Driekoningen-Tryptiek
Door Jacques De Haas uit Het Nieuwsblad van het Noorden - 3/4/1925.
Felix Timmermans, Eduard Veterman en hun "En als de Ster bleef stille staan..." " 't Was een van de zeven schoone dagen dat het korte maandeken dat Februari heet, verplicht is ons te geven"... "... een bende van 'k weet-niet-hoeveel duizend Mooren en wilde mannen op Gent marcheert. Zij worden aangevoerd door drie koningen, die de rijkste en sterkste koningen zijn van heel de wereld. Die Mooren en Chineezen hebben pieken en messen bij, genoeg om op één kwartierken heel het leger van Herodes een koppeken kleiner te maaken"... "Ze komen naar hier een nieuwe koning zoeken"... "Herodes heeft eerst wat op zijn poot gespeeld en hij zei dat hij alleen de koning was, maar zij hielden staan bij hoog en laag, dat er in Vlaanderen een nieuwe koning leefde." En een der koningen sprak tot Maria en Jozef, toen men hen gevonden had : "Uw kind is de koning van Hemel en aarde en van alle komende geslachten, en alhoewel hij op uw armen zit in den vorm van een lief kindeken, vervult hij met zijn geest alle dingen die wij zien en niet zien; hij is de schedel van den Hemel en de torscher der werelden, hij is God!"...

Beknopt gaf ik hierboven weer, hoe Felix, Timmermans de Bijbelgeschiedenis der Drie Koningen plaatst in zijn boekje. "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen". Het is knap geschreven, dit werk van den bekenden Vlaamschen schrijver, dat het verhaal geeft van Christus' geboorte en eersten kindertijd — tot den terugkeer naar Nazareth, na de vlucht voor Herodes' horden — overgebracht in het Vlaanderen van heden Doch dit knap geschreven drukt niet de voornaamste verdienste uit. Deze is eerder gelegen in den geest van vromen eenvoud en eenvoudige vroomheid, die uit elk woord den lezer tegenstraalt. Wij, die veelal gebukt gaan onder 's levens strijd en nuchterheid, die steeds weer gaan denken over de waarde van Godsdienst en kerk voor onze zielerust, wij kunnen van tijd tot tijd den lust gevoelen, ons los te maken van die zorgen, om vrij uit van het leven te genieten en de schoonheid der Natuur, waarin al het goddelijke geopenbaard wordt, gretig op te slorpen Dit heeft Timmermans verwerkt in zijn beroemd geworden "Pallieter". Maar hij zou niet de kunstenaar zijn, die hij is, wanneer hij niet, naast het zich uitleven, andere geestelijke waarden erkende, die in nauw verband staan met de geloofstraditie van zijn land, met het Katholicisme. Felix Timmermans is Katholiek. Wie echter eens in Vlaanderland geweest is, weet, dat het katholicisme daar verschilt van het onze. Het is gemoedelijker, huiselijker en daardoor algemeen menselijker. De Vlaming voelt zich één met zijn kerk, gelijk hij een vriend is van haar dienaar: meneer pastoor. Dat milde, zuivere geloof tintelt in Timmermans' oeuvre en vooral in de, direct aan de Bijbelstof ontleende vertelling van "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen". Vele conservatieven en ook vele van de tegenwoordige psychiatrisch, psychologisch of filosofisch aangelegde menschen zullen hun schouders misschien ophalen voor een navertelling van een deel des Bijbels, waarin Vlaamsche boeren een rol spelen, de pastoors, hun brevieren lezen, Gent en Bethtehem in één adem worden genoemd. Het zou niet voor hen pleiten. want ze zouden toonen het begrip van het eenvoudige te missen, zonder welk begrip dat van het gecompliceerde toch onmogelijk is. Wie het kinderlijk-naïve niet begrijpt, doet beter zich ver te houden van Timmermans' werk; dit zij ook den critici gezegd, die schreven, dat wij het simpele van "En als de ster ... ontgroeid zijn. Hun gehoor is door de Jazz-band-muziek zoozeer bedorven, dat ze de viool niet meer apprecieeren kunnen.

