Uit een enquête (de jaarlijkse Healthy Minds Study) gehouden onder zowat een half miljoen Amerikaanse studenten blijkt, zoals reeds bekend, dat depressie en suïcidaal gedrag drie keer vaker voorkomen dan elders, met discriminatie als belangrijkste oorzaak, waarbij LGBTQIA+-leden ook minder blijken te kunnen rekenen op de steun van de eigen familie omdat de (onpersoonlijke) kuddegeest (verwant met discriminatie en met egoïsme) primeert. Nieuw is echter wel het gegeven dat, vergeleken bij vijftien jaar geleden, nu vijf keer meer studenten zichzelf als LGBTQIA+ beschouwen: 19 in plaats van 4 percent.1
Edoch, de feitelijkheid van discriminatie in acht genomen, kan worden aangenomen dat een groot deel van de LGBTQIA+-ers nog altijd in de kast zitten, wat betekent dat het aandeel van die minderheid in werkelijkheid nog (veel) groter is. Volgens onze eerder geuite vermoedens is dat aandeel in oorsprong fifty-fifty maar wordt het geremd omdat de betrokken genen minder vaak worden voortgeplant.2
Blijkbaar moet een grotere rol worden toegekend aan verborgen variabelen, zoals hypocrisie of de discrepantie tussen een voorgewende realiteit (schone schijn) en de authentieke, wat te maken heeft met het euvel van de middeldoelomkering dat sinds de intrede van het bedrog als onderdeel van de struggle for life, mens en dier corrumpeert.
Dat de praktijk van palliatieve sedatie en euthanasie zou bijdragen aan een menswaardiger bestaan, is een belijdenis die men enkele jaren geleden op Tv kon horen uit de mond van een van de zelfverklaarde voortrekkers van onze hedendaagse euthanasiewetten, en wel in het kader van diens verontwaardigde reactie op tegenstanders van die wetten waarbij de pionier in kwestie zijn concept van mensonwaardigheid illustreerde met het voorbeeld van de patiënt die met zijn eigen fecaliën speelt.
Deze curieuze maar naar mijn mening vooral gevaarlijke opvatting over menswaardigheid vindt men terug in Hitlers nazistische ideologie waar immers verafgood werden wie geleken op de Germaanse goden maar vermaledijd wie minder bedeeld waren met (Arische) schoonheid en charme en op deze laatsten sloeg dan de veroordeling “lebensunwerten Lebens”, met in haar zog de Shoah, de massamoord op wie niet beantwoordden aan het ideaalbeeld van de occulte sekte waarvan de Führer deel uitmaakte.
Jegens een zieke die met zijn fecaliën speelt, zijn beschuldigingen en bestraffingen uiteraard ongepast daar een gebrek diens onschuld garandeert - de term 'mensonwaardig' past alleen bij het onbegrip daarvoor. Wie zich laten leiden door een fysieke afkeer voor een wantoestand waarbij zij bovendien de schuld schuiven in de schoenen van het slachtoffer, bekleden zelf de dadersrol en het kwaad dat zij geloven te ontwaren, bestaat uitsluitend in hun eigen ogen. Zij onderscheiden zich niet van wie eer verwisselen met pronkzucht en een gebrek aan praal met schande.
Zelfverklaarde pioniers van zogenaamd menswaardig sterven met dergelijke kaduke opvattingen over die menswaardigheid kunnen slechts de wegbereiders zijn voor een nieuwe holocaust.
(J.B., 24 oktober 2024)
22-10-2024
Pijnstillers
Pijnstillers
Als men van een bezit af wil, kan men het weggooien maar het is onmogelijk om zich te distantiëren van zijn pijn omdat men ermee samenvalt: ik ben de pijn die ik heb. Een definitie van pijn is dan ook: datgene waarvan men zich niet kan bevrijden (om die reden dat men zich niet kan bevrijden van zichzelf). Pijn (als men die zegt te hebben) is datgene waarmee men onherroepelijk samenvalt. Men kan zich pas bevrijden van zijn pijn in de mate dat men bereid is zichzelf te verliezen. Pijn is de toestand die men niet kan willen omdat men niet kan willen niet te bestaan: een niet-bestaan zou de wil zelf opheffen.
Een keuzedaad stellen is een mogelijkheid realiseren (waardoor uiteraard andere mogelijkheden onontgonnen blijven) maar de keuze om “geen pijn” te hebben, heeft helemaal geen onderwerp omdat het complement van pijn geheel onbepaald moet blijven. Waar men alsnog gelooft die keuze te kunnen maken, wenst men in feite dat zich het onmogelijke realiseert: een pijnloos bestaan. Maar een wens is een wil die abstractie maakt van de realiteit en is derhalve een wil zonder recht op bestaan; hij kan slechts bestaan in de droom.
Gesteld dat men zich van zijn pijn kon bevrijden door uit het leven te stappen, dan stelde zich onmiddellijk de vraag waar men dan wel terecht kwam. De uitdrukking vervalst met andere woorden wat werkelijk gebeurt door de mogelijkheid te accepteren dat men kon ontsnappen aan zichzelf. Maar hoe vrij kon dan degene zijn die zich van zichzelf bevrijdde!?
Pijnstillers worden soms voorgesteld als middelen die de pijn stillen mits de acceptatie van bijwerkingen maar zo wordt de realiteit geperverteerd omdat de bijwerkingen te maken hebben met de bestaansvoorwaarden voor de pijn. Is het niet eerlijker om te spreken over middelen die de bestaansvoorwaarden beperken met als (verlangde) bijwerking het beperken van pijn? Om die reden ook behoren pijnstillers zonder bijwerkingen tot de wereld van de fictie.
De vraag lokt het aanbod uit en zo iets onmogelijks wordt gevraagd, eist de markt dat zich alsnog een aanbod aandient dat dan uiteraard een bedrieglijk product zal zijn in die zin dat zijn nadeel het voordeel ervan opheft: pijnstillers heffen met de pijn ook de drager ervan op.
Bij sedatie wordt de pijnloosheid aangeboden die men verkeerdelijk gelooft te kennen omdat men de pijn kent. Maar de dood waarvan sedatie het masker is, kent niemand. Vandaar is sedatie een lokaas van de dood.
De keuze voor pijnloosheid met als uiteindelijke bijwerking de dood heeft tot voorwerp een onbekende. Niemand is in staat om vrij te kiezen voor sedatie omdat men niet vrij kan kiezen voor iets dat men niet kent. De activiteit van wie geloven te kiezen voor sedatie, heeft daarom niets met kiezen te maken doch alles met gokken. Wie zich in wat andere bewoordingen (laten) sederen, weten niet wat ze doen: zij weten wel waar zij niet terecht komen maar zij verkeren in volstrekte onwetendheid over de toestand waarin zij wél zullen belanden. “Uit het leven stappen” is een bijzonder misleidende uitdrukking waarmee in een nieuwe marktsector in specifieke ficties onnadenkenden te grazen worden genomen; de handelaars in die ficties zijn dan ook de enigen die daar garen bij spinnen.
De promotie van euthanasie is het aanprijzen van een volstrekt legale en derhalve onbestrafte moordpartij onder het voorwendsel van het fictieve goed dat het complement van pijn in wezen is. Bij palliatieve sedatie wordt de verkapping van de feiten slechts vervolmaakt.
(J.B., 22 oktober 2024)
19-10-2024
De hergeboorte van de kwakzalverij
De hergeboorte van de kwakzalverij
(Uit: Panopticum Corona, pp. 1041-1050 - tekst d.d. 24 maart 2021)
1.
Zieken moeten geholpen kunnen worden en met het oog op het bieden van (de best mogelijke) medische hulp worden mensen opgeleid tot arts en dan als zodanig wettelijk erkend. Studenten die niet slagen voor een vak, worden terecht beschouwd als onbekwaam en zij krijgen dan ook niet het recht om het vak in kwestie uit te oefenen en uiteraard wordt dat recht sowieso onthouden aan wie helemaal geen opleiding hebben gehad: dat geldt voor elk vakgebied en dus ook voor de geneeskunde. Wie zich dan wars van alle wettelijke bepalingen alsnog aan anderen gaan opdringen als genezers, maken zich schuldig aan een vergrijp genaamd kwakzalverij. Al moet hier volledigheidshalve worden aan toegevoegd dat ook artsen die eigenzinnige geneesmethoden aanwenden, van kwakzalverij beschuldigd kunnen worden.
Kwakzalvers brengen het leven van anderen in gevaar omdat zij onder valse beloften mensen kunnen afhouden van daadwerkelijke hulp of hen met oneigenlijke behandelingen alleen maar zieker maken. Soms doen zij dat opzettelijk, bijvoorbeeld omdat zij munt proberen te slaan uit het leed en de onwetendheid van anderen maar veel vaker wordt dit bedrog nog overtroffen door een specifiek zelfbedrog, namelijk een ziekelijke zelfoverschatting - een grootheidswaan - vanuit een volstrekte afwezigheid van zelfkritiek gekoppeld aan een even schromelijke onderwaardering van de rechtsstaat en van het beroep in kwestie.
De opkomst van kwakzalverij in recente jaren vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en zij kan grotendeels verklaard worden door een groeiend en vaak terecht wantrouwen in de reguliere geneeskunde die, net zoals vele andere maatschappelijke sectoren, in de kwalijke greep zitten van een kapitalistische economie. Die berust namelijk op de perversie van de middeldoelomkering waarbij in dit specifieke geval niet het bieden van hulp aan de zieke vooropstaat maar wel het maken van winst middels het voorwenden van hulp. De hulp is dan niet langer het doel maar het als doel voorgewend middel terwijl het ruilmiddel (geld) wordt nagestreefd als doel. Niet het genezen van de zieke maakt de genezer gelukkig doch het bekomen van winst.
In neoliberale maatschappijen gaat deze perversie zo ver dat aan de zieke die niet (meer) kan betalen, hulp wordt onthouden: iemands ziekte wordt als chantagemiddel aangewend, als middel om hem geld te ontfutselen. Het buitenproportioneel financieel succes waarop de farmaceutische industrie vandaag boogt, kan de feitelijkheid van deze rampzalige gang van zaken alleen maar waarschijnlijker maken. In de etalage van de winkel van een nochtans regulier gestudeerde apotheker vindt men steeds meer prullen die met geneesmiddelen helemaal geen uitstaans hebben maar die wel geld in het laatje brengen omdat zij door bedrieglijke reclame worden gepromoot.
Het spookbeeld van de hel in een hiernamaals lijkt met de afgang van de religies vervangen door het spookbeeld van een hel in het hiernumaals: de vrees om kwaad te ondergaan is in de plaats gekomen van de vrees om kwaad te doen. In wat andere bewoordingen betekent deze fundamentele omslag dat samenwerking nu werd vervangen door concurrentie: het recht van de sterkste of de wet van de jungle verovert steeds meer terrein op een beschaving met christelijke fundamenten.
De genoemde aberratie kan nu echt dusdanige proporties aannemen dat regulier geproduceerde waren en diensten op den duur niet alleen waardeloos maar bovendien echt schadelijk worden zodat mensen hun toevlucht gaan nemen tot de clandestiniteit: zij trekken hun plan met eigen middelen en met de hulp van leken die het al niet slechter meer kùnnen doen dan de loonslaven in dienst van bedrijven die nog louter gebrand zijn op geldelijk gewin. We zijn steeds vaker beter af als we zelf onze haren knippen en onze kamers behangen, als we een buurvrouw als babysit inschakelen, als we onze aardappelen kopen bij een hobbyist of als we een oudere klasgenoot van Benjamin vragen voor het geven van bijles: geen van hen is gediplomeerd of werkt regulier maar zij presteren exact wat wij verlangen.
Zo ook is het niet ondenkbaar dat langdurig zieken na een uitputtende calvarie in het reguliere circuit, wel moeten aankloppen bij de zelfverklaarde genezers omdat dit de allerlaatste optie is. Evenmin ondenkbaar is dan het alsnog optreden van genezing: niet zozeer ingevolge een wonderbaarlijke behandeling maar doordat een einde gekomen is aan de ziekmakende werking van de reguliere geneeskunde zoals intussen een halve eeuw geleden door Ivan Illich beschreven in zijn Medical Nemesis.1
2.
Er zijn mensen die zowaar geloven dat onze vrijheid ermee gediend zou zijn wanneer de uitoefening van ongeacht welk beroep werd overgelaten aan de willekeur: kwakzalvers zouden dan mogen opereren naast gestudeerde en gediplomeerde dokters precies zoals amateurkunstschilders vandaag aan de slag kunnen naast grafische kunstenaars met een gedegen opleiding aan de academie.
Wat betreft die laatste groep is het echter wel zo dat van lesgevers in de schilderkunst in door de staat gesubsidieerde scholen, musea en nog andere instellingen wordt geëist dat zij een diploma kunnen voorleggen terwijl onze ministers geheel zonder scrupules ons belastingengeld spenderen aan het subsidiëren van beroemde kunstenaars en aan de aanschaf van hun kostbare werken zonder dat het ook maar in hen opkomt om zich af te vragen of de artiesten in kwestie wel gediplomeerd zijn en tegen die handelwijze heeft bij mijn beste weten ook nooit een mens verzet aangetekend.
Hij die kan, doet; hij die niet kan, onderwijst, is een tegelspreuk die niet zomaar uit de lucht komt vallen: in feite illustreert zij een alles behalve onschuldige maatschappelijke hypocrisie, welke verwant is aan de bijzonder arrogante pretentie dat het burgerschap het fundament zou zijn van het mens-zijn in plaats van andersom - een pretentie waarvan de algemeen gangbaarheid zich manifesteert in de problematiek van de sans-papiers: wie niet beschikt over een geboorteakte, kan niet bewijzen dat hij bestaat en wordt derhalve niet alleen als burger onbestaande geacht maar ook als mens. Dezelfde aanmatiging zorgt er immers voor dat de staat zich gedraagt als de oorsprong en de bron van kunstenaars en kunst: het bestaan van instituten die pretenderen van mensen kunstenaars te kunnen maken, bewijst dat het de staat met haar waanzin menens is.
Er zijn er nu die beweren dat de geneeskunst te lijden heeft onder hetzelfde juk van wat misschien wel totalitarisme kon heten: door zijn muziekpartituren te ondertitelen met A.M.D.G.2 getuigt de componist Johann Sebastian Bach dat hij met zijn muziek lof wil brengen aan zijn schepper maar Hitler, Stalin en Mao wilden dat 'hun' kunstenaars lof brachten aan de afgod vadertje staat die pretendeerde hun muze te zijn en aan de oorsprong te liggen van hun kunst en kunde.
Dat zij die het niet kennen alsnog worden toegelaten om het te onderwijzen heeft vanzelfsprekend alles te maken met cliëntelisme: klant is koning en wie bij ons kopen, hebben een streepje voor omdat onze manier van handeldrijven gehoorzaamt aan het devies: voor wat, hoort wat, dat een mutant is van de regel: een oog voor een oog, een tand voor een tand welke het beginsel van de wraak uitdrukt alsook de wet van het recht van de sterkste, afkomstig van de natuurlijke wet van the survival of the fittest. Derhalve is cliëntelisme kenmerkend voor totalitarisme en de twee staan haaks op wat wij kennen als beschaving of humaniteit. Maar het beginsel dat zij die het niet kennen, het alsnog mogen onderwijzen, impliceert uiteraard niet dat zij die het onderwijzen, het niet zouden kennen of kunnen. De kwestie is alleen dat de twee niet noodzakelijk samenvallen: iets kunnen en als zodanig erkend worden, vallen alleen altijd samen in een ideale en dus onbestaande wereld. In de echte wereld bestaat het dat een schilder in zijn hele leven niet één werk kan slijten en zich uit wanhoop op zevenendertigjarige leeftijd een kogel door het hoofd jaagt terwijl na zijn dood de geringste van zijn schetsen alleen nog te vinden zijn in de zwaarst bewaakte musea ter wereld. In het echte leven is het mogelijk dat de grootste lapzwans president wordt van een wereldrijk.
Met andere woorden valt er misschien wel iets te zeggen voor het standpunt dat men niet zozeer of dan toch niet uitsluitend moet oordelen op grond van officiële maatstaven: waar regels bepalen wat schoon is, heeft de kunst opgehouden te bestaan omdat creativiteit alles behalve programmeerbaar is: computers kunnen niet componeren, schilderen of dichten en waar artiesten dat doen naar het voorbeeld van machines, is de kunst allang een stille dood gestorven. Waar een comité het volk voorhoudt alleen nog te luisteren naar het 'officiële nieuws', heeft Big Brother zijn intrede gedaan en werd het einde ingeluid van niet alleen de waarheid maar tevens van de mens die immers uit de waarheid voortkomt, daar de waarheid God is die hem schiep. Waar instellingen zich het monopolie toe-eigenen over het goede en zij derhalve pretenderen aan de basis te liggen van het menselijk geweten, werd het licht dat goed van kwaad kan onderscheiden uitgedoofd en werd de mens beroofd van zijn kostbaarste bezit - zijn vrijheid.
Misschien moet erkend worden dat het schone niet datgene is wat overeenkomt met de zogenaamde regels van de kunst die men op de schoolbanken kan leren - wat dan ook niet betekent dat het schone daar perse moet mee vloeken: schoon is daarentegen wellicht wél wat mensen exalteert, verrukt, boven zichzelf verheft, bevrijdt uit de dode stof, vol blaast met geest, ja, onsterfelijk maakt, al is het maar voor één enkel ogenblik. Misschien moet erkend worden dat waar is, wat werkt: true is what works, zoals de pragmatici zeggen, wat dan ook niet wil zeggen dat men zich moet vastpinnen op die ene regel. En ook voor het goede bestaan voorwaar helemaal geen voorschriften: wie geloven niet te zondigen omdat zij nauwgezet alle regeltjes van hun religie in acht nemen, hebben zichzelf herleid tot de contradictie van een levenloos want willoos en onvrij wezen dat gelooft zich te kunnen verzekeren tegen het doen van kwaad terwijl het zich aldus beroofd heeft van het vermogen om het goede te doen dat immers voor alles vrijheid vereist.
En om nu terug te komen op de kwestie van de kwakzalvers: misschien moeten diegenen als geneesheer worden erkend die daadwerkelijk genezen, zoals de Nazoreeër, die immers ook niet afgewezen werd omdat hij een diploma miste toen hij de bezetene bevrijdde van een legioen aan boze geesten, toen hij Lazarus opwekte uit de dood of het dochtertje van Jaïrus. Edoch, deze erkenning vergt vooreerst de erkenning van de waarheid en dat zulks geen sinecure is, bewijst de geschiedenis zelf: het volk zelf verkoos geheel democratisch de vrijheid van een moordenaar3 boven die van een genezer, die prompt werd omgebracht.4
3.
Theorieën kunnen nooit de basis zijn van ongeacht welke werkelijkheid: zij ontstaan altijd uit de praxis, altijd zijn zij hypothetisch, zij zijn hulpmiddelen en als zodanig principieel altijd verwisselbaar voor andere hulpmiddelen. Wij hanteren theorieën tot op het punt waar ze niet langer kloppen en daar dwingt de praktijk ons om ze weer te laten varen - doen we dat niet, dan zullen we tot onze eigen scha en schande moeten leren dat de grondslag van onze theorieën de methode van gissen en missen is en dat we daar moeten naar terugkeren op het ogenblik dat onze vertrouwde handboeken ons in de steek laten. Gissen en missen - dat is de praxis: wij doen iets op die manier omdat het zo ook lukt en lukt het op een andere manier beter, dan veranderen we meteen ook onze handelwijze en de theorie volgt.
In de muziektheorie, bijvoorbeeld, bestaat er een leer van de harmonie, een geheel van regels die te maken hebben met het esthetisch effect van samenklanken en die bepalen wanneer verschillende tonen onderling 'rijmen'; het is een theorie die wiskundige en fysische gronden heeft. Elk geluid is een geluidsgolf met een welbepaalde golflengte en twee tonen klinken harmonieus samen als hun golflengten zich tot elkaar verhouden zoals eenvoudige gehele getallen, met andere woorden: als ze in elkaar passen omdat de ene golf twee of drie keer groter is dan de andere, want op die manier vertonen die golven op geregelde tijdstippen snijpunten, punten waarop zij samenvallen. Het visuele beeld van harmonieus klinkende geluiden ziet er dan ook uit als een geheel van harmonieus verstrengelde golven. Ook snaren klinken harmonieus samen als hun lengten zich onderling verhouden zoals gehele getallen - maar dan met die beperking dat hun spanning constant wordt gehouden want ook die beïnvloedt de toonhoogte. Maar dat is 'slechts' de theorie.
De meeste mensen worden geboren met voldoende gevoel voor muziek om spontaan te kunnen horen of een zeker samenspel welluidend is of niet. De meesten onder ons kunnen harmonieën van disharmonieën onderscheiden zonder ook maar enige notie te hebben van de harmonieleer of de muziektheorie. Vanzelfsprekend is dat zo, want uiteraard is de theorie afgeleid uit de praxis: we ervaren een samenklank als 'schoon', we onderzoeken hoe dat komt en we vinden allerlei fysisch gegronde wetten.
Componisten moeten op school de harmonieleer studeren maar wanneer zij componeren, passen zij die toe zonder erbij na te denken. Zij kunnen dat doen 'op het gevoel af', niet omdat ze de theorie onder de knie hebben maar omdat ze beschikken over een aangeboren gevoel voor muzikaliteit dat veel sneller en efficiënter werkt dan ongeacht welke theoretische berekening.
