Rennend door het doolhof van haar geest,
rest haar niets dan leegte,
de zwarte nacht.
Het licht verdwenen, geen hoop meer,
ze rent en rent maar door, zoekend naar die ene ster,
maar in haar hart weet ze dat het niet meer baat, de ster, ooit licht en mooi,
die haar de weg toonde, is nu gedoofd,
verdwenen in de wolken van haar gedachten.
Maar stoppen met zoeken wil ze niet,
want ze weet, wanneer ze stil staat om uit te rusten,
zal alleen de dood haar opwachten, ook al wil ze dat al eens.
Laat ons rennen, wild en vrij,
zoekend naar onschuldig licht,
dat ooit in haar hart lag te rusten,
maar vermoord door onzekerheid,
die haar nu doet rennen, elke dag een stapje verder naar die ene, mooie, verre ster.
BY THE WAY: IK BEN NI DEPRI, SOMS WILLEN DE WOORDEN EENS ERUIT VLOEIEN
|