1. Levensbeschouwing
Felix Timmermans werd op 5 juli 1886 geboren en werd dertiende in een gezin van veertien kinderen. Hij bleef uiteindelijk wel de benjamin, want het veertiende werd slechts vier weken oud. Zijn vader was zoon van een kanthandelaar, zijn moeder de dochter van een Kempense smid. Mede door zijn vader die het werk van zijn vader voortzette, kwam Timmermans al snel in contact met de kantwereld. Reeds op zeer jonge leeftijd tekende hij patronen.
In 1918 stierf Timmermans vader, drie jaar later dan zijn moeder. Zijn gevoelens hieromtrent drukte hij als volgt uit : « Ik voel mij nu gelijk een klein kind, eenzaam en verlaten. Ik heb een grote, goede vriend verloren. »
Timmermans kwam als een ongeschoolde in de literatuur terecht en daarvan was hij zich ook bewust. Met spelling en zinsbouw had hij voortdurend last. Hij besefte dat de belangrijkste oorzaak van zijn ongeschooldheid gemakzucht en een tekort aan doorzettingsvermogen waren. Op de lagere school beoordeelden de onderwijzers zijn opstellen met slecht of zeer slecht. T verliet zijn school op zijn vijftiende. 's Avonds nam hij lessen aan de Lierse tekenschool en legde er zich toe op glasraamschilderen.
Vanaf zijn zeventiende levensjaar (1903) begon Timmermans gedichten te schrijven. Deze werden regelmatig opgenomen in « Lier Vooruit ». De uitgever hiervan bundelde een aantal van deze gedichten en bood ze aan zijn abonnees aan onder de naam « Door de dagen ». In de zomer van 1904 kreeg hij het boek « Dagen » van Stijn Streuvels in handen en dit opende voor hem een nieuwe wereld. Hij maakte zich los van de romantische invloeden en schreef enkele naturalistische werken waarvan er slechts twee gepubliceerd werden :
« De zwemmerkens » en « Gelot ».
Timmermans had rond die tijd veel contact met de kunstschilder Raymond de la Haye, een man die hem sprak over spiritisme en andere occulte wetenschappen. Onder invloed van hem werd Timmermans zelfs een hele tijd vegetariër.
In 1905 schreef Timmermans samen met Antoon Thiry « Begijnhoofsproken ». Het eerste sprookje hiervan werd voorgelegd aan een leraar die de twee aanraadde dit deel op te sturen naar een tijdschrift. Via een zekere Karel Van de Oever kwam het uiteindelijk terecht bij Willem Kloos die een verhaal voor « De Nieuwe Gids » best kon gebruiken.
In 1906 werd Kloos voorzitter van de Lierse afdeling van de Bond voor Literaire Jonge Katholieken. Een jaar later doorkruiste hij samen met Flor Van Reeth het Vlaamse Land. Ze bezochten begijnhoven en Timmermans schreef later in « Schemeringen van de dood dat hij zelfs zin had gekregen om zelf pater te worden.
Nog in datzelfde jaar (1907) schreef Timmermans « Holdijn » een tragedie die zich inde 11 de eeuw situeerde. Hij stuurde het stuk in voor een toneelwedstrijd te Antwerpen, maar een positief antwoord bleef uit. In 1909 begon hij aan een nieuw stuk. De tragedie die ditmaal slechts uit één bedrijf bestond heette eerst « De Zending », maar kreeg later de titel « Helta ».
Timmermans maakte tussen 1903 en 1910 veel vrienden en onderging veel invloeden. Op 7 januari 1911 werd hij in het ziekenhuis opgenomen voor een breukoperatie en nadat er verwikkelingen optreden, vreesde hij zelfs te sterven.
Na zijn herstel begon hij aan « Pallieter ». Hij raakte in contact met eens meisje, Mej. Janssens. Hij leerde haar kennen op een toneelvoorstelling en na enkele afspraakjes besloten ze te trouwen.
Zijn ouders waren hiermee echter niet opgezet vermits Marieke tot de kaste van de « arme mensen » behoorde terwijl de familie Timmermans deel uitmaakte van de « gegoede burgerij ». Het koppel trouwde op twaalf oktober 1912 en de jonggehuwden begonnen een kantzaak.
Op 11 april schreef hij aan Jozef Muls: ik zit in grote verlegenheid. Ik moet de hele dag werken om wat te verdienen en vind hoegenaamd geen tijd meer, mij nog met de kunst bezig te houden. Het zou voor mij een ideaal zijn, indien ik op de redactie kon geraken van een blad, alzo zou ik stil kunnen leven en aan kunst doen. Later schreef hij: Ik weet niet meer wat te beginnen, ik word er bijna moreel door gebroken en voel mij wanhopig.