Hetzelfde geldt voor de kleurenleer: de fysische gegevens van de golflengten van licht en de gevoeligheid van specifieke kleurenreceptoren in onze ogen kunnen theoretisch in kaart worden gebracht en op grond daarvan kunnen wetten worden geformuleerd die samen een kleurenleer vormen, maar een begaafd schilder gaat niet aan het rekenen wanneer hij kleuren mengt en aanbrengt op het doek: hij werkt louter op grond van gevoel voor schoonheid en dat gevoel is uiteindelijk ook de ultieme maatstaf.
Klanken en kleuren zijn zintuiglijke zaken en ofschoon het intellectuele zijn aandeel heeft in het verwerkingsproces dat de ervaring van schoonheid mogelijk maakt, voltrekt zich dat proces quasi volledig onbewust: het bewuste wordt vrij gehouden voor de beleving waar het om te doen is.
Componisten die componeren op grond van alleen maar de regels van de harmonieleer, overtreffen in hun kunde de computers niet. Het werk van kunstschilders dat zich louter richt naar de voorschriften van een kleurenleer is eveneens slechts programmatoepassing – iets wat ook computers kunnen. De muziek van deze lieden kan weliswaar klinken zoals die van Bach maar zij is nimmer origineel en altijd zeer beperkt.
Van kunst kan pas sprake zijn waar vrijheid heerst, een onmisbare voorwaarde voor originaliteit. En wonder genoeg zal, eens deze vrijheid gerealiseerd wordt, de muziek ook zichzelf schrijven en het schilderwerk zal uit zichzelf ontstaan, het gedicht fluistert zich in het oor van de dichter, de waarheid zelf spreekt tot de profeet. Het sublieme kon niet anders zijn dan zoals het is omdat het anders niet subliem zou zijn, terwijl het zich tegelijk in een eindeloos aantal vormen kan manifesteren. Spinoza identificeerde het ware met het noodzakelijke maar misschien vergat hij een dimensie die althans binnen het geijkte denken niet zichtbaar wordt omdat zij danig paradoxaal blijkt.
Niet alleen de kunsten vertonen de bijzondere kenmerken waar hoger naar verwezen wordt: ook in de wereld van de wiskunde duiken mensen op die wel een zintuig lijken te hebben voor getallen zoals schilders een zintuig hebben voor kleuren en zoals componisten puur zintuiglijk harmonieën aanvoelen. Daarom ook is het denkbaar dat heel wat wetenschappelijke sectoren kunnen benaderd worden zoals dat met de kunsten het geval is.
Architectuur is weliswaar grotendeels wis- en natuurkunde, materialenleer, scheikunde en zelfs meteorologie maar de gulden snede en de fractalen die ook in de natuur opduiken, hebben alles te maken met schoonheid en harmonie: er kunnen inzake bouwwerken wel degelijk verbanden zijn tussen enerzijds stevigheid en soliditeit en anderzijds schoonheid, harmonie of esthetische compositie. En zo blijkt ook naar het zeggen van artsen de geneeskunde niet slechts een loutere kunde maar ook voor een groot deel een kunst te zijn, een aanvoelen, waarbij inschatting een voorname rol speelt en gevoel voor evenwicht.
Is het dan niet altijd zo dat schone mensen ook gezonde mensen zijn, dan is het toch dikwijls het geval dat ziekten en systemische tekorten fysiek zichtbaar kunnen worden en meer bepaald als esthetische tekorten. Het is daarom ook niet ondenkbaar dat er kwakzalvers bestaan die hun naam danken aan hun volstrekte onwetendheid inzake de hedendaagse gezondheidsleer en aan de grilligheid van hun eigenzinnige theorieën maar die er toch in slagen om mensen van bepaalde kwalen af te helpen omdat zij die benaderen met 'zintuigen' die bij de meesten onder ons onderontwikkeld zijn gebleven.
Klinkt dit enigszins ongeloofwaardig, dan moet men maar eens nadenken over het feit dat honden die daartoe worden opgeleid met hun reukzin kanker kunnen herkennen. Of aan zekere insecten of zelfs planten die - God mag weten hoe - zichzelf beschermen tegen invloeden van het milieu door een spontane chemische respons, een onmiddellijke vorming van effectieve stoffen: zij denken niet na maar zij doen wat passend is om te overleven en zij 'weten' ook hoe ze het moeten doen, welhaast op de manier waarop water feilloos zijn weg vindt naar de allerdiepste plekken.
Het Emmanuel Ziekenhuis te Wetteren werd destijds genoemd naar een kloosterzuster die daar werkte. Dokter P. Gillis die in de naoorlogse periode huisdokter was in de streek, vertelde dat hij zich tot de zuster in kwestie richtte wanneer het stellen van een diagnose hem lastig viel. De zuster hoefde de patiënt slechts even te zien om feilloos te kunnen bepalen aan welke kwaal hij of zij leed.5
Hoog in een kuuroord in de Alpen, een glazen kliniek voor patiënten met aandoeningen van vooral het zenuwgestel, ligt men het etmaal rond te bed, ademend door de neus de frisse berglucht, in de wol tot aan de kin, met dikke mutsen op en vanuit bedden die op wieltjes staan en die altegaar het magnifieke porseleinen terras worden opgereden door mager, zwijgend, mannelijk personeel in witte schorten, als het niet sneeuwt en de zon brandt in een blauwe lucht vol watten wolken die alle blikken stelen van de zieken van zodra zij ook maar een ogenblik hun met verdovend poeder ondersteunde slaap onderbreken en het panorama tot zich nemen - worden zij naar buiten gereden, het grote terras op, geruisloos in de zachte wind der frissere wolken die gelijk gigantische zeilschepen overdrijven terwijl men ziet hoe hun bemanning wuift, vanuit de vele bedden in de lucht, goed ingedekt, met wollen mutsen, de handjes nog warm vanonder de dekens, en aldus elkaar een goede reis toewensend - de bevolking van de luchtkuuroorden en deze van de bergklinieken - en deze laatsten op het terras, het gigantische terras van porselein, liggend in de warme bedden op o zo ronde wieltjes, vermoeden niet dat naar het voorbeeld der natuur, naar het evenbeeld van de gigantische gletsjers die men kan aanschouwen in de koudste verten, een der patiënten de remmen van zijn stonde deblokkeert en zo te bed aan 't rollen gaat, botst met het bed in het verschiet en dat weer met het volgende, totdat in luttele seconden de voltallige bevolking van het koele, hoge oord zich in beweging heeft gezet, het hellend vlak van het terras afglijdend, aanvankelijk met traagheid maar alras met de vitesse van een trein, een sneltrein, zo allemaal in koor, niet langer geruisloos ook maar gonzend van de vele o zo ronde wieltjes, alsmaar luider gonzend, de witte afgronden van sneeuw en ijs en koude lucht zo zonder plons in duikend.
(J.B., 13 oktober 2024)
27-09-2024
De zwarte paus - Zo werkt extreemrechts (artikel d.d. 8 juni 2020)
De zwarte paus - zo werkt extreemrechts
De wereld rond vraagt men zich beteuterd af hoe het in Gods naam mogelijk is geweest dat iemand zoals Donald Trump het ooit heeft kunnen schoppen tot president van de Verenigde Staten van Amerika, de machtigste natie ter wereld aan wiens toegangspoort dat reusachtige Vrijheidsbeeld prijkt dat alle nationaliteiten en rassen verwelkomt. Het antwoord is eender waar de vraag gesteld wordt hoe het dan mogelijk is dat het zwarte suikerwater dat de tanden doet wegrotten en de hele wereld obees maakt tot de best verkochte drank ooit is kunnen worden. Reclame is een duivelse toverkunst die de grofste leugens voor waarheid kan verkopen en wie zelfs Trump aan de macht kon brengen, heeft zijn strepen verdiend als meester-oplichter.
Steve Bannon verzamelde vanuit zijn Cambridge Analytica informatie en gebruikte die voor propaganda op maat van specifieke doelgroepen om Trump aan de macht te brengen en hij was ook zijn strateeg tot augustus 2017. Voordien was Bannon onder meer voorzitter van het extreemrechtse Breitbart News (1) dat menigeen in Nederland en in België zal herkennen als veelvuldige bron voor het lasterlijke, met complottheorieën en haat gevulde en naar godsdienstwaanzin ruikende Xandernieuws maar het heeft tentakels in het nepnieuws doorheen gans Europa. Breitbart wordt gefinancierd door de conservatieve miljardair en specialist in Artificiële Intelligentie, Robert Mercer die naast Trump ook de Brexit steunde en het genoemde Cambridge Analytica. Mercer zet A.I. in voor het sturen van de politiek, hij is lid van de vuurwapenlobby en verzamelaar van machinegeweren. (2) Bannon werd racisme ten laste gelegd en net als Mercer is hij een klimaatontkenner. In 2019 is Bannon naar Brussel verhuisd met de bedoeling om extreemrechtse politici in Europa te verenigen voor de verkiezingen van 2019. Momenteel heeft hij zich gevestigd in het kartuizerklooster Trisulti nabij Rome. (3)
Op 27 mei ll. schrijft de redactie van Kerknet (het zgn. 'Parochieblad') dat Steve Bannon groen licht gekregen heeft met zijn DHI ('Dignitatis Humanae Institute' of 'Instituut voor de Menselijke Waardigheid') voor de oprichting van zijn zogenaamde 'gladiatorenschool', die volgens Kerknet beantwoordt aan de volgende beschrijving: "een Europese academie voor de opleiding van rechts-populistenen verdedigers van de joods-christelijke waarden in een geklasseerde middeleeuwse abdij." (4)
De afkeurende toon van het bericht in het parochieblad is echter bijzonder misleidend maar het feit in acht genomen dat de kerk in de loop van de geschiedenis bij voorkeur samenwerkt met extreemrechts (5) mag het niet verwonderen dat het project gesteund wordt door katholieke hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal Peter Turkson. (4)
Deze laatste is een Ghanees die behoorde tot de favorieten voor de pauselijke troonsopvolging bij het aftreden van Benedictus XVI in 2013 en momenteel profileert hij zich opnieuw, namelijk als verzoener in de aan de gang zijnde rellen in de VS n.a.v. de moord op George Floyd in Mineapolis op 25 mei ll. (6) Gezien het absoluut gerechtvaardigde karakter van de protesten lacht de toekomst de zwarte paus toe maar er is dus een bijzonder wrange keerzijde aan de schitterende medaille.
Evenals kardinaal Bertone is kardinaal Turkson homofoob en bekend om zijn volstrekt onwetenschappelijke uitspraken over homofilie en zo werd over hem reeds ter gelegenheid van de pausverkiezing in 2013 bekend dat hij de schuld voor de pedofilieschandalen in de kerk in de schoenen van zijn homofiele ambtsgenoten schuift terwijl ook kardinaal Bertone de uit de lucht gegrepen link maakte tussen homo- en pedofilie met uitspraken waarvan het Vaticaan zich onmiddellijk distantieerde. (7) Turkson beweerde tevens dat in Afrika een traditionele intolerantie bestaat tegenover 'de neiging' zodat die daar buiten de kerk gehouden werd - beweringen die overigens gelogenstraft worden in het rijk gedocumenteerde Sodoma, de jongste publicatie van Frédérick Martel, waarin de auteur benadrukt dat het taboe rond homofilie in Afrika werd ingevoerd door de katholieke kolonisatoren. (8)
Turkson blijkt overigens ook geen conclusies te moeten trekken uit de geschiedenis rond het zogenaamde Requerimento van paus Adrianus VI die onmiddellijk na de inval van Columbus in Amerika in 1513 alle Indianen aan de slavernij hielp onderwerpen. Toen de Indianenbevolking ingevolge ingevoerde Europese epidemies quasi uitstierf, werkte de kerk samen met de conquistadores om miljoenen Afrikaanse negerslaven naar dat continent te importeren waar zij zich in amper enkele jaren tijd dood werkten op de plantages van suikerriet en thee. (9)
Naar aanleiding van de voorspelling van Malachias van bijna 1000 jaar geleden over het einde der tijden en de laatste paus (10), zou Peter Turkson wel eens mooi in het plaatje van de believers en van de visionairen kunnen passen: de laatste paus zou namelijk zwart zijn. (11) Als volgende paus zou hij overigens onvermijdelijk doen denken aan Mahatma Gandhi over wie dikwijls gezegd wordt dat hij door de Britse kolonisatoren van Indië zou gepromoot zijn om met zijn geweldloosheidspolitiek de nakende opstand aldaar in de kiem te smoren. Hoe dan ook is extreemrechts in de opmars, neonazi's verschijnen in een voorspeld decor en hun middelen blijken ongelimiteerd.
(11) De believers meenden eerder dat Franciscus wel de laatste paus moest zijn omdat hij de eerste Jezuïet was die dat ambt bekleedde terwijl de Jezuïetenoverste tot voor kort nog de 'zwarte paus' werd genoemd.
En liegt de laatste paus dan niet? (een artikel d.d. 29 juli 2013)
-
En liegt de laatste paus dan niet?
Iemand is pas homosexueel als deze persoon homosexuele daden pleegt - aldus het standpunt van de katholieke kerk sinds oudsher. En die stelling werd niet zelden ge�llustreerd met het voorbeeld van de dief, want het is duidelijk dat iemand pas een dief kan worden genoemd als hij eerst een diefstal heeft gepleegd. Pas zijn daad maakt een mens tot dief, of tot homosexueel - aldus de kerk.
Nu beweert paus Franciscus bij zijn Brazili�bezoek dat de kerk niets heeft tegen homosexuelen maar wel iets tegen homosexuele daden. Edoch, volgens de hoger vermelde theorie van de kerk zelf, kunnen er helemaal geen homosexuelen best��n als er niet eerst homosexuele daden werden gepleegd omdat het - andermaal volgens de leer van de kerk - deze daden zelf zijn die iemand tot homosexueel maken, precies zoals het zijn diefstal is die iemand tot dief maakt.
De leer van de katholieke kerk in acht genomen is het met andere woorden volstrekt onmogelijk om tolerant te zijn jegens homosexuelen en tegelijk intolerant tegenover de daden welke iemand tot homosexueel maken, eenvoudigweg omdat er geen homosexuelen kunnen zijn zonder homosexualiteit.
Nu bestaan er over geloof en moraal heel wat meningen en de menselijke sexualiteit op zich blijkt nog steeds een ondoordringbaar mysterie, zodat wij er inhoudelijk uiteindelijk weinig zinnigs of definitiefs kunnen over zeggen. De tweeduizend jaar oude religie die het katholicisme is, heeft omtrent homofilie altijd een afwijzend standpunt ingenomen, dat zij ook theoretisch onderbouwde en dat niemand die in ernst naar waarheid zocht, ongemoeid liet. Maar in deze tijd liggen de kaarten ineens anders.
Is de kerk haar boekje te buiten gegaan? Heeft haar eigenste megalomanie haar gestrikt? Had zij het gehouden bij haar interpretatie van de bijbel, dan had zij misschien nog een kans gemaakt, want gezagsargumenten hoeven niet per se te worden verantwoord voor wie de liefde tot de Vader het eerste gebod is. Edoch, de kerk heeft ook willen verkl�ren waarom het zo is en niet anders; zij is de verlichte Geest gaan spelen, alsof zij ook over de rede het meesterschap had - de rede die nu eenmaal de troef is van een �ndere zoon Gods, met name Lucifer.
Heel terecht keert men zich nu zelfzeker van haar af: gammele stellingen kunnen niet goddelijk zijn want zij kunnen niet eens waar zijn. Over moraal, geloof of sexualiteit hoeft men niet eens iets te weten om vast te kunnen stellen dat een uitleg geheel oneigenlijk is. De leer van de kerk is hier helaas geen sluitende theorie, zij heeft veel weg van een verzinsel, om niet te zeggen een aperte leugen.
(J.B., 29 juli 2013)
26-09-2024
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Een arts die een patiënt op bezoek krijgt, zal hem onderzoeken, wat gebeurt middels de waarneming, die geschiedt met de zintuigen en met hun verlengstukken, waartoe allerlei instrumenten behoren maar ook proeven en uit het verleden verzamelde waarnemingen van anderen die zich hebben opgestapeld in de medische kennis. Na het onderzoek stelt de arts een diagnose en dat is een beschrijving van zijn onderzoeksresultaten. Pas daarna kan eraan gedacht worden om een behandeling op te starten.
We weten dat medische behandelingen geen sinecure zijn. Maar nog vooraleer aan een behandeling kan worden gedacht, moet zoals gezegd een diagnose worden gesteld en uit onderzoek blijkt nu dat diagnoses helemaal niet zo betrouwbaar zijn als wij door de band geneigd zijn aan te nemen. Eigenlijk zijn de resultaten van dat onderzoek nogal schrikwekkend: in ongeveer de helft van de gevallen immers wordt een foutieve diagnose gesteld. En uit lijkschouwingen blijkt dat in een derde tot de helft van de gevallen men er met de diagnose (en derhalve ook met de behandeling) helemaal naast zat.1
Maar ook als de diagnose correct lijkt, wordt de bal vaak mis geslagen, alleen al omdat de betekenis van ziekten in de loop der tijden blijkt te fluctueren. Zo was tyfus ooit gewoon ijlkoorts maar die term dekt heden een groot aantal uiteenlopende kwalen.2 En vanzelfsprekend houdt dat euvel ook vandaag nog stand, bijvoorbeeld voor ziekten die geplaatst worden onder de noemer 'kanker'. Door iets te benoemen, lijkt het wel alsof men het ook kent en via deze list slaagt men er wonderwel in om op grond van een diagnose die er helemaal geen is, allerlei behandelingen aan de man te brengen.
De redenen waarom het diagnosticeren vaak niet van een leien dakje loopt, zijn velerlei maar een niet te verwaarlozen factor is dikwijls de onderschatte moeilijkheidsgraad van het correct beschrijven van wat men meent waar te nemen. De waarneming op zich is al niet simpel doch het verwoorden van wat men meent te zien, te horen, te ruiken, te observeren en zo meer, is nog een ander paar mouwen en de geneeskunde is niet de enige menselijke bezigheid waarin zich dat probleem stelt: er bestaat geen tak van kennisvergaring waarin dit kwaad niet opduikt. Des te erger is dat omdat zoals gezegd het probleem op de koop toe wordt onderschat. Mensen zijn zich met andere woorden dikwijls helemaal niet bewust van de diepte van de kloof die gaapt tussen enerzijds datgene wat zij zien en anderzijds hun verslag van wat zij menen gezien te hebben. Uit een verleden onderzoek van de auteur dezer blijkt dat bezoekers van het Lam Gods retabel in de Gentse Sint-Baafskathedraal bij het verlaten van de kerk de vraag hoeveel panelen het altaarstuk telt, vaak prompt beantwoorden met: “Drie”; ook blijken zij gezien te hebben wat de gids hen heeft verteld - vaak veel minder maar zelden meer.
De discrepantie tussen de waarneming en de weergave daarvan heeft vele oorzaken maar voor een beter begrip is het vooreerst vereist om in te zien dat exacte beschrijvingen van onze waarnemingen a priori en zonder meer uitgesloten zijn en wel door de aard zelf van onze werkelijkheid. Immers, de wereld waarin de waarnemingen zich voltrekken en deze waarin zich het verslag daarvan situeert, zijn onderling fundamenteel verschillend - ze zijn zelfs discrepant. Waarnemingen voltrekken zich in wat wij grofweg als de stoffelijke wereld benoemen terwijl beschrijvingen de wereld van de geest betreffen. Edoch, ook waar men die twee tot eenzelfde werkelijkheid tracht te reduceren, krijgt men het probleem niet weg: een tekst bestaat enerzijds uit onstoffelijke want betekenisvolle woorden die ontkoppeld kunnen worden van hun substraat en anderzijds dus ook uit dat stoffelijke substraat, dat van papier en inkt is, van pixels op een scherm, of (in een binair systeem) herleid werd tot een zekere reeks van nulletjes en eentjes.
Welnu, wat alle positieve wetenschappen a priori al hebben gedaan, komt neer op een reductie van de twee genoemde werelden tot één en dezelfde werkelijkheid en meer bepaald betreft het daar een reductie tot de werkelijkheid van de stof, de zogenaamde materieel-energetische realiteit, waarbij dan gesteld wordt dat wat men het geestelijke is gaan heten, niet meer is dan een product van de hersenwerking, een werking van het leven of (in die optiek) van de materie. Bovendien wordt dat stoffelijke ook nog eens beschouwd als een constructie, als een samenstelling - ten onrechte, zoals de wijsgeer Augustinus van Hippo al in de vierde eeuw aantoonde: wij fabriceren ingewikkelde werktuigen uit eenvoudige elementen en dan projecteren wij dit proces op de werkelijkheid als zodanig en gaan wij ervan uit dat alle dingen, net zoals onze eigen werktuigen, maaksels zijn - uit eenvoudigere bouwstenen samengesteld. Onze kijk op de realiteit is microreductionistisch maar dit microreductionisme is een schromelijke denkfout die zich helaas hardnekkig doorzet. De positieve wetenschappen en uiteraard ook de geneeskunde lijden aan dat euvel.
