Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Vierde gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Vierde gesprek
– Omsk Van Togenbirger, u introduceert het begrip 'geest' maar het 'scheermes van Ockham' gebiedt dat de meest eenvoudige verklaringen de voorrang verdienen: waarom dat begrip, als een verklaring van het leven mogelijk is met alleen maar het stoffelijke beginsel?
– Sta mij toe om eerst op te merken dat het scheermes weliswaar iets waarachtigs is maar even mooi klinkt het principe dat het hemd nader is dan de rok en dan zou u met bisschop Berkeley kunnen inzien dat de stof overbodig kan bevonden worden en dat dan alles verklaarbaar wordt vanuit alleen maar de geest. Maar afgezien daarvan: het punt is hier, mijn beste, dat er voor het leven helemaal geen verklaring bestaat en al zeker niet vanuit de opvatting dat het karakter van de werkelijkheid materieel is: dat is niet alleen onzin, het is klinkklare onzin.
– Daarover bestaat nochtans een consensus onder een meerderheid van wetenschappers...
– Volgens een meerderheid van Amerikanen is Donald Trump de uitgelezen man om de wereld te leiden. Neen, ik vrees dat u hier andermaal het punt mist: het is niet aan wetenschappers om een consensus te hebben over de aard van de werkelijkheid; dat is niet hun taak, dat is geen onderwerp dat door de wetenschappen wordt behandeld, het is een kerntaak van de filosofie. In eender welke wetenschap vertrekt men van aannames en die verschillen onderling; men kan niet aan wetenschap doen zonder de aannames van de wetenschap in kwestie te erkennen.
– Dat is duidelijk, ja.
– Ik ga kort door de bocht als ik zeg dat bijvoorbeeld de klassieke westerse geneeskunde aanneemt aan dat alles verklaarbaar is met alleen maar stof, maar eigenlijk moet zij daarvan uitgaan van zodra haar therapieën materieel-energetisch van aard zijn. Het is de Trumpistische wereld die dat zo wil om redenen van economische verhandelbaarheid want in een kapitalistisch systeem is geneeskunde ook en vooreerst big business.
– Onvermijdelijk...
Pas op, ik beweer niet dat filosofen geen rekening moeten houden met wetenschappelijke bevindingen - de wetenschappen spruiten voort uit de filosofie en iedereen is eraan gehouden om rekening te houden met principieel alles - maar die bevindingen moeten wel relevant zijn.
– Relevant?
– Ja, betekenisvol: ze moeten betrekking hebben op de werkelijkheid.
– Dat lijkt mij nog wat duister. Kunt u dat illustreren?
– Neem de algebra als uitgangspunt. Dat is geen wetenschap, het is een 'spel' dat aangewend wordt in de wetenschappen, maar goed, dit is louter illustratief. Volgt u?
– Jawel.
– Kunt u loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf?
– In geen geval.
– En waarom bent u daar zo zeker van?
– Wel, ik zei bijna: omdat het wetenschap is... maar de algebra is geen wetenschap, zei u zopas.
– Neen, maar de reden waarom u niet kan loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf, ligt in het feit dat de beoefening van de algebra zekere aannames veronderstelt. In dit geval zijn dat de zogenaamde axioma's van Peano. Ik zal dat hier niet uitleggen en ik versimpel de zaken.
– Graag...
– Het gaat om spelregels die vaststellen wat natuurlijke getallen zijn en hoe hun rij gevormd wordt. We vertrekken bij nul en door bij nul eentje op te tellen, bekomen we twee en zo verder de hele rij. Er moet bijvoorbeeld ook worden vastgelegd wat gelijkheid is en zo meer. De bewerkingen, zoals de optelling, moeten vanzelfsprekend ook worden vastgelegd. Maar eenmaal dat alles bepaald werd, werkt de algebra, wat wil zeggen dat voor iedereen altijd zal gelden dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf. Of dat zes maal zeven, tweeënveertig is. Het spel is dan voor iedereen altijd hetzelfde, wat wil zeggen dat de algebra bestaat. En dat ze bestaat, betekent dat ze bestaat voor al degenen die haar beginselen aannemen. Ze staat dus niet op zichzelf zoals een boom maar wel zoals een spel, ze vereist dus nog altijd spelers. Akkoord?
– Dat begrijp ik.
– René Descartes, die ook een wiskundige was, spreekt op een bepaald ogenblik over een spook dat hij ontwaart terwijl hij nadenkt over de wiskunde. De wiskundige waarheden, zo zegt hij, zijn zodanig waar dat ze ook waar zijn in de droom. Ze zijn waar in de werkelijkheid maar ook in de droom geldt dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf en dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan honderdtachtig graden. Men kan dus in de werkelijkheid geen driehoek vinden met een hoekensom die verschilt van honderdtachtig graden maar men kan dat ook niet dromen, begrijp u? Dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan zeven, kan ook in de droom niet kloppen. En ziet u wat de reden hiervoor is?
– Zegt u het maar.
– Het is de wiskunde om het even of zij in de werkelijkheid beoefend wordt of in de droom! Het maakt haar helemaal niets uit! De wiskunde staat helemaal niet in betrekking tot de werkelijkheid!
– Wat u nu zegt...
– De algebra bijvoorbeeld is een spel dat alleen maar naar zijn eigen aannames verwijst. Men kan erin opgaan en de illusie krijgen dat het gaat om een realiteit die buiten ons bestaat maar dat is bedrog. De algebra is dus niet relevant met betrekking tot de werkelijkheid.
– Vreemd...
– Het is niet vreemd, het is vanzelfsprekend. Nu, de rekenkunde kan wel benut worden in de wetenschappen die wél werkelijkheidswaarde kunnen hebben maar men moet zich ervan bewust blijven dat hier inductie in het spel is: wij leggen die dingen in de werkelijkheid, we proberen ze daar in te passen omdat we denken alles duidelijker te zullen maken maar soms werkt dat averecht. Nu zou het ons veel te ver brengen om ook hier over door te bomen maar het mag nu wel duidelijk zijn wat hier bedoeld wordt met relevantie.
– Nu hadden we het over het materialistisch wereldbeeld dat u onzin noemt.
– Ja, we hebben het over het fysicalisme en daaronder wordt iets verstaan dat in feite onmogelijk is: het fysicalisme is het 'filosofisch' wereldbeeld dat vertrekt van de aannames die ook in de fysica gelden. Maar u begrijpt dat eenmaal men van zekere aannames vertrekt, men die sowieso niet meer in vraag stelt!
– Uiteraard...
– Men bevindt zich dan ook niet langer op het terrein van de filosofie.
– Men bevindt zich op het terrein van de fysica?
– Van zodra men vertrekt van de aannames van de fysica en men gaat dat filosofie noemen, beweert men impliciet dat de filosofie niet bestaat. Men zegt dan eigenlijk dat de fysica de wetenschap is die naar de grondslagen van de werkelijkheid zoekt en dat alle vraagstellingen buiten dat gebied van geen tel meer zijn.
– Het einde van de filosofie?
– Wel, waar men de aannames van het spel niet meer in vraag mag stellen, worden zij verabsoluteerd, ziet u?
– Ja...
– We belanden dan omzeggens in een dictatuur. En merk nu op, mijn beste, dat we hier spreken over een geestelijke dictatuur.
– Wat een paradox!
– Een dictatuur die onder meer zegt dat er alleen maar stof bestaat: ruimte, tijd, materie, energie...
– En de geest is een product van de hersenwerking?
– Bijvoorbeeld. Maar u begrijpt dat dit de werkelijkheid wel bijzonder erg verarmt en ik wil alleen maar de vergelijking maken met het reduceren van alle dingen tot hun markteconomische waarde: alles is herleidbaar tot zijn prijskaartje, dat ook nog eens variabel is, zodat het respect voor de mens verdwijnt en dus ook de mens zelf, die in die optiek immers perfect verwisselbaar wordt, reproduceerbaar, vervangbaar. En dan, mijn beste, bestaat er ook geen enkele reden meer om geen oorlog te voeren. Om maar iets te zeggen.
– Maar we zijn al zover...
– Driewerf helaas.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 juli 2025)
13-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Derde gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Derde gesprek
– Een geliefde sterft en bij wie achterblijven is zijn of haar afwezigheid aanwezig in de vorm van verdriet. Omsk Van Togenbirger: zou ik het zo kunnen stellen?
– U stelt het niet duidelijk genoeg. De afwezigheid waarvan sprake is een realiteit maar vanzelfsprekend geen stoffelijke realiteit. Die realiteit wordt door de achterblijvers gevoeld en is zelfs onvergelijkelijk veel voelbaarder dan de realiteit van iemand die stoffelijk aanwezig is. Bent u het daarmee eens? Bent u het ermee eens dat het verdriet over een overleden geliefde veel dieper graaft dan de aanwezigheid van een levende?
– Dat is onmiskenbaar het geval, ja.
– En bent u het ermee eens dat de afwezige onstoffelijk is?
– Uiteraard...
– Onstoffelijk zegt u, maar toch aanwezig: hij of zij is dus een geestelijke realiteit, akkoord?
– Als u het zo wilt uitdrukken, jazeker.
– De gestorvene is een geestelijke realiteit of kortweg een geest.
– Maar geesten bestaan toch niet...
– Ach, voor mijn part mag u een ander woord gebruiken om die onstoffelijke realiteit aan te duiden, het maakt zelfs niet uit welk woord, maar waarom een ander woord gebruiken als het woord 'geest' al duizenden jaren in gebruik is?
– Gaat het hier niet gewoon om een gedachte, een gedachte die aanwezig is in de achtergeblevenen die nog leven?
– En waarom zou u het zo opvatten?
– Omdat zonder die achterblijvers helemaal geen sprake kan zijn van de geest van de door hen geliefde!
– Dat is waar maar dat geldt evenzeer voor wie nog in leven zijn.
– Wat bedoelt u?
– Wat ik zeg. Niemand bestaat op zichzelf. Wij bestaan allemaal bij de gratie van degenen voor wie we bestaan en pas via die erkenning door anderen bestaan we ook voor onszelf.
– Is dat zo?
– Zeer zeker. Mensen zijn relationele wezens. Zonder onze relaties verdwijnen wij. Als we voor niemand meer bestaan, bestaan we ook niet meer voor onszelf.
– Daar zegt u wat! Kunt u dat ook hard maken?
– Om te kunnen bestaan, moet men bestaan voor anderen, en dus in de gedachten van anderen, in de geest van anderen, pas via die weg bestaan we ook voor onszelf. Gedachten immers zijn niet niets, zij vergen taal en taal vergt communicatie, communicatie vereist communicanten, mensen die tot elkaar in relatie staan.
– Dat lijkt mij moeilijk te bewijzen.
– Over Kaspar Hauser hebt u wel al gehoord?
– Jazeker...
– Het is bijzonder moeilijk om hier tot daadwerkelijke bewijzen te komen om redenen die u wel zult begrijpen. Mensen die van alle anderen afgesneden zijn, bestaan waarschijnlijk niet en kunnen waarschijnlijk ook niet bestaan maar dat neemt niet weg dat de stelling dat wij relationele wezens zijn alsnog ernstig moet genomen worden.
– U zegt dus dat zowel de levenden als de overledenen in de eerste plaats bestaan in de geest van anderen?
– Zowel de stoffelijken als de niet meer stoffelijken. En dat komt doordat niet alleen de onstoffelijken maar ook de stoffelijken een geest hebben.
– Onze geest is dus het belangrijkste voor ons bestaan?
– Dat is wat kort door de bocht. Maar inderdaad, leven is bezielde materie. Het verdwijnen van de ziel resulteert in de dood, niet het verdwijnen van het stoffelijke.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 juli 2025)
12-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Tweede gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Tweede gesprek
– Omsk Van Togenbirger, als ik u goed begrijp, zegt u dat wie om een geliefde rouwt, zich dat verdriet ter harte moet nemen en wel omdat het in de plaats gekomen is van de geliefde die er niet meer is?
– Wat vindt u van iemand die geen verdriet heeft over de dood van een geliefde?
– Een onmens.
– Maar kunt u van iemand houden die niet bestaat?
– Onmogelijk!
– En bent u het ermee eens dat men bereid is om te lijden voor iemand van wie men houdt?
– De bereidheid om voor iemand offers te brengen lijkt mij de definitie zelf van liefhebben.
– Wie niet bestaat, kan men niet beminnen en voor een onbestaande kan men ook niet lijden. Toch vindt u dat alleen een onmens geen verdriet heeft? Dus moet de betreurde nog bestaan.
– Dat klinkt logisch maar ik snap het toch niet.
– Wat snapt u niet?
– Dat de betreurde nog zou bestaan.
– Hij is getransformeerd in uw verdriet.
– Dat leed wordt dan veroorzaakt door de aanwezigheid van de afwezige, “la présence de l' absence”, zoals men zegt?
– De afwezigheid van de betreurde staat niet op zichzelf, zoals ook wie achterblijven niet op zichzelf staan want mensen zijn relationele wezens. De afwezigheid van de ene veroorzaakt een gemis bij de andere en dat gemis is een realiteit. Maar die realiteit bestaat niet in de wereld van de stof: het is een puur geestelijke realiteit. Dat de betreurde zich getransformeerd heeft in uw verdriet, betekent dat hij of zij een puur geestelijke realiteit geworden is.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 juli 2025)
Oorlogsmodus - Aflevering 15: Barbarij en banalisering
Oorlogsmodus
Aflevering 15: Barbarij en banalisering
Kenmerkend voor de oorlogsmodus is de barbarij of de wreedheid maar die kan nog worden versterkt door ze te banaliseren, wat wil zeggen dat men ze voorstelt als normaal en dus als helemaal niet wreed, wat inhoudt dat men tegenover de wreedheid volstrekte onverschilligheid creëert. Primo Levi, die de uitroeiingskampen van de nazi's overleefde, noemde de onverschilligheid een nog groter kwaad dan de Shoah zelf, precies omdat de onverschilligheid een banalisering van de wreedheid en dus een versterking daarvan in de hand werkt.
Eenmaal lui die ellebogen missen aan de macht komen, krijgen alle bruten vleugels en moeten de burgers zich massaal verbergen omwille van hun veiligheid omdat bij brutaliteit of respectloosheid alle afspraken met de voeten worden getreden - ook deze die de veiligheid waarborgen. Bruten zijn er overal en ook massaal maar zolang in een staat de orde kan worden gehandhaafd, roeren zij zich niet omdat zij voor bestraffing vrezen en voor de afkeuring vanwege het publiek. Ergens zijn zij vergelijkbaar met gevaarlijke honden die echter aan de ketting liggen; zelf hebben zij geen geweten, zij gehoorzamen hun meesters; slagen zij erin om medestanders aan de macht te brengen, dan worden de kettingen verbroken. Dit zou enigszins demoniserend kunnen klinken maar de realiteit overtreft ook hier de stoutste fantasie: de nazi's gedroegen zich niet alleen als honden, zij richtten ook honden af die op bevel volgens hun willekeur gevangenen in de werkkampen levend verscheurden terwijl zij er op toekeken samen met andere gevangenen aan wie zij aldus 'een lesje wilden leren'. Volgens journalisten die inmiddels wegens hun berichtgeving hierover werden omgebracht, zoals onder meer de Russische schrijfster van de Novaja GazetaAnna Stepanovna Politkovskaja, doen de bendes van de door Poetin op handen gedragen Ramzan Kadyrov in het huidige Tsjetsjenië dit nog steeds.
Van banalisering van het kwaad is sprake van zodra de andere kant wordt opgekeken als het zich voordoet, van zodra er door niemand meer tegen gereageerd wordt, van zodra de angst om door de brute kudde uitgestoten of aangevallen te worden, maakt dat men zich zwijgzaam schaart achter wie de brutaliteiten voltrekken. Het kwaad wordt gebanaliseerd als men het gaat vertikken het te benoemen. Het kwaad wordt gebanaliseerd waar ondergeschikten de hielen gaan likken van wie het voltrekken: op die manier komen de hielenlikkers aan hun promotie waaraan dan niet alleen het bloed van enkelingen kleeft maar tevens het spreekwoordelijke heetste hartenbloed van al wie garant hebben gestaan voor de beschaving en voor de toekomst van de komende generaties.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 juli 2025)
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Eerste gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Eerste gesprek
– Omsk Van Togenbirger, zou ik u andermaal om raad mogen vragen?
– U denkt dat ik wijs ben maar wellicht vergist u zich: ik ben oud, dat is alles. Maar goed, vraag maar, waarover gaat het? Als het met mijn hoge leeftijd te maken heeft, kan ik u misschien een beetje vooruit helpen. Wat is de kwestie?
– Ja, het heeft wat te maken met uw hoge leeftijd, met ervaring eigenlijk, met tijd. En met verlies.
– Verlies? Ja, dat heeft wat gemeen met de oude dag, inderdaad. U ziet er bedrukt uit. Wat is er?
– Men heeft ons altijd verteld... van toen wij nog kinderen waren... over de toekomst...
– Ja?
– We moesten ons best doen op school, ons voorbereiden op later... Het was alsof wij moesten leren trappen lopen, of alsof alles altijd vooruit zou gaan, alsof er een bestemming was, een doel waarvan wij als kind nog niets begrepen maar we geloofden het: we dachten dat we ons moesten voorbereiden op iets dat komen zou...
– Ja en?
– Wel, we deden ons best, soms ook niet, maar we werkten, we werkten soms heel hard, om vooruit te kunnen gaan... We leerden een en ander, kregen een aantal zaken onder de knie... we spaarden, we installeerden ons, sommigen kregen kinderen, en dan begon de tijd te hollen... en wat dan gebeurde...
– Wat gebeurde er?
– Wat dan gebeurde, was eigenlijk het tegenovergestelde van wat men ons verteld had, of zo voelde het toch aan...
– Ja?
– Jazeker, want we verloren allerlei zaken: gezondheid, werk, bezittingen, en ook mensen, geliefden. Velen van ons stierven, en wie in leven bleven, moesten zien hoe hun geliefden dood gingen.
– Ja, zo gaat dat.
– We worden ouder, en we vragen ons af: waar blijft die bestemming waarvoor we ons best moesten doen? We worden alleen maar gestraft met verlies. En nog het meest met het verlies van geliefden. Sommigen onder ons sterven dan van verdriet, anderen worden ziek, zij kunnen het leven niet meer aan, zij verlangen eigenlijk naar het einde van het lijden.
– Ja?
– Wat moeten we dan met het verlies? Het is ondraaglijk, het houdt niet op. Wat moeten we doen? We zijn ten einde raad, we kunnen niet meer. Of bestaat hier helemaal geen antwoord op? Werden wij voorgelogen en vallen ons nu gewoon de schellen van de ogen? Kunnen we niets anders doen dan vaststellen dat het gedaan is, dat het allemaal eindig is, dat het geluk een illusie was en dat men ons allerlei dingen heeft verteld, beloofd eigenlijk, uit medelijden, omdat men wist wat komen zou, omdat men de onwetendheid waarin wij verkeerden zo lang mogelijk wilde rekken? Ja, men wilde ons onwetend houden. Het geluk blijkt te bestaan uit het niet kennen van het ongeluk, maar op een dag kunnen we er niet meer naast kijken...
– Ja, en wat is nu concreet uw wens?
– Wat moet iemand doen die zijn geliefde kwijt is, die verdriet heeft en die daar geen einde meer aan ziet? Ik vermoed dat u zult zeggen dat geduld een schone deugd is maar daarmee kunt u helaas geen troost bieden, zo wordt gevreesd.
– Dat is waar.
– Zo, wat moet iemand doen die zijn geliefde mist en die weet dat hij die nooit meer zal terugzien? Nooit meer. Nimmer. Bij mijn beste weten bestaat daarvoor geen oplossing.
– Dat is waar.
– Wel, wat moet iemand doen in dat geval?
– Om te beginnen moet men de oplossingen die door sommigen worden verkocht, niet kopen want op die manier is men alleen zijn geld kwijt. Ik bedoel: de therapieën, de medicatie, de religie, de fotoalbums, om maar iets te zeggen, de bezigheden, de zelfhulpgroepen, de praatstonden en noem maar op.
– Wat dan wel?
– Men moet zich realiseren, als men iemand verliest en heel hard mist, dat het verdwijnen van die persoon niet het enige is wat men toegeworpen krijgt.
– Neen dan?
– Wel neen. Er komt wat in de plaats.
– Wat dan wel?
– Verdriet!
– Inderdaad maar waar wilt u naartoe?
– Veel mensen willen dat verdriet niet!
– Natuurlijk niet!
– Maar zo natuurlijk is dat niet, mijn beste.
– Hoezo?
– Misschien is het wel natuurlijk, maar het is niet vanzelfsprekend.
– Ik begrijp u niet.
– Wat doet men als men rouwt? Wat raadt men de mensen die rouwen aan?
– Om er met hun naasten over te spreken, het verdriet te delen...
– Juist. Maar denkt u dat het ook goed is om dat te doen?
– Waarom zou men het dan aanraden?
– Ah, u denkt dat het wel goed moet zijn, aangezien men het u aanraadt? Maar dat is helemaal geen logische gedachtegang! Wat zou u ervan denken om eens de mogelijkheid te bekijken dat het helemaal niet goed was om erover te praten?
