Timmermans' Geloofsboodschap.
Uit Kerk en Leven, 5 juni 1986 door Herman-Emiel Mertens
Vlaanderen viert 1986 als het Felix Timmermansjaar. Aanleiding is het eeuwfeest van de geboorte van de wereldberoemde auteur, geboren te Lier op 5 juli 1886 (waar hij overleed op 24 januari 1947) Officieel startte de reeks vieringen en herdenkingen op zaterdag 18 januari te Lier met een In Memoriam plechtigheid op het kerkhof Kloosterheide, waar o.m. het woord word gevoerd door pater Louis Vercammen (biograaf van Timmermans en secretaris van het Timmermans-Genootschap) en door de Lierse burgemeester. Een plechtigheid georganiseerd door de stad Lier, gevolgd door een eucharistieviering in de Begijnhofkerk, een initiatief van het plaatselijke Davidsfonds.
Op vrijdag 18 april werd de retrospectieve tentoonstelling van het literair en grafisch oeuvre van Felix Timmermans in het Timmermans - Opsomerhuis te Lier officieel geopend, (deze tentoonstelling loopt tot 31 augustus 1986). Op 28 april hield professor Marcel Janssens een causerie over onze grote auteur in het Hof van Aragon. Hoogtepunt van het Timmermansjaar was 25 mei met de eucharistieviering in de collegiale van Sint-Gummarus, met uitvoering van de Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen mis van Renaat Veremans, met de onthulling van het Pallieterbeeld en de academische zitting, waarop Anton van Wilderode het woord voerde.
Felix Timmermans is ongetwijfeld een van onze populairste schrijvers, in ieder geval onze meest vertaalde (in wel vijfentwintig talen!). Geen was in de periode tussen de twee oorlogen zo internationaal bekend als hij, die zo gehecht was aan zijn vaderstad "waar de drie kronkelende Neten een zilveren knoop leggen, waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van 't mijmerend, magere Kempenland". Sommige critici hebben zijn oeuvre als heimatliteratuur bestempeld en spraken meewarig van volkskunst. Maar geen Vlaamse, zelfs geen Noordnederlandse auteur is zoveel vertaald geworden als Timmermans. Hij is geruime tijd onze "literaire ambassadeur" in het buitenland geweest.
Timmermans' kunstenaarschap stond niet los van zijn mens- en gelovig- zijn. Ook al was voor hem de artistieke expressie geen middel doch doel, toch is zijn werk ook de weerspiegeling van zijn innerlijkheid. Hij sprak, schreef, schilderde, leefde zoals hij was : een rijkbesnaarde. romantische ziel, een stille levensgenieter, een volksverbonden Vlaming, een kritische zoeker, een vrome, eerlijke christen. Met al zijn talenten, in al zijn glorie, bescheiden en mild.
Geloof en godsdienst spelen in het werk van Timmermans een zeer voorname rol, vanaf de Schemeringen van de dood, zijn pessimistisch jeugdwerk, en Pallieter (1916) tot en met zijn enige dichtbundel Adagio, na zijn dood verschenen. Uiteraard denkt men, als de geloofsboodschap aan de orde staat, aan de werken die inhoudelijk sterk christelijk zijn gekleurd, de kerstverhalen Het kindeken Jezus in Vlaanderen (1917) en Driekoningentryptiek (1923) met de toneelbewerking door Eduard Veterman En waar de ster bleef stille staan, de geloofsroman De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerdt (1923). het mysterie-spel De hemelse Salomé (1930) gewijd aan het leven van de Heilige Catharina van Siëna, Het heiligenleven De harp van Sint-Franciscus (1932), de mystieke verzen van Adagio (1947) Maar ook in de schildersverhalen Pieter Bruegel (1928) en Adriaan Brouwer (1948), in de romans Boerenpsalm (1936) en De familie Hernat (1940) klinkt vaak een sterke religieuze noot door.