De onmogelijkheid van een correcte diagnose heeft derhalve haar wortels in de aard van de positieve wetenschappen zelf, meer bepaald in de reductie van alle Zijn tot stoffelijkheid en het herleiden van alle dingen die gegroeid zijn tot constructies. En de oneigenlijkheid van die stellingnamen komt ook tot uiting in het probleem van de diagnosevorming of dus in de omzetting van waarnemingen gedaan in het fysieke veld naar een betekenisvolle tekst die zich aan zijn substraat en derhalve ook aan de stoffelijkheid onttrekt.
Diagnostiek betekent etymologisch inzicht of dus begrip of kennis maar in acht genomen het feit dat de geneeskunde geënt is op de positieve wetenschappen of dus op de kennis die enkel aanneemt wat kan worden aangetoond of bewezen (“ce qui peut être posé”) zal dit daardoor flink vertekende mensbeeld ook doorwegen op de kunde (van het genezen) die om die reden wel mank moet lopen.
Politiek begint met religiositeit. Priesters immers verstaan de kunst om mensen bang te maken en wie bang zijn, worden een makkelijke prooi voor profiteurs en uitbuiters. Dat zijn politici in wezen en wel onder het voorwendsel van het tegendeel: dienstbaarheid en offervaardigheid. Hypocrisie is in wezen een aas uitwerpen en wie bijten, aan de haak slaan want hypocrieten zetten hun slachtoffers op het verkeerde been en doen hen dan vallen ten bate van zichzelf. 'Religie' is etymologisch 'overgave', 'islam' is etymologisch 'onderwerping' en de christelijke ethiek is die van de nederigheid en de zelfopoffering maar in zijn Jenseits von Gut und Böse ontmaskerde Friedrich Nietzsche dit alles als reactionair gedrag: slaven dienen hun overheersers om geen andere reden dan om te kunnen overleven en omdat mensen het juk van verdrukkers niet kunnen verdragen, liegen ze zichzelf voor dat dienstbaarheid en nederigheid deugden zijn, vandaar 'die Umwertung aller Werte'. In het licht van die werkelijkheid is het kapitalisme ontstaan: de maatschappij werd een huishouden waarin onderlinge samenwerking geruild werd tegen onderlinge concurrentie en qua moraal is goed uitsluitend datgene wat de economie ten goede komt, wat wil zeggen dat men voortaan is onderworpen aan de oppergod Mammon. Het schrikbeeld van de golem werd bittere realiteit: zijn middelen overheersen de mens, het anonieme geld is koning, de heerschappij is in handen van een niet-persoon, een onmens, wiens economie uiteindelijk moet uitmonden in de oorlog die daarvan een verlengstuk is. Mensen mogen bestaan van zodra en zolang ze nuttig zijn om de banken te spekken: het teveel aan kinderen dient te worden geweerd en de ingreep wordt massaal gepland van voor de geboorte van de onschuldige slachtoffers. Zieken en gehandicapten worden aan de kant geschoven. Ouderlingen worden als een last aanzien en eenmaal zij in het ziekbed belanden, worden zij massaal, koelbloedig afgemaakt.
Dat laatste verdient hier onze aandacht omdat deze megaslachting aan het oog onttrokken wordt met middelen welke behoren tot het domein van de hightech, net zoals deze die worden ingezet voor de A.I., de sociale controle, het kernwapen en de biologische oorlogsvoering. Voor het afslachten van de economisch niet langer rendabele individuen worden specialisten gerekruteerd uit vrijwel alle wetenschappelijke sectoren, wat uiteraard de volslagen pervertering van de oogmerken van de menselijke kennis en kunde impliceert.
Zo wordt om te beginnen de uitroeiing van de ouderen reeds voorbereid middels de totaal leugenachtige maar desondanks wijdverspreide theorie van de overbevolking. Leugenachtig omdat overbevolking een zaak is van ecologische voetafdruk of van draagkracht: de aarde is overbevolkt (met mensen) van zodra hun verbruik (en hun vervuiling) groter wordt dan wat de aarde kan opbrengen. Uiteraard speelt daarin dan niet alleen het aantal mensen een rol maar evenzeer hun consumptiegedrag: gesteld dat de aarde tien miljard mensen kan dragen met elk een verbruik gelijk aan X, dan kan diezelfde aarde slechts vijf miljard mensen dragen met elk een verbruik van het dubbele van X, of twintig miljard mensen met elk een verbruik van de helft van X. Nu zorgt de huidige wereldpolitiek van ongelijkheid ervoor dat luttele percenten van de mensen het leeuwendeel van de vruchten der aarde opsouperen terwijl het leeuwendeel van de mensen het moeten stellen met bijna niets. Om het extreem te stellen, zou de aarde heel makkelijk honderd miljard paria's kunnen dragen zonder overbevolkt te zijn terwijl amper een paar honderd superrijken zouden volstaan om hem overbevolkt te maken. Dit wat betreft de leugenachtige 'overbevolkings'-theorie die wordt ingezet om de aan de gang zijnde genocide op de ouderen, die beschouwd worden als een last, mee te helpen 'verantwoorden'.
Wat betreft dan de wetenschappelijke aanpak van de massamoord zelf, wordt zoals ook al eerder gebeurde, de medische sector aangesproken. Het verhaal van de 'vrijwillige' euthanasie of de legale moord op verzoek en 'deskundig' uitgevoerd door artsen-beulen is ons bekend maar waar weerstand bestaat, sluipt het nieuwe en even bedrieglijke moordwapen van de zogenaamde palliatieve sedatie het terrein op van de uitroeiing. Het voorwendsel is pijnbestrijding maar de prijs daarvoor wordt verzwegen en met leugens toegedekt.
Op het internet en in allerlei brochures ten behoeve van de zieken en hun begeleiders doet men zijn uiterste best om de praktijk van de pijnbestrijding zalig te verklaren. Men 'waarschuwt' dat er heel wat misverstanden bestaan over het gebruik van pijnstillers, zoals de opiaten, de van opium afgeleide of naar het voorbeeld van opium gemaakte medicijnen zoals tramadol, morfine, oxycodon en fentanyl. Zij worden ingezet voor pijnbestrijding maar dat weten deze stoffen uiteraard zelf niet en zij doen gewoon hun ding terwijl de verzachting van pijn daarvan een soms welkome bijwerking is. De medicijnman zal spreken over pijnstillers met als bijwerking de werkingen waarvoor die stoffen niet bedoeld zijn maar die ze niettemin hebben en dat zijn er nogal wat.
Zo'n halve eeuw geleden deden in culturele netwerkorganisaties met christelijke wortels zoals het Davidsfonds sprekers de ronde van de Katholieke Universiteit van Leuven met voordrachten, getiteld: “De handel in blanke slavinnen”. Het was de bedoeling om vanuit katholieke hoek te waarschuwen tegen een oud gevaar dat na de 'bevrijding' van de zestiger jaren opnieuw de kop opstak en het gezinsleven bedreigde en dat gepaard ging met de verspreiding van het druggebruik. De sprekers hadden het over toen nog niet aldus genoemde 'loverboys' die maagden verleidden om hen dan aan zich te binden met eerst soft- en vervolgens harddrugs zoals heroïne, een variant van morfine. “U hebt wellicht al eens kiespijn gehad”, aldus werd de ernst van de zaak geïllustreerd: “dat is een vreselijke pijn die wordt veroorzaakt door het ontsteken van enkele centimeters zenuwen. Welnu, het menselijk lichaam telt vele kilometers zenuwbanen en bij wie aan heroïne verslaafd gemaakt zijn, gaan op het ogenblik dat ze de drug moeten ontberen die kilometers zenuwbanen allemaal ontsteken.” Waarmee duidelijk gemaakt werd dat voor heroïnehoeren geen weg terug bestond. Edoch, in fel contrast daarmee, verneemt men heden vanuit medische hoek dat pijnstillers weliswaar bijwerkingen hebben maar dat men er niet moet voor terugdeinzen omdat het nu eenmaal al te gek is om nodeloos te lijden.
Wat betreft het gebruik van opiaten bij terminaal zieken, kan verslaving uiteraard geen bezwaar zijn dat opweegt tegen het voordeel van de pijnbestrijding maar het zou wel eerlijker zijn indien de zieke ingelicht werd naar waarheid. Alvast is de voorstelling 'pijnbestrijding met bijwerkingen' bijzonder misleidend omdat niet alleen het gevoel dat wij benoemen als 'pijn' bestreden wordt: bijvoorbeeld ook de gevoelens van dorst en honger en de aandrang om naar adem te happen als het koolzuurgehalte in het bloed gaat stijgen, worden afgezwakt of blijven weg. Men voelt de nattigheid niet meer die het ontstaan van doorligwonden bespoedigt en ook de drang om zich in bed te draaien en te keren, verdwijnt. De eetlust, de bewegingsdrang en vele andere stimulerende gevoelens die tot actie aanzetten, blijven achterwege samen met de levensnoodzakelijke activiteiten die daaruit moeten resulteren zodat de slotsom van de zo geheten 'bijwerkingen' niets minder is dan de bespoediging van het levenseinde, waardoor geheel in tegenstelling tot de voorgewende bedoelingen, de zieke niet overlijdt in gevolge zijn ziekte maar in gevolge de 'geneesmiddelen', in casu pijnstillers.
Het zou eerlijk zijn de patiënt hierover in te lichten maar kennelijk is de druk van de economie zo groot dat men dit helemaal niet nodig acht. Hoe rapper de economisch onnutte burgers verdwijnen, des te beter voor de staatskas. En kijk, de teams voor palliatieve zorg werken gratis, zij verschijnen ongevraagd aan het bed van wie als ongeneeslijk staan geboekstaafd om op tijd en stond subcutaan een vergif toe te dienen dat dermate sederend is dat dit van het levenseinde van de betrokkene in welgeteld tien dagen een feit maakt.
(J.B., 1 september 2024)
27-08-2024
Tijdelijkheid
Tijdelijkheid
De gedachte dat een stad alle mensen die daar wonen overleeft terwijl zij zelf niet leeft dan bij de gratie van haar stervelingen, voedt de horror van het juk van een onwezen, geheel tegengesteld aan de haastig gefantaseerde, persoonlijke god. Alsook de gedachte dat de wereld geen bewustzijn heeft terwijl hij nochtans drager is van het bewustzijn van alle levenden die hem bevolken. De gedachte dat bewustzijn een product van evolutionaire ontwikkeling zou zijn terwijl die ontwikkeling zelf blindelings verloopt en helemaal gespeend is van wil en zelfbewustzijn, van doelgerichtheid en verlangen. Men zegt ook dat de mens die kan zeggen dat hij is, een product is van zijn burgerschap dat immers communicatie toelaat, dialoog, waarvan het denken slechts een afgeleide is, met name als een gesprek dat men kan voeren met zichzelf. Waar dan bevindt zich het bewustzijn, zo vraag ik u, of gelooft gij zoals ikzelf dat het helemaal niet is gebonden aan een plaats? Want dat kunnen alleen materialisten geloven, die wijzen naar het hoofd, het brein, de hersenen. Warempel denken deze laatsten dat het einde van het hoofd, ook het einde is van het bewustzijn, alsof het ook mogelijk ware dat het bewustzijn ergens in de ruimte zetelde en gevangen was op een plaats, zoals het lichaam, dat niet zonder reden de kerker van de ziel genoemd wordt. En als het denken niet door ruimte wordt beperkt, dan ook niet door de tijd - die twee bestaan tenslotte alleen binnenin de geest, zoals reeds Augustinus wist: de tijd bestaat enkel doordat wij een geheugen hebben en meer bepaald door de herinnering waar het de verleden tijd betreft en door de verwachting waar het gaat om de toekomstige. Edoch, herinneringen en verwachtingen kunnen pas ontspruiten aan een levend lichaam dat ook weet dat het bestaat, zodat we mogen zeggen dat het leven noodzakelijk voorafgaat aan de dingen die wij waarnemen, kennen en ook zijn: het lichaam en de wereld waar het in bestaat, de levende taal die door dode boeken wordt gedragen en door stenen beelden, door geluiden die vergroeien tot muziek en dans en spel en die tot leven worden gewekt door onze ogen en oren, zoals zij ook doen met alles wat de levende natuur te bieden heeft. Het lichaam met zijn zintuigen en zijn verstand wekt voor de duur van zijn bestaan de dingen uit hun schijndood op zoals tevens de duisternis doet met de fantomen waartoe de vampieren behoren, de spoken en ook de demonen. En zoals die schijnwezens zich weer haasten naar hun graf wanneer het licht van een nieuwe ochtend doorbreekt, zo ook vergaat het telkenmale de wereld van zodra de dood een gat slaat in de kerker van het lijf waar doorheen de ster haar stralen steekt om terug te halen wat zij ooit zo gul in bruikleen gaf.
(J.B., 27 augustus 2024)
18-08-2024
Oh dichosa ventura
Oh dichosa ventura (muziekvideo) - Lied op tekst van een mystiek gedicht (En una noche oscura) van San Juan de la Cruz.
Lied op tekst van het mystieke gedicht 'Donkere nacht' van San Juan de la Cruz (muziek en beelden: J. Bauwens, 2005)
12-08-2024
De 'goede moord'
De 'goede moord'
“Als u zich palliatief laat begeleiden, hebt u recht op twee keer zevenhonderd euro en daar komen dan nog een aantal profijten bij”, aldus de vertegenwoordiger van het team aan het bed van een patiënt op wiens rapport geschreven staat dat ergens in zijn lichaam een verdikking te situeren is welke wordt aangeduid als een 'vermoedelijk carcinoom'. Tot zo ver de reclame voor palliatieve sedatie. Voor de patiënt cruciale vragen naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting worden prompt beantwoord met nog een ander soort van reclame: “Het heeft geen enkele zin om pijn te lijden.”
De hele boodschap is nog een stuk langer maar als we al even mogen stilstaan bij die uitspraak, moet worden opgemerkt dat in een tijdspanne van amper één generatie de moraal een draai van honderdtachtig graden lijkt gemaakt te hebben. Niet zo lang geleden werd op school nog onderwezen dat de brede weg bergaf recht naar de hel voert, terwijl enkel wie het smalle steile pad beklimmen, het geluk zullen bekomen.
De moraal die pijn identificeert met ongeluk en genot met geluk, wordt verdedigd door onder meer de atheïst en utilitarist Peter Singer en heet 'sentiëntisme'. Uiteraard zijn de daar aangewende criteria kaduuk, alleen al omdat zonder (pijnlijke) inspanningen en zelfopoffering, menselijke prestaties van betekenis vrijwel onmogelijk worden. De realiteit is complex en laat zich niet inpassen in simplistische categorieën. De mening dat leven zonder lijden mogelijk kon zijn, getuigt van verregaande onwetendheid, om te beginnen onwetendheid omtrent de natuurwetten, omdat het leed een noodzakelijkheidsvoorwaarde is voor het bewustzijn.
Nadat de kaduke these werd uitgesproken dat het geen zin heeft om pijn te lijden, vervolgt haar verdediger zijn pleidooi met de volgende explicatie: “Uiteraard hebben pijnstillers mogelijkerwijze bijwerkingen maar dat geldt voor alle medicijnen en het is derhalve geen reden om ze van de hand te wijzen.”
Op te merken valt vooreerst dat deze uitleg helemaal geen antwoord bevat op de gestelde vraag, namelijk de vraag naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting. Bovendien wordt die uitleg vaak nog gevolgd door een argument dat ongevraagd het standpunt van de vertegenwoordiger van het palliatieve team kracht bijzet en dat luidt: “Als ik de keuze had tussen het verbijten van de pijn en enkele maanden korter leven, dan zou ik beslist niet twijfelen om te kiezen voor een 'comfortbehandeling'”, waarmee dus bedoeld wordt dat het 'vanzelfsprekend' verkieslijk is om pijnstilling met levenstijd te betalen.
Het 'vanzelfsprekende' is gewijzigd, en dat is het zogenaamde 'gezond verstand'. De Angelsaksische benaming voor gezond verstand, 'common sense', verraadt dat het hier gaat om (morele) opvattingen welke door een meerderheid worden gedeeld. Echter, in acht genomen het feit dat ethische standpunten ontstaan door de interiorisering van met sancties opgelegde wetten en regels, verandert het vanzelfsprekende met de wetgeving mee: wat zogezegd 'vanzelf spreekt' in het hoofd van een christen, klinkt heel anders in het hoofd van een atheïst; wat 'common sense' is in een democratie, is dat niet in een dictatuur. In zijn brieven, welke het katholicisme schragen, schrijft de apostel Paulus dat het pas zijn kennis van de wet is geweest die hem het onderscheid tussen goed en kwaad heeft duidelijk gemaakt: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.1
Waar het amper enkele generaties geleden zonde heette om zichzelf van het leven te benemen, worden vandaag artsen die de eed van Hippocrates hebben afgelegd (waarvan de eerste regel luidt dat men zijn medische beroepskennis niet mag aanwenden om aan mensen schade te berokkenen), door hun (door politici gedirigeerd) syndicaat gedwongen om aan 'terminale' patiënten mede te delen dat het tot de legale mogelijkheden behoort om zijn leven te laten beëindigen, en wel door artsen. Men neemt aan dat het dan niet gaat om zelfmoord en ook niet om moord maar wel om medische hulp bij het bestrijden van pijn. Dat die hulp dan bestaat in het vermoorden van degene die pijn zegt te lijden, blijkt geen obstakel omdat men gelooft dat het een legitiem standpunt is om ervan uit te gaan dat de dood verkieslijker is dan het leven van zodra dat leven gepaard gaat met ('ondraaglijk') lijden. Nog één stap en artsen worden niet alleen verplicht om aan de patiënt de mogelijkheid van euthanasie kenbaar te maken maar ook nog om die uit te voeren.
Euthanasie is immers vooralsnog mogelijk op basis van vrijwilligheid, wat betekent dat niemand er in feite recht kan op hebben omdat dit recht dient verzekerd te worden door een plicht, die de plicht is tot moord. We zijn nog niet zo ver dat artsen en dus mensen die zich inzetten voor het leven van hun medemensen, worden verplicht om deze medemensen om te brengen maar wanneer artsen hiertegen in het verzet zouden gaan, ziet het er naar uit dat met het oog op het doordrukken van de kaduke wetten van het hedendaagse totalitarisme, apothekers, verplegers, sanitaire helpers en tenslotte gewoonweg beulen zullen worden aangesteld voor deze vorm van 'pijnbestrijding'.
'Euthanasie' betekent 'goede dood', wat een bijzonder misleidende benaming is omdat zij op de keper beschouwd niet zozeer de dood verkapt welke ons aller noodlot is en derhalve onafwendbaar, maar wel een doodslag met voorbedachten rade, of beter nog: een gecamoufleerde moord. En het is de wetgever die de camouflage voltrekt. In een democratie is de wetgever het volk of de meerderheid van het volk. Bij euthanasie is derhalve geen genocide aan de orde of dus niet een moord (van een enkeling) op een volk maar, omgekeerd, een moord van een volk op (telkens) een enkeling. Waar deze enkelingen groot in aantal zijn, is derhalve sprake van een volkszelfmoord, een genosuïcide.2
(J.B., 12 augustus 2024)
1Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7.
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 3)
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 3)
De illusie van vooruitgang wordt gecreëerd door al degenen die het niet te best getroffen hebben, te elimineren. Het onmiddellijke resultaat daarvan is immers dat de resterende exemplaren van de menselijke soort de koek kunnen verdelen onder een geringer aantal, wat wil zeggen dat elkeen nu een groter stuk krijgt toebedeeld. De gemiddelde mens is nu rijker en gezonder, er zijn minder of zelfs geen gehandicapten meer en nu ook de oudjes de zegen van de euthanasie hebben kunnen smaken, lijkt het niet alleen alsof er alleen nog jonge mensen op aarde zijn: alles heeft er nu de schijn van dat de ouderdom werd overwonnen, ja, dat de mens de eeuwige jeugd verworven heeft. En dat alles dank zij de wetenschap, die nu immers alle artsen heeft vervangen door beulen, die middels een stringente logica alle economisch onnuttige elementen heeft uitgeschakeld en die, nu er geen zieken meer bestaan, zowel de volksgezondheid dient als de economie, die niet langer gebukt gaat onder het juk van onproductieven.
Het marginaliseren van de te elimineren zeven en een half miljard geschiedt uiteraard met de wetenschappelijke methode en dat wil zeggen middels heuse examens. Zo worden oudjes ertoe verleid om zich een test te laten afnemen waarop zij op een grote plastieken horloge de tijd mogen aflezen of de wijzers op een aangegeven uur mogen zetten. Zij moeten kunnen zeggen wanneer zij geboren zijn, in welk jaar we heden leven, hoe hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen heten, wat ze die middag hebben gegeten en wie van de partij waren in de jongste aflevering van Thuis. Slagen zij niet in de test, dan krijgen zij een slecht rapport en dat rapport wordt bijgehouden door het medisch korps om te zijner tijd te worden opgedist: meneer Van Appels?
– Jawohl?
Meneer Van Appels spreekt Duits voor de grap maar hij zal niet blijven lachen.
– U komt in aanmerking voor vervroegde euthanasie.
– Pardon?
– Wat ik zei. U bent gezakt voor de test.
– De test!?
– U weet het natuurlijk niet meer, meneer Van Appels, want u bent dementerende. Maar maakt u zich geen zorgen, wij houden altijd heel discreet alle uitslagen bij op de medische webstek.