– En waarom zou dat niet goed zijn, erover praten?
– Weet u waarom men er over praat?
– Om het te kunnen relativeren.
– Jazeker, en wat gebeurt er dan?
– Geen idee.
– Het verdriet wordt afgevlakt en als men er maar genoeg over vertelt, gaat men geloof beginnen hechten aan de dingen die men zegt en dwaalt men geleidelijk maar zeker van de zaak af: het verdriet verdwijnt! Niet helemaal natuurlijk maar als men maar genoeg praat, als men er maar genoeg woorden bij betrekt, begint men zich te verliezen in een eigen verhaal over zijn verdriet en als men daar dan ook nog eens geloof gaat aan hechten, speelt men zijn verdriet op den duur ook helemaal kwijt!
– Was dat dan niet de bedoeling?
– Herinner u wat we zopas gezegd hebben: het verdriet is wat er in de plaats komt van de geliefde.
– Ja, en?
– De geliefde is dus niet weg: hij of zij is veranderd in uw verdriet.
– Dat begrijp ik niet.
– Het is nochtans niet zo moeilijk. Iedereen die een geliefde verliest, krijgt in de plaats verdriet, nietwaar?
– Inderdaad.
– Er is dus heel duidelijk een verandering gebeurd en die verandering voltrekt zich bij iedereen die een geliefde verliest. De geliefde is niet zomaar weg, zoals we zopas zegden: er is dat verdriet in de plaats gekomen. Nu wil men dat verdriet niet, men probeert het kwijt te spelen door te praten, door medicatie, door therapieën en zo meer, maar dat is volgens mij niet de goede manier om ermee om te gaan: we moeten leren begrijpen dat het verdriet in de plaats gekomen is van de geliefde en dat het dus de transformatie van de geliefde is, ziet u?
– Neen...
– Het verdriet is de geliefde in een nieuwe vorm. U ziet toch wel in dat het geen zin heeft om geen verdriet te willen hebben?
– Ja...
– U kunt er niet aan uit, zoals u er ook niet aan uit kunt dat de geliefde er niet langer is. U begrijpt toch dat het geen zin heeft om te wensen dat de geliefde terugkomt?
– Ja, dat begrijp ik...
– Maar het is pas als u ophoudt het onmogelijke te wensen, dat u zult inzien dat er iets in de plaats gekomen is: het verdriet.
– Ja...
– En wat kan het verdriet dan anders zijn dan de geliefde in zijn of haar nieuwe verschijningsvorm?
– U gaat me toch niet vertellen dat het verdriet om een verloren geliefde niets anders is dan die geliefde in een nieuwe vorm, een verrezen dode als het ware?
– Is het dan niet voor iedereen zo, dat in de plaats van het verlies, het verdriet komt? Of laat ik het zo zeggen: dat het verdriet altijd komt waar de geliefde verdwijnt?
– Dat is waar, en dan?
– Het verdriet is alles wat wij hebben, we moeten er dus niet naar streven om het kwijt te spelen want de geliefde komt sowieso niet in de plaats terug: als we het verdriet om de geliefde kwijtspelen, hebben we helemaal niets meer!
– U bedoelt dat we het verdriet moeten koesteren?
– Zeer zeker!
– Maar dat doet pijn!
– Beminnen doet pijn.
– Ik begrijp het nog steeds niet.
– Het verdriet is niet wat het lijkt. Het lijkt gewoon een leed en natuurlijkerwijze willen we ons daarvan bevrijden maar dat is het niet!
– Hoezo?
– Het is een leed vanwege de liefde: de liefde wordt gewogen middels het leed, dat weet u toch?
– Ja, maar ik zie het verband niet.
– Hoe meer we van iemand houden, des te meer zijn we bereid om voor die persoon te lijden, zo is het toch?
– Zeer zeker!
– En is verdriet leed?
– Wat zou het anders zijn?
– Waarom lijden we?
– Omdat we van de gestorvene hielden.
– Neen: we lijden omdat we van de gestorvene houden. Niet hielden maar nog steeds houden. Dat is een heel verschil.
– Dat versta ik niet.
– Indien we hadden opgehouden van die persoon te houden, dan zouden we niet langer lijden, akkoord?
– Dat lijkt me logisch.
– Aangezien we alsnog lijden, en zelfs veel meer dan toen die persoon nog in leven was, betekent dit dat we nog steeds van die persoon houden, nietwaar?
– Zo is dat, ja.
– Maar kunnen we houden van iemand die niet bestaat?
– Neen, dat zal geen mens die bij zijn zinnen is, doen.
– En zijn degenen die lijden omwille van dat gemis dan niet bij hun zinnen?
– Juist wel! Pas indien zij onverschillig waren, zou men over hen kunnen zeggen dat ze niet bij hun zinnen waren!
– Dan is er maar één conclusie.
– De geliefde leeft nog?
– Het werkwoord leven zou ik niet gebruiken, ik zou veeleer spreken over bestaan: het verdriet maakt ons duidelijk dat de geliefde, aangezien onze liefde niet heeft opgehouden, getuige ons leed, nog op de een of andere manier bestaat.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 11 juli 2025)
11-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 14: Brutaliteit
Oorlogsmodus
Aflevering 14: Brutaliteit
Het is een ingetrapte deur om te zeggen dat het gedrag van de oorlogvoerende wereldheersers van vandaag gekenmerkt wordt door ongeremde brutaliteit, al moet hier worden aan toegevoegd dat niet alleen de naaste medewerkers van de potentaten de andere kant op kijken en de hielen likken van deze laatsten: ook de lagere echelons meesmuilen mee, incluis de media die (conferatur Chomsky & Herman) sinds oudsher leugens verkopen en derhalve hun titel van 'de vierde macht' allang zijn kwijtgespeeld.
Brutaliteit is gedrag met afwezigheid van respect, gedrag zonder 'omzien naar'. Men doet alsof gemaakte afspraken helemaal niet bestaan. Men veronderstelt zaken die manifest onwaar zijn, men handelt alsof ze wél waar zijn en wel in die mate dat men verwacht van anderen dat ze, onder druk van zekere vormen van dwang of van geweld, hetzelfde doen.
Een bijzonder geval van brutaliteit is de samenzwering, waarbij men in weerwil van de waarheid onderling overeenkomt om (vaak met het oog op eigen voordeel) aan iemand zekere rechten te ontzeggen alsof hij die helemaal niet had. Door in groep te handelen, probeert men bij zichzelf de overtuiging te versterken dat men het bij het rechte eind heeft en jammer genoeg slaagt men er dikwijls in om, door het been stijf te houden, ook het slachtoffer, althans tijdelijk, zodanig te overdonderen dat hij gaat geloven dat zijn belagers het recht aan hun kant hebben. Door die complexe maar algemeen gangbare psychologische realiteit gaan bijvoorbeeld mensen met een zwarte huid nu nog geloven dat zij minder mens zijn dan mensen met een blanke huid en dat geldt voor alle vormen van onterechte discriminatie.
Een andere psychologische realiteit maakt dat een leugen beleden door een meerderheid een schijn van waarheid verkrijgt die zo groot kan zijn dat zij in staat blijkt om de waarheid beleden door een minderheid of door een enkeling, in haar schaduw te stellen en het is door die realiteit dat op structurele gronden de democratie onvermijdelijk onrecht herbergt. De onrechtplegers weten dat zij aan het bedriegen zijn maar ofschoon zij geen gelijk hebben, vertrouwen zij er op dat zij er alsnog zullen in slagen om dat gelijk afgeperst te krijgen. Zij rekenen er op dat wie het onrecht zien, het niet zullen aandurven om van de waarheid te getuigen en dat zij de andere kant zullen opkijken.
Dat laatste is dikwijls het geval waar de plegers van onrecht de wet aan hun kant hebben: zij plegen onrecht maar niemand kan hen ook maar iets verwijten omdat niemand hen ervan kan beschuldigen dat zij tegen de wet zouden handelen. Zij handelen dan wel volgens de letter van de wet maar tegen haar geest.
Waar sprake is van kuddegeest, wordt precies die brutaliteit bedoeld van het respectloos liegen en bedriegen voor eigen gewin die wordt aangemoedigd door de malafide verwachting dat de rechtvaardigen zullen bezwijken voor de dwang en voor het geweld die gehanteerd worden door de onrechtplegers.
Brutaliteit maakt medeplichtig aan het onrecht maar ook aan de gevolgen ervan, welke enerzijds bestaan uit de schade berokkend aan de slachtoffers maar anderzijds maakt zij ook medeplichtig aan geweldpleging waarvan hoe dan ook gebruik gemaakt moet worden, hetzij door de direct betrokkenen hetzij door derden, om de dreiging kracht bij te zetten omdat die anders haar effectiviteit verliest.
Wie zich scharen achter zulke vormen van onrechtpleging, zullen gebeurlijk zelf geen geweld gebruiken maar dat neemt niet weg dat zij medeplichtig zijn aan het geweld van medestanders die immers de genoemde effectiviteit van de gewelddreiging garanderen. Het zwijgen maakt medeplichtig omdat het in het wezen van de waarheid vervat zit dat die tot spreken noodzaakt.
Het is met andere woorden de natuur zelf van de waarheid dat zij doet spreken, wat betekent dat wie er in het aanschijn van de waarheid het zwijgen toe doen, handelen tegen de natuur van de waarheid in, wat hetzelfde is als liegen. Uiteraard is het ook zo dat de leugen verbonden is met het geweld en met de doodslag omdat dit de stok achter de deur is waarmee de leugen zich sterk maakt; dit zijn de middelen waarmee de leugen zich een weg baant door de wereld.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 11 juli 2025)
10-07-2025
Gorecki symf 3
Gorecki symf 3
Oorlogsmodus - Aflevering 13: De massa-dictatuur en de oorlog
Oorlogsmodus
Aflevering 13: De massa-dictatuur en de oorlog
Elitarisme, paternalisme, vrijheid en dictatuur: het zijn zwaar beladen en ook bijzonder ambivalente begrippen met vele onderling strijdige tentakels en zo is het Latijns-Amerikaanse volk dat door Paolo Freire in diens Pedagogia do Oprimido (1967-1968) wordt verdedigd tegen de daar door de V.S. gesteunde dictaturen, totaal verschillend van de opstandige (Europese) horden die bekritiseerd worden door de Madrileen José Ortega Y Gasset (1883-1955) die La Rebelion de la Masas (1926) veertig jaar eerder als artikelenreeks in de krant van zijn ouders publiceerde ter verdediging van een hoogstaande beschaving die door zekere enkelingen wordt geschraagd.
De verdrievoudiging van de Europese bevolking (van 180 naar 460 miljoen) in amper een eeuw (namelijk tussen 1800 en 1914) door Orega Y Gasset toegeschreven aan het tweespan van techniek en liberale democratie, heeft de door Nietzsche voorziene nihilistische horden der barbaren in het zadel geholpen: zij hebben alle macht maar kunnen niet besturen omdat zij niet eens in staat zijn om zichzelf te beheersen.
Ondankbaar zoals verwende kinderen weten zij het verleden dat hen gebracht heeft waar ze zijn, niet te waarderen, in hun arrogantie willen zij alle rechten maar geen plichten en zij geven de vrije teugel aan alle driften en begeerten.
Het kwaad schuilt daar waar de massa der barbaren die niet kunnen luisteren maar wel hun zegje over alles moeten hebben, de (onafhankelijke, vrije, ascetische) enkelingen verdringen en hen de banaliteit opleggen.
Zij beseffen niet dat de basis van de beschaving in de naastenliefde zit, in het altruïsme en in de inschikkelijkheid, de openheid en de gastvrijheid, het pluralisme, noodzakelijk voor de culturele bloei. Zij kennen de geschiedenis niet en dreigen te vervallen in de monotonie, de eenheidsworst van het fascisme, met een zedelijk verval dat door José Ortega Y Gasset werd voorzien binnen een tijdspanne van twee generaties.
Reeds onmiddellijk na zijn publicatie ging het nazisme woekeren in Duitsland en vandaag herhaalt zich het scenario in een wereld die zelfvoldaan is en die denkt dat het verleden iets is dat voorbij is en waarmee geen rekening meer moet worden gehouden...
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 juli 2025)
08-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 12: Paternalisme en dictatuur
Oorlogsmodus
Aflevering 12: Paternalisme en dictatuur
Wie zoeken naar een bepaling van paternalisme worden vaker op het verkeerde been gezet, zoals bijvoorbeeld het geval is met een definitie zoals men die terugvindt in Wikipedia: “Paternalisme is het beperken van de vrijheid (...) van een persoon (…) in naar wat wordt aangenomen [zijn] eigen bestwil (…) [mogelijks vanuit] (…) een (…) gevoel van superioriteit (...).”1Onvolledig en derhalve misleidend omdat (alvast in die algemene bepalingen) vaak gezwegen wordt over de aard van de voorwaarden die daarbij in het geding zijn.
Dat vaders zich ontfermen over het kroost, is maar hun plicht, maar de ruime meerderheid van de instanties die het bestuur over mensen trachten over te nemen, zijn helemaal geen vaders. Inzake de van start gegane derde wereldoorlog werd hier reeds gewezen op het feit dat het niet eens vaders kùnnen zijn die hun kinderen naar een oorlogsfront sturen en alvast niet daar waar zij zelf dat front hebben opgetrokken: in de wetenschap dat de oorlog het verlengstuk is van de (kapitalistische) economie, zijn het de slavendrijvers of de mensenhandelaars, degenen die het volk economisch uitbuiten (onder meer door het ertoe aan te zetten zichzelf te verkopen), die het naar de oorlog sturen van zodra, in het nadeel van de beheerders, de massa de economie ten laste dreigt te worden. Dit gebeurt heel vaak door genocide (zoals onder de nazi's maar bijvoorbeeld ook in Rwanda), men heeft ook geprobeerd dit medisch aan te pakken (zoals middels sterilisatieprogramma's of middels de aanpak van de coronacrisis maar ook via de promotie van onder meer abortus en euthanasie) maar de oorlog blijkt nog steeds het ultieme en beproefde 'redmiddel' in de betekenis bedoeld door John Heartfield.
Om mensen nu zo ver te krijgen dat ze zich gaan neerleggen op het offerblok aan de mammon dat het front wezenlijk is, moet de mammon, die in een democratie verschijnt als een in een clown vermomde dictator, er eerst in slagen zich aan zijn slachtoffers als een vader voor te doen en met dat oogmerk worden dan ook alle registers opengetrokken. Maar om op kandidaat-slachtoffers ook echt impact te kunnen krijgen, moet vooraf aan een andere voorwaarde worden voldaan: het volk moet namelijk tevens openstaan voor overheersing en de specifieke tactiek die met dat doel wordt aangewend, bestaat erin dat eerst en vooral aan mensen het zelfvertrouwen wordt ontnomen. Immers, onze natuur verbiedt niet zonder redenen om in anderen die niet onze eigen vaders of moeders zijn, meer vertrouwen te stellen dan in onszelf.
Het beroven van het volk van zijn zelfvertrouwen, zijn zelfredzaamheid en zijn natuurlijk vermogen om zichzelf te besturen en om aan principieel elke situatie het hoofd te kunnen bieden, wordt geruggensteund door de specifieke activiteit die zich nog het vaakst met de bijzonder misleidende benaming 'opvoeding' omhult. En de vernietiging van iemands zelfvertrouwen is een ingreep vergelijkbaar met de inslag van een bom: het gebeurt onmiddellijk en herhaaldelijk, middels het aanjagen van acute angst, het destabiliseren van de gemoederen, het in een toestand van twijfel of hysterie brengen van de slachtoffers die dan tot overhaaste beslissingen worden genoopt welke te maken hebben met de enkel schijnbaar 'vrijwillige' overdracht van de macht die men van nature over zichzelf heeft, naar anderen.
Macht over kinderen wordt verkregen door hen te laten geloven dat zij uit zichzelf niets zijn, niets weten en niets kunnen; macht over vrouwen wordt van oudsher verkregen door hen te brandmerken als het 'zwakke geslacht' zodat zij ertoe neigen zich te laten 'bijstaan' door mannen, die hen dan gaan overheersen, doorgaans met egoïstische motieven; de onderwerping van personen die heden zichtbaar worden gemaakt door hen onder te brengen in de LGBTQIA+-gemeenschap gebeurt door verbeten pogingen van 'paternalisten' om hen reeds in de puberteit te overtuigen van een 'abnormaliteit' welke zij zelf niet ten volle zouden begrijpen, zodat zij zich moeten laten bijsturen door anderen, waarbij het overbodig is te vermelden, dat van zodra die anderen voet in huis hebben gekregen, willekeur en machtsmisbruik vrij spel krijgen, denk maar aan de categorisering van de genoemde maar ook nog vele andere minderheden als 'lebensunwertiges Leben' en de 'Endlösung' die daarvoor bedacht werd.
Ook een heel volk verovert men door het eerst van zijn zelfvertrouwen te beroven en dit was (en is) het geval met alle kolonies van het westen, zowel de gekende en inmiddels (nog altijd fel ondermaats) bekritiseerde in de derde, als de minder zichtbare in de vierde wereld, waarbij de aldaar gehanteerde tactiek van ondermijning van het zelfvertrouwen werd in kaart gebracht door de Braziliaanse andragoog Paolo Freire met betrekking tot de onderwerping van het Latijns-Amerikaanse continent in diens Pedagogia do Oprimido (Pedagogiek van de onderdrukten)2 uit 1967-1968.
Daarin betoogt de volksbevrijder dat in een dictatuur het onderwijs wordt aangewend om het volk dom te houden, vooreerst door te onderwijzen in een volksvreemde taal. Er moet alfabetisering zijn, onderwijs moet gebeuren in de taal van het volk en moet emancipatie bevorderen: het moet aansluiten bij de ideeën die leven bij het volk. Paolo Freire werd gedwarsboomd: met de steun van de asociale V.S. kwam in 1964 in Brazilië een militaire dictatuur aan de macht die twintig jaar zou duren en Freire werd gevangengezet en week daarna uit naar Chili en Mexico om pas in 1980 naar Brazilië terug te keren maar zijn ideeën overleefden de coup.
In zijn boek stelt Freire vast dat mensen bang zijn voor vrijheid, bang om de bestaande gang van zaken te veranderen. De bevestiging van de eigen menselijke identiteit is cruciaal maar die wordt gedwarsboomd - een ontmenselijking waarbij men wordt geobjectiveerd, uitgebuit en onderdrukt. Weerwerk daartegen bestaat niet in het voeren van oppositie die alleen maar een nieuwe dictatuur aan de macht brengt, maar door via begrip van de verdrukking naar bevrijding te zoeken. Verdrukkers zijn materialisten die mensen als louter instrumenten zien die zij in hun dienst willen stellen. De onderdrukten mogen die rollen niet zomaar omkeren: zij moeten in dialoog streven naar de bevrijding van iedereen. Dat moet gebeuren door de onderdrukten want wie de onderdrukking niet zelf hebben ervaren, kunnen helemaal geen hulp bieden.
Onderwijs moet aansluiten bij wat men kent, bij de praktijk, en moet ook in twee richtingen verlopen: de alwetende opvoeder tegenover het kind dat moet zwijgen ruimt plaats voor discussies in gelijkheid over reële problemen. Dictatoriaal onderwijs, dat manipulatief, regelgevend, verdelend en cultuur-onderdrukkend is, voedt een passiviteit die belemmert dat men ook maar aan de weet komt dat men onderdrukt wordt, en daarvan profiteren de onderdrukkers; het moet vervangen worden door een verenigende dialoog.
Edoch, wie de waarheid spreken, worden gevreesd door wie op de leugen teren en in het dictatoriale Amerika van vandaag dat in een mum van tijd via een in het kapitalisme fatale verrechtsing koers zet richting een derde wereldoorlog, maakt dat de inzichten van Paolo Freire opnieuw bijzonder actueel.
“Schoonheid is slechts een vel dik”, zoals een overlever van de concentratiekampen het placht te zeggen maar de omzetcijfers vertellen ons dat het grotendeels rond het onderhoud, het herstel en de opsmuk van dat vel is, dat de wereld draait.
Tot de allerrijksten onder ons behoren de cosmeticagiganten, de lui uit de modewereld, de farmareuzen en de handelaars in allerlei statussymbolen. Zo is de vijfde rijkste man ter wereld de modekoning Bernard Arnault, verdeler van onder meer de luxemerken Louis Vuitton en Dior: zijn kapitaal bedraagt 171 miljard dollar. Het vermogen van Marc Coucke van Omega Pharma draait rond het miljard, dat van Janssen overschrijdt de 3 miljard.
De jaaromzet van Janssen Pharmaceutica is 22,5 miljard. Die van de 19.000 Belgische schoonheidssalons met elk een jaaromzet van 45.000 euro en de 18.000 kapsalons met een gemiddeld omzetcijfer van 140.000 euro, bedraagt 3,375 miljard. De 5000 Belgische apothekers met een gemiddelde omzet van 2,2 miljoen maken samen een jaaromzet van 11 miljard. 7 miljard euro is de omzet van de Belgische modemarkt. En nu zijn we nog lang niet halverwege met onze opsomming. Opvallend is dat de winsten van de sector van het vel maar blijven toenemen: de schoonheidssector blijkt resistent tegen de gevolgen van de economische crisis. De huid lijkt belangrijker dan de maag.