De sfeer van "Het Kindeke Jezus..." — waaruit ik iets van het Driekoningen-verhaal citeerde — welk boekje reeds in 1916 / 1917 geschreven werd, vinden we geheel terug in de Driekoningen-Tryptiek, die eenige jaren geleden verscheen. Weer spreekt de schrijver van drie koningen, maar nu niet van die uit het Nieuwe Testament, doch van enkele, die in zijn eigen fantasie geboren zijn. Hier geen populaire- en tevens litteraire behandeling der geschiedenis — maar een fantasie, op de geschiedenis gebouwd: "De dag nadien was het Kerstavond, en stond de lucht glashelder gevrozen, dun-blauw, over de verre wereld, wit bepelsd in sneeuw. En de manke herder Suskewiet, de palingvisscher Pitjevogel met zijn kaalkop, en de bedelaar Schrobberbeeck, die zwerende oogen had, gingen gedrieën de hoeven af, verkleed als de Drie Koningen. Ze waren voorzien van een houten ster, die draaide aan een staak; een kous om er het geld in te bergen, en een bezaatse om er het eten in te steken. Z' hadden hunne arme frakken naar buiten omgetrokken; de herder had een hooge hoed op, Schrobberbeeck droeg een bloemekenskroon uit de processie; en Pitjevogel, die de ster liet draaien, had zijn gezicht met een schoenblink ingesmeerd." Zoo trokken zij van hoeve tot hoeve, "op zoek naar den nieuwegeboren Koning", verzamelend de gaven en zingend hun liedeken:
"Wij zijn de drie Koningen met hun ster. Wij komen gerezen van heel ver. Wij gingen en zochten overal, Over berg en over dal, En waar de ster bleef stille staan. Zijn wij alle drie binnen gegaan."
Dan gebeurt het wonder. Zij vinden in werkelijkheid het Christuskindje, met de maagd Maria en Jozef, in 'n arm wagenske. En ze gaan binnen om hun gaven te brengen, alles wat ze met zingen hebben opgehaald. "Ze geven aan de armen en zoo geven zij aan God." Niet alle drie begrijpen ze het wonder; slechts Suskewiet komt tot inzicht. Hij wil niet meer drinken en vloeken, hij wil sterven, om voorgoed "binnen te gaan." Aldus geschiedt op den Kerstavond van 't volgende jaar, wanneer Pitjevogel en Schrobberbeeck alleen zijn uitgegaan met hun ster. Als zij terugkomen is Suskewiet dood en nu komt ook Schrobberbeeck tot het besef, dat er iets bijzonders moet gaande zijn. Nadat Pitjevogel zich eerst voor geld aan den duivel heeft overgegeven, wordt hij door "Onze-Lieve-Vrouwe" gered en "gaat binnen." Schrobberbeeck leeft in vrome overpeinzingen voort. Dit is Timmermans' "Driekoningen-Tryptiek", een wonderverhaaltje van naïve menschjes, dat groot is juist door zijn eenvoud; een boekje van ruim 50 simpele bladzijden, maar waar meer waarheid, oprechtheid en geloof in zit, dan in menig lijvig foliant.

Op dit werkje is de keus gevallen, toen Timmermans beraadslaagde met Eduard Veterman over een nieuwe episch-dramatische samenwerking, waartoe zij zich beide aangetrokken gevoelden, door het succes van "Meneer Pirroen", dat geschreven werd naar een figuur uit Timmermans' "Anne Marie." Het product van deze nieuwe samenwerking is geworden, het nu in nog geen twee maanden reeds 30 maal met groot succes door Cor van der Lugt ten tooneele gebracht "En als de ster bleef stille staan" Ik zal dezen keer afwijken van mijn gewoonte het product zelf en de opvoering daarvan te bespreken; ik laat dit gaarne aan onzen Groningschen criticus over. Doch, nadat ik eerst iets over Felix Timmermans, den epicus in dit geval, gezegd heb, wil ik nu-den dramaturg, Eduard Veterman, bij mijn lezers inleiden en tevens hem iets laten vertellen over de samenwerking met zijn Vlaamschen letterkundigen collega en wat daaruit groeide.
Uit mijn kroniek over het theater "Odéon" en het detective-spel "De Wrekende God", dat ook in de Noordelijke provincies gespeeld werd, weten mijn lezers al, wie Veterman is. Ik herhaal nog eens: een veelbelovend jong Haagsch schrijver. Tot nu toe mocht hij veel succes oogsten met zijn collaboraties "Meneer Pirroen" en "En als de ster... "en met zijn oorspronkelijk bovengenoemd sensatiestuk; een nieuw stuk in het laatste genre, "Wild West", is door het theater Odéon in studie genomen. "Hoe wij er toe kwamen, juist de Drie koningen Tryptiek te kiezen voor een tooneelbewerking", aldus Veterman. "Omdat er m.i geen goede moderne mirakelspelen in Nederland te vinden zijn. Die van Rutten zou ik willen noemen "mirakelspelen uit een galanteriewinkel" en ook een zekere Dr. Jos. van der Velde heeft eens een poging gewaagd, die alleen maar vele vellen druks opleverde. Wij hebben behoefte aan goede mirakelspelen, doch aan zulke waaruit niet hoofdzakelijk fanatisme spreekt, maar liefde. Omdat we bij Timmermans, in zijn katholicisme juist die liefde zoo sterk vinden, heb ik me tot zijn tryptiek aangetrokken gevoeld."

