Een Kleurvolle Ommeganckxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Krantenartikel uit De Standard van dinsdag 12/06/1928
« Tu ne sauras Jamais » is het eene plakbiljet van den dag te Lier en dit gaat om een Amerikaansche film maar de tweede affiche van den dag luidt : Pallieterstoet en plechtige Folkloristische Ommeganck. 't Staat op het zeer groot Programma der kermisfeesten, en er naast is er nog een derde plakbiljet : 3000 frank prijzen voor winkel- en stamineeversiering.
En dan de triomf aan Timmermans! Zijn portret hangt getooid en bebloemd tusschen appelen, peren en bananen, tusschen meubelstukken en tapisserie, tusschen gazettcn van allerlei pluimage en boeken van allerlei prijzen. Overal Timmermans. De menschen vertellen op straat elkanderen met de eigen smaak en kleur honderd anekdoten uit de boeken van « hun » schrijver, halen met trots aan dat de ingebonden editie van Pallieter 128 frank kost en dat ze
« Het Kindeken Jezus in Vlaanderen » in Amerika letterlijk verslinden. En bij een Liersche kapper waar ik een noodzakelijke kaakoperatie onderstond werd een commisvoyageur die uit Breda kwam bijna gesteenigd omdat hij dierf vragen wat er vandaag te Lier te doen was.
"Of ze het hem gezegd hebben ! "
En De regen is overgegaan. Daar is een klein zonneke gekomen juist genoeg om alles tot zijn recht te brengen, juist genoeg ook voor de zwerm fotografen die te Lier rondliep (ze stonden op de Groote Markt met een twintig tegelijk de Reuzen te kieken) en Felix Timmermans heeft ons na den noen verzekerd dat de keersters in den stoet, die van den Oever komen of van Klein Venetië als ge wilt, zat waren van geluk. Omdat de regen was weggewaaid.
De autobussen kwamen zwaargeladen, te Lier toe. Deze die mij uit Oude-God naar Lier voerde huppelde van het zwaar gewicht, er zaten pastoors op en Vlamingen en enkele Nederlanders en ge zult me misschien niet gelooven een jonge Zuid-Bevelandsche eega met de zoo hartelijk bewonderde muts.
Onderweg is er dan, in Bouchout geloof ik, nog Jef Van Hoof bijgekomen met een nuttelooze paraplu, en verzonken in muzikale vizioenen.
In de straten van Lier stond het volk zoo dicht opeen dat we, zelfs met de hulp van de meest kordate piottenpakkers die de orde organiseerden, nog niet in de De Heiderstraat geraakten. We hebben dan de stoet gezien van op de stoep van het prachtig barokken stadhuis. Burgemeester Van Cauwenberghe had er de journalisten hartelijk het welkom toegewenschst, den schrijver huldigend die Lier tot in de uithoeken der wereld onthuld had :
Felix Timmermans, en wijzend op het ongeschonden Vlaamsch zijn van Lier waardoor tevens zijn kleurvolle zeden waren behouden gebleven.
Toen kregen we nog milde Liersche vlaaikens op de maag, om heelemaal in de Liersehe stemming te geraken, tot er dan een heel kleurfeest kwam aangewandeld ; de keersters jonge, half-jonge, half-oude, maar allen levenslustige vrouwen, van Klein Venetië die met vollen mond een jubileelied van Piet Van Pehorgh en Netteke Verstraete zongen waarvan Timmermans de woorden, het rijm en de muziek had gemaakt.
De Lijkbidder van Lier als Cupido
Er was alles in den stoet wat Timmermans had voorspeld en nog meer. Want dit is geen folklore : dit is rasecht Vlaamsch volksleven, de duizenden op straat leven het mee, en op de trappen van het Stadhuis stonden zelfs de meest precieuse Vlaamsche journalisten te dansen. Men mag deze stoet niet beschrijven. Ik tenminste verzaak er aan. Alleen wil ik onder de aandoenlijkste momenten verhalen : de huifwagen van Pallieter en Marieken met onderaan een heel duiven- en kiekenkot,Marieke met fijne kalflederen schoentjes, de vier seizoenen die rond Pallieter wandelen waaronder de winter met een klein parapluske met watten vlokskens en de herfst-kinderen met gulden lokken. Charlotte is de. elfde reuzin van Lier geworden, maar Charlotte wandelt drie keer in den stoet en één keer heeft ze ons spek met eieren gepresenteerd.