Schoonheid erotiseert, net zoals macht: met die twee is heel veel geld gemoeid en dat heeft redenen want schoonheid getuigt van gezondheid en gezondheid staat voor onder meer werkkracht, strijdkracht en intelligentie terwijl de machtigen die zaken kunnen kopen. Maar macht staat ook voor misdaad omdat diefstal een veel kortere weg naar rijkdom is dan arbeid. Zoals reeds gezegd gaan menselijkheid en macht niet samen en alle sprookjestypetjes ten spijt waar lelijkheid geassocieerd wordt met het kwaad en goedheid met bevalligheid, geldt dat ook voor het tweetal menselijkheid en schoonheid, tenminste als men het heeft over het vel. Schoonmenselijkheid daarentegen moet men niet gaan zoeken bij de superrijken om de heel eenvoudige reden dat overdaad op andermans kap walgelijk is en er sterven nog dagelijks twintigduizend mensen, meestal kinderen, door honger.
Oorlog is het verwerven van macht en rijkdom (en derhalve is het ook de inbezitneming van schoonheid) wars van morele of deontologische regels en ethiek en vooral ten koste van andermans hebben en houden en leven. Wie oorlog voeren, verrijken zichzelf en verarmen alle anderen, zoals dieven doen en moordenaars: zij kunnen het om geen andere reden doen dan om zichzelf te verrijken en zij maken er abstractie van dat zij zich zodoende aan misdaden overgeven, zij plaatsen het onheil dat zij veroorzaken in de schaduw van de winsten waarmee zij anderen de ogen uitsteken.
Om die reden houdt oorlog altijd een verleiding in: de politici die de oorlog in gang steken, werden met dat doel aan de macht gebracht en in een democratie geschiedde dat door de wil of met de toestemming van een meerderheid van de bevolking. Met leugens weliswaar, samengeraapt uit allerlei middeleeuwse sagen, bracht Hitler het Duitse volk ertoe te erkennen dat het dringend 'Lebensraum' nodig had die het werd ontstolen door parasiterende inwijkelingen en dat het nood had aan de bevrijding van het vermeende juk van de joden en aan de redding van het superras waartoe het volk zogezegd behoorde. Middels hun religie overtuigen de joodse leiders op hun beurt hun volk ervan dat zij tot de uitverkorenen behoren en derhalve God zelf aan hun kant hebben in de strijd en hetzelfde doen de volkeren die heel andere goden aanbidden.
Het volk laat zich verleiden tot de oorlog wanneer beroep gedaan wordt op gevoelens van eigenwaarde en van eer, op het groepsinstinct en op een meerderwaardigheidscomplex dat in een mum van tijd verkocht wordt, zelfs aan lui die altijd onderdrukt geweest zijn. De grootheidswaan van een narcist zoals Napoleon, Hitler, Mussolini, Poetin of Trump lijkt te kunnen overwaaien op de massa die zij beheersen want erotiseren. Als de monsters die vele van deze potentaten zijn maar dikwijls genoeg herhalen dat zij helden zijn of goden, zoals de pausen doen die, eenmaal aan de macht, aan zichzelf namen van heiligen toekennen, zal die reclame zoals elke andere vruchten afwerpen en hen in de ogen van de massa die zoals geweten de leeftijd heeft van een kind van vier, op helden doen gelijken. Zij tooien zich met attributen van verleden helden uit het collectief geheugen van het volk, zij associëren zich met echte helden, zoals koningen doen die mensen die iets gepresteerd hebben in de adelstand verheffen, zij treden op het voorplan waar bijzondere gelegenheden specifieke gemoedstoestanden van verhoogde beïnvloedbaarheid in de hand werken, zoals trouwfeesten, begrafenissen, herdenkingen of gewoon kermissen, en daar praten zij op de mensen in, zij verschijnen om de haverklap in alle mogelijke media zodat op den duur de mensen gaan geloven dat zij familieleden van hen zijn.
Echter, lui die ons naar het front sturen, kunnen geen familieleden van ons zijn, geen moeders en geen vaders: zoals al gezegd is de kans heel wat groter dat zij een soort van slavendrijvers zijn, mensenhandelaars, ja: zij zijn dezelfden die ervoor zorgden dat wij ons leven konden gaan slijten in fabrieken waarvan alleen de eigenaren beter worden en waar de fabrieken moeten sluiten en de slaven geld gaan kosten, gaan zij de oven in ofwel naar het front.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 juli 2025)
01-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Oorlogsmodus
Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Een getuige van de vorige wereldoorlog vertelde mij: wij hadden niets. Denk niet één boterham of één paar sokken of wat koffie: niets. Wij speelden met zand en met stenen, we luisterden naar het vogelengezang en gingen aren lezen, vader spande een net en trachtte een paar spreeuwen te vangen, moeder bakte ze op een houtvuur in hun eigen vet, zelf at zij niet, op het einde van de oorlog woog zij nog dertig kilogram, de maaltijd werd verdeeld, het huis was gevuld met kindermondjes en die zongen. Zonder de woorden ervan te begrijpen zongen wij de liederen na die lichtelijk beschonken soldaten ten beste gaven in de straten en zij onderbraken hun afwezige blik gericht op thuis en op hun kinderen om naar ons te lachen en soms deelden ze wat te eten uit.
“Als hij zijne personen beschrijft, voelt men dat het menschen zijn van vleesch en been”1, zo schrijft in een inleiding tot Oorlog en vrede ene Gerard Keller over Leo Tolstoj, aanhanger van de predestinatieleer. Toen in 1828 de romancier geboren werd, was de oorlog van Napoleon tegen het tsaristische Rusland, die negen jaar geduurd had, al veertien jaar voorbij en wat de aristocraat in zijn boek beschrijft, baseerde hij naast heel wat studiewerk ook op verhalen van Russische klassegenoten die van oordeel waren dat Rusland Europa moest redden.
Massa's sturen volgens Tolstoj de geschiedenis, de individuele wil is een illusie, zoals ook bij de arrogante Napoleon, die door Moskou op de knieën werd gedwongen. De hier geciteerde literator Gerard Keller uit Nederland, dat veel geleden heeft onder de Franse keizer, uit zijn dank: “Het Russische leger, waaraan wij onze bevrijding danken - want zonder Ruslands geweldige macht ware Napoleon niet overwonnen - leeft nog in de herinnering van het tegenwoordige geslacht.”2 Er werd gejuicht om “de val van den wereldbeheerscher.”3En Tolstoj is niet zomaar een geschiedschrijver, aldus Keller: hij is een denker. “Hij is doordrongen van het besef eener hoogere wereldorde (…) en getuigt van een innig geloof, al drukt hij het niet in vormen uit.”4
Een grootmoeder van de auteur dezer, geboren in 1904, herinnerde zich uit haar kindertijd hoe haar voorouders met schrik bevangen werden en warempel beefden toen zij de naam van Napoleon hoorden, die tot negentig jaar voordien keizer was geweest en die stierf in 1821. De 'wereldbeheerscher' had zichzelf tot keizer gekroond, hij behoort tot de grootste massamoordenaars aller tijden maar, zoals de grote Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo opmerkte, worden tot op heden wereldwijd straten en pleinen, hotels, dure alcoholische dranken en bonbons naar hem genoemd alsof hij helemaal geen gewetenloze schurk was maar daarentegen een groot weldoener.
Van zodra iemands misdaden maar groot genoeg zijn, wordt hij erom geëerd, zo schreef Biddeloo, meester in de aartsmoeilijke discipline van de tragie-komedie: de idee dat iemand massa's onschuldige mensen heeft gedood komt in de schaduw te staan van de idee dat hij (zodoende) records verpulverd heeft. Het zegt alvast iets over onze selectieve waarneming en over hoezeer deze gekleurd wordt door de concurrentiemaatschappij van het kapitalisme, door de geldgod.
Men staat er niet bij stil dat heden gelijkaardige figuren de hele wereld naar hun hand pogen te zetten en dat zij daarbij niemand en niets ontzien en niet in het minst de waarheid, die bij dergelijke gelegenheden altijd het eerste slachtoffer is. Hitler is van meer recente datum, in zijn werk over de oorlogspaus schreef Dirk Verhofstadt dat de Duitsers op de hoogte waren van het bestaan van de uitroeiingskampen maar dat zij prompt de andere kant op keken en dat gebeurt vandaag opnieuw. Duizenden mensen komen op straat tegen aan de gang zijnde genocides maar hun vertegenwoordigers in de politiek ondernemen niets.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
1Leo Tolstoj, Oorlog en vrede, in een Nederlandse vertaling van Titia Van Der Tijuk, Rijswijk (Z.-H.) Blankwaardt & Schoonhoven, 1887 (Oorspronkelijke Russische uitgave: Moskou 1869), vierde druk, eerste deel, p. 6.
Oorlogsmodus - Aflevering 9: De verachting voor het leven
Oorlogsmodus
Aflevering 9: De verachting voor het leven
In het leven moet men altijd een beetje geluk hebben, zo zeggen zij maar al te gauw, want ooit was het anders: er is een tijd geweest dat het op zijn beloop laten van de dingen als nalatigheid werd beschouwd, een tijd waarin niets aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin ook niemand aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin de waarheid nog iets te vertellen had en derhalve ook de zekerheid en het recht, de zorg. Maar vandaag rekent men heel anders.
Vandaag denkt men in waarschijnlijkheden en over wie niet in de prijzen vallen, wordt gezegd dat zij brute pech hebben gehad. Hilariteit is dan de enig mogelijke reactie, het nieuwe normaal. Tenminste als er al een reactie is want de onverschilligheid wint veld en dreigt alles onder te sneeuwen. Iedereen lijkt zich te hebben neergelegd bij de reductie van de werkelijkheid tot een spel. Van het leed wordt abstractie gemaakt, met pijnstillers, met drugs, met therapieën die de economie laten floreren en met euthanasie: de uitvinding die van de dood een feest maakt.
Het is begonnen in de economie, de concurrentieslagen richting monopolievorming, één rijkste man ter wereld (waar blijven de vrouwen alweer?), misschien een nummer twee, een nummer drie, maar verder alleen massa's losers, zoals men ons allemaal nu heel terecht denkt te kunnen wegzetten als wij niet Trump of Bezos heten, Musk of Zuckerberg.
Het is sportief, zo klinkt het: het is een sport, er is een ereschavot met goud, zilver en brons op het topje van de Gauss-curve. Maar verder niets dan massa om de fictie van die top te onderstutten. Miljoenen, neen, miljarden mensen die allemaal hebben geloofd in de American dream, de afzichtelijkste aller leugens die de hele wereld heeft besmet, de mogelijkheid om president te worden, astronaut of ontdekker van het gen van de onsterfelijkheid, geen mens wordt uitgesloten maar het resultaat zal altijd eender zijn: één winnaar slechts, één gelukkige, en dan nog maar voor heel even, en zoveel miljard min één teleur gestelden.
Een loterij. Waarschijnlijkheid. Probabiliteit klinkt wat geleerder. Nog geleerder klinkt kwantumfysica maar het begint tot de mensen door te dringen dat dit een leugen vanjewelste is. Vanjewelste, het woord duikt almaar vaker op. Steeds meer mensen spelen op de lotto, gooien met hun lot een potje kruis of munt of zij verbinden het aan Russische roulette.
De basis van de werkelijkheid is zo, klinkt het nu te allen kante: kwantumfysica, kwanta, pakketjes met de post naar overal. Men maakt abstractie van de slavendrijverij daarachter, zoals men ook een loopje neemt met wetenschap om mensen die blasé zijn te behagen. Loopjongens moeten leven van de fooien, vervloeken doen zij deze gang van zaken maar zolang men slaven vindt, blijft het duren, zolang de zweep van het geld daar is, de zweepslag van de honger en het dreigmiddel van onschuldige kinderen dat zijn doel nooit missen zal zolang er liefde is.
Het is de liefde die misbruikt wordt, het is de liefde die de armen onderwerpt aan de geldzucht der demonen. De leugens die zich voordoen als voor iedereen toegankelijke wetenschap waaraan zelfs Einstein niet kan tippen, maar de klant is koning, leve zijn geld, u vraagt wij draaien, het kan niet op en als het op is, halen wij ander en beter binnen, niemand immers is nog onverwisselbaar, hulzen hebben geen inhoud dan steeds weer dezelfde leegte, het gedrocht van het Boeddhisme van de rijkeluizen, het misbaksel aller misbaksels dat voor het probleem van het medelijden de Endlösung presenteert der apathie: het leven dat voorgoed wordt opgelost in de dood. Middels het feest van de oorlog.
Er is een tijd van vrede en een tijd van oorlog, zo citeren alleen waanwijzen uit het Boek en zo leggen zij de verantwoordelijkheid voor de vernietiging van alle leven godbetert op de schouders van hun Schepper. Zaak is dat zij nu door kunnen gaan met het botvieren van een moordlust die zijn gelijke niet kent in de gehele geschiedenis van het mensdom. Woorden vol van een heiligheid die wordt gevierd met Cubaanse sigaren en Champagne. Het is arrogant al te zwaar te tillen aan het eigen leven, zo daagt het binnen de gemoederen en dit vergif doet zich als wijsheid voor en niemand kan het stoppen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
30-06-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 8: “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”
Oorlogsmodus
Aflevering 8: “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”
Men weet niet wat men allemaal heeft totdat men het moet missen, wat wil zeggen: men weet niet van hoeveel zaken men afhankelijk is geworden. Want zelfstandigheid is een illusie waar in vredestijd heel kwistig wordt mee omgesprongen en verwant daaraan is de eigendunk of moet men het heel beleefd over het zelfvertrouwen hebben? Dat smelt namelijk als sneeuw voor de zon, waar men zoals op de tekeningen van de artistieke observator van twee wereldoorlogen, Jules De Bruycker,1 in de rij moet gaan staan voor het dagelijkse voedselrantsoen.
Wie het nooit hebben meegemaakt, zoals de stempelaars van pakweg vijftig jaar geleden die dagelijks de colonne bij het gemeentehuis op het dorpsplein om den brode te vervoegen hadden, weten helemaal niet wat het is om elke dag weer met de neus op het feit te worden gedrukt dat men moet belijden dat men zijn bestaan aan anderen te danken heeft en dat die anderen, zij die niét hoeven te stempelen, staan toe te kijken. Ja, zij slaan gade wie hun stempeltje komen halen, want eigenlijk komt dat stempelgeld uit de beurs van deze toeschouwers, zo menen zij toch, en dat laten zij de schooiers ook te gepasten tijde begrijpen op manieren die niet mis te verstaan zijn. “Die stillschweigenden Abmachungen zur Verständnis der Umgangssprache sind enorm kompliziert.”
Edoch, degenen die niet hoeven te stempelen, leven alleen maar in de illusie van onafhankelijkheid en gretig wentelen zij zich ook nog in de illusie dat zij gulle gevers zijn, of dan toch gevers, maar hoe dan ook genieten zij van de waan dat men hen dank verschuldigd is, en wel zoals de vogels aan de goden dank verschuldigd zijn. Want let nu goed op: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn, niet voor een of andere kleine gunst of voor de kwijtschelding van minuscule schulden zoals wisselgeld dat men niet direct uit zijn jaszakken weet op te diepen, neen: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn voor het leven zelf dat zij de anderen tenslotte gunnen. Immers, indien deze niet in die rij konden gaan staan voor dat dagelijkse stempeltje, dan konden zij gewis op hun kin kloppen, wat wil zeggen dat zij dan helemaal niets meer te eten hadden, niets te drinken, niets om het huis mee te verwarmen en ook geen huis want hoe zou men de huur betalen zonder het gekregen geld, het dagelijkse stempeltje?
Edoch, zoals gezegd verkeren zij die menen dat men hen dank verschuldigd is, dank voor zijn leven, in een illusie en dan nog een van eigen makelij. Hoe anders immers zou de ene mens zijn leven aan de andere te danken kunnen hebben dan omwille van een bijzondere vorm van goedheid en, in dit geval, de goedheid die erin bestaat dat men er vooralsnog heeft van afgezien om zijn toevlucht te nemen tot chantage?
De vogels ten velde zaaien noch maaien, zij weten dat zij eten uit de hand van God en hun leven is dan ook een vliegend en fluitend festijn van dankbaarheid jegens hun Schepper. De mensen daarentegen willen zelf voor God spelen en zij gaan zich positioneren tussen de Schepper en de andere mensen in, om wat Zijn gulle hand hen schenkt, met tol te gaan belasten vooraleer het bij zekere behoeftige medemensen arriveren kan. Welnu, daar waar zij geen gebruik maken van dit recht van de sterkste, brengen zij zichzelf in de waan dat zij de milde schenkers zijn. Want als de behoeftigen ook zwak genoeg zijn, zullen zij degenen die zich hun weldoeners achten, er zeker niet op wijzen dat zij alleen maar in een waan verkeren. Zij zullen dapper hun positie in de pikorde aanvaarden omwille van het brood want op de keper beschouwd, worden zij duchtig gechanteerd. Ze onthouden wel wat hen wordt aangedaan en misschien doen zich ooit nog gelegenheden voor vergelding voor maar zolang het zwaard van Damocles hen boven het hoofd hangt, zullen zij zwijgen dat ze zweten en dulden zij het onrecht om het eigen leven en dat van hun geliefden te beschermen. “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”, betekent: “Trek uw plan!”
De dreiging die tot nog toe alleen over de armsten hing, want dat is de onzekerheid over het eigen lot, wordt nu veralgemeend in oorlogstijd. In een oogwenk wordt aan allen het zelfvertrouwen ontnomen, de eigendunk wordt weggeroofd, wij worden gekleineerd, vernederd, en wij voelen het ook, wij verkeren niet langer in de mogelijkheid om daar abstractie van te maken omdat wij aanbeland zijn op het punt dat wij niet meer te kiezen hebben, ons leven zelf staat op het spel. Onder dwang spelen wij mee, het spel van de groten die met ons spelen want met ons leven, wat hen tot heersers over ons leven maakt.
En uiteraard zien zij zich verplicht om wie de nieuwe regels niet wensen te respecteren, dood te maken. Deden zij dat niet, dan viel hun spel in duigen. Ja, zo en niet anders staan de zaken er voor in oorlogstijd en dat is ook de essentie van de oorlog. God is uit het zicht verdwenen, tussen de mens en God in, verheft zich in vol ornaat de onmens.
Oorlogsmodus - Aflevering 7: De opperbevelhebber beveelt: “We love you God and we love our great military, protect them!”
Oorlogsmodus
Aflevering 7: De opperbevelhebber beveelt: “We love you God and we love our great military, protect them!”
Het is inmiddels een publiek geheim dat personen in leidinggevende posities heel vaak psychopaten zijn1 en in lang niet de meerderheid van de gevallen uit zich dat door voorvallen waarvan iedereen getuige is: meestal kennen alleen insiders de ware inborst van hun baas maar uiteraard moeten zij zwijgen wegens een oeroude waarheid verscholen in de spreuk beginnende met de woorden: “wiens brood men eet...”.
Leiders bekleden extreme posities en het is dan ook niet echt verwonderlijk dat ze op de een of andere manier ook zelf extreem zijn, alleen gaat het dan veel vaker om ondeugden dan om deugden. Het lijkt er zelfs op dat (alvast christelijke) deugdzaamheid persoonlijke vooruitgang en succes aardig in de weg kan staan: het is bijzonder moeilijk om schatrijk te worden voor wie aan de behoeftigen hun schulden kwijtschelden en economisch succes verwerft men eerder met leugenachtige reclame dan met waarachtige informatie.
Een voorbeeldje dat niemand meer tegen de borst kan stuiten omdat de hele wereld er al van op de hoogte is, is het kruiperige gedrag van de huidige secretaris-generaal van de NAVO jegens de feitelijke opperbevelhebber van het betrokken leger. De vleier in kwestie spreidde zijn leugenachtigheid al eerder tentoon in de functie van Nederlands minister-president tijdens de coronacrisis, waar hij voor het parlement in alle toonaarden loochende dat hij de auteur en architect van 'The Great Reset' kende, waarna een parlementslid hem een bedankbrief van zijn hand aan die auteur voor het ontvangen hebben van zijn boek onder de neus schoof.2 En voor wie dacht dat deze streber zich al naar de top gelogen had, herinnere men zich dat wat toen menigeen fluisterde, alsnog bewaarheid werd: “Die gaat het nog ver schoppen!” - een voorspelling die daarvan getuigt dat iedereen wel weet dat het bereiken van het mondaine summum geen beloning is voor voorbeeldig gedrag.