Het eerste hoofdstuk van « Pallieter » verscheen in augustus 1911 in « De Nieuwe Gids ».
De andere delen volgden en het laatste werd in september 1914 gepubliceerd.
In augustus 1914 brak de oorlog uit en hij vluchtte. Hij vluchtte naar Kortrijk en nam het handschrift van Pallieter mee. Drie weken later keerde hij terug naar Lier dat volledig verwoest was. Timmermans begon een snoephandeltje in zijn eigen woning daar de oorlog de kantzaak volledig vernield had.
In november 1917 verscheen het eerste fragment van zijn satirische dierenepos Boudewijn in De Nieuwe Gazet en nog voor dit dierenepos volledig af was begon hij aan Annemarie.
In 1918 legde de wapenstilstand zij literaire activiteit even stil.
Tussen 1922 en 1925 schreef hij werken zoals ondermeer: De pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt en De harp van St Franciscus, een boek waarvoor hij naar Italië zou reizen om het voor te bereiden. In 1924 schreef hij een Breughelroman. Dit boek nam veel van zijn tijd in beslag, mede door het feit dat hij zelden met rust werd gelaten en vaak werd gevraagd op lezingen.
Timmermans schreef nog een dichtbundel en hij stierf op 28 januari 1947.
2. Zijn werk
Er zijn drie belangrijke periodes te onderscheiden in het werk van Felix Timmermans.
De periode tot 1911
De periode van 1911 tot 1935
De periode na 1935
In 1911 komt Timmermans tot een nieuw levensinzicht, het is toen dat hij aan Pallieter begonnen is. Hij zei toen zelf: ik had verkeerd geleefd.
In 1935 was er zo geen groot keerpunt. Over zijn Boerenpsalm die in dat jaar verscheen zei hij:
Een ding weet ik goed, zo een werk zou ik twintig jaar geleden niet kunnen geschreven hebben. Daar is eerst leven en verwisseling van licht en donker voor nodig.
Zijn eerste periode werd gekenmerkt door de schaduw kant van het leven, de dood. In de tweede periode is zijn blik gericht op de zonnige zijden van het leven en in de derde en laatste periodespelen beiden een belangrijke rol.
1. Zijn eerste periode: 1903 1911.
In deze eerste periode schreef hij verscheidene gedichten, tragedies, maar die zijn nooit opgevoerd en een aantal verhalen. Allen werden ze overschaduwd door angst voor het leven en gelooftwijfels.
Zijn eerste gedichten.
Hoewel Timmermans vooral prozaschrijver was, is hij zijn schrijverscarrière begonnen en beëindigd met het schrijven van gedichten. Doorgaans waren zijn romans poëtischer en lyrischer dan zijn gedichten, dat kwam omdat hij van naturen uit alles van uit een dichterlijke visie zag, maar hij had niet de zeggingskracht om de dingen een gebonden vorm te geven.
Er is een onderverdeling in zijn eerste reeks gedichten. De gedichten die hij schreef tussen 1903 en 1906 behoren tot een eerste groep verzen. In deze gedichten is weinig structuur, ze bewijzen wel wat voor een fantastisch scherp observatievermogen hij had e wat een sterke zin voor kleur. Eigenlijk waren die eerste gedichten enkel korte beschrijvingen in verzen gegoten.
De gedichten die hij schreef tussen 1906 en 1910 verschilden sterk van de eerste groep, zowel in vorm als in inhoud. Ze werden in verscheidene tijdschriften gepubliceerd. Het waren niet enkel beschrijvingen zoals bij de eersten maar ze tonen zijn enorm sombere momenten, zijn verwarde gemoedstoestanden zijn geestelijke ontreddering uit deze periode.
Begijnhofsproken.
Na de eerste verzen schreef Felix Timmermans de begijnhofsproken, hij deed dit in samenwerking met Antoon Thiry. Ze verschenen pas in 1912, al werden ze nog voor schemeringen van de dood geschreven dus komen ze chronologisch vlak na de eerste verzen. Samen met Antoon Thiry schreef Felix Timmermans zijn eerste sproken, Van den EcceHomo en het bange Portiereske. Hoewel er angstvisioenen worden opgeroepen in deze novellen is er geen spraken van problematiek en zwaarmoedige stemmingen zoals dat wel het geval is in zijn tweede reeks verzen en in Schemeringen van de Dood.
De verhalen gaan over de vrome simpele en naïeve bewoners van het begijnhof.
Er zijn ook duidelijk invloeden van de Tachtigers en van de taal van Guido Gezelle en Stijn Streuvels.
Schemeringen van de Dood
Verschenen in 1910. Het boek bevat zes novellen met de dood in de hoofdrol.