Hierbij twee belangrijke opmerkingen. Vooreerst mag men de eigenlijke geloofsboodschap geenszins verwarren met de vele informatie die Timmermans brengt over de volksvroomheid (soms zeer folkloristisch getint) en de kerkelijke toestanden en praktijken uit de tijd van het rijke roomse leven in het schone Lier en het Brabant van weleer. Het gaat veeleer om de schilderachtige én aangrijpende manier waarop hij het levende geloot met zijn hoogten en laagten, pijnen en vreugden, conflicten en crisis in beeld brengt.
Het dagdagelijkse geloofsleven van concrete mensen van bij ons artiesten, pastoors, begijnen, burgers, boeren, kleine lieden. Realistisch, ongezouten, echt.
Vervolgens, het is de schrijver om literatuur te doen, hoegenaamd niet om geloofsverdediging of godsdienstonderricht. Nergens hangt hij de kwezelaar of de zedeprediker uit. Integendeel, hij ironiseert graag bijgeloof en pilaarbijterij. Zijn opzet is duidelijk van esthetische aard. Het is hem om schoonheidsschepping te doen. Maar hierin komt ook iets van zijn eigen zieleleven tot uiting, ook al vereenzelvigt hij zich met geen enkele van zijn figuren, hij speelt hoegenaamd geen pastoor of predikant en is alles behalve een uitbundige Pallieter geweest.
In zijn geschriften, zoals trouwens ook in zijn tekeningen en schilderijen, heeft zijn zoekende en bewonderende geest zich uitgeleefd. Met pen en penseel is hij zichzelf geworden. Vooral zijn stemmige Adagio-verzen zijn het ontroerende hoogtepunt van zijn gemoedsontboezeming. "Zij reveleren de spiritualiteit van een dichterlijke ziel, een natuurmysticus en een gelovige, die men in zijn gehele werk ontdekken kan", zo schreef ooit Albert Westerlinck. En José De Ceulaer, dè autoriteit op gebied van de Timmermans-literatuur, besluit zijn biografie aldus : "Door de belijdenis van zijn geloof in het leven, de aardse en de eeuwige waarden, zijn liefde voor de mens en de gemoedswarmte waarmee hij schreef, heeft hij een boodschap gebracht die zijn lezers gelukkiger maakt."
Zoals ik het reeds in het recente Jaarboek van het Timmermans-genootschap «Leven In zijnen asem» (1985) getuigde, komt Timmermans mij voor als een invrome man, die van de ene kant een kinderlijk geloof koestert, op het naïeve af, doch van de andere kant dit geloof kritisch aftast op zoek naar de wezenlijke kern. Niet dat hij de franjes van het eenvoudige volksgeloof misprijst of alleen met een door geredeneer verlicht geloof kan opschieten. Neen. Hij is geen man van ijl getheoretiseer of van pose. Maar eerlijkheid vóór alles, geen komedie, en het echte, wezenlijke geloof is hem te dierbaar om het met bijgeloof te verwarren of om het te misbruiken voor lage doeleinden.
 Op terugreis uit het land waar de appelsienen groeien, houdt Timmermans halt te Lourdes (een fameuze omweg) Zijn indruk van het bedevaartsoord ? Van de ene kant klaagt hij : "Lourdes is één winkel aanéén, van bondieu-series, paternosters, medailles. Er wordt hier wel te veel met het heilige geklast door die verkopers ! " Maar van de andere kant is hij een en al bewondering over het mirakel van solidariteit met de sukkelaars : "Hier te Lourdes is het de mensheid in al haar ellende en miserie van het lichaam, en in al haar liefde en geloof van de ziel."
De kern is liefde.
Niet de dogma's, niet de kerkelijke gebruiken, niet de religieuze symbolen, niet de devotiepraktijken vormen de wezenheid van het christelijk geloof, hoezeer zij er de verwoording van kunnen zijn. Dat heeft Timmermans in zijn "pre-conciliaire" tijd heel juist gezien. Hij laat Franciscus van Assisi prediken: «De kern van het leven is liefde. Beminnen dat is alles. Och, iedereen kan een kaars dragen in de processie en geld offeren, dat is niets, het enige is : altijd verheugd te zijn met wat we uit Gods handen krijgen. Dat is liefde.»
