Lier in het werk van Timmermans
Door Bert Verbist
Overgenomen uit De Gazet van Lier - Kermiseditie 1986.
Felix Timmermans was verliefd op zijn stad. Hij hield van zijn silhouet, van de architectuur, van de sfeer, van de kleur, van zijn geschiedenis en van de mensen die er woonden. Als schilder zoog hij de schoonheid van kleuren en vormen op. Als schrijver heeft hij de vertelsels van zijn stad afgeluisterd.
LIER was zijn inspiratiebron, de mantel waarin hij verscheidene van zijn verhalen heeft gehuld.
In zijn boek SCHOON LIER zingt hij zijn liefde en bewondering uit. Hij noemt de Sint-Pieter en Pauluskapel het ei waar Lier is uitgebroed; de moeder van de Sint-Gummaruskerk.
Hij beschrijft deze kerk en de typische peperbusvormige toren met zijn " leverworstkleur "; een grote muziekdoos.
Hij tekent de Sint-Gummaruskerk met haar feestelijke tympanen, schoorbogen, balustraden, pinakels, nissen, spuwdraken en heiligenbeelden. Hij noemt het een kostelijke juweeldoos waarvan de kleurrijke kerkramen de blinkende edelstenen zijn.
Ook het interieur van de kerk beschrijft hij in geuren en kleuren.
Verder beschrijft hij de Grote Markt met de typische kasseitjes, het stadhuis en het belfort; de gevels, de straten, de kerken.
Hij vergeet de huizen en de herbergen niet met hun uithangborden; de lievevrouwen-kapelletjes, de pompen als monumenten ; de binnenwaterkens. Ook het begijnhof krijgt een goede beurt, een schilderachtige beschrijving. -" hier wandelt de mystiek in burgerkleding rond " -
In een trek schetst hij een populaire geschiedenis van zijn stad, een bont overzicht van de voornaamste gebeurtenissen in volkse stijl verteld. Hij is ook fier op het artistieke Lier met de hele reeks van schrijvers, schilders, dichters, musici enz.
Het Begijnhof
Zoals vele andere kunstenaars werd Timmermans door het begijnhof aangezogen.
Hij had er met Renaat Veremans aan spiritisme gedaan.
Hij had er in de buurt met Raymond de la Haye gewandeld.
Meer dan eens had hij er een rustig kamertje gehuurd om er te. kunnen werken. Na de eerste wereldoorlog was het de grote kamer in nummer vier aan de Grachtkant en in de jaren veertig huurde hij een kamer op de verdieping van het huis nummer elf aan de Margaretastraat aan de achterzijde, met uitzicht op de huizen van de Grachtkant. Op het begijnhof, had hij Flor Van Reeth leren kennen en Anton Pieck. Hij had er samen met Anton Thiry inspiratie gevonden voor begijnhofsproken en andere vertellingen.
Daar stond hij de schilderende Door Opsomer te bewonderen.

( Lode Verhoeven 1920 - 2002 )
In het huisje van Nest Van der Hallen, in het Hellestraatje, had Timmermans samen met de Nest en Flor Van Reeth De Pelgrim gesticht. Het begijnhof: een oord vol romantiek. Om in avondschemering met enkele vrienden een keerskensprocessie te houden al zingend " Keersken in Lanteern, is mijnheer pastoor niet thuis...."
Geen wonder dat het begijnhof in zijn werk beschreven is. De smaak van de amandelboon zoals hij het begijnhof noemde, dringt door in zijn Pallieter.
Hij laat Pallieter in de buurt van het begijnhof wonen. Charlot leeft het leven van de begijnen mee. Pallieter stapt mee achter de begijnhofprocessie met een brandende kaars. Na afloop van de processie stoeien de kinderen in de begijnenbeemd, dansen in de ronde met de jonge begijntjes en doen een spelletje met de vrolijke pastoor, die er toevallig bij komt.
Daar waar het Hemdsmouwke zich bevindt laat Timmermans in zijn verbeelding een vlietje op het begijnhof stromen.
Pallieter hoort op een romantische zomeravond de pastoor in zijn tuin cello spelen. Hij drijft met zijn schuitje langs het smalle Hemdsmouwke het begijnhof op tot aan het hek. Als de pastoor ophoudt met musiceren en vraagt of er iemand is, roept Pallieter : IKKE!
In het sublieme verhaal " De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen " heeft Timmermans de sfeervolle beschrijving van het begijnhof gegeven met pereltjes van tafereeltjes.
Lierse smaak
Ook in andere verhalen ligt af en toe een druppel Lierse smaak. In Het kindeke Jezus in Vlaanderen laat hij Maria langs de Netedijk stappen en " ziet hij menig schaatsenrijder die met zijn lief naar de begijnenbeemden liep ".
In zijn korte verhalen in Pijp en Toebak is de sfeer typisch Liers.
Rond de herberg : " In 't Kruis-cafe chantant " heeft hij een vertelsel gefantaseerd. Het gaat er niet zozeer om de inhoud van het vertelsel, maar om de beschrijving. Hij vond die blijkbaar plezant :
" Aan den hogen gevel van de herberg ' In 't Kruis-cafe chantant ' hangt er een grote kruislievenheer. Hij is dik gespierd en bleek, met duizend druppels bloed ". En de beschrijving in het " Geheim der wilgen " doet denken aan de Benedenbaan buiten de molpoort.
Op het begijnhof laat hij mademoiselle de Chanterie wonen. " Een week later woonde die rijke dame in een klein huizeke ' De Goede Herder ' bij het begijntje Verdonck achter de kalvarieberg ".
De Driekoningentriptiek met de figuren Pitje Vogel, Schrobberbeeck en Suskewiet is helemaal in het Lierse landschap gesitueerd. En de typen zijn geïnspireerd op "modellen" uit onze Lierse wereld.
In de Familie Hernat bestaat er geen twijfel over dat het stadje "Nievesdonck" met het Netelandschap, met zijn Eycken Boom, zijn cavesbier, het Lierse decor is waarin de roman zich afspeelt.
Het verhaal van Vettige Teen is gefantaseerd rond het lievevrouwenbeeld naast de begijnhofpoort en de hoofdfiguur is geïnspireerd op een oude palingvisser .
De Krabbekoker woont in een barak in de buurt van de Nete.
Het verhaal van Annemarie, mijnheer Pirroen en de Dolfijnen is doordrenkt van de Lierse sfeer.
Ook in zijn plastisch werk heeft Timmermans in tientallen illustraties, almanakken en schilderijen Lier uitgebeeld.
***********
|