Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
04-01-2025
p pc3 m a
p
01-01-2025
De mens en zijn maskers
De mens en zijn maskers
Een sluier verbergt het gezicht maar een masker doet meer: een masker wendt een vals gezicht voor. Daar het zich aan de omstandigheden aanpast, kan men zich afvragen of het gezicht zelf dan geen masker is. Niet noodzakelijk, zo lijkt het: evenals met zijn woorden en gebaren, kan men met zijn gezicht de waarheid laten zien of hem verbergen. Drukt het lichaam de waarheid uit, dan blijft het één geheel vormen met zichzelf maar liegt het, dan koppelt het zich van zichzelf los: het zelf verliest zich dan in wat het niet is en gaat over van zijn naar niet-zijn. En wat dat betekent, weet niet alleen Faust.
Voor de spiegel staat een wat uitgemergelde man die net gedoucht heeft en die zich moet opmaken voor een sollicitatie voor de job van voorzitter van de nato. Buiten schijnt een zomerzon, het is er even warm als binnenshuis maar de sollicitant realiseert zich dat hij zo de straat niet op kan zonder binnen de kortste keren gearresteerd te worden en daarom kleedt hij zich aan. Een sluier zou volstaan om zijn lichaam te bedekken maar louter bedekking is niet de bedoeling van het masker: onze held moet een lichaam voorwenden dat niet het zijne is en zo moet de kledij ervoor zorgen dat meneer breder lijkt dan hij in werkelijkheid is, zijn buikje moet gecamoufleerd worden, hakken zullen hem wat groter doen uitschijnen, samen met het kapsel en het hoofddeksel en verder is er nog een bijzonder complexe opbouw van de rest van de façade die moet meehelpen om de lui die deze sollicitant zullen keuren, op het verkeerde been te zetten. Alle mensen weten nu eenmaal van elkander dat zij maskers dragen, het komt er alleen op aan zich niet te laten ontmaskeren. Niet het geweten en de schuld zijn vandaag problematisch maar de schande: het openbaar worden van schuld en van gewetenloosheid.
Een andere kijk op de zaak luidt dat er geen essentie is: het masker is eindeloos verwisselbaar met elk ander en zonder de maskers is er niets. Men zou dan kunnen denken dat iets of iemand achter zijn maskers, die maskers bestuurt maar dat is een kostelijke illusie: elk masker wordt bestuurd door zijn omgeving die het lachen doet en wenen; de mens als een geheel van maskers is de resultante van zijn externe betrekkingen. Het knooppunt van de interne relaties is het maskerloze lichaam.
In zijn hoofdwerk refereert Rudolf Boehm naar Blaise Pascal met betrekking tot de middeldoelomkering die laat zien hoe de mens met het masker van voorgewende beweegredenen zijn eigenlijke drijfveren verbergt: in de activiteit van de jacht moet de bekommernis voor voedselvoorziening het botvieren van een dierlijke moordlust verkappen. Valse motieven verplichten wie de verschalking van de medemens voor ogen hebben in het zich bekwamen in de kunst van de retorica, de argumentatieleer die zich laat betitelen als de welsprekendheid terwijl zij zich alleen maar bekwaamt in de specialiteit van het liegen.
Maskers kunnen een gezicht maskeren of bijwerken maar steeds vaker is het masker exact het tegenovergestelde van het gezicht dat het verbergt en zo pakte een halve eeuw geleden de filosoof Ivan Illich uit met een werk dat luistert naar de titel Medical Nemesis of de ziekmakende werking van de geneeskunde en in Latijns Amerika had omstreeks dezelfde tijd Paulo Freire het over onmondig makende scholing. Verarmende economie die geen middelen biedt voor de handel maar die op de handel teert, precies zoals beleggers teren op het zweet van arbeiders. Werktuigen die hun bedienaren aan zich onderwerpen of het verhaal van de golem, vandaag in de gedaante van de één gemaakte wereld, een anonieme, levenloze structuur die alle leven aan zich onderwerpt en die reeds door de grote Russische schrijver Fjodor Dostojevski werd voorzien en in zijn Demonen werd benoemd als het 'kristallen paleis'.
Tenslotte is er nog de kapitalistische economie, het masker dat nu afgevallen is, de hebzucht die er uitzag als het blinkende goud dat nu zijn ware gelaat toont van de lelijke, eeuwige oorlog met op zijn zwarte vlag de dood.
(J.B., 1 januari 2025)
30-12-2024
Informatie en Big Brother
Informatie en Big Brother
Het interieur van bibliotheken, hoe fraai ook, begint van langs om meer te gelijken op dat van kerken en wel vanwege de verlatenheid. Dat almaar meer mensen geen tijdschriften meer ontlenen, laat staan lezen, dat de dagelijkse krant verhuist naar het museum, dat steeds minder mensen het nieuws opgoogelen, dat televisietoestellen steeds vaker gesignaleerd worden aan het hek op straat bij het grof huisvuil, dat jongeren steeds vaker spijbelen en straks ook de academische wereld laten voor wat hij is: het heeft allemaal een goede reden.
Van nature is de mens nieuwsgierig en weetgierig, de jacht op informatie was immers altijd al van levensbelang, onze zintuigen werden aangescherpt en versterkt met toestellen om toch maar niets te moeten missen, overal struikelt men, niet langer omzeggens maar heel letterlijk over microfoons en camera's, reclame overstelpt ons dag en nacht, informatie wordt verzameld en verspreid maar sinds kort blijkt dus een algemene indigestie van de partij: koptelefoons dienen niet langer om info op te doen doch om zich af te sluiten van de buitenwereld, mensen komen niet meer samen om nieuws te delen doch om zich daar tegen te keren middels fictie van eigen makelij en de redenaars van weleer worden nu weggeblazen door wie leugenachtige slogans spuien en de reinste onzin uitkramen.
Velen wijzen met beschuldigende vinger naar de leugenaars die alles in diskrediet hebben gebracht; zij beweren dat desinformatie nu de bovenhand heeft, waarbij zij soms ook nog de mond vol hebben over de teleurgang van de moraal of, waarom ook niet, over de groeiende afkeer voor religie en fatsoen. Anderen beweren dan weer dat de gemakzucht oorzaak is van die malaise terwijl nog anderen juist het tijdsgebrek ingevolge naarstigheid en overwerk aanwijzen als het euvel dat de nieuwsvergaring in de weg staat. En allemaal hebben zij een heel klein beetje gelijk, edoch, het kwaad heeft andere gronden.
De zaak is dat het vergaren van informatie ons weliswaar beloont op duizend en één manieren maar het doet dat pas zolang wij met die informatie, zelfs met onszelf als vragende partij, ook iets kunnen doen. Want van zodra wij dingen vernemen, onthouden en verspreiden, dingen die waarschijnlijk waar zijn maar waarmee wij verder alleen maar de kamers, de kasten, de opbergdozen en de schoven van onze geest kunnen vullen, terwijl zij ons bovendien aardig frustreren omdat zij zich opdringen terwijl niet eens naar onze mening wordt gevraagd, (er wordt zelfs niet gevraagd of wij ermee gediend zijn al die zaken te vernemen) - van zodra ons dingen worden toegestopt waarmee wij helemaal niets kunnen aanvangen terwijl zij elk ogenblik van ons bestaan weg roven door onze aandacht te bezetten en de kostbare tijd van ons eenmalig leven, is indigestie het enig mogelijke antwoord.
Informatie behandelt ons steeds vaker alsof wij niets omhanden hadden, alsof wij enkel op verstrooiing uit waren, alsof wij hongerden naar om het even wat, alsof onze ogen en oren onverzadigbare vraagtekens waren en ons hoofd een slokop van een trechter. Informatie behandelt ons alsof wij onwetend waren, naïef en goedgelovig, klaar om alles wat rondgebazuind wordt tot ons te nemen, onderdak te geven en ook voedsel en godbetert bereid om daarvoor op de koop toe te betalen.
Laat ons met rust, zo zeggen nu de mensen: hou ermee op mijn panorama te vervuilen met uw lelijke affiches, maak lawaai zoveel gij wilt in uw eigen kot en wat betreft uw goede raad: loop daarmee naar de duivel maar hou er om de liefde Gods mee op ons te bestoken of wij laten u onmiddellijk interneren!
Interneren!? Zei u: interneren!? En is het niet daar dat het paard gebonden ligt? Want leurders behoeven geen leurderskaart, de ruimte is van hen, de tijd insgelijks, zij kunnen straffeloos elkeen bestelen, tergen en afpersen. Wordt het dan niet de hoogste tijd dat hieraan paal en perk gesteld wordt? Dat wij naar de rechter kunnen stappen en zeggen: edelachtbare, als ik door mijn raam naar buiten kijken wil, naar die prachtige, laatste olmen waarvan straks de takken zonder te breken neerwaarts zullen buigen onder het gewicht van lang geleden lichte, witte, frisse sneeuw, dan moet ik almaar weer dat gruwelijke bord lezen van Coca-Cola verfrist u 't best! Zou u, edelachtbare, het met uw goedheid in overeenstemming kunnen brengen om daar paal en perk aan te stellen en om de eigenaren van dat bord hier, op het matje te roepen en hen te vragen welk goed het verantwoordt om ons aller paradijs te herscheppen tot een cocacolahel?
Zou u die lui die ons het leven lang en onverdroten op die slinkse wijze bij den bok zetten, nu alstublieft willen interneren? Want als geen ander, edelachtbare, bent u welingelicht over de menselijke psychologie en weet u toch dat wij, die dagelijks wat verstrooiing zoeken in het panorama van de weidse velden achter het raam - dat wij door die lui die enkel op onze aandacht azen en zo ook op ons geld, bestolen worden van alle poëzie en dat zij ons in toorn ontsteken zodat wij dat alles zelfs vervloeken gaan om ons dan te vierklauw te begeven naar het eerste, het beste grootwarenhuis teneinde daar een krat van die stinkende zwarte suikerdrank te gaan kopen, en dat met de regelmaat van de klok tot het einde van onze dagen, totdat onze tanden weggerot zijn en ons lijf opgeblazen?
Maar u verwacht van mij toch niet, zo zal gewis de edelachtbare ons van antwoord dienen, dat ik de CEO van Coca-Cola in de boeien sla? De CEO van BNP Parisbas Fortis? En welke borden staan daar nog, meneer, mevrouw, die u het zicht belemmeren op uw prachtige, laatste olmen waarvan straks de takken zonder te breken neerwaarts zullen buigen onder het gewicht van lang geleden lichte, witte, frisse sneeuw? U denkt toch niet dat u mij kunt bekoren met uw gedichtsels voor de vuist hier in de rechtszaal? Uw zieke hoofd denkt dat wij niets anders omhanden hebben dan te staren door het raam naar wit besneeuwde olmen? U bent, meneer, mevrouw, als ik zo vrank mag zijn - u bent niet goed snik, het is mijn plicht om hieraan paal en perk te stellen en ter zake de geëigende professionals in te schakelen want of u het nu beseft of niet, u bent een gevaarte voor zichzelf alsook voor onze samenleving. Waarvan akte.
(J.B., 30 december 2024)
28-12-2024
Sibelius Vioolconcerto
Sibelius Vioolconcerto
Over het lot van de mens - 21. 28 december
Over het lot van de mens
21. 28 december
Vandaag is het de dag van de Heilige Onschuldige Kinderen die werden vermoord door de potentaat Herodes; zij stierven in de plaats van het Kerstekind en worden daarom als martelaren vereerd. Zonder het te weten, gaven zij hun leven om de weg vrij te maken voor de Verlosser. Dat God dit toelaat, toont aan dat het lot van deze kinderen niet te betreuren valt, wat wel het geval is met betrekking tot het lot van Herodes en zijn medestanders. Zij hebben gekozen voor de wereldse macht en de prijs die zij daarvoor betalen is niet het leven van de onschuldige kinderen maar hun eigenste zielenheil: zij moeten de eeuwigheid in met onafgebroken het beeld van de onschuldige maar dode kinderen voor hun ogen. Niemand kan twee heren dienen, niet God én Mammon.
(J.B., 28 december 2024)
Over het lot van de mens - 20. Opstand
Over het lot van de mens
20. Opstand
De huidige wereld is verdeeld, gepolariseerd. Het lijkt erop dat er een arm stuk wereld is en een rijk en dat het rijke stuk ook rijk is omdat het teert op wat eigenlijk aan het arme stuk toekomt. Gedurende vele eeuwen heeft het noorden onder de voorwendsels van christianisatie en beschaving het zuiden onderworpen en beroofd en dat onrecht blijft zich handhaven. Wat zekere neoliberalen beweren over een aan het kapitalisme te danken vooruitgang waarvan uiteindelijk iederéén beter zou worden, is de reinste onzin, het is een uitvlucht om door te kunnen gaan met graaien. Bovenop de plundering is het vranke goedpraten daarvan het ten hemel schreiend onrecht dat oorzaak is van het uitbreken van een derde wereldoorlog.
Waar samenwerking plaats moet maken voor concurrentie (concurrentie is de motor is van het kapitalisme, een voertuig dat zich met hoge snelheid te pletter rijdt) ontstaat monopolievorming, wat betekent: een overwicht in het voordeel van de sterkste en dus een onevenwicht van het geheel, zo niet de oprichting van een mondiaal totalitarisme door de totale uitschakeling van de zwakkeren (- beter te typeren als degenen die zich ervan weerhouden om onrecht te plegen). Het is bovendien bijzonder cynisch dat daar waar de zwakkere gespaard wordt, dit sinds oudsher gebeurt met het oog op het supplementaire voordeel dat de potentaat daar nog uit haalt: het leven der verslagenen wordt gespaard als zij zich nuttig maken voor hun overheersers. De nazi's verkochten naast de huizen, de kleren en de schoenen, ook huid en haar van de in de concentratiekampen vergaste joden. De wet van de jungle kan een natuurlijk gegeven zijn - menswaardig kan men haar niet noemen.
Onder het voorwendsel van christianisatie heeft het noorden het zuiden onderworpen en beroofd maar in het zuiden zijn de mensen niet langer bereid om een 'beschaving' te accepteren die via het prediken van barmhartigheid, van hun kinderen hongerlijders maakt. Die uitbuiting hebben Karl Marx en Friedrich Engels aangekaart, uiteraard kregen zij, zoals ook vroeger nog de abolitionisten die de slavernij bevochten, de wind van voren vanwege de slokops maar wie honger lijden, kunnen uiteraard niet bij de pakken blijven zitten. De allesverslinders trachten alsnog hun hachje te redden middels het gif dat demonisering heet: de hongerigen worden verketterd en moeten verslagen worden. De rijken worden door hun bazen opgeroepen om tegen de door hen verdrukten die opstandig worden, ten strijde te trekken maar of wie blasé zijn ook nog bereid zijn om zich voor de verandering eens niet naar een megafuif te begeven maar naar het oorlogsfront, valt nog te bezien. De overschakeling naar de oorlogsmodus is een proces dat tijd vraagt en vooral ook drastische ingrepen. Potentaten begrijpen dat mensen niet uit hun slaap te krijgen zijn zolang zij honger en kou moeten ontberen. Werkloosheid en recessie zijn door de overheden in de hand gewerkte condities waarmee zij de ingeslapen massa moeten wekken. Maar die condities ondermijnen uiteraard tegelijk de slagkracht van het op te richten leger, wat tot bijzonder moeilijke evenwichtsoefeningen noopt. Gekoppeld aan de onbekwaamheid en de onbetrouwbaarheid van de huidige, door vriendjespolitiek aan de macht gekomen leiders (denk maar aan de notoire leugenaar1 die onlangs tot navobaas gekozen werd), leiden wat huzarenstukjes moesten worden, tot lachwekkende optredens van de machthebbers, met mededelingen aan het volk in de stijl van: “Zorg ervoor dat u wat water, een zaklamp en een radio op batterijen in huis haalt, en van die dingen.”
Over het lot van de mens - 19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Over het lot van de mens
19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Het noodlot of het lot betreft een eindpunt waaraan niet te ontkomen valt. Het doel betreft een mikpunt dat moet nagestreefd worden en dat dus ook gemist kan worden. Onbestemdheid heeft te maken met de afwezigheid van doelen en van een noodlot, al kan men dan ook zeggen dat onbestemdheid ons lot is.
Het noodlot is vooral in de Helleense tragediespelen van de partij, samen met het geloof dat elke poging tot verzet tegen het noodlot, dit alleen maar in de hand kan werken, wat tegendoelmatigheid heet of contraproductiviteit. En de mening dat men derhalve maar beter laat begaan, is fatalisme, soms defaitisme.
Van fatalisme is bijvoorbeeld sprake in het hindoeïsme: in het gesprek dat de boogschutter Arjuna in de eerste verzen van de Bhagavad Gita heeft met de god Krishna, stelt Arjuna de zin van het geweld in vraag maar de godheid antwoordt hem dat de strijd zijn plicht is en dat hij die moet volbrengen met onverschilligheid tegenover het lot. Echter, in zijn aanklacht van de holocaust, meer bepaald in het geschrift “Is dat een mens?” bestempelt Primo Levi de onverschilligheid als een nog groter kwaad dan de Shoah zelf. Net zoals Arjuna deden de uitvoerders van de moordpartijen in de Holocaust hun plicht: “Befehl ist Befehl”. Tegen de intuïtie in, lijken gehoorzaamheid en plichtsgevoel, verantwoordelijkheid uit te sluiten: wie zichzelf ondergeschikt maken aan andermans wil, verloochenen de eigen vrijheid, wat onmenselijk is en dus geen deugd kan zijn. Het lijkt er op dat gehoorzaamheid en plicht alleen goed zijn voor wie de bevelen uitdelen. Dat vloekt alweer met de overtuiging dat het opleggen van zijn wil aan de ander pas goed kan zijn waar men het goed van de ander beoogt maar daar rijst dan de vraag of men wel weet wat goed is voor de ander, met andere woorden duikt daar het probleem op van het paternalisme: mag men vader spelen ofwel god, als men dat niet is? Een vader is vader; een moeder, moeder: zij geven, als zij authentiek zijn, hun leven voor hun kroost. Politici zijn dat niet, zij wenden iets voor dat ze niet zijn, ze liegen en dat weten wij met zekerheid omdat ze willen betaald worden voor hun toneel, als ze niet al aan het graaien gaan. Wie het problematisch karakter van deze zaken erkennen, belanden sowieso in paradoxale situaties. 'Antwoorden' vinden alleen wie de kritiek negeren maar dat is het zich onttrekken aan het licht der waarheid.
Teleologie of de leer van de doeleinden vertrekt van het geloof dat alles van bij het begin een doel of een bestemming heeft. Het teleologisch denken is eigen aan de filosofie van Aristoteles en het werd overgenomen door de christelijke theologen. De christelijke (maar ook de joodse en de islamitische) eschatologie of de 'leer van de laatste dingen' verwijst naar de eindtijd en de berechting van de mens, het 'laatste oordeel'.
De kritiek op de teleologie luidt dat zij in feite geen antwoord geeft omdat steeds weer kan gevraagd worden naar het doel áchter het doel. Aan christelijke maatschappijen die werken met ultieme doelstellingen kan men verwijten dat zij het feitelijke heden opofferen aan een uiteindelijk onbestaande toekomst. Vanuit die kritiek wordt dan bijvoorbeeld het onderwijs niet langer gezien als een voorbereiding op de toekomst maar als een doel op zichzelf. Als een zeker spel plezier verschaft, waarom dan nog een ander, vaak 'hoger' genoemd doel najagen, zo luidt het. Handelingen hoeven niet perse een ander doel te hebben dan zichzelf, het is mogelijk dat zij genoeg hebben aan zichzelf.
Ook hier is de problematiek allerminst simpel omdat het geloof in het bestaan van een einddoel, zin lijkt te kunnen geven aan het leven. Maar men zou ook het omgekeerde kunnen beweren: als er een doel is waarop wij ons moeten richten, zijn wij niet langer vrij (om zelf een doel te kiezen). Waaruit de paradox: zonder vrijheid kan men niet zinvol leven.
Het handelen gehoorzaam aan bijvoorbeeld een traditie, lijkt de mens te bevrijden van de soms onmenselijke druk die gepaard gaat met het persoonlijke, verantwoordelijke handelen wars van tradities, oversten of plichten. Vooral bij mislukkingen komt op de rug van de 'daders' een pijnlijke last te liggen in de vorm van een schuld die niet ingelost kan worden omdat men die aan zichzelf zou moeten betalen, wat echter onmogelijk is. Het zich onttrekken aan plichten wordt daarom hoogmoed genoemd, eerder dan moed, en de bestraffing van die allerhoogste zonde zal immer het eeuwige hellevuur zijn. Maar dat lijkt de prijs die betaald moet worden, wil men de hoop kunnen koesteren op prestaties die de mogelijkheden welke de tradities in petto hebben, kunnen overschrijden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 december 2024)
26-12-2024
Over het lot van de mens - 18. De waarheid in pacht hebben
Over het lot van de mens
18. De waarheid in pacht hebben
Pacht of bruikleen: wie iets in pacht heeft, moet daarvoor een tegenprestatie leveren en meestal is dat een betaling. Er is een verpachter - iemand die een goed uitleent - en een pachter - degene die het leent. Als gezegd wordt dat iemand beweert de waarheid in pacht hebben, wordt gezegd dat hijzelf de pachter is: hij bezit de waarheid niet, hij beweert wel het recht (gekocht) te hebben om ermee uit te pakken. Maar wie is dan de verpachter? Wie is degene die de waarheid in bruikleen geeft aan de pachter?
