Het christendom spreekt over medelijden, zelf verkies je de boeddhistische term mededogen, al besef je dat het in de praktijk vaak op mede- lijden, lijden om de andere, samen met de andere, neerkomt. Maar lijden is een negatieve term, mededogen een positieve: lijden maakt triest, mededogen stemt mild. Het ene vertroebelt de blik met tranen, het andere doet ons inzien dat wij allemaal falen en dat we met dat menselijk tekort zullen moeten leren leven. We moeten dus leren te vergeven, niet alleen de anderen maar ook en in de eerste plaats onszelf. Een mens kan als mens niet blijven functioneren door zichzelf constant op de korrel te nemen zomin als door zichzelf voortdurend te bewieroken. Geluk en tevredenheid zijn als permanente toestand onwaardig: wie over de grenzen van het eigen ego kijkt kan niet permanent tevreden of gelukkig zijn; maar geobsedeerd zijn door het eigen falen of door het wereldleed is zelfdestructief: niemand kan zich staande houden zonder momenten of periodes van tevredenheid of geluk. Medelijden en mededogen doen allebei het hoofd buigen: er is een overmacht aan negatieve krachten, rampzaligheden die eigen aan het leven zijn en andere die door de boosaardige natuur van de mens extra worden veroorzaakt en dus vermijdbaar zijn. Wat de verlichte Amerikanen (Galbraith?) noemen the compassionate society is het tegendeel van de huidige dictatuur van het neoliberale marktdenken: niet het recht van de sterkste, de meest begaafde of meest avontuurlijke prevaleert, maar de ontferming over de kansarmen, minder begaafden etc Maar nogmaals: medelijden doet de mond vertrekken in de neerwaartse hoeken van de treurnis, terwijl het mededogen de mondhoeken optilt tot de glimlach, niet de glimlach van de lichtzinnigheid maar die vande tederheid: laten we zacht zijn voor elkaar want het leven is een onduldbare pijn, schreef de nu vergeten Nederlandse filosoof Ton Lemaire in de jaren 60. En Albert Camus zag in zijn beroemde essay zelfs Sisyphus met de glimlach zijn berg weer aflopen: het rotsblok was hem alweer ontsnapt, maar Sisyphus was gekomen tot het geduld, tot een inzicht in het schone van de onvermijdelijkheid, tot een haast moederlijk hoofdschudden om de halsstarrigheid van de zwaartekracht. En hij begon aan zijn zoveelste beklimming.