar dromen, een beetje dwalend in 't onverwerkte van een vervlogen dag. Wanneer de nacht bijna verkeken is, het eerste licht wakker maakt omarmt ze nog enigzins vermoeid haar dromen. Langsheen de rij vuurtorentjes tekent een veeg wind zich zonder betekenis. Verbinden -haaks op- verwerken overmand de nestwarmte terwijl op het kastje een omgeslagen bladzijde tot leven komt. Ook Bert Deben zoekt “de weg”.
Ik zocht nooit echt naar wat ik vond er was gewoon een leven lang een soort van vreemde samenhang van wat moest zijn en reeds bestond
en als ik zocht, was het op plekken waar leven meer een voelen was geen wegenmap of geen kompas ik zocht nooit echt, ik wou ontdekken
het lag, denk ik, al klaar voor mij ik moest het enkel leren zien en af en toe wat meer doorgronden
het meeste ging ook weer voorbij ik zocht het nooit, het heeft misschien veel eerder altijd mij gevonden.
Unterlauten, Gonggrijp en het zesde zintuig.
Gonggrijp heeft zijn paraplu bij. Ochtend, regen en wind. In een dichtbundel herschikken zinnen zich. Het regent je als zonet, het regent je klaarblijkelijk als tijd wint van nooit aflatend geduld en het zich laat blijken in zoals het schijnt. Lenaerts wandelt langsheen de muren. Geparafraseerd kronkelt verdriet zich in een schrijn dat zich af en toe opent. Haar ogen priemen zich vast op het dunne uitzicht uit het raam, het ijle licht als een Vermeer. Afwisselend knippert ze met en sluit ze haar ogen. Buiten bomen kaal en donker, kriskras door elkaar. Even lijkt het of een solist een vluchtige melodie speelt die ze kwijt is zodra ze opkijkt.
Unterlauten, Gonggrijp en het zesde zintuig.
Ik nip aan mijn derde tas koffie. Buiten vechten papraplu's een gevecht uit met natuurelementen. “De rosse” slaapt nog en hoort niet hoe ik me afvraag hoe het nog zou gaan met de mensen van Unterleuten? Mijn vraag krijgt géén antwoord. Met zachte aanslag schrijf ik een “JIJ ZIET ME GRAAG GEDACHTE”. Een kort verhaal waarin ik slaapoogjes -nog even vechtend tegen de nieuwe dag- lichtjes weggezonken in een hoofdkussen laat rusten.Ik laat haar denken aan tedere knuffels.Cursief laat ik hun samen zonder gepraat verstrengelen in elkaars armen om ware liefde te delen. Zijn lieve kusjes op haar voorhoofd zijn woorden uit een zoveelste boekdeel. Ik laat haar terug denken aan die mooie dagen aan zee, aan de zon en zijn grapjes. Herinneringen die stiekem onverwacht uit haar ogen komen vloeien uit de letterbak en rollen over haar wangen. Hier -zo op papier- ziet ze hem met haar half geopende oogjes en voelt ze hem in gedachten dichtbij. In haar kleine schriftje een prachtzin : * Jij ziet mij graag zoals ik ben* Zeven woorden, alleszeggend over haar ware liefde voor hem. Als de morgen het wint van de nacht laat ik haar naar beneden lopen. Met beide handen omknelt ze een warme mok geurende koffie en lijkt het of ze zijn warmte tussen haar vingers voelt. Glimlachend begint een nieuwe dag, waarin ze weer van hem houden zal.
Unterlauten, Gonggrijp en het zesde zintuig.
Maandagochtend, de radio op zacht. Nog koffie. Méér dan mijn bekommernis om de mensen van Unterlauten denk ik aan de littekens van haar ziel. Januaridagen, regen. Gisteren hadden regen en wind ook al hun eigenzinnig spel gespeeld. Terwijl ik lurk aan een eerste sigaar (ik weet het, no good) speelt mijn zesde zintuig mij parten. Een gevoelsmens als ik worstelt soms met gevoelens. Uit mijn bibliotheekkast pluk ik een werk weg van H.C.Berendt :”Voorgevoelens”. “De rosse” (ondertussen wakker) stoort er zich niet aan, zelfs niet als ik haar zeg dat voorkennis, of precognitie, niet bepaald een zeldzaam fenomeen is.”Ik heb/had het voorzien!” heeft iedereen al wel eens gezegd.
Unterlauten, Gonggrijp en het zesde zintuig.
Ik trek mijn jas aan. Wandelend in het park regent mijn gezicht vol. Haastige forenzen (die een short-cut nemen naar het station) hebben géén aandacht voor mijn mijmeringen. Op een doorweekt stukje papier schrijf ik neer (in vraagvorm) of de mensen van Unterlauten het goed stellen, of Gongrijp zijn paraplu het wel hield in de regenvlaag en of mijn zesde zintuig het allemaal goed inschatte.
|