"Bij het bewerken van een episch kunstwerk voor het tooneel", sprak Veterman verder in het onderhoud dat ik met hem had, "maak ik slechts weinig gebruik van het zuiver dramatische in het verhaal, het geraamte der handeling, zoodat men eigenlijk van een bewerking niet kan spreken. Ja, soms stel ik mij met nog minder tevreê en neem slechts een deel der handeling, b v. een persoon met zijn entourage, als in "Meneer Pirroen" uit "Anne Marie". De bases blijven gelijk, maar het gebouw op mijn basis wordt heel anders dan dat op die van den epicus; ik maak mij totaal los van diens taal en bouw. Dit is m.i. de eenige juiste manier; wat met andere methoden bereikt wordt toch, is doorgaans te onsamenhangend, te schetsmatig, te fragmentarisch. Door mijn methode ook krijgt de drama-schrijver een veel grooter aandeel in het geheel. De collaboratie gaat als volgt: Ik heb uit het boek, het verhaal losgemaakt; uit het epische gegeven het dramatische geëxtraheerd. Hierdoor zijn wellicht hiaten ontstaan; deze overbrug ik met eigen dramatische vondsten. Bijvoorbeeld: het boekje "Driekoningen-Tryptiek" telt 54 pagina's en "En als de ster..." telt er 102. Nu begin ik als dramaturg het geraamte van 't stuk te maken, de indeeling in bedrijven en scènes; verder leg ik den inhoud vast van elke scène en daarbij zooveel mogelijk details. In het geval van mij en Timmermans nu, begonnen wij beide, zoodra dat alles klaar was, te schrijven; elk aan de scènes, die hem 't meest interesseerden.
Hoewel samenwerkende litteratoren in deze, feitelijk complemente naturen moeten wezen en dit ook vaak zijn, zoodat ieder verschillende scènes schrijft, gebeurt het natuurlijk ook wel, dat ze beide dezelfde scène uitwerken. Is dit bij ons 't geval, dan zenden wij elkaar over en weer de copie toe, accepteeren een der scènes in haar geheel of smelten de twee samen. Zoo vindt men in ons stuk dus: een geraamte van mij, getrokken uit een gegeven van mijn collega; scènes van mij, van hem en van ons beiden. In 't algemeen voelt Timmermans zich bijzonder aangetrokken tot het folklorische element, ik tot het zuiver dramatische. Wat betreft mijn scènes, nog de opmerking, dat die door Timmermans Vervlaamscht worden. Bezien we nu het verband tusschen boek en drama, dan vinden we allereerst, dat natuurlijk de geest van "En als de ster... dezelfde is als die van de Tryptiek. De loop der handeling bleef ook vrijwel gelijk, alleen werd ze sterk uitgebreid, zoo zeer, dat van de drie boek-negen drama-tafereelen geworden zijn." Pratende over het succes van de opvoering bij V. d. Lugt, vertelde Eduard Veterman mij nog 't volgende: " 't Heeft vrij lang geduurd voor met de instudeering werd begonnen. Reeds in 1923 was het stuk klaar en zou toen met Kerstmis worden gegeven; dit kon echter niet doorgaan.

Ook Kerstmis 1924 wilde het nog niet lukken, omdat men niet op tijd klaar kon komen in verband met de bijzondere zorg, die men aan 't stuk wilde besteden; eindelijk kwam 5 Februari 1925 de première, Het artistieke succes was dadelijk groot. Niet alleen, dat Timmermans uitermate met 't stuk in zijn schik was, ook de pers, in 't bijzonder de katholieke, was vol waardeering, vooral t.o.v. den Vlaming. Pijnlijk was het alleen, hoe de Bond van Nederlandsche Tooneelschrijvers ageerde. Men wacht in België gespannen op het stuk, om ook daar de opvoering voor te bereiden."
Tot zoover Veterman. In mijn Kroniek over "St. Joan" noemde ik reeds de opvoering van dit Groot-Nederlandsch Tooneelproduct de op een na belangrijkste gebeurtenis van dit seizoen. Hierin schuilt dan ook de reden van mijn uitvoerige bespreking. Verheugend toch is het, dat de samenwerking van litterair Vlaanderen en Nederland, zulke voortreffelijke artistieke en.... financiëele resultaten heeft opgeleverd." Voor Veterman is deze arbeid een succesvolle stap verder geweest op het pad der tooneelschrijfkunst. En met wien had hij beter samen kunnen werken, dan met den literairen Breughel van "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen" en den mysticus van de Driekoningen-Tryptiek?