De man is weliswaar nog steeds niet aan de absolute top, boven hem staat nog die opperbevelhebber van het allermachtigste leger op aarde, die zich heden apert boven het recht zelf verheft met de belofte dat hij niet zal dulden (!) dat zijn medestander in de Gaza-genocide voor misdaad zal terechtstaan.3 En hij kan zulks verhinderen, zoals iedereen weet, omdat boven de machtigste man op aarde nu eenmaal niemand meer staat dan God. God, op wie hij zich godbetert beroept voor zijn militaire escapades met zogenaamde 'Tomahawk kruisvluchtwapens' gelanceerd door zogenaamde 'B-2 Spirit stealth-bommenwerpers' met elk een prijskaartje van door ons allen op te hoesten 2,2 miljard dollar. Als zij in staat zijn nucleaire doelen te treffen, kunnen toplui met die wapens een veelvoud bekomen van het aantal slachtoffers onder opperbevelhebber en tijdelijk Ku Klux Klan-lid Truman op 6 en 8 augustus 1945 in Hiroshima en Nagasaki. Tijdens de mededeling d.d. 22 juni l.l. van de aanval op Iran besluit de huidige opperbevelhebber met de woorden: “And I want to just thank everybody and in particular God and I wanna just say we love you God and we love our great military, protect them, God bless the Middle-East, God bless Israël and God bless America, thank you very much.”4
De oppervleier die alleen nog God in de maling moet zien te nemen. Woorden waaruit andermaal blijkt dat leiderschap heel terecht wordt geassocieerd met psychopathie. Alvast leiderschap in een kapitalistisch bestel, dat het immers hebben moet van de onderlinge strijd tussen mensen, niet van hun samenwerking. Genadeloze concurrentie geeft de toon aan in de economie en zij wordt voortgezet in de oorlog, waarbij geldelijk gewin en macht de ultieme doelstellingen zijn - mensen zijn louter middelen om die doelen te bereiken.
Die waarheid is danig absurd dat hij niet doordringt tot de geesten en wij blijven maar opkijken naar de 'groten der aarde' die gewis onze helden zijn - terwijl wij hen trachten na te apen, tekenen we ons eigen doodsvonnis. Die absurditeit wordt geëtaleerd op de ontelbare en uitgestrekte begraafplaatsen uit alle eeuwen alom ter wereld van jonge gesneuvelden, maar alsnog wordt dit ten hemel schreiend onrecht overtroefd door afzichtelijke monumenten die zich als zwarte silhouetten tegen de hemel verheffen boven de wenende grafzerken en die uitschreeuwen dat de doden onze helden zijn en dat zij al wie liefhebben tot navolging verplichten. Wat de liefhebbende ouders van de onschuldige kinderen daarvan denken, vertellen ons de immer zwijgende beelden van Käthe Kollwitz.5
2Uiteraard werd niet de leugenaar doch de 'ordeverstoorder' in kwestie kort daarop veroordeeld. Ziehier het verloop van de parlementaire zitting: https://www.youtube.com/watch?v=jjPAr3YFktk
Oorlogsmodus - Aflevering 6: De verkoop van de ziel aan de duivel
Oorlogsmodus
Aflevering 6: De verkoop van de ziel aan de duivel
De oorlogsmodus is de aanvalstoestand waarin een volk belandt door angst in gevolge de confrontatie met een gevaar voorgespiegeld door een potentaat die zich als 'papa' voordoet en die alle 'helden' in de rij laat lopen, in de richting van de dood. De dialoog en het denken zijn passé, het recht van de waarheid werd geruild voor dat van de sterkste en hij is degene die gevleid moet worden: in de hang naar macht sterft de menselijke waardigheid. De 'papa' van Rosemary's baby blijkt niemand minder dan de duivel.
Want aldus plant zich het kwaad met rasse schreden voort in elke oorlog die een nieuwe doorstart is van het rijk van Lucifer. De uitvoerders van het duivelse moordplan weten heel goed wat ze doen maar houden dat voor alle slachtoffers geheim, zoals ook gebeurde bij het voltrekken van de genadedood in de concentratiekampen van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Er bestaat geen grotere macht dan te beschikken over het leven van andere mensen en de wellust die gepaard gaat met het ombrengen van mensen is een exponent van deze waarop jagers tuk zijn als zij wild nazitten - klein wild zoals vogels en konijnen voor beginnelingen en evers, beren en olifanten voor gevorderden die de jacht op knaagdieren zijn ontgroeid.
Mijn buurman is in zijn nopjes van weken voor het jachtseizoen begint - hij schiet hazen - maar de Amerikaanse minister van gezondheid 'Bobby junior' zou volgens sommigen pas met beren aan zijn trekken komen.1 De zogenaamde 'bloedhond van Poetin' jaagt met zijn privémilities op homo's in de bossen van Tsjetsjenië alsook op mensenrechtenstrijders en journalisten die het wagen hierover te berichten.2
Een paus kan tot zijn gelovigen rekenen wie hij kan laten liegen en een dictator promoveert tot zijn getrouwen wie op zijn orders moord begaan. Medeplichtigheid is de sleutel tot het geheim van de omerta: dat is het geval elders en dat was vroeger het geval maar is het nog steeds het geval en het is ook het geval hier om de hoek.
Zwijggeld werkt, vraag het maar aan gewezen bankdirecteurs die ter gelegenheid van hun pensionering een premie ontvangen om u tegen te zeggen: waar sommen geld worden verpatst die gewone mensen in hun hele leven niet in staat zijn om bijeen te sparen, mag men er donder op zeggen dat waarheden met hun leugenaars zullen worden begraven. Van de lasten die de machtigen der aarde op hun schouders nemen, kunnen zij nimmer worden bevrijd, niet door een eeuwig leven en ook niet door de dood.
Indien niet alle partijen in de winst zouden geloven, dan zouden zij er nimmer aan beginnen maar dat oorlog telkenmale überhaupt wordt voorgesteld als een zaak met winnaars en verliezers is een bedrog vanjewelste.
Dit bedrog verkapt een realiteit door die impliciet voor te stellen als een spel. Het lijkt dan alsof men aan een wedstrijd deelneemt terwijl men helemaal geen initiatief meer te nemen heeft. De oorlog beneemt ons om te beginnen van onze vrijheid: men wordt bij de kraag gevat en naar het front verplaatst waar als enig mogelijke keuze rest te doden of gedood te worden.
Gemeen is vooreerst de leugenachtige taal die wordt aangewend om wat gebeurt voor te stellen als iets totaal anders dan wat het is: men heeft het niet over 'doden' maar over 'uitschakelen', men heeft het ook niet over 'mensen' maar over 'vijanden' of 'obstakels'. Soldaten zijn geen 'moordenaars' maar daarentegen 'helden'. En wij kijken tegen onze 'leiders' aan alsof zij onze 'vaders' waren: de muffe vleiers namen deze week jegens onze opperbevelhebber die de Amerikaanse president Trump in wezen is, al de aanspreking 'papa' in de mond. Doet uiteraard denken aan 'Papa Doc', zoals François Duvalier werd genoemd, de Haïtiaanse dictator van destijds, of aan 'Vadertje Stalin', of aan de Paus, 'il Papa', de 'Heilige Vader', of aan de 'peetvader', 'the godfather', waarmee de maffiabaas wordt aangeduid.
Dit zijn uiteraard zeer kwalijke vergissingen. Hoe kunnen zij die ons naar de frontlijn sturen, onze vaders zijn? Vaders beschermen hun kinderen, zelfs bij de vissen, waar de oudere exemplaren een levend schild vormen omheen de zwerm met de kinderen die veilig in het midden zwemmen. Vissen, olifanten, zelfs wolven doen dat.
Men moet derhalve een kat een kat durven te noemen: degenen die het volk naar de oorlog sturen, zijn vanzelfsprekend niet de vaders van het volk: zij zijn een soort van slavendrijvers.
Zij zijn dezelfde mensenhandelaars die de economie aansturen waarvan de oorlog het verlengstuk wordt genoemd en die het volk te werk stellen in fabrieken waarvan alleen zijzelf die ze bezitten, beter worden.
Een groeiend en blijvend overschot aan werkvolk is een verlieslijdende zaak voor de bezittende klasse en derhalve dient dit overschot te worden opgeruimd. Zoals het volk werd ingeprent dat het deugdzaam is om zijn leven door te brengen in hard labeur, zo laat men het ook geloven dat het goed is om te sneuvelen voor het vaderland.
Het is voorwaar een groot mysterie dat na ontelbare oorlogen doorheen de geschiedenis wereldwijd het volk zich nog altijd even makkelijk laat strikken door steeds weer dezelfde kleine maar ongeremd moorddadige bende parasieten, die zich van alle anderen onderscheiden, niet zozeer door intellect maar door slechtheid, sluwheid en doortraptheid.
Want onverschrokken, zoals bij tijden duidelijk werd, zoals in Nazi-Duitsland, domesticeren zij hun medemensen zoals landbouwers hun vee. Zij richten ons af, wat zij 'opvoeding' noemen, plaatsen ons in stallen, voorzien ons van voedsel alsook van opleiding, en laten ons produceren zoals kippen in batterijen, het laatste uit de kan. Is er geen baat meer bij, dan rest nog de slachtbank waarheen wij ons op eigen kracht begeven, aangedreven door een enthousiasme waarvan men zou geloven dat het krankzinnigheid was, ware het niet dat het dezelfde gronden had als de liefde.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 28 juni 2025)
1Deze uitspraak van Jezus staat in het Evangelie volgens Matteüs 23:9.
Oorlogsmodus - Aflevering 4: De verzoeking
Oorlogsmodus
Aflevering 4: De verzoeking
Waar mensen zich laten herleiden tot een kudde, wijken de waarheid en de rede; de massa gaat aanschurken tegen de sterkste en het menselijke gaat ten onder; dialoog maakt plaats voor vleierij en verzoekingen krijgen vrij spel. Mensen gaan zich dan gedragen zoals wolven, of zoals honden - die stammen van wolven af. Honden zijn trouw aan hun leider, zij gehoorzamen hem blind. Als hun leider hen beveelt om een mens te verscheuren, gehoorzamen zij hem blind.
In de VRT-documentaire “Pink triangles”1 doet een ooggetuige verslag over het ombrengen van zijn achttienjarige vriend in een concentratiekamp: hij werd naar voor geleid, “de luidsprekers speelden harde klassieke muziek, de SS-ers kleedden hem uit, ramden een blikken emmer over zijn hoofd en lieten de agressieve honden van de kampbewakers op hem los. De Duitse herders beten hem in de onderbuik en dijen en verscheurden hem voor onze ogen.”2
Waar een leider met zijn medestanders (want die heeft hij nodig) zijn onderdanen tot een kudde heeft herleid, is ontmenselijking een feit, zoals amper twee dagen geleden wereldwijd werd gedemonstreerd in de media naar aanleiding van de NAVO-top van 24 en 25 juni l.l. in het Nederlandse Den Haag waarover bijvoorbeeld columnist van Het Laatste Nieuws Jan Segers schrijft: “We hebben Trump gewoon gepijpt - het slijm hangt Mark Rutte nog aan de lippen.”3 Wansmakelijke taal, maar wie kan die verbieden als de wansmakelijke daden voor de ogen van de hele wereld worden uitgestald, laat staan dat daarover schaamte zou bestaan.
Nochtans is het verbod op het spreken van de waarheid wat in het actuele totalitarisme wordt nagestreefd. Het coronatijdperk was een testcase maar ook een voorbereiding van de legalisering van de leugen4 en zo werd in juni 2022 ook in de E.U. een heus 'Ministerie van Waarheid'5 opgericht en werden in een mum van tijd in deze dictatuur wetten van kracht, officieel “wetten tegen desinformatie”6, door Noam Chomsky en co. een halve eeuw eerder als dictatoriale maatregelen ontmaskerd.7
“Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. De duivel zei tegen hem: ‘Ik geef u de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn.’”8
7Cf.: Cf.: Noam Chomsky (1977), Language and Responsibility, New York, Pantheon. Zie ook: Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988. Voor een synthese, zie: J. Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 459-486.
Oorlogsmodus - Aflevering 3: De openbaring bij de aanvang van de derde oorlog
Oorlogsmodus
Aflevering 3: De openbaring bij de aanvang van de derde oorlog
Oorlog vereist kuddegeest en een kudde is er pas door de gelijkschakeling van allen, wat resulteert uit ontmenselijking. Maar waar de menselijke rede wijken moet, komt er iets anders in de plaats.
De rede gedijt in de dialoog waar principieel elkeen de toegang toe heeft en discussies dienen sportief te zijn om te kunnen bestaan, wat wil zeggen dat iedereen evenveel recht heeft om te argumenteren.
Denk aan de wiskunde: wie een stelling lanceert, bewijst een waarheid en zijn komaf, rijkdom, geslacht, politieke overtuiging en noem maar op, hebben geen enkele inbreng omdat de waarheid voor iedereen dezelfde is. En dat geldt ook voor de rede en de discussie: een debat is open of het is niet.
Een cultuur zonder open debat is een dictatuur en aan een dictatuur is het denken vreemd omdat het denken een verinnerlijking is van de dialoog. Maar waar de rede moet wijken, is er niet zomaar een hiaat, zoals er ook niet een hiaat is waar het schone moet wijken of het goede.
Waar het schone weg is, doemt het lelijke op. Waar het goede verdwijnt, worden wij ten prooi aan het boze. Waar de rede moet wijken, komt in de plaats het primitieve, het onmenselijke in de betekenis van het dierlijke of het bestiale. Het denken of het verdedigen van de waarheid ruimt namelijk plaats voor het verdedigen van de sterkste. De rationele argumentatie maakt plaats voor de vleierij.
Wie er het woordenboek op naslaat, zal zien dat iemand vleien betekent dat men hem naar de mond praat. De waarheid doet er dan niet meer toe; het doel van vleien is nu eenmaal niet hetzelfde als dat van dialogeren, het beoogt de gunst van de gevleide die zijn ijdelheid laat strelen. IJdelheid is leegheid, waan die alsnog door wil gaan voor grootheid. Vleien is per definitie liegen en als het waar is wat de vleier zegt, is dat slechts door toeval zo. Vleien is verwant met vlijen, zich vlijen en zich neervlijen, en dat is wat een hond doet die zich aan zijn meester onderwerpt.
Waar de waarheid niet langer wordt geëerd, verdwijnt ook de gelijkwaardigheid onder de mensen: de gelijkwaardigheid en de waardigheid. Allen worden dan gelijk in relatie tot hun leider die hen domineert. Hij vraagt niet dat zij naar de waarheid zoeken, hij eist nu dat zij de waarheid verwisselen voor hem alleen. Als de waarheid God is, naar diens eigen zeggen, dan speelt hij die zich in de plaats stelt van de waarheid voor God, dan is hij de afgod.
Edoch, een leugenachtig spel kan niet anders dan bespottelijk zijn. Tegelijk wordt het lachen verboden, zoals in Andersens sprookje over de kleren van de keizer. De onderdanen van de leider worden louter hulzen en zij beamen dat door zich aan zijn voeten neer te vlijen zoals honden. Het spektakel dat zij aldus tentoon spreiden is afzichtelijk omdat het de bezegeling is van het opofferen van de menselijke waardigheid aan de macht.
Wie dat toneel aandachtig in ogenschouw nemen, kunnen niet anders dan beamen dat niemand tegelijk menselijk en machtig kan zijn. De wereld is daarom ook letterlijk des duivels, of aan de onmens, het beest.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 juni 2025)
26-06-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 2: van mens naar massa
Oorlogsmodus
Aflevering 2: van mens naar massa
De oorlogsmodus wordt in gang gezet, niet door de vijand maar door de overheerser, die de macht over zijn slaven wil hernieuwen en hij knipoogt naar de 'vijand' die met zijn kudde precies hetzelfde doet: gelijkgestemde geesten in gelijke klassen - ook oorlog is een klassenstrijd. Voor het in gang zetten van de oorlogsmodus moet eerst en vooral al wat menselijk is, worden gedood: de oorlog is irrationeel en met de rede die elkeen in vredestijd gehoorzaamt omdat zij dan aan allen gemeenschappelijk is, wordt korte metten gemaakt. Iedereen kan nu beweren wat hij maar wil, zo luidt het voortaan, want de inhoud van iemands woorden maakt niets meer uit. Zoals zinnen worden ontdaan van hun betekenis waarna alleen nog klanken overschieten, lawaai, dat nota bene nimmer kan opboksen tegen het gedreun van bommen en granaten, zo ook worden lichamen ontdaan van hun identiteit en slechts blind gehoorzame skeletten resten, gedweeë bedienaren van vuurwapens en ander moordend tuig.
In feite is het kwaad al geschied nog voor het eerste schot gelost wordt omdat na de dood van al het menselijke, alleen nog lichamen moeten worden opgeruimd, een massa die in het licht van de overbevolkingstheorie aan de haal gaat met energie en voedsel zonder zelf iets op te leveren dat haar bestaan zou kunnen rechtvaardigen. Overigens maakt dat de overbevolkingstheorie tot een even doeltreffend moordwapen als pakweg de immer succesrijke heldensagen of de bijbel.
Een leger is pas een leger als het geheel eendrachtig gevolg geeft aan de bevelen van één moordenaar en die eendracht wordt bekomen door de gelijkschakeling van alle elementen waarvan alleen de inhoud uniek kan zijn - een gelijkschakeling die derhalve intreedt van zodra wij allen worden leeggehaald of dus gereduceerd tot hulzen. Dat laatste gebeurt middels de gekende vorm van afpersing die volgt op de bedreiging welke veel gelijkenis vertoont met deze die luidt: “Uw geld of uw leven!”, alleen is hier de keuze beperkt tot alleen maar de dood, namelijk het front voor onze helden en het vuurpeloton voor onze deserteurs.
Met het verdwijnen van de inhoud van de lijven, met andere woorden: met de ontmenselijking der lichamen, verdwijnen meteen de taal en de cultuur, de geschiedenissen en de fantasieën, het geloof en de hoop maar ook de liefde en de waarheid. Met wat overschiet, kunnen de heersers dan hun gang gaan, naar willekeur zichzelf vereeuwigen als helden of zelfs zalig maken, zoals de pausen doen, wat alvast goed is voor een eeuwig zitje in het paradijs.
Eenmaal de angst het leven heeft versteend, heeft men alleen nog oog voor de doodsdreiging die uitgaat van de potentaat die immers wordt geruggensteund door zijn blind gehoorzaam wapentuig, wat betekent dat hij voortaan dicteren zal wat zijn gevolg moet doen en laten en dus wat goed en kwaad zal zijn. Op het instellen van de oorlogsmodus volgt zodoende op staande voet een nieuwe moraal, die de moraal van de onpersoonlijkheid zal zijn: elke afwijking van de norm, en derhalve alles wat ook maar enigszins blijk kon geven van inhoud, wordt niet alleen taboe, wat wil zeggen verboden, maar sinds de opheffing van de rechtsstaat wordt het gewoon onmogelijk gemaakt: zonder vorm van proces worden de overtreders omgebracht, zelfs buiten hun eigen weten om, precies zoals de boeken die op de brandstapels belanden, in rook opgaan zonder dat ze dit zelf voelen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 juni 2025)
25-06-2025
Oorlogsmodus
Oorlogsmodus
Een bijenvolk verzamelt vredig honing van de vroege ochtend tot zonsondergang en in dat volk heeft elkeen zijn vaste en aan de leeftijd aangepaste job: er zijn werksters die raten maken, larven verzorgen, afval verwijderen uit het nest, herstelwerken uitvoeren, vijanden verjagen, ventileren, stuifmeel en nectar verzamelen, honing maken, de wacht optrekken, communiceren (via de bijendans), de koningin verzorgen en de broedkamer met de larven en de poppen onderhouden en we zijn nog lang niet rond met de beschrijving van wat een bijenvolk al 130 miljoen jaar lang doet.
In normale omstandigheden bevinden de bijen zich in de werkmodus maar nadert een indringer het nest op minder dan twee meter, dan wordt alarm geslagen en in een mum van tijd schakelen alle bijen om naar de oorlogsmodus: de indringer wordt aangevallen met het wapen van de angel die de betrokken bij zelf doodt wanneer ze ermee steekt, wat betekent dat de bij haar volk verdedigt ten koste van het eigen leven.
Maar om zover te komen dat de bij zich spontaan opoffert voor haar volk, moet zij eerst in de aanvalsmodus verkeren: de vecht- of vluchtreactie, een reflex die in gang gezet wordt door intense angst onmiddellijk volgend op acuut gevaar. En bij de mens gaat het er eender aan toe: pols en bloeddruk stijgen doordat het lichaam grote hoeveelheden adrenaline en cortisol aanmaakt alsook endorfines tegen pijn waar door het klaar is om te vluchten of te vechten en wordt men verhinderd om dat te doen, dan richt het beschreven mechanisme zich tegen zichzelf met vaak de dood tot gevolg.
De oorlogsmodus kan acuut intreden maar omdat mensen verstand hebben, kunnen zij daar ook op anticiperen en dan bereiden ze zich 'in kalmte' op de oorlog voor, al is de sereniteit waarvan hier gewag gemaakt wordt, eigenlijk schijn.
De sereniteit is niet wat zij lijkt en dat blijkt reeds uit het gedrag der vooraanstaanden die het volk dat zal ten strijde trekken, vertegenwoordigen en zo zien wij bijvoorbeeld hoe de NAVO-baas die de troepen moet ronselen voor het front, de ene na de andere knieval doet jegens degenen die aan de touwtjes trekken en wiens identiteit wordt gedekt door het laatste woord in de beroemde en even beangstigende want ware frase die de hier van toepassing zijnde collage betitelt van John Heartfield: “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”.
