Het Kindeke Jezus in Vlaanderenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vaders vertellingen en Breugels werken inspireerde de wondere Fé
Uit De Standaard door Gaston Durnez -- 1958
Hernieuwde kennismaking, hernieuwde vreugde.
De wondere Felix Timmermans heeft verschillende werken geschreven, die hoezeer de literaire stromingen en modes ook mogen veranderen, nog lang zullen stand houden. Sinds de beroemde Lierse auteur, nu reeds meer dan tien jaar geleden, overleed, heeft « de strenge Meester Tijd » onvermijdelijk zijn schiftingswerk gedaan.
Wij zien het werk van Timmermans nu al op een voldoende afstand, om het op zijn juiste waarde te kunnen schatten, en ongetwijfeld moet er een en ander uit dit vrij omvangrijk oeuvre wegvallen als tweederangswerk en folkloristische amusementskunst. Maar het beste wat hij geschreven heeft, blijft ook nu nog boeien en verrassen door zijn oorspronkelijkheid van taal en visie, zijn gulle levensvreugde, zijn wonderlijk aroma uit dat helaas voorbije Bruegheliaanse Vlaanderen waar de herberg naast de kerk stond en men Gods lof kon zingen in een vrolijke rondedans. Wie thans, te midden van de stroom hedendaagse literatuur-gal, toevallig terugkeert naar Pallieter, (het kan u gebeuren, als ge op een regenachtige dag het heldhaftig besluit treft, uw boekenkast eens in orde te brengen...), ondergaat als het ware een weldoend bad. Pallieter kan ons ook thans nog met dezelfde hevigheid en hetzelfde vuur redden uit de « Schemeringen van de Dood », zoals hij het eenmaal deed met Timmermans zelf...

Men heeft er wel eens over getwist, welk het beste boek is van Timmermans, (zijn verzen buiten bespreking gelaten) of welk verhaal van hem de latere generaties het best zullen kunnen smaken. De enen hielden het bij het bruisende leven van de dagenmelkende Pallieter, die reeds sinds lang een begrip en een spreekwoordelijke held is geworden. De anderen stemden voor de meer bezonken geschiedenis van boer Wortel uit Boerenpsalm, of Juffrouw Symforosa. Voor velen is het dat unieke « Kindeke Jezus in Vlaanderen », die innige vertelling waarin Timmermans, in navolging van onze oude Vlaamse schilders en liederdichters, het kerstgebeuren situeert « in het kader en de landschappen van ons schoon en goed Vlaanderen, (...) met wat letterkunde in groot genoegen omcierd», zoals hij zelf zegt in het voorbericht van dit in vele talen omgezet boek.
Op de jongste Boekenbeurs te Antwerpen lag de zoveelste druk, in de prettige uitgave van Van Kampen, met de oorspronkelijke vignetjes van Timmermans. Toen wij het daarna nog eens gingen herlezen, niet zonder de vrees het mooie beeld te ontluisteren, dat wij uit vroegere lektuur hadden overgehouden, trof ons weer die overeenkomst van het verhaal met de oude Vlaamse kerstliederen. Het bekoorde ons weer zoals vroeger.
Zoals een oud volkslied ons telkens opnieuw kan bekoren.
Want dat is het geheim van dit "Kindeke Jezus in Vlaanderen" : het is een echt volkslied geworden, dat ons aanspreekt door zijn argeloze schoonheid, zijn zonnige vroomheid vertolkt in schilderachtige woorden, met een humor en een tederheid, die wij terugvinden in de eeuwenoude kerstliederen.
Het boek zal overgeleverd worden zoals die liederen zijn overgeleverd.
