De historie van Shlemmiel, de volmaakte strijder. Ooit werden soldaten opgejut alvorens het slagveld te betreden. Net zo lang tot ze dol genoeg waren om man en muis aan een zwaard of bajonet te rijgen, met een kogel te doorboren of dood te slaan. De tegenstander werd afgeslacht voor de rechtvaardige zaak of voor het wreken van vermeend onrecht. De eigen troepen werden door de tegenstander afgeslacht, om dezelfde reden. Na de verspilling viel het lijf en de geest stil, doodmoe, uitgeput. De orde werd naar eigen inzicht hersteld door de overlevenden. Zo was het vroeger.
Er was eens: een gewetenloos soldaat. Laten we hem ‘Shlemmiel’ noemen. Hij werd geboren tijdens de winter van 1900 uit welstellende ouders en kreeg een zeer strenge dogmatische opvoeding. Hij geraakte slechts moeizaam door de militaire selectie waardoor hij pas aan het einde van de eerste wereldoorlog werd ingelijfd. Hij begreep dat het weinig efficiënt was om soldaten uit te putten op het slagveld en beeldde zich de volmaakte strijder in. Die zou vechten zonder zich te laten opjutten: vernietigend in alle rust. Een nieuwe oorlog en een nieuwe leider dienden zich enkele decenia later aan. Shlemmiel maakte ondertussen carrière en leerde zijn strijders om efficiënt oorlog te voeren: “target in zicht,… klaar om te vuren,… vuur,… target vernietigd.” Geen verdriet, geen shock, geen emotie. Een target is een kwalijk ding. Tegelijk moest het duidelijk worden dat strijders vechten voor een hogere zaak, voor volk en vaderland, voor de Heimat, voor het Avondland. God Bless, Inch’Allah, Gott mit Uns, desnoods vechtend tegen een duivelse tegenstander, zich beroepend op de hoogste macht. Volk en strijders als onderdeel van iets groots, overtuigd van de eigen superioriteit. Maar dat was niet genoeg om volmaakte strijders te creëren. Hij erkende ook de kracht van terreur, het instrument angst dat zelfs na de actie nog slagkracht zou behouden. De terreur, het perverse, werd erkend als wapen. Dood een strijder en je hebt één tegenstander minder. Vermink een strijder en vele anderen moeten zich om hem bekommeren. De vrouw kon worden verkracht als troostmeisje, als troostprijs, en zowel lichamelijk als geestelijk geschonden. Zelfs zonder dat ze zwanger geraakte vernietigde de strijder de bouwstenen van een volk. Shlemmiel leerde zijn strijders om weerspannige burgers publiek terecht te stellen. Stel een voorbeeld. Niets nieuws want geschiedenisboeken puilden uit van de voorbeelden. Enkele doodsbange tegenstanders, zij die geen bedreiging vormden en de prijs van de kogel of de strop niet waard werden geacht, konden selectief en occasioneel worden ‘vrij’ gelaten. Niet als teken van humanisme. Ze dienden als verkondigers van de terreur. Onvolmaakte burgers werden uiteindelijk als eindoplossing opgeruimd voor nog meer levensruimte. Waanzin als norm. Niet de eigen strijders zouden voortaan sidderen en beven.
Dat werden de basisprincipes van ‘volmaakte’ oorlogsvoering. Oorlogsregels en conventies proberen vandaag de onvolmaaktheid in stand houden. Waar het mogelijk is controleren inspecteurs de reglementen van de onvolmaakte oorlogsvoering. Uit het arsenaal van Shlemmiel en nog vele anderen putten de volmaakte strijders, ook zij die vandaag onze ‘cultuur van de rede’ bedreigen. Met conventies hebben ze geen uitstaans. De volmaakten zijn onder ons. We controleren maar we hebben ze niet onder controle.
Als mens is het moeilijk om zich te verweren tegen zoveel volmaaktheid. Gelukkig is het binnenkort Valentijnsdag. Dan schrijf ik iets over liefde. Zou de volmaakte strijder daar een boodschap aan hebben?
Groeten van Sjarel Klak. http://www.sjarelklak.be
(Duiding : De verzonnen figuur ‘Shlemmiel’ is vrij gebaseerd op een bestaande oorlogsmisdadiger.)
|