Oorlog betekent etymologisch de ontbinding van de orde, wat gebeurt met het oog op een 'nieuwe orde', wat een bijzonder geladen uitdrukking is omdat zij ons confronteert met de verwerping van de oude orde, zijnde: datgene dat wij ons van kindsbeen af hebben eigen gemaakt, datgene waarin we altijd hebben geloofd en volgens hetwelke we ook altijd hebben geleefd naar het voorbeeld van onze geliefde voorgangers. Die ontbinding treft ons nog dieper dan de ontbinding van het individuele bestaan, getuige het feit van de gewapende strijd waaruit blijkt dat uiteindelijk alle individuen zich nog liever aan de eigen fysieke ontbinding overgeven dan aan de ontbinding van de overgeërfde orde die tot dan toe het leven van de betrokken gemeenschap heeft gedragen.
Van sereniteit is dus helemaal geen sprake, de verwording van de politicus tot lakei van onze 'heren' (overheersers) getuigt enkel van paniek en wanhoop en verwijst daarom naar het christendom zoals ontmaskerd door de scherpzinnige wijsgeer Friedrich Nietzsche: de slavenmoraal als ultieme overlevingsstrategie. Al zal het getal van hen die gespaard worden in de fysieke strijd, even beperkt zijn als dat van de uitverkorenen in de mythe.
Genghis Kahn en Donald Duck - Een interview met Omsk Van Togenbirger
Genghis Kahn en Donald Duck
Een interview met Omsk Van Togenbirger
– Omsk Van Togenbirger, u hier te zien, in de wind en uit de zon...
– Ook een goede dag! Toch niet voor een interview?
– Hoe kunt u het raden...
– Val dan met de deur in huis, het is veel te warm om rond de pot te draaien! Iran, veronderstel ik?
– Tja, het gaat allemaal heel snel...
– Zeker en vast en de snelheid zal nog opgedreven worden, dat is nu eenmaal het ten einde lopen van de tijden. Je kent de paradoxen van Zeno toch?
– Van gehoord...
– Je geraakt nooit aan de eindstreep omdat je telkens de helft van de afstand overbrugt, waarna er altijd nog een helft overblijft. En zo gaat het ook met de tijd.
– Nu vertelt men wel dat dit niet klopt...
– Ja, dat is een soort van vereenvoudigde fysica, maar die gaat in tegen de ervaring.
– De subjectieve ervaring?
– Sowieso subjectief maar niettemin ervaring. Maar stel nu gauw uw vraag!
– Wat is er gaande in de wereld? Een derde wereldoorlog is van start gegaan, toch?
– Elke kind wil een naam maar er is niets nieuws onder de zon.
– Hoezo niets nieuws?
– Genghis Khan ken je wel?
– Zeker...
– Bouwde hoge piramides met mensenhoofden en vroeg dan beleefd de vastgestelde taksen te betalen. Men betaalde zonder slag of stoot. De man en zijn volk, zijn leger dus, hoefde niet te werken, hij was een afperser, zoals men dat noemt. Ben je online met je telefoon?
– Jazeker...
– Lees dan eens wat er op Wikipedia gezegd wordt over afpersing: lees het voor, luid en duidelijk!
– “Afpersing is een bijzondere vorm van diefstal met geweld of bedreigingen. Het onderscheid bestaat erin dat de dader van dit misdrijf de goederen niet wegneemt maar doet afgeven, als gevolg van geweld of bedreiging.”
– Slecht Nederlands maar goed, dat wordt nu algemeen aanvaard en het is ook een vorm van afpersing maar begrijp je waar ik naartoe wil?
– We worden bestolen?
– Zeer zeker maar je mag het niet zeggen, je moet er over zwijgen, er is immers dat geweld of die bedreiging en dat is niet niks: B2-bommenwerpers geladen met raketten die tot 90 meter diep gaan in de grond, Tomahawk-raketten, onderzeeërs geladen met atoombommen: ze vliegen buiten het gezichtsbereik en dat van de radars in de smetteloos blauwe luchten en ze liggen onder het wateroppervlak van zowat elke plas op deze aarde, allemaal geladen met bommen die men 'vuil' noemt omdat ze na hun ontploffing die sowieso al ontelbare doden maakt, ook nog eens tot in de eeuwigheid uitgestrekte gebieden geheel onzichtbaar radioactief besmetten, wat wil zeggen onleefbaar: onwetende passanten voelen op de bewuste plek helemaal niets maar verdwijnen jaren later met helse kankers in een ziekenhuiskamertje en zij verhuizen van daaruit dan naar het mortuarium. Of lig jij daar niet van wakker?
– Toch wel...
– Bedenk dan dat ze het ook niet schuwen om die wapens in te zetten: als bedreigingen niet onmiddellijk resultaten boeken, volgt geweld en nog veel rapper dan men kan vermoeden: massa's mensen gaan het hoekje om zonder dat ze het ook maar merken, of vergis ik mij?
– Ik geloof het niet...
– Het enig mogelijke alternatief is vijf percent van de geproduceerde rijkdom en heb je een idee over hoeveel geld het gaat?
– Dat zullen wel enkele miljarden zijn?
– Vorig jaar bedroeg het bbp voor België 614,5 miljard euro en vijf percent daarvan is 31,225 miljard euro. Om aan dat bedrag te komen, moet elke Belg, zowel de werkende als de werkloze, zowel de oudere als het kind, zowel de gezonde als de zieke, jaarlijks meer dan 3000 euro ophoesten, laten we zeggen 300 euro maandelijks, wat de prijs is van een huishuur. In de EU gaat het om vijf percent van zowat 17 biljoen euro en dat is uitgerekend 850 miljard euro of bijna 1 biljoen dollar. Dat is het bedrag dat de regering Trump Europa jaarlijks afhandig wil maken. Maar het ergste is: wat je ervoor in de plaats krijgt, is geheel onduidelijk.
– Is dat zo?
– Een straatbende valt je aan en vraagt een zeker bedrag voor 'bescherming', zoals zij dat dan heten, maar dat houdt gewoon in dat ze je niet meer hoeven aan te vallen als je hen meteen en zonder slag of stoot je hele geldbeurs overhandigt, begrijp je? Gezien de bedragen waarover het gaat, komt het hier op neer dat je hen jouw betaalkaartje geeft. Kunnen ze trouwens ook nog eens mee in het rood gaan.
– De beschermer en de agressor zijn een en dezelfde?
– Donald Duck, Zelensky, Google: het zijn allemaal Hollywood-producties, Je weet toch wat er op het bordje staat bij het verlaten van Disneyland?
– "Here ends Disneyland and begins Disney World."
– Precies en het is ook nog dubbelzinnig: het verwijst zowel naar onze door de Amerikaanse fictie omgetoverde wereld als naar Disney World in Florida, waar ook die andere Donald zijn optrekje heeft. Ze ontnemen je niet alleen je geld, mijn beste, maar ook nog eens je leven en je krijgt er een fictief bestaan voor in de plaats! Lees misschien nog eens die definitie van zoëven voor!
– “Afpersing is een bijzondere vorm van diefstal met geweld of bedreigingen. Het onderscheid bestaat erin dat de dader van dit misdrijf de goederen niet wegneemt maar doet afgeven, als gevolg van geweld of bedreiging.”
(J.B., 23 juni 2025)
22-06-2025
Kijk 'Noam Chomsky - Is Iran a Threat?' op YouTube
-
Kijk 'Noam Chomsky - Is Iran a Threat?' op YouTube
De mens die vaststelt dat hij een plaat is die blijft hangen, weet hoe laat het is. Nota bene: met een 'plaat' wordt een 'grammofoonplaat' bedoeld waarvan de muziek gelezen wordt met een naald die een concentrisch geschikt spoor volgt dat bij beschadiging als het ware in een cirkelgang belandt waardoor steeds hetzelfde fragment zich blijft herhalen.
Van een mens van wie de plaat blijft hangen, zijn het meestal anderen die dat vaststellen - zou men dat van zichzelf vaststellen, dan zou men de herhaling verbreken. De problematiek van de zelfreferentie is analoog en zo ook is de bewustzijnsproblematiek.
Hetzelfde geldt voor andere gevallen waarbij het verstand het laat afweten want de plaat blijft draaien, zij het in steeds hetzelfde kringetje, omdat de mechaniek nog werkt: de naald is kaduuk alsook de groeven maar de motor werkt door en wordt blijvend gevoed met elektrische stroom.
Van hen die in herhaling vallen, werkt de stem nog en ook een deel van het verstand, maar zekere groepen zenuwcellen verantwoordelijk voor het kortetermijngeheugen zijn beschadigd ofwel dood en de spreker merkt het niet. Het grovere deel van de platendraaier is intact maar de fijnere technologie laat het afweten. En dat is meestal ook zo omdat de meest gesofisticeerde onderdelen ook de gevoeligste zijn, de meest kwetsbare.
Een tragedie ontstaat nu waar het meest kwetsbare dat ook het meest gesofisticeerde is, het begeeft terwijl het grovere, dat robuuster is, blijft doorwerken, want dan krijgt het grovere ook de leiding over al de rest. Het werktuig over zijn meester, het beest over de mens of beide gevallen tegelijk.
Een auto is een verfijnd instrument maar vergeleken bij zijn chauffeur blijft het een lomp ding: laat de bestuurder voor de duur van amper één seconde in slaap vallen en het tuig veroorzaakt een ongeluk met onbeschrijflijk menselijk leed. En dat is het geval voor elk instrument dat de leiding van zijn bestuurder overneemt.
Een kip zonder kop rent met een nek als een bloedfontein over het erf vooraleer zij neer stuikt en dood blijft liggen. Een auto zonder bestuurder knalt tegen een boom. Een onbewaakt huis wordt leeggeroofd. Een kind zonder ouders wordt een prooi voor criminelen. Een land zonder leider wordt aangevallen, zijn bevolking sterft of belandt in slavernij. Een mens zonder verstand begaat baldadigheden.
Soms gebeurt het dat een regering niet gevormd wordt door verstandelijk overleg maar door het noodlot of door een dom succes. Zij die kennis hebben, vormen uiteraard een minderheid maar belangrijke beslissingen worden genomen door een onwetende meerderheid. Zoals in het narrenschip van Plato komen dan lieden aan de macht die helemaal niet weten over wie en wat zij heersen, laat staan dat zij ook maar iets zouden afweten van bestuurskunde, maar heersen doen zij onverminderd.
Zij heersen over de massa die hen verkozen heeft maar ook over elke persoon afzonderlijk en dat is heel naargeestig. De massa immers is niet de optelsom van alle personen: de massa ontstaat pas nadat en doordat het bestaan van personen werd ontkend.
Personen hebben namelijk iets te vertellen als zij spreken; zij bedienen zich van de rede, die voor iedereen dezelfde is en goed verstaanbaar. Wat zij zeggen, wordt door iedereen gehoord en met ons gezond verstand kunnen we allemaal uitmaken of de waarheid wordt gesproken ofwel of de leugen haar kans aan het wagen is. De massa daarentegen produceert slechts een weliswaar luid maar compleet onverstaanbaar gebrul zoals dat opstijgt uit de buik van een wild dier en waarvoor men alleen maar op de loop kan gaan.
Een regering die niet gevormd werd door personen maar door een anonieme massa, kan derhalve ook niet uit personen bestaan: zij kan hooguit een spreekbuis zijn van de massa die haar in het zadel hees. Dat zadel ligt op de rug van een dol paard waarmee uiteraard geen land te bezeilen valt. Een regering die hooguit een spreekbuis van een massa is, kan ook helemaal niets te vertellen hebben, zij kan alleen brullen, zoals wilde dieren brullen.
Men moet dan ook niet proberen om te luisteren naar wat zij zegt, laat staan naar wat zij bedoelt, want zij kan helemaal niets te zeggen hebben omdat zij ook niet spreekt daar zij de rede missen moet die aan al wat anoniem is, vreemd is. Als zij haar muil opent, bestaat de enige zinvolle reactie hierop dat men zich zo rap als mogelijk uit de voeten maakt want trumpetteren is het enige wat zij kan presteren en dat voorspelt niets goeds.
Ja, een wild dier is zij: als het niet slaapt, dan wordt het gevaarlijk want het wil een prooi. En dit wilde beest is werkelijk onverzadigbaar, daar het een junkie is. Daar het voor god wil spelen, is het verslaafd aan geld en macht, het heeft reeds alles maar het voelt dat dit niets is en het wil daarom altijd meer. Op advies van de markies de Sade kan het dat alleen maar krijgen door te gaan vernietigen.
Ja, vlucht nu maar, want het maakt de dief niets uit wie hij besteelt: iederéén is doelwit.
(J.B., 22 juni 2025)
Noam Chomsky en Iran
Noam Chomsky en Iran
Bij verschillende gelegenheden werd aan Noam Chomsky de vraag gesteld of Iran, dat Israël openlijk zou bedreigen, niet moet tegengehouden worden van de aanmaak van nucleaire wapens maar hij beantwoordde de opwerping met de retorische vraag wat dan gedaan met de vele landen die reeds over nucleaire wapens beschikken. De kwestie zich te houden aan de verdragen ter zake is echter veel belangrijker.
Het moet vooraf gezegd dat Iran voorstander is van een tweestatenoplossing waar Israël de Palestijnen wil verdrijven en dit met argumenten die helemaal geen hout snijden. Zoals heden overduidelijk blijkt, eisen de Israëli voor zichzelf op wat ze de Palestijnen niet gunnen.
Overigens schrijven waarnemers met kennis van zaken dat Iran wel gek zou moeten zijn als het géén kernwapen aanmaakte. De militaire investeringen van Iran zijn veel beperkter dan die van hun buurlanden en menigeen is het er over eens dat het Iraanse regime een paradijs is vergeleken bij dat van bijvoorbeeld Saoedi-Arabië. Meteen moet gezegd worden dat niet zozeer Israël een bedreiging vormt maar wel het zionisme.
En wat betreft de mogelijke en sinds afgelopen nacht ook reële militaire tussenkomsten van andere mogendheden zoals de V.S. in Iran, dient men zich te herinneren dat in 2003 Irak werd aangevallen zonder dat daar ook maar enige geldige reden toe bestond: Irak werd ervan verdacht kernwapens te hebben ontwikkeld, wat een leugen was om daar een oorlog te kunnen beginnen. Onder meer Turkije weigerde daar om de inval van de V.S. te steunen omdat 95 percent van zijn bevolking daar tegen was, wat aantoont dat Turkije een land is dat rekening houdt met de stem van zijn volk, terwijl van goede democraten verwacht wordt dat zij zich niet verzetten, zwijgen en braaf de bevelen van Uncle Sam uitvoeren. Brazilië werd om dezelfde reden aan de kant geduwd. Chomsky: als de Amerikanen invloed trachten uit te oefenen in een regio, heet dat 'stabilisatie' maar als landen zoals Iran dat doen, heeft men het over 'destabilisatie', waarmee hij impliciet verwijst naar het onderzoek dat hij in 1988 voerde samen met Edward Herman inzake politiek gestuurde desinformatie.
(J.B., 22 juni 2025)
20-06-2025
Markies de Sade
Markies de Sade
Het soort blasé personen dat oorlog voert, maken er een spelletje van. Als kind kregen deze vetgesnoepte verwende lui van de sint oorlogsspelletjes cadeau om af te draaien met de pc op groot scherm maar die zijn ze nu uiteraard ontgroeid: kinderen wiens papa's en mama's immobiliën beheren, ziekenhuizen, politieke partijen, mediaconcerns en universiteiten, nemen geen vrede met tinnen soldaatjes, dat is speelgoed voor arme drommels. Gefortuneerden hebben andere verplichtingen jegens het kroost dat zich immers moet voorbereiden op leidinggevende functies en dat brengt ook verplichtingen mee inzake de aard van het speelgoed. Eenmaal zestien, een sportauto? Laat ons niet lachen, dat is gemeengoed voor jan met de pet: deze kinderen willen, eenmaal groot, speelgoed aangepast aan hun stand en weet je wat dat dezer dagen betekent? de Sade wist het al en schreef dat vanaf het moment dat men alles heeft wat men verlangen kan en men schijnbaar niet gelukkiger meer kan worden (of misschien is pret een betere term) er alsnog een vergrotende trap bestaat, om het zo te zeggen, en die houdt in dat eenmaal gekomen aan het plafond, en de wet indachtig dat geluk een kwestie van sociale vergelijking is, men zich nog verbeteren kan door al de anderen naar beneden te duwen.
Logisch toch? En ja, het werkt: wie alles hebben, verkrijgen nog meer door anderen alles te ontnemen, en dan gaat het uiteraard niet over speelgoed, want dat hebben ze al in overvloed: het gaat over het kostbaarste bezit van die anderen. Ja, je raadt het al: men wil die anderen het leven zelf ontnemen. En, neen, denk nu niet dat doden volstaat: een kogel jagen door het hart van een mens en gedaan, is helemaal niet leuk, vraag dat maar aan de kat die zich rot amuseert met de muis. Als het weerloze wezentje buiten adem is, laat onze kat haar weer op adem komen zodat ze kan herbeginnen, want het plezier moet worden gerekt, zij wil het laatste uit de kan vol pret, onze kat, die Trump heet, en zij houdt van spelen, spelen met muizen, en geen andere kat legt haar een haarbreed in de weg.
De aard van de oorspronkelijke werkelijkheid is chaos of leegte, een toestand zonder enig houvast, noch iets noch niets. Die toestand is onhoudbaar en smeekt om orde. In alle mythologieën ontstaat uit de chaos, orde doordat uit het Ene de tegenstellingen geboren worden: er komt licht en daardoor de tegenstelling licht en duisternis. Of in het begin is er het Woord waaruit alles voortkomt: het bevel of het gebod, de wet die goed van kwaad onderscheidt en die de regels bepaalt van het spel waarin de chaos getransformeerd wordt. De werkelijkheid is in wezen een spel. In zijn Homo ludens uit 19382 schrijft Johan Huizinga:
"Het is al een oude gedachte die getuigt, dat bij doordenken tot den bodem van ons kennen alle menschelijk handelen slechts een spelen schijnt. Wie aan deze metaphysische conclusie genoeg heeft, moet dit boek niet lezen. Mij schijnt zij geen reden, om de onderscheiding van het spel als een eigen factor in al wat in de wereld is, te laten varen. Sinds langen tijd ben ik steeds stelliger tot de overtuiging gekomen, dat menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel."3
En over de aard en betekenis van het spel als cultuurverschijnsel schrijft Huizinga verder:
"Men kan bijna al het abstracte loochenen: recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan den ernst loochenen. Het spel niet. Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, den geest, (...). Het doorbreekt, reeds in de dierenwereld, de grenzen van het physisch bestaande. Het is ten opzichte van een gedetermineerd gedachte wereld van louter krachtwerkingen in den volsten zin des woords een superabundans, een overtolligheid. (...) Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend, en in den hoogsten zin, het supralogisch karakter van onze situatie in den kosmos. (...) Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk."4
Deze tijd is onmiskenbaar een kantelpunt in de geschiedenis van de wereldcultuur. Tot op heden is de religie van cruciaal belang geweest voor de beschaving: zij was het toonaangevende spel. Maar sinds enige tijd lijkt het geloof te hebben afgedaan. De kerken lopen leeg als een van de resultaten van een lange strijd. Een strijd waarin beslecht wordt wat het spel van de nieuwe wereld zal worden. De wetenschappen, ooit zozeer bevochten door de kerk, werden pas heilig verklaard toen de kerk hun waarde niet langer kon loochenen. Aanvankelijk werden zij nog ondergebracht binnen de kerk, zij het ondergeschikt aan de theologie als hoogste vorm van kennis. Nog een geruime tijd werd het geloof door de sciëntisten geduld maar vandaag hebben zij zich radicaal tegen de religie gekeerd: zij verwerpen de spelregels van Rome - zij verbieden ze. De mensen vrezen niet langer de hel en hebben de hemel van het hiernamaals ingeruild tegen een aards-paradijs in het hiernumaals. Het spel van de mysteriegodsdiensten blijkt immers niet in staat om de honger te lenigen en de pijn te verlichten. En de vermommingen, eigen aan elk spel, wekken de lachlust: mijters en kazuifels, het onverstaanbare Kerklatijn, de groteske gebaren en de exuberante wonderverhalen blijken leugens die het niet langer doen in deze tijd. Een nieuw spel dringt zich op aan het toneel van de wereld en de spelers strooien met klinkende munt en met tastbare bewijzen het ontgoochelde publiek van weleer nieuw zand in de ogen. Politici, economen, fysici, fysiologen: zij steken de bisschoppen van weleer naar de kroon en creëren een nieuw theater. Niet langer de pastoor staat aan de wieg en aan het graf doch de dokter met zijn inentingen en verklaringen, de staat met haar paperassen en haar rechten en de banken met hun leuze van 'je bent wat je hebt'. Niemand kan er nog omheen hoe in deze coronapsychose de wereldbevolking massaal gehoorzaamheid biedt aan de WHO, de Wereld Gezondheids Organisatie, die het mensdom met haar inentingen zal beschermen tegen de hel van de pandemieën, terwijl met het Hoogfeest van Pasen de belangrijkste dag van het kerkelijk jaar zonder meer van tafel wordt geveegd, genegeerd wordt, ja, de viering wordt zowaar voor het eerst sinds haar tweeduizendjarig bestaan verboden en niet langer het altaar van de heilige mis staat centraal doch dat van het panel der virologen en politici. En dat op grond van een nieuw geloofspunt dat gammel blijkt omdat ook virologen niet in staat blijken om een pandemie een halt toe te roepen. Hun dagelijkse bezweringen van het nieuwe kwaad dat het hiernumaals bedreigt, hypnotiseren de massa's voor de televisieschermen niet langer want de mensen worden de loze beloften moe, zij vermoeden een bedrog, nog goedkoper en nog omvangrijker dan het godsdienstcarrousel van destijds, met nieuwe systemen van heropvoeding en conditionering, regeltjes die samenscholing moeten sanctioneren, communicatie aan banden moeten leggen en met harde straffen het nieuwe geweten van de wereld moeten vormen, dat alleen luistert naar de wetten van het gouden kalf. Nu reeds hoort men op de achtergrond het geruzie over patenten en remedies die al fel worden gegeerd door een hysterische wereldbevolking, men heeft het gewis over een gigantische miljardenbusiness. En op spelbrekerij staat derhalve zonder enige twijfel de doodstraf. Huizinga schrijft:
"Ieder spel heeft zijn regels. Zij bepalen, wat er binnen de tijdelijke wereld, die het heeft afgebakend, gelden zal. De regels van een spel zijn volstrekt bindend en onbetwijfelbaar. Paul Valéry heeft het terloops eens gezegd, en het is een gedachte van ongemeen verre strekking: ten opzichte van de regels van een spel is geen scepticisme mogelijk. (...) De speler, die zich tegen de regels verzet, of zich eraan onttrekt, is spelbreker. (...) De spelbreker is heel iets anders dan de valsche speler. Deze laatste (...) blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf. (...) Hij ontneemt aan het spel de illusie, inlusio, letterlijk ‘inspeling’, woord zwaar van beteekenis. Daarom moet hij vernietigd worden, want hij bedreigt het bestaan der spelgemeenschap. (...) De spelbreker breekt hun tooverwereld, daarom is hij laf en wordt uitgestooten. Ook in de wereld van den hoogen ernst hebben de valsche spelers, de huichelaars en bedriegers, het altijd gemakkelijker gehad dan de spelbrekers (...) De club hoort bij het spel als de hoed bij het hoofd. (...) De uitzonderlijkheid en afzonderlijkheid van het spel neemt haar treffendsten vorm aan in het geheim, waarmee het zich gaarne omringt. Reeds kleine kinderen verhoogen de bekoring van hun spel door er een ‘geheimpje’ van te maken. (...) Het anders-zijn en het geheim van het spel zijn samen zichtbaar uitgedrukt in de vermomming. Hierin wordt de ‘ongewoonheid’ van het spel volkomen. De vermomde of gemaskerde ‘speelt’ een ander wezen. Hij ‘is’ een ander wezen! Kinderlijke schrik, uitgelaten vermaak, heilige ritus en mystische verbeelding gaan in alles wat masker en vermomming is onoplosbaar dooreen."56
2Eigenlijk sinds 1903 en vooral in zijn oratio uit 1933: "Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur" (Haarlem, Tjeenk Willink, 1933. [Verzamelde werken V, p. 3 vg.]).