Tussen het kerkelijk-dogmatisch geloof van Serneels, de pastoor uit de bloeiende wijngaard, dat levensvreemd en onvolwassen is, en het eerlijk zoekende, "ongeloof"van de "goddeloze" humanist Isidoor, staat het geloof van Leontientje, het nichtje van de pastoor en de geliefde van Isidoor. Een model-geloof, niet omdat het onkritisch en haast onwetend is, doch omdat het zo kinderlijk zuiver is, want blakend van offervaardigheid en godsvertrouwen.
Niet ieder kritisch bevragen van het geloof is een teken van hoogmoed of een uiting van betweterij. Het vragen stellen kan in ootmoed geschieden en een authentieke vorm van waardering zijn Timmermans legde in geloofszaken een gezonde nieuwsgierigheid aan de dag. Zijn gehele leven lang heeft hij de trek gevoeld naar de stille en eindeloze kern van mensen en dingen. Zijn onrustig hart heeft onophoudelijk gezocht naar de grond en het doel van het leven en heeft voortdurend geworsteld met het onontwarbaar mysterie van kwaad en zonde. Niet rusten tot bij de 'Grote Baas' was hem een heilige levensspreuk. Hij heeft veel nagedacht over zijn geloof. Hij is te rade gegaan bij Augustinus, Ruysbroec, Thomas a Kempis, Theresia van Avila. Hij heeft vooral dikwijls 'stillekes gebeden'.
Het geloof was hem dat waard.
De vrome Timmermans kon onderscheid maken tussen devoties en geloofsbeleving.
Op het religieuze domein heeft hij weliswaar een hele evolutie doorgemaakt. Ik bedoel niet alleen de bekende ommezwaai na de sombere Schemeringen van de dood, zijn bekering tot het volle leven waarvan de vitalistische Pallieter de verwoording is. Men kan de geleidelijke rijping van zijn geloofsinzichten enigszins aflezen uit zijn werken.
Pas in Driekoningentryptiek en De Pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaert komen Jezusgeloof en passievroomheid aan de orde, om in Boerenpsalm centraal te staan.
Het mysterie van de Voorzienigheid krijgt vooral in zijn latere werken veel aandacht. Maar het mysterie van zonde, schuld en kwaad loopt als een rode draad doorheen zijn hele literatuur. Bij alle evolutie van zijn geloof treft men bij Timmermans een sterke mariale vroomheid en een uitgesproken franciscaanse spiritualiteit aan, een gemeenzaamheid met vereerde heiligen en misschien zelfs vrij kinderlijke voorstellingen van het overgeërfde geloofsgoed.
Adagio is de verheven en tedere bekroning van zijn gerijpt en gelouterd geloof.
Het moeizaam zoeken wordt hier sterke hoop en woordeloze comtemplatie. Hier voelt men aan 's dichters ontroerende taal hoe hij, ondanks angst en zondigheden en ondanks pijn door eenzaamheid en harteleed, beseft gelukkig te leven in en door Gods Adem. In de sombere tijd van na-oorlogse repressie, gedurende de maanden van ziekte en verlatenheid, goddank was er zijn schoon gezin en enkele trouwe vrienden, kwam ook voor hem de herfst, 'de tijd dat men naar binnen ziet', de tijd van onwrikbaar godsvertrouwen, offerende liefde, dankbare levensvreugde, hoop.
'O zalig uur,
waarop de ziel gerijpt
van zangen,
zonder beeld of woorden
Gods wil begrijpt'.
De grote ontdekking.
Geloven is 'zien', maar met heel speciale ogen, in een bepaalde richting en tegen een bepaalde horizon. Liefde maakt blind zeggen de mensen; nog méér waar is : liefde doet zien. 'De ene liefde vergroot de andere. En waar liefde is, straalt het wondere gebaren, van wondere giften en gaven', zo bidt de ik figuur in Ik zag Cecilla komen.
'Och, het leven was zo simpel! De kern van het leven was liefde! ' zo luidt dé ontdekking van Franciscus. 'Hoe kan het leven Hemel zijn, met U, o kern van alle leven' : de levenswijsheid van Adagio. Wij kunnen dagen, maanden, jaren aan een stuk moeizaam zoeken in geleerde boeken, de Schriften bestuderen, bidden om klaarte niet helemaal tevergeefs en zonder zin , en dan ineens en onverwachts kan het heldere licht ons verschijnen. De verkwikkende, lichtgevende genadeslag. De gelukkige 'happening' van de frank die valt, het ijs dat breekt, het licht dat daagt, het gemoed dat ontdooit.
