OVER LEVENSHUMOR.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Door Felix Timmermans - Uit De Sumatra post van 12/11/1932
Op uitnoodiging van het Antwerpsche "Willemsfonds" is Felix Timmermans te Antwerpen, naar wij in het "Handelsblad" lezen, komen spreken over "Levenshumor". Heelemaal aan 't begin zijner litteraire loopbaan had Timmermans, zoo vertelde hij, een treurspel in verzen en in zeven bedrijven geschreven.
Hij zond het aan pastoor Hugo Verriest, om zijn oordeel erover te weten te komen. Twee jaar had Timmermans aan die zeven bedrijven gewrocht en een heel jaar wachtte hij op Verriest's antwoord.... En toen drong hij aan, bij den "priester van te lande" die toen zoo'n groot gezag had bij de schrijvende jeugd om zijn oordeel dan toch te krijgen, zoo beknopt mogelijk saamgevat.
En eindelijk antwoordde Verriest lakonisch beknopt : "Te lang!"

Timmermans reduceerde de zeven bedrijven tot twee en zond wéér het handschrift aan den pastoor. Na lang aandringen antwoordde deze "Kom eens praten."
En nu toog Timmermans, getooid met een hoogen zijden hoed, per trein naar Vichte en van daar te voet naar Ingoyghem, waar de pastorie van Verriest stond.
Onderweg sprak Timmermans een vrouwtje aan : "Bezinne, kan u me ook zeggen waar pastoor Verriest woont?" En de vrouw, met een schuwen blik op den hoogen hoed : "maar meneer den doktoor, menheere Verriest is toch niet ziek, zeker ?"
De goede pastoor, toen hij Timmermans in zijn pastorie kreeg, verwelkomde hem met een : "Wel, onder dien hoed zit vast Timmermans?"
't Was de laatste maal dat Timmermans een hoogen hoed op het hoofd heeft gehad....
"Ge komt als geroepen," vervolgde de pastoor, "ik heb net een fezant van een strooper gekregen." En uren aten zij fezant. Als 't dan tijd om te scheiden werd informeerde Timmermans naar de bezwaren tegen zijn werk. "Wel", zeide Verriest : "uw personnages zijn allen te groot, allemaal twee meters; zij zijn allen dezelfde, zonder eigen rhythme en zonder levenshumor."
En nog een tijdje praatte Verriest over humor, die spruit uit kloeken levenswil.
Lang dacht Felix erover na en begreep ten slotte.
Als schoonste voorbeeld van den levenshumor ziet Timmermans nu den H. Franciscus, waaraan hij een boek wijdde. 't Lijkt misschien zonderling, zei Timmermans, dat de auteur van "Pallieter" ook over St. Franciscus schreef, die gelukkig was al had hij geen hemd.
't Schijnt ook wel eigenaardig, dat een dikke, als Timmermans, zooveel devotie heeft voor een magere, als den H. Franciscus. Maar 't moet wel zijn dat er toch een verwantschap is tusschen beiden, ten minste als ik de oogen toe heb," vertelt Timmermans.
Op een Zaterdag avond had hij n.l. vrij laat gefeest in Antwerpen en t begon licht te worden toen hij naar Lier terug verlangde. Maar eerst zou hij nog naar de vroegmis gaan.
Hij zette zich neer achteraan in de St. Jozefkerk, nabij de deur. En de vermoeienis van het feesten en 't lange waken en wat er nog allemaal kon bijkomen, soezelden hem in slaap.
En zóó zat hij daar met de oogen toe, het hoofd op de borst en den hoed tusschen de beenen, tot de kosteresse hem wakkerschudde. En in den hoed lagen 14 centen!
Niet alleen individuen kennen levenshumor; ook de massa en bij t Vlaamsche volk is die humor de grootste kracht.
Door de eeuwen heen is het Vlaamsche volk overheerscht en uitgezogen, maar altijd had het de gave der bloemen : het bloeide ! Uylenspiegel is terecht een symbool van dit volk.
Spreker toont den levenshumor aan in de werken der groote Vlaamsche schilders en bij de Vlaamsche schrijvers en ten slotte handelt hij over den humor bij den Vlaamschen volksman, waarvoor hij zijn eigen vader als voorbeeld nam. Hij beschrijft dan den volkshumor in Lierkeplezierke waar de nieuwjaar acht dagen duurt; waar dan Drie-Koningen worden gevierd ; daarna "Verloren Maandag, met zijn worstenbrood en gesuikerd bier; dan de offering van varkenskoppen" te Koningshoyt; daarop Vastenavond nu verboden door de menschen van vroeg thuis ; daarop Sinten-Greef en half vasten; dan de ontelbare wijkkermissen met de Groote Foor als bekroning; de tallooze "teerdagen" van de tallooze vereenigingen; en dan de vele heilige dagen waarop ieder zijn "patroon" viert; St. Elooy voor de smeden; St.-Crispijn voor de schoenmakers, Ste Cecilia voor de fanfaren en zoo meer.
In Vlaanderen waar men niet gaarne oud wordt noch verjaart, viert ieder den naamdag van zijn schutsheilige, aan wien hij een maal opdraagt, dat hij zelf opeet.
En dan vertelt Timmermans grappen uit het bonte volksleven met al de smakelijke sappigheid van Pallieter-zelf.
Verschillende Vlaamsche auteurs, als Baekelmans, Sabbe, Grauls e.a. zullen nu beurtelings, voor Het Willemsfonds, komen vertellen over den volkshumor te Antwerpen, te Brugge, te Brussel en elders, en dat belooft nog heel wat schatten van "Vlaamsche leute" aan 't licht te zullen brengen
********
|