«Een Wasem uit mijn Jeugd»
Timmermans verklaarde eens in antwoord op een enquête door August Van Cauwelaert, dat bij hem de jeugd 90 t.h. de inspiratieve kracht was. In zijn werk heeft hij het decorum van Lier beschreven, zeide hij, zoals het was toen hij er als kind rondliep. De vertelsels die hij toen hoorde,de personen die hij toen kende; de voorvallen die hij toen waarnam, boeiden hem meer om ze neer te schrijven, dan «wat er tegenwoordig gebeurt». Komt het voor, dat ik gevallen uit de latere jaren beschrijf, zo voegde hij eraan toe, dan komt er willens nillens toch een wasem, een atmosfeer over heen liggen uit mijn Jeugd.
Ook «Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » is vooral door de herinnering aan zijn jeugdjaren geïnspireerd. Naar de getuigenis van zijn dochter Lia, vond Timmermans dit eigenlijk zijn eerste boek, omdat het reeds van in zijn kinderjaren in hem leefde.
Aan de basis van het boek liggen de vertellingen van zijn vader. Die vader, een kanthandelaar in Lier, met veertien kinderen waarvan Felix het dertiende was, heeft de schrijver ongetwijfeld de lust tot vertellen gegeven.
Vader Timmermans, alhoewel diep in de zorgen, vond altijd een uitweg voor zijn humoristische geest. «Hij wou ons steeds verheugen», zei de Fé. In zijn kurieus boekje « Een lepel herinneringen », (een facsimili-uitgave van Timmermans handschrift), beschrijft de auteur hoe de kanthandelaar, na zijn vermoeiende reizen op de buiten, 's avonds voor zijn «dreef kinderen» allerlei vertellingen ophaalde.
«Wij beginnen altijd met : Er was eens, schrijft Timmermans. Hij begon met : IK was eens.
Het liefst hoorde de kleine Felix zijn vader vertellen over het stalletje van Bethlehem, de herders, de Drie Koningen, de kindermoord : «Ook daar was hij bij geweest. Op een zekere winterdag spoedde hij zich op een van de binnenwegen door een sneeuwvlaag, om vóór de avond nog een dorp te bereiken. Daar ergens kwam hij een oude man tegen, die een ezeltje voorttrok, dat op zijn rug een vrouw droeg, die onder haar kapmantel een kindeke verborg. Die oude man vroeg aan mijn vader: « Baas Timmermans, gij die zo goed de binnenwegen kent, kunt gij mij niet de weg naar Egypte wijzen?»
En mijn vader wees hem de weg naar Egypte...»
Een tweede Inspiratiebron voor «Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » vormden de schilderijen van Pieter Brueghel : «De Opschrijving te Bethlehem» en de «Kindermoord ». Timmermans had een zeer grote verering voor Brueghel met wie hij zich verwant, voelde.
(Een pittige biezonderheld : in de bekende Franse reeks «La vie passionnée de...: is Timmermans' boek over de Vlaamse schilder verschenen onder de titel: «La Vie passionnée de Brueghel »...) Hij ontdekte de schilder toen hij, Felix, nog een kleine jongen was, die zonder toelating van vader of moeder, stiekem naar Antwerpen trok en daar in het museum ging ronddwalen. Hij stond er voor Brueghels schilderijen « als een kind dat plotseling zijn ouders weervindt ». Hij zag er de vertelsels van zijn vader in uitgebeeld, waarin « alles van Evangelie » ook in ons land was voorgevallen, bij onze mensen, in onze landschappen.
Vaders vertellingen herleefden weer.
Timmermans schreef « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » in de eerste wereldoorlog, in de jaren 1916-17, te Lier. Zijn Pallieter was kort voor die oorlog verschenen en had onmiddellijk veel sukses gekend.
De oorlogsjaren waren ook voor Timmermans een zeer droevige tijd. In 't begin was hij met zijn gezin gevlucht, en toen hij in zijn stadje terugkeerde, vond hij er veel puin en miserie. Zijn moeder stierf in 1915 en ook dat was een zware slag voor hem. In die donkere jaren, terwijl de familie 's winters rond de brandende kachel het rozenhoedje zat te bidden en de mysteries overwoog, dacht Timmermans, die reeds enkele kerstverhalen had geschreven, meer dan ooit aan de middeleeuwse mensen, aan de Vlaamse kunstenaars uit vroegere eeuwen, die het leven van Onze Lieve Heer in hun eigen streek lieten gebeuren en er zo zeer in opgingen. Hij mijmerde over de onbekende dichters, die « Maria die soude naar Bethlehem gaen » en andere heerlijke kerstliederen hadden gemaakt. Hij dacht aan zijn geliefkoosde Brueghel. En de vertellingen van zijn vader gingen weer leven.