Uiteraard heeft niemand de waarheid in bezit; de waarheid heeft daarentegen ons allen in bezit. Wie beweren de waarheid in pacht te hebben, liegen; zij pakken uit met een goed dat ze niet hebben. En meestal doen ze dat om daar op de een of andere manier hun voordeel mee te doen.
De katholieke kerk is voor ons het voorbeeld bij uitstek van een instelling die beweert de waarheid in pacht te hebben. Zij noemt zichzelf “de ene ware” en haar hoofd acht zich de vertegenwoordiger op aarde van de schepper van het heelal. Onder dat voorwendsel werd intussen al tweeduizend jaar lang quasi de ganse wereldbevolking bang gemaakt, in de boeien geslagen, gekortwiekt, tot de slavernij veroordeeld ofwel gewoon uitgeroeid. De kerk heeft met de hulp van genieën een leer gefabriceerd om u tegen te zeggen. Het quasi waterdichte Thomisme, gegrond op de filosofie van de eerste kerkvaders die op hun beurt in de leer gingen bij de Hellenen maar ook bij nog oudere culturen, heeft de massa gehypnotiseerd en vervolgens gemanipuleerd. Die betovering heeft gewerkt gedurende millennia, al moet daar onmiddellijk aan toegevoegd worden dat haar beste argument altijd al het geweld geweest is: geen gehoorzaamheid zonder terreur. De leer is bijna perfect en dus fout, zoals elke wiskundige begrijpt, en derhalve dient haar gezag te worden afgedwongen met geweld en dat betekent conditionering.
In hetzelfde vaarwater zitten uiteraard ook alle andere theologieën en wereldbeschouwingen die beweren de waarheid in pacht te hebben: alle afscheuringen van de kerk, het ganse christendom, het jodendom met zijn uitverkorenheid, de islam met haar terreur, het Zoroastrisme, het boeddhisme en het hindoeïsme die het gruwelijke kastensysteem legitimeren, en noem ze maar op, en niet te vergeten ook: het geïnstitutionaliseerde atheïsme. Allen hebben ze de mond vol over het te verachten slijk der aarde en de onstoffelijke paradijzen maar hun vertegenwoordigers lopen allerminst in lompen rond en zij hokken niet in hutten: hun vetgemeste lijven schrijden door marmeren paleizen maar verhullen zich in met gouddraad geborduurde kazuifels, getooid met mijters met daarop opalen waarmee zij de honger uit de wereld hadden kunnen wegkopen en zij laten zich aanspreken met Eerwaarde, Zeer Eerwaarde, Zijne Eminentie en waarom ook niet met Zijne Heiligheid. Als zij vasten (wat zij dan vasten noemen), moeten zij dat aan de hele wereld kond doen; als ze een hoestje hebben, moeten alle gelovigen voor hen bidden; als zij sterven, worden hun lijken gebalsemd en ingepakt in eiken kisten en in marmeren graven in krypten vastgemetseld, in een leugenachtige poging aan het bederf te ontkomen. Aan hun rottend lijk worden alsnog magische krachten toegeschreven, conferatur de relikwieën die bovendien een aardige duit opbrengen.
De kerken, maar ook de ideologieën, de ene nog gekker dan de andere en, niet te vergeten: allerlei dubieuze activiteiten die zich beroepen op de wetenschappen en die, zoals bij uitstek in de coronacrisis bleek, wedijveren met de kerken om de wereldheerschappij. En schieten zij tekort, al die praatjes voor de vaak, dan wordt binnen de kortste keren en onder nog meer fantasmagorische voorwendsels, de massa naar het front gejaagd. Binnen de kortste keren (want wat betekent één generatie in de oneindigheid van de tijd?) vormt zich een kersvers leger gehoorzame burgers aan wie opnieuw in alle talen wordt onthouden waar zij vandaan komen en waartoe zij zullen dienen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 december 2024)
25-12-2024
Ludo Noens, Het ingebeelde universum
Ludo Noens, Het ingebeelde universum.
In zijn Topica, een der vroegste en grootste meesterwerken uit de westerse filosofie, definieert Aristoteles (684-622 A.X.) het bewijs van een stelling als het zodanig positioneren van het te bewijzene in het geheel van de dingen die reeds aanvaard zijn, dat het uit deze aanvaarde dingen als vanzelf voortvloeit. Een zaak bewijzen is met andere woorden deze zaak aanvaardbaar maken door ze in te passen in het geheel van reeds aanvaarde zaken. Wanneer Ludo Noens in Het ingebeelde Universum suggereert dat "de werkelijkheidswaarde van fantastisch klinkende voorstellingen in de literaire 'shared fictional universes' evenwaardig zijn met die van de huidige mathematisch vertolkte kosmologische modellen”, verwijst hij impliciet naar deze belangrijke waarheid uit de Topica door de twee genoemde benaderingen voor te stellen als “samenhangende mentale constructies, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde denkbeelden en ontwikkelingen.” De zoektocht naar waarheid blijkt een even bijzondere als moeilijke onderneming gelet op het feit dat in het merendeel der gevallen de openheid ontbreekt welke vereist wordt om op een objectieve manier oordelen te kunnen vellen. Die openheid is er vaak niet omdat met de waarheid belangen zijn gemoeid terwijl wie zoeken, behoeftig zijn zoals iedereen en derhalve afhankelijk van broodheren, van een publiek, van succes, van oordelen en van verwachtingen. Als ingevolge hoge welvaart, gemakzucht van de partij is en de tijdsgeest neigt naar kleinburgerlijkheid, zelfvoldaanheid en arrogantie, ontstaat een oneigenlijke onderscheidingsdrang, gekenmerkt door allerlei vooroordelen en gevoed door privileges, die dan resulteert in oneerlijkheid en aldus ook in leugenachtigheid. De waarheid is dan heel ver zoek, partijdigheid is troef, het contact met de aarde of de ernst van het leven dringt niet langer tot de geesten door en de realiteit verwordt dan tot een spel, de beschouwing en de beschrijving ervan zijn kaduuk, vooringenomenheid laat wat zich aandient als een queeste, reeds van op voorhand stranden. Bijzonder aan het werk van Ludo Noens is nu dat het bewuste gebrek daarin ontbreekt, wellicht mede doordat bij deze auteur de vertekenende autoriteitsgevoeligheid geheel afwezig lijkt, wat hem de zeldzame vrijheid verschaft van die geesten die het niet aan hun hart laten komen wanneer zij veroordeeld blijken om moederziel alleen door de duizelingwekkende ideeënwerelden te zeilen maar tevens doordat de meester in de fantastiek die Noens ook nog is, niet bang blijkt te zijn om te ver-zeilen. En die laatste onverschrokkenheid heeft hij gemeen met het handvol auteurs dat wars van modes, trends en plichtplegingen, het publiek bij de hand neemt en met zich mee trekt naar ongedroomde plekken, hoog onder het gebinte van het universum van de geest.
In het slothoofdstuk convergeert alles apotheotisch uit “Het ingebeelde universum” van Ludo Noens en het draagt dan ook deze boektitel.
Charles Peirces Synechisme stelt “dat ruimte, tijd en de (…) natuurwetten één eeuwige continuïteit vormen. Het geheel is mentaal of actief bewust van aard; alles - zowel stof als geest - is mind of levend gevoel/bewustzijn.”1 Noens: “(Dit) is een andere formulering van Indra's net.”2 Zowel de realiteit als de theorieën erover zijn uitdrukkingen van hetzelfde. Noens: Het panpsychisme of metafysisch idealisme van Peirce is nu “het academisch debat over de ontologische status van het bewustzijn binnengedrongen.”3 De persoon als knooppunt van toevallige ideeën met als nawerking het (zelf)bewustzijn. De verstrengeling van het waargenomene met de waarnemer (zoals in de Kopenhagense interpretatie van de kwantummechanica) maakt hem verantwoordelijk als uiteindelijke realisator van wat hij kiest uit een oneindige reeks van keuzemogelijkheden. Pierce zegt dat “stof evolueert en interageert zoals algemene gedachten en overtuigingen doen.”4“Stof is gefixeerde, krachteloos geworden mind”5Natuurwetten zouden niet duurzaam zijn maar “aan hoge 'routine' onderworpen mentale processen.”6Zo ook ons lichaam: “Het is de 'semiotische uitdrukking' van het zelf (...)”7 Het lineaire tijdsverloop zou illusoir zijn en een gevolg van onze voorstellingswijze. De kiem van alles ligt in het geheugen- en herinneringsproces zelf.8 Tijd en ruimte zijn één geheel.“Geheugenwerk, gedachte-projecties en zelfrefererende mentale constructies creëren de misleidende indruk dat ons lichaam en alle materie om ons heen geest-onafhankelijk 'ouder worden' of gaandeweg 'ontbinden'.”9
Volgens Stanislav Grof is naast het conventionele leerproces ook kennisvergaring middels directe identificatie mogelijk, wat de westerse cultuur echter verwerpt. Bij die transpersoonlijke ervaringen horen “ervaringen aangaande goden en demonen (…), mythologische gebieden zoals hemelen en paradijzen, en legendarische of sprookjesachtige ontwikkelingen.”10 Vanaf een zeker punt kan de objectieve realiteit niet langer onderscheiden worden van de verbeelding. “Het mahayana boeddhisme zou als oorzaak hiervan de fundamentele Leegte van het verstrengelde Alles aanwijzen.”11En volgens islamoloog Corbin “is de spirituele imaginatie een orgaan van ware kennis.”12 Hij verwijst naar “de mundus imaginalis, de wereld van de mystieke steden zoals Hûrqalyâ, waarin de tijd omgekeerd verloopt en waar ruimte, slechts het uiterlijk aspect van een innerlijke staat, naar wens wordt gecreëerd.”13 Wat doet denken aan de demiurg van Plato. Alsook aan de christelijke gnostiek. Het gaat om eindeloze emanaties van het Absolute, welke steeds weer mislukken en hernomen dienen te worden (zoals ook in de Bijbelse traditie het geval is). Dit multiversum bestaat vandaag ook in de wetenschappelijke kosmologie als “de hypothetische (ingebeelde) verzameling van ontelbare onafhankelijk van elkaar bestaande universa, beeldend beschreven als 'bubbels in een kosmisch bubbelbad'...”14“Het hele universum zou permanent in een vrije kwantum-superpositie verkeren en zich oneindig vertakken in parallelle werelden (…).”15
Verrassend verwijst Noens vervolgens naar het gedicht Eureka! uit 1848 van E.A. Poe, “een visionaire verhandeling 'over het Materiële en Spirituele Universum', boordevol kosmologische ideeën die ver hun tijd vooruit waren. (…) Niet alleen de (cyclische) big-bang theorie (in 1927 gelanceerd door G. Lemaître16) en de zgn. kwantumverstrengeling komen in Eureka! aan de orde, bovendien suggereert Poe dat er in de eindeloze/eeuwige Lege Ruimte 'naast elkaar' best een onbepaalde hoeveelheid fysische heelallen ('clusters van sterrenstelsels') kunnen bestaan, elk met hun eigen cycli, elk met hun eigen centrale scheppende en instandhoudende Godheid! (…) Ooit zal dit werk als revolutionair beoordeeld worden, voorspelde Poe, want 'Poetry and Truth are One. [Opgedragen]' aan de dromers en zij die in dromen vertrouwen als enige realiteit. Aan hen die voelen, eerder dan aan hen die denken'.”17 Bovendien andermaal Ouspensky: “(...) 'Kunst in haar hoogste verschijningsvormen is een pad naar kosmisch bewustzijn.'”18
Noens verwijst andermaal naar de oude hindoegeschriften:“(...) En wie zal er door de wijde oneindigheid van de ruimte de zij aan zij gelegen universa tellen, elk haar Brahma inhoudend, haar Visnu, haar Shiva? Wie kan in hen de Indra's tellen, al die Indra's zij aan zij, die tegelijk regeren in al de ontelbare werelden.'”19 “(...) Er zijn ontelbare universa buiten dit ene, en hoewel zij ruimtelijk onbegrensd zijn, bewegen zij zich als atomen in Jou. Daarom word je onbegrensd genoemd.'”20In de Bhagavad Gita vraagt Arjuna aan Krishna [Vishnu] één keer diens ware, eeuwig, goddelijke gestalte te mogen zien. “Die verschrikkelijke Vishnu-gestalte - 'als duizend zonnen tegelijk' - blijkt het universum en alle leven daarin zélf te zijn, in al haar eindeloze en duizelingwekkende verscheidenheid. Arjuna ziet dan tot zijn ontzetting die grandioze diversiteit en uitgestrektheid samengevat als het lichaam zelf van de 'god der goden': een hallucinante gedaante met ontelbare armen en benen en hoofden en ogen en monden (…) 'Ik ben de tijd die alles verslindt'.”21 De overeenstemming van die hindoetheorie met de moderne kosmologie werd ook bevestigd door Carl Sagan, al schrijft hij dit aan toeval toe.22
En dan komt de geniale vaststelling van Ludo Noens die impliciet verwijst naar Aristoteles' Topica betreffende de ware aard van het bewijs, namelijk die van de evenwaardigheid van enerzijds de 'fantasisch overkomende voorstellingen' en anderzijds de wetenschappelijke, op grond van het feit dat zij beide “samenhangende mentale constructies zijn, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde en ingesloten denkbeelden en ontwikkelingen.”
Dit grandioze boek, “Het ingebeelde universum”, eindigt met een citaat, een perfect toepasselijke passage uit de Scheppingsmythe uit de Rig-Veda van 1500 à 1000 voor Christus...
Verlichte geesten (bodhisattva's) kunnen zich goden inbeelden die dan door “extreem aangescherpt voorstellingsvermogen” even werkelijk worden als wij, mensen, die sowieso al illusoir zijn op zich.1 Die door de tantra yogi 'gevitaliseerde yidam' worden geïdentificeerd met een dubbel van het eigen zelf, het zijn 'gematerialiseerde gedachtevormen', zoals àlle wezens en dingen. Noens: “Tijdens het stervensproces zouden mensen 'met mindere kennis' zich pas echt realiseren dat ze fysiek dood zijn wanneer hun individuele bewustzijnsstroom - of karmisch bepaald cintinuüm van gewaar-zijn - de lichaamloze toestand tussen twee incarnaties bereikt.”2 Bij het sterven van de bedreven yogi, verlaat zijn fijnstoffelijk lichaam het materiële lichaam via de fontanel.
The Hermetic Order of the Golden Dawn haalde in het oosten haar inspiratie voor de creatie van astrale gedaantes. Dr. E.W. Berridge: “(...) Als een mens zich iets verbeeldt, schept hij in feite een vorm op het astraal of zelfs nog hoger vlak; en deze vorm is even werkelijk en objectief voor intelligente wezens op dàt plan, als onze aardse omgeving voor ons is.”3 Bij Aleister Crowley gingen magie en verlichting hand in hand met (moreel, seksueel) grensoverschrijdend gedrag en het gebruik van hashish en psychedelica: “(...) indien dit (seksuele) Geheim, dat een wetenschappelijk geheim is, volledig begrepen zou zijn... zou er geen enkel product van menselijke verbeelding in de praktijk niet gerealiseerd kunnen worden.”4
Het mahayana-boeddhisme vertoont parallellen met het Chinese taoïsme. Het tao is de zelforganiserende zijnsgrond van alles. Russell Kirkland: “(...) men kan zijn leven slechts in wijsheid leven wanneer men leert hoe te leven in overeenkomst met de onzichtbare krachten en subtiele processen, niet op basis van de meer prozaïsche bekommernissen van de samenleving.”5 Noens: Het gaat steeds weer om “dezelfde archaïsche, wereldwijd verspreide archetypische ideeën/beelden, die overigens ook hun weg vinden in de fantastische literatuur.”6
Het Mysterium tremendum et fascinans of het numineuze geheim en gevoel van Rudolf Otto dat dezelfde realiteit weerspiegelt “(...) kan met stoten en stuiptrekkingen plotseling uit de ziel naar voren breken. Het kan ook leiden tot vreemde opgewondenheden, tot roes, vervoering of extase. Het heeft zijn ruwe en barbaarse omgangsvormen en uitingen. En het ontwikkelt zich in het fijne, gelouterde en verheerlijkte. Het kan worden tot het stille en deemoedige sidderen en verstommen van de creatuur voor het - ja waarvoor? Voor wat in onuitsprekelijk geheimnis boven alle creatuur is.”7
Het terugkerend holisme ('alles weerspiegelt zich in alles') weerspiegelt zich in Indra's net, een uitgestrekt net met in iedere maas een juweel dat alle andere juwelen weerspiegelt - zo weerspiegelen zich alle werelden in elkaar. Dat geldt ook voor het mysterie van de tijd en de Chinese filosoof Fazang zegt: “Omdat een ogenblik geen essentie heeft, doordringt het het eeuwige, en omdat lange tijdperken geen essentie hebben, zijn zij volledig aanwezig in één ogenblik... daarom zijn in een gedachteflits al de elementen van de drie tijdsperioden - verleden, heden en toekomst - volledig aanwezig.”8
Ludo Noens begint zijn tiende hoofdstuk, “Hunkeren naar een zuiver land”, met een beknopte, bevattelijke schets van de hedendaagse wetenschappelijke opvatting over het ontstaan en de evolutie van het universum en besluit dat naast 5 pct. veronderstelde materie, 95 pct. van het heelal volstrekt onbekend is of dus slechts bestaat als mathematische entiteiten. Het uitzetting-en-samentrekking model van het heelal correspondeert in het hindoeïsme met het uit- en inademen van Brahma. En Boeddhisten hebben het over talloze parallelle universa, corresponderend met het multiversum van de kosmologen van vandaag.
Zowel het boeddhisme als het taoïsme en het Tibetaanse bön spreken over het Zuiver Land of 'paradijs' (Sukhavati in Indië en devachan in Tibet), door de mededogende Amitabha gecreëerd (door scheppende meditatie, uit geherstructureerde conventionele wereldsystemen) voor wie deugdzaam hebben geleefd.
In een hologram (virtueel 3D maar eigenlijk 2D) weerspiegelt elk stukje het totaal: “alles is aanwezig in alles”. Het 'holografisch universum' van de hedendaagse kosmologen verwijst daarnaar. Stephen Hawking publiceerde over Zwarte Gaten: oneindig dense punten of singulariteiten die alles opslokken en waaruit alleen de zg. Hawkingstraling kan ontsnappen - na Hawkings dood onzin genoemd maar hoe dan ook is de theorie onverzoenbaar met de kwantummechanica. De neurofysioloog Pribram en de kwantumfysicus Bohm trachten met de concepten holografisch brein en holografisch universum de beide theorieën te redden. Alweer corresponderen hiermee de aloude hindoeïstische opvattingen. Zo schreef Heinrich Päs in 2023 het werk getiteld: “The One: How an Ancient Idea Holds the Future of Physics.”1 Noens: “[Päs]verdedigt uitvoerig de (zeg maar hindoe-boeddhistische) stelling dat ons universum één samenhangend geheel vormt, hierin àlles met àlles niet-oorzakelijk verbonden door non-lokale kwantumverstrengeling. In dit gigantisch alléénstaand kwantumobject, aldus Päs, evolueren dan ruimte, tijd, materie en levende wezens als illusoire inhoud...”2 Tenslotte legt Noens nog de zg. simulatiehypothese uit, geënt op science-fiction, waarbij men zich in een virtueel universum bevindt...
De paranormale vermogens of siddhi's van de yogi's zijn geen doelen doch (soms hinderlijke) bijwerkingen op het pad naar de verlichting. De Rig Veda verwijst in dat verband naar de ceremoniële (psychoactieve) drank Soma. De siddhi's komen vooral aan bod in de Bhagavata Purana en de Vishnu Purana behandelt de vier soorten esoterische kennis (vidya's) m.b.t. het opwekken van occulte krachten, tovenarij, aanroepingen en ware wijsheid. Onze werkelijkheid zou een actualisering zijn van oorspronkelijk onbewogen guna's. Noens verbindt die idee met wat de kwantumfysicus David Bohm zegt over een ongedifferentieerd universum aan de basis van onze realiteit.
De hindoe filosofie heeft het over het gaandeweg denser worden van de ijle fijnstoffelijkheid, weerspiegeld in de microkosmos van het menselijk lichaam (de geest en het vlees). Patanjali legt uit hoe gedachten stoffelijke objecten worden ingevolge gehechtheid daaraan, wat kan gestopt worden door onthechting (yoga), met als resultaat dat objecten zonder tussenkomst van gedachten kunnen bestaan en alleen nog zelfbewustzijn overschiet. Door concentratie, contemplatie en meditatie op een object, stopt het denken, alleen extase blijft over. De verlichte yogi kan dan de stof naar zijn wil manipuleren (magie). Ook christelijke heiligen geven blijk van gelijkaardige krachten, waaronder kennis van de vorige incarnaties, fysieke krachten, helderziendheid, levitatie en doden tot leven wekken en Paulus beschrijft hoe christenen zoals Christus uit het natuurlijk lichaam een geestelijk lichaam verkrijgen: “De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel (…).”1
Het Tibetaans dodenboek spreekt over wedergeboorte, de dood yoga of bardo, handelend “in het bijzonder over het optreden van de zgn. vreedzame en toornige goden tijdens de subtiele toestand tussen fysiek sterven en fysieke wedergeboorte.”1De gestorvene krijgt het Heldere Licht van de Leegte te zien. De dode kan daar in opgaan maar meestal wil hij wedergeboren worden. Dan volgt, veertien dagen lang, een soort levensoverzicht met eerst het optreden van de vreedzame goden, dan de toornige. Vervolgens komt de dode bij bewustzijn in een mentaal lichaam, kennelijk vergelijkbaar met het zg. 'subtiel lichaam' waarbij de dode geconfronteerd wordt met zijn geweten. Visioenen van parende koppels lokken dan de dode naar een nieuwe moederschoot in één van de vele 'bestaansrijken', afhankelijk van de morele verdiensten van de betrokkene, met als uitersten de hemel en de hel.