– U kent ze niet uit het hoofd? Maar u bent zelf dementerende!
– U zult niet blijven lachen, meneer Van Appels: morgen is het uw beurt en daarna wordt u bijgezet.
– Maar ik ben verstrooid!
Meneer Van Appels gelooft echt dat het allemaal voor de grap is, hij kan zich niet indenken dat ze het menen met de massamoord, hij stamt nog uit een ander millennium, een tijd waarin de genocide nog als een grote misdaad gold maar vandaag denken wij daar gelukkig allemaal helemaal anders over.
Mevrouw Pallas is een ander geval: ingevolge een mismeestering bij een operatie zo'n kwarteeuw geleden zit zij nu met ontstekingen en durft haar weerstand het te begeven dan dreigen die in kanker over te gaan. Zij bevindt zich heden in een grijze zone maar haar artsen vinden de diagnose 'kanker' verkieslijker omdat een vroege behandeling een slok op de borrel schelen kan inzake overlevingskansen. Daar staat natuurlijk tegenover dat kankerbehandelingen helemaal niet zonder bijwerkingen zijn en die zijn soms ook blijvend en vaak bewust met dodelijke afloop omdat men er vanuit gaat dat deze klasse van patiënten sowieso de honderd waarschijnlijk niet zal halen. Anderzijds is er tevens het onvermijdelijke economische luik: als kanker ongeneeslijk is, kan men met de betrokkene de palliatieve toer op, wat jammer is voor hem of haar maar wat dan toch weer middelen vrijmaakt die kunnen worden ingezet voor verder medisch onderzoek gericht op de optimalisering van de overlevingskansen in de toekomst want universiteitsprofessoren kunnen uiteraard niet altijd gratis laboreren.
Na een kuur in de kliniek popt net voor haar ontslag een vertegenwoordigster op, prompt bij haar bed, om haar wat inlichtingen te verschaffen over het opstarten der palliatieve zorgen. Zij komt in naam van een vzw die op en top en up to date geïnformeerd blijkt over de toekomstperspectieven van mevrouw Pallas die zelf nog niet eens heeft vernomen hoe zij eraan toe is omdat de behandelende artsen niet aanwezig zijn. De ontslagbrief is nog niet klaar maar dit team werd al gealarmeerd en is present, van de partij, voor alle zekerheid: zaken zijn nu eenmaal zaken. Monter en blij onthult de vertegenwoordigster aan de patiënte hoeveel profijt zij zich kan doen als zij maar meteen intekent voor de dienstverlening in kwestie. Naast een comfortbehandeling met medicijnen biedt het team ook nog psychologische bijstand aan, sociale interventie en hulp inzake alle mogelijke financiële perikelen, rechtsbijstand en noem maar op. Mevrouw Pallas wordt andermaal uitgenodigd zich te laten testen op dementie want dat maakt sowieso een heel verschil, daarvan kon de heer Van Appels meepraten die intussen helaas in het mortuarium is beland. De namen der behandelende anesthesisten achter het palliatief supportteam blijven vooralsnog verholen, net zoals deze artsen zelf en de vertegenwoordigster van het team wil aan mevrouw Pallas, wiens situatie zij grondig blijkt te kennen, alleen haar voornaam kwijt - om het tussendoor maar eens te hebben over discretie - en het doet haar denken aan de juffrouw van haar bank die naar eigen zeggen Daisy heet maar die de vraag: “En verder?”, beantwoordt met een vervelende stilte.
Mevrouw Pallas werd overigens reeds bij de aanvang van haar behandeling door de specialist ter zake uitgenodigd om een document te ondertekenen dat men haar mag “laten gaan” ingeval zij een hartstilstand zou doen tijdens een ingreep met betrekking tot haar ziekte. De specialist vertelde haar dat wie een reanimatie overleven, daarna dikwijls verder moeten als een plant en dat lot kan toch niemand zichzelf toewensen? Mevrouw Pallas dacht nochtans dat het aan de patiënt was om dit aan te vragen omdat die tenslotte een leven lang trouw de niet geringe bijdrage heeft gestort welke recht geeft op hulp bij gezondheidsproblemen, waaronder hartstilstanden vallen. Maar neen, blijkbaar gaat men ervan uit dat patiënten er niet van op de hoogte zijn dat medische interventies wel eens heel anders kunnen uitpakken dan door hen verhoopt en wel zo vaak dat specialisten hen al van bij de start aanmanen om daar resoluut van af te zien. Zij moeten wel een document ondertekenen, uiteraard, want men kan een mens niet zomaar de bijdragen ter waarde van zowat een derde van een levenslang arbeidersloon afhandig maken. Toch volstaat het in de meeste gevallen bij zieke ouderlingen om hen onverwacht en ongevraagd met een lijden erger dan de dood te confronteren, teneinde de genoemde middelen in minder nog dan één minuut buit te maken. Alles verloopt wettelijk, of toch bijna, en waar dit niet zo is, gaat het uiteraard om geringe aanpassingen van het protocol, met de allerbeste bedoelingen. Wie het document ondertekenen, krijgen warempel het gevoel dat alles okidoki is, opgelost en safe. Al kan niemand hen beletten om te zien hoe het er echt aan toe gaat: de behandelende specialist wordt op de vingers getikt door een strenge hoofdverpleegster die het ziekenhuis vertegenwoordigt en het ziekenhuis wordt door de farmacie bestuurd, het grote geld dat investeert in zaken waar het vat op heeft en die het een richting geven kan of manipuleren. En uiteraard werken de farmareuzen samen met de toppolitici: zij vormen een elite die de zaken regelen achter onze rug onder de meest welluidende voorwendsels, of wat dacht u dan van 'volksgezondheid' en van 'mensenrechten'? Uiteraard is het hen om besparingen te doen, het liquideren van de zeven en een half miljard die de aarde overbevolkt maken. Ja, de elite vindt dat een half miljard genoeg is en zij maakt haar eigen meningen tot wet, ook als zij niet bestaat uit redenaars, geleerden of filantropen maar uit hersenloze walrussen en hun gevolg, die elkaar publiekelijk te lijf gaan met verwijten in een taaltje dat zelfs de paupers behept met plaatsvervangende schaamte.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 31 juli 2024)
30-07-2024
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 2)
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie (aflevering 2)
De allerkostelijkste illusie bestaat, zoals gezegd, in het tot stand komen van een 'elite', niet via superprestaties maar middels de uitschakeling van zekere subgroepen van de menselijke soort, zodat die elite helemaal niets aan zichzelf te danken heeft daar zij door eliminatie van anderen tot stand kwam. Het bepalen van de te elimineren subgroepen geschiedt door een systematische marginalisering van mensen op grond van kenmerken die ongewenst worden geacht en dat kunnen vermeende raskenmerken zijn - vermeend omdat er helemaal geen mensenrassen bestaan - ofwel eigenschappen die door de elite worden gelaakt, zoals bijvoorbeeld een meer dan gemiddelde intelligentie. Het bloedbad van Katyn is een berucht voorbeeld hiervan: in 1940 werden 22.000 Poolse officieren en leden van de intelligentsia vermoord door de geheime dienst van de USSR (tot 1990 werd volgehouden dat de Duitsers hiervoor verantwoordelijk waren), uiteraard omdat intellectuelen door dictators gevreesd worden.
Wanneer een financiële elite (en in een kapitalistisch bestel betekent dat de elite zonder meer) van oordeel is dat op deze aarde zeven en een half miljard mensen rondlopen die haar overbevolkt maken, dient zij die mensen te elimineren, zo niet zou zij aldus erkennen dat haar oordeel waardeloos is. Overeenkomstig de kaduke politieke logica van het nazisme dat over de volksgezondheid spreekt alsof het daar geen politiek maar een medisch probleem betrof, vangt men twee vliegen in één klap wanneer maar meteen de armen worden opgeofferd en de rijken gespaard. De armen die immers teren op anderen, de nog ongeborenen die een makkelijk weg te nemen dreiging vormen, de zieken en de ouderlingen die eveneens economisch onnuttig zijn alsook nog andere groepen van mensen die men haat, veracht of verwenst om ongeacht welke reden. Wat betreft de groep van economisch onrendabele mensen die naar het oordeel van de elite sowieso niet lang meer te leven hebben, geldt de bijzonder frappante logica dat die maar beter meteen kunnen worden opgeruimd en het loont de moeite om heel even bij deze bijzondere logica stil te staan.
De reden waarom wij bij deze logica moeten stilstaan, ligt in het feit dat de daar onderliggende redenering helemaal geen hout kan snijden: zij is een voorwendsel dat even doorzichtig is als lichtschuw omdat het hier gaat om een vrijbrief voor (massa)moord en het moordwapen is in dit geval een kaduke redenering.
Omdat in een kapitalistisch bestel het economisch nut de menselijke eindwaarde is, zullen daar de economisch onnuttige mensen als eersten voor de bijl gaan. Dat zij ziek zijn ofwel oud, is een reden om hen te verzorgen en kan uiteraard geen reden zijn om hen te doden: als reden om over te gaan tot moord, is het een voorwendsel dat veel te weinig mensen kan overtuigen en dat om versterking vraagt als het een argument wil kunnen zijn voor genocide. Vandaar voegt men aan dat kaduke argument een tweede toe - al even kaduuk als het eerste, maar doordat er dan niet één doch twee argumenten bestaan, kunnen (immers door de macht van het getal) al meer tegenstanders van de massamoord aan het twijfelen worden gebracht. Dat tweede argument verkapt een verwisseling van enerzijds de noodlottige uitkomst van een mensenleven met anderzijds de bestemming daarvan.
De noodlottige uitkomst van terminaal zieke mensen alsook die van hoogbejaarden, is het levenseinde, aldus redeneert men, en dus is dat ook de bestemming van het leven van deze mensen. Nu zal niemand het in twijfel trekken dat de weg naar die bestemming bijzonder lastig is en derhalve kan hij maar het best worden ingekort, zodat men niet langer moet spreken over mensen die gedood worden maar wel over mensen die men een handje moet helpen om hun bestemming te bereiken. En door dit te doen, bekort men meteen hun lijdensweg. En geef nu toe: zijn ze niet echt succesrijk, die twee spreekwoordelijke vliegen in één klap?
Het probleem is wel dat niet alleen ouderlingen moeten opkijken tegen de aftakeling en de dood: als wij voor een keertje heel eerlijk mogen zijn, moeten wij allen toegeven dat aan dit trieste lot nog geen enkel exemplaar van de menselijke soort is kunnen ontsnappen. Nochtans denkt men er niet aan om de redenering dan ook uit te breiden van ouderlingen naar mensen van middelbare leeftijd en naar jongeren toe, al schrikt men er niet voor terug om dan weer wel de ongeborenen met de ouderlingen over eenzelfde kam te scheren. Er zit dus een reukje aan het argument dat om die reden alle argumenten die nog meer versterking kunnen brengen, kaduuk of niet, van ganser harte welkom heet. En dan begint het afpingelen, het gedoe dat men zich herinnert van de venters aan hun kramen op de markten, met 'een beetje' en 'veel', 'kortstondig' en 'langdurig', 'erg' en 'minder erg', 'draaglijk' en 'ondraaglijk' en ga zo maar door. Abortus mag tot zoveel weken, morgen doen wij er weer een weekje bij, overmorgen een tweede, hangt ervan af wat de oppositie beslist en of er zaakjes kunnen gedaan worden en oogjes dicht geknipt. Is dit een mens? Neen, dit is nog geen mens, een eikel immers is geen eik. Ofwel: neen, dit is geen mens meer, dit was een mens, de dood is eigenlijk reeds achter de rug, er kan derhalve van moord al helemaal geen sprake meer zijn. Ofwel: dit zijn geen mensen, zij hebben alleen het uiterlijk van mensen, wij denken ten onrechte dat zij mensen zijn, we doen hun onrecht aan door hen als mensen te behandelen en bovendien: zij lijden dermate dat het voor hen beter was als zij er niet waren; laten we dus maken dat ze er gauw niet meer zijn. Aldus verloopt de marginalisering van zekere subcategorieën van de menselijke soort door wie zich elitair zijn gaan wanen omdat zij zich hebben rijk gestolen. En die beweringen vragen uiteraard om enkele concrete voorbeelden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 juli 2024)
29-07-2024
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie
De criminele creatie van de allerkostelijkste illusie
Tegen heug en meug getuigen heden acht miljard mensen hoe in het machtigste land ter wereld op een podium bestemd voor de topredenaars die presidentiële kandidaten horen te zijn, hersenloze walrussen elkaar te lijf gaan met verwijten in een woordenschat die zelfs de meest onderontwikkelden van het mensdom beheppen met plaatsvervangende schaamte. De actoren in dit walgelijke spektakel vertegenwoordigen het kruim van de mensheid, tot stand gebracht met de pikorde, de maatschappelijke afspiegeling van de wet van de jungle, het recht van de sterkste, de'survival of the fittest' van de sociaal darwinist, de liberaal Herbert Spencer. Rijkdom wordt daar beschouwd als kenmerk van bekwaamheid terwijl elkeen weet dat weelde de vrucht is van genadeloze uitbuiting, ongelijkheid en discriminatie welke niet resulteren uit humane samenwerking gestuurd door de rede maar uit de animale strijd die het kapitalisme kenmerkt, het racisme en het imperialisme.
In de pikorde is een selectieproces aan de gang gebaseerd op de systematische uitschakeling van zekere categorieën van mensen met alle mogelijke middelen en derhalve met geweld. De top komt met andere woorden niet tot stand door constructieve superprestaties zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de sport maar wel door superbedrog, list en geweld, met andere woorden: destructie. Dat verklaart meteen waarom op een podium bestemd voor politieke verkiezingsdebatten geen redevoeringen te zien zijn maar wel beestachtige vertoningen die lach- en meelijwekkend waren als zij geen gevaar betekenden voor de wereldvrede.
Eliminatie leidt nooit tot hogere toppen, het is de tactiek van de nazi's die de zieken niet genezen doch euthanaseren en waarbij artsen functioneren als beulen. Eliminatie is het zich boven anderen verheffen, niet door te klimmen maar door die anderen te vellen. De resultante van eliminatie is allerminst prestatie en vooruitgang, integendeel: de systematische uitschakeling van mensen onder het voorwendsel van de verbetering van de soort, laat niet de meest bekwamen overschieten maar daarentegen de gewetenloze schurken. Deze laatsten vinden hun bedrieglijke listen geniaal en wie zich door goedheid laten leiden, zetten zij weg als dom, als 'losers'.
Vooruitgang kan in die gang van zaken alleen nog een kostelijke illusie zijn waarbij de elite wordt gevormd door wie het lef hebben zich te verrijken op de kap van anderen. Om de illusie van de eigen voortreffelijkheid kracht bij te zetten, worden middels achterklap die voor wetenschap moet doorgaan, systematisch categorieën van mensen gecreëerd met de bedoeling zich dan van hen te kunnen onderscheiden, hetzij door hen op de een of andere manier te brandmerken, hetzij door hen te vernietigen maar meestal door de combinatie van deze twee tactieken.
Het begint met de zeven en een half miljard die gecategoriseerd worden als “zij die de aarde overbevolkt maken”: ze zijn er teveel en het is de logica zelve dat zij derhalve moeten 'verdwijnen' - wat uiteraard niet vanzelf zal gebeuren. En om maar meteen “twee vliegen in één klap” te vangen, zoals zekere vooraanstaanden het uitdrukken, zullen uiteraard de 'besten' overgehouden worden en de minderwaardigen geëlimineerd: in een kapitalistisch bestel zoals hoger beschreven, betekent dat dan dat de zeven en een half miljard die op de schop moeten, de vierennegentig percent armen zullen zijn, zodat de aarde dan toekomt aan de zes percent rijken - zoals hoger uitgelegd, de schurken. Uiteraard leidt het geen twijfel dat zij zich zullen blijven 'verheffen' middels eliminatie na de creatie van steeds weer nieuwe 'losers', wat onvermijdelijk eindigt in het verdwijnen van de soort.
Zoals gezegd is in dit proces (dat in feite een reces is) de creatie van 'minderwaardigen' een cruciale fase en zo gaat men de ongeborenen doden omdat zij (nog) geen burgerrechten genieten, men zal de ouderen euthanaseren omdat aldus maar weinig levensjaren verloren gaan terwijl middelen vrijkomen voor de nog economisch rendabele groepen en ook de dementerenden dienen te worden uitgeschakeld daar zij in feite zichzelf overleven en dus eigenlijk reeds dood zijn, zoals men dat dan ziet. Het verder doortrekken van die logica zal niet minder betekenen dan een terugkeer van de uitroeiingskampen onder een andere en veel moeilijker te bestrijden gedaante.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 juli 2024)
24-07-2024
Het gewicht van verwachtingen (deel 5)
Het gewicht van verwachtingen (deel 5)
In een samenleving die de maximale winst als ultiem ideaal vooropstelt kan men niet samen leven omdat zij van burgers concurrenten maakt die dan de koek der welvaart sowieso ongelijk verdelen: zij wordt een socio-economisch strijdperk dat de werkelijkheid van de echte goederen en waarden, zoals de vruchten der natuur, de gezondheid, de schoonheid en de waarheid verwisselt voor de volstrekt fictieve rijkdom van het scorebord van de persoonlijke bankrekening. Die fictieve rijkdom verkrijgt men pas door er de echte goederen, zoals vrije tijd en gezondheid, aan op te offeren terwijl men hem pas in zijn bezit kan houden door hem niet te gebruiken want wie hun geld uitgeven, zien alras hun kapitaal slinken. De verborgen list in die gang van zaken werd uit de doeken gedaan in onder meer De lange baan (2008-2009).1 Maar wat ons hier aanbelangt, is de kwestie met welke methode de wil van een elite (van 'vampieren') zich omzet in de verwachtingen en de veroordelingen die de plaats innemen van de eigen wil en die dan het gedrag van alle elementen uit de massa sturen, ofwel dus de vraag hoe 'vampieren' onze wil aan de hunne onderwerpen. En dit is het verhaal dat het zogenaamde 'gezond verstand' op zijn plaats zet oftewel degradeert tot de teugels waarmee het hoofd van buiten uit op hol wordt gebracht - de rest van het lichaam volgt en de lichamen die de mensenmassa vormen worden dan door één enkele wil gestuurd die uiteraard allerminst deze kan zijn van elk van de individuen die van de massa deel uitmaken.
Aangenomen wordt sinds de Verlichting dat het vermeend 'gezond verstand', dat uiteraard met 'vanzelfsprekendheden' werkt, gehoorzaamt aan de Rede welke wij allen gemeen zouden hebben: wij zouden waarheid kunnen onderscheiden van leugens zoals onze ogen het licht van het donker kunnen onderscheiden en dit zouden wij kunnen doen met het gemak waarmee wij ons allen eensgezind moeten neerleggen bij de waarheden van de wiskunde, en derhalve die van de meetkunde en de algebra. Edoch, wiskundigen weten dat al wie verder graven dan wie rekenen willen met het oog op heel praktische zaken, zekere waarheden alras zien verdampen: wat 'clair et distincte' leek, zoals Cartesius het zegde, wordt somtijds in een dichte mist gehuld zodat bijvoorbeeld stellingen die echt waar lijken, onbewijsbaar moeten blijven terwijl dingen die altijd onmogelijk leken, in de werkelijkheid naar binnen breken en daar gewis gaan heersen zoals normaal gezien alleen totalitarismen dat kunnen doen. Tot spijt van wie het benijdt, veranderen stellingen dan in vermoedens en waarheden worden tot waarschijnlijkheden gedegradeerd; de waarheid wordt niet langer vastgesteld doch alleen nog benaderd en sommige, zo niet het merendeel der getallen die kunnen bestaan, kunnen nimmer neergeschreven worden. Lijnen kunnen niet getekend worden zoals zij werden gedefinieerd; rechten en cirkels bevinden zich elk in totaal gescheiden (lees: onverenigbare, incommensurabele) universa; wat wiskundig waar is, kan niet werkelijk zijn en andersom: wat echt is, kan onmogelijk in getallen worden gevat; de kwantiteit en de kwaliteit zijn begrippen zonder gemeenschappelijke noemer. Niets is, alles vloeit of verandert zoals de allereerste wijsgeer, Herakleitos het eens en voorgoed heeft voorgezegd. Het gezond verstand met zijn vanzelfsprekendheden bestaat met andere woorden helemaal niet en wat ons dan maar wordt aangepraat (door de kaste der vampieren) zijn geheel illusoire stellingen die ons weliswaar overtuigen maar dat doen zij alleen dankzij hun begoochelingskracht: wij houden ze voor waar zoals wij onze kunstwerken voor schoon houden maar op de keper beschouwd zijn zij allemaal even willekeurig als de 'waarheden' van de religies met hun miljarden trouwe gelovigen die met de heiligste bedoelingen verwoed hun zekerheden gieten in de diepzinnigste theologische stellingen. Die ook de meest lachwekkende waren indien op spot niet de doodstraf stond.