*****************
"En waar de ster..." 100 maal opgevoerd:
Hulde aan auteurs en acteurs
Tien jaar tooneelarbeid gevierd - 24-02-1930
En weer heeft "de Ster stilgestaan..." in het Paleis voor Schoone Kunsten te Brussel. De première, mede een der opvoeringen die den inzet vormden, van een dappere tooneelveldtocht, ligt jaren achter den rug. De premièrekoorts is lang voorbij, nu "staat de ster stil" met rustige zekerheid. Van Brussel uit heeft ze, niet de wakkere gezellen van het Vlaamsche Volkstooneel, de ronde van Vlaanderen gedaan, is zij meegereisd naar het buitenland. En het feit, dat zij voor de honderdste maal stilstond in het Paleis voor Schoone Kunsten te Brussel is voor ons Vlamingen niet zonder beteekenis. Dit stuk van Timmermans en Veterman, doorgeurd van volksche Kerstmispoëzie, dit werk van den lach en den traan, met zijn warm-kleurrijke tafereelen en zijn zoetelijke is een dierbaar Vlaamsch bezit geworden. De honderdste opvoering was mede bedoeld als hulde aan de aanwezige auteurs Felix Timmermans en E. Veterman, twee acteurs Staf Bruggen en Maurits Hoste jubileerden en een tooneelarbeid van tien jaar werd herdacht. Er was groote belangstelling voor die honderdste vertooning. Een dicht bezette zaal spaarde haar toejuichingen niet. Onder de aanwezigen vermelden wij, benevens de bovengenoemde auteurs Timmermans en Veterman, Z. E. H. Bernaerts, geestelijk adviseur van het Vlaamsche Volkstooneel, de heeren Herman Deckers, J. Boon, bestuurder van het Vl. Volkstooneel, Senator Van Dieren, Dr Jan Grauls, rechter H. De Coster, Em. Hullebroeck, E. Van Grieken, Cam. Poupeye, e.a.
HULDE EN DANK Na de pauze werden woorden van hulde en dank gesproken, werd een periode van tien jaar driftigen tooneelarbeid herdacht. De eerste in de rij was de heer Anton Van de Velde die samen met R. Verheyen de regie van het Vl. Volkstooneel waarneemt. Spreker herinnert aan den heroïschen en legendarischen opgang van het Vl. Volkstooneel. Met ontroering spreekt hij over het edel en baanbrekend werk van Dr De Gruyter, en brengt hulde aan zijn schoone gedachtenis, hulde aan de twee dappere artisten Staf Bruggen en Maurits Hoste, hulde aan het Vlaamsche Volkstooneel namens de Vlaamsche auteurs, aan Johan de Meester, de glorieuze oproermaker en aan heel de brigade, die onder zijn leiding heeft gewerkt. Er is in Vlaanderen nooit een tooneelgezelschap geweest dat zoo geestdriftig heeft gewerkt.
Hulde ook aan den Z. E. H. J. Bernaerts, geestelijk adviseur, aan den heer De Haen, hoofd van het gezelschap. Spreker richt zich verder tot de heeren Felix Timmermans en Ed. Veterman, weidt uit over de gelukkige samenwerking van den Hagenaar en den Lierenaar en dankt om de gave ontroering, die zij hebben geschonken. Een dappere ovatie barst los en de auteurs worden bedacht met prachtige bloemstukken. Spreker heeft ten slotte een warm woord van hulde en dank over voor den h. Jan Boon, bestuurder van het Volkstooneel, zijn verborgen prestaties, zijn geloof en vertrouwen, zijn werk, waaraan het Volkstooneel zoo veel te danken heeft. De beheerraad heeft den h. Boon op een tastbare wijze willen huldigen, zegt de h. Van de Velde en heeft hem een zachten... clubzetel geschonken (warme toejuichingen). De h. Lode Geysen brengt hulde namens de Stad Antwerpen en de h. Dr Jan Grauls, vertegenwoordiger van het ministerie van Kunst en Wetenschap, sluit de rij.
Na de in de puntjes verzorgde opvoering werden bloemen geschonken aan de dames Emerence Demoor, Tilly Van Speybroeck en Greta Lens. Het opgetogen publiek liet zich niet onbetuigd.

******
|