Toen Timmermans aan het kerstverhaal begon, kon hij niet anders meer, dan het voorstellen in zijn eigen land. «En hij deed het met dezelfde details die grootvader er bij had verteld », zegt zijn dochter Lia, in het boek dat zij aan de schrijver heeft gewijd.
« Zo woonde Maria in het klein wit huizeke aan het bos, waar onze Pa met grootvader was voorbijgewandeld. Daar was, volgens grootvaders zeggen, de engel gekomen, juist terwijl Maria kousen stopte, en had haar gezegd, dat het Kindeke Jezus bij haar zou gebracht worden. In het boek,staan er in haar huis hetzelfde blinkende koper, dezelfde zilveren glazen vazen en dezelfde wassen bloemen, die vader vroeger gezien had door die openstaande deur. Zo droeg Maria een blauwe kapmantel lijk grootmoeder. En vader liet zijn machtige Driekoningenstoet door onze eigen landelijke dorpen komen, juist gelijk grootvader hem gezien had aan het « Huis ten halven », onderwege Kessel. Zo zag hij Maria en Jozef met het goddelijk Kind door de duinen trekken, over de Schelde worden gezet en naar het Noorden vluchten. Wanneer zij terugkomen om gelukkig in familie te leven, is het naar Nazareth aan de Nethe, een gehucht van dreven en mastebosjes, ten Noorden van Lier : wij konden het van uit ons venster zien ».
« Felix, dat zult ge niet bijhouden »
HET KINDEKE JEZUS IN VLAANDEREN, is een van de zuiverste uitingen geweest van deze onvergetelijke man. Met zijn bloeiende stijl, zijn beelden als bloemen, zijn volkse vroomheid, zijn « middeleeuwse visie » schiep Timmermans een werk zonder weerga. Jammer genoeg hebben de vele epigonen het hier en daar een slechte naam bezorgd.
Er was een tijd dat iedereen zich een kleine Timmermans waande en tientallen Kindekes Jezus in ieder hoekje van ons land geboren werden!
Wie de verblekende verf, door patronaatstoneelschrijvers en kerstverhalenfabrikanten aangebracht, van het origineel weet af te krijgen, ontdekt telkens weer de schoonheid van dit bij uitstek « volksboek » (als u ook even van dit woord de ongunstige bijklank wilt verwijderen»...)
Toen Timmermans later zijn « Driekoningen-tryptiek » schreef, heeft Prof. Dr. Kippenberg hem het volgende gezegd, dat ook waar is voor « Het Kindeke » : « Felix dat is een werk dat ge niet zult bijhouden : het zal u ontgroeien en de gemeenschap zal het in zich opnemen. Dat zal blijven, gelijk een Marieke van Nijmegen of een Zuster Beatrijs en de Mirakelspelen der Middeleeuwen. Dat, gebeurt alleen met echte grote kunst.
Het werk blijft; de rest verdwijnt.»
En Lia Timmermans vertelt, hierbij aansluitend, hoe haar man, dertig jaar nadat uit Driekoningen-tryptiek het toneelstuk was gemaakt: « En waar de Ster bleef stille staan », ergens op de buiten bij een toneelgroep ging informeren, waarom de naam van de schrijver op de affiche niet vermeld was, de inrichters antwoordden, dat dit stuk niet «gemaakt» was, maar er een was dat « bestond ».
Zo « bestaan » ook de oude kerstliederen. De dichter ervan is op de achtergrond geraakt, maar zijn poëzie is blijven voortleven en is een stuk van ons volk worden.

*****
|