Even willekeurig ook als de 'waarheden' van het 'gezond verstand' dat nu eens wit en dan weer zwart ziet. Het is puur gezond verstand, zo beaamt de massa de redevoeringen van Adolf Hitler die ervoor pleit om de rotte appelen uit de mand te verwijderen, waarmee hij verwijst naar de zieken, de ouderlingen, de gehandicapten, de joden, de homo's, de Roma, de inwijkelingen, de kleurlingen, de moslims, de zwartharigen en de bruinogigen, maar ook naar de ongeborenen, de niet gevaccineerden, de sans-papiers, degenen die geen verwanten en geen medestanders hebben, zij voor wie hij het onderspit moet delven omdat zijn intelligentie de hunne niet kan evenaren, zij die het ongeluk hadden in een rolstoel te belanden, en zij ook die behoren tot de zeven en een half miljard die moeten verdwijnen omdat een 'elite' van mening is dat een half miljard mensen op de aarde genoeg is, waartoe uiteraard zijzelf behoren die 'Lebensraum' behoeven. Laten we hen opstoken, zo zegt de satan, en lampenkappen maken van hun vel, laten we hun woonsten veilen voor een habbekrats en hun goud in onze banken deponeren: La Suisse lave plus blanc. En mochten onze misdaden ooit het daglicht zien, dan zal de Heilige Stoel er wel voor zorgen dat wij in onze oude dag niet moeten vrezen voor ons eigen vel, in Bariloche in de Andes, een 'Madurodam' van de geboortestreek van de Führer, waar SS-ers thuis zijn, Erich Priebke, maar ook de Britse vorsten, extreemrechts en al wie zich verheven goden wanen.
Ludo Noens, Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke. Enkele beschouwingen.
Ludo Noens, Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke. Enkele beschouwingen.
In zijn Topica, een der vroegste en grootste meesterwerken uit de westerse filosofie, definieert Aristoteles (684-622 A.X.) het bewijs van een stelling als het zodanig positioneren van het te bewijzene in het geheel van de dingen die reeds aanvaard zijn, dat het uit deze aanvaarde dingen als vanzelf voortvloeit. Een zaak bewijzen is met andere woorden deze zaak aanvaardbaar maken door ze in te passen in het geheel van reeds aanvaarde zaken. Wanneer Ludo Noens in Het ingebeelde universum suggereert dat “de werkelijkheidswaarde van fantastisch klinkende voorstellingen in de literaire shared fictional universes evenwaardig zijn met die van de huidige mathematisch vertolkte kosmologische modellen”, verwijst hij impliciet naar deze belangrijke waarheid uit de Topica door de twee genoemde benaderingen voor te stellen als “samenhangende mentale constructies, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde denkbeelden en ontwikkelingen.”
De zoektocht naar waarheid blijkt een even bijzondere als moeilijke onderneming gelet op het feit dat in het merendeel der gevallen de openheid ontbreekt welke vereist wordt om op een objectieve manier oordelen te kunnen vellen. Die openheid is er vaak niet omdat met de waarheid belangen zijn gemoeid terwijl wie zoeken, behoeftig zijn zoals iedereen en derhalve afhankelijk van broodheren, van een publiek, van succes, van oordelen en van verwachtingen. Als ingevolge hoge welvaart, gemakzucht van de partij is en de tijdsgeest neigt naar kleinburgerlijkheid, zelfvoldaanheid en arrogantie, ontstaat een oneigenlijke onderscheidingsdrang gekenmerkt door allerlei vooroordelen en gevoed door privileges, die dan resulteert in oneerlijkheid en aldus ook in leugenachtigheid. De waarheid is dan heel ver zoek, partijdigheid is troef, het contact met de aarde of de ernst van het leven dringt niet langer tot de geesten door en de realiteit verwordt dan tot een spel, de beschouwing en de beschrijving ervan zijn kaduuk, vooringenomenheid laat wat zich aandient als een queeste, reeds van op voorhand stranden. Bijzonder aan het werk van Noens is nu dat het bewuste gebrek daarin ontbreekt, wellicht mede doordat bij deze auteur de vertekenende autoriteitsgevoeligheid geheel afwezig lijkt, wat hem de zeldzame vrijheid verschaft van die geesten die het niet aan hun hart laten komen wanneer zij veroordeeld blijken om moederziel alleen door de duizelingwekkende ideeënwerelden te zeilen maar tevens doordat de meester in de fantastiek die Noens ook nog is, niet bang blijkt te zijn om te ver-zeilen. En die laatste onverschrokkenheid heeft hij gemeen met het handvol auteurs dat wars van modes, trends en plichtplegingen, het publiek bij de hand neemt en met zich mee trekt naar ongedroomde plekken, hoog onder het gebinte van het universum van de geest.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 juli 2024)
22-07-2024
Nosferatu
Nosferatu
Nosferatu (video)
Een korte meditatie bij 'Nosferatu' van Werner Herzog e.a.
Een korte meditatie bij 'Nosferatu' van Werner Herzog e.a.
Het gewicht van verwachtingen (deel 4)
Het gewicht van verwachtingen (deel 4)
In een kapitalistisch bestel maken maatschappelijke verwachtingen en veroordelingen dat het menselijk geluk wordt opgeofferd aan een socio-economische strijd, dat economisch onnuttige elementen zichzelf opruimen, dat ongewenste mensen zich uit de samenleving terugtrekken en dat de blinde kudde haar gewisse dood tegemoet rent in de muizenval van een onverdroten periodiek opdoemend oorlogsfront: “Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen”. De transitie van de idyllische natuur naar de nerveuze chaos van afzichtelijke steden, de verwording van het leven in stamverband tot de dystopie van een dwingende pikorde, de woekering van onleefbaarheid waar landbouwers en kunstenaars hun plek moeten afstaan aan maniakken en carrièrejagers: het wordt allemaal bewerkt en geregeld door verwachtingen en veroordelingen die de wil van wildvreemden representeren die zich verbergen zoals macht zich verbergt, naar het voorbeeld van de zeven plagen van Egypte, om dan toe te slaan via sluikwegen zoals vampieren dat doen die de pandemie de wereld in stuurden. Men zegt dat vampieren een elitaire orde vormen die de mensheid veracht maar haar de doodsteek onthoudt omwille van het bloed dat zij behoeft zoals de slang haar prooi.
(J.B., 22 juli 2024)
21-07-2024
Het lezen waard: Ludo Noens' nieuwste boek:
Het lezen waard: Ludo Noens' nieuwste boek: "Het ingebeelde universum"
Het nieuwste boek van Ludo Noens is uit:
Tekst van de achterflap:
Menig hedendaags astrofysicus staat kritisch tegenover de huidige wetenschappelijke kosmologie. Zij hebben het dan over ‘sciencefiction met wiskundige vergelijkingen’, over ‘sofisterij en illusies’ en zelfs over ‘fairy-tale physics’…
Concepten aangaande big bang, holografisch universum, simulatiehypothese, multiversum, singulariteiten en hyperdimensionale snaartheorieën lijken inderdaad aan te sluiten bij ideeën uit de sciencefiction en fantastiek. In het bijzonder uit het fictieve shared universe (zgn. gedeeld universum), literair eindproduct van de menselijke verbeelding: hieraan participeren meerdere auteurs onafhankelijk van elkaar, door opeenvolgend aan de oorspronkelijke en later evoluerende verhaallijn en -wereld hun persoonlijke creatieve bijdrage te leveren.
Is de ‘werkelijkheidswaarde’ van de fantastisch klinkende voorstellingen in de literaire shared fictional universes, en die van de huidige mathematisch vertolkte kosmologische modellen in wezen misschien niet evenwaardig? Zijn zij beiden geen in de loop der tijd telkens weer aangepaste, min of meer samenhangende mentale constructies, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde denkbeelden en ontwikkelingen?
Dit boek verbreedt deze stelling tot wereldbeschouwingen in het algemeen, met speciale aandacht voor de ‘onmogelijk’ klinkende hindoe-boeddhistische kijk hierop…
Ludo Noens (1949) is een Vlaamse auteur van literaire fantastiek en van non-fictie die zich focust op paranormale thema’s en mystieke/marginale figuren uit de academische wereld en uit de esoterisch-christelijke traditie. Hij was tussen 1988 en 2004 vaste medewerker voor België van het Nederlandse tijdschrift BRES en geeft sinds 1986 het driemaandelijks cultureel tijdschrift PORTULAAN uit.
Boekbespreking volgt.
20-07-2024
Het gewicht van verwachtingen (deel 3)
Het gewicht van verwachtingen (deel 3)
In de voorgaande paragraaf werden drie voorbeelden aangehaald van de onmiskenbare invloed van verwachtingen (en van veroordelingen) op het menselijk gedrag. Het eerste voorbeeld toont hoe maatschappelijke verwachtingen en veroordelingen ervoor zorgen dat economisch onnuttige elementen in een kapitalistisch bestel zichzelf gaan opruimen. Het tweede voorbeeld toont hoe ongewenste mensen met hun via de autoriteiten diets gemaakte veroordelingen en verwachtingen onder druk worden gezet om zichzelf uit de samenleving 'terug te trekken'. Het derde voorbeeld laat zien dat het kapitalisme van ons eist dat wij ons menselijk geluk opofferen aan een socio-economische strijd die tot enkel dat resultaat leidt dat het gouden kalf erdoor gespekt wordt. Hier verplicht de actualiteit ons echter om met een vierde voorbeeld aan te tonen dat de kuddedieren die wij, mensen, blijkbaar zijn, met simpele smoesjes massaal de dood kunnen worden ingejaagd en dat wij er gaan naar verlangen om te sterven voor een voorgehouden ideaal dat echter nooit het onze kan zijn.
De Amerikaanse baptistendominee en strijder tegen apartheid en racisme in de USA van de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw, Martin Luther King, hield kort na de moord op burgerrechtenactivist Medgar Wiley Evers in 1963 een toespraak in Detroit waarin hij stelde dat een mens onbekwaam is om te leven als hij geen zaak heeft waarvoor hij bereid is te sterven.1 Deze stellingname heeft onmiskenbaar zijn wortels in het christendom en meer bepaald verwijst zij naar het kruisoffer van de Messias die de gelovigen uitnodigt om in zijn voetsporen te treden.
Bedoeld wordt echter dat het aardse leven op zich waardeloos is als het niet in dienst staat van de liefde, die een bestaan impliceert op een hoger niveau, met andere woorden: dat het fysieke leven niet de hoogste waarde is, dat een leven zonder liefde waardeloos is. Edoch, er zijn mensen die sterven voor de drank of voor de kick van levensgevaarlijke ondernemingen; ontelbaren lopen hun dood in de armen door hun gezondheid te ondermijnen in de jacht op een carrière, verblind door geld, macht en roem en even ontelbaar zijn degenen die zich zelfmoorden voor een onbeantwoorde liefde.
Gelijkaardig totaal naast de kwestie van het christelijke gebod zijn degenen die zich ertoe laten overhalen om naar het front te gaan vechten, zogezegd ter verdediging van de eigen vrijheid en van die van hun geliefden. Dat zij zich schromelijk vergissen mag echter ondubbelzinnig blijken uit het feit dat zij naar het front worden gelokt langs de twee kanten. In Oekraïne worden zowel westerse soldaten als Russen naar de frontlinie gestuurd. En dat gebeurt telkens onder dezelfde voorwendsels: de verdediging van hun eigen idealen. Maar als kers op de taart: de paus van Rome spreekt de westerse soldaten moed in om te gaan vechten (de paus bewaart een bijbel van een Oekraïense gesneuvelde op zijn schrijftafel), terwijl de Russisch-orthodoxe patriarch aan de Russen zegt dat zij de dood niet moeten vrezen als zij tegen de westerlingen gaan vechten. De twee kerkvorsten, nota bene, gaan met elkaar vriendschappelijk om. Derhalve gaat het ook in deze oorlog allerminst om een strijd tussen leden van verschillende volkeren: de eigenlijke strijd is die tussen verschillende klassen. Waarom zouden wij onszelf voorhouden dat één opgeteld bij één gelijk is aan drie?
(J.B., 20 juli 2024)
1 De beroemde zinsnede luidt: “There are some things so dear, some things so precious, some things so eternally true, that they are worth dying for. And I submit to you that If a man has not found something worth dying for, he is not fit to live.”
16-07-2024
Het gewicht van verwachtingen (deel 2)
Het gewicht van verwachtingen (deel 2)
Een volume verplaatsen kan met duwen en trekken, zowel op fysisch als op psychosociaal vlak: iemands duwende kracht of zijn wil kan gesteund worden maar ook geremd door (tegen)trekkende externe krachten, zoals andermans verwachtingen. Een moraaltheorie die stelt dat de wil niet bestaat en dat het geweten niets anders is dan het geheel van geïnterioriseerde wetten en regels die maatschappelijk worden opgelegd, zegt in feite dat ons gedrag uitsluitend door externe krachten wordt gestuurd. Maar externe krachten vertegenwoordigen de wil van anderen en derhalve wordt zodoende ook in die moraaltheorie de kracht van de wil sowieso erkend, wat haar inconsistent maakt. Het is dus onmogelijk om de wil als sturende kracht van het gedrag te ontkennen maar even feitelijk is de soms doorslaggevende rol van andermans wil of verwachtingen in het beslissingsproces dat aan een zeker gedrag voorafgaat.
Nu zijn er niet alleen de wil en de verwachtingen maar tevens zijn daar de negatieve wil (of de onwil) en de negatieve verwachtingen (of de veroordelingen) en die realiteiten maken het hele plaatje nog een beetje ingewikkelder. Want zo groot als de invloed kan zijn van de verwachtingen, zo ingrijpend zijn de veroordelingen door derden van iemands gedachten, intenties, plannen, beslissingen en gedragingen. Enkele voorbeelden zijn allerminst overbodig.
Van ouderlingen wordt verwacht dat zij op zekere leeftijd gaan begrijpen dat 'hun tijd erop zit' (“het is voor iedereen zo wel niet”, zo zegt men dan) dat ze 'plaats ruimen' (cf. het concept 'Lebensraum' van Adolf Hitler) of dat zij zelf het initiatief nemen om 'het probleem' (dat zij blijken te zijn, want het wordt hen diets gemaakt dat zij eigenlijk in de weg lopen) 'oplossen' (de 'Endlösung' van de nazi's) en dat zij 'voor hun eigen goed' de keuze maken voor de 'goede dood' (dat is de betekenis van de term 'euthanasie'). Komen zij aan die verwachtingen tegemoet, dan kiezen zij sowieso voor de beëindiging van hun leven en durven zij het aan om die verwachte uitkomst alsnog te weigeren, dan rest hen het al even afschrikwekkende lot van de veroordeling.
Want niemand kan nog ontkennen dat ouderlingen worden verwenst, nu het geschiedt op televisie en in onbedekte termen. Onlangs nog sprak de voorzitter van nota bene op de koop toe nog de christelijke mutualiteit zich uit over het 'probleem' van de vergrijzing, waaronder men niet langer moet verstaan dat het de bedoeling is om grijsaards te gaan helpen: zij moeten worden opgeruimd, want dat is de betekenis van euthanasie, wat moet 'bespreekbaar' gemaakt worden, zoals dat dan heet, en wel omdat het allemaal onbetaalbaar wordt.
De realiteit is dat mensen levenslang betalen voor hun pensioen, vervolgens souperen de verantwoordelijke politici ter zake die gelden op en zoeken zij naar een 'oplossing' welke uiteraard in niets anders meer kan bestaan dan in de opruiming van de pensioengerechtigden. Een denktank moet er dan maar voor zorgen dat de zaken zo worden voorgesteld alsof het lijkt dat het de senioren zijn die bedelen om euthanasie, dat dan vanzelfsprekend dient voorgesteld te worden als een recht, een heus mensenrecht waarvoor zelfverklaarde 'pioniers' op de barricaden gaan staan die dan vervolgens ook nog eens voor helden willen doorgaan.
Senioren, kankerpatiënten, mensen met psychische stoornissen, gehandicapten en ga zo maar door: de maatschappij doet er immers alles aan om zichzelf gezond te maken - zeg maar: om de rotte appels uit de mand te weren - en de volksgezondheid wordt veel vlugger, makkelijker en goedkoper gediend door alle zieken te laten afmaken door beulen dan door hen jarenlang te laten behandelen door gespecialiseerde artsen wiens opleiding aan de maatschappij handenvol geld kost en zeg nu zelf: zijn dat niet twee vliegen in één klap als men de beide geldverslinders (zowel de zieken als de artsen) met een enkele beweging weet weg te vagen?
Een tweede voorbeeld dat de verregaande invloed van zowel verwachtingen als veroordelingen illustreert, vindt men in de labyrinten van de pikorde, waar prestige, schande, schaamte, eerzucht, schone schijn en hypocrisie de toon aangeven en dat ten koste van vele mensenlevens, wat uiteraard niet verborgen kan blijven. Eerder bespraken we uitgebreider hoe de maatschappelijke veroordeling van homoseksualiteit in wezen neerkomt op de veroordeling van mensen (met deze geaardheid), meer bepaald bij de verklaring van de oorsprong van de uitdrukking “uit de kast komen”. Wie uit de kast komen, zijn daar op een keer ook in opgesloten en in feite gaat het veeleer om een kist want de slachtoffers van die gemene handelwijze uit de tijd kregen de opdracht zichzelf te verloochenen en hun leven te ruilen voor een toneel. Dat gebeurde doorgaans in de puberteit van de betrokkenen met de medewerking van de notabelen, zijnde de pastoor en de dorpsdokter, die immers aan de betrokkene diets maakten dat deze zijn familie tot schande zou brengen als hij of zij zich niet levenslang verborg, wat in feite neerkomt op het lot van levend begraven te worden nadat men werd veroordeeld en gekist.1
Een derde voorbeeld en wellicht het meest bekende is de algemene maatschappelijke verwachting dat men zijn leven herleidt tot een carrière of een socio-economische oorlogsvoering met het oog op het verwerven van een zo hoog mogelijke positie op de maatschappelijke ladder, wat uiteraard moet stranden in incompetentie omdat men zijn grenzen pas kent als men ze overschrijdt. Men lijkt niet te beseffen dat de tegemoetkoming aan deze verwachting die zeker niet algemeen menselijk is doch specifiek voor de kapitalistische maatschappij (die niet steunt op samenleven maar op onderlinge rivaliteit of op het heilige beginsel van het privaatbezit), het leven en het levensgeluk als zodanig dwarsboomt, wat in feite niemand echt kan willen. Het gaat derhalve om een maatschappelijke veroordeling van al wie zoeken naar authentiek levensgeluk. Deze houding congrueert met de tegendoelmatigheid welke resulteert uit de middeldoelomkering die ontspruit uit de hoogmoed, de wens van zelfvergoddelijking of de god wordende mens, welke wordt gevoed door het geloof in de mens geworden god. Dit verkapte wensdenken vindt zijn oorsprong in de onvrede van het schepsel met zijn schepsel-zijn vanuit een na-ijver waarvan de oorsprong altijd in duisternis gehuld zal blijven.
Om een volume op gang te krijgen, eist de wet der traagheid dat er krachten gaan op inwerken teneinde het van de toestand van rust naar die van beweging te doen overgaan en dit kan grosso modo gebeuren middels twee handelingen, namelijk trekken en duwen. Een kar wordt doorgaans getrokken en niet geduwd omdat ook rekening moet gehouden worden met de zwaartekracht die de kar immers reeds sowieso naar beneden trekt en met de positie van de steunpunten: door aan de kar te trekken, verhindert men dat ze naar beneden geduwd wordt terwijl de krachten zich bij het duwwerk hoe dan ook zodanig verdelen dat zij met de inwerking van de zwaartekracht meewerken - de trekkrachten daarentegen werken de zwaartekracht een beetje tegen. Uiteraard is deze voorstelling van zaken simplificerend want onder meer ook de aard van de steunpunten en de wrijving van wielen over een oneffen weg spelen een grote rol, wat uiteraard veel minder het geval is bij het voortduwen van bijvoorbeeld een binnenvaartschip over de Schelde, al heeft men daar bij het trekken ook nog te maken met het feit dat de locomotief met zijn schroef een waterstroom opwekt die de voortbeweging van zijn vracht tegenwerkt, wat echter niet gebeurt waar de locomotief een paar trekpaarden zijn op het jaagpad.
Duwen en trekken zijn twee bewegingen die de zwaartekracht kunnen tegengaan (eigenlijk altijd min of meer in samenspel met heffen) en dat is niet alleen het geval waar het gaat om fysische gebeurtenissen: ook op psychosociale bewegingen, bewegingen van de wil en van de emoties kunnen zowel duw- als trekkrachten worden uitgeoefend. Deze niet-fysische gebeurtenissen zijn immers met de fysische verbonden: zij gaan eraan vooraf, zoals dat het geval is met de bewegingen van de wil en van de emoties, ofwel volgen zij erop. In het geval van niet-fysische bewegingen nu, kan men de eigen wil welke bijvoorbeeld voorafgaat aan een fysieke inspanning, beschouwen als een duwende kracht. Naast die duwende 'psychische' kracht kan men dan een trekkende 'psychische' kracht onderscheiden, bijvoorbeeld in de uitwerking van zekere verwachtingen welke gekoesterd worden jegens degene die de inspanning in kwestie moet leveren. De wil duwt degene die wilt naar zijn fysieke inspanning toe maar tegelijk kunnen de verwachtingen, hetzij vanwege de willende persoon zelf, hetzij vanwege derden, de persoon die een handeling wil stellen als het ware naar die handeling toe trekken. Op die manier zal de handelende persoon tegelijk duwen én getrokken worden en de trekkracht is dan in vele gevallen niets anders dan een verwachting of de som van de verwachtingen gesteld in de handelende persoon in kwestie met betrekking tot de daad die op zijn wilsdaad volgt. Het is derhalve niet noodzakelijk alleen de wilsdaad die de handeling van de betrokken persoon op gang brengt: ook de verwachtingen van anderen hebben een invloed op de initiatie van de bewuste actie.