Bij de overleveringen horen ook (waarschuwende) verslagen van zg. delogs over heen- en terugreizen naar het hiernamaals met vooral beschrijvingen van de hel zoals in Dante's Divina Comedia en gelijkend op de beschrijvingen van BDE. Ook Plato's beschrijvingen (in zijn Politeia) door de gesneuvelde soldaat Er gelijken daar op. “Veelbetekenend”, aldus Ludo Noens, “is wel dat de westerling, in opmerkelijke tegenstelling tot de oosterling, eerder positief staat tegenover het idee van wedergeboorte.”2
Waar sceptici zeggen dat niemand dat allemaal kan weten omdat niemand ooit terugkwam uit de dood, antwoorden de yogi's dat niemand onder ons niet terug kwam uit de dood.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 18 december 2024)
1Ludo Noens, o.c., 121. De tibetoloog Donald Lopez linkt het 'terugvinden' van het Tibetaans dodenboek door een mysticus in 1823 aan het 'terugvinden' van het Boek van Mormon door Joseph Smith (aan wie in dat verband in 1823 de engel Moroni zou verschenen zijn).
Onder 'mentale technologie', zoals het achtste hoofdstuk heet, verstaat Ludo Noens de technieken die de oosterlingen sinds oudsher gebruiken om door te dringen tot de kern van de werkelijkheid. Tweeënhalf millennium geleden gaat prins Siddharta Gautama leven als een bedelaar en na zes jaar 'ontwaakt' hij tot Shakyamuni Boeddha: vanuit de Vedanta geheel onthecht van het wereldse en van het 'ik', ontsnapt hij aan samsara, het rad van de wedergeboorte, en bereikt het nirvana, het Absolute Zijn. Hij vermijdt uitleggingen (die in feite waanzin zijn) en richt zich op de praktijk: het 'ik' is de oorzaak van alle leed en moet overwonnen worden. (De leer kent dan verschillende vertakkingen en stromingen die evenals de christelijke sekten met elkaar in oorlog geraken.) Volgens Noens sluit het wereldbeeld van zekere Boeddhisten aan bij dat van westerse natuurkundigen (en ook Chinese filosofen), vooral inzake het zg. 'kosmopsychisme': “(...) op fundamenteel kwantumniveau bestaan er slechts abstracte eigenschappen (kwantumvelden), zonder massa of materiële dragers hiervan.”1En de Avatamsaka soetra uit de derde eeuw zegt: “(...) Eindeloze actie rijst op uit de geest; vanuit actie ontstaat de veelsoortige wereld. Begrepen hebbende dat de ware natuur van de wereld geest is, zich gerealiseerd hebbende dat deze wereld is als een droom, en dat alle Boeddha's slechts weerspiegelingen zijn, dat alle beginselen (dharma) zoals echo's zijn, beweeg je je onverstoord in de wereld.”2 De Tibetaan Kaloe Rinpochee: “Het menselijk karma is voldoende gelijk om ons allemaal min of meer dezelfde wereld te doen ervaren (...)”3 De Amerikaanse fysicus John Wheeler spreekt over een universum dat ontstaat en groeit en waarin pas het bewustzijn dat daarin ontstaat, werkelijkheidswaarde aan de kosmos geeft, de huidige en die van voordien. Yogi's gebruiken meditatietechnieken die het rationeel denken lam leggen, de aandacht verscherpen en de dingen direct vatten.4 In dat verband spreken tibetologen over 'spirituele technologie': “(...) diepe meditatieve aandacht en verzinking zonder discursief/analytisch denken, met opheffing van fysische omgeving en tijd (Sanskriet: dhyana). (…) Hierbij hoort een stapsgewijze inwijding in een onorthodox hindoe-systeem van onzichtbare betrekkingen binnen het zogeheten subtiel lichaam, met kleurige wielvormige energiecentra, zogeheten chakra's, ingebed in drie centrale kanalen, en rondstromende levensenergiewinden (prana).”5 Hedendaagse academici hebben het dan over “de ontdekkingsreizigers van het innerlijk universum.”6Noens legt onder meer de Milam of droomyoga uit waar ervaren wordt hoe zowel de wakkere wereld als de lucide droom begoocheling zijn en het Regenbooglichaam dat gelijkaardig lijkt aan het verrezen lichaam van Jezus van Nazareth of met zijn gedaanteverandering op Tabor.7
Een volgend hoofdstuk handelt nogmaals over hypnotische regressie. Hypnotische suggestie (mesmerisme) kan hallucinaties uitlokken, gewaarwordingen maar ook personen die er niet zijn, aanwezig brengen. De gehypnotiseerde kan buitenzintuiglijk waarnemen in ruimte en tijd. Ook post-hypnotische suggestie is mogelijk: iemand voert in wakkere toestand werktuiglijk opdrachten uit die hem uren voordien onder hypnose werden opgedragen. Albert de Rochas interesseerde zich voor regressie naar vorige levens en voor het 'etherisch lichaam', het dubbel van ons lijf dat 'fijnstoffelijk' is en dat hij van het stoffelijke lichaam meende te kunnen losmaken, wat leidde tot een “extériorisation de la sensibilité”, waarbij de gewaarwording van de proefpersoon “tot ver buiten de grenzen van zijn fysiek lichaam wordt geëxterioriseerd”1. Het zou gaan om een 'zenuwkrachtenergie' of 'vitaal fluïdum' waarover reeds Paracelsus sprak, dat zich los doorheen muren zou kunnen verplaatsen en ook door sommigen zou kunnen waargenomen worden - in het spiritisme heeft men het over het 'ectoplasma'. Een beklemmend getuigenis over een vrouwelijke gestalte die zich vormt uit de linker zijde van het lichaam van het medium Francis Monck, is van niemand minder dan Alfred Russell Wallace (de man die samen met Darwin de evolutietheorie stichtte). Ook Nobelprijswinnaar Pierre Curie bevestigt het bestaan van deze fenomenen. De Rochas laat zijn proefpersonen onder hypnose teruggaan naar de kindertijd, de baarmoedertijd en de tijd voor de ontvangenis. De herinnering zou niets te maken hebben met de hersenen maar wel “met het uitgetreden 'fluïd body', via hetwelk psychische territoria buiten onze vertrouwde ruimte en tijd kunnen bereikt worden (...).”2
Als reïncarnatie bestaat en we hebben ook een hoger zelf, dan lijkt het aannemelijk dat sommigen zich vorige levens kunnen herinneren. Dat komt vaker voor bij kinderen en die regressie naar een verleden bestaan zou ook kunnen worden uitgelokt onder hypnose. Bekend zijn getuigenissen van onder meer Salvator Dali over gedetailleerde herinneringen aan het foetale bestaan. Onder hypnose zou men niet alleen naar vorige levens kunnen migreren maar volgens sommigen ook naar toekomstige. Maar historicus Ian Wilson bewees in zijn “The After Death Experience” dat herinneringen die men situeert in een vorig leven, vaak jeugdherinneringen zijn. Anderzijds publiceerde deze 'skepticus' in 1978 wel “The Turin Shroud” waarin hij aantoonde dat de lijkwade van Jezus uit de eerste eeuw stamt.1
Inzake die 'valse herinneringen' volgt een hoofdstuk over mentaal tijdreizen, het savant syndroom en synesthesie waarin Noens er met Rob Nanninga op wijst dat Penfield het al bij het rechte eind had met de stelling “dat die specifieke zintuiglijke indrukken wel degelijk als met een braincam geregistreerd werden (...)”2 (met name door het in de medische vakliteratuur genoemde HSAM of het “Higly Superior Autobiographical Memory”3, wat overigens niet hetzelfde is alshet kalender- en cijfergeheugen van sommige autisten en zogenaamde idiots savants4 (vaak zwakzinnigen of mensen met hersenschade5) en ook verschillend van het 'fotografisch geheugen'.6
Bij synesthesie roepen zintuiglijke prikkels gewaarwordingen op die niet extern veroorzaakt worden (bijvoorbeeld: muziek horen maar tegelijk niet aanwezige kleuren zien). “(...) de gevarieerd zintuiglijk waargenomen wereld zou als geheel in een simultaan proces onverbrekelijk associatief verbonden kunnen zijn met het (ideële) taalkundige netwerk in het menselijk brein.” (…) Anders “zouden wij wellicht niets anders opvangen dan een soep van ononderscheiden sensaties.”7'Mirror-touch synesthesia' lokt de emotionele ervaring van een ander die men ziet of aanraakt uit op de synestheet8 - een sterke vorm van empathie - door Noens gelinkt aan PSI (helderzienden, telepaten, BDE) maar ook feitelijk als 'samenlijdelijkheid', bijvoorbeeld bij genetisch identieke tweelingen.9 En de mysticus Jiddu Krishnamurti wordt plotseling de steenhouwer die hij aan het werk ziet: “Ik was in alles, of liever alles was in mij, levend en levenloos, de berg, de worm, en alles wat ademde.”10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17 december 2024)
1Ludo Noens schreef zelf een boek over de lijkwade van Turijn: “Subliem licht op de Lijkwade van Turijn”, Aspekt B.V., 2015.
4Ludo Noens, o.c., 84. Noens vermeldt het historisch voorbeeld van de veertienjarige blinde savante Leslie Lemke die als veertienjarige Tchaikovsky's eerste pianoconcerto speelde, na het eenmaal gehoord te hebben op Tv.
In zijn vierde hoofdstuk, “Geheugen en herinneringen”, spreekt Noens niet alleen over het geheugen of dus de kennis van het verleden maar ook over de kennis van de toekomst, welke volgens Blavatsky mogelijk is bij BDE, namelijk als 'reminiscentie' of 'het geheugen der ziel', waarbij “de stervende zich op een gebied bevindt waar noch verleden noch toekomst bestaat, maar alles één heden is.”1
'Shared Death Experience' of een met anderen gedeelde terugblik op het leven tijdens de stervensfase zou kunnen betekenen dat de geest werkzaam is buiten het brein. Zo zijn de 'akasha kronieken' van de vedanta een soort extern geheugen dat alles bevat, toegankelijk voor helderzienden.2 Vandaag geloven wetenschappers meestal dat het geheugen moet toegeschreven worden aan de werking van het brein (van mens of computer) en dat bewustzijn een zaak is van brein-complexiteit.
Een bijzonder fenomeen zijn de zogenaamde 'valse herinneringen'. Volgens neurologen wijzen die op zich opstapelende fouten ingevolge het herhaaldelijk oproepen van geheugeninhouden en daarbij komt dat het geheugen zijn plek in het brein deelt met de verbeelding en dat vaak onduidelijk wordt of de bron een persoonlijke ervaring is of bijvoorbeeld een episode uit een roman. Chirurgische ingrepen zouden aan het geheugen ook zaken kunnen toevoegen die nooit hebben plaatsgehad: Japanners testten dit al op vliegen, nog anderen op muizen.3
Blavatsky ziet het brein als kanaal tussen het psychospirituele en het materiële; het geheugen kan niet verdwijnen omdat het “buiten onze voorstellingen van ruimte en tijd een permanent tegenwoordige realiteit is.”4 Noens suggereert hier gelijkenissen met het concept ruimtetijd uit de moderne (Einsteiniaanse) fysica ('eternalisme'). Ruimte en tijd bestaan (in de vierdimensionale ruimtetijd van Minkovski) niet los van hun waarnemers: (tenzij ik mij vergaloppeer [n.v.d.a.]: wat omzeggens voor de ene waarnemer verleden is, ziet de andere waarnemer als heden of als toekomst. Derhalve bestaat er ook geen gelijktijdigheid (- leven wij elk in een ander universum?) Ouspensky: “Wat wij onze wereld noemen, is een illusoire waarneming van de wereld: de wereld door ons gezien door een nauwe spleet (als 'voortschuivende' 3D-doorsneden van onze 4D-wereldlijnen). De verruimde (vierdimensionale) wereld beginnen wij gewaar te worden als die van het wonder; d.w.z. Als iets strijdigs met de realiteit van deze wereld en tegelijk begint deze, onze aardse wereld, irreëel aan te doen.”5
Dan komt Noens met o.m. Ouspensky, Dostojevsky, Proust en Lovecraft in de buurt van het numineuze dat in een 'mystiekachtige heimwee' baadt, met een verwijzing naar de epileptische toevallen van Dostojevsky en de uitspraak uit Openbaring (10:6) “dat er geen tijd meer zal zijn.” Kenneth Ring schrijft in dat verband over “iets dat alle zintuigen tegelijk omvat en overstijgt: 'synesthetische informatieverwerking', een 'supersensorische vorm van kennis” - bij Blavatsky: rechtstreekse kennis door het 'Hoger Zelf'. En Braude meent, zoals Myers, “dat de fysieke hersenen een tijdloos hyperdimensionaal 'Subliminaal Zelf' tot een ingeperkt menselijk zelfbewustzijn 'filtert'.”6
Het blokuniversum van Minkovsky zou volgens Bernard Carr fenomenen zoals precognitie kunnen verklaren maar dan rijst uiteraard weer de pijnlijke kwestie van het determinisme. Carr gelooft dat in een hogere werkelijkheid de wereld alsnog samenvalt met onze persoonlijke ervaring daarvan en zo wordt de vrijheid alsnog gered. Wat in het verleden ligt, bestaat in de door Carr getelde 5D-ruimtetijd werkelijk ergens, waar het fysische met het mentale samenvalt.7
Wat te denken van reïncarnatie? Professor Johannes Poortman, niet de minste onder de Nederlandse filosofen en psychologen, beschrijft in zijn Vehicles of Consciousness hoe een in alle volkeren en tijden ter sprake gebracht 'fijnstoffelijk lichaam' of 'subliem pneuma', bestaande uit elektromagnetische golven, het organisch lichaam na de ontbinding overleeft. De werkelijkheid als zodanig zou bestaan uit verschillende lagen waarvan onze zintuigen alleen de materiële laag kunnen registreren. Zowat twee miljard mensen (onder wie de briljantste logicus ooit, Kurt Gödel) geloven dat wij een onvergankelijke individualiteit hebben die kan reïncarneren in vergankelijke lichamen. “Zo herkenden bijvoorbeeld veel joden in Johannes de Doper de teruggekeerde profeet Elias.”1 De Bhagavad Gita bezingt onze onvergankelijkheid (maar ook Benjamin Franklin, die zegt: “Mezelf in deze wereld vindende, heb ik het gevoel dat ik, in één of andere vorm, altijd zal bestaan”2) en Noens ziet een gelijkenis met wat de eerste wet van de thermodynamica ons voorhoudt, de wet van behoud van energie: “Energie (…) kan (…) nimmer gecreëerd of vernietigd worden, maar slechts doorlopend een andere vorm of gestalte aannemen.”3 Dat gaat door totdat men geheel onthecht geraakt en ontsnapt aan samsara, het Rad van Wedergeboorte.
Onder meer de psychiater Ian Stevenson rapporteerde 2600 gevallen van kinderen die zich hun vorige levens zegden te herinnerden; hun beschrijvingen zouden wonderwel overeenkomen met de realiteit. Ook xenoglossie (mensen die vreemde talen beginnen te praten) en 'Foreign Accent Syndrome' ondersteunen dit verschijnsel en ook dat van regressiehypnose. Noens bespreekt wat de regressietherpeuten Hans Tendam en Wilder Penfield registreerden en haalt ook Oliver Sacks aan. Bijzonder is dat reïncarnatietherapie (rond het begrip 'karma', dat te maken heeft met het via verdiensten opklimmen naar steeds meer volmaaktheid in de volgende levens) bij zekere aandoeningen vaker verlichting brengt.
De psychiater Stanislav Grof die onderzoek deed naar de invloed van LSD en van zekere ademhalingstechnieken op het bewustzijn, kon bij patiënten met geboortetrauma herinneringen oproepen aan hun prenataal leven als embryo en als foetus en dat bracht hem ertoe de Oud-Indische opvattingen te gaan herwaarderen. In tijden van dreigende zelfdestructie ziet hij het heil in een radicale innerlijke transformatie naar nieuwe niveaus van het bewustzijn.4
Die waren niet onbekend aan Emanuel Swedenborg die een soort pranayama yoga beoefende en zijn ervaringen worden gedeeld en beschreven door figuren zoals de dieptepsycholoog C.G. Jung, de islamoloog H. Corbin, de psycholoog H. Silberer en heel wat mystici. Reeds Paracelsus sprak over een 'inwendig hemelruim', heel onderscheiden van de fantasie.
Noens besluit het hoofdstuk met een verwijzing naar William Blake, die zegt dat wie zijn visioenen cultiveert, “de waarheid zal ervaren op een wijze 'die aangepast is aan zijn verbeeldingsenergie'. Die waarheid zal zoveel afwijken van de manier waarop zij aan ànderen voorkomt als er verschil is in het uiterlijk van verschillende mensen.”5
Het is een feit, zo rapporteert Ludo Noens, dat er veelvuldig verschijningen van (bijna) overledenen aan hun nabestaanden gerapporteerd worden, soms aan meer personen tegelijk, waarbij sommigen de verklaring zoeken in een vorm van telepathie, namelijk After-Death-Communication, waarmee volgens navraag zowat twintig percent van de mensen te maken krijgen (sinds de Oudheid in dromen, in BDE en via 'spiegelstaren' (soms met Alice- of met Aladin-effect) maar sinds de opkomst van elektronica kennelijk ook via die weg) - alvast de literatuur staat er bol van, men denke aan de Bijbel, Homerus, Shakespeare, Dickens, Jeanne d'Arc (aan wie Noens een boekwerk wijdde1), of het (door fysicus William Crookes gefotografeerde) spook Katie King. De hoger genoemde dr. Moody zou een verschijning van diens grootmoeder hebben gehad waarvan hij zegt, evenwel zonder daaruit wetenschappelijke conclusies te trekken: “Als dit een hallucinatie was, dan is ook heel mijn leven een hallucinatie.”2Bijzonder is dat sinds 1995 binnen de psychiatrie bij de behandeling van PTSS of posttraumatische stressstoornis de (aan voor rouwverwerking toegepaste IADC of Induced After-Death Communication) gelijkaardige techniek EMDR of Eye Movement Desensitization and Reprocessing wordt aangewend en met succes.3
In de inleiding tot Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke1, werpt Ludo Noens de vraag op of de materialisten dan gelijk hebben. Of alles toeval is en er inderdaad geen God bestaat. Ofwel of wij ons oor ook eens te luisteren moeten leggen bij wat de oosterlingen daarover denken. Want zijn die opvattingen uiteindelijk niet equivalent met de westerse? Gelijkt het wetenschappelijk gegronde kwantumvacuum dan niet op de Leegte van het boeddhisme en op het 'noch zijn noch niet-zijn' uit de Bhagavad Gita? Betekenisvol citeert Noens inzake de kwestie van de waarheidswaarde van onze theorieën, Ouspensky: “(...) Met grote verbazing kwam ik tot de overtuiging dat slechts een klein aantal ideeën correspondeert met werkelijke feiten, dit wil zeggen: werkelijk bestaat. Wij leven in een volslagen irreële, gefingeerde wereld, wij redeneren over niet-bestaande denkbeelden, wij jagen niet-bestaande doeleinden na, verzinnen alles, zelfs onszelf.”2
Andermaal veelbetekenend laat de auteur in zijn eerste hoofdstuk over de 'bijna doodervaring' (BDE), de 17de-eeuwse Augustijner monnik Abraham a Sancta Clara aan het woord met een uitspraak die ook uit de pen van andere mystici is gevloeid: “Wie sterft voor hij sterft, sterft niet wanneer hij sterft.”3Doodsbedvisioenen worden al te vaak afgedaan als hallucinaties maar bijna iedereen heeft ze en ze verdienen meer aandacht want ze zijn 'levensveranderend'. De arts-filosoof Raymond Moody beschreef ze al in 1975 (in zijn Life After Life): een gevoel van (meestal) vrede, zichzelf waarnemen 'vanuit een dubbel ('fijnstoffelijk') lichaam', behaaglijk zweven in een fluwelen duisternis, het zien van engelen, paradijselijke tuinen en een 'wezen van licht', extase (zoals vermeld door Paulus van Tarsus), een ontmoeting met overledenen en een overzicht van het eigen leven en dat alles wordt dan ervaren als 'echter dan echt', wat de expert van Eersel er toe brengt te spreken over 'Near Life Experience' of 'Near Awakening Experience'. Maar die vervoering breekt abrupt en onplezierig af wanneer de bijna-dode wordt gereanimeerd.
