Om niet direct met de grote kanonnen te beginnen vond ik het beter eerst de kleintjes onder de loep te nemen. Vandaar dat de keuze gevallen is op het Sleutelstraatje.
Een straatje waarvan onze pa dacht het met twee regeltjes te kunnen omvatten, maar hij had zich duchtig mispakt aan dat Sleutelstraatje.
Hij merkte wel dadelijk op dat het straatje zo smal is dat iemand met een pint teveel al moeite moet doen om te kunnen vallen.
Een klein onooglijk smal straatje dus, en toch zoveel over te vertellen, hoe legt ge dat uit ?
Oma had natuurlijk haar antwoordje op de lippen en verklaarde dat de grote huizen aan de Adegemstraat en de Dijle er immers in uitkwamen.
Het straatje veranderde in de loop der tijden zo vaak van naam als ons ma naar de kapper gaat, zei onze pa.
Waarop die antwoordde dat het dan toch niet teveel zal zijn. Ah nee ? zei onze pa daarop, nee, zei ons ma en daarbij … Is het nu gedaan, riep oma, we zijn hier toch voor andere dingen dacht ik.
De eerste naam die we tegenkomen is Schernierstraat. Ah nee, pruttelde onze pa tegen, verleden maand hebt ge verteld dat de Kraanstraat zo werd genoemd. Ge moet wachten en luisteren, berispte oma, zeg, wat is dat hier vandaag ?
De familie waarover we toen spraken was de familie Schernier, en die had op deze plaats eigendommen en magazijnen die zich uitstrekten van het Sleutelstraatje tot aan de Kraanstraat, vandaar dat de twee straten een tijdje zo werden genoemd. Gesnopen ?
Jan Schernier was in het begin van de 14 de eeuw één van de belangrijkste reders van Mechelen, zijn driemasters voerden geregeld naar Engeland.
In 1452 werd de straatnaam dan Donkerstraatje en dan ging het vlug, want in 1453 sprak men van Truyenstraetken, om dan in 1467 omgevormd te worden in Saussierstraetken ( saussier = sauspot) , dus de naam werd gegeven aan hetgeen men er destijds heeft opgegraven.
Nog twee oude benamingen waren het Tumulusstraetken en Schutteveestraetken. Deze twee benamingen vergen wel enige uitleg, zei opa. Tumulusstraetken wijst immers op het feit dat er vroeger een tumulus (= heuvel) was, wat tevens inhoudt dat er hier dus Romeinen gevestigd waren. Ge kunt het nu nog gaan controleren want vanuit de Adegemstraat gaat het straatje tot in de helft tamelijk steil naar omhoog ( hoger dus dan de Adegemstraat) om dan naar de Dijle toe af te dalen. Toen ik opa vroeg waar dan de naam Schuttevee vandaan kwam vervolgde hij. Vroeger liepen de zwijnen, schapen, geiten en soms al eens een verdwaalde koe in de straten vrij rond. Proper was dat niet want die beesten lieten al eens iets vallen en omdat ze de voetgangers in de weg liepen, en de arbeiders die naar hun werk gingen niet zouden uitschuiven, werd door het toenmalige stadsbestuur ( XV de eeuw) besloten om plaatsen te creëren waar het vee kon verblijven. Die plaatsen noemde men dan Schuttevee.
Onze pa had dan nog iets gehoord van een legende, en we luisterden allemaal gespannen. Er zou een ondergrondse gang bestaan die begon aan de kelders van het oude huis De Ster (naast het overschotje aan de Hoogbrug) in de Guldenstraat, en die zou doorlopen onder het Tumulusstraetken tot aan de Winketpoort (Winketbrug).
De legende wijst ook op het bestaan van oude begraafplaatsen in de omtrek. Nog enkele benamingen moeten we vermelden wou oma vervolledigen, in 1596 woonde men dan in het Wittebolstraetken en daarna kon met gezellig lameren vanuit de respectievelijke vensters aan beide kanten van het Molenstraetken.
In die tijd zou je je hartje nogal eens kunnen ophalen, hé oma.? Oma antwoordde niet op deze opmerking en vervolgde onverstoord met de melding dat ze zelfs nog een naam van dit straatje had gevonden.
In de loop van de 16de eeuw sprak men immers ook nog van het Lekpotstraetken (lekpot = pot die lekt, dus niet waterdicht is).
Het was eindelijk na 1677 dat de naam Sleutelstraatje op de proppen kwam. Ik ben eigenlijk content dat we eindelijk aan de naam Sleutelstraatje gekomen zijn want het begon al duchtig op mijn zenuwen te werken.
Voor een uitleg over deze benaming moet ge natuurlijk bij onze pa zijn want hij wist te vertellen dat die naam komt van de brouwerij “De Sleutel” die zich in 1647 aan de Dijle had gevestigd met een uitgang in dit straatje.
Vroeger noemde men de bewoners van deze straat en de aanpalende straten het “streutjesvolk” wegens hun aangenaam en levendig dialect, en hun gevoel voor humor. Iedereen verstaat immers : “ pjeirepoeten onder de paut “ of “Stront int teuske”.
Toch waren deze mensen verontwaardigd als men sprak over hun “streutje” en ze noemden hun fortje of steegje met de volkse humor “Den Bruul” , en het door veertien woningen omgeven binnenpleintje noemden ze de “Botermarkt”.
Daar woonden onder meer : “ Jommeke stijf in ‘t nief” en “ Zotte Astrid” die meer dan eens haar inboedel op straat smeet. De vervallen huisjes verdwenen met de tijd, en ‘s nachts werd het steegje met houten poorten afgesloten. De gronden werden aangekocht door de eigenaars van de aanpalende huizen, en een nieuwe bestrating zorgde voor een propere doorgang.
Ondertussen weet iedereen natuurlijk wat een “Fortje “ is, maar ik wil wel eens laten zien dat ook ik van die wandelingen iets heb opgestoken.
Fortjes waren immers kleine huisjes verzameld rond een tuin, ze hadden twee plaatsen beneden en twee boven met één gezamenlijk toilet, meestal een plank met een gat erin.
Het waren huisjes zonder water en verlichting, ze hadden wel een petroleumlamp die echter meer rook dan licht gaf. Daarnaast beschikten ze ook over een schapraai, een spinneke, een kwispedoor en een gezellige Mechelse of Leuvense stoof.
Zeg pa, weet gij wat dat allemaal is ? Tis al goe manneke we horen dat ge het weet.
Ik weet zeker dat hij niet weet, maar je mag je ouders nooit tegenspreken dus…
De groetjes en tot de volgende keer
Sponske
24-02-2014, 00:00 geschreven door SPONSKE
|