Het verschijnsel is goed bekend in de sportwereld, met name als de invloed van supporters op de prestaties van de spelers die door het handengeklap van duizenden met het gebeuren meelevende mensen, vleugels krijgen, zoals dat zo bijzonder treffend wordt uitgedrukt maar het heeft ook in de wereld van alledag een niet te onderschatten rol in de vorm van bijvoorbeeld morele en financiële steun of van collegiale ondersteuning of ondersteuning door maatschappelijk hoger geplaatsten, zoals vorsten en andere hoogwaardigheidsbekleders.
Een bijzonder geval van psychische trekkracht of op de menselijke werkzaamheid inwerkende kracht welke onderscheiden is van de 'duwende' eigen wil, is het door plichtsbewustzijn gedreven (/getrokken) handelen of het verantwoordelijke handelen, in het bijzonder het handelen van meerderen tegenover hun ondergeschikten en meer bepaald in het geval waarbij de meerderen (bijvoorbeeld de helden) worden toegejuicht door hun ondergeschikten (of door hen die zij plegen te redden) en door wie zij dan als het ware 'gedragen' worden. Mensen die verantwoordelijkheid krijgen over hun werk, presteren beter dan mensen in loondienst omdat deze laatsten de trekkracht missen, in tegenstelling tot de eersten. Het omgekeerde bestaat uiteraard ook, namelijk daar waar leiders door het volk worden uitgejouwd en derhalve in hun activiteiten psychisch worden geremd. Indien de juiste parameters werden aangewend om de werkzaamheid van deze psychische invloeden op de menselijke prestaties te meten, dan zou men ongetwijfeld versteld staan van de winst, respectievelijk van het verlies aan fysieke kracht dat hiermee gepaard kan gaan.
Het stellen van verwachtingen aan mensen, het aanwezig zijn van de wenselijkheid van zekere handelingen maar ook het laken van zekere daden kan principieel uitgedrukt worden in de gedaante van fysieke krachten die enkel qua vorm verschillen van de ordinaire duw- en trekkrachten, zoals ook het magnetisme dat de aantrekking en de afstoting tussen metalen regelt zonder dat van met de ogen zichtbare aanrakingen sprake is, massa's kan verplaatsen en derhalve weerstand kan bieden aan de traagheid waaraan de fysieke wereld onderworpen is.
Dit in acht genomen zullen derhalve goed en kwaad of dus de sfeer van het morele of de morele orde niet langer kunnen afgedaan worden als behorend tot een andere wereld die minder echt is dan de fysische realiteit en in feite werken de twee genoemde velden sowieso samen in wat wij beschouwen als de wereld van het levende of de werkelijkheid van de lichamen waarin de twee onderling onlosmakelijk versmolten zijn. Alvast is het zo dat een fysicalistisch wereldbeeld waarin de realiteit van de niet-fysische krachten miskend wordt, alleen al omwille daarvan, een bijzonder vertekende werkelijkheid huldigt: een dergelijke werkelijkheidsopvatting verwisselt de eigenlijke werkelijkheid voor de fictie van lieden die zich krampachtig vastklampen aan het beginsel dat alles alleen maar bestaat uit materie en energie.
(J.B., 10 juli 2024)
08-07-2024
Het gevaar van militanten
Het gevaar van militanten
Een maatschappij organiseert zich door haar burgers werk te geven, wat wil zeggen dat tegen betaling van een loon, burgers zich inzetten voor een beroep met maatschappelijke betekenis. De verloning is steeds vaker het belangrijkste motief voor die inzet, getuige de soepelheid waarmee werknemers overstappen naar steeds weer nieuwe banen maar naast het levensnoodzakelijke loon kunnen uiteraard ook de persoonlijke interesse en de wil tot zingeving de inzet voor het beroep en de beroepskeuze mee bepalen. En niet iedereen kan ongeacht welk beroep uitoefenen: de maatschappij stelt zekere bekwaamheidseisen aan haar functionarissen en zij houdt hen dan ook nauwlettend in het oog. Immers, met de uitoefening van hun beroep dienen burgers niet alleen het eigen belang: het beroep staat in de eerste plaats in dienst van de gemeenschap.
Anders is het gesteld met de niet verloonde arbeid en met het vrijwilligerswerk, al dan niet met onkostenvergoeding. Waar mensen vrijwillig werken zonder daarvoor een loon te vragen of te ontvangen, kunnen velerlei drijfveren in het spel zijn, gaande van bezigheidstherapie tegen verveling tot onverdroten inzet vanuit een of ander idealisme. Sommigen doen vrijwilligerswerk omdat zij in het normale circuit niet aan de bak komen terwijl zij zich toch niet uitgesloten willen voelen terwijl anderen gedreven worden door een geloof, een ideaal of nood aan zin. Uiteraard is bekwaamheid overal wenselijk en zelfs vereist maar waar vergoedingen niet langer het motief zijn, wordt er veeleer vanuit gegaan dat mensen sowieso niet iets zullen doen dat ze niet aankunnen zodat de eisen inzake kennis en kunde in dat geval afgezwakt worden.
Een bijzondere categorie van vrijwilligerswerkers die hier onze aandacht vragen, zijn de militanten of de activisten met als exponent de helden: militanten behoren tot de vrijwilligerswerkers want ze vragen geen vergoeding maar bovendien laten ze hun activiteit niet zelden veel geld kosten, wat ze gemeen hebben met de hobbyisten en hun exponent is de held, wiens inzet zo ver gaat dat hij bereid is er zijn eigen leven voor te geven. Vrijwilligerswerkers kunnen rekenen op enig maatschappelijk aanzien omdat zij tenslotte geven zonder er iets voor terug te vragen, wat anderen met een zekere aan het schuldgevoel grenzende dankbaarheid opzadelt maar dat is niet de regel. Soms verrichten zij werkzaamheden waarvan zijzelf beseffen dat de maatschappij er baat zal bij hebben terwijl zij ervoor tegengewerkt worden of zelfs gestraft, zoals dat het geval was met Galileo Galilei en Giordano Bruno die hun leven in dienst stelden van de wetenschap, Vincent Van Gogh die zich wijdde aan de schilderkunst of pater Damiaan die zijn medemensen belangeloos hielp. Maar er zijn ook activisten die wij liever kwijt zijn.
Militanten immers worden niet zelden religieus of ideologisch gestuurd en in dat geval doen zij aan proselitisme of bekeringsdrang. Het is immers eigen aan mensen die twijfelen dat zij hun twijfel proberen te reduceren en een van de meest efficiënte methoden om dat te doen, is door anderen van hun geloof te overtuigen: hoe meer mensen zij kunnen overtuigen, des te minder voelen zij het knagen van de eigen onzekerheden. Uiteraard ligt de bron van de geloofsonzekerheden in het gegeven zelf van het geloof, dat immers vraagt dat men van een ander iets voor waar aanneemt wat men zelf niet bewijzen of begrijpen kan. Religieuze overtuigingen zijn met andere woorden per definitie zaken waarvan de oorsprong ligt buiten degene die ze aanhangt. In tegenstelling tot wat de meeste mensen aannemen, is ons brein veeleer een stel teugels waarmee men door derden gemend wordt dan dat het een instrument van de eigen wil zou zijn. De motieven om een geloof te gaan verdedigen zijn dan oneigenlijk terwijl de kennis van de waarheid slechts wordt voorgewend. Men beliegt dan zichzelf en dat zelfbedrog wordt vergemakkelijkt door ervoor te zorgen dat ook anderen in dezelfde leugen gaan geloven. De bekeringsijver wordt nog eens extra versterkt waar het verbod geldt om het juk onder hetwelk men gebukt gaat, te ontvluchten omdat in dat geval de enige manier om de terreur te milderen bestaat in de hoop dat op een dag iederéén er zal onder lijden.
Het militantisme is derhalve altijd een tentakel van een vreemde macht, het is een gedrag dat gelijkt op de bekeringsijver en als het ons afstoot, dan ligt de reden daarvan in het feit dat men wel aanvoelt dat de bekeringsijveraars zelf worden aangestuurd door vreemde machten terwijl iedereen uiteraard beducht is voor het verlies van zijn zelfstandigheid.
Problematisch wordt het militantisme waar het zich niet langer beperkt tot publicaties of tot pogingen tot overreding: militanten kunnen immers opdringerig zijn zoals reclame opdringerig is maar zij kunnen ook overgaan tot dwang en tot geweld. Vaak wordt dat niet opgemerkt ofwel onder de mat geveegd waar men niet zelf een slachtoffer is van het juk of van de terreur en de bestrijding van die malaise wordt wel heel moeilijk waar militanten in groep en onder de radar gaan opereren zoals paramilitaire groepen dat doen middels zogenaamde guerrilla.
Zij houden zichzelf ongezien terwijl zij ervoor zorgen dat zij zich altijd en overal van een panopticum kunnen bedienen door te opereren middels de bemanning van netwerken met dubbele functies. Naast de inlijving van nieuwe leden doen zij ook aan het liquideren van hun tegenstanders en omdat dergelijke activiteiten crimineel of illegaal zijn, zorgen zij er wel voor daarmee niet aan het licht te komen. Legale activiteiten vormen dan de dekmantel voor simultane criminele acties.
Deze militanten vormen een gevaar omdat zij hun overtuigingen en levenswijzen aan anderen opdringen op straffe van afstraffingen zonder vorm van proces (en dus in den duik) van handelwijzen of gedragingen die gelaakt worden in de ideologie of de religie die zij voorstaan. Zo krijgen in buurten waar moslims wonen grote affiches met reclame voor lingerie niet zelden een nachtelijke beurt met de gasbrander maar ook zomers geklede burgers worden niet met rust gelaten door militanten van een geloof dat het dragen van hoofddoek en boerka aanbeveelt of verplicht. Waar xenofobie aan de orde is en angst voor uitheemse culturen die zich samen met hun belijders zijn gaan vestigen in meer geseculariseerde streken, gaat het steeds vaker om wetsovertredingen door inwijkelingen die van de autochtone bevolking verlangen dat zij de religieuze voorschriften van hun eigen religie respecteren zoals dat het geval is in een theocratie of in een staat waar één godsdienst dominant is en daar dan ook als staatsgodsdienst kan bestempeld worden.
Zo bijvoorbeeld kunnen hier verblijvende moslims van de burgers van hun gastland niet verlangen dat zij hun gebedsstonden onderhouden maar zij wensen wel dat hun werkgevers hier ermee rekening houden dat zij dat wel kunnen doen. Wat betreft kledij gaan zij zelfs nog een stap verder: zij kunnen weliswaar verlangen dat de boerka of de hoofddoek worden getolereerd maar wanneer zij gaan eisen dat ongelovigen zich aanpassen aan hun kledinggewoonten, overschrijden zij een rode lijn door de stilzwijgende instemming met alleen in hun eigen geloof bestaande wetten van ongelovigen of van andersgelovigen af te dwingen, soms middels bedreiging of middels verbaal en zelfs fysiek geweld.
Het probleem wordt nog groter naarmate de autonomie van de militanten toeneemt: waar in het katholicisme een paus zijn gevolg nog tot de orde kan roepen waar de staat om verantwoording vraagt, ontbreekt dit door de burgerlijke overheid aanspreekbare gezag in de islam en wordt een executieve vereist om de problemen dienaangaande binnen de perken te kunnen houden.
Een ander voorbeeld van militantisme dat bijzonder hinderlijk kan worden, vindt men in de stichting van de burgerinformatienetwerken, waar op basis van vrijwilligheid informatie doorgegeven wordt richting het bestaande gezag - vrijwilligheid, meestal gepaard gaande met een flinke portie persoonlijke betrokkenheid, onbetrouwbaarheid, oordeelsonbekwaamheid, belangenvermenging en meer van die zaken die het gehalte aan desinformatie zozeer kunnen doen toenemen dat hier vaak alleen nog sprake kan zijn van roddel. Men herinnere zich de 'securitate' in het Roemenië van dictator Nicolae Ceaușescu die zijn land onleefbaar maakte en die zijn onderdanen naar de waanzin en de wanhoop dreef.
Militantisme is vooral gevaarlijk omdat de taken binnen het activisme sowieso worden uitgevoerd door gehoorzame lui die vaak niet langer denken met het eigen hoofd - men herinnere zich het excuus van de moordenaars onder de nazi's: “Befehl ist Befehl”. Militanten zijn in zekere zin tot een massa gereduceerde en dus ontmenselijkte burgers (of dus mensen die zich kunnen vinden in de overtuiging dat hun mens-zijn is te danken aan het feit dat zij geregistreerd zijn bij de administratie van de politieke formatie waarvan zij deel uitmaken), robots welhaast, met een ijver zo groot dat die geen financiële stimulans meer nodig heeft.
Men moet gewis zijn hart vasthouden voor de vrijwillige dienaren van vorsten en van edellieden en voor de al te enthousiaste volgelingen van profeten en van ideologieën omdat men daar al te dikwijls te maken heeft met mensen die niet in staat zijn tot de vorming van een eigen oordeel: zij hebben zichzelf overgegeven aan andermans macht en werden zodoende herleid tot executeuren van bevelen. Het is een bekend gegeven dat wreedheid toeneemt evenredig met de afstand tussen dader en slachtoffer, terwijl die afstand echt gigantisch wordt waar de dader zich laat delegeren door onderdanen die blindelings want met volle overtuiging, welhaast fanatiek, zijn bevelen uitvoeren.
(J.B., 8 juli 2024)
04-07-2024
Prokofief Oorlog en vrede
Prokofief Oorlog en vrede
03-07-2024
Gounod Faust Le veau d'or MM
g
Gounod, Faust, Walpurgisnacht
Walpurgisnacht
Gounod, Faust, Le veau d' or -
-
-
Goethe Faust opera Gounod tro
Goethe Faust opera Gounod tro
Faust opera Gounod Paris
Faust opera Gounod Paris
Gounod, Faust, Le veau d' or versie 2
g
Gounod, Faust, Le veau d' or
Gounod, Faust, Le veau d' or
Ten strijd!
Ten strijd!
02-07-2024
Uw toekomst!
Uw toekomst!
Wie vandaag door Gent wandelt, wordt her en der herinnerd aan de prachtige tekeningen van Jules De Bruycker (1870-1945): niet alleen bij het passeren van de kathedralen maar ook bij de confrontatie met de lange rijen bedelaars aan de punten voor voedselbedeling.1
Het beeld was sinds de Tweede Wereldoorlog ongezien maar is heden zowaar verrezen en duikt in de Europese steden alom op: lange rijen wachtenden bij de gebouwen van de sociale dienst waar de voedselbedeling wordt verzorgd, kondigen niets minder dan de nakende hongersnood aan, nu de grootmachten alle wereldburgers de duimschroeven aandraaien en van hen fortuinen eisen voor de financiering van hun eigen schavot, hun plaats van executie, het front waar alles wat zo naarstig en geduldig werd vergaard aan rijkdommen in vele jaren, nu in luttele stonden wordt verbrand met kostelijke bommen en granaten en waar meteen ook de geplunderde burgers in massa worden opgeruimd.
“Uw toekomst. Onze missie. Defensie”: aldus klinkt vanaf heden om de haverklap in onze media (die niet de onze zijn) de bedrieglijke reclame voor de allernieuwste job en hij belooft een schitterende toekomst in deze donkere en barre tijden aan al wie willen toetreden tot het nieuwste heroïsme: geen bedelarij maar een ware carrière met een degelijk loon. Ziedaar de productie van de frontsoldaten.2
Wie sneuvelen, kunnen rekenen op een staatsbegrafenis, een medaille voor heldenmoed en de eigen naam gebeiteld in een betonnen monument. Aldus wordt het ongeluk opgehemeld, de hel veranderd in een hemel, het is maar hoe men het bekijkt en Friedrich Nietzsche noemde dit het reactionaire in de slavenmoraal die immers de gehoorzaamheid predikt met het oog op overleven.3
Alleen is hier geen sprake meer van overleven: de slaven liggen onder hun zerken op een verlaten kerkhof rond het monument van de heldenmoed waarop hun namen staan gebeiteld en de woorden: “Ter nagedachtenis aan hen die vielen voor het vaderland.” En als zij nog konden spreken, dan scandeerden zij in koor gewis de vaderlandslievende woorden: “Graag gedaan!”
Echter niet volgens onze geschiedenisleraar van destijds op school: “Ge kunt gaan denken”, zei hij en hij had het uit de eerste hand: “in de loopgraven lagen nog meer vaten met jenever dan kruitvaten: zij die zich daar door een regen van kogels moesten jagen, waren allemaal poepeloere zat.” Begrijpelijkerwijze kan in nuchtere toestand geen mens die dingen harden en dat is vandaag nog altijd het geval.
Zo weten wij bijvoorbeeld dat de mensonterende behandeling van de gevangenen in Abu Ghraib nabij Bagdad ten tijde van de oorlog in Irak, te wijten waren aan de drugs die de Amerikanen en hun westerse bondgenoten dagelijks moesten slikken en waarvan zij nooit meer afgekikt geraken als zij wederkeren naar hun vaderland. Oorlogspiloten en militairen die raketten afvuren of die drones besturen welke in de nacht hun explosieven afwerpen waar vijandige soldaten slapen van wie dan de ledematen worden afgerukt, zoals werd vastgelegd op beelden die onlangs vanuit de Oekraïne in het nieuws werden verspreid, nemen psychofarmaca die het doorgeven van prikkels van de reptielhersenen in de hersenstam naar de grote hersenen blokkeren met de bedoeling om de gevoelens die gepaard gaan met moord en doodslag, alsnog te onderdrukken. Maar de uitschakeling van het geweten middels drugs werkt uiteraard slechts tijdelijk, zodat de overlevenden van de moordpartijen een hel te wachten staat vanbinnen in hun hoofd, een hel die duren zal zolang zij leven, zodat velen onder hen zich haasten naar hun dood.
“Zij stierven opdat wij zouden leven”:hoe christelijk klinkt dat niet; warempel heeft de huidige paus Franciscus op zijn werktafel een bijbel liggen van een gesneuvelde soldaat in Oekraïne4 en aan de andere kant van het front spoort de Russisch-orthodoxe patriarch Kirill de Russen aan om aan datzelfde front en zonder vrees voor de dood, zoals hij hen bezweert, hun leven te gaan offeren voor hun naaste. Maar hijzelf houdt meer van aardse zaken, zoals dat over het hoofd geziene beeld bewijst dat onlangs nog de wereldpers haalde: een foto van zijne heiligheid waarop hij de peperdure polshorloge liet weggommen maar vergat dat ook te doen met het spiegelbeeld ervan in het glazen tafelblad onder zijn pols. Vergis u niet, de beide pausen zijn de allerbeste maatjes, zij trekken immers aan hetzelfde zeel.5
Waar hij voorbijtrok, bouwde de aanvoerder der Mongolen, Gengis Kahn, angstaanjagende torens van menselijke schedels welke hem de garantie boden dat zijn wil wet werd en het volk kon worden gepluimd. “Uw geld of uw leven!”, zo weerklinkt het in de Amerikaanse cowboyfilms en zo gaat het eraan toe onder de boefjes op straat die in ruil voor bescherming (lees: in ruil voor niet aanvallen) omwonenden geld aftroggelen. De collage “Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen”6van John Heartfield in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog is ook met betrekking tot de Derde Wereldoorlog van toepassing en het imperium van de wereldheersers wordt gekenmerkt door dezelfde leuze: betaal ons en wij garanderen u uw veiligheid.
Het is te zeggen: betaal ons genoeg, dat wil zeggen, voor de Belgen, en om te beginnen, welgeteld vijfhonderd miljard euro. Eventjes rekenen, dan maakt dat, gedeeld door tien miljoen, welgeteld vijftigduizend euro per Belg. Onmiddellijk te betalen weliswaar, want de vijand is niet bepaald van plan om te wachten totdat iedereen dat bedrag zal hebben opgehoest.
Uw toekomst, waarde landgenoten, onze missie: zo reclameren de naties aan de beide zijden van het front en alweer weet men met de aloude truc van het geld de braafste lieden te verleiden, dit keer niet om zich te gaan afpeigeren met slavenwerk op de velden en in de fabrieken maar om voor zichzelf eens en voorgoed de Endlösung te voltrekken.
Macht heeft de neiging om zich uit te breiden, anders zou het geen macht zijn. Macht ontstaat uit confrontaties van krachten waarbij de winnaars ook de machthebbers worden. Die machthebbers willen machtsbehoud, zij stellen zich derhalve voortdurend defensief op en luisteren naar het devies dat de aanval de beste verdediging is, zodat zij fundamenteel grensverleggend zijn of dus gericht op expansie. Die uitbreiding fnuikt zichzelf uiteraard niet en wordt pas gestopt als zij op haar grenzen botst, wat wil zeggen: als zij krachten ontmoet die er niet aan denken om voor haar geweld te wijken. Maar de genoemde grenzen zijn nooit exclusief en zelfs niet in eerste instantie te wijten aan externe krachten: meestal resulteren zij uit een eigen verzwakking omdat macht die te groot wordt, het begeeft onder het eigen gewicht.