Felix Timmermans wil zich verlossen van verschrikkelijke angst voor de dood, hij schrijft zijn dwangvoorstellingen van zich af. Tegelijkertijd kan hij er enorm van genieten om de verhalen zo onheilspellend te maken. Hiervoor gebruikt hij weer zijn fantastische beeldspraak weliswaar om er geforceerd sombere taferelen mee te beschrijven.
2. Zijn tweede periode 1911 1935
PALLIETER
Het boek beschrijft de avonturen van een volwassen boerenkerel. Pallieter woont in Lier, in het Netheland met zijn huishoudster Charlot, zijn paard Beiaard, zijn hond Loebas, de ooievaar Peterus en enkele andere dieren. Ter gelegenheid van de kermis is er een groot feest voor de hele familie. Ook het frisse petekind van Charlot, Marieke, wordt uitgenodigd. Pallieter wordt verliefd op haar. Wanneer Pallieter verneemt dat er een spoorlijn zal worden aangelegd doorheen het stuk land waarvan hij zoveel houdt, besluit hij de wijde wereld in te trekken. Maar eerst nodigt Pallieter Marieke uit, verklaart zijn liefde en vraagt haar ten huwelijk. Hij trouwt met haar in september. Hun jonge huwelijksliefde beleven Pallieter en Marieke in een huwelijksschuit. Samen blijven ze nog in het Netheland wonen, tot Pallieter de uitbundige vader wordt van een drieling. Dan trekt het jonge gezin samen met Charlot de wijde wereld in.
De spil van het hele verhaal is de uitbundige verheerlijking van het leven. In een roes van bewondering drukt Pallieter vol eerbied zijn gevoelens uit voor al de heerlijkheden van het leven. Niet alleen het wonder van de natuur wordt weergegeven maar ook het besef en de pijn van de vergankelijkheid. Met een naïeve inzet neemt Pallieter het op voor bedreigde bomen en mishandelde oude paarden. Pallieter staat in een innig en direct contact met de natuur doorheen de wisseling van de seizoenen.
In vrijwel al de werken van Timmermans speelt het leven op het platteland een grote rol. Hoewel hijzelf geen boerenzoon was, had Timmermans een grote bewondering voor het zware, toen nog niet gemechaniseerde werk van boeren en boerinnen. Zijn boek "Pallieter" gaat niet over een kleine keuterboer maar over een welstellende boer die een overvloed heeft aan eten, drinken en plezier. Vele passages doen denken aan Breugheliaanse taferelen
Er heerst een grote samenhorigheid en openheid tussen de bevolking van het "Netheland". Hoogtepunten in hun leven zijn de processies, kermissen en huwelijksfeesten. Eten en drinken zijn heel belangrijk. De godsdienstbeleving speelt een belangrijke rol in het boek.
Pallieter is de mens die Timmermans had willen zijn tijdens de periode waarin hij het boek schreef, als gevolg van de omstandigheden die aan het schrijven voorafgingen (ernstige ziekte). Ten onrechte heeft men de auteur met zijn schepping willen vereenzelvigen. Felix Timmermans was helemaal niet zo uitbundig als Pallieter. Timmermans had een rustig temperament.
Van Breughel tot Fransiscus
In de periode tussen Pallieter en Boerenpsalm schreef Felix Timmermans twee belangrijke werken. Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken gepubliceerd in 1928 en De Harp van Fransiscus, uitgekomen in 1932. Het was niet zijn bedoeling om een wetenschappelijke biografie te schrijven, al heeft hij wel vrij veel opzoekingswerk verricht. Men vraagt zich af hoe hij er bij komt om over deze twee mensen een biografie te schrijven. Felix Timmermans was simpelweg al van kindsbeen af geïntrigeerd door de grote schilder Pieter Breughel en de dichter Fransiscus van Assisi.
Om deze werken te schrijven heeft Timmermans dus zwaar opzoekingswerk geleverd en de gaten opgevuld met zijn eigen verbeelding.
Pieter Breughel
Timmermans kreeg kritiek op zijn werk, hij zou Pieter Breughel als een zwak mens hebben voorgesteld. Timmermans zei zelf over Pieter Breughel
Groot was zijn werk, zwak was hij als mens, maar juist daarom had hij zoveel te zeggen
In zijn roman bouwde Felix Timmermans met opzet een fictief personage in, Jan Nagel.
Nagel was de figuur waar Pieter Breughel naar opkeek.
Samenvatting van tweede periode :
Door het zo fantastische werk Pallieter, werden alle later geschreven werken met Pallieter vergelijken daardoor kreeg Felix Timmermans veel kritiek te verwerken.