Vanuit de kijk die stelt dat het brein de bron is van het bewustzijn, schrijft de wetenschap die ervaringen toe aan zuurstoftekort, endorfines en nog andere fysiologische processen. Echter, de (universele) BDE blijkt het leven van de betrokkenen ingrijpend te veranderen. Maar er is meer: in 2009 publiceerde dr. Moody ook getuigenverklaringen m.b.t. 'Gedeelde DoodErvaringen' (GDE) of ervaringen die de stervende met de omstaanders deelt, alsof zij aan de doodsbedvisioenen participeren.4
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 december 2024)
1Ludo Noens, Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke, Aspekt, Soesterberg 2024.
– Om met de deur in huis te vallen want de tijd dringt...
OVT: Jazeker, de tijd is bijna op... ga door!
– Wat moeten wij nu denken van de toestand in de wereld, de oorlog, de toekomst?
OVT: Dat vraagt iedereen zich af!
– Maar niemand beantwoordt die vraag.
OVT: Niemand durft het antwoord op die vraag te geven!
– En waarom niet dan? Is dat iets om voor te vrezen?
OVT: Zeer zeker!
– Is het antwoord dan zo beangstigend?
OVT: Niet het antwoord is beangstigend, iedereen kent het trouwens. Maar niemand durft het uit te spreken!
– Nu moet ik u wel vragen het antwoord uit te spreken...
OVT: Dat kunt u ook!
– Is dat dan zo?
OVT: Ongetwijfeld. Maar u doet het niet omdat u bang bent.
– Ik voel nochtans geen vrees.
OVT: Wat voelt u dan wel?
– Onwetendheid, denk ik.
OVT: Onwetendheid? Wel, dat is hetzelfde als vrees; het is verkapte angst.
– Hoezo?
OVT: U weet het niet omdat u het niet durft te denken, zoals men iets niet kan omdat men het niet durft te doen. Denken is een vorm van doen.
– Nu wordt het wel abstract...
OVT: Helemaal niet.
– Vertelt u ons dan alstublieft wat wij niet durven te denken.
OVT: Omdat u het vraagt!
– Bij voorbaat dank.
OVT: Hebt u gisteren naar het nieuws gekeken? Het VRT-nieuws?
– U bedoelt het interview met die meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
OVT: Inderdaad: een spreekbuis van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de NAVO, die op 4 april laatst leden die haar 75-jarig jubileum vierde.
– Ja?
OVT: En wat vertelde die meneer gisteren?
– Hij vroeg meer steun voor de verdediging van Oekraïne tegen de Russische aanvallen.
OVT: Steun?
– Ja, geld.
OVT: Kijk, dat klinkt al eerlijker. En was het een vraag om geld of was het een eis?
– Een aanbod, denk ik.
OVT: Een aanbod?
– Wel ja, in principe kan men dat weigeren... wij zijn toch vrije mensen?
OVT: Is dat zo? Zijn wij dan niet gebonden aan een verdrag?
– Jawel, maar...
OVT: Maar wat?
– Indien het een verplichting was, dan was het dwang en...
OVT: Waarom wilde die meneer dan geld?
– Voor onze eigen veiligheid!
OVT: Kijk, mijn beste, ik was hier net de krant aan het lezen, hier staat toevallig en artikeltje dat misschien wel toepasselijk is in deze kwestie. Doe mij een plezier en leest u het eens hardop voor!
– Dit hier?
OVT: Precies...
– “Een zestienjarige scholier kreeg donderdag na school klappen van enkele jongeren aan het station in Geraardsbergen, nadat hij had geweigerd om 100 euro te betalen aan een jeugdbende in ruil voor bescherming.”1
OVT: Begrijpt u het nu?
– Maar... u kunt toch niet de NAVO vergelijken met een jeugdbende!?
OVT: Kreeg de scholier een aanbod of was het een eis?
– Hij weigerde...
OVT: Maar hij had kunnen denken aan zijn eigen veiligheid!
– Maar de NAVO zal ons toch geen klappen verkopen!?
OVT: Kent u de tegenhanger van de NAVO?
– Bedoelt u het Warschaupact?
OVT: Het Warschaupact werd door Chroesjtsjov opgericht in 1955 als tegenhanger van de NAVO en het verenigt de communistische landen militair.2 Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd dat het jaar daarop vervangen door de CSTO, de Collective Security Treaty Organization of de Organisatie voor het Verdrag inzake Collectieve Veiligheid.3
– Inderdaad...
OVT: U ziet toch aan de naam alleen al dat het telkens gaat om organisaties die zich tegenover het eigen volk uitgeven als hun 'beschermers'?
– Ja...
OVT: De NAVO en de CSTO, de westerse en de oosterse beschermingsorganisatie, toch?
– Ja...
OVT: Maar voor het oosten is de NAVO geen beschermer doch een mogelijke aanvaller, niet?
– Inderdaad.
OVT: En voor het westen is de CSTO eveneens geen beschermer doch een mogelijke aanvaller?
– Zo is dat...
OVT: De NAVO vraagt geld aan de westerlingen om hen te beschermen tegen de CSTO, die op haar beurt geld vraagt aan de oosterlingen om hen te beschermen tegen de NAVO, zo is het toch?
– Dat lijkt mij inderdaad het geval te zijn, ja...
OVT: En wie worden daar nu armer en rijker van, mijn beste?
– Het lijkt mij dat de NAVO en de CSTO allebei rijker zullen worden.
OVT: Juist. En waar halen zij hun rijkdom?
– Bij de bevolking, zowel in het westen als in het oosten, zo lijkt het mij.
OVT: En denk nu eens goed na, mijn beste: zou het enig verschil uitmaken indien de NAVO nu eens het oosten zou beschermen en de CSTO het westen in plaats van andersom?
– Wat bedoelt u?
OVT: Precies wat ik zeg.
– Maar dat is toch onmogelijk!?
OVT: Ik geef het u als gedachtenexperiment...
– Dat is wel heel abstract...
OVT: Negatieve getallen zijn dat ook en irrationele nog veel meer maar zij werken, daar gaat het om. Wel?
– U bedoelt dus dat wij...
OVT: Wij moeten ermee ophouden om te denken dat hier het westen tegenover het oosten staat met elk hun eigen verzekeringskantoor: het zijn de verzekeraars die tegenover het volk staan, dat zij uitbuiten. Ik val in herhaling: de oorlog is geen strijd tussen naties onderling; het ziet er wel zo uit maar dat is louter oogverblinding.
– Wat is het dan wel?
De oorlog is een klassenstrijd. Het zijn andermaal de rijken die de armen uitbuiten. Dat zag de joodse kunstenaar John Heartfield, alias Helmut Herzfeld ook al toen hij nog voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog in 1934 een collage maakt onder de titel: “Krieg und Leichen - Die letzte Hoffnung der Reichen”4 Het kunstwerk is actueler dan ooit.
– Maar is dat niet wat kort door de bocht?
OVT: Wie vertegenwoordigt de meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
– De NAVO.
OVT: En wie heeft het voor het zeggen in de NAVO? Zijn het de landen zonder wapens of zijn het de kernmogendheden?
– Zonder twijfel de V.S.
OVT: En wie heeft de macht in de V.S.?
– Dat is de president, zo vermoed ik toch?
OVT: En hoe komt de president van de V.S. in de V.S. aan de macht?
– Op democratische wijze, tiens...
OVT: Door een meerderheid dus?
– Inderdaad, dat is democratie...
OVT: En hoe komt men aan die meerderheid?
– Via een goed programma...
OVT: Ja, stel dat nu eens. Maar dat moet dan ook kenbaar gemaakt worden, veronderstel ik?
– U bedoelt: propaganda?
OVT: Reclame, inderdaad: geld! We zijn er bijna, mijn beste! Waar haalt men het geld?
– Bij winstgevende zaken.
OVT: En welke zaken brengen met de geringste inspanningen maximale winst? Denk aan het krantenartikel dat u zopas heeft voorgelezen.
– Maar...
OVT: Jazeker, er zal werd ergens een front nodig zijn waar de raketten opgebruikt worden nadat ze werden aangeschaft door de bange burgers zowel in het oosten als in het westen. Presidenten worden in het zadel gehesen door wapenhandelaars en voor wat hoort wat, zodat zij dan ook moeten zorgen voor een front waar die wapens geconsumeerd worden, overigens samen met het bloed van wie de dupe daarvan zijn.
(J.B., Hemelvaartsdag 2024)
Dit artikel en meer werk van hedendaagse auteurs kunt u ongecensureerd lezen in
Toen Hij gestorven was, kwamen zij naderbij, “en zij dobbelden om zijn kleren”.1 De verdeling van het resterende, buitgemaakte bezit geschiedde uiteraard volgens de wet, zodat niemand hen ervan kon beschuldigen een misdaad te hebben gepleegd. Maar dat zij na zijn dood om zijn kleren dobbelden, betekent wel dat zij Hem ook tijdens zijn leven hebben bekeken als louter een kapstok van wie ze het bezit nog niet konden roven zonder Hem naakt achter te laten en met hun daad in schande te vallen.
Het gaat hier om lieden die zich houden aan de letter van de wet en die er zelfs mee schermen, zoals degenen die Hij 'witgekalkte graven' noemde. De ontmoeting is hen vreemd, zij spreken niemand aan dan op hoogst leugenachtige wijze, zij 'bekijken' de anderen slechts in de betekenis van taxeren, inschatten, in het vizier nemen en dit met het oog op de aanval, het doden en het verslinden van hun prooi. Zij hebben de mond vol over God en over het eeuwig leven, zij beweren overtuigd te zijn van het hiernamaals en met de doden in contact te zijn geweest. Echter, hun daden laten er geen enkele twijfel over bestaan: hoe kunnen zij geloven dat de doden leven als zij zich na hun dood zo gedragen alsof dezen nooit geleefd hebben?
Ja, zij gedragen zich alsof hun doden nooit geleefd hebben, alsof zij altijd dood geweest zijn. Als zij bij leven met hen spraken, deden zij alleen maar alsof zij hen erkenden om daar op die wijze hun voordeel mee te doen, terwijl zij eigenlijk dachten in zichzelf: “Ik heb u ferm liggen!” Zij delen mensen in, in enerzijds degenen die zij vrezen moeten en anderzijds hen wiens goed zij begeren kunnen om het zich dan ook effectief toe te eigenen. Velen slagen er zelfs in om, zoals de kolonialen, de diefstal als een schenking voor te stellen, een zorg die zij dragen, een werk van christianisering en beschaving, en de moord als een vereeuwiging, zoals de rijmelarij getuigt op de zerken van de gesneuvelden voor het vaderland die dan door hen die zich hun vaders noemen terwijl zij slechts parasieten zijn want koningen en politici, helden worden genoemd en met een standbeeld uit beton weten de hypocrieten bovendien vanuit hun bunkers de dood van hun prestigeprooien voor te stellen als het eeuwig leven. Toen ik zopas over het jaagpad fietste, vloog voor mijn wiel een kraai op, die naarstig een soortgenoot het resterende vlees van de botten pikte.
Wat anders hebben wij dan nog te verwachten van ons lot dan de aanbidding van het totalitarisme als we dat lot al hebben bezegeld door elkander te verraden zodat we niet anders meer kunnen doen dan Orwells hoofdpersonage in het slot van zijn dystopische roman: “But it was all right, everything was all right, the struggle was finished. He had won the victory over himself. He loved Big Brother.”
Achter de beschreven euvels schuilt een kwaad dat zich met succes profileert als het ultieme goed en dat om die reden zo gevaarlijk is en zo vernietigend en dat is het streven naar vooruitgang en in het bijzonder de waan dat de mens kan en moet verbeterd worden. Als wij de eugenetica toepassen in de landbouw en in de veeteelt, wat houdt ons dan tegen om ook 'de mensen' bij te schaven? Het rampzalige is dat de criteria die gehanteerd worden met betrekking tot het graan en de kippen, nu ook gaan gelden voor de optimalisering van onze eigen soort, wat wil zeggen dat klakkeloos wordt aangenomen dat wij vooruitgang boeken als wij productiever worden, wij moet omzeggens meer eieren leggen. Dat gebeurt terwijl het probleem van de overbevolking en ook dat van de grenzen aan de groei, dat van de overproductie, allang heeft aangetoond dat maat moet gehouden worden. Men blijkt niet te begrijpen dat het opdrijven van de snelheid, de tijd niet kan stoppen, dat het opdrijven van de productie, op de uitputtelijkheid van energie en van grondstoffen botst, dat met het op de spits drijven van de concurrentie, de mens zichzelf belaagt.
Vooruitgang immers is een gebeuren dat sowieso plaats grijpt: de tijd gaat vooruit en niemand is in staat hem sneller of trager te doen gaan, hem halt te doen houden, er stukken uit weg te knippen of er seconden aan toe te voegen, hem om te keren of hem in kringetjes te laten lopen. De waan dat men vooruitgang zelf kan scheppen heeft te maken met de angst voor het zich in geijkte tred ontwikkelen van de dingen in die ene richting die niemand willen kan, naar steeds meer entropie en naar een gewis gedaan zijn. Het rustige voortstappen van de tijd, in gelijke tred, in de onherroepelijke richting van het niet langer bestaan, veroorzaakt een onrust die zijn gelijke niet kent: “Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf en gij gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”1
En precies omdat dit voortschrijden onherroepelijk is en door niemand ooit te stoppen, ligt alles wat komen zal, allang vast: het is eigenlijk allang gebeurd. En dat wat komen moet, reeds in het verleden ligt, openbaart zich aan ons met onverschrokkenheid waar wij vaststellen dat het zozeer gevreesde reeds heeft plaatsgehad, dat het gekomen is zoals een dief in de nacht: zoals gevreesd of niet, met of zonder waarschuwing, zonder aan te kloppen, zonder vrees en zonder zich ook maar een ogenblik af te vragen of hij gewenst is, want dat raakt zijn koude kleren niet. “Wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”
Met de creatie en het opleggen van algoritmen - ook stappenplannen, programma's of voorschriften genaamd - proberen in een totalitair systeem potentaten hun macht over anderen te verabsoluteren. Hun ondergeschikten worden aldus herleid tot louter uitvoerders van bevelen zoals ook dode instrumenten zoals machines en computers dat zijn. Maar het gaat hier wel om mensen en mensen kunnen in hun arbeid pas aan hun trekken komen als hun werk zelfrealisatie betekent. Waar werken wordt gereduceerd tot het blindelings uitvoeren van bevelen en tot het bedienen van machines, wordt de arbeider zelf een machine en zijn verantwoordelijkheid beperkt zich dan tot de plicht om zo goed mogelijk op die machine te gaan gelijken, om die machine te worden, om in een robot te veranderen en aldus al het menselijke uit zichzelf te weren. Het goede staat dan gelijk aan de capitulatie van de mens, het opofferen van het mens-zijn aan het loon dat men nodig heeft om in leven te kunnen blijven, om als robot te kunnen blijven functioneren.
Iemand beroven van zijn verantwoordelijkheid is gelijk aan hem monddood maken: van wie niet langer verwacht wordt dat hij zich verantwoordt voor wat hij doet, wordt aangenomen dat hij een redeloos wezen is en dus een onmens en als zodanig mag en zal hij voortaan ook behandeld worden. Weg met de absolute waarde van het leven! Leve de vervangbaarheid, de naamloosheid en de gelijkheid van allen die deel uitmaken van het immense leger van allemaal dezelfde supercomputers. Want vanaf dat ogenblik zal men niet langer levende cellen in levenloze computers hoeven in te planten: het zal volstaan om de mens te aanzien als een uit twintig miljard levende cellen opgebouwde computer die men kan voorzien van de gewenste chips om hem te sturen naar het goeddunken van de dictator.
Niets nieuws is dat sinds de Industriële Revolutie waartegen Charlie Chaplin met “Modern Times” reageerde maar het 'kristallen paleis', zoals Fjodor Dostojevski het in zijn Demonen noemde, krijgt dit keer afmetingen die de hele wereld omspannen. De zielloze wereld, die zich weerspiegelt in elk van zijn gerobotiseerde bewoners, zoals ooit elke microkosmos het loflied zong van het mysterie van de macrokosmos, zal kil zijn en ten hoogste alleen nog het gonzend geluid voortbrengen dat machines maken in fabrieken, met nergens nog gefluit, gezang of enig ander spoor van blijheid, van droefheid of van menselijkheid. De plichten zullen worden volbracht zoals voorgeschreven door de wet en een perfect controlesysteem zal vergissingen en zonden onmogelijk maken. De rechten zullen worden geconsumeerd als conditionerende elementen. Er zal geen mogen en geen moeten meer zijn want moraal wordt overbodig waar niet langer vrijheid heerst.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 december 2024)
04-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 2
Over het lot van de mens
2.
De kwestie of de verschuiving van de grondslagen van de ethiek van de (absolutistische) religie naar de (democratische) politiek een goede zaak is voor de mens, zal voor discussie vatbaar zijn. Het ware manifest onjuist om te stellen dat een moraal gedicteerd door een god op meer universaliteit en stabiliteit kan bogen dan democratisch tot stand gekomen gedragsregels. Vooreerst werken de twee op elkaar in; het stemgedrag wordt beïnvloed door de geloofsovertuiging en de politiek kan een religie financieel steunen ofwel kelderen. Bij die beschouwingen dient men tevens in rekening te brengen over welke democratische rechtsstaat het gaat, over welke religie en over welk volk, in welke omstandigheden. Criteria die er in dezer toe doen zijn uiteindelijk niet zozeer de religieuze en politieke constellaties maar veeleer de kwestie of bij het bepalen van de koers van het schip dat met ons allen veilig de wereldzeeën moet bevaren, de kwaliteit van zowel de rede als de goede wil gemaximaliseerd wordt.
Over het eerste kan men het makkelijk eens worden omdat de rede een universaliteit kent, alsook de wetenschappen die eruit resulteren en de menselijke kundigheden en kunsten. Maar het tweede punt, de goede wil, is een heel ander paar mouwen, omdat wat goed is, voor discussie vatbaar is: het is een kwestie die uiteindelijk niet door de rede beslecht kan worden, ook al geloven sommigen van wel. Ethiek is een grond voor waarheid en voor wetenschap en niet andersom, alleen al omdat de waarheid een zaak is van rechtspraak. Waarheid, bijvoorbeeld wetenschappelijke waarheid, komt tot stand in de openbaarheid en is een proces waaraan principieel elke mens participeert in de hoedanigheid van (mede)rechter onder het toeziend en alziend oog van de rede. Het ware valt met het goede samen maar wordt er ook door gedragen en het goede is niet waar of onwaar, zoals ook het schone, dat verwant is met het goede, waar noch onwaar is. Omdat het goede aan de rede ontsnapt, moet het ondefinieerbaar blijven en waar alsnog pogingen worden gedaan om dat te doen, verzandt men in manke theorieën zoals het utilitarisme en het sentiëntisme: het eerste verengt het goede tot het nuttige en het tweede verengt het tot wat genot verschaft en leed bestrijdt maar het zijn altijd en onvermijdelijk verengingen en derhalve oneigenlijke beschrijvingen.
De wetten zijn nodig om het recht van de sterkste in te perken en aldus uit de jungle een maatschappij tot stand te kunnen brengen maar de wetten scheppen het goede niet, zij kunnen er slechts naar streven om het kwaad in toom te houden. Het goede als zodanig heeft andere gronden dan die van de rede die ordenend werken en aldus is de bescherming van de zwakkeren op de keper beschouwd onredelijk doch wenselijk, terwijl die wenselijkheid op haar beurt ter discussie kan staan, zoals dat het geval is in bij uitstek nazistische, fascistische en totalitaire regimes waar de waarde van een mens wordt afgemeten aan zijn nut voor de staat of voor de dictator. Vandaag vertegenwoordigt de kapitalistische economie dit fascisme en dit totalitarisme en haar wetten werden reeds dermate door de burgers geïnterioriseerd dat zij steeds vaker niet meer in staat blijken om het kwaad ervan in te zien, mede omdat zij elkaar niet langer als medestanders beschouwen maar, zoals in het economische spel zelf, als concurrenten die zij moeten zien te verslaan. Het kwaad kan doordringen tot in de fijnste vezels van de samenleving via de wetten waarachter het zich makkelijk verschanst en zo wordt een gelijk loon voor de werker van het elfde uur nu vlotjes afgedaan als onrecht of als waanzin en hetzelfde geldt voor de ethiek van de barmhartigheid die tot voor kort kleur gaf aan de sociale dimensie van de politiek. Vooral de middeldoelomkering bespoedigt dit verval waar zij toelaat dat de mens aan zijn werktuigen (zoals bij uitstek de economie) wordt ondergeschikt gemaakt. Wat baten een 'rijke economie' ten koste van de rijkdom van de burgers of een 'gezonde volksgezondheid' in een maatschappij van zieke burgers? De economie, de volksgezondheid, het onderwijs, het verkeer, de politiek en alle andere menselijke werktuigen missen hun doel als zij de mens niet langer dienen maar hem daarentegen in hun dienst stellen en dat mensen zich daarvan niet langer bewust blijken te zijn, is een bijzonder beangstigende vaststelling.