3Huizinga, Johan (1950). Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, [In: Johan Huizinga, Verzamelde werken V. Cultuurgeschiedenis III (ed. L. Brummel et al.). H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., Haarlem 1950, p. 26-246.]), pp. 26.
“Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken."2Dit is de openingszin uit een in 1935 verschenen boek van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, getiteld: In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Wat verderop lezen wij: "De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om vast te loopen."3
Er zijn wel degelijk gelijkenissen tussen de crisis van de jaren dertig van de voorgaande eeuw en de huidige tijd. Het boek van Huizinga situeert zich middenin dezelfde crisis die ook Spengler tot cultuurpessimisme dreef en zij delen het wantrouwen in het vooruitgangsgeloof terwijl Huizinga elk optimisme aan onwetendheid wijdt: "Thans is het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen doorgedrongen. Spengler’s Untergang des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld het alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schudden."4
Het gaat Huizinga niet alleen om de economische crisis van die tijd want die is een teken van een cultuurcrisis: "Al is er geen terug, het verleden kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering dienen. Zijn er historische gevallen aan te wijzen, waarin de beschaving van een volk, een rijk, een werelddeel, door even zware weeën ging als onze tijd?"5
De economische crisis van de jaren dertig was tevens een cultuurcrisis en hij is uitgemond in de tweede wereldoorlog. Het gaat om kenteringen die ook nu weer op til zijn en die zich in alle sectoren laten voelen. Huizinga bekijkt de geschiedenis. Ook vroeger hebben schokkende gebeurtenissen plaatsgehad, zo stelt hij, maar de huidige zijn van een heel andere orde: "Zie eerst naar 1500. De veranderingen zijn geweldig: de aarde ontdekt, de wereldbouw ontraadseld, de Kerk gespleten, de drukpers in werking om het woord in oneindig gestegen veelvuldigheid voort te telen, de middelen tot den krijg versterkt, credietwezen en geldverkeer uitbundig groeiende, het Grieksch hervonden, de oude bouwkunst versmaad, de kunst ontplooid in titanische kracht. Zie vervolgens naar 1789—'1815. Opnieuw klinkt ’s werelds gebeuren met het geluid van den donder. (...) In beide tijdperken schijnt op den eersten blik de seismograaf der historie even heftig bewogen als thans. (...) Peilt men echter dieper, dan blijkt toch spoedig, dat zoowel in het tijdperk van renaissance en hervorming als in dat van revolutie en Napoleon de grondslagen der samenleving minder zijn geschokt dan thans het geval is. En vooral: in de beide oudere kritieke tijdperken blijven hoop en idealen de algemeene cultuurstemming sterker domineeren dan thans het geval schijnt. (...) De grondslagen der samenleving, zeiden wij, omstreeks 1500 en omstreeks 1800, minder geschokt dan thans."6
Huizinga verwijst dan naar het opkomende atheïsme, naar de Eerste Wereldoorlog, naar de klassenstrijd, naar de beurscrash en naar de totale instorting van de economie en deze ontwrichting treft ook de kunst en het geestesleven: stevenen wij net zoals de Romeinen af op de barbarij?7 Huizinga: "Wij weten het ten stelligste: willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan met cultuur te scheppen."8
Cultuur heeft te maken met een evenwicht tussen geestelijke en stoffelijke goederen maar is vooreerst een zaak van ethiek, zo zegt Huizinga. Vervolgens richt cultuur zich op een gemeenschappelijk ideaal of heil. Maar vooral is cultuur het beheersen van natuur9: "[De mens] heeft zich een stuk natuur dienstbaar gemaakt. Hij beheerscht de natuur, de vijandige en de schenkende. Hij heeft gereedschap verworven, hij is homo faber geworden. Hij gebruikt die krachten tot verwerven, van een levensbehoefte, tot vervaardigen, van een werktuig, tot beschutten, van zich en de zijnen, tot vernietigen, van jachtdier, roofdier of vijand. Voortaan verandert hij den loop van het natuurleven, want al de gevolgen, met zijn werktuig teweeggebracht, zouden zonder die macht niet zijn ingetreden."10 Toch kan men bij dieren niet spreken over cultuur, want er is nog iets nodig en dat is het vrije plichtsbesef en de dienstbaarheid. Immers, "de ontworteling van het dienstbegrip in den volksgeest is de meest verwoestende actie van het oppervlakkig rationalisme der achttiende eeuw geweest."11"Dan volgt nu de vraag: zijn in het tijdperk dat wij beleven de grondvoorwaarden van cultuur vervuld?"12
Huizinga stelt vast dat er wel beheersing is van de stoffelijke natuur maar niet van de menselijke. Bovendien ontbreekt ook het gemeenschappelijke streven: elkeen streeft slechts het eigen heil na. Alleen welstand, macht en veiligheid worden gemeenschappelijk nagestreefd: "(...) voortvloeiend uit het natuurinstinct, onveredeld door den geest.Reeds de holbewoner kende deze idealen."13 Er is een overproductie van zaken die eigenlijk niemand wenst te hebben, die overbodig zijn, en dit terwijl er nood is en werkloosheid; kunst wordt commercieel en ook het gezinsleven is ontwricht.14 De cultuur is met andere woorden inderdaad in verval.15
Vooruitgang?
Vervolgens bezint Huizinga zich over het problematische van de vooruitgang en laten wij hem hier zelf aan het woord [de boektekst werd hier sterk ingekort]: "Vooruitgang immers duidt op zichzelf enkel een richting aan, en laat in het midden, of aan het eindpunt van dien gang heil of verderf staat. Wij vergeten doorgaans, dat enkel het oppervlakkig optimisme onzer vaderen uit de achttiende en negentiende eeuw aan dat louter geometrische begrip ‘vooruit' de verzekering van het bigger and better heeft verbonden. De verwachting, dat elke nieuwe vinding of perfectie van de gegeven middelen de belofte moet inhouden van hooger waarde of meer geluk, is een uiterst naïef denkbeeld, erfstuk uit die bekoorlijke eeuw van intellectueel, moreel en sentimenteel optimisme, de achttiende. Het is volstrekt niet paradoxaal, te beweren, dat een cultuur aan een zeer wezenlijken en onbetwijf elbaren vooruitgang zeer wel te gronde kan gaan. Vooruitgang is een hachelijk ding en een dubbelzinnig begrip. Het kan immers zijn, dat er ietwat verder op het pad een brug is ingestort of een aardspleet ontstaan."16 Vooruitgang is er ontegenzeggelijk wel in de wetenschappen17 maar het is helemaal niet evident dat dit ook maatschappelijke vooruitgang en een steeds groter geluk zou betekenen. Is de wereld wijzer geworden? "Wij weten beter. Dwaasheid in al haar gedaanten, de beuzelachtige en belachelijke, de booze en verderfelijke, heeft nooit zulke orgieen over de wereld gevierd als heden ten dage."18"In een maatschappij met algemeen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke publiciteit van het dagelijksch gebeuren, en ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, geraakt de gemiddelde mensch minder en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking."19"De moderne organisatie van kennisverspreiding leidt maar al te zeer tot verlies van de heilzame uitwerking van zoodanige geestelijke beperkingen. (...) Enkel een drift tot eigen cultuur, op welk gebied ook en met welke voorkennis of middelen nagejaagd, kan hem boven dit niveau verheffen."20"De opdringing en weerlooze aanvaarding van kennis en oordeel beperkt zich niet tot het intellectueele gebied in engeren zin. (...) Daarbij komt nog een ander bedenkelijk en onontkoombaar feit. In oudere en engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn vermaak: in zang, dans, spel en athletiek. Men zingt, danst, speelt samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgroote deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen. (...) het passieve element neemt voortdurend toe in vergelijking met het actieve. Zelfs ten opzichte van de sport, dien machtigen modernen cultuurfactor, is het steeds meer geworden de massa, die voor zich laat spelen. (...) In dit alles ligt een zekere ontzieling en verzwakking van cultuur. Dit geldt van de filmkunst in het bijzonder (...) De kunst van het toeschouwen wordt omgeschakeld tot een vaardigheid in snel waarnemen en begrijpen van voortdurend wisselende visueele beelden. De jeugd heeft dien cinematischen blik verworven in een graad, die den oudere verbaast. Met dat al beteekent deze veranderde geestelijke ‘Einstellung’ een buiten werking treden van heele reeksen van intellectueele functies. (...) wat tot verzwakking van het oordeelsvermogen moet bijdragen. (...) De inkeer en de wijding ontbreken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en wijding van het oogenblik zijn dingen, die de mensch om cultuur te bezitten volstrekt noodig heeft. De gereede visueele suggestibiliteit is het punt, waarop de reclame den modernen mensch aangrijpt en hem in zijn zwak van verminderde oordeelskracht tast. (...) 'Nog moeilijker te omschrijven is de werking der politieke reclame. (...) Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een verzwakt oordeel, en door haar buitensporige uitbreiding en nadrukkelijkheid de verzwakking zelf in de hand werkt. Onze tijd staat derhalve voor het benauwende feit, dat twee groote cultuurwinsten, waarop men bij uitstek prat ging: het algemeen onderwijs en de moderne publiciteit, in plaats van regelrecht tot verhooging van het peil der cultuur te leiden, integendeel in hun doorwerking zekere verschijnselen van ontaarding en verzwakking met zich brengen. (...) Onderwijs maakt onder-wijs. Het is een afschuwelijke woordspeling, maar zij bevat helaas diepen zin. Zal de samenleving aan dit proces van geestelijke vervlakking hopeloos overgeleverd blijven? Zal het nog steeds verder gaan? Of komt er een punt, waar bij volledige doorwerking het euvel zichzelf opheft? (...)"2122
2Huizinga, Johan. (1936). In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Vijfde druk 1936, H.D. Tjeen Willink & zoon n.v., Haarlem.). p. 1.
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
Manufacturing Consent1van Noam Chomsky en Edward S. Herman is een verslag uit 1988 met betrekking tot een onderzoek van de auteurs naar de methodes gebruikt door de machthebbers (de staat, maar in wezen: het geld of de multinationals) om via de massamedia oorlogen te verkopen aan het volk. Oorlogen zijn enorm duur, door, de wapenlobby gecompromitteerde regeringen kopen die met ons geld en vertellen ons dat ze noodzakelijk zijn voor onze veiligheid.
In feite is de benaming 'machthebbers' hier onterecht, rekening houdend met Hannah Arendts bedenkingen hieromtrent want oorlogen hebben te maken met geweld en men zoekt zijn toevlucht tot geweld pas wanneer de macht kwijnt om dan alsnog gehoorzaamheid te kunnen afdwingen. Geweld exposeert getaande macht en zoekt daarom naar een rechtvaardiging die de instemming van het volk zou kunnen wegdragen met een sowieso leugenachtige retoriek die met gepaai en snoepjes tracht te bekomen dat men bij het vertoon van onrecht met zijn allen prompt de andere kant op kijkt.
In deze verkorte weergave n.a.v. de grove medialeugens van de agressor die heden de ronde doen, kunnen we zeggen dat de media als propagandamachine de instemming met het beleid fabrikeert met wat een elite beslist die het volk minacht en het daarom beliegt. De censuur gebeurt middels filtering van de informatie op vijf niveaus zodat men zonder argwaan slechts afkooksels en verdraaiingen van feiten verneemt: overheidspropaganda. Zonder openlijke dwang weliswaar maar onderhevig aan de wetten van de markt wordt men opgevoed om zichzelf te censureren. Het dictatorschap in handen van de megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.2
De tactiek wordt geïllustreerd met onder meer de Vietnamoorlog die ons verkocht werd als een democratiseringsproces terwijl het ging om genocide. Hetzelfde gebeurt vandaag maar de betrokken potentaten hebben als troefkaart het ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de leugens die de massa dan maar verkiest boven de bittere waarheid.3
De media “verlenen diensten aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden om hun propaganda te verspreiden.”4“Er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. 'Deskundigen' bevestigen de 'officiële visie' en de dominante ideologie. Van journalistieke vrijheid is geen sprake meer. “Het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”5
“(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”6 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”7
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. Het internet als democratisch medium wordt aan banden gelegd.8“(...) Nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”9. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd. (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”10
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”11 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.12 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”1314
Bij het verslaan van de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja) worden, om het beleid te kunnen voortzetten, slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet. Er wordt gegoocheld met woorden en zo veroorzaakten de 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) de dood van een half miljoen kinderen maar minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren' zodat het woord 'genocide' hier niet van toepassing was.15
De mainstream media accepteren leugens met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”1617 Komt het bedrog alsnog aan het licht, dan volgden geen excuses en de zaak gaat in de doofpot. Een voorbeeld. Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”18 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”19 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!20 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.21 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)22 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”23 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”24 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.25 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.26
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.27
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).28 De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.29 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.30 Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: kapitaal, reclame, steekpenningen, censuur en demonisering (bijvoorbeeld onder invloed van anticommunisme). De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.31
We onthouden de politieke terreur van de VS, de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De oorlog wordt voorgesteld als een bevrijding door de staat Israël van door hun Islamitisch regime onderdrukte Iraniërs maar vandaag nog, 17 juni 2025, bericht de VRT dat onder meer de beelden die in de media circuleren over feestende Iraniërs, vals zijn.32 Zij dienen om de oorlog tegen het Iraanse regime te rechtvaardigen nu ook de V.S. op het punt staan om eraan te participeren.
(J.B., 17 juni 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
2Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
3Zoals wij eerder stelden, wordt het boek van Chomsky en Herman voorafgegaan door onder meer Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928 van Edward L. Bernays (1891-1995), vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'. Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden staat voor 'desinformation'.
Vervolgens vestigt Hannah Arendt de aandacht op een punt dat de actualiteit in de VS maar ook die in onder meer Iran in een bijzonder licht stelt, aangezien parades waarop bij voorkeur door tirannen uitgepakt wordt met de nieuwste wapens van het allerzwaarste kaliber tot helemaal niets meer dienen van zodra het geweld niet langer gedragen wordt door macht en dus vanaf het ogenblik dat burgerlijke ongehoorzaamheid van de partij is en het volk revolteert. Over revoluties merkt Hannah Arendt op dat de staat weliswaar altijd beter bewapend is dan de opstandige burgers maar van zodra soldaten de bevelen aan hun laars lappen, gaan alras de wapens wisselen van drager.2 Als de draagkracht weg is bij het beleid, desintegreert de macht zelfs bij geweldloos verzet quasi onmiddellijk zoals ter gelegenheid van de studentenprotesten is gebleken. Geweld zonder macht rendeert alleen waar soldaten robots zijn.
Geweld is altijd instrumenteel, het doel van oorlog is vrede maar op de vraag wat het doel is van vrede, is geen antwoordt, zegt Arendt, en zo ook is macht een doel op zichzelf, zij behoeft geen rechtvaardiging maar wel legitimiteit. Arendt geeft het voorbeeld van “de confrontatie tussen geweld en macht in hun zuivere vorm” in “de frontale botsing tussen Russische tanks en het totaal geweldloze verzet van het Tsjecho-Slowaakse volk”3 De loop van een geweer dwingt gehoorzaamheid af maar getuigt niet van macht. “In politiek opzicht gaat het erom dat machtsverlies een verleiding inhoudt om macht te vervangen door geweld (…) en dat geweld zelf eindigt in onmacht.”4 Zo is terreur geweld zonder macht.5“Het toppunt van terreur wordt bereikt als de politiestaat zijn eigen kinderen begint te verslinden, wanneer de beul van gisteren het slachtoffer van vandaag wordt. En dat is ook het moment waarop macht volledig verdwijnt.”6
Macht en geweld zijn dus tegengestelden. “Geweld verschijnt waar macht in gevaar is.”7 Waaruit volgt dat geweldloosheid niet het tegengestelde is van geweld. “Het is feitelijk pleonastisch om van geweldloze macht te spreken.”8 Geweld kan geen macht tot stand brengen. Het vertrouwen van Marx en Hegel in de dialectiek dat tegengestelden elkaar niet vernietigen maar in elkaar overgaan omdat contradicties de ontwikkeling bevorderen gaat terug op het oudere filosofische vooroordeel dat het kwaad een ontkennende modus is van het goede, m.a.w. “dat het goede uit het kwade kan voortkomen, (…) dat het kwaad slechts een tijdelijke manifestatie van een nog verborgen goed is.”9 Die opvattingen geven echter een verraderlijke hoop en zijn dus gevaarlijk, ze verjagen een legitieme angst. Om geweld te begrijpen, zegt Arendt, moeten we zijn wortels en zijn natuur onderzoeken.10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
3Hannah Arendt, o.c., pp. 75-76. Het betreft hier 'Operatie Doneau': de inval van de Russen en andere troepen van het Warschaupact in Tsjecho-Slowakije in de nacht van 20 op 21 augustus 1968, om de zgn. Praagse Lente te dwarsbomen.
Sommigen beweren dat alle oorlogen godsdienstoorlogen zijn en zij hebben een punt omdat in vele gevallen twisten te maken hebben met de pretentie de waarheid in pacht te hebben daar, eenmaal men erkend wordt als in het bezit zijnde van de waarheid, men alle macht, want goddelijke macht, kan uitoefenen over anderen. Vaak ontstaan (niet zelden bloedige) conflicten tussen totaal verschillende religies maar nog vaker betreft het innerlijke onenigheden binnen één en dezelfde godsdienst. Het christendom dat via de Romeinse overheersing het Westen ingepalmd heeft (en meteen zijn kolonies), heeft onder meer een katholieke, een orthodoxe en een protestantse vleugel, de islam is verdeeld tussen sjiieten en soennieten en ook bij de joden treft men allerlei variaties aan die te maken hebben met geloof zelf of met de relatie van de religie tot de politiek.
De oorlog tussen Israël en Iran zou een godsdienstoorlog kunnen genoemd worden en meer bepaald een strijd tussen religies die tot eenzelfde groep behoren - de 'religies van het Boek' - waarbij de joodse zweert bij de Thora, die ook wordt erkend door de christenen, en die twee zitten vervat in de islam die er bovendien Mohammed als profeet (bij uitstek) bij neemt. Edoch, het onderwerp van strijd is niet een of ander twistpunt inzake de dogmatiek, maar wel... de territorialiteit. Maar gevorderde historici begrijpen dat religie altijd al een instrument was van territorialiteit.