Het leek alsof Timmermans zijn werk na Pallieter altijd maar slechter werd. Gelukkig bracht Boerenpsalm daar verandering in.
3. Zijn derde periode na 1935
Boerenpsalm
Het verhaal gaat over boer Wortel en zijn vrouw Fien. Ze hebben 11 kinderen waarvan er hun 4 ontnomen werden. Eén kind werd zelfs blind geboren. Wortel was de beste vriend van de pastoor. Hij vertelt wat er tijdens de verschillende jaargetijden gebeurt op de boerderij. Zijn zoon Fons had een eigenzinnig karakter. Na een woelig seksleven pleegt hij zelfmoord. Dat was zeer onchristelijk en een grote schande. Wortel hield het voor zich. Dan wordt Fien ziek. Een slap hart enerzijds en de voortdurende ongerustheid over Fons anderzijds zijn de oorzaken die tot haar dood leiden. Het werd een droge, hete zomer tot de avond van Fiens dood. Dan barstte er een hevig onweer los. Na een tijd huwt Wortel met Frisine, de eerste vriendin van zijn zoon Fons. Ze kregen uiteindelijk twee kinderen, het derde was op komst toen Wortel op een avond verdwaalde. Frisine ging hem samen met de andere dorpsbewoners zoeken, maar viel in het water. Door de opgelopen koude werd ze ziek, met de dood als gevolg. Vijf jaar na haar dood vond de pastoor een nieuwe vrouw voor Wortel, maar het geplande huwelijk ging niet door. Wortel zou immers afstand moeten doen van zijn boerenleven en dat kan hij niet. Dit werd hem kwalijk genomen door de pastoor waarop hun vriendschap eindigde. De uiteindelijke dood van de pastoor heeft hem zwaar aangegrepen maar toch dankt hij God voor alles wat hij gekregen heeft en vraagt Hem om nog lang te mogen leven en werken.
Dieptepunt
Het dieptepunt ligt in het hoofdstuk waar Wortel 8 maanden in het gevang zit. Hij denkt dan aan zijn vrouw en kinderen, maar in de eerste plaats aan zijn land. Voor een boer is dat het ergste wat hem kan overkomen, zijn land kwijt spelen.
Het is een open einde. In elk hoofdstuk beschrijft Wortel de belangrijkste gebeurtenissen uit zijn leven. In het laatste hoofdstuk uit hij zijn dank aan God voor al wat hij gekregen heeft en wenst hij nog vele jaren te werken. Dit blijkt uit de volgende zin : en laat Uw Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld in het zweet zijns aanschijns mogen werken! Dank op voorhand! Daarop stopt het verhaal en vernemen we niets meer over zijn verder leven.
Titelontleding
Boerenpsalm is een lofzang op de mens en het harde boerenleven, hetgeen niet altijd idyllisch is. De boer heeft een hard leven. Hij moet bijna constant werken, maar lijdt toch armoede, honger, leed en verdriet. Maar de boer klaagt niet. Hij houdt van zijn veld en alles wat daarbij hoort.
Het verhaal speelt zich net zoals in Pallieter af op het land aan de Nete.
Ik zag Cecilia komen In boerenpsalm komt Felix Timmermans het dichtst bij de realiteit, maar in Ik zag Cecilia komen ontvlucht hij de realiteit meer dan ooit. Het is een boek vol dromen en romantiek, hoewel het een tragisch slot heeft.
De ik-persoon is een jonge ziek man die om te genezen in de frisse Kempense lucht is komen wonen. Hij heeft het zwaar omdat hij gebroken heeft met zijn verloofde Roelinde. Maar hij komt Roelinde gauw te boven eens hij Cecilia ontmoet heeft. Toch wil hij aan zijn verloofde trouw blijven. Na een wandeling met Cecilia in de regen wordt ze ziek, hij gaat voor haar het geneesmiddel zoeken, een geneesmiddel wat niet bij ons te vinden is. Als hij terugkeert is Cecilia gestorven.
Gedurende zijn hele carrière bezint Timmermans zich over de betekenis van het leven en de dood.
Adagio
Zoals eerder gezegd is Timmermans zijn carrière begonnen en geëindigd met het schrijven van gedichten. Adagio is de verzenbundel waarmee hij net voor zijn dood zijn carrière mee stopte. De bundel mag beschouwd worden als zijn geestelijk testament. Ondanks zijn fantastisch vermogen om dingen te beschrijven en beeldspraak te gebruiken is hij er echter nooit goed in gelukt om zijn gevoelens in gedichten te gieten. Sommige gedichten doen zeer onbeholpen aan , maar die onbeholpenheid toont juist aan dat het over gevoelens uit zijn diepste innerlijke ging.
*****
|