Als met de goede bedoeling het kwaad in te perken de wet bepaalt dat een taart moet verdeeld worden in gelijke stukken, kunnen zij wiens honger al ruimschoots gelenigd is zich achter die wet verschuilen om ongestraft te verhinderen dat de hongerigen hun gading krijgen. Als de wet bepaalt dat geld rechten geeft, kunnen de verzadigden straffeloos al het brood opkopen en vernietigen voor de ogen van de hongerigen die het niet kunnen betalen. Als een moeder op haar sterfbed wenst dat het huis dat zij met het werk van haar handen verdiend heeft en dat daarom het hare is, zou toekomen aan een wat achtergesteld kleinkind dat het moeilijk heeft, kunnen erven die niets moeten ontberen, zich na haar dood geheel straffeloos bedienen van de wet om 'hun' deel op te eisen en moeders wens als onzin van de hand te doen: moeder zal niet meer om verantwoording vragen en de wet vraagt slechts dat zij dat tegenover een rechter kunnen doen en daar nemen zij vrede mee en zij schamen zich niet. Dat is het waarop deze wereld steeds meer gaat gelijken. Aldus drijft hij ons in de greep van een lot dat niet minder inhoudt dan de bezegeling van het einde van de mens.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
03-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 1
Over het lot van de mens
1.
Reeds de eerste christenen wisten dat het geweten een zaak is van wetten en derhalve, behalve een persoonlijke zaak, ook en eerst en vooral een kwestie van de gemeenschap - getuige de apostel Paulus die in zijn brieven zegt dat hij het onderscheid tussen goed en kwaad nooit had gekend zonder de wet.1 Die opvatting werd een beetje verdonkeremaand in het katholicisme dat nochtans het paulinische christendom vertegenwoordigt omdat de nadruk daar in de catechese al te zeer leek te vallen op de zogenaamde 'stem' van het geweten, diep in onszelf, in de kern van onze ziel en zonder welke de ziel geen bestaan had. Maar zij keerde terug, curieus genoeg, in de hedendaagse moraalfilosofie welke het geweten beschouwt als een interiorisering van wetten, ook al betreft het hier de maatschappelijke wetten en regels: zij maken dat goed en kwaad relatief worden, afhankelijk van de cultuur, en zo mist de moraal die zij vormen de absolute grond die er meestal door religies wordt aan toegeschreven waar immers niet de maatschappij het laatste woord heeft maar de dictatuur van de veronderstelde godheid of de goden. Onlangs veroordeelde de Belgische premier De Croo de paus die tijdens zijn bezoek aan de natie de executeuren van abortus huurmoordenaars noemde, met een verwijzing naar onze democratische rechtsstaat waarin het volk via haar vertegenwoordigers in het parlement beslist heeft dat onder welbepaalde omstandigheden het doden van een kind in de baarmoeder een recht is van de moeder waarbij zij bovendien de hulp van nota bene geneesheren kan inroepen om van dat recht gebruik te kunnen maken. De paus vertegenwoordigt naar eigen zeggen de godheid zelf die over zijn schepping heerst terwijl democratisch tot stand gekomen wetten de wil weergeven van de meerderheid van het betrokken volk. Volgens de Griekse wijsgeer Plato in zijn geschrift getiteld De Wetten is de meest verkieslijke staatsvorm de dictatuur onder de best mogelijke dictator en die stelling roept de gedachte op aan Spinoza's mening dat de goede of de beste dingen ook de meest zeldzame zijn.2 Die elitaristische opvattingen vallen uiteraard niet te rijmen met de overeenkomst om alle beslissingsmacht over ons lot, over te laten aan een per definitie onnadenkende en onverantwoordelijke massa. Het toekennen van het bestuur over de wereld wordt bij Plato verbeeld door een narrenschip waarvan de koers bepaald wordt door lieden met capaciteiten die niets met kennis van de zeevaart of met stuurmanskunst te maken hebben.3 Maar als het nu zo is dat het geweten een interiorisering is van de maatschappelijke wetten, dan worden onder de heerschappij van het volksbestuur of de democratie, goed en kwaad uiteraard bijzonder fluïde zaken en zal het geweten als het ware worden bepaald door de mode van de dag zoals dat het geval is met alle trends; het geweten moet dan bij de tijd gehouden worden of geüpdatet zoals alle andere 'programma's' die immers ook letterlijk 'voorschriften' zijn. De kennis van goed en kwaad zal dan niet de dood tot gevolg hebben zoals dat in het paradijs voor de eerste mensen het geval was4 maar wel de toegang tot de wereld - al zou men ook de overtuiging kunnen verdedigen dat die twee uiteindelijk hetzelfde betekenen. Voor die laatste overtuiging pleit alvast de idee dat daar waar men zich kan verschansen achter de keuze van de meerderheid, verantwoording niet meer ter zake doet, wat meteen impliceert dat de plek die toekwam aan de rede nu wordt ingenomen door de dobbelstenen of het lot - een meerderheid immers kent geen andere verantwoording dan de verwijzing naar het aantal dat zij vertegenwoordigt en waaraan zij ook haar macht te danken heeft, haar recht, dat het recht van de sterkste is.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
1Cf.: Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.
2Cf. de slotzin van Spinoza's Ethica: “Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.”
Uit een enquête (de jaarlijkse Healthy Minds Study) gehouden onder zowat een half miljoen Amerikaanse studenten blijkt, zoals reeds bekend, dat depressie en suïcidaal gedrag drie keer vaker voorkomen dan elders, met discriminatie als belangrijkste oorzaak, waarbij LGBTQIA+-leden ook minder blijken te kunnen rekenen op de steun van de eigen familie omdat de (onpersoonlijke) kuddegeest (verwant met discriminatie en met egoïsme) primeert. Nieuw is echter wel het gegeven dat, vergeleken bij vijftien jaar geleden, nu vijf keer meer studenten zichzelf als LGBTQIA+ beschouwen: 19 in plaats van 4 percent.1
Edoch, de feitelijkheid van discriminatie in acht genomen, kan worden aangenomen dat een groot deel van de LGBTQIA+-ers nog altijd in de kast zitten, wat betekent dat het aandeel van die minderheid in werkelijkheid nog (veel) groter is. Volgens onze eerder geuite vermoedens is dat aandeel in oorsprong fifty-fifty maar wordt het geremd omdat de betrokken genen minder vaak worden voortgeplant.2
Blijkbaar moet een grotere rol worden toegekend aan verborgen variabelen, zoals hypocrisie of de discrepantie tussen een voorgewende realiteit (schone schijn) en de authentieke, wat te maken heeft met het euvel van de middeldoelomkering dat sinds de intrede van het bedrog als onderdeel van de struggle for life, mens en dier corrumpeert.
Dat de praktijk van palliatieve sedatie en euthanasie zou bijdragen aan een menswaardiger bestaan, is een belijdenis die men enkele jaren geleden op Tv kon horen uit de mond van een van de zelfverklaarde voortrekkers van onze hedendaagse euthanasiewetten, en wel in het kader van diens verontwaardigde reactie op tegenstanders van die wetten waarbij de pionier in kwestie zijn concept van mensonwaardigheid illustreerde met het voorbeeld van de patiënt die met zijn eigen fecaliën speelt.
Deze curieuze maar naar mijn mening vooral gevaarlijke opvatting over menswaardigheid vindt men terug in Hitlers nazistische ideologie waar immers verafgood werden wie geleken op de Germaanse goden maar vermaledijd wie minder bedeeld waren met (Arische) schoonheid en charme en op deze laatsten sloeg dan de veroordeling “lebensunwerten Lebens”, met in haar zog de Shoah, de massamoord op wie niet beantwoordden aan het ideaalbeeld van de occulte sekte waarvan de Führer deel uitmaakte.
Jegens een zieke die met zijn fecaliën speelt, zijn beschuldigingen en bestraffingen uiteraard ongepast daar een gebrek diens onschuld garandeert - de term 'mensonwaardig' past alleen bij het onbegrip daarvoor. Wie zich laten leiden door een fysieke afkeer voor een wantoestand waarbij zij bovendien de schuld schuiven in de schoenen van het slachtoffer, bekleden zelf de dadersrol en het kwaad dat zij geloven te ontwaren, bestaat uitsluitend in hun eigen ogen. Zij onderscheiden zich niet van wie eer verwisselen met pronkzucht en een gebrek aan praal met schande.
Zelfverklaarde pioniers van zogenaamd menswaardig sterven met dergelijke kaduke opvattingen over die menswaardigheid kunnen slechts de wegbereiders zijn voor een nieuwe holocaust.
(J.B., 24 oktober 2024)
22-10-2024
Pijnstillers
Pijnstillers
Als men van een bezit af wil, kan men het weggooien maar het is onmogelijk om zich te distantiëren van zijn pijn omdat men ermee samenvalt: ik ben de pijn die ik heb. Een definitie van pijn is dan ook: datgene waarvan men zich niet kan bevrijden (om die reden dat men zich niet kan bevrijden van zichzelf). Pijn (als men die zegt te hebben) is datgene waarmee men onherroepelijk samenvalt. Men kan zich pas bevrijden van zijn pijn in de mate dat men bereid is zichzelf te verliezen. Pijn is de toestand die men niet kan willen omdat men niet kan willen niet te bestaan: een niet-bestaan zou de wil zelf opheffen.
Een keuzedaad stellen is een mogelijkheid realiseren (waardoor uiteraard andere mogelijkheden onontgonnen blijven) maar de keuze om “geen pijn” te hebben, heeft helemaal geen onderwerp omdat het complement van pijn geheel onbepaald moet blijven. Waar men alsnog gelooft die keuze te kunnen maken, wenst men in feite dat zich het onmogelijke realiseert: een pijnloos bestaan. Maar een wens is een wil die abstractie maakt van de realiteit en is derhalve een wil zonder recht op bestaan; hij kan slechts bestaan in de droom.
Gesteld dat men zich van zijn pijn kon bevrijden door uit het leven te stappen, dan stelde zich onmiddellijk de vraag waar men dan wel terecht kwam. De uitdrukking vervalst met andere woorden wat werkelijk gebeurt door de mogelijkheid te accepteren dat men kon ontsnappen aan zichzelf. Maar hoe vrij kon dan degene zijn die zich van zichzelf bevrijdde!?
Pijnstillers worden soms voorgesteld als middelen die de pijn stillen mits de acceptatie van bijwerkingen maar zo wordt de realiteit geperverteerd omdat de bijwerkingen te maken hebben met de bestaansvoorwaarden voor de pijn. Is het niet eerlijker om te spreken over middelen die de bestaansvoorwaarden beperken met als (verlangde) bijwerking het beperken van pijn? Om die reden ook behoren pijnstillers zonder bijwerkingen tot de wereld van de fictie.
De vraag lokt het aanbod uit en zo iets onmogelijks wordt gevraagd, eist de markt dat zich alsnog een aanbod aandient dat dan uiteraard een bedrieglijk product zal zijn in die zin dat zijn nadeel het voordeel ervan opheft: pijnstillers heffen met de pijn ook de drager ervan op.
Bij sedatie wordt de pijnloosheid aangeboden die men verkeerdelijk gelooft te kennen omdat men de pijn kent. Maar de dood waarvan sedatie het masker is, kent niemand. Vandaar is sedatie een lokaas van de dood.
De keuze voor pijnloosheid met als uiteindelijke bijwerking de dood heeft tot voorwerp een onbekende. Niemand is in staat om vrij te kiezen voor sedatie omdat men niet vrij kan kiezen voor iets dat men niet kent. De activiteit van wie geloven te kiezen voor sedatie, heeft daarom niets met kiezen te maken doch alles met gokken. Wie zich in wat andere bewoordingen (laten) sederen, weten niet wat ze doen: zij weten wel waar zij niet terecht komen maar zij verkeren in volstrekte onwetendheid over de toestand waarin zij wél zullen belanden. “Uit het leven stappen” is een bijzonder misleidende uitdrukking waarmee in een nieuwe marktsector in specifieke ficties onnadenkenden te grazen worden genomen; de handelaars in die ficties zijn dan ook de enigen die daar garen bij spinnen.
De promotie van euthanasie is het aanprijzen van een volstrekt legale en derhalve onbestrafte moordpartij onder het voorwendsel van het fictieve goed dat het complement van pijn in wezen is. Bij palliatieve sedatie wordt de verkapping van de feiten slechts vervolmaakt.
(J.B., 22 oktober 2024)
19-10-2024
De hergeboorte van de kwakzalverij
De hergeboorte van de kwakzalverij
(Uit: Panopticum Corona, pp. 1041-1050 - tekst d.d. 24 maart 2021)
1.
Zieken moeten geholpen kunnen worden en met het oog op het bieden van (de best mogelijke) medische hulp worden mensen opgeleid tot arts en dan als zodanig wettelijk erkend. Studenten die niet slagen voor een vak, worden terecht beschouwd als onbekwaam en zij krijgen dan ook niet het recht om het vak in kwestie uit te oefenen en uiteraard wordt dat recht sowieso onthouden aan wie helemaal geen opleiding hebben gehad: dat geldt voor elk vakgebied en dus ook voor de geneeskunde. Wie zich dan wars van alle wettelijke bepalingen alsnog aan anderen gaan opdringen als genezers, maken zich schuldig aan een vergrijp genaamd kwakzalverij. Al moet hier volledigheidshalve worden aan toegevoegd dat ook artsen die eigenzinnige geneesmethoden aanwenden, van kwakzalverij beschuldigd kunnen worden.
Kwakzalvers brengen het leven van anderen in gevaar omdat zij onder valse beloften mensen kunnen afhouden van daadwerkelijke hulp of hen met oneigenlijke behandelingen alleen maar zieker maken. Soms doen zij dat opzettelijk, bijvoorbeeld omdat zij munt proberen te slaan uit het leed en de onwetendheid van anderen maar veel vaker wordt dit bedrog nog overtroffen door een specifiek zelfbedrog, namelijk een ziekelijke zelfoverschatting - een grootheidswaan - vanuit een volstrekte afwezigheid van zelfkritiek gekoppeld aan een even schromelijke onderwaardering van de rechtsstaat en van het beroep in kwestie.
De opkomst van kwakzalverij in recente jaren vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en zij kan grotendeels verklaard worden door een groeiend en vaak terecht wantrouwen in de reguliere geneeskunde die, net zoals vele andere maatschappelijke sectoren, in de kwalijke greep zitten van een kapitalistische economie. Die berust namelijk op de perversie van de middeldoelomkering waarbij in dit specifieke geval niet het bieden van hulp aan de zieke vooropstaat maar wel het maken van winst middels het voorwenden van hulp. De hulp is dan niet langer het doel maar het als doel voorgewend middel terwijl het ruilmiddel (geld) wordt nagestreefd als doel. Niet het genezen van de zieke maakt de genezer gelukkig doch het bekomen van winst.
In neoliberale maatschappijen gaat deze perversie zo ver dat aan de zieke die niet (meer) kan betalen, hulp wordt onthouden: iemands ziekte wordt als chantagemiddel aangewend, als middel om hem geld te ontfutselen. Het buitenproportioneel financieel succes waarop de farmaceutische industrie vandaag boogt, kan de feitelijkheid van deze rampzalige gang van zaken alleen maar waarschijnlijker maken. In de etalage van de winkel van een nochtans regulier gestudeerde apotheker vindt men steeds meer prullen die met geneesmiddelen helemaal geen uitstaans hebben maar die wel geld in het laatje brengen omdat zij door bedrieglijke reclame worden gepromoot.
Het spookbeeld van de hel in een hiernamaals lijkt met de afgang van de religies vervangen door het spookbeeld van een hel in het hiernumaals: de vrees om kwaad te ondergaan is in de plaats gekomen van de vrees om kwaad te doen. In wat andere bewoordingen betekent deze fundamentele omslag dat samenwerking nu werd vervangen door concurrentie: het recht van de sterkste of de wet van de jungle verovert steeds meer terrein op een beschaving met christelijke fundamenten.
De genoemde aberratie kan nu echt dusdanige proporties aannemen dat regulier geproduceerde waren en diensten op den duur niet alleen waardeloos maar bovendien echt schadelijk worden zodat mensen hun toevlucht gaan nemen tot de clandestiniteit: zij trekken hun plan met eigen middelen en met de hulp van leken die het al niet slechter meer kùnnen doen dan de loonslaven in dienst van bedrijven die nog louter gebrand zijn op geldelijk gewin. We zijn steeds vaker beter af als we zelf onze haren knippen en onze kamers behangen, als we een buurvrouw als babysit inschakelen, als we onze aardappelen kopen bij een hobbyist of als we een oudere klasgenoot van Benjamin vragen voor het geven van bijles: geen van hen is gediplomeerd of werkt regulier maar zij presteren exact wat wij verlangen.
Zo ook is het niet ondenkbaar dat langdurig zieken na een uitputtende calvarie in het reguliere circuit, wel moeten aankloppen bij de zelfverklaarde genezers omdat dit de allerlaatste optie is. Evenmin ondenkbaar is dan het alsnog optreden van genezing: niet zozeer ingevolge een wonderbaarlijke behandeling maar doordat een einde gekomen is aan de ziekmakende werking van de reguliere geneeskunde zoals intussen een halve eeuw geleden door Ivan Illich beschreven in zijn Medical Nemesis.1
2.
Er zijn mensen die zowaar geloven dat onze vrijheid ermee gediend zou zijn wanneer de uitoefening van ongeacht welk beroep werd overgelaten aan de willekeur: kwakzalvers zouden dan mogen opereren naast gestudeerde en gediplomeerde dokters precies zoals amateurkunstschilders vandaag aan de slag kunnen naast grafische kunstenaars met een gedegen opleiding aan de academie.
Wat betreft die laatste groep is het echter wel zo dat van lesgevers in de schilderkunst in door de staat gesubsidieerde scholen, musea en nog andere instellingen wordt geëist dat zij een diploma kunnen voorleggen terwijl onze ministers geheel zonder scrupules ons belastingengeld spenderen aan het subsidiëren van beroemde kunstenaars en aan de aanschaf van hun kostbare werken zonder dat het ook maar in hen opkomt om zich af te vragen of de artiesten in kwestie wel gediplomeerd zijn en tegen die handelwijze heeft bij mijn beste weten ook nooit een mens verzet aangetekend.
Hij die kan, doet; hij die niet kan, onderwijst, is een tegelspreuk die niet zomaar uit de lucht komt vallen: in feite illustreert zij een alles behalve onschuldige maatschappelijke hypocrisie, welke verwant is aan de bijzonder arrogante pretentie dat het burgerschap het fundament zou zijn van het mens-zijn in plaats van andersom - een pretentie waarvan de algemeen gangbaarheid zich manifesteert in de problematiek van de sans-papiers: wie niet beschikt over een geboorteakte, kan niet bewijzen dat hij bestaat en wordt derhalve niet alleen als burger onbestaande geacht maar ook als mens. Dezelfde aanmatiging zorgt er immers voor dat de staat zich gedraagt als de oorsprong en de bron van kunstenaars en kunst: het bestaan van instituten die pretenderen van mensen kunstenaars te kunnen maken, bewijst dat het de staat met haar waanzin menens is.
Er zijn er nu die beweren dat de geneeskunst te lijden heeft onder hetzelfde juk van wat misschien wel totalitarisme kon heten: door zijn muziekpartituren te ondertitelen met A.M.D.G.2 getuigt de componist Johann Sebastian Bach dat hij met zijn muziek lof wil brengen aan zijn schepper maar Hitler, Stalin en Mao wilden dat 'hun' kunstenaars lof brachten aan de afgod vadertje staat die pretendeerde hun muze te zijn en aan de oorsprong te liggen van hun kunst en kunde.
Dat zij die het niet kennen alsnog worden toegelaten om het te onderwijzen heeft vanzelfsprekend alles te maken met cliëntelisme: klant is koning en wie bij ons kopen, hebben een streepje voor omdat onze manier van handeldrijven gehoorzaamt aan het devies: voor wat, hoort wat, dat een mutant is van de regel: een oog voor een oog, een tand voor een tand welke het beginsel van de wraak uitdrukt alsook de wet van het recht van de sterkste, afkomstig van de natuurlijke wet van the survival of the fittest. Derhalve is cliëntelisme kenmerkend voor totalitarisme en de twee staan haaks op wat wij kennen als beschaving of humaniteit. Maar het beginsel dat zij die het niet kennen, het alsnog mogen onderwijzen, impliceert uiteraard niet dat zij die het onderwijzen, het niet zouden kennen of kunnen. De kwestie is alleen dat de twee niet noodzakelijk samenvallen: iets kunnen en als zodanig erkend worden, vallen alleen altijd samen in een ideale en dus onbestaande wereld. In de echte wereld bestaat het dat een schilder in zijn hele leven niet één werk kan slijten en zich uit wanhoop op zevenendertigjarige leeftijd een kogel door het hoofd jaagt terwijl na zijn dood de geringste van zijn schetsen alleen nog te vinden zijn in de zwaarst bewaakte musea ter wereld. In het echte leven is het mogelijk dat de grootste lapzwans president wordt van een wereldrijk.
Met andere woorden valt er misschien wel iets te zeggen voor het standpunt dat men niet zozeer of dan toch niet uitsluitend moet oordelen op grond van officiële maatstaven: waar regels bepalen wat schoon is, heeft de kunst opgehouden te bestaan omdat creativiteit alles behalve programmeerbaar is: computers kunnen niet componeren, schilderen of dichten en waar artiesten dat doen naar het voorbeeld van machines, is de kunst allang een stille dood gestorven. Waar een comité het volk voorhoudt alleen nog te luisteren naar het 'officiële nieuws', heeft Big Brother zijn intrede gedaan en werd het einde ingeluid van niet alleen de waarheid maar tevens van de mens die immers uit de waarheid voortkomt, daar de waarheid God is die hem schiep. Waar instellingen zich het monopolie toe-eigenen over het goede en zij derhalve pretenderen aan de basis te liggen van het menselijk geweten, werd het licht dat goed van kwaad kan onderscheiden uitgedoofd en werd de mens beroofd van zijn kostbaarste bezit - zijn vrijheid.