Nu is het zo dat het volk geen oorlog wil: het zijn de leiders die het met elkaar oneens zijn en zij gebruiken hun respectievelijke volkeren om elkaar te bekampen - ze spelen als het ware met het leven van hun onderdanen alsof dit hun eigen leven was maar ze zijn wel sluw genoeg om hun eigenlijke eigen leven niet in de waagschaal te gooien en derhalve houden ze het eigen vege lijf ver af van het oorlogsfront. Vandaar speelt het ook geen rol meer van betekenis dat de betrokken leiders quasi allemaal hoogbejaarden zijn, wat ook in de oorlog tussen Israël en Iran het geval blijkt: Benjamin Netanyahu van Israël is op zijn zesenzeventigste en Ali Khamenei is op zijn zevenentachtigste. Om er nog enkele te noemen die heden aan de touwtjes trekken en die wellicht betrokken zullen worden in de oorlog: Trump is sinds gisteren op zijn tachtigste (Biden regeerde tot zijn eenentachtigste), Poetin is op zijn drieënzeventigste, Erdogan is op zijn tweeënzeventigste en uitzonderlijk worden ze dit keer niet voorbijgestoken door de paus van Rome die pas negenenzestig is.
Maar daagt dan niet spontaan de opmerking van de door Hannah Arendt in haar On violence geciteerde Bertrand de Jouvenel, dat “een man zich [weer]1 meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt?”2Het verschaft hem “onvergelijkbaar genot”, aldus Jouvenel.
Wat ons hier aanbelangt, is de achtergrond van de 'spelers' in kwestie want, zoals gezegd, wenst het volk de vrede maar zijn het zijn leiders die oorlog willen. En als we de betrokkenen in ogenschouw nemen, valt het op dat zij hun leven lang al oorlog hebben gevoerd, ja, het kan wel niet anders of zij kampen met zware trauma's en met paranoia. Laten we daarom besluiten met een samenvatting van het curriculum vitae van zowel de Israëlische als de Iraanse leider.
Benjamin Netayahu die eerder al premier was (van 1996 tot 1999, van 2009 tot 2021 en van 2022 tot heden) en die tevens talloze ministerposten bekleedde, is een rechtse neoliberaal die net zoals zijn vader (een professor geschiedenis en een Zionist met groot wantrouwen jegens Arabieren die van geen Palestijnse staat wil weten en die daarom de VN-resolutie 181 (met het tweestatenplan) verwierp). Benjamin verloor in 1976 in Oeganda een broer die daar gegijzelden trachtte te bevrijden3 Hijzelf werkte voor het leger in het Matkal Commando, een antiterreureenheid die onder meer in de strijd tegen de PLO actief was en verder was hij ook consultant en ambassadeur bij de VN. Hij geraakte verwikkeld in strafzaken en in november 2024 vaardigde het Internationaal Strafhof in Den Haag een arrestatiebevel tegen hem uit voor oorlogsmisdaden in Gaza, toen bovendien bleek dat hij jarenlang zijn aanklagers bespioneerd en bedreigd had.
Ali Khamenei is als 'levende martelaar'4 staatshoofd in het voor 98 procent sjiitische Iran dat een theocratie werd (met een gecontroleerd parlement) sinds in 1979 sjah Pahlavi (van wat toen nog Perzië heette) werd verdreven in de Iraanse Revolutie onder de leiding van de antiwesterse Ayatollah Khomeini die de sjah jarenlang bestookte vanuit de heilige Iraakse stad Najaf (heilig vanwege het graf van Ali die volgens de sjiieten de enige legitieme opvolger is van de profeet) die de Amerikanen tijdens de Irakoorlog van 2003 weliswaar omsingelden maar niet durfden te betreden. Khomeini was de zoon van een vermoorde vader, hij zat tien maanden in de gevangenis en zwierf vanaf 1964 tot 1979 rond in Turkije, Irak en Frankrijk.
Als er geen tragedies met onschuldige mensenlevens mee gemoeid waren, men zou het warempel zielig noemen maar gaat het hier om een heuse godsdienstoorlog of moet men het veeleer gaan zoeken bij middels parades en oorlogen te compenseren aperte doch obligaat te verstoppen psychische en fysieke impotenties van lui die niet kunnen aanvaarden dat zij aan het eind van hun Latijn zijn?
(J.B., 15 juni 2025)
1Het woord tussen vierkante haken is uiteraard ons eigen toevoegsel.
2Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004), pag. 60. (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.).
J.S. Mill stelt dat met de gehoorzaamheid als kern van de beschaving enerzijds de wil om macht over anderen uit te oefenen en anderzijds de afkeer om die te ondergaan, ons domineren maar, aldus Hannah Arendt: “het onderwerpingsinstinct, een brandend verlangen om te gehoorzamen en door een sterke man overheerst te worden, neemt in de menselijke psychologie minstens zo'n grote plaats in als de wil tot macht, en is in politiek opzicht misschien wel relevanter.”2 Tirannie en onderwerpingsdrang gaan vaak samen, alsook de afkeer van die twee. En niet onbelangrijk: “In een vertegenwoordigende regeringsvorm wordt het volk verondersteld te heersen over degenen die hem besturen.”3 Maar ook een monarchie behoeft de volkssteun. “Zelfs de tiran, de ene die over alle andere heerst, heeft bij zijn gewelddaden helpers nodig, hoewel hun aantal beperkt kan zijn.”4 Zo zegt Montesquieu dat tirannie de meest gewelddadige en de minst machtige regeringsvorm is; macht heeft een meerderheid nodig, geweld niet, en “zo kan een democratie zonder constitutie de rechten van minderheden op geduchte wijze onderdrukken (…) zonder ook maar enige vorm van geweld te gebruiken.”5
“De uiterste vorm van macht is allen tegen één, de uiterste vorm van geweld is één tegen allen. En dit laatste is nooit mogelijk zonder instrumenten.”6 Macht is pas mogelijk waar men gemachtigd is door een groep. “Het ligt in het karakter van een groep en haar macht besloten om zich tegen onafhankelijkheid, het kenmerk van individuele sterkte, te keren.”7 Autoriteit heeft geen dwang nodig, zij steunt op respect en wordt ondermijnd door minachting, “en de beste manier om haar te ondermijnen is gelach.”8“Geweld onderscheidt zich tenslotte door zijn instrumentele karakter.”9 Geweld is een laatste redmiddel om macht in stand te houden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
In het tweede deel van Hannah Arendts geschrift Over geweld1 merkt zij een bijzonder belangrijk feit op. Eerst heeft zij het over de relatie tussen macht en geweld waarbij zij aantoont dat talrijke uitspraken van filosofen van het ganse politieke spectrum eensluidend zijn en vervolgens wijst zij de bureaucreatie aan als de gevaarlijkste tirannie die uitmondt in oorlog.
Wat betreft het eerste punt verwijst zij naar Georges Sorel, C. Wright Mills, Max Weber, Karl Marx, Mao Tse-Tung, Bertrand de Jouvenel, Sartre, Voltaire, Clausewitz, Strausz-Hupé, Alexander Passerin d' Entrèves en nog anderen die het er eigenlijk al sinds de Oudheid allemaal over eens zijn dat geweld de manifestatie is van macht (en zo schrijft bijvoorbeeld Jouvenel “dat 'een man zichzelf meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt', iets dat hem 'onvergelijkbaar genot' verschaft”2), om het dan te hebben over de nieuwe hedendaagse staatsvorm van de bureaucratie: “het bewind van een complex systeem van burelen waarin geen enkel mens, noch de eenling of de beste, noch de weinigen [elitarisme] of de meerderheid [democratie], verantwoordelijkheid draagt en dat terecht als niemandsbewind zou kunnen worden aangeduid.”3 En dan merkt Arendt op dat als tirannie een bewind is dat zich nimmer verantwoordt, een niemandsbewind wel de tirannie bij uitstek moet zijn. “Deze stand van zaken, die het onmogelijk maakt om de verantwoordelijken te lokaliseren en de vijand te benoemen, is een van de belangrijkste oorzaken van de huidige wereldwijde onrust, haar chaotische aard en haar gevaarlijke neiging om buiten haar oevers te treden en op onverantwoordelijke wijze tekeer te gaan.”4
Meteen weten wij hiermee, intussen meer dan een halve eeuw later - en wat betreft Sein und Zeit is dat welhaast een eeuw later! -, waar de huidige oorlog zijn wortels zou kunnen hebben. Het is immers duidelijk dat Arendt alludeert op 'das Mann' uit 'Sein und Zeit' uit 1927 van Martin Heidegger (1889–1976), haar leermeester met wie zij samenwerkte en goed bevriend was maar die zij in dit essay uit 1969 nergens citeert.5
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
5Het moet gezegd dat Martin Heidegger zekere nazisympathieën had, dat hij misschien op de hoogte was van wat het toenmalige bewind van plan was met de joden en dat de 'verhouding' die Hannah Arendt met haar leermeester had er misschien ook een was van een joodse spionne die haar volk alsnog trachtte te beschermen maar daarover lijken om begrijpelijke redenen de meningen sterk uiteen te lopen.
Over het jodendom (J.B., november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 1: Beknopte historiek
Van oudsher hebben mensen zich gevestigd in vruchtbare gebieden, in streken waar water is en zon en zo ligt in de Oudheid, zo'n vier duizend jaar voor Christus, de wieg der beschavingen in drie stroomgebieden in het Midden-Oosten, de Levant of “het land van de opgaande zon”. Op de plek waar de delta van de Nijl gelegen is, situeert zich het oude Egypte. De Harappa of de Indusbeschaving ontwikkelde zich rond de Indus met zijn vele bijrivieren. En in het zogenaamde “land van melk en honing”, het tweestromenland of Mesopatamië waar de Tigris en de Eufraat lopen, was er de beschaving van Sumer of de Sumerische beschaving, de plek vanwaar de Joden stammen.
Volgens de Bijbelse ontstaansgeschiedenis van het jodendom schiep God Adam en Eva en zij hadden naast Kaïn en Abel nog een derde zoon, Set genaamd, die de vader werd van Methusalem, wiens zoon Lamech was en diens zoon was Noach. Naast Cham en Jafet was ook Sem een zoon van Noach - Sem zou zijn naam gegeven hebben aan de Semieten, zoals de Joden ook worden genoemd (ofschoon een andere uitleg aangeeft dat het Semitisch alleen maar naar een taalgroep verwijst). Sem was een voorvader van Abraham, de gemeenschappelijke stamvader van Arabieren en Joden.
De Joden kennen een lange, bloedige voorgeschiedenis van machtsstrijd om de troonsopvolging, te beginnen bij het Verenigd Koninkrijk Israël of het Twaalfstammenrijk dat gesticht werd door Saul in Kanaän in 1030 voor Christus. De zoon van Saul, Isboset, verloor de troon aan een hofdienaar uit de stam Juda, die koning David werd. Diens zoon werd koning Salomo die het Tienstammenrijk regeerde. Uit de overige twee stammen, die van Juda en Benjamin, ontstond het koninkrijk Juda.
Tussen 79 en 94 na Christus schreef Flavius Josephus in het Grieks de volgens hemzelf complete Joodse Geschiedenis (Ioudaïkè Arkhailogia of Antiquitates Judaicae). De oorlogszuchtige Joden zouden rond Palestina geleefd hebben tussen tussen 536 voor en 73 na Christus en in Judaea (toentertijd een Romeinse provincie) vanaf 44 na Christus. Over de jaren daarna (van 66 tot 73) vertelt Flavius Josephus in een ander werk, getiteld: De Joodse oorlog tegen de Romeinen.1 Dat werk handelt over de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel.
Vooraleer zij tempels bouwden, kwamen de Joden onder Gods hoede samen in een verplaatsbare ontmoetingstent, de tabernakel, gebouwd rond een heilige kist, de Ark van het Verbond, waarin de twee stenen platen met daarop de tien geboden, door Mozes van Jahweh zelf ontvangen op de Sinaï tijdens de uittocht der Joden uit Egypte, bewaard werden. Op die uittocht en gedurende hun oorlogen droegen de Joden Jahweh met zich mee (als een licht dat boven de ark zweefde) om die desnoods naar het front te sturen in de hoop aldus te zullen overwinnen. Edoch, de Filistijnen maakten de ark buit en ofschoon aangenomen werd dat de ark nadien in de tempel werd bewaard, is het onduidelijk wat er verder mee gebeurde.
De eerste tempel werd gebouwd door koning Salomo tussen 1000 en 900 voor Christus en hij werd verwoest door de Babylonische koning Nebucadonozor II in 586 voor Christus. De tweede tempel, de tempel van Herodes, werd gebouwd in 515 voor Christus door de stadhouder van Jehud, Zerubbabel; hij werd pas in 64 na Christus voltooid en amper zes jaar later, in 70 na Christus, verwoest door de Romeinse keizer Titus - een overblijfsel daarvan is de Westmuur of de Klaagmuur.
De eredienst werd voortaan in de synagogen gehouden en men gelooft dat de resten van de tempel zich bevinden onder het tempelplein op de tempelberg waarop nu twee moskeeën staan: de zevende-eeuwse Rotskoepel (waar Mohammeds hemelvaart plaatsvond) en de achtste-eeuwse Al-Aqsamoskee. De tempelberg werd in de oudheid bovenaan vlak gemaakt om gebruikt te worden als dorsvloer en dorsen betekent dat het kaf van het koren wordt gescheiden, wat op deze plek ook zou gebeurden met betrekking tot het mensdom, na het armageddon, op het einde der tijden.
De Joden en de Mohammedanen vechten om Jeruzalem, op de dorsvloer die de tempelberg is, waar aan het begin der tijden het kaf gescheiden werd van het koren en waar dat aan het einde der tijden opnieuw gebeuren zou met betrekking tot het mensdom. En dat verschrikkelijke bijgeloof heeft ervoor gezorgd dat die bloedige strijd ook vandaag in alle hevigheid blijft doorgaan en zelfs nog uitbreiding neemt met slechts het uitzicht op een nieuwe wereldoorlog.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 2: De atoombom, de nieuwe Ark des Verbonds
De Ark van het Verbond slaat op het verbond dat Jahweh via Mozes sloot met zijn volk dat onder de goddelijke gratie zou vallen mits het de wet van Mozes zou naleven - nadat het ten tijde van Noach gestraft werd met een zondvloed die, als wij de klimatologen mogen geloven, heel binnenkort aan een heruitgave toe is. Edoch, een herhaling van die ramp zou in tegenspraak zijn met de belofte dat dit nooit meer zou gebeuren in het zog van de goddelijke vergeving ten teken waarvan toentertijd aan de hemel voor het eerst een regenboog verscheen, vandaag symbool van de verdraagzaamheid jegens de verscheidenheid onder de mensen.
Dat dit alles beslist louter bijgeloof is, kan blijken uit het feit dat dergelijke verzinsels in geen geval kunnen stroken met de werkelijkheid maar het geloof is hardleers en om bijvoorbeeld te kunnen verklaren waar Adams zonen hun vrouwen vandaan haalden, (men kan het niet gekker bedenken), ontwikkelde men de theorie van de preadamieten, de mensen die geleefd moeten hebben voor Adam - hun bestaan moet immers verklaren hoe de zonen van de eerste mensen aan hun vrouwen kwamen.2 Zo ook waren de hemelvaart van de Heer en die van zijn (immers onbevlekt ontvangen) moeder verklaringen waarom niemand op aarde deze onsterfelijke mensen ooit nog tegen het lijf is gelopen.3
Zoals oorlogende primitieve stammen hun totem met zich mee droegen om hun veiligheidsgevoel te garanderen, zo werd met de Ark des Verbonds gezeuld van strijdperk naar strijdperk omdat men geloofde dat Jahweh zelf er op zetelde, dat Hij aldus zijn dappere soldaten vergezelde en bijstond: de Ark garandeerde de zege over de meest gevreesde vijanden en zij was aldus het geheime en het meest krachtige wapen van het uitverkoren volk. Vandaag wil men nog altijd de tempelberg innemen en de verloren geraakte Ark onder het graniet van de rots vandaan halen maar in feite koestert men een heel ander wapen, diep onder de grond, in de kelders waar geen mens mag komen - het wapen mede verzonnen door een man van joodse komaf die luistert naar de naam van Albert Einstein.
Zoals men de naam van God niet ijdel mag gebruiken, zo ook zwijgt men in alle talen over de bom die, eenmaal gelanceerd, er zal voor zorgen dat de Vierde Wereldoorlog met stenen zal worden uitgevochten, zoals Einstein zelf het stelde. De geleerde was overigens pacifist, socialist en antizionist en hij bedankte voor de eer toen hem het presidentschap van Israël werd aangeboden na de dood van Chaim Weizmann.
Weizmann, de eerste Israëlische president, was wel een zionist. Het zionisme is als ideologie en nationale beweging ontstaan op het einde van de negentiende eeuw vanuit een heimwee van de Joden naar een thuisland sinds zij ballingen waren reeds ten tijde van de Babylonische overheersing: zij wilden zich gaan vestigen waar ooit de stammen van Juda en Israël leefden, namelijk bij Jahweh zelf, waar koning David zijn graf heeft, waar het Laatste Avondmaal plaatshad en waar Maria stierf, namelijk in Jeruzalem op de Tempelberg, ook de berg Sion of Zion genaamd.
De Zionistische Wereldorganisatie, gesticht door Theodor Herzl en Max Nordau, reageerde op het antisemitisme maar werkte het ook in de hand. Zij wilden een joodse staat oprichten en wat betreft de locatie dachten zij vooral aan “ons onvergetelijk historisch thuisland” Palestina en aan (het dun bevolkte) Argentinië. Herzl wilde de joodse huisvesting als een soort kolonie in een vreemd land omzichtig doen verlopen “want het komt regelmatig voor dat de regering, daartoe geprest door de zich bedreigd voelende bevolking, een verdere toevloed van joden verhindert.” Hij wilde het doen onder Europees protectoraat. "De Joden (…) zullen hun eigen staat krijgen (en) leven als vrije mensen op onze eigen grond, en vredig sterven in onze eigen woningen. De wereld zal bevrijd worden door onze vrijheid, verrijkt worden door onze rijkdom en versterkt worden door grootheid..."4
Met de 'utopische' roman Altneuland (1902) maakte Herzl het zionisme aannemelijk ("Wij zullen er voor Europa een bruggehoofd naar Azië vormen, een bolwerk van de Beschaving tegen de Barbarij"5) maar hij zag de autochtone Arabieren over het hoofd: "Men moet de plaatselijke bevolking geen werk geven" (tenzij:) "het droogleggen van moerassen en het uitroeien van slangen". (Daarna moet men ze) "ongemerkt over de grens zetten".6
Herzl kon Chamberlain winnen voor de idee om de joodse staat in Oeganda te vestigen maar hij overleed in 1904 en op zijn graf in Jeruzalem leest men: "Wenn ihr wollt, ist es kein Märchen". Het jaar daarop viel de keuze op het grondgebied Palestina dat in twee verdeeld werd. Maar sommige Joden veroordelen Herzl's droom als een dwarsbomen van Gods plannen met zijn uitverkoren volk.
Na het einde van W.O.II met de moord op zes miljoen Joden in de concentratiekampen en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus 1945 met een kwart miljoen doden en nog eens zoveel slachtoffers ingevolge de stralingsziekte, werd in 1948 Israël gesticht dat reeds in 1966 beschikte over atoombommen - vandaag zo'n negentig stuks. Momenteel positioneren zich naar aanleiding van de oorlog een aantal Amerikaanse vaartuigen in het oostelijk deel van de Middellandse Zee en dat zijn geen vissersboten.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 3: Op weg naar het 'beloofde' land: utopie en werkelijkheid
Men zou het joodse volk doorheen de geschiedenis kunnen vergelijken met een thuisloos kind dat gedoemd is om op straat te leven, rond te zwerven en te leven van allerlei klusjes her en der waardoor het weliswaar behendig en zelfredzaam werd en heel wat kennis verzamelde over de vele plekken waar het geweest is maar tegelijk bleef kampen met een diepe heimwee. Het werd uiteindelijk door een rechter toegewezen aan een pleeggezin dat het stiefmoederlijk behandelde, of eerder nog: een placebo-thuis waarmee het in de clinch ging toen de jaren van volwassenheid het naar onafhankelijkheid en vrijheid deed verlangen.
Er zijn volkeren die van nature nomaden zijn en die ook niet liever willen dan rond te trekken, zoals bijvoorbeeld de Roma, de 'bohemiens' (i.e.: van Bohemen) die eertijds 'zigeuners' werden genoemd, trekkers van dorp naar dorp, begaafde muzikanten met huizen op wielen die tot voor kort als foorkramers onze kermissen opluisterden - nu stilaan overgenomen door grote bedrijven. Interessant is hier dat het woord 'zigeuner' verwant blijkt met het Engelse 'gipsy' en het Spaanse 'gitano', verwijzend naar het woord 'Egyptisch', waaruit etymologen afleiden dat de Roma wellicht verwant zijn met de (zeshonderdduizend of volgens de Bijbel twee miljoen) joden die in 1313 voor Christus na hun Exodus of uittocht uit Egypte (waar ze gedurende vier eeuwen gevangen waren) veertig jaar lang ronddoolden in de woestijn, op zoek naar het hun door Jahweh 'beloofde land'. De twee vrouwen met de witte hoofddoek ('bern' genoemd) links onderaan op het middenpaneel van 'De hooiwagen' van Jeroen Bosch uit 1515 (die daarmee Jesaja 40:6-7 illustreert) zijn Roma-vrouwen. Links naast de hooiwagen, achter de hoogmoed symboliserende paus en de keizer te paard, zijn overigens ook joden afgebeeld met in hun midden de Antichrist: ofschoon hij vereenzelvigd werd met de Romeinse keizer Nero, die 'zwanger was van een worm', geloofde men dat hij een jood moest zijn. Samen met de joden werden de Roma die het transport naar Polen misten waar zij als slaven werden ingezet, door Hitler in concentratiekampen in Bełżec, Sobibór en Treblinkauitgemoord. Dat lot deelden allen die niet beantwoordden aan het racistische ideaalbeeld van een waanzinnige utopie die aan zes miljoen onschuldige mensen het leven kostte.