Dit is het verhaal van de toren van Babel, die de ambitie had de hoogste toren ooit te worden: voortdurend werden bouwstenen aangevoerd om de top nog hoger te maken maar vanaf een zeker ogenblik geraakten die bouwstoffen niet meer tot boven omdat zij onderweg werden opgebruikt voor herstelwerken noodzakelijk om de onafwendbare erosie tegen te gaan. Waar de groei de duimen moet leggen in zijn wedijver met het verval, botst hij op zijn grenzen en aan elke groei zijn grenzen. Macht wordt aldus niet zozeer van buiten uit tegengewerkt omdat elk wezen zijn einde reeds in zich heeft. Als de toren niet langer hoger wordt, heeft hij zijn absolute top bereikt en kunnen de meest hardnekkige inspanningen alleen nog het behoud van de bereikte hoogte nastreven. Daardoor verdwijnt de euforie van de groei die de motor was van alle inspanningen en met het verdwijnen van die euforie, kwijnen ook het enthousiasme weg, de moraal, de wil en de werkkracht. De toren groeit niet langer maar bovendien begint hij nu ook af te brokkelen. Van zodra zijn rivalen deze afgang bespeuren, hervatten zij de moed, winnen zij aan kracht en gaan zij in de aanval. Een macht die reeds door interne problemen aan het afbrokkelen is, heeft immers geen reservekrachten meer over om zich tegen ook nog die externe aanvallen te gaan verdedigen.
Het is een natuurwet die opduikt in de vaststelling dat het einde in het begin vervat zit. In 1972 werd die vaststelling ook gemaakt door bezorgde wetenschappers met betrekking tot de (kapitalistische) economie en gepubliceerd als The Limits To Growth – A Report for the Club of Rome Project on the Predicament of Mankind (Universe Books, New York).1 Het Engelse 'predicament' betekent 'erbarmelijke toestand' of 'netelige positie'. De hele economische kwestie volgt onvermijdelijk uit het kapitalistisch karakter van de economie waarvan het concurrentieel karakter immers geënt is op de natuur en meer bepaald op de wet van de jungle, “the survival of the fittest” of het recht van de sterkste.
Humane culturen daarentegen onderscheiden zich van de natuur en enten zich (meestal) op heel andere principes die ook kansen geven aan minderheden en die het solidariteitsprincipe huldigen. Pas waar in de cultuur de samenwerking zoek is en zij gecorrumpeerd werd door bedrog en list voortvloeiend uit concurrentie, dreigt zich een misplaatste ingreep op te dringen: vanuit de verkeerde mening dat men inzake de economie met cultuur te maken heeft, wil men terug naar de natuur die als voorbeeld moet dienen, terwijl men met de principes van absolute vrijheid en concurrentie in feite reeds inhumane, natuurlijke principes aan het volgen is, waardoor men van de regen in den drup belandt.
Dit was het geval met het nazisme in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog en het is ook nu weer aan de orde met de opkomst van extreemrechts, maar deze keer wereldwijd, wat betekent: quasi zonder externe tegenkrachten en derhalve enkel te bestrijden van binnenuit. Maar dat betekent uiteraard het gevaar van burgeroorlogen - wereldwijd - of chaos.
De Club van Rome beschikt over geen enkele politieke of economische macht en is er dan ook niet in geslaagd om het tij op afdoende wijze te keren, al heeft zij wel enige invloed gehad op vooral de meer links georiënteerde politieke bewegingen. Wat zich vandaag op een uiterst bedrieglijke wijze presenteert als een gelijkaardig bezorgde club, is het Wereld Economisch Forum: zeer in tegenstelling tot de Club van Rome, bestaat deze elitaire vergadering uit politieke en economische zwaargewichten, meer bepaald machthebbers en miljardairs, met enorme invloed wereldwijd en in dienst van de belangen van deze machthebbers zelf, wat dus betekent: zonder authentieke bezorgdheid om de precaire situatie van de mensheid en om ons aller lot: het embleem van de zorg wordt evenwel benut als voorwendsel om een volstrekt onmenselijke politiek te kunnen voeren en meer nog dan dat: een politiek gericht op de vernietiging van de mens. Het meest zorgwekkende van de hele situatie is dan nog dat op democratische wijze en derhalve door een meerderheid of door de massa, populisten en extremisten aan de macht worden gebracht waardoor zich dezelfde catastrofe dreigt te herhalen die men zich herinnert uit de tijd van het nazisme en die de situatie slechts doet verergeren: in de waan dat schoon schip gemaakt wordt met een beschaving die over haar hoogtepunt heen is, worden de oorzaken van haar ondergang nu ook nog eens gelegitimeerd en ontstaat een bewind dat geen enkele weerstand meer biedt aan de wet van de jungle en aan het recht van de sterkste, welke als de enig zaligmakende wetten en rechten worden binnengehaald.
(J.B., 1 juli 2024)
1In 1973 in het Nederlands verschenen bij Het Spectrum B.V., Utrecht/Antwerpen, onder de titel: Rapport van de Club van Rome. De grenzen aan de groei. Auteurs: Dennis Meadows (MIT), Donella Meadows, Jorgen Randers en William Behrens, met commentaar van De Club van Rome (die gesticht werd in 1968).
27-06-2024
Het mysterie van de kloosters ontrafeld Een interview met Omsk Van Togenbirger
Het mysterie van de kloosters ontrafeld
Een interview met Omsk Van Togenbirger
Het was in een gesticht dat we hem die keer gingen opzoeken1 en ook nu weer verbleef hij daar alsof hij er nooit was weggeweest; hij had ons zelfs kunnen laten geloven dat hij daar helemaal niet zat omwille van een niet-lichamelijke ziekte maar veeleer om veiligheidsredenen, aangezien allerlei insinuaties ons bereikten over zijn politieke activiteiten die wel eens schade konden veroorzaken als hij de wind in de zeilen kreeg, wat vooralsnog niet het geval mocht heten: Omsk Van Togenbirger in hoogst eigen persoon. Deze keer had hij zelf het initiatief genomen voor een interview, een telefoontje van hem had ons namelijk bereikt, waarin hij zich in min of meer bedekte termen uitsprak over een zaak die hem van het hart moest terwijl hij niet kon zeggen welke zaak het dan betrof en dat het ook helemaal niets te maken had met de toestand in de wereld maar eerder met zijn onhebbelijkheden, en ook nog of we hem niet een haarspeldje konden meenemen bij een gewenst bezoek want dat hij dringend in zijn oren moest koteren terwijl zijn exemplaar al dagen zoek was. Waaruit wij dus besloten dat het juist wél dringend was en dat het wél over politieke aangelegenheden handelen zou. Achterdocht kan men de man niet verwijten in een land waar de sinds een halve eeuw bejubelde koningin van de dans plotseling verketterd werd, alleen maar omdat zij zich niet had laten vaccineren en zij bovendien corona 'een complot van de medische industrie' had genoemd.2 Dus wij naar het gesticht, gelegen in een grote waterplas, alleen per schip te bereiken...
De wachtkamer was meteen de bezoekersruimte en daarin stonden drie stoelen rond een tafeltje en er was ook nog het venstertje met uitzicht over de wal. Dit keer was het nog klaar, de peer hoefde niet te branden en nadat ik mij bij de receptie had aangemeld, dook alras Van Togenbirger op en hij begon ook meteen te praten: of ik koffie wenste - niet, ik kwam net van tafel - en hij begon over een man die eveneens in dit gesticht had verbleven, een dokter dan nog, hij had mij graag met hem kennis laten maken maar helaas: de ongelukkige overleed enkele dagen voordien. Deze dokter was het namelijk die het hoofd van Van Togenbirger op hol had gebracht met een wel heel bijzondere vaststelling die hij had gedaan, de meest curieuze ontdekking uit zijn hele carrière, zo noemde hij het, en Omsk was de eerste en wellicht ook de laatste aan wie hij over zijn ontdekking had gesproken; de dokter moest zich houden aan de deontologie van het vak, zoals dat heet, wat wil zeggen dat hij niet uit de biecht mocht klappen, maar dit was toch zeker wel een twijfelgeval en zo kwam het kort geleden tot een openbaring om u tegen te zeggen.
De man vertelde mij, zo herhaalde Van Togenbirger, dat hij een bijzondere ontdekking had gedaan van medische aard, een zaak die hij niet in staat was te verklaren en met betrekking tot welke hij Van Togenbirger had aangesproken.
– Ik ga nu niet beweren dat ik het raadsel heb opgelost, aldus de oude Omsk, maar u zult zelf kunnen oordelen of de conclusies die ik daaruit getrokken heb, redelijk en plausibel zijn.
Ik drong er dus op aan dat hij me gauw vertelde wat de oude dokter hem dan precies had toevertrouwd.
De man had een groot aantal patiënten gehad, zo begon Omsk, waaronder ook een massa kloosterlingen, meer bepaald broeders en zusters die in verschillende kloosters verbleven, her en der in de streek. Daarover kon hij weliswaar niet in detail gaan maar in het kader van de geneeskundige zorg die dus ook kloosterlingen moeten kunnen krijgen, was het ooit een van zijn taken geweest om de bloedgroepen van de cenobieten te bepalen voor de aanmaak van gegevens die misschien ooit van pas zouden kunnen komen. Welnu, de vaststelling die hij daarbij deed was deze, dat de kloosters, of alvast de kloosters in de streek waar hij die werkzaamheden uitvoerde, niet zomaar bevolkt werden door willekeurig welke monniken, neen: elk klooster telde monniken van een welbepaalde bloedgroep en geen andere!
Je had dus bijvoorbeeld het klooster hier om de hoek: wel, de monniken die daar verbleven hadden allemaal bloedgroep O. In het klooster wat verderop dan, woonden enkel monniken met bloedgroep A. En zo ging dat door voor alle bloedgroepen met hun bijzondere specificaties.
– Mijn medebewoner heeft mij bezworen dat hij over die vaststelling nooit met ook maar iemand had gesproken, zo verzekerde mij op zijn beurt Van Togenbirger, behalve aan hem, en hij had tevens verklaard dat hij dit deed omdat het zijn wens was dat dit raadsel ooit zou worden opgelost: toeval is niet uitgesloten, zo had de dokter zaliger verklaard, maar hij had berekend dat de kans dat dit allemaal toeval was, zo goed als onbestaande moest zijn: derhalve moet er een reden zijn waarom de kloosterlingen gesorteerd werden per bloedgroep. Zeer zeker had hij opzoekingen gedaan daarover maar om de een of andere reden bleken over deze kwestie nergens maar dan ook nergens gegevens te vinden.
– Ik moet zeggen dat ook ik dit allemaal heel bijzonder vind, zo beantwoordde ik Van Togenbirgers verhaal, maar, hoe onwaarschijnlijk ook, lijkt het mij weinig waarschijnlijk dat hier iets anders dan toeval in het spel kan zijn. Want dat is nu eenmaal de natuur van het toeval: dat het geen oorzakelijke verbanden heeft. En dat aan te nemen, lijkt mij hier niet alleen het meest redelijke van die zo verbazingwekkende ontdekking: het stelt ons ook gerust. Of denkt u daar anders over?
– Mijn beste, zo begon de oude man en met een doffe plof legde hij zijn handen plat op het tafeltje dat tussen ons beiden in stond: ik geloof dat ik een verklaring heb in het licht waarvan die vreemde dingen niet langer vreemd zijn. Maar vreemd genoeg worden dan uiteraard andere dingen vreemd, dat zult u wel begrijpen.
– U bedoelt, zo vroeg ik hem zich duidelijker uit te spreken, dat als wij aannemen dat met uw vermoedens een werkelijkheid strookt, wij dan ook versteld zullen staan over feiten waarvan wij tot op dit eigenste ogenblik geen flauw idee hadden?
– Precies, antwoordde hij zichtbaar opgelucht en hij herhaalde nu met een zucht: precies, mijn beste...
– Vertel, mijn beste Omsk Van Togenbirger: vertel dan toch!
Hij herademde, keek naar buiten over het water, alsof daar ergens op de wal het begin van zijn verhaal dreef dat hij nu wilde opvissen en aan mij ten toon spreiden en dan keek hij me aan, als om zich er een laatste maal van te verzekeren dat ik hem ernstig nam en dat ik niet zou zeggen: maar dat kan helemaal niet echt zijn, dat is een stuk plastiek door een passant hier in de wal gegooid!
– Lang geleden, zo begon hij plots, heb ik u het verhaal verteld over het orgaan, dat herinnert u zich toch nog wel?3
– Ja, dat herinner ik mij, al is het al zestien jaar geleden.
– Goed. Dan herinnert u zich ook nog wel de conclusie van dat verhaal?
– De maatschappij als orgaan?
– Onder meer. Maar het ging daar ook over handel in organen, weet u nog?
– Jazeker.
– Dat is geen fictie, zoals wij ondertussen weten. Wie geld hebben, gaan niet dood als hun nieren het laten afweten: zij kopen gewoon een nieuwe nier. Maar niemand weliswaar is bereid om een nier af te staan aan een wildvreemde, tenzij aan twee voorwaarden wordt voldaan.
– Hij of zij wil ervoor betaald worden en hij moet het geld ook nodig hebben?
– Inderdaad: alleen wie anders omkomen van honger, tonen zich bereid om een van hun nieren te verkopen. Vandaar worden die nieren dan ook gekocht in arme streken; Indië bijvoorbeeld is een grote leverancier. Als het niet al zo is dat armelui met het oog op de roof van hun organen worden omgebracht. De organenhandel is overigens veel lucratiever dan pakweg de handel in blanke slavinnen, al vergt de klus een moeilijke infiltratie in dat deel van de wereld dat wij beschouwen als niet-crimineel maar daarentegen als filantropisch: medische zorgverstrekkers behoren tot de weldoeners van de mensheid. Maar dit bestaat.
– Gruwel!
– Er zijn lui die daar geen probleem van maken en die redeneren zoals Dostojevski's personage Rodion Raskolnikov uit de grote roman Schuld en Boete. En alles wijst er nu ook op dat er heel wat lui bestaan die de vergelijking met die afschrikwekkende figuur van Dostojevski kunnen doorstaan, alleen gaat het niet om romanpersonages maar om personen in de wereld waarin ook u en ik rondwaren: wij lopen hen omzeggens dagelijks tegen het lijf.
– Ik kan dit niet betwisten, ik denk spontaan aan de voorzitter van de Mutualiteiten, de Christelijke Mutualiteiten dan nog wel, en zijn gezegsels over het lot van de ouderlingen. Ook de voorzitster van de zorginstellingen voor senioren hanteert die taal. En dan zijn er die uitspraken van moraalprofessoren over de plek die armelui verdienen, mensen met het syndroom van Down of dementerenden. Neen, mijn beste Omsk Van Togenbirger, ik betwist niet dat de wereld overvol is van de Raskolnikovs.
– Maar dat is alleen wat wij weten, zo viel hij me in de rede: dit is slechts het topje van een ijsberg. Naast datgene wat wij kunnen weten, is er ook datgene wat wij kunnen vermoeden. Maar uiteraard begeven wij ons daarmee op glad ijs, dat begrijpt u toch zeker wel?
– U bedoelt dat wij geen mensen verdacht mogen maken?
– Inderdaad. Als het gaat om alleen maar een vermoeden, mogen we bijvoorbeeld niet zeggen dat de kloosters de bloedbanken van de adel zijn.
– Maar...
– Ook niet als zekere feiten dit vermoeden doen verschuiven, weg van de pool van de onwaarheid en de fictie naar die van de zekerheid. En tot die feiten behoren de realiteit van de organenhandel, want ook bloed is een orgaan, heel makkelijk te transplanteren en te bewaren, minder problematisch ook voor wie het afstaan, niet verboden en zelfs aangemoedigd. En uiteraard is ook de handel in dat orgaan veel minder problematisch omdat er niet hoeft gemoord te worden, de risico's zijn beperkt, mensen kunnen als donor uitgelezen worden en tijdens hun slaap geheel ongemerkt van een deel van hun bloed worden beroofd. Het enige probleem... allerlei ziekten zetelen in het bloed... begrijpt u?
– Wat vertelt u toch allemaal... Vroeger waren er wel kloosters maar helemaal geen transfusies...
– Men dronk het!
– Hemeltje...
– “Neem en eet”...
– Hemeltje, hemeltje...
– U weet toch dat er varkens worden gekweekt met het oog op hun organen, of delen ervan, zoals hartkleppen, die in mensen worden ingeplant? Hun hygiënisch gekweekte levers die door ons genuttigd worden met het oog op het herstel van ernstige bloedarmoede en wat al niet meer? Zij worden gekweekt in zeer gezonde omstandigheden met het doel ons, mensen, van nut te kunnen zijn.
– Ja, dat weet ik. Maar bedoelt u dan dat er ook mensen worden... gekweekt...
– De religieuze levenswijze is er een van onthechting, eenzaamheid, contactloosheid, opperste gezondheid... Verplicht mij nu toch niet om er een tekeningetje bij te maken! Ik heb u hierheen laten komen om u de bekentenis te openbaren van een arts... God hebbe zijn ziel... iemand die gebiologeerd was door een ontdekking die hij bestempeld heeft als de grootste ontdekking van zijn hele medische praktijk. Ik ga nu niet beweren dat ik er een verklaring voor gevonden heb want het is bijzonder lelijk om mensen verdacht te maken... Maar anderzijds: wie kan ons verbieden om te denken wat wij willen? Niemand toch?
Ik heb de heer Van Togenbirger in zijn waan gelaten, toen wij afscheid namen. Ik heb het hem bespaard uitdrukking te geven aan mijn vrees dat men in deze tijd van ongeduld en wreedheid haasje-over doet met het stadium van het verbod, dat behoort tot de moraal en derhalve tot een allang vergaan tijdperk, en dat men meteen overgaat naar het stadium van de liquidatie.
Een korte meditatie bij 'Nosferatu' van Werner Herzog e.a.
Besparingen en het incommensurabiliteitsprobleem
Besparingen en het incommensurabiliteitsprobleem
Een economie geschoeid op de leest van het kapitalisme is aantoonbaar suïcidaal want irrationeel, onder meer omdat zij de realiteit miskent, in het bijzonder waar zij de eindigheid loochent en waar zij het privébezit heiligt dat mensen die als sociale wezens hadden kunnen samenwerken, dwingt om elkanders concurrenten te worden: concurrentie eist onafgebroken groei en kent geen grenzen terwijl elke taart een rand heeft, een bodem en een top. Maar te geloven dat van boven opgelegde besparingen de aberraties van een kapitalistisch economie kunnen intomen, is een waan die haar wortels heeft in een vergissing van een totaal ander allooi: het is een denkfout die verwijst naar het probleem van het door elkaar haspelen van het deel met het geheel en dat is een probleem dat verwant met wat men in de kansrekening soms bestempelt als het bollenprobleem – aldus Omsk Van Togenbirger, en hij illustreert zijn uiteenzetting als volgt.
Stel een ton met daarin voor de helft zwarte en voor de andere helft witte bollen. Als men blindelings een bol uit de ton neemt, dan noemen sommigen het feit dat men een bol van een welbepaalde kleur bekomt, een toeval. Maar het is geen toeval, zo zeggen zij dan, dat men een gelijk aantal zwarte en witte bollen bekomt als men een groot aantal keren grabbelt. Het gaat hier om de zogenaamde 'wet van de grote getallen', (die eigenlijk de 'wet van de grote aantallen' zou moeten heten). Wat een wondere wet, zo zeggen zij. Maar zoals hierna mag blijken, is er weinig wonderbaarlijks aan die dingen, er is slechts oogverblinding in het spel ingevolge een grove denkfout. We herhalen de redenering maar dit keer correct.
Stel een ton met daarin voor de helft zwarte en voor de andere helft witte bollen. Als men blindelings een bol uit de ton neemt, dan noemen sommigen het feit dat men een bol van een welbepaalde kleur bekomt, een toeval. Welnu: neemt men alle bollen uit de ton, dan is het uiteraard niet toevallig zo dat men evenveel witte als zwarte bollen verkrijgt want dat werd vooropgesteld! Maar hieruit volgt: hoe meer bollen men uit de ton neemt, hoe groter de kans wordt dat men evenveel zwarte als witte bollen bekomt. Edoch, nu stelt men voorop dat de ton een oneindig aantal bollen bevat. Welnu, dan is het uiteraard nonsens om te zeggen dat zij evenveel zwarte als witte bollen bevat en de reden daarvoor is dat men ze niet kan tellen: een ontelbaar aantal witte bollen vergelijken met een ontelbaar aantal zwarte is onmogelijk want ontelbaar. En daarmee is het bollenprobleem zoals het vaak gesteld wordt dan ook van de baan.
Dat zekere wiskundigen er niettemin blijven vanuit gaan dat men de veronderstelling kan maken van een ton met een oneindig aantal zwarte en evenveel witte bollen, vindt zijn oorzaak in het feit dat zij het nu eenmaal over de wet van de grote getallen willen kunnen hebben maar de probleemstelling is oneigenlijk.