Misschien moet erkend worden dat het schone niet datgene is wat overeenkomt met de zogenaamde regels van de kunst die men op de schoolbanken kan leren - wat dan ook niet betekent dat het schone daar perse moet mee vloeken: schoon is daarentegen wellicht wél wat mensen exalteert, verrukt, boven zichzelf verheft, bevrijdt uit de dode stof, vol blaast met geest, ja, onsterfelijk maakt, al is het maar voor één enkel ogenblik. Misschien moet erkend worden dat waar is, wat werkt: true is what works, zoals de pragmatici zeggen, wat dan ook niet wil zeggen dat men zich moet vastpinnen op die ene regel. En ook voor het goede bestaan voorwaar helemaal geen voorschriften: wie geloven niet te zondigen omdat zij nauwgezet alle regeltjes van hun religie in acht nemen, hebben zichzelf herleid tot de contradictie van een levenloos want willoos en onvrij wezen dat gelooft zich te kunnen verzekeren tegen het doen van kwaad terwijl het zich aldus beroofd heeft van het vermogen om het goede te doen dat immers voor alles vrijheid vereist.
En om nu terug te komen op de kwestie van de kwakzalvers: misschien moeten diegenen als geneesheer worden erkend die daadwerkelijk genezen, zoals de Nazoreeër, die immers ook niet afgewezen werd omdat hij een diploma miste toen hij de bezetene bevrijdde van een legioen aan boze geesten, toen hij Lazarus opwekte uit de dood of het dochtertje van Jaïrus. Edoch, deze erkenning vergt vooreerst de erkenning van de waarheid en dat zulks geen sinecure is, bewijst de geschiedenis zelf: het volk zelf verkoos geheel democratisch de vrijheid van een moordenaar3 boven die van een genezer, die prompt werd omgebracht.4
3.
Theorieën kunnen nooit de basis zijn van ongeacht welke werkelijkheid: zij ontstaan altijd uit de praxis, altijd zijn zij hypothetisch, zij zijn hulpmiddelen en als zodanig principieel altijd verwisselbaar voor andere hulpmiddelen. Wij hanteren theorieën tot op het punt waar ze niet langer kloppen en daar dwingt de praktijk ons om ze weer te laten varen - doen we dat niet, dan zullen we tot onze eigen scha en schande moeten leren dat de grondslag van onze theorieën de methode van gissen en missen is en dat we daar moeten naar terugkeren op het ogenblik dat onze vertrouwde handboeken ons in de steek laten. Gissen en missen - dat is de praxis: wij doen iets op die manier omdat het zo ook lukt en lukt het op een andere manier beter, dan veranderen we meteen ook onze handelwijze en de theorie volgt.
In de muziektheorie, bijvoorbeeld, bestaat er een leer van de harmonie, een geheel van regels die te maken hebben met het esthetisch effect van samenklanken en die bepalen wanneer verschillende tonen onderling 'rijmen'; het is een theorie die wiskundige en fysische gronden heeft. Elk geluid is een geluidsgolf met een welbepaalde golflengte en twee tonen klinken harmonieus samen als hun golflengten zich tot elkaar verhouden zoals eenvoudige gehele getallen, met andere woorden: als ze in elkaar passen omdat de ene golf twee of drie keer groter is dan de andere, want op die manier vertonen die golven op geregelde tijdstippen snijpunten, punten waarop zij samenvallen. Het visuele beeld van harmonieus klinkende geluiden ziet er dan ook uit als een geheel van harmonieus verstrengelde golven. Ook snaren klinken harmonieus samen als hun lengten zich onderling verhouden zoals gehele getallen - maar dan met die beperking dat hun spanning constant wordt gehouden want ook die beïnvloedt de toonhoogte. Maar dat is 'slechts' de theorie.
De meeste mensen worden geboren met voldoende gevoel voor muziek om spontaan te kunnen horen of een zeker samenspel welluidend is of niet. De meesten onder ons kunnen harmonieën van disharmonieën onderscheiden zonder ook maar enige notie te hebben van de harmonieleer of de muziektheorie. Vanzelfsprekend is dat zo, want uiteraard is de theorie afgeleid uit de praxis: we ervaren een samenklank als 'schoon', we onderzoeken hoe dat komt en we vinden allerlei fysisch gegronde wetten.
Componisten moeten op school de harmonieleer studeren maar wanneer zij componeren, passen zij die toe zonder erbij na te denken. Zij kunnen dat doen 'op het gevoel af', niet omdat ze de theorie onder de knie hebben maar omdat ze beschikken over een aangeboren gevoel voor muzikaliteit dat veel sneller en efficiënter werkt dan ongeacht welke theoretische berekening.
Hetzelfde geldt voor de kleurenleer: de fysische gegevens van de golflengten van licht en de gevoeligheid van specifieke kleurenreceptoren in onze ogen kunnen theoretisch in kaart worden gebracht en op grond daarvan kunnen wetten worden geformuleerd die samen een kleurenleer vormen, maar een begaafd schilder gaat niet aan het rekenen wanneer hij kleuren mengt en aanbrengt op het doek: hij werkt louter op grond van gevoel voor schoonheid en dat gevoel is uiteindelijk ook de ultieme maatstaf.
Klanken en kleuren zijn zintuiglijke zaken en ofschoon het intellectuele zijn aandeel heeft in het verwerkingsproces dat de ervaring van schoonheid mogelijk maakt, voltrekt zich dat proces quasi volledig onbewust: het bewuste wordt vrij gehouden voor de beleving waar het om te doen is.
Componisten die componeren op grond van alleen maar de regels van de harmonieleer, overtreffen in hun kunde de computers niet. Het werk van kunstschilders dat zich louter richt naar de voorschriften van een kleurenleer is eveneens slechts programmatoepassing – iets wat ook computers kunnen. De muziek van deze lieden kan weliswaar klinken zoals die van Bach maar zij is nimmer origineel en altijd zeer beperkt.
Van kunst kan pas sprake zijn waar vrijheid heerst, een onmisbare voorwaarde voor originaliteit. En wonder genoeg zal, eens deze vrijheid gerealiseerd wordt, de muziek ook zichzelf schrijven en het schilderwerk zal uit zichzelf ontstaan, het gedicht fluistert zich in het oor van de dichter, de waarheid zelf spreekt tot de profeet. Het sublieme kon niet anders zijn dan zoals het is omdat het anders niet subliem zou zijn, terwijl het zich tegelijk in een eindeloos aantal vormen kan manifesteren. Spinoza identificeerde het ware met het noodzakelijke maar misschien vergat hij een dimensie die althans binnen het geijkte denken niet zichtbaar wordt omdat zij danig paradoxaal blijkt.
Niet alleen de kunsten vertonen de bijzondere kenmerken waar hoger naar verwezen wordt: ook in de wereld van de wiskunde duiken mensen op die wel een zintuig lijken te hebben voor getallen zoals schilders een zintuig hebben voor kleuren en zoals componisten puur zintuiglijk harmonieën aanvoelen. Daarom ook is het denkbaar dat heel wat wetenschappelijke sectoren kunnen benaderd worden zoals dat met de kunsten het geval is.
Architectuur is weliswaar grotendeels wis- en natuurkunde, materialenleer, scheikunde en zelfs meteorologie maar de gulden snede en de fractalen die ook in de natuur opduiken, hebben alles te maken met schoonheid en harmonie: er kunnen inzake bouwwerken wel degelijk verbanden zijn tussen enerzijds stevigheid en soliditeit en anderzijds schoonheid, harmonie of esthetische compositie. En zo blijkt ook naar het zeggen van artsen de geneeskunde niet slechts een loutere kunde maar ook voor een groot deel een kunst te zijn, een aanvoelen, waarbij inschatting een voorname rol speelt en gevoel voor evenwicht.
Is het dan niet altijd zo dat schone mensen ook gezonde mensen zijn, dan is het toch dikwijls het geval dat ziekten en systemische tekorten fysiek zichtbaar kunnen worden en meer bepaald als esthetische tekorten. Het is daarom ook niet ondenkbaar dat er kwakzalvers bestaan die hun naam danken aan hun volstrekte onwetendheid inzake de hedendaagse gezondheidsleer en aan de grilligheid van hun eigenzinnige theorieën maar die er toch in slagen om mensen van bepaalde kwalen af te helpen omdat zij die benaderen met 'zintuigen' die bij de meesten onder ons onderontwikkeld zijn gebleven.
Klinkt dit enigszins ongeloofwaardig, dan moet men maar eens nadenken over het feit dat honden die daartoe worden opgeleid met hun reukzin kanker kunnen herkennen. Of aan zekere insecten of zelfs planten die - God mag weten hoe - zichzelf beschermen tegen invloeden van het milieu door een spontane chemische respons, een onmiddellijke vorming van effectieve stoffen: zij denken niet na maar zij doen wat passend is om te overleven en zij 'weten' ook hoe ze het moeten doen, welhaast op de manier waarop water feilloos zijn weg vindt naar de allerdiepste plekken.
Het Emmanuel Ziekenhuis te Wetteren werd destijds genoemd naar een kloosterzuster die daar werkte. Dokter P. Gillis die in de naoorlogse periode huisdokter was in de streek, vertelde dat hij zich tot de zuster in kwestie richtte wanneer het stellen van een diagnose hem lastig viel. De zuster hoefde de patiënt slechts even te zien om feilloos te kunnen bepalen aan welke kwaal hij of zij leed.5
Hoog in een kuuroord in de Alpen, een glazen kliniek voor patiënten met aandoeningen van vooral het zenuwgestel, ligt men het etmaal rond te bed, ademend door de neus de frisse berglucht, in de wol tot aan de kin, met dikke mutsen op en vanuit bedden die op wieltjes staan en die altegaar het magnifieke porseleinen terras worden opgereden door mager, zwijgend, mannelijk personeel in witte schorten, als het niet sneeuwt en de zon brandt in een blauwe lucht vol watten wolken die alle blikken stelen van de zieken van zodra zij ook maar een ogenblik hun met verdovend poeder ondersteunde slaap onderbreken en het panorama tot zich nemen - worden zij naar buiten gereden, het grote terras op, geruisloos in de zachte wind der frissere wolken die gelijk gigantische zeilschepen overdrijven terwijl men ziet hoe hun bemanning wuift, vanuit de vele bedden in de lucht, goed ingedekt, met wollen mutsen, de handjes nog warm vanonder de dekens, en aldus elkaar een goede reis toewensend - de bevolking van de luchtkuuroorden en deze van de bergklinieken - en deze laatsten op het terras, het gigantische terras van porselein, liggend in de warme bedden op o zo ronde wieltjes, vermoeden niet dat naar het voorbeeld der natuur, naar het evenbeeld van de gigantische gletsjers die men kan aanschouwen in de koudste verten, een der patiënten de remmen van zijn stonde deblokkeert en zo te bed aan 't rollen gaat, botst met het bed in het verschiet en dat weer met het volgende, totdat in luttele seconden de voltallige bevolking van het koele, hoge oord zich in beweging heeft gezet, het hellend vlak van het terras afglijdend, aanvankelijk met traagheid maar alras met de vitesse van een trein, een sneltrein, zo allemaal in koor, niet langer geruisloos ook maar gonzend van de vele o zo ronde wieltjes, alsmaar luider gonzend, de witte afgronden van sneeuw en ijs en koude lucht zo zonder plons in duikend.
(J.B., 13 oktober 2024)
27-09-2024
De zwarte paus - Zo werkt extreemrechts (artikel d.d. 8 juni 2020)
De zwarte paus - zo werkt extreemrechts
De wereld rond vraagt men zich beteuterd af hoe het in Gods naam mogelijk is geweest dat iemand zoals Donald Trump het ooit heeft kunnen schoppen tot president van de Verenigde Staten van Amerika, de machtigste natie ter wereld aan wiens toegangspoort dat reusachtige Vrijheidsbeeld prijkt dat alle nationaliteiten en rassen verwelkomt. Het antwoord is eender waar de vraag gesteld wordt hoe het dan mogelijk is dat het zwarte suikerwater dat de tanden doet wegrotten en de hele wereld obees maakt tot de best verkochte drank ooit is kunnen worden. Reclame is een duivelse toverkunst die de grofste leugens voor waarheid kan verkopen en wie zelfs Trump aan de macht kon brengen, heeft zijn strepen verdiend als meester-oplichter.
Steve Bannon verzamelde vanuit zijn Cambridge Analytica informatie en gebruikte die voor propaganda op maat van specifieke doelgroepen om Trump aan de macht te brengen en hij was ook zijn strateeg tot augustus 2017. Voordien was Bannon onder meer voorzitter van het extreemrechtse Breitbart News (1) dat menigeen in Nederland en in België zal herkennen als veelvuldige bron voor het lasterlijke, met complottheorieën en haat gevulde en naar godsdienstwaanzin ruikende Xandernieuws maar het heeft tentakels in het nepnieuws doorheen gans Europa. Breitbart wordt gefinancierd door de conservatieve miljardair en specialist in Artificiële Intelligentie, Robert Mercer die naast Trump ook de Brexit steunde en het genoemde Cambridge Analytica. Mercer zet A.I. in voor het sturen van de politiek, hij is lid van de vuurwapenlobby en verzamelaar van machinegeweren. (2) Bannon werd racisme ten laste gelegd en net als Mercer is hij een klimaatontkenner. In 2019 is Bannon naar Brussel verhuisd met de bedoeling om extreemrechtse politici in Europa te verenigen voor de verkiezingen van 2019. Momenteel heeft hij zich gevestigd in het kartuizerklooster Trisulti nabij Rome. (3)
Op 27 mei ll. schrijft de redactie van Kerknet (het zgn. 'Parochieblad') dat Steve Bannon groen licht gekregen heeft met zijn DHI ('Dignitatis Humanae Institute' of 'Instituut voor de Menselijke Waardigheid') voor de oprichting van zijn zogenaamde 'gladiatorenschool', die volgens Kerknet beantwoordt aan de volgende beschrijving: "een Europese academie voor de opleiding van rechts-populistenen verdedigers van de joods-christelijke waarden in een geklasseerde middeleeuwse abdij." (4)
De afkeurende toon van het bericht in het parochieblad is echter bijzonder misleidend maar het feit in acht genomen dat de kerk in de loop van de geschiedenis bij voorkeur samenwerkt met extreemrechts (5) mag het niet verwonderen dat het project gesteund wordt door katholieke hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal Peter Turkson. (4)
Deze laatste is een Ghanees die behoorde tot de favorieten voor de pauselijke troonsopvolging bij het aftreden van Benedictus XVI in 2013 en momenteel profileert hij zich opnieuw, namelijk als verzoener in de aan de gang zijnde rellen in de VS n.a.v. de moord op George Floyd in Mineapolis op 25 mei ll. (6) Gezien het absoluut gerechtvaardigde karakter van de protesten lacht de toekomst de zwarte paus toe maar er is dus een bijzonder wrange keerzijde aan de schitterende medaille.
Evenals kardinaal Bertone is kardinaal Turkson homofoob en bekend om zijn volstrekt onwetenschappelijke uitspraken over homofilie en zo werd over hem reeds ter gelegenheid van de pausverkiezing in 2013 bekend dat hij de schuld voor de pedofilieschandalen in de kerk in de schoenen van zijn homofiele ambtsgenoten schuift terwijl ook kardinaal Bertone de uit de lucht gegrepen link maakte tussen homo- en pedofilie met uitspraken waarvan het Vaticaan zich onmiddellijk distantieerde. (7) Turkson beweerde tevens dat in Afrika een traditionele intolerantie bestaat tegenover 'de neiging' zodat die daar buiten de kerk gehouden werd - beweringen die overigens gelogenstraft worden in het rijk gedocumenteerde Sodoma, de jongste publicatie van Frédérick Martel, waarin de auteur benadrukt dat het taboe rond homofilie in Afrika werd ingevoerd door de katholieke kolonisatoren. (8)
Turkson blijkt overigens ook geen conclusies te moeten trekken uit de geschiedenis rond het zogenaamde Requerimento van paus Adrianus VI die onmiddellijk na de inval van Columbus in Amerika in 1513 alle Indianen aan de slavernij hielp onderwerpen. Toen de Indianenbevolking ingevolge ingevoerde Europese epidemies quasi uitstierf, werkte de kerk samen met de conquistadores om miljoenen Afrikaanse negerslaven naar dat continent te importeren waar zij zich in amper enkele jaren tijd dood werkten op de plantages van suikerriet en thee. (9)
Naar aanleiding van de voorspelling van Malachias van bijna 1000 jaar geleden over het einde der tijden en de laatste paus (10), zou Peter Turkson wel eens mooi in het plaatje van de believers en van de visionairen kunnen passen: de laatste paus zou namelijk zwart zijn. (11) Als volgende paus zou hij overigens onvermijdelijk doen denken aan Mahatma Gandhi over wie dikwijls gezegd wordt dat hij door de Britse kolonisatoren van Indië zou gepromoot zijn om met zijn geweldloosheidspolitiek de nakende opstand aldaar in de kiem te smoren. Hoe dan ook is extreemrechts in de opmars, neonazi's verschijnen in een voorspeld decor en hun middelen blijken ongelimiteerd.
(11) De believers meenden eerder dat Franciscus wel de laatste paus moest zijn omdat hij de eerste Jezuïet was die dat ambt bekleedde terwijl de Jezuïetenoverste tot voor kort nog de 'zwarte paus' werd genoemd.
En liegt de laatste paus dan niet? (een artikel d.d. 29 juli 2013)
-
En liegt de laatste paus dan niet?
Iemand is pas homosexueel als deze persoon homosexuele daden pleegt - aldus het standpunt van de katholieke kerk sinds oudsher. En die stelling werd niet zelden ge�llustreerd met het voorbeeld van de dief, want het is duidelijk dat iemand pas een dief kan worden genoemd als hij eerst een diefstal heeft gepleegd. Pas zijn daad maakt een mens tot dief, of tot homosexueel - aldus de kerk.
Nu beweert paus Franciscus bij zijn Brazili�bezoek dat de kerk niets heeft tegen homosexuelen maar wel iets tegen homosexuele daden. Edoch, volgens de hoger vermelde theorie van de kerk zelf, kunnen er helemaal geen homosexuelen best��n als er niet eerst homosexuele daden werden gepleegd omdat het - andermaal volgens de leer van de kerk - deze daden zelf zijn die iemand tot homosexueel maken, precies zoals het zijn diefstal is die iemand tot dief maakt.
De leer van de katholieke kerk in acht genomen is het met andere woorden volstrekt onmogelijk om tolerant te zijn jegens homosexuelen en tegelijk intolerant tegenover de daden welke iemand tot homosexueel maken, eenvoudigweg omdat er geen homosexuelen kunnen zijn zonder homosexualiteit.
Nu bestaan er over geloof en moraal heel wat meningen en de menselijke sexualiteit op zich blijkt nog steeds een ondoordringbaar mysterie, zodat wij er inhoudelijk uiteindelijk weinig zinnigs of definitiefs kunnen over zeggen. De tweeduizend jaar oude religie die het katholicisme is, heeft omtrent homofilie altijd een afwijzend standpunt ingenomen, dat zij ook theoretisch onderbouwde en dat niemand die in ernst naar waarheid zocht, ongemoeid liet. Maar in deze tijd liggen de kaarten ineens anders.
Is de kerk haar boekje te buiten gegaan? Heeft haar eigenste megalomanie haar gestrikt? Had zij het gehouden bij haar interpretatie van de bijbel, dan had zij misschien nog een kans gemaakt, want gezagsargumenten hoeven niet per se te worden verantwoord voor wie de liefde tot de Vader het eerste gebod is. Edoch, de kerk heeft ook willen verkl�ren waarom het zo is en niet anders; zij is de verlichte Geest gaan spelen, alsof zij ook over de rede het meesterschap had - de rede die nu eenmaal de troef is van een �ndere zoon Gods, met name Lucifer.
Heel terecht keert men zich nu zelfzeker van haar af: gammele stellingen kunnen niet goddelijk zijn want zij kunnen niet eens waar zijn. Over moraal, geloof of sexualiteit hoeft men niet eens iets te weten om vast te kunnen stellen dat een uitleg geheel oneigenlijk is. De leer van de kerk is hier helaas geen sluitende theorie, zij heeft veel weg van een verzinsel, om niet te zeggen een aperte leugen.
(J.B., 29 juli 2013)
26-09-2024
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Een arts die een patiënt op bezoek krijgt, zal hem onderzoeken, wat gebeurt middels de waarneming, die geschiedt met de zintuigen en met hun verlengstukken, waartoe allerlei instrumenten behoren maar ook proeven en uit het verleden verzamelde waarnemingen van anderen die zich hebben opgestapeld in de medische kennis. Na het onderzoek stelt de arts een diagnose en dat is een beschrijving van zijn onderzoeksresultaten. Pas daarna kan eraan gedacht worden om een behandeling op te starten.