De grote ontdekking van ons leven. Dé bekering!

Suskewiet heeft het ervaren op het moment dat hij de driekoningenbuit weggaf aan de armen in het kreupel foorwagenske. 'Ge moet alles wat ge hebt aan God geven. En of ge dat aan arme mensen doet of aan God, dat is eender.' Geloof van het puurste gehalte! Later zal ook Schrobberbeek beseffen waarin het ware geluk gelegen is. Een liefdedienst brengt hem in verrukking. Hij werd een andere vent van binnen, maar van buiten bleef hij dezelfde.
'Mag ik u een schoon liedeken spelen op mijn viool', zo vroeg de blinde Judocus aan Maria in de stal. 'het is het enige wat Ik geven kan, omdat ik niets anders heb. Blinden zijn geboren om te krijgen... En als 't gedaan was, en zijn strijkstok nevens hem hing, stond hij weer te glimlachen naar iets omhoog. Ik heb het kind gezien, snikte hij, ik heb het gezien ! Och t is zo heerlijk en zo schoon!' Het mooiste commentaar op het evangelisch kerstverhaal dat ik ken. Verhalende theologie van de beste soort.
Ook juffrouw Symforosa. begijntje, heeft haar onthullingsmomenten en haar genade ervaringen Maar zij beleeft 'de schoonste ure van haar leven', wanneer alle zelfzucht verdwijnt en 'zij blij is omdat Martienus gelukkig is'. In het vervallen kerkje van Sint-Damiaan krijgt Franciscus de genadeslag. 'Jezus had gesproken ! Met die stem was Jezus van zijn kruis gekomen. Die twee liefden hadden zich gekruist. En in zijn ziel ging er een roos open van bloedend licht. Jezus!' En bij iedere nieuwe ontdekking van de liefde speelt de minnestreel van God op zijn harp een nieuwe strofe van zijn armoede-lied.
Het geloof moet groeien het hele bestaan door. Ook de liefde kent geen grenzen en geen uren. Het is alles of niets. Het stervende Leontientje heeft het ervaren : 'Men moet maar ééns diep geloven, Isidoor, één keer en men gelooft voor altijd... zoals men maar ééns diep moet liefhebben en men voor altijd liefheeft'. Leontientje's levensoffer heeft het zelfverzekerde dogma-geloof van nonkel pastoor dooreengeschud.
Hij is er geloviger gelovige, méér mens, door geworden. Overrompeld door het tragische einde van zijn geliefd Loentientje bonst Isidoors hart van vreemde gevoelens. 'Er komt iets over zijn geest wat hij zou kunnen noemen het voelen van het licht'.
En is de eerlijke belijdenis van de stervende Ardriaan Brower niet een sublieme akte van geloof? Dit ontroerende confiteor dat klinkt als het testament van de losbandige kunstenaar en onstuimige levensgenieter die ruimschoots proefde van de drank, de liefde, de toebak en de kunst, maar die tegen de dood-aan begint stil te worden en zich mijmerend verbeidt op brandewijn en Belladonna in 't echt.
Een schone mens
Allen die hem persoonlijk en van nabij hebben gekend zijn eensgezind in hun waardering: Felix Timmermans was een ingoede man : vriendelijk, mild en trouw, maar ook beginselvast zowel op christelijk als op Vlaams gebied. Zo kunnen ook de aandachtige en verstandige lezers hem uit zijn letterkundig en grafisch werk 'rieken'. De sympathieke, volksverbonden Fé, een heilige? - Ik weet het niet, maar in geen geval een heilige zonder gebreken.
Goddank, want 'onze gebreken zijn een deel van onze kracht'. Hoe dan ook, hij verschijnt ons uit zijn werk nog steeds als een heerlijk mens, een schone ziel, talentrijk en toch eenvoudig, zo diepmenselijk, want zo godgebonden.

*****************
|