Het oneigenlijk karakter van de probleemstelling ligt in de onvergelijkbaarheid van de eigenschappen welke in het spel zijn, enerzijds met betrekking tot een eenmalig grabbelen in de ton en anderzijds met betrekking tot het nemen van een groot aantal bollen. Om te beginnen bestaat er geen enkel verband tussen elke bol afzonderlijk en zijn kleur. Daarom zal ik ook pas met zekerheid kunnen zeggen dat ik evenveel zwarte als witte bollen heb, op het moment dat ik beschik over alle bollen. De eigenschap dat het voor de helft witte en voor de andere helft zwarte zijn, is immers een eigenschap van het geheel (van alle bollen) en niet een eigenschap van een deel van die bollen, laat staan dat het een eigenschap zou zijn van elke bol afzonderlijk. De eigenschap waar het om gaat is namelijk "het voor de helft zwarte en voor de andere helft witte bollen zijn", en die eigenschap is een totaal andere dan de eigenschap "zwart of wit zijn". Eén bol kan niet voor de helft zwart en wit zijn. Daarom kan elke bol afzonderlijk ook niet de eigenschap hebben die aan het geheel wordt toegeschreven.
Dezelfde denkfout van het door elkaar haspelen van eigenschappen van het deel met die van het geheel duikt bijvoorbeeld ook op inzake het vermeende verband tussen gezondheid en volksgezondheid, zoals wij elders reeds besproken hebben: het lijkt erop dat volksgezondheid alles te maken heeft met de gezondheid van alle mensen afzonderlijk maar dit is allerminst het geval. Een volk met vijf percent zieken lijkt gezonder dan een volk met vijftig percent zieken maar ziekten kunnen geen eigenschappen zijn van volkeren, zij kunnen alleen aan mensen toebehoren. Indien zij die daar wél een verband menen te zien, het bij het rechte eind hadden, dan konden zij het volk gezonder maken, eenvoudigweg door de zieken om te brengen, zoals ook Adolf Hitler deed: met het oog op het verwijderen van de 'rotte appels' uit de mand, verving het 'genie' de artsen door beulen.
Analoog is nu de denkfout die menigeen laat geloven dat een kapitalistische economie van een gewisse ondergang kon worden gered met besparingen. Een economie die er moet vanuit gaan dat er geen grenzen bestaan, kan niet geloven in het redmiddel van besparingen omdat die een tegenovergesteld uitgangspunt hebben. Waar men er vanuit gaat dat er geen grenzen zijn, gaat men uit van een oneindigheid en moeten (eindige) besparingen nog veel minder betekenen dan een druppel op een hete plaat.
Eigenlijk is het probleem nog veel complexer, zegt Van Togenbirger, men moet namelijk ook een onderscheid maken tussen het geld en de waren welke het representeert en die dus aan het geld zijn waarde geven. Centen sparen is zichzelf voor de gek houden, men moet besparen op consumptie. Maar dat is voor een andere keer.
(J.B., 19 juni 2024)
19-06-2024
De nabije toekomst
De nabije toekomst
Mevrouw De Witte vertelde mij dat in een niet zo verre toekomst door de grootjes een verhaal verteld wordt dat de kinderen in vervoering brengt en in een opperste staat van nieuwsgierigheid: jij zult het niet geloven, zo drukte ze mij op het hart, maar binnen zeer afzienbare tijd zal men het verstand van wie dat allemaal vertellen gaan in twijfel trekken; ja, men zal hun verhalen afdoen als sprookjes, verzinsels, volstrekt gelogen zaken ook, verzinsels waarmee men die kinderkopjes maar liever niet op hol moest brengen. Die verhalen beginnen inderdaad zoals alle andere sprookjes beginnen met “er was eens” maar in tegenstelling tot de aloude sprookjes volgt er dan helemaal geen persoon of zaak waarvan men zich een voorstelling kan vormen: er volgt een woord waarvan de betekenis onbekend zal zijn en blijven terwijl het op grond van de beschrijvingen die dan volgen, het summum van al het bestaande overtreft. Ja, de uitleggingen van de ouderen maken het voor de kinderen allemaal alleen nog raadselachtiger. Je zult me niet geloven, aldus mevrouw De Witte, maar in dat sprookje gaat het over onze zon.
Onze zon, mevrouw? Zo verbaasde ik mij.
Ja, onze zon, zo bevestigde zij mijn woorden, want er komt weldra een tijd dat niemand zich van de zon nog een voorstelling zal kunnen vormen.
Weliswaar zijn er de foto's en de films, de schilderijen ook en de verhalen, maar wie de zon nooit heeft zien schijnen, wie nooit gekeken heeft in haar verblindend licht, wie nooit de warmte van haar stralen op de huid gevoeld heeft, kan niet weten wat er dan bedoeld kon worden met die helle schijf die niemand ziet bewegen maar die dagelijks opstaat om de spoken van de nacht te verjagen en die over het uitgestrekte firmament een traject aflegt van het oosten naar het westen waar zij de hemel in de felste kleuren schildert alvorens weer weg te duiken achter de kim en plaats te maken voor een volgende zwarte nacht.
We worden er nu reeds mee geconfronteerd, dat kan niemand nog ontkennen: het wordt bijna nooit meer echt klaar, het lijkt al avond voordat de dag in de lucht komt, koud is het weliswaar niet maar echt warm wordt het ook niet meer; broeierig en nat is het, en kijk eens naar de hemel: het lijkt wel alsof hij op elk ogenblik naar beneden kan komen.
Grijs is het, ver kan men niet kijken, men kijkt tegen een gordijn van mist en regen aan dat denken doet aan enge sprookjes. Van de zon is er geen spoor, zelfs een vale vlek valt in de egale wolkenmassa's niet meer te bespeuren. Het doet een beetje denken aan die vage schilderijen in de Tate Gallery in Londen, die doeken van William Turner, maar dan zonder kleuren, in tinten van alleen maar grijs en dan nog zonder wit, een spectrum van donkergrijs naar zwart, het lijkt wel een uitbeelding van de wanhoop.
En alles wat je nog voelen kan als je naar buiten gaat, is nattigheid en wind, zo ging zij door. En kijk eens naar de plantenwereld, wie kan daar nog naast kijken? Tot voor kort leken de bomen allemaal te verdorren, hun stammen werden door schimmels beklommen maar nu worden hun takken ineens gewurgd door woekerende wingerds en tegelijk ontploft het groen door die overmaat aan water. Ja, water in de lucht en water die de aarde overal doordrenkt, alles lijkt voortaan alleen nog weg te kunnen rotten, de slakken rukken op met massa's en allerlei insecten die wij nog nooit hebben gezien, komen in deze nieuwe tijden kennelijk aan hun trekken.
Om de zon nog eens te kunnen zien, zal men boven het wolkendek een vliegreis moeten maken, maar ik zeg u: ook daar wordt alles roetig en egaal omdat de hele atmosfeer wordt aangetast, de slimmerds hebben immers aluminiumsplinters uitgestrooid tegen de zogenaamde opwarming der aarde en nu lijkt het wel alsof alom de vulkanen uitgebarsten zijn.
Ineens leek zij verdwenen van de radar, madame Blanche. Ik kon de slaap niet vatten en keek naar buiten, het regende steeds harder, ik dacht aan watervallen, de dakgoten van de huizen in de buurt liepen over, de beek beneden trad buiten haar oevers en steeds haastiger stroomde het water. Vette ratten spoedden zich doorheen de nachtelijke tuin.
(J.B., 19 juni 2024)
16-06-2024
De luis in de pels
De luis in de pels
Niet lang geleden op een zwoele vooravond liep ik in een cultuurstad door een steeg met lastige kasseien langsheen een wagenwijd openstaand raam dat nillens willens denken deed aan Mei van Herman Gorter, toen ik van daaruit één zin opving van kennelijk een toespraak die daar aan de gang was en ik wil hem hier herhalen omdat hij in mijn hoofd is blijven echoën op de manier waarop hij dat in dat niet te grote zaaltje deed, net voor een donderslag weerklonk en een onweer losbarstte zoals een mens maar één keer in zijn leven meemaakt: “Duizenden jaren lang hebben de godsdiensten de organiserende principes geleverd voor de opbouw en de instandhouding van de samenleving maar de vraag rijst of wij kunnen dulden dat zij dat blijven doen.”
En het was mij nota bene niet te doen om het beantwoorden van de vraag van de mij tot heden onbekend gebleven orator: wat mij dwars zat, was de verborgen premisse in de uitspraak en dus de vraag of het inderdaad het geval is dat maatschappijen ooit een godsdienst hebben nodig gehad om zich te organiseren.
Het lijkt mij immers veeleer zo te zijn dat die religies er vroeger waren tegen heug en meug en bij gebrek aan beter en dat hun voortbestaan alleen mag toegeschreven worden aan de wet der traagheid, aan het spel van de verworven rechten en aan allerlei bijwerkingen zoals voorrechten, sociale standen en nog andere vormen van gewin.
Het ontstaan van godsdiensten is misschien veeleer te wijten aan onze neiging tot verdichting, aan onze angst voor gaten, voor lacunes en voor onbeantwoorde kwesties, waarbij wij liever onbewust blijven van het feit dat wij fantaseren en dat wij dat liever doen dan met allerlei leemten verder te leven. Ontbrekende letters en zelfs hele woorden in een tekst vullen wij zelf in, meestal zonder te beseffen dat wij dat doen: wij lezen “verdichting” waar “verdiching” staat en om dezelfde reden lopen wij tegen de deur aan als we helemaal niet zien maar wel verwachten dat zij openstaat.
Zo ook vullen wij de vragen waar we dan vandaan komen en waar we heengaan, veel liever in met een “deus ex machina” dan te moeten blijven zitten met een mond vol tanden. En zij die zorgen voor een antwoord, doen daar ook altijd hun profijt mee, als zij het al niet zijn die ons de pap in de mond hebben gegeven om dergelijke vragen te gaan stellen want vaak in tegenstelling tot wat sommigen ons proberen aan te praten, zijn zogenaamde diepe levensvragen luxueuze kwesties waar mensen helemaal niet aan denken als zij de handen vol hebben met de zorg voor de kost.
Vragen om uitleg zijn tegelijk ook vragen om een antwoord omwille van het antwoord, ongeacht hoe dat klinkt, kijk maar naar de muziek, zij is een opeenvolging van vragen en antwoorden, geheel zonder inhoud, louter van vorm, en toch vinden wij dat geen reden om haar tot onzin te verklaren. Waar de vraag zich stelt, rijst ook een aanbod, zo wil het de wet van vraag en aanbod, en de vraag is een behoefte, terwijl behoeften vaker worden aangepraat. Wij denken dan dat wij iets nodig hebben omdat het ons wordt voorgezegd: een ijskast kunnen wij wel gebruiken maar een kruimeldief, een elektrische tandenborstel, een ondulatiekam en een plastic kadertje waarvoor nog een prentje moet gevonden worden, behoren steevast tot dat gedeelte van de inboedel dat binnen de kortste keren naar de kringwinkel verhuist. De essentie zelf is eerder beperkt en dat geldt ook voor de dingen die onze interesse kunnen wekken. Aan kinderen wordt het vergeven dat zij vragen stellen, dat moeten zij ook doen, maar eens in het bestaan gesetteld, laat het de meeste mensen koud wanneer de paus van Rome een bezoek zal brengen aan ons land.
Alvast in de hellepreken van destijds werden door paters uit afgelegen kloosters de hoofden van de toehoorders op hol gebracht met metafysica of wat daarvoor moest doorgaan: “Beste gelovigen, hebt u al eens stilgestaan bij de vier uytersten van den mensch?” Bangmakerij, zo weten wij nu allen, waarna het de beurt was aan aftroggelarij en nog meer van die narigheden. Het ging erom de mensen bang te maken, véél mensen bang te maken en zo mogelijk àlle mensen, want vele kleintjes maken een groot, zo weet de kerk wel die zich rijk gebedeld heeft, als het al niet ging om pure afzetterij. De dominicaner orde werd getraind voor hellepreken en elke preek werd door een omhaling gevolgd, de centen zouden ten goede komen aan de arme negertjes in de brousse, zo werd aan de goedgelovigen voorgehouden, maar intussen werd dat deel van de geschiedenis in kaart gebracht door menig vorser en wij weten nu dat het kolonialisme een racistische bedoening vanjewelste was, een gigantische plundering van hele werelddelen, gepaard gaande met slavernij en genocide waar zelfs Adolf Hitler niet aan tippen kon. De dominicanen hielden zich verder ook nog ledig met stervensbegeleiding: begeleiding in het uur der waarheid, maar niet van iedereen, welteverstaan: de doelwitten van de “Domini canes” of de “honden des Heren”, zoals ze zich met zelfspot noemden, waren graven en baronnen, of beter: het fortuin van deze parasieten. De nonnen en de broeders vormden bedelorden en zij werden vaak als kind nog buit gemaakt in kringen die zich behoeden wilden voor de schande van onechte nazaten: pastoors, bisschoppen en notabelen schuwen het namelijk om met de vinger te worden gewezen en velen van hun nazaten belandden in weeshuizen en vandaar in slotkloosters waar zwijgplicht heerste omdat wat niet gezegd wordt, ook niet kan bestaan.
Angst aanjagen was altijd al de boodschap van de potentaten en met wat kon men dat beter doen dan met het opperwezen zelf waarvan de meest listigen onder de mensen zich de vertegenwoordigers gingen noemen; tevens konden zij met voorspraak handelen voor wie er wat voor over had - wat dan “goede werken” heette. Gewicht kwam er uiteraard pas in de schaal middels de samenzwering van de tovenaars met de wereldse heersers, “twee handen op één buik”, zoals de ketters het toentertijd omriepen maar hoe dan ook: het ging erom dat godsdienst de wereldse macht nog doortastender maakte omdat zij kroop waar de macht van koningen niet gaan kon: de wet immers is één zaak waarmee men mensen weet te strikken maar het geweten is een nog veel prettiger aangelegenheid voor de hoge pieten die een misprijzen koesteren voor de arbeid in het zweet des aanschijns. Friedrich Nietzsche heeft ooit aangetoond in zijn Genealogie van de moraal dat de gehoorzaamheidsethiek van de slaven niets anders is dan een overlevingsstrategie en daar zijn we bij de kerk en haar door een perfect panopticum geketende gelovigen.
Maatschappijen werden met succes gebrouwd rond goedgelovige burgers maar dat kwam altijd alleen hun overheersers ten goede met hun herenmoraal die niet de ethiek is van gehoorzaamheid doch die van de bevelen en de straffen. Wellicht was daarvan nog helemaal geen sprake in het stammenleven van de wilden die leefden in een vrede die de mensen daarna nimmer kenden. Napoleon probeerde met de adel en de clerus komaf te maken, hij confisqueerde de bezittingen van de kerk, maakte loonslaven van de clerus die hij naar de pijpen van de staat liet dansen maar uiteraard was Bonaparte slechts een sterfelijk mens, niet opgewassen tegen machten die de eeuwigheid trotseren. En dat doen zij heden nog, de wet der traagheid blijft ons parten spelen, de luis zit in de pels, ook al heeft de pels daaraan nooit nood gehad.
De Apis mellifera of de honingbij vormt over de ganse aarde (behalve aan de koude Polen en in de onvruchtbare Sahara) sociaal georganiseerde kolonies van ('s zomers) honderdduizend entiteiten waaronder een koningin, werkbijen en darren die tijdens hun ontwikkeling ook nog eens verschillende functies kunnen vervullen zoals die van wachters en verkenners. In de wintermaanden verkeren zij in een slaapmodus en in de zomer werken zij in vrede maar ruiken zij onraad en worden zij aangevallen, dan gaan zij over van de werkmodus naar de aanvalsmodus: zij worden allemaal soldaat en gaan de vijanden te lijf met een steek van hun gifangel, ook al beëindigen ze daarmee hun eigen individuele leven.
Het op de vlucht slaan of het aangaan van een gevecht wordt een reactie genoemd maar een verandering van de modus zet uiteraard complexe mechanismen in gang en dan vooral daar waar het niet een individu maar een heel volk betreft en voor mensenvolkeren is dat niet anders.
Wij kennen velerlei modi, toestanden van ons lichaam en van onze geest, gemoedstoestanden, toestanden van systemen die onze hele fysiek omvatten maar ook het mentale, het morele en het sociale gebeuren. Er is de spelmodus waarin kinderen zich begeven en waaruit ze gewekt worden door moeder als het etenstijd is, er is de slaapmodus, er is de modus waarin verliefden elkaar brengen als zij uitzien naar een huwelijk en naar de stichting van een gezin; er is de modus van de plechtigheden, die van de ernst, de jachtmodus, de koopmodus, de alertheid, de studie, de rust en ga zo maar door maar onder de modi die een gans volk betreffen en soms de hele wereld, neemt de oorlogsmodus een heel bijzondere plaats in.
Het is niet makkelijk om een volk (laat staan de ganse wereld) in de oorlogsmodus te brengen om dezelfde reden waarom het zo moeilijk is om een zware steen aan het rollen te brengen: traagheid zorgt ervoor dat dit bemoeilijkt wordt omdat een zwaar systeem in beweging ook bijzonder lastig weer te stoppen is. Men moet geen slapende honden wakker maken want wie slapen, willen met slapen doorgaan en wie wakker zijn, kunnen de slaap niet vatten als de uitputting hen niet velt of als zij niet in slaap geholpen worden door rituelen of door eentonige muziek. Men zou het bijvoorbeeld maar moeilijk geloven maar de Goldberg-Variationen van Johann Sebastian Bach danken hun naam aan de klavecinist Johann Gottlieb Goldberg die ze op commando van een graaf speelde ter bestrijding van diens slapeloosheid. Hoe dan ook: om mensen uit hun luie zetel te krijgen is veel meer nodig dan een retorisch pleidooi dat door de band onze neocortex maar matig kan prikkelen, laat staan dat het ons zou kunnen engageren om voor vele jaren ten strijde te trekken naar een front vanwaar men vaak terugkeert in een kist.
Om mensen recht te doen veren, moet men hen op de tenen trappen, angst aanjagen, bijna op de vlucht doen slaan, opjutten met marsmuziek, gevoelens van haat aanpraten, met sociale drukmechanismen bewerken, op hun plichten wijzen, zwaaien met eer, oneer en schande, gevoelens van schaamte en van heldhaftigheid opwekken en tegen elkaar uitspelen, men moet gooien met grof geld, dreigen met honger en met het verlies van al wat hen kostbaar is, men moet hen brengen van de bezonnenheid die een leven lang werd bijgebracht met alle denkbare en ondenkbare moeiten tot de roekeloosheid van het gokken met het eigen leven. Want de oorlog vereist dat alle waarden op hun kop gaan staan: een mensenleven, altijd uiterst kostbaar - er staat immers levenslang op moord - wordt eensklaps compleet waardeloos en doodslag, dan nog met voorbedachte rade, wordt aangemoedigd, ja, verplicht: tot groot jolijt van de moordlustige criminelen wordt van vandaag op morgen het doden van de vijand een heldendaad, de heldendaad bij uitstek!
Om een volk in de oorlogsmodus te brengen, is tijd nodig, veel tijd; er is retoriek nodig vanuit de allerhoogste rangen, emoties, angsten en allerlei dreigementen. In vredestijd lijken vorsten onschuldige en zelfs overbodige burgers, vaak voorwerp van spot, maar dat zij dit niet aan hun hart laten komen, heeft een reden: het christelijke begrip van het 'droit divin' of het 'goddelijk recht' bepaalt dat zij sowieso geen verantwoording verschuldigd zijn tegenover hun onderdanen (die zij derhalve als de bemanning van hun kanonnen naar het front mogen sturen) omdat ze door God zouden zijn aangesteld om als absolute heersers te regeren, zoals bij uitstek Louis Quatorze, wiens megalomanie het volk dermate irriteerde dat het tegen hem in opstand kwam en de Franse Revolutie ontketende met de onthoofding van alleen al in Parijs veertigduizend edelen en klerikalen in één jaar tijd, zoals bekend middels de (door dokter Guillotin) ontworpen guillotine.
Vorsten werden vandaag meestal vervangen door bijzonder tijdelijke heersers, (vaak door het volk verkozen) politici, die alleen nog met (makkelijk veranderlijke) wetten deserteurs kunnen bestraffen die het intussen hebben geschopt tot gewetensbewaarden en pacifisten, zodat achtergebleven culturen een armlengte voorsprong hebben van zodra de achterlijk strijd die de oorlog is, uitbreekt, wat gepaard gaat met de totale vernietiging van het zandkasteel van alle bestaande regels.
De macht komt uit de loop van een geweer, zo drukte Mao het toentertijd uit en het staat in zijn Rode Boekje dat zijn faam ontleent aan het feit dat een massamoordenaar het samenstelde. De mobilisatie zoals tentoongesteld op het toneel in (de vierde act van) de opera “Faust” van Charles Gounod is niet langer lachwekkend totdat de geweren met kogels worden geladen. Zolang zij ongewapend zijn, blijven soldaten robots die belachelijke danspasjes maken op kinderachtige marsmuziek. Hetzelfde geldt voor de potentaten, door de band nitwits die hun tijdelijke macht te danken hebben aan samengeschooide stemmen van een onnadenkende en door hen gepaaide massa en die alleen maar gevreesd worden omdat zij met een simpele druk op een knop de wereld tot ontploffing kunnen brengen. Want in vredestijd, als de hypocrisie regeert, is hij aan het oog onttrokken maar blijft hij desalniettemin onverminderd daar: de stok achter de deur, die de oorlogsmodus in amper een oogwenk op gang kan brengen, even onverwacht als een dief in de nacht.