Buitengewoon kleurvol is de groep van "En waar de Ster bleef stille staan", zoo 'n soort van wandelende vertooning van het Vlaamsche Volkstooneel. En Anne-Marie! Er waren eerst een twintigtal teedere kindjes als Cupido, en dan Cupido zelf : een hooge hoed, een flinke knevel en kwaje oogen, vleugelkens op den rug, zware boerenschoenen, een lieftallig bleekblauw zwembroekske, lange witte kousen, een gezicht van Assche-Woensdag en een boog (met pijltjes). Eenig, sensationeel, onvergetelijk! Toen Cupido zijn gezicht zoo beminnelijk mogelijk naar ons keerde, en een pijltje schoot dat langs de kleine snor van schepen Van Hoof wegvloog, heb ik onzen Rotterdamschen kollega binnen in, het stadhnis op een stoel moeten dragen : hij dreigde een breuk te krijgen.
En ze hebben ons verteld dat de man die voor Cupido speelde de lijkbidder is van Lier en de eenige man in den stoet die betaald wordt!
Tussehen al dit kleurvol, lustig gedoe, danste ook de Liersche karnaval : ultramoderne dames achter de kinderen van Peperkoek-Zondag, achter den wandelenden toren, achter de maagd van Lier die op een leeuw met trillende tong zit. En de muziek van den Lierschen karnaval speelt « Mon Paris, beau Paris », tusschen de tonen van de fijfermuziek voor de reuzen : de reus die komt, de reus die komt! En des winters als het regent.
Ja, des winters als het regent, maar dat zal te Lier niet zijn. Daar hadden zachtmoedige gevechten plaats tusschen de varkensblaas van de paardekensrijders en het mee-juichende volk op straat, daar ging een gebocheld manneke dansen met de reuzin, en tot de ontzetting van Bernard Janssens viel Goliath bijna op zijn neus omdat hij te diep wou buigen voor een fotograaf.
Aan het slot waren er twintig caleizen.; In de eerste zaten de vergulde helden van den dag : Piet Van Peborgh en Netteke Verstraete, en de meester ging hen feliciteeren. In de andere caleizen zat de familie, met goud in het knoopsgat, een dikke sigaar met bandje in den mond, en de armen feestelijk opengelegd. Toen ook de ondervoorzitter van het feest voorbijreed een zekere meneer Felix Timmermans gingen er hoeden in de lucht, de moeders die hunne zuigelingen op den arm in slaap klutsten zeiden tot hunne jonge kinders : « Dor is hem », en dan kwam er een beetje politie. Om den stoet te sluiten.
We zijn hem daarna. nog een tweeden keer gaan zien. Maar we hebben dadelijk dit begrepen : zooals dit sedert de Vlaamsche beweging nog nooit werd bereikt, is hier het werk van een hoogstaand kunstenaar in het hart van het levende volk geschoven.
Schepen Van Hoof heeft ons nog langs het echte Pallieterland gevoerd : veel gras, hooge boomen, het Begijnenvest met de Nethe, Nethe-water, Nethe-booten en Nethe-zwanen. Als ge vraagt waar de Begijnenbosschen zijn toonen ze u plechtig het verre weiland, rijzige grashalmen en iets dat op een root boomen gelijkt. Inderdaad, de Begijnhofbosschen.
Dan de Grachtkant van het Begijnhof. Geen dokument, geen kunst-historie: leven en nog eens leven! Daar is de Soete naem Jesu, de V Evangelisten, ginder is het huizeke waar Timmermans gewoond heeft, daar de kamer met bleekblauve blafeturen waar Frans Bogaerts komt inspiratie zoeken. En daar woont waarachtig ook nog want 't staat op het deurke geschreven Meester (Mr.) Jan Van Ruisbroeck. Advocaat en procureur. Die Meester Jan? vraagt een Nederlandsch collega. We hooren later dat daar een jong Vlaamsch literator met wapperend haar woont.
Nog zien we de Begijnhofkerk, een zang van katholieke levensvreugde, een steenen kantate van de monumentale Vlaamsche diep menschelijkheid uit de contrareformatie.
En we geven, allen, in koor, Constant Leurs gelijk die met zijn twee handen slaat op den rondbollenden, uitbundigen en weeldevormigen steen der magnifieke vrome Begijnhofpoort en uitroept : Mijnheren, uit de vreugde van dezen katholieken steen werd Pallieter geboren.
J.B.
********
|