De daadwerkelijke verwezenlijking van een (politieke, religieuze of nog andersoortige) utopie blijkt overigens doorheen de hele geschiedenis het recept bij uitstek voor het welslagen van gigantische catastrofen met in hun zog onnoemelijk menselijk leed, oorlogen en genocides maar kennelijk kan de mens het in zijn hoogmoed niet laten om aan de werkelijkheid zoals zij is, zijn waanzin op te dringen. De katholieke kerk met haar 'heilige' missies die het kolonialisme moesten verkappen en de door megalomanie gedreven rooftochten in alle continenten, sinds haar bestaan doorheen de ganse geschiedenis met als voorbeeld uit de eigen historie de droom van de door grootheidswaan gedreven vorst Leopold II met een Afrikaans land waarvan hij de bevolking decimeerde om zich eerst met ivoor en vervolgens met rubber persoonlijk onnoemelijk te verrijken; de moordenaars van de autochtone bevolking van het Amerikaanse continent in het zog van Christoffer Columbus; de fundamentalistische islam met haar zending die de onderwerping wil van alle mensen...
Plato's Republiek of ideale staat was een aristocratie - de ganse werkelijkheid was in zijn opvatting een schaduw van volmaakte (na te volgen) ideaalbeelden, een onderneming die uiteraard tot mislukking is gedoemd. Bij Plato gaat het om de verwezenlijking van een verstandelijk gepland ideaal zoals onder meer het communistische. In de vierde eeuw beschreef Augustinus' de ideale aardse staat (civitas terrena) naar het model van de godsstaat (Civitas Dei). Thomas Morus' Utopia uit 1516 is een fantasie van een collectivistisch ideaal land in de verwezenlijking waarvan hij uiteindelijk zelf niet geloofde. De utopieën die de revue passeren zijn niet te tellen, de dystopieën daarentegen verwezenlijken zich kennelijk met een verbluffende voorspelbaarheid - het best gekende voorbeeld is uiteraard George Orwells 1984. Maar we moeten bij het onderwerp blijven: ook Israël is een poging tot verwezenlijking van een utopie, zoals geformuleerd door Theodor Herzl, eerst in zijn essay Der Jodenstaat van 1896 en vervolgens in zijn roman Altneuland van 1902, geschriften die in het licht van de huidige opflakkering van de Israëlische kwestie enige aandacht verdienen.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 4: “Der Judenstaat” (1896) van Theodor Herzl7
De ondertitel van Herzls opstel luidt: “Versuch einer modernen Lösung der Judenfrage” - in vertaling: “Poging tot een moderne oplossing voor het jodenprobleem.” Het was ongetwijfeld deze verzuchting die Hitler spottend parafraseerde met het gebruik van de term 'Endlösung' of 'Finale oplossing' waarmee hij niets minder bedoelde dan de 'Vernichtung' of de 'uitroeiing' van de joden.
Toen Herzl zijn essay schreef, was de Holocaust nog ver af maar de joden die toentertijd vooral in tsaristisch Rusland verbleven, waren (tussen 1881 en 1905) slachtoffer van de zogenaamde pogroms of een soort van vervolgingen of razzia waarbij bijvoorbeeld de huizen platgebrand werden, zoals ook gebeurde met de woningen van de zwarten, meer bepaald om hen te onderwerpen, ten tijde van het ivoor- en rubberschandaal in de Congo onder Leopold II.
In Rusland (vooral in Oekraïne) stierven duizenden joden en ook na de Oktoberrevolutie van 1917 werden in de Russische burgeroorlog honderdduizend joden vermoord door de anticommunisten - de 'Witten', namelijk de grootgrondbezitters en de adel die hun privileges niet wilden afstaan, precies zoals dat gebeurde in het verzet tegen de abolitionisten in de Amerikaanse burgeroorlog van 1861 tot 1865. Berucht is de pogrom van 1905 in Jekaterinoslav waarbij vele joodse kinderen werden omgebracht. Honderdduizenden joden emigreerden daarop naar de V.S.
De geschiedenis staat echter bol van de massamoorden op de joden: tijdens de Babylonische ballingschap vanaf 597 voor Christus werden de joden uitgemoord, in 1011 moorden de Moren hen uit in Córdoba, in 1033 en ook in 1276 in Fez in Marokko, in 1066 in Granada alsook tijdens de Kruistochten, in 1291 in Bagdad, in 1309 in het Nederlandse Born, tijdens de pestepidemie van 1348-'49 werden zij vals beschuldigd de pest te verspreiden met navenante vervolgingen in heel Europa (ook in Brussel), in 1465 werden àlle joden in Fez vermoord, in 1506 was er in Lissabon een pogrom tegen joden op bevel van Dominicanen met duizenden doden, in 1679 maakte een pogrom in Jemen tienduizend doden (de joden werden daar in de woestijn gedreven), in 1790 in Tétouan in Marokko, in 1819 in Duitsland, daarna in Odessa door Grieken en Russen, in 1834 in Safed in Palestina, in 1881-'84 in Rusland, in 1888 in Iran, in 1903 tot 1906 opnieuw in Rusland, onder meer in Odessa waarvan de latere Israëlische premier Golda Meïr als klein meisje een trauma opliep, in 1907 in Casablanca in Marokko, in 1910 in Iran, in 1912 in Fez, in 1919 in Catalonië en verder in Oekraïne (1919-1920), Palestina (1929), Turkije (1934), Duitsland (de Reichskristallnacht van 1938), de beruchte moordpartij op joden die met metalen staven de schedel werden ingeslagen in Litouwen (1941), Bagdad (1941), Polen (1946), talloze pogroms in de Arabische wereld na het uitroepen van de joodse staat van 1948 tot 1954. De verzuchting van Herzl, het verlangen naar een thuisland en een veilige haven, is meer dan begrijpelijk.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 5: Theodor Herzls zionisme, het Russische antisemitisme en de geschiedenis van de “Protocollen van de wijzen van Sion”8
In West-Europa werden de joden vervolgd en zij vluchtten naar Rusland waar zij (geregelde vervolgingen ten spijt) thuis waren van in de vroege middeleeuwen en wel in die mate dat in de elfde en twaalfde eeuw een wijk van Kiev de “joodse stad” werd genoemd. Edoch in 1881 werden zij valselijk beschuldigd van de moord op tsaar Alexander II waarna zij vervolgd werden: hun huizen werden platgebrand, zij werden vermoord, niet toegelaten tot scholen en hogere beroepen, in 1886 uit Kiev verbannen, in 1891 uit Moskou verbannen en in 1892 kregen zij ook nog verbod op verkiezingsdeelname. Toen de communistische revolutie broedde, gebruikte de geheime politie van de tsaren, de ochrana, met de bijstand van de Russisch-Orthodoxe kerk, het antisemitisme als wapen tegen de revolutionairen die zij ervan beschuldigden een complot te smeden tegen de christenen en dat trachtten ze te bewijzen middels een geschrift, de zogenaamde “Protocollen van de wijzen van Sion”.
Het gaat om een fictief verslag van een vergadering in Bazel in 1897 van complotterende zionisten die het christendom zouden willen vervangen door de joodse wereldheerschappij.
Het jaar voordien, in 1896 publiceerde de zionist Herzl inderdaad zijn essay “Der Judenstaat” en daar omtrent plande hij ook vergaderingen met gelijkgezinden maar dat handelde helemaal niet over een joodse wereldheerschappij doch over de zoektocht naar een joods thuisland teneinde eindelijk komaf te kunnen maken met de (in de voorgaande aflevering van deze reeks vermelde) lange geschiedenis van wereldwijde vervolging.
Dat de Protocollen een vervalsing waren, bleek vrijwel onmiddellijk: iedereen kan nagaan dat zij een quasi letterlijk plagiaat zijn van een oudere tekst gericht tegen Napoleon III waarin deze keizer werd vervangen door 'de joden' en Frankrijk door 'de wereld'. De vervalsing gebeurde door de ochrana, de geheime politie van de tsaren.
De hocus pocus of hoax zat, meer in detail, als volgt in elkaar. De oudere tekst waarvan zij geplagieerd werden, dateert van 1864 en is van de hand van Maurice Joly (1829-1878). Volgens Umberto Eco is die tekst op zijn beurt een afschrijfsel van een werk van Eugène Sue (1804-1857) dat tevens andermaal geplagieerd en aangepast werd, namelijk in 1868 door Herman Goedsche. Over de authenticiteit van deze ontmaskerende bronnen kan men overigens alle info vinden op het internet.
Niettemin ging deze tekst een eigen leven leiden en werd hij wijd en zijd vertaald en uitgegeven door antisemieten, vooral Islamieten en zo bijvoorbeeld wordt ernaar verwezen als naar een 'historisch document' in het handvest van de Palestijnse terreurbeweging Hamas. De Duitse uitgave van 1922 kwam Hitler en zijn NSDAP goed van pas en vanaf 1967 verspreidden onder meer antisemitische islamitische fundamentalisten zoals Faëz Ajjaz in Libanon, Syrië en Saoedi-Arabië de tekst om de Jodenhaat aan te wakkeren. Faëz Ajjaz zou ook banden hebben met extreemrechts in Vlaanderen, waar in 1941 Lannoo in Tielt de Protocollen uitgaf.
De vervalsing wordt tevens benut in de New Age-beweging door de fantast-evangelist Robin De Ruiter met onder meer zijn in 2017 verschenen trilogie “De 13 satanische bloedlijnen: de oorzaak van veel ellende en kwaad op aarde”, een fantasie over de Illuminati of de op wereldmacht beluste, complotterende joden en vrijmetselaars, veelvuldig vertaald in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Turks en Russisch. Zij worden vaker geïdentificeerd met de bankiersfamilie Rotschild die Hitler nog zou hebben geholpen met zijn Holocaust. Naar deze potentaten werd ook verwezen in de zogenaamde complottheorieën naar aanleiding van de politieke perikelen omtrent de coronapandemie.
(J.B., 14 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 6: Der Judenstaat
De oorspronkelijk titel van Herzls “Der Judenstaat” luidt: “Gericht aan de familie Rothschild” maar de Rothschilds verwierpen Herzls plan. Het pamflet is een basistekst van het Zionisme en betreft de stichting van een onafhankelijke joodse staat in de twintigste eeuw in Palestina waar de joden vandaan komen. Dit vanuit de noodzaak om aan de joden die dat wensen een thuisland te geven waar zij in vrijheid en vrede kunnen leven op hun eigen grond in plaats van in Europese ghetto's, wat niet anders kan in gevolge het antisemitisme. Maar Herzl voorzag dat het inplanten van een joodse kolonie weerstand zou oproepen bij de autochtone bevolking van Palestina en achtte het daarom noodzakelijk om deze onderneming te laten plaatsgrijpen onder Europees protectoraat teneinde de soevereiniteit van het joodse volk te kunnen verzekeren. De Engelsen wilden zich inzetten om de stichting van Israël te steunen, wat vastgelegd werd in de “Balfour Declaration” van 1926, waarin staatssecretaris Arthur Balfour zijn steun betuigt aan Lord Rothschild van de Brits-Joodse Gemeenschap. Nadat zich in de jaren dertig al joden waren gaan vestigen in Palestina met inderdaad de voorziene Arabische revolte van 1936-'39 tot gevolg, moesten de Britten de verdere instroom van joden afremmen. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948 volgde de daadwerkelijke stichting van de staat Israël.
2Deze theorie werd ontwikkeld door Bijbelcriticus en Hugenoot Isaac La Peyrère (1596-1676) die zich hiervoor baseerde op "Thesaurus temporum" van de Franse protestantse humanist Josephus Justus Scaliger (1540-1609).
3Dat Onze-Lieve-Vrouw onbevlekt ontvangen is, betekent dat immers zij niet bevlekt was met de erfzonde die volgens het eerste Bijbelboek Genesis de mens sterfelijk heeft gemaakt.
7Voor de oorspronkelijke tekst, zie: THEODOR HERZL, DOCTOR DER RECHTE, DER JUDENSTAAT. VERSUCH EINER MODERNEN LÖSUNG DER JUDENFRAGE, LEIPZIG UND WIEN 1896, M. BREITENSTEIN’S VERLAGSBUCHHANDLUNG, WIEN, IX., WÄHRINGERSTRASSE 5: https://de.wikisource.org/wiki/Der_Judenstaat
In de afgelopen dagen heeft Israël (niet voor het eerst en ook niet als eerste) het gedrocht van de zogenaamde 'preventieve aanval' - vaker beschouwd als 'de beste verdediging' - uitgevoerd op het als zijn aartsvijand gebrandmerkte Iran en alras hebben talloze rechtsgeleerden in Iran maar ook in het Westen zich bijzonder afkeurend uitgelaten tegenover deze handelwijze van de agressor om de heel eenvoudige reden dat volgt uit tot de grondslagen van het recht dat het toestaan van vergeldingen van misdaden die niet eens werden begaan, ons op staande voet naar Absurdistan zou katapulteren: een preventieve aanval kan niets anders betekenen dan verkapte agressie.
Uiteraard zijn dit soort van absurditeiten vandaag schering en inslag maar als toegestaan wordt dat mensen, mensengroepen of volkeren bestraft worden vooraleer zij ook maar iets mispeuterd hebben en derhalve in casu alleen maar op grond van de vrees dat zij dit ooit wel eens zouden kunnen doen, dan is dat een vrijbrief voor ongeacht wie om naar eigen goeddunken alle anderen aan te vallen.
Ik heb meneer N. vergiftigd, aldus legt meneer P. aan de rechter uit, omdat ik ervoor vrees dat hij mij bij de volgende verkiezingen stemmen zal afsnoepen. Ik heb alle inwijkelingen het land uitgezet, aldus meneer T., omdat ik vrees dat zij ons, alle statistieken ten spijt, wel eens zouden kunnen aanvallen. De mensen moeten hun rechten worden afgepakt omdat gevreesd wordt dat zij er wel eens misbruik zouden kunnen van maken. We sluiten onze grenzen voor mensen afkomstig uit de helft van de wereld om aldus de kans dat we door mensen aangevallen worden, te halveren. We euthanaseren alle gehandicapten, geesteszieken en ouderen zodat zij het peil van onze volksgezondheid niet langer in gevaar brengen.
Apert absurd doch dagelijkse kost.
De wens om zich tegen onheil te verzekeren kan uiteraard bezwaarlijk worden veroordeeld maar als de middelen daartoe (bij anderen) onheil aanrichten, gaat het om een handelwijze die identiek is aan diefstal en in dit geval diefstal van het goed dat de naam 'veiligheid' draagt want men beveiligt dan zichzelf ten koste van andermans veiligheid en dit kan niet anders worden omschreven dan als diefstal, oneerlijkheid of lafheid.
De grootste industrie op aarde draait om een leugen en meer bepaald is het de industrie van de verzekeringen want zij dankt haar succes aan onze angst voor uitgerekend het minst betwijfelbare van alle dingen, zijnde de dood, wat wil zeggen dat zij gedijt op het slijten van een product dat niets anders inhoudt dan de valse hoop alsnog aan het aller zekerste lot te zullen ontsnappen.
Het verhaal van de straatbende die geld vraagt in ruil voor het aanbod van bescherming is niemand onbekend die ervaren heeft dat het afwijzen van dat voorstel een aanval van de would-be beschermers uitlokt want de beschermer is de bedreiger; de aanbieder of de gever van het product is de dief (van de winst); hij die (zichzelf) geeft (aan de ander), is dezelfde als hij die (de ander tot zich) neemt. En zo ook brengt de geboorte onherroepelijk de dood mee en de gezondheid de ziekte, de vriendschap de vijandigheid, de hoop de wanhoop, de verzadiging het tekort, de dag de nacht. Herakleitos, de allereerste wijsgeer en daarom ook de allerlaatste, zegde het al: de weg naar boven is de weg naar beneden.
Het wordt heel vroeg zomer in het Westen en er komen hittegolven aan. Jaap Kruithof zegde toentertijd in zijn colleges dat wij blij zouden mogen zijn indien de wereld verging door een natuurramp, omwille van het geweten, want de opwarming der aarde die ook in 1990 al besproken werd, is wellicht een ramp van menselijke makelij, een uitvloeisel van de hebzucht en de navenante consumptiecapaciteit waarmee men zich onderscheidt van zijn concurrenten in de beruchte pikorde die gestalte kreeg in een genosuïcidaal1 kapitalisme. En alsof men bang is dat de milieuverloedering niet zal volstaan om de wereld om zeep te krijgen, wordt daar ook nog het spook van de oorlog uit de kast gehaald, want hij is het spreekwoordelijke verlengstuk van de economie in dit afschuwelijke systeem.
In het artikel “macht en geweld”2werd reeds verwezen naar Hannah Arendts essay uit 1969, getiteld: Over geweld3, waarin zij opmerkt dat ingevolge de ontwikkeling van nieuwe wapens het niet langer zo is dat macht in termen van rijkdom gemeten kan worden.4 In dat licht werd de nucleaire wapenwedloop geproblematiseerd.5 De realiteit dreigt Arendts stelling te zullen illustreren daar de Israëlische aanval van afgelopen nacht van Israël op Iran, veroordeeld wordt door het arme buurland Pakistan... dat echter een kernmacht is...
“We hebben te maken met een generatie die absoluut niet zeker is dat ze een toekomst heeft”, aldus citeert Hannah Arendt George Wald.6 De toekomst is een tijdbom en de nieuwe generatie zijn zij die het tikken horen, zo schrijft zij, verwijzend naar de dichter Stephen Spender7 ten tijde van de wereldwijde studentenopstanden in 1969. Niets nieuws onder de zon want toen reeds kon Arendt schrijven over “de belangelozen die door een hartstocht voor rechtvaardigheid werden gedreven”8 dat “het establishment (…) morele argumenten als 'emotionalisme' afdoet.”9
Dat alles heeft volgens haar te maken met het vooruitgangsgeloof dat pas in de achttiende eeuw het licht zag en een eeuw later het grote dogma werd met “Lessings “Erziehung des Menschengeschlechts” waarvan het einde zou samenvallen met de volwassenwording van de mens”10 - een geloof zoals elk ander want de enige zekere toekomst is de dood.11
Bijzonder cynisch is wel dat Arendt moet vaststellen dat in deze wereld geweldloosheid gelijk is aan krankzinnigheid: toen tijdens onregelmatigheden in het volkspark in Berkeley de politie traangas inzette tegen ongewapende studenten en een agent zijn wapen neer wierp, roepende dat hij er niet meer tegen kon, werd dit uitgelegd als krankzinnigheid: “[de agent] werd aan een psychiatrisch onderzoek onderworpen en gediagnosticeerd als lijdend aan 'onderdrukte agressie.'”12
Het vooruitgangsgeloof is een bijgeloof en, heel anders dan gesteld in de Verlichting, lijkt de vooruitgang van de wetenschap af te steven op het einde van de mensheid.13 Dit terwijl het er bovendien sterk op lijkt dat het proces van de (destructieve) vooruitgang alleen met geweld kan onderbroken worden...14
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 juni 2025)
1Als het woord 'genosuïcide' nog niet bestond, dan bestaat het nu en uiteraard betekent het 'volkszelfmoord'.
3Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
4“Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “De hoeveelheid geweld die een bepaald land ter beschikking staat [zou binnenkort weleens niet langer] een betrouwbare garantie [zijn] tegen vernietiging door een aanmerkelijk kleinere en zwakkere mogendheid.” Hannah Arendt, o.c., pag. 36.
5Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “In 1949 doet Rusland zijn eerste kernproef, in 1952 volgt Engeland. In 1950 waren er op de wereld al 304 kernwapens. In 1956 (1960?) ontwikkelde Frankrijk een kernbom, Israël volgde in de jaren '60. In 1964 werd China een kernmacht. Toen Arendt On violence schreef (1969), waren er wereldwijd al meer dan 38.000 kernkoppen. India werd een kernmacht in 1974, Pakistan in de jaren '80, Noord-Korea in 2006. Het aantal kernwapens bereikte een piek in 1985 toen er 63.632 waren, waarna het arsenaal werd afgebouwd tot 12.121 in 2024. De Russen hebben momenteel 5500 kernkoppen, Amerika heeft er 5400, gestationeerd in de VS, Turkije, Italië, België, Duitsland en Nederland.”
6George Wald (1906-1997) Nobelprijswinnaar Geneeskunde (1967) en activist tegen nucleaire wapenwedloop.