We weten dat medische behandelingen geen sinecure zijn. Maar nog vooraleer aan een behandeling kan worden gedacht, moet zoals gezegd een diagnose worden gesteld en uit onderzoek blijkt nu dat diagnoses helemaal niet zo betrouwbaar zijn als wij door de band geneigd zijn aan te nemen. Eigenlijk zijn de resultaten van dat onderzoek nogal schrikwekkend: in ongeveer de helft van de gevallen immers wordt een foutieve diagnose gesteld. En uit lijkschouwingen blijkt dat in een derde tot de helft van de gevallen men er met de diagnose (en derhalve ook met de behandeling) helemaal naast zat.1
Maar ook als de diagnose correct lijkt, wordt de bal vaak mis geslagen, alleen al omdat de betekenis van ziekten in de loop der tijden blijkt te fluctueren. Zo was tyfus ooit gewoon ijlkoorts maar die term dekt heden een groot aantal uiteenlopende kwalen.2 En vanzelfsprekend houdt dat euvel ook vandaag nog stand, bijvoorbeeld voor ziekten die geplaatst worden onder de noemer 'kanker'. Door iets te benoemen, lijkt het wel alsof men het ook kent en via deze list slaagt men er wonderwel in om op grond van een diagnose die er helemaal geen is, allerlei behandelingen aan de man te brengen.
De redenen waarom het diagnosticeren vaak niet van een leien dakje loopt, zijn velerlei maar een niet te verwaarlozen factor is dikwijls de onderschatte moeilijkheidsgraad van het correct beschrijven van wat men meent waar te nemen. De waarneming op zich is al niet simpel doch het verwoorden van wat men meent te zien, te horen, te ruiken, te observeren en zo meer, is nog een ander paar mouwen en de geneeskunde is niet de enige menselijke bezigheid waarin zich dat probleem stelt: er bestaat geen tak van kennisvergaring waarin dit kwaad niet opduikt. Des te erger is dat omdat zoals gezegd het probleem op de koop toe wordt onderschat. Mensen zijn zich met andere woorden dikwijls helemaal niet bewust van de diepte van de kloof die gaapt tussen enerzijds datgene wat zij zien en anderzijds hun verslag van wat zij menen gezien te hebben. Uit een verleden onderzoek van de auteur dezer blijkt dat bezoekers van het Lam Gods retabel in de Gentse Sint-Baafskathedraal bij het verlaten van de kerk de vraag hoeveel panelen het altaarstuk telt, vaak prompt beantwoorden met: “Drie”; ook blijken zij gezien te hebben wat de gids hen heeft verteld - vaak veel minder maar zelden meer.
De discrepantie tussen de waarneming en de weergave daarvan heeft vele oorzaken maar voor een beter begrip is het vooreerst vereist om in te zien dat exacte beschrijvingen van onze waarnemingen a priori en zonder meer uitgesloten zijn en wel door de aard zelf van onze werkelijkheid. Immers, de wereld waarin de waarnemingen zich voltrekken en deze waarin zich het verslag daarvan situeert, zijn onderling fundamenteel verschillend - ze zijn zelfs discrepant. Waarnemingen voltrekken zich in wat wij grofweg als de stoffelijke wereld benoemen terwijl beschrijvingen de wereld van de geest betreffen. Edoch, ook waar men die twee tot eenzelfde werkelijkheid tracht te reduceren, krijgt men het probleem niet weg: een tekst bestaat enerzijds uit onstoffelijke want betekenisvolle woorden die ontkoppeld kunnen worden van hun substraat en anderzijds dus ook uit dat stoffelijke substraat, dat van papier en inkt is, van pixels op een scherm, of (in een binair systeem) herleid werd tot een zekere reeks van nulletjes en eentjes.
Welnu, wat alle positieve wetenschappen a priori al hebben gedaan, komt neer op een reductie van de twee genoemde werelden tot één en dezelfde werkelijkheid en meer bepaald betreft het daar een reductie tot de werkelijkheid van de stof, de zogenaamde materieel-energetische realiteit, waarbij dan gesteld wordt dat wat men het geestelijke is gaan heten, niet meer is dan een product van de hersenwerking, een werking van het leven of (in die optiek) van de materie. Bovendien wordt dat stoffelijke ook nog eens beschouwd als een constructie, als een samenstelling - ten onrechte, zoals de wijsgeer Augustinus van Hippo al in de vierde eeuw aantoonde: wij fabriceren ingewikkelde werktuigen uit eenvoudige elementen en dan projecteren wij dit proces op de werkelijkheid als zodanig en gaan wij ervan uit dat alle dingen, net zoals onze eigen werktuigen, maaksels zijn - uit eenvoudigere bouwstenen samengesteld. Onze kijk op de realiteit is microreductionistisch maar dit microreductionisme is een schromelijke denkfout die zich helaas hardnekkig doorzet. De positieve wetenschappen en uiteraard ook de geneeskunde lijden aan dat euvel.
De onmogelijkheid van een correcte diagnose heeft derhalve haar wortels in de aard van de positieve wetenschappen zelf, meer bepaald in de reductie van alle Zijn tot stoffelijkheid en het herleiden van alle dingen die gegroeid zijn tot constructies. En de oneigenlijkheid van die stellingnamen komt ook tot uiting in het probleem van de diagnosevorming of dus in de omzetting van waarnemingen gedaan in het fysieke veld naar een betekenisvolle tekst die zich aan zijn substraat en derhalve ook aan de stoffelijkheid onttrekt.
Diagnostiek betekent etymologisch inzicht of dus begrip of kennis maar in acht genomen het feit dat de geneeskunde geënt is op de positieve wetenschappen of dus op de kennis die enkel aanneemt wat kan worden aangetoond of bewezen (“ce qui peut être posé”) zal dit daardoor flink vertekende mensbeeld ook doorwegen op de kunde (van het genezen) die om die reden wel mank moet lopen.
Politiek begint met religiositeit. Priesters immers verstaan de kunst om mensen bang te maken en wie bang zijn, worden een makkelijke prooi voor profiteurs en uitbuiters. Dat zijn politici in wezen en wel onder het voorwendsel van het tegendeel: dienstbaarheid en offervaardigheid. Hypocrisie is in wezen een aas uitwerpen en wie bijten, aan de haak slaan want hypocrieten zetten hun slachtoffers op het verkeerde been en doen hen dan vallen ten bate van zichzelf. 'Religie' is etymologisch 'overgave', 'islam' is etymologisch 'onderwerping' en de christelijke ethiek is die van de nederigheid en de zelfopoffering maar in zijn Jenseits von Gut und Böse ontmaskerde Friedrich Nietzsche dit alles als reactionair gedrag: slaven dienen hun overheersers om geen andere reden dan om te kunnen overleven en omdat mensen het juk van verdrukkers niet kunnen verdragen, liegen ze zichzelf voor dat dienstbaarheid en nederigheid deugden zijn, vandaar 'die Umwertung aller Werte'. In het licht van die werkelijkheid is het kapitalisme ontstaan: de maatschappij werd een huishouden waarin onderlinge samenwerking geruild werd tegen onderlinge concurrentie en qua moraal is goed uitsluitend datgene wat de economie ten goede komt, wat wil zeggen dat men voortaan is onderworpen aan de oppergod Mammon. Het schrikbeeld van de golem werd bittere realiteit: zijn middelen overheersen de mens, het anonieme geld is koning, de heerschappij is in handen van een niet-persoon, een onmens, wiens economie uiteindelijk moet uitmonden in de oorlog die daarvan een verlengstuk is. Mensen mogen bestaan van zodra en zolang ze nuttig zijn om de banken te spekken: het teveel aan kinderen dient te worden geweerd en de ingreep wordt massaal gepland van voor de geboorte van de onschuldige slachtoffers. Zieken en gehandicapten worden aan de kant geschoven. Ouderlingen worden als een last aanzien en eenmaal zij in het ziekbed belanden, worden zij massaal, koelbloedig afgemaakt.
Dat laatste verdient hier onze aandacht omdat deze megaslachting aan het oog onttrokken wordt met middelen welke behoren tot het domein van de hightech, net zoals deze die worden ingezet voor de A.I., de sociale controle, het kernwapen en de biologische oorlogsvoering. Voor het afslachten van de economisch niet langer rendabele individuen worden specialisten gerekruteerd uit vrijwel alle wetenschappelijke sectoren, wat uiteraard de volslagen pervertering van de oogmerken van de menselijke kennis en kunde impliceert.
Zo wordt om te beginnen de uitroeiing van de ouderen reeds voorbereid middels de totaal leugenachtige maar desondanks wijdverspreide theorie van de overbevolking. Leugenachtig omdat overbevolking een zaak is van ecologische voetafdruk of van draagkracht: de aarde is overbevolkt (met mensen) van zodra hun verbruik (en hun vervuiling) groter wordt dan wat de aarde kan opbrengen. Uiteraard speelt daarin dan niet alleen het aantal mensen een rol maar evenzeer hun consumptiegedrag: gesteld dat de aarde tien miljard mensen kan dragen met elk een verbruik gelijk aan X, dan kan diezelfde aarde slechts vijf miljard mensen dragen met elk een verbruik van het dubbele van X, of twintig miljard mensen met elk een verbruik van de helft van X. Nu zorgt de huidige wereldpolitiek van ongelijkheid ervoor dat luttele percenten van de mensen het leeuwendeel van de vruchten der aarde opsouperen terwijl het leeuwendeel van de mensen het moeten stellen met bijna niets. Om het extreem te stellen, zou de aarde heel makkelijk honderd miljard paria's kunnen dragen zonder overbevolkt te zijn terwijl amper een paar honderd superrijken zouden volstaan om hem overbevolkt te maken. Dit wat betreft de leugenachtige 'overbevolkings'-theorie die wordt ingezet om de aan de gang zijnde genocide op de ouderen, die beschouwd worden als een last, mee te helpen 'verantwoorden'.
Wat betreft dan de wetenschappelijke aanpak van de massamoord zelf, wordt zoals ook al eerder gebeurde, de medische sector aangesproken. Het verhaal van de 'vrijwillige' euthanasie of de legale moord op verzoek en 'deskundig' uitgevoerd door artsen-beulen is ons bekend maar waar weerstand bestaat, sluipt het nieuwe en even bedrieglijke moordwapen van de zogenaamde palliatieve sedatie het terrein op van de uitroeiing. Het voorwendsel is pijnbestrijding maar de prijs daarvoor wordt verzwegen en met leugens toegedekt.
Op het internet en in allerlei brochures ten behoeve van de zieken en hun begeleiders doet men zijn uiterste best om de praktijk van de pijnbestrijding zalig te verklaren. Men 'waarschuwt' dat er heel wat misverstanden bestaan over het gebruik van pijnstillers, zoals de opiaten, de van opium afgeleide of naar het voorbeeld van opium gemaakte medicijnen zoals tramadol, morfine, oxycodon en fentanyl. Zij worden ingezet voor pijnbestrijding maar dat weten deze stoffen uiteraard zelf niet en zij doen gewoon hun ding terwijl de verzachting van pijn daarvan een soms welkome bijwerking is. De medicijnman zal spreken over pijnstillers met als bijwerking de werkingen waarvoor die stoffen niet bedoeld zijn maar die ze niettemin hebben en dat zijn er nogal wat.
Zo'n halve eeuw geleden deden in culturele netwerkorganisaties met christelijke wortels zoals het Davidsfonds sprekers de ronde van de Katholieke Universiteit van Leuven met voordrachten, getiteld: “De handel in blanke slavinnen”. Het was de bedoeling om vanuit katholieke hoek te waarschuwen tegen een oud gevaar dat na de 'bevrijding' van de zestiger jaren opnieuw de kop opstak en het gezinsleven bedreigde en dat gepaard ging met de verspreiding van het druggebruik. De sprekers hadden het over toen nog niet aldus genoemde 'loverboys' die maagden verleidden om hen dan aan zich te binden met eerst soft- en vervolgens harddrugs zoals heroïne, een variant van morfine. “U hebt wellicht al eens kiespijn gehad”, aldus werd de ernst van de zaak geïllustreerd: “dat is een vreselijke pijn die wordt veroorzaakt door het ontsteken van enkele centimeters zenuwen. Welnu, het menselijk lichaam telt vele kilometers zenuwbanen en bij wie aan heroïne verslaafd gemaakt zijn, gaan op het ogenblik dat ze de drug moeten ontberen die kilometers zenuwbanen allemaal ontsteken.” Waarmee duidelijk gemaakt werd dat voor heroïnehoeren geen weg terug bestond. Edoch, in fel contrast daarmee, verneemt men heden vanuit medische hoek dat pijnstillers weliswaar bijwerkingen hebben maar dat men er niet moet voor terugdeinzen omdat het nu eenmaal al te gek is om nodeloos te lijden.
Wat betreft het gebruik van opiaten bij terminaal zieken, kan verslaving uiteraard geen bezwaar zijn dat opweegt tegen het voordeel van de pijnbestrijding maar het zou wel eerlijker zijn indien de zieke ingelicht werd naar waarheid. Alvast is de voorstelling 'pijnbestrijding met bijwerkingen' bijzonder misleidend omdat niet alleen het gevoel dat wij benoemen als 'pijn' bestreden wordt: bijvoorbeeld ook de gevoelens van dorst en honger en de aandrang om naar adem te happen als het koolzuurgehalte in het bloed gaat stijgen, worden afgezwakt of blijven weg. Men voelt de nattigheid niet meer die het ontstaan van doorligwonden bespoedigt en ook de drang om zich in bed te draaien en te keren, verdwijnt. De eetlust, de bewegingsdrang en vele andere stimulerende gevoelens die tot actie aanzetten, blijven achterwege samen met de levensnoodzakelijke activiteiten die daaruit moeten resulteren zodat de slotsom van de zo geheten 'bijwerkingen' niets minder is dan de bespoediging van het levenseinde, waardoor geheel in tegenstelling tot de voorgewende bedoelingen, de zieke niet overlijdt in gevolge zijn ziekte maar in gevolge de 'geneesmiddelen', in casu pijnstillers.
Het zou eerlijk zijn de patiënt hierover in te lichten maar kennelijk is de druk van de economie zo groot dat men dit helemaal niet nodig acht. Hoe rapper de economisch onnutte burgers verdwijnen, des te beter voor de staatskas. En kijk, de teams voor palliatieve zorg werken gratis, zij verschijnen ongevraagd aan het bed van wie als ongeneeslijk staan geboekstaafd om op tijd en stond subcutaan een vergif toe te dienen dat dermate sederend is dat dit van het levenseinde van de betrokkene in welgeteld tien dagen een feit maakt.
(J.B., 1 september 2024)
27-08-2024
Tijdelijkheid
Tijdelijkheid
De gedachte dat een stad alle mensen die daar wonen overleeft terwijl zij zelf niet leeft dan bij de gratie van haar stervelingen, voedt de horror van het juk van een onwezen, geheel tegengesteld aan de haastig gefantaseerde, persoonlijke god. Alsook de gedachte dat de wereld geen bewustzijn heeft terwijl hij nochtans drager is van het bewustzijn van alle levenden die hem bevolken. De gedachte dat bewustzijn een product van evolutionaire ontwikkeling zou zijn terwijl die ontwikkeling zelf blindelings verloopt en helemaal gespeend is van wil en zelfbewustzijn, van doelgerichtheid en verlangen. Men zegt ook dat de mens die kan zeggen dat hij is, een product is van zijn burgerschap dat immers communicatie toelaat, dialoog, waarvan het denken slechts een afgeleide is, met name als een gesprek dat men kan voeren met zichzelf. Waar dan bevindt zich het bewustzijn, zo vraag ik u, of gelooft gij zoals ikzelf dat het helemaal niet is gebonden aan een plaats? Want dat kunnen alleen materialisten geloven, die wijzen naar het hoofd, het brein, de hersenen. Warempel denken deze laatsten dat het einde van het hoofd, ook het einde is van het bewustzijn, alsof het ook mogelijk ware dat het bewustzijn ergens in de ruimte zetelde en gevangen was op een plaats, zoals het lichaam, dat niet zonder reden de kerker van de ziel genoemd wordt. En als het denken niet door ruimte wordt beperkt, dan ook niet door de tijd - die twee bestaan tenslotte alleen binnenin de geest, zoals reeds Augustinus wist: de tijd bestaat enkel doordat wij een geheugen hebben en meer bepaald door de herinnering waar het de verleden tijd betreft en door de verwachting waar het gaat om de toekomstige. Edoch, herinneringen en verwachtingen kunnen pas ontspruiten aan een levend lichaam dat ook weet dat het bestaat, zodat we mogen zeggen dat het leven noodzakelijk voorafgaat aan de dingen die wij waarnemen, kennen en ook zijn: het lichaam en de wereld waar het in bestaat, de levende taal die door dode boeken wordt gedragen en door stenen beelden, door geluiden die vergroeien tot muziek en dans en spel en die tot leven worden gewekt door onze ogen en oren, zoals zij ook doen met alles wat de levende natuur te bieden heeft. Het lichaam met zijn zintuigen en zijn verstand wekt voor de duur van zijn bestaan de dingen uit hun schijndood op zoals tevens de duisternis doet met de fantomen waartoe de vampieren behoren, de spoken en ook de demonen. En zoals die schijnwezens zich weer haasten naar hun graf wanneer het licht van een nieuwe ochtend doorbreekt, zo ook vergaat het telkenmale de wereld van zodra de dood een gat slaat in de kerker van het lijf waar doorheen de ster haar stralen steekt om terug te halen wat zij ooit zo gul in bruikleen gaf.
(J.B., 27 augustus 2024)
18-08-2024
Oh dichosa ventura
Oh dichosa ventura (muziekvideo) - Lied op tekst van een mystiek gedicht (En una noche oscura) van San Juan de la Cruz.
Lied op tekst van het mystieke gedicht 'Donkere nacht' van San Juan de la Cruz (muziek en beelden: J. Bauwens, 2005)
12-08-2024
De 'goede moord'
De 'goede moord'
“Als u zich palliatief laat begeleiden, hebt u recht op twee keer zevenhonderd euro en daar komen dan nog een aantal profijten bij”, aldus de vertegenwoordiger van het team aan het bed van een patiënt op wiens rapport geschreven staat dat ergens in zijn lichaam een verdikking te situeren is welke wordt aangeduid als een 'vermoedelijk carcinoom'. Tot zo ver de reclame voor palliatieve sedatie. Voor de patiënt cruciale vragen naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting worden prompt beantwoord met nog een ander soort van reclame: “Het heeft geen enkele zin om pijn te lijden.”
De hele boodschap is nog een stuk langer maar als we al even mogen stilstaan bij die uitspraak, moet worden opgemerkt dat in een tijdspanne van amper één generatie de moraal een draai van honderdtachtig graden lijkt gemaakt te hebben. Niet zo lang geleden werd op school nog onderwezen dat de brede weg bergaf recht naar de hel voert, terwijl enkel wie het smalle steile pad beklimmen, het geluk zullen bekomen.
De moraal die pijn identificeert met ongeluk en genot met geluk, wordt verdedigd door onder meer de atheïst en utilitarist Peter Singer en heet 'sentiëntisme'. Uiteraard zijn de daar aangewende criteria kaduuk, alleen al omdat zonder (pijnlijke) inspanningen en zelfopoffering, menselijke prestaties van betekenis vrijwel onmogelijk worden. De realiteit is complex en laat zich niet inpassen in simplistische categorieën. De mening dat leven zonder lijden mogelijk kon zijn, getuigt van verregaande onwetendheid, om te beginnen onwetendheid omtrent de natuurwetten, omdat het leed een noodzakelijkheidsvoorwaarde is voor het bewustzijn.
Nadat de kaduke these werd uitgesproken dat het geen zin heeft om pijn te lijden, vervolgt haar verdediger zijn pleidooi met de volgende explicatie: “Uiteraard hebben pijnstillers mogelijkerwijze bijwerkingen maar dat geldt voor alle medicijnen en het is derhalve geen reden om ze van de hand te wijzen.”
Op te merken valt vooreerst dat deze uitleg helemaal geen antwoord bevat op de gestelde vraag, namelijk de vraag naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting. Bovendien wordt die uitleg vaak nog gevolgd door een argument dat ongevraagd het standpunt van de vertegenwoordiger van het palliatieve team kracht bijzet en dat luidt: “Als ik de keuze had tussen het verbijten van de pijn en enkele maanden korter leven, dan zou ik beslist niet twijfelen om te kiezen voor een 'comfortbehandeling'”, waarmee dus bedoeld wordt dat het 'vanzelfsprekend' verkieslijk is om pijnstilling met levenstijd te betalen.
Het 'vanzelfsprekende' is gewijzigd, en dat is het zogenaamde 'gezond verstand'. De Angelsaksische benaming voor gezond verstand, 'common sense', verraadt dat het hier gaat om (morele) opvattingen welke door een meerderheid worden gedeeld. Echter, in acht genomen het feit dat ethische standpunten ontstaan door de interiorisering van met sancties opgelegde wetten en regels, verandert het vanzelfsprekende met de wetgeving mee: wat zogezegd 'vanzelf spreekt' in het hoofd van een christen, klinkt heel anders in het hoofd van een atheïst; wat 'common sense' is in een democratie, is dat niet in een dictatuur. In zijn brieven, welke het katholicisme schragen, schrijft de apostel Paulus dat het pas zijn kennis van de wet is geweest die hem het onderscheid tussen goed en kwaad heeft duidelijk gemaakt: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.1
Waar het amper enkele generaties geleden zonde heette om zichzelf van het leven te benemen, worden vandaag artsen die de eed van Hippocrates hebben afgelegd (waarvan de eerste regel luidt dat men zijn medische beroepskennis niet mag aanwenden om aan mensen schade te berokkenen), door hun (door politici gedirigeerd) syndicaat gedwongen om aan 'terminale' patiënten mede te delen dat het tot de legale mogelijkheden behoort om zijn leven te laten beëindigen, en wel door artsen. Men neemt aan dat het dan niet gaat om zelfmoord en ook niet om moord maar wel om medische hulp bij het bestrijden van pijn. Dat die hulp dan bestaat in het vermoorden van degene die pijn zegt te lijden, blijkt geen obstakel omdat men gelooft dat het een legitiem standpunt is om ervan uit te gaan dat de dood verkieslijker is dan het leven van zodra dat leven gepaard gaat met ('ondraaglijk') lijden. Nog één stap en artsen worden niet alleen verplicht om aan de patiënt de mogelijkheid van euthanasie kenbaar te maken maar ook nog om die uit te voeren.
Euthanasie is immers vooralsnog mogelijk op basis van vrijwilligheid, wat betekent dat niemand er in feite recht kan op hebben omdat dit recht dient verzekerd te worden door een plicht, die de plicht is tot moord. We zijn nog niet zo ver dat artsen en dus mensen die zich inzetten voor het leven van hun medemensen, worden verplicht om deze medemensen om te brengen maar wanneer artsen hiertegen in het verzet zouden gaan, ziet het er naar uit dat met het oog op het doordrukken van de kaduke wetten van het hedendaagse totalitarisme, apothekers, verplegers, sanitaire helpers en tenslotte gewoonweg beulen zullen worden aangesteld voor deze vorm van 'pijnbestrijding'.
'Euthanasie' betekent 'goede dood', wat een bijzonder misleidende benaming is omdat zij op de keper beschouwd niet zozeer de dood verkapt welke ons aller noodlot is en derhalve onafwendbaar, maar wel een doodslag met voorbedachten rade, of beter nog: een gecamoufleerde moord. En het is de wetgever die de camouflage voltrekt. In een democratie is de wetgever het volk of de meerderheid van het volk. Bij euthanasie is derhalve geen genocide aan de orde of dus niet een moord (van een enkeling) op een volk maar, omgekeerd, een moord van een volk op (telkens) een enkeling. Waar deze enkelingen groot in aantal zijn, is derhalve sprake van een volkszelfmoord, een genosuïcide.2
(J.B., 12 augustus 2024)
1Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7.
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 3)
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 3)
De illusie van vooruitgang wordt gecreëerd door al degenen die het niet te best getroffen hebben, te elimineren. Het onmiddellijke resultaat daarvan is immers dat de resterende exemplaren van de menselijke soort de koek kunnen verdelen onder een geringer aantal, wat wil zeggen dat elkeen nu een groter stuk krijgt toebedeeld. De gemiddelde mens is nu rijker en gezonder, er zijn minder of zelfs geen gehandicapten meer en nu ook de oudjes de zegen van de euthanasie hebben kunnen smaken, lijkt het niet alleen alsof er alleen nog jonge mensen op aarde zijn: alles heeft er nu de schijn van dat de ouderdom werd overwonnen, ja, dat de mens de eeuwige jeugd verworven heeft. En dat alles dank zij de wetenschap, die nu immers alle artsen heeft vervangen door beulen, die middels een stringente logica alle economisch onnuttige elementen heeft uitgeschakeld en die, nu er geen zieken meer bestaan, zowel de volksgezondheid dient als de economie, die niet langer gebukt gaat onder het juk van onproductieven.
Het marginaliseren van de te elimineren zeven en een half miljard geschiedt uiteraard met de wetenschappelijke methode en dat wil zeggen middels heuse examens. Zo worden oudjes ertoe verleid om zich een test te laten afnemen waarop zij op een grote plastieken horloge de tijd mogen aflezen of de wijzers op een aangegeven uur mogen zetten. Zij moeten kunnen zeggen wanneer zij geboren zijn, in welk jaar we heden leven, hoe hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen heten, wat ze die middag hebben gegeten en wie van de partij waren in de jongste aflevering van Thuis. Slagen zij niet in de test, dan krijgen zij een slecht rapport en dat rapport wordt bijgehouden door het medisch korps om te zijner tijd te worden opgedist: meneer Van Appels?
– Jawohl?
Meneer Van Appels spreekt Duits voor de grap maar hij zal niet blijven lachen.
– U komt in aanmerking voor vervroegde euthanasie.
– Pardon?
– Wat ik zei. U bent gezakt voor de test.
– De test!?
– U weet het natuurlijk niet meer, meneer Van Appels, want u bent dementerende. Maar maakt u zich geen zorgen, wij houden altijd heel discreet alle uitslagen bij op de medische webstek.
– U kent ze niet uit het hoofd? Maar u bent zelf dementerende!
– U zult niet blijven lachen, meneer Van Appels: morgen is het uw beurt en daarna wordt u bijgezet.
– Maar ik ben verstrooid!
Meneer Van Appels gelooft echt dat het allemaal voor de grap is, hij kan zich niet indenken dat ze het menen met de massamoord, hij stamt nog uit een ander millennium, een tijd waarin de genocide nog als een grote misdaad gold maar vandaag denken wij daar gelukkig allemaal helemaal anders over.
Mevrouw Pallas is een ander geval: ingevolge een mismeestering bij een operatie zo'n kwarteeuw geleden zit zij nu met ontstekingen en durft haar weerstand het te begeven dan dreigen die in kanker over te gaan. Zij bevindt zich heden in een grijze zone maar haar artsen vinden de diagnose 'kanker' verkieslijker omdat een vroege behandeling een slok op de borrel schelen kan inzake overlevingskansen. Daar staat natuurlijk tegenover dat kankerbehandelingen helemaal niet zonder bijwerkingen zijn en die zijn soms ook blijvend en vaak bewust met dodelijke afloop omdat men er vanuit gaat dat deze klasse van patiënten sowieso de honderd waarschijnlijk niet zal halen. Anderzijds is er tevens het onvermijdelijke economische luik: als kanker ongeneeslijk is, kan men met de betrokkene de palliatieve toer op, wat jammer is voor hem of haar maar wat dan toch weer middelen vrijmaakt die kunnen worden ingezet voor verder medisch onderzoek gericht op de optimalisering van de overlevingskansen in de toekomst want universiteitsprofessoren kunnen uiteraard niet altijd gratis laboreren.
Na een kuur in de kliniek popt net voor haar ontslag een vertegenwoordigster op, prompt bij haar bed, om haar wat inlichtingen te verschaffen over het opstarten der palliatieve zorgen. Zij komt in naam van een vzw die op en top en up to date geïnformeerd blijkt over de toekomstperspectieven van mevrouw Pallas die zelf nog niet eens heeft vernomen hoe zij eraan toe is omdat de behandelende artsen niet aanwezig zijn. De ontslagbrief is nog niet klaar maar dit team werd al gealarmeerd en is present, van de partij, voor alle zekerheid: zaken zijn nu eenmaal zaken. Monter en blij onthult de vertegenwoordigster aan de patiënte hoeveel profijt zij zich kan doen als zij maar meteen intekent voor de dienstverlening in kwestie. Naast een comfortbehandeling met medicijnen biedt het team ook nog psychologische bijstand aan, sociale interventie en hulp inzake alle mogelijke financiële perikelen, rechtsbijstand en noem maar op. Mevrouw Pallas wordt andermaal uitgenodigd zich te laten testen op dementie want dat maakt sowieso een heel verschil, daarvan kon de heer Van Appels meepraten die intussen helaas in het mortuarium is beland. De namen der behandelende anesthesisten achter het palliatief supportteam blijven vooralsnog verholen, net zoals deze artsen zelf en de vertegenwoordigster van het team wil aan mevrouw Pallas, wiens situatie zij grondig blijkt te kennen, alleen haar voornaam kwijt - om het tussendoor maar eens te hebben over discretie - en het doet haar denken aan de juffrouw van haar bank die naar eigen zeggen Daisy heet maar die de vraag: “En verder?”, beantwoordt met een vervelende stilte.
Mevrouw Pallas werd overigens reeds bij de aanvang van haar behandeling door de specialist ter zake uitgenodigd om een document te ondertekenen dat men haar mag “laten gaan” ingeval zij een hartstilstand zou doen tijdens een ingreep met betrekking tot haar ziekte. De specialist vertelde haar dat wie een reanimatie overleven, daarna dikwijls verder moeten als een plant en dat lot kan toch niemand zichzelf toewensen? Mevrouw Pallas dacht nochtans dat het aan de patiënt was om dit aan te vragen omdat die tenslotte een leven lang trouw de niet geringe bijdrage heeft gestort welke recht geeft op hulp bij gezondheidsproblemen, waaronder hartstilstanden vallen. Maar neen, blijkbaar gaat men ervan uit dat patiënten er niet van op de hoogte zijn dat medische interventies wel eens heel anders kunnen uitpakken dan door hen verhoopt en wel zo vaak dat specialisten hen al van bij de start aanmanen om daar resoluut van af te zien. Zij moeten wel een document ondertekenen, uiteraard, want men kan een mens niet zomaar de bijdragen ter waarde van zowat een derde van een levenslang arbeidersloon afhandig maken. Toch volstaat het in de meeste gevallen bij zieke ouderlingen om hen onverwacht en ongevraagd met een lijden erger dan de dood te confronteren, teneinde de genoemde middelen in minder nog dan één minuut buit te maken. Alles verloopt wettelijk, of toch bijna, en waar dit niet zo is, gaat het uiteraard om geringe aanpassingen van het protocol, met de allerbeste bedoelingen. Wie het document ondertekenen, krijgen warempel het gevoel dat alles okidoki is, opgelost en safe. Al kan niemand hen beletten om te zien hoe het er echt aan toe gaat: de behandelende specialist wordt op de vingers getikt door een strenge hoofdverpleegster die het ziekenhuis vertegenwoordigt en het ziekenhuis wordt door de farmacie bestuurd, het grote geld dat investeert in zaken waar het vat op heeft en die het een richting geven kan of manipuleren. En uiteraard werken de farmareuzen samen met de toppolitici: zij vormen een elite die de zaken regelen achter onze rug onder de meest welluidende voorwendsels, of wat dacht u dan van 'volksgezondheid' en van 'mensenrechten'? Uiteraard is het hen om besparingen te doen, het liquideren van de zeven en een half miljard die de aarde overbevolkt maken. Ja, de elite vindt dat een half miljard genoeg is en zij maakt haar eigen meningen tot wet, ook als zij niet bestaat uit redenaars, geleerden of filantropen maar uit hersenloze walrussen en hun gevolg, die elkaar publiekelijk te lijf gaan met verwijten in een taaltje dat zelfs de paupers behept met plaatsvervangende schaamte.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 31 juli 2024)
30-07-2024
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 2)
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 2)
De allerkostelijkste illusie bestaat, zoals gezegd, in het tot stand komen van een 'elite', niet via superprestaties maar middels de uitschakeling van zekere subgroepen van de menselijke soort, zodat die elite helemaal niets aan zichzelf te danken heeft daar zij door eliminatie van anderen tot stand kwam. Het bepalen van de te elimineren subgroepen geschiedt door een systematische marginalisering van mensen op grond van kenmerken die ongewenst worden geacht en dat kunnen vermeende raskenmerken zijn - vermeend omdat er helemaal geen mensenrassen bestaan - ofwel eigenschappen die door de elite worden gelaakt, zoals bijvoorbeeld een meer dan gemiddelde intelligentie. Het bloedbad van Katyn is een berucht voorbeeld hiervan: in 1940 werden 22.000 Poolse officieren en leden van de intelligentsia vermoord door de geheime dienst van de USSR (tot 1990 werd volgehouden dat de Duitsers hiervoor verantwoordelijk waren), uiteraard omdat intellectuelen door dictators gevreesd worden.
Wanneer een financiële elite (en in een kapitalistisch bestel betekent dat de elite zonder meer) van oordeel is dat op deze aarde zeven en een half miljard mensen rondlopen die haar overbevolkt maken, dient zij die mensen te elimineren, zo niet zou zij aldus erkennen dat haar oordeel waardeloos is. Overeenkomstig de kaduke politieke logica van het nazisme dat over de volksgezondheid spreekt alsof het daar geen politiek maar een medisch probleem betrof, vangt men twee vliegen in één klap wanneer maar meteen de armen worden opgeofferd en de rijken gespaard. De armen die immers teren op anderen, de nog ongeborenen die een makkelijk weg te nemen dreiging vormen, de zieken en de ouderlingen die eveneens economisch onnuttig zijn alsook nog andere groepen van mensen die men haat, veracht of verwenst om ongeacht welke reden. Wat betreft de groep van economisch onrendabele mensen die naar het oordeel van de elite sowieso niet lang meer te leven hebben, geldt de bijzonder frappante logica dat die maar beter meteen kunnen worden opgeruimd en het loont de moeite om heel even bij deze bijzondere logica stil te staan.
De reden waarom wij bij deze logica moeten stilstaan, ligt in het feit dat de daar onderliggende redenering helemaal geen hout kan snijden: zij is een voorwendsel dat even doorzichtig is als lichtschuw omdat het hier gaat om een vrijbrief voor (massa)moord en het moordwapen is in dit geval een kaduke redenering.
Omdat in een kapitalistisch bestel het economisch nut de menselijke eindwaarde is, zullen daar de economisch onnuttige mensen als eersten voor de bijl gaan. Dat zij ziek zijn ofwel oud, is een reden om hen te verzorgen en kan uiteraard geen reden zijn om hen te doden: als reden om over te gaan tot moord, is het een voorwendsel dat veel te weinig mensen kan overtuigen en dat om versterking vraagt als het een argument wil kunnen zijn voor genocide. Vandaar voegt men aan dat kaduke argument een tweede toe - al even kaduuk als het eerste, maar doordat er dan niet één doch twee argumenten bestaan, kunnen (immers door de macht van het getal) al meer tegenstanders van de massamoord aan het twijfelen worden gebracht. Dat tweede argument verkapt een verwisseling van enerzijds de noodlottige uitkomst van een mensenleven met anderzijds de bestemming daarvan.
De noodlottige uitkomst van terminaal zieke mensen alsook die van hoogbejaarden, is het levenseinde, aldus redeneert men, en dus is dat ook de bestemming van het leven van deze mensen. Nu zal niemand het in twijfel trekken dat de weg naar die bestemming bijzonder lastig is en derhalve kan hij maar het best worden ingekort, zodat men niet langer moet spreken over mensen die gedood worden maar wel over mensen die men een handje moet helpen om hun bestemming te bereiken. En door dit te doen, bekort men meteen hun lijdensweg. En geef nu toe: zijn ze niet echt succesrijk, die twee spreekwoordelijke vliegen in één klap?
Het probleem is wel dat niet alleen ouderlingen moeten opkijken tegen de aftakeling en de dood: als wij voor een keertje heel eerlijk mogen zijn, moeten wij allen toegeven dat aan dit trieste lot nog geen enkel exemplaar van de menselijke soort is kunnen ontsnappen. Nochtans denkt men er niet aan om de redenering dan ook uit te breiden van ouderlingen naar mensen van middelbare leeftijd en naar jongeren toe, al schrikt men er niet voor terug om dan weer wel de ongeborenen met de ouderlingen over eenzelfde kam te scheren. Er zit dus een reukje aan het argument dat om die reden alle argumenten die nog meer versterking kunnen brengen, kaduuk of niet, van ganser harte welkom heet. En dan begint het afpingelen, het gedoe dat men zich herinnert van de venters aan hun kramen op de markten, met 'een beetje' en 'veel', 'kortstondig' en 'langdurig', 'erg' en 'minder erg', 'draaglijk' en 'ondraaglijk' en ga zo maar door. Abortus mag tot zoveel weken, morgen doen wij er weer een weekje bij, overmorgen een tweede, hangt ervan af wat de oppositie beslist en of er zaakjes kunnen gedaan worden en oogjes dicht geknipt. Is dit een mens? Neen, dit is nog geen mens, een eikel immers is geen eik. Ofwel: neen, dit is geen mens meer, dit was een mens, de dood is eigenlijk reeds achter de rug, er kan derhalve van moord al helemaal geen sprake meer zijn. Ofwel: dit zijn geen mensen, zij hebben alleen het uiterlijk van mensen, wij denken ten onrechte dat zij mensen zijn, we doen hun onrecht aan door hen als mensen te behandelen en bovendien: zij lijden dermate dat het voor hen beter was als zij er niet waren; laten we dus maken dat ze er gauw niet meer zijn. Aldus verloopt de marginalisering van zekere subcategorieën van de menselijke soort door wie zich elitair zijn gaan wanen omdat zij zich hebben rijk gestolen. En die beweringen vragen uiteraard om enkele concrete voorbeelden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 juli 2024)
29-07-2024
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie
Tegen heug en meug getuigen heden acht miljard mensen hoe in het machtigste land ter wereld op een podium bestemd voor de topredenaars die presidentiële kandidaten horen te zijn, hersenloze walrussen elkaar te lijf gaan met verwijten in een woordenschat die zelfs de meest onderontwikkelden van het mensdom beheppen met plaatsvervangende schaamte. De actoren in dit walgelijke spektakel vertegenwoordigen het kruim van de mensheid, tot stand gebracht met de pikorde, de maatschappelijke afspiegeling van de wet van de jungle, het recht van de sterkste, de'survival of the fittest' van de sociaal darwinist, de liberaal Herbert Spencer. Rijkdom wordt daar beschouwd als kenmerk van bekwaamheid terwijl elkeen weet dat weelde de vrucht is van genadeloze uitbuiting, ongelijkheid en discriminatie welke niet resulteren uit humane samenwerking gestuurd door de rede maar uit de animale strijd die het kapitalisme kenmerkt, het racisme en het imperialisme.
In de pikorde is een selectieproces aan de gang gebaseerd op de systematische uitschakeling van zekere categorieën van mensen met alle mogelijke middelen en derhalve met geweld. De top komt met andere woorden niet tot stand door constructieve superprestaties zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de sport maar wel door superbedrog, list en geweld, met andere woorden: destructie. Dat verklaart meteen waarom op een podium bestemd voor politieke verkiezingsdebatten geen redevoeringen te zien zijn maar wel beestachtige vertoningen die lach- en meelijwekkend waren als zij geen gevaar betekenden voor de wereldvrede.
Eliminatie leidt nooit tot hogere toppen, het is de tactiek van de nazi's die de zieken niet genezen doch euthanaseren en waarbij artsen functioneren als beulen. Eliminatie is het zich boven anderen verheffen, niet door te klimmen maar door die anderen te vellen. De resultante van eliminatie is allerminst prestatie en vooruitgang, integendeel: de systematische uitschakeling van mensen onder het voorwendsel van de verbetering van de soort, laat niet de meest bekwamen overschieten maar daarentegen de gewetenloze schurken. Deze laatsten vinden hun bedrieglijke listen geniaal en wie zich door goedheid laten leiden, zetten zij weg als dom, als 'losers'.
Vooruitgang kan in die gang van zaken alleen nog een kostelijke illusie zijn waarbij de elite wordt gevormd door wie het lef hebben zich te verrijken op de kap van anderen. Om de illusie van de eigen voortreffelijkheid kracht bij te zetten, worden middels achterklap die voor wetenschap moet doorgaan, systematisch categorieën van mensen gecreëerd met de bedoeling zich dan van hen te kunnen onderscheiden, hetzij door hen op de een of andere manier te brandmerken, hetzij door hen te vernietigen maar meestal door de combinatie van deze twee tactieken.
Het begint met de zeven en een half miljard die gecategoriseerd worden als “zij die de aarde overbevolkt maken”: ze zijn er teveel en het is de logica zelve dat zij derhalve moeten 'verdwijnen' - wat uiteraard niet vanzelf zal gebeuren. En om maar meteen “twee vliegen in één klap” te vangen, zoals zekere vooraanstaanden het uitdrukken, zullen uiteraard de 'besten' overgehouden worden en de minderwaardigen geëlimineerd: in een kapitalistisch bestel zoals hoger beschreven, betekent dat dan dat de zeven en een half miljard die op de schop moeten, de vierennegentig percent armen zullen zijn, zodat de aarde dan toekomt aan de zes percent rijken - zoals hoger uitgelegd, de schurken. Uiteraard leidt het geen twijfel dat zij zich zullen blijven 'verheffen' middels eliminatie na de creatie van steeds weer nieuwe 'losers', wat onvermijdelijk eindigt in het verdwijnen van de soort.
Zoals gezegd is in dit proces (dat in feite een reces is) de creatie van 'minderwaardigen' een cruciale fase en zo gaat men de ongeborenen doden omdat zij (nog) geen burgerrechten genieten, men zal de ouderen euthanaseren omdat aldus maar weinig levensjaren verloren gaan terwijl middelen vrijkomen voor de nog economisch rendabele groepen en ook de dementerenden dienen te worden uitgeschakeld daar zij in feite zichzelf overleven en dus eigenlijk reeds dood zijn, zoals men dat dan ziet. Het verder doortrekken van die logica zal niet minder betekenen dan een terugkeer van de uitroeiingskampen onder een andere en veel moeilijker